ENGINEERING & CONSTRUCT BESTEK

ENGINEERING & CONSTRUCT BESTEK

ENGINEERING & CONSTRUCT BESTEK Ten behoeve van: Operatie Boerhaave te Leiden.

Projectnummer: 50.10068

Opdrachtgever: De staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de als zodanig door (de directeur generaal van) het Rijksvastgoedbedrijf aangewezen projectverantwoordelijke: Rijksvastgoedbedrijf, Transacties & Ontwikkeling De heer R.B. de Vlieg Korte Voorhout 7 | 2511 CW DEN HAAG Postbus 20952 |2500 EZ DEN HAAG 0031(0)6 52092418 [email protected]

Datum: 24 juli 2015

Architect: Oever Zaaijer architectuur en stedebouw De heer Ir. G.K. Tegelberg, b.i. BNA Pedro de Medinalaan 7a |1086 XK AMSTERDAM 0031(0)20 3141111 [email protected]

Adviseur installaties: Smits van Burgst Groep De heer Ir. A.F. van Houten Baron de Coubertinlaan 8 |2719 EL ZOETERMEER 0031(0)79 3427147 [email protected]

Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 1


Adviseur beveiliging en brandveiligheid: Smits van Burgst Beveiliging De heer ing. R.R.C. Godrie PSP RSE Hoevestein 36c |4903 SC OOSTERHOUT 0031(0)162 491600 [email protected]

ATTENTIE Dit bestek wijkt in belangrijke mate af van de traditionele door het Rijksvastgoedbedrijf te gebruiken activiteitgerichte bestekken. In het kader van innovatief aanbesteden wil het Rijksvastgoedbedrijf het bedrijfsleven op andere wijze betrekken bij het realiseren van projecten ten behoeve van de Nederlandse utiliteitsbouw. Door de toepassing van andere contractvormen dan de traditionele wenst het Rijksvastgoedbedrijf het bedrijfsleven bij de uitvoering van werken in staat te stellen tot het doorvoeren van producten procesinnovaties. In dit bestek zijn de voorbereidende werkzaamheden zoals (delen van) het ontwerp dimensioneren, en de uitvoering van het werk geïntegreerd. Hiermee worden technische - en uitvoeringsdeskundigheid gebundeld, zodat de realisatie van het werk door de aannemer kan worden geoptimaliseerd.


Pagina 2


1

BESCHRIJVING VAN HET WERK; GEGEVENS..................................................................................6

11

ALGEMEEN ..........................................................................................................................6

12

DOCUMENTEN ....................................................................................................................6

2 21 3

PROGRAMMA VAN EISEN ......................................................................................................... 10 ALGEMEEN ........................................................................................................................ 10 WERKZAAMHEDEN ................................................................................................................... 15

31

ALGEMENE KENMERKEN ................................................................................................... 15

32

DOELSTELLINGEN / AANDACHTSPUNTEN ........................................................................... 15

4

BOUWKUNDIG.......................................................................................................................... 17

40

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN ...................................................................................... 17

41

VLUCHTTRAP..................................................................................................................... 17

42

ACHTERZETRAMEN ............................................................................................................ 18

43

OVERIGE BOUWKUNDIGE WERKZAAMHEDEN .................................................................... 18

44

BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN T.B.V. DE INSTALLATIES: ................................................ 19

5

WERKTUIGKUNDIGE INSTALLATIES ............................................................................................ 21

50


51

WARMTEOPWEKKING ....................................................................................................... 24

52

AFVOEREN ........................................................................................................................ 24

53

WATER.............................................................................................................................. 27

54

GASSEN............................................................................................................................. 31

55

KOUDE-OPWEKKING EN DISTRIBUTIE ................................................................................. 31

56

WARMTEDISTRIBUTIE........................................................................................................ 37

57

LUCHTBEHANDELING ......................................................................................................... 45


Pagina 3


58

KLIMAATREGELING............................................................................................................ 59

59

BEVEILIGING; BRAND......................................................................................................... 76

510

VASTE SANITAIRE VOORZIENINGEN ................................................................................... 77

6

ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES .......................................................................................... 79

60


61

CENTRALE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES .................................................................. 80

62

BLIKSEMBEVEILIGING ........................................................................................................ 81

63

KANALISATIE, ALGEMEEN .................................................................................................. 81

64

ENERGIEVOORZIENING ...................................................................................................... 82

65

KRACHTSTROOM ............................................................................................................... 83

66

VERLICHTING .................................................................................................................... 84

67

NOODVERLICHTING, CENTRAAL GEVOED ........................................................................... 86

68

COMMUNICATIE ............................................................................................................... 87

69

TRANSPORT ...................................................................................................................... 87

7

BEVEILIGING ............................................................................................................................. 89

70


71

BEVEILIGINGSSCHILLEN ..................................................................................................... 89

72

INBRAAKDETECTIE:............................................................................................................ 90

73

TOEGANGSCONTROLE: ...................................................................................................... 92

8

BRANDVEILIGHEID .................................................................................................................... 94

80


81

BRAND- EN SUBBRANDCOMPARTIMENTERING .................................................................. 95

82

WEERSTAND TEGEN BRANDDOORSLAG (WBD)................................................................... 95

83

WEERSTAND TEGEN BRANDOVERSLAG (WBO) ................................................................... 95

84

BRANDWERENDE DOORVOERINGEN .................................................................................. 95

85

BRANDMELDINSTALLATIE .................................................................................................. 96

86

ONTRUIMINGSINSTALLATIE: .............................................................................................. 99


Pagina 4


9

ALGEMENE VOORWAARDEN ................................................................................................... 101

91

ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN ................................................................................ 101

92

AFWIJKINGEN VAN EN AANVULLINGEN OP DE VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN 101

93

OVERIGE ALGEMEN VOORWAARDEN ............................................................................... 118

10 VOORZIENINGEN M.B.T. BOUWPLAATS ................................................................................... 122 101

BOUWPLAATSVOORZIENING ........................................................................................... 122


Pagina 5


1

BESCHRIJVING VAN HET WERK; GEGEVENS

11

ALGEMEEN

11.1 ALGEMENE BESCHRIJVING 01. Het werk bestaat uit het realiseren in casu het verifieerbaar ontwerpen, voorbereiden, bouwen en onderhouden dan wel realiseren van: 1) Werktuigbouwkunde: verbeteren van de klimaatinstallaties (bevochtigen/koeling/zonwering); 2) Bouwkunde: het herstel en verbetering van alle achterzetramen van het complex, het toevoegen van een trap en bouwkundige voorzieningen ten behoeve van de installaties; 3) Elektrotechniek: het wijzigen cq. uitbreiden van de centrale elektrische energievoorziening en verbeteren van het beveiligingsniveau van het museum en verlichting; 4) Brandveiligheid: verbeteren van de brandveiligheid van collectie en personen; gelegen in de gemeente(n) Leiden, Sectie: H, perceelnummer: 4118 zoals opgenomen in hoofdstuk 2 “programma van eisen” en hoofdstuk 3 t/m 8 “werkzaamheden” van dit bestek. 02. Na oplevering moeten de door de aannemer gedimensioneerde onderdelen c.q. constructies worden gegarandeerd overeenkomstig het bepaalde in bepaling 92.22 lid 03 van dit bestek. 11.2

LOCATIE Het uit te voeren werk is gelegen Lange st. Agnietenstraat 10 te Leiden

11.3

ALGEMENE GEGEVENS Het oppervlak van het werkterrein is aangegeven op tekening 7259.30DO800.

12

DOCUMENTEN

12.1

TEKENINGEN Bij dit bestek behoren tekeningen d.d. 24 juli 2015: Tekeningnr.

Omschrijving.

Bouwkundig: 7259.30DO800 31203-02 31224-01 31232-01

Fasering werkterrein Bouwkundige werkzaamheden (A3 boekje) Vluchttrap en vluchtdeur Overzicht achterzetbeglazing (aanzicht, doorsnede en details)

Werktuigkundige installaties plattegronden: 14722W01 Werktuigkundige installaties begane grond 14722W02 Werktuigkundige installaties 1e verdieping 14722W03 Werktuigkundige installaties 2e verdieping 14722W04 Werktuigkundige installaties zolder en dak Principeschema’s: Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 6


147220-P01 147220-P02 147220-P03 147220-P04 147220-P05 147220-P06 147220-P07 147220-P08 147220-P09 147220-P10 147220-P11 147220-P12 147220-P13 147220-P14 147220-P15 147220-P16 147220-P17 147220-P18 147220-P19 147220-P20 147220-P21 147220-P22 147220-P23 147220-P24 147220-P25

Ventilatie toiletten Bouwdeel CDE Verwarming en koeling kantoren Bouwdeel CDE Verwarming en koeling lage expositiezalen Bouwdeel CDE Verwarming en koeling hoge expositiezalen Bouwdeel CDE Ventilatie kantine Bouwdeel CDE Luchtbehandeling Bouwdeel CDE Naverwarmers luchtbehandelingskast Bouwdeel CDE Luchtbehandeling Bouwdeel B rechts Verwarming en koeling hoge expositiezaal Bouwdeel B (248) Verwarming en koeling lage expositiezaal Bouwdeel B (262) Verwarming en koeling educatie ruimte Bouwdeel B (163) Luchtbehandeling Bouwdeel B links Verwarming en koeling kantoren Bouwdeel B Verwarming en koeling presentatie + lezingzaal (251) Bouwdeel B links Verwarming en koeling educatieruimte (168) Bouwdeel B links Verwarming en koeling educatieruimte/gang (167) Bouwdeel B links Ventilatie trappenhuis Bouwdeel B Luchtbehandeling Bouwdeel A Verwarming en koeling anatomisch theater+foyer Bouwdeel A Verwarming en koeling entree Bouwdeel A Verwarming en koeling gehoorzaal Bouwdeel A Verwarming en koeling werkplaatsen 1e verdieping Bouwdeel A Ventilatie kantoor (210) Bouwdeel A Verwarming en koeling educatieruimten 2e verd. bouwdeel A Koelmachine

Elektrotechnische installaties: 14722-E01 Elektrotechnische installaties begane grond e 14722-E02 Elektrotechnische installaties 1 verdieping e 14722-E03 Elektrotechnische installaties 2 verdieping e 14722-E04 Elektrotechnische installaties 3 verdieping Beveiliging: 7259.30DO600-01 7259.30DO610-01 7259.30DO620-01 7259.30DO200-01 7259.30DO210-01 7259.30DO220-01

Compartimentering beveiligingsschillen begane grond e Compartimentering beveiligingsschillen1 verdieping Compartimentering beveiligingsschillen 2 de verdieping Projectering beveiligingsinstallatie begane grond e Projectering beveiligingsinstallatie 1 verdieping e Projectering beveiligingsinstallatie 2 verdieping

Brandveiligheid: 7259.30DO700-01 7259.30DO710-01 7259.30DO720-01 7259.30DO730-01 7259.30DO301-01

Brandcompartimentering begane grond e Brandcompartimentering 1 verdieping e Brandcompartimentering 2 verdieping e Brandcompartimentering 3 verdieping Brandveiligheidsinstallaties Nieuwe situatie begane grond


Pagina 7


7259.30DO311-01 7259.30DO321-01 7259.30DO331-01

12.2

e

Brandveiligheidsinstallaties Nieuwe situatie 1 verdieping e Brandveiligheidsinstallaties Nieuwe situatie 2 verdieping e Brandveiligheidsinstallaties Nieuwe situatie 3 verdieping

BIJLAGEN Bij dit bestek behoren de volgende bijlagen: Bijlagenr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.

Omschrijving Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan ontwerp); Model Afroep(bank)garantie; Model Verantwoordingsformulier social return; Model Garantieverklaring voor een onderdeel; Model Garantieverklaring voor een gedimensioneerd onderdeel; Model Naamsaanduiding Bouwplaats; RVB Standaard Technische Bepalingen; Mogelijke planning en fasering Operatie Boerhaave 20141209; Overzicht kozijnmerken (achterzetbeglazing) d.d. 26 juni 2015; Kozijnstaat (inventarisatie en specificaties) d.d. 26 juni 2015; Schriftelijke onderbouwing ontwerpuitwerking DO Museum Boerhaave 26062015; 14722F03.ks luchthoeveelheden 26062015; Programma van Eisen BMI met kenmerk: 7259.30-PvE-WvM01; Programma van Eisen OAI met kenmerk: 7259.30-PvE-WvM02; Handleiding integrale beproeving versie 2.0d.d. 04-12-2013; Onderlegger integrale beproeving type 2A versie 2.0 d.d. 04-12-2013; 14722M01.c.LH – Uitgangspuntendocument DO 23-01-2015; Omgevingsvergunning b_NL_IMRO.0546.PB000089-0301.


Pagina 8


12.3

VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE INTERPRETATIE EN AANVULLING VAN VERSCHAFTE INFORMATIE De aannemer is verantwoordelijk voor de interpretatie van alle aan hem verschafte informatie en dient die informatie, voor zover nodig voor de juiste en tijdige uitvoering conform dit bestek, zelf aan te vullen . De aannemer is verplicht te onderzoeken of, en de opdrachtgever onverwijld schriftelijk te waarschuwen indien de aan hem verschafte informatie zodanige fouten bevat of gebreken vertoont, dat hij in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen als hij zonder waarschuwing bij het verrichten van het werk op deze informatie zou voortbouwen.

12.4

INTELLECTUEEL EIGENDOM Alle intellectuele eigendomsrechten van dit bestek, inclusief de tekeningen en bijlagen berusten bij het Rijksvastgoedbedrijf. De aannemer verkrijgt uitsluitend het recht de bedoelde documenten te gebruiken in het kader van de uitvoering van het werk volgens dit bestek. De aannemer is uitsluitend gerechtigd zijn gebruiksrecht over te dragen aan een derde indien en voor zover dit noodzakelijk is in het kader van de uitvoering van het werk volgens dit bestek. In alle andere gevallen is het gebruik van de documenten dan wel de overdracht van het gebruiksrecht door de aannemer niet toegestaan dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever. Aan eventuele toestemming kan de opdrachtgever voorwaarden verbinden.


Pagina 9


2

PROGRAMMA VAN EISEN

21

ALGEMEEN

21.1

EISEN VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN

21.1.1

SCOPE VAN DE VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN De voorbereidende werkzaamheden omvatten het in detail uitwerken van het in dit hoofdstuk 2 beschreven programma van eisen, alsmede de in hoofdstuk 3 van dit bestek opgenomen werkzaamheden tot een uitvoeringsontwerp.

21.2 UITVOERINGSONTWERP 01. De aannemer stelt zo spoedig mogelijk het in bepaling 21.1.1 van dit bestek bedoelde uitvoeringsontwerp op, vergezeld van tekeningen en berekeningen. De aannemer dient hierbij aan te tonen dat met het ontwerp aan de gestelde eisen gaat worden voldaan. Tevens dient de aannemer in het uitvoeringsontwerp selectiecriteria op te stellen voor fabrikaat en type installaties op waarbij per soort installatie wordt aangetoond dat met lage onderhoudskosten de technische levensduur uit de RgdBOEI handboeken behaald kan worden Een en ander moet aansluiten op het bij de inschrijving overgelegde plan van aanpak. Het uitvoeringsontwerp moet voldoen aan de elders in hoofdstuk 2 t/m 9 van dit bestek beschreven eisen. 02. Alle tekeningen moeten voldoen aan het bepaalde in bepaling 21.4.1 lid 01 van dit bestek 03. De aannemer legt het in lid 1 bedoelde uitvoeringsontwerp in tweevoud ter acceptatie voor aan de ste directie, uiterlijk op de 80 werkdag na de dag waarop het werk is opgedragen. 04. De directie zal het uitvoeringsontwerp zo spoedig mogelijk beoordelen en deelt de resultaten, in elk de geval uiterlijk op de 15 werkdag na de dag waarop zij deze heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mee. 05. De beoordeling van het uitvoeringsontwerp door de directie zal zich beperken tot het toetsen van het ontwerp aan de elders in hoofdstuk 2 t/m 9 van dit bestek beschreven eisen. 06. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens het door hem opgestelde uitvoeringsontwerp mits dit door de directie is geaccepteerd. De aannemer mag niet eerder beginnen met het realiseren van de met het uitvoeringsontwerp samenhangende onderdelen c.q. constructie(s) dan na acceptatie daarvan door de directie. 07. Acceptatie van het uitvoeringsontwerp door de directie ontheft de aannemer niet van zijn verplichting om het werk naar de uit dit bestek voortvloeiende eisen uit te voeren. 21.3

KWALITEITSBORGING

21.31

ALGEMEEN a) De aannemer moet in het bezit zijn van een geldig kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm NEN-EN-ISO 9001:2008 'Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen'.


Pagina 10


b) De aannemer stelt naast het uitvoeringsplan zoals bedoeld in bepaling 93.05 zo spoedig mogelijk een kwaliteitsplan op voor het uit te voeren werk. Bij het opstellen van het kwaliteitsplan dient de aannemer rekening houden met de in dit bestek aangegeven controles en verificaties. Tevens rekening houden met de volgende stop- en bijwoonpunten: Stoppunten: 1 Na indienen uitvoeringsontwerp. Bijwoonpunten: 1 Het dichtzetten van het dak / of daksparingen; 2 Het dichtmaken van plafonds waarboven brandveiligheidsvoorzieningen gerealiseerd zijn; 3 Beproeving installaties (luchtbehandeling, beveiliging en brandveiligheid); 4 Integrale beproeving type 2. Het kwaliteitsplan moet uitgaan van het gecertificeerde kwaliteitsysteem van de aannemer gebaseerd op de norm NEN-EN-ISO 9001:2008 'Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen' c) De aannemer legt het door hem gedateerde en ondertekende kwaliteitsplan in tweevoud aan de ste directie ter acceptatie voor, uiterlijk op de 20 werkdag na de dag waarop het werk is opgedragen. d) Het is toegestaan om gebruik te maken van kwaliteitsplannen van combinanten c.q. derden waarbij geldt dat de aannemer er verantwoordelijk voor is dat alle kwaliteitsplannen volledig op elkaar afgestemd zijn, en blijven, en het samenstel van kwaliteitsplannen volledig voldoet aan het gestelde in deze besteksparagraaf 00.02.90. Tevens moeten de betreffende combinanten c.q. derden in het bezit zijn van een geldig kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm NEN-EN-ISO 9001:2008 Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen'. g) De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de acceptatie van het kwaliteitsplan en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag na de dag waarop zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mee. Ingeval van acceptatie worden de exemplaren van het kwaliteitsplan door de directie gedateerd en ondertekend, waarna één van de exemplaren aan de aannemer wordt toegezonden. h) Na acceptatie kwaliteitsplan behoort het onverkort volgen van het geaccepteerde kwaliteitsplan tot de verplichting van de aannemer. Tot de verplichtingen behoort tevens het niet eerder dan na de acceptatie van het kwaliteitsplan in uitvoering nemen van de erop betrekking hebbende werkzaamheden. Het bepaalde in dit lid ontheft de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien. 21.32

INHOUD KWALITEITSPLAN a) De aannemer legt de directie desgevraagd alle relevante documenten, waarnaar in het kwaliteitsplan wordt verwezen, op het werk ter inzage over. b) Het kwaliteitsplan dat betrekking heeft op de uitvoering van het bestek bevat naast het besteknummer, een korte omschrijving van het werk, de datering en de ondertekening door de aannemer, ten minste de volgende onderdelen:


Pagina 11


I. Organisatie en personeel: - organogram van de projectorganisatie, waarin alle betrokken functies zijn weergegeven; - verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leidinggevende functies met betrekking tot de kwaliteitsborging en keuringen. Bij deze functies tevens aangeven de minimale kwalificaties voor deze functies en aan welke functionaris verantwoording wordt afgelegd; - lijst van personen, die deze functies vervullen; - interne en externe overlegstructuren; - overzicht in te zetten zelfstandige hulppersonen en hun kwalificaties. II. Procesbeheersing: - projectplanning waarin de verschillende stappen van de voorbereiding en de uitvoering aan de tijd worden gerelateerd en de tijdsafhankelijkheid van onderlinge relaties van de deelprocessen tot uiting komen. De stappen die kritisch zijn voor het realiseren van de planning, dienen herkenbaar te zijn. De planning moet afgestemd worden op het bedrijfsproces van de gebruiker het museum. Hoofduitgangspunt is dat de uitvoering van het werk (de continuïteit van) het bedrijfsproces van de gebruiker op geen enkele wijze mag verstoren of negatief beïnvloeden. Tevens moet aangegeven worden op welke momenten activiteiten van de directie en/of opdrachtgever wordt verwacht.; - processchema's van alle relevante processen met betrekking tot de uitvoering van het werk, met aanduiding van de kritieke punten. De relatie tussen deze kritieke punten en de van toepassing zijnde procedures en werkinstructies aangeven; - aangeven hoe de identificatie en de naspeurbaarheid van bouwstoffen plaatsvinden. Aangeven hoe een en ander wordt gedocumenteerd; III. Verificatieplan met selectiecriteria: - In het verificatieplan dienen alle eisen (bouwbesluit, weten regelgeving, bestek, norm, tolerantie en/of functionaliteit) opgenomen te worden waaraan voldaan dient te worden. De aannemer dient hierbij verifieerbaar aan te tonen dat met het ontwerp aan de gestelde eisen gaat worden voldaan. - Per soort installatie dienen selectiecriteria opgesteld te worden om type installatie en fabrikaat te bepalen. Hierbij dient aangetoond te worden dat met lage onderhoudskosten de technische levensduur uit de RgdBOEI handboeken behaald kan worden. In relatie tot de aantoonbaarheid dienen vooraf de onderhoudsvoorschriften van de fabrikant te worden overlegd. IV. Keuringsplan: In het keuringsplan alle keuringen met betrekking tot bouwstoffen, (tussen)producten, en (tussen)resultaten opnemen waarvoor in het bestek de normen zijn beschreven. Per keuring of proef specificeren: de in het verificatieplan opgenomen eisen (norm en tolerantie en/of functionaliteit); de al dan niet in het bestek voorgeschreven keuringsmethode (verwijzing of beschrijving); te gebruiken instrumenten (vermelding type/model en meetonnauwkeurigheid); tijdstip en/of frequentie van de keuring; V. Kwaliteitsregistratie: - aangeven hoe de kwaliteitsregistratie wordt uitgevoerd (vastleggen, verzamelen en indexeren), gearchiveerd en gedistribueerd. De te gebruiken formulieren als bijlagen aan het kwaliteitsplan toevoegen;


Pagina 12


VI. Procedures en werkinstructies: - voor de op het bestek van toepassing zijnde procedures en werkinstructies die standaard onderdeel uitmaken van het kwaliteitssysteem van de aannemer, minimaal een verwijzing daarnaar opnemen in het kwaliteitsplan; - de op het bestek van toepassing zijnde procedures en werkinstructies die niet standaard onderdeel uitmaken van het kwaliteitssysteem van de aannemer volledig opnemen in het kwaliteitsplan; VII. Risicomanagementplan: Het risicomanagement dient om helderheid te geven over hoe de aannemer omgaat met risico's, onafhankelijk van of deze op dit moment al bekend zijn. In het plan dient tenminste het volgende te zijn vastgelegd: hoe in de verschillende fases van het project risicomanagement wordt vormgegeven; wanneer en hoe het risicoregister wordt geactualiseerd; hoe beheersmaatregelen worden geïmplementeerd in de projectorganisatie; VIII. Risicoregister: Het risicoregister dient ertoe om tijdens de uitvoeringsfase inzicht te geven in de risico's en de wijze waarop de aannemer deze beheerst. In het risicoregister van het werk dient tenminste het volgende te zijn vastgelegd: de belangrijkste risico's, gebaseerd op een inventarisatie een analyse van deze risico's, waarin ingegaan wordt op de omvang en aard van dit risico. Daarnaast dient de kans dat een risico zich voordoet te zijn beschreven. per risico één of meerdere beheersmaatregelen de eigenaar en de actor van de beheersmaatregel; IX. Documentmanagementplan: Het documentmanagementplan dient om aan te tonen dat het documentmanagement van de aannemer afdoende is geborgd. Het plan biedt de directie inzicht in de totstandkoming van de verschillende documenten (inclusief wijzigingenbeheer). Het plan dient tenminste de volgende onderdelen te bevatten: een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan documentmanagement, bijvoorbeeld hoe wordt gewaarborgd dat op de werkvloer met de juiste versie van tekeningen wordt gewerkt; hoe wordt toegewerkt naar het opleverdossier; een beschrijving van de methode van het traceerbaar bijhouden van wijzigingen; het controleproces van documenten; indien van toepassing het documentmanagementsysteem (digitaal); X. Kwaliteitsplan communicatiemanagement: Dit project vindt gedeeltelijk plaats in een open gesteld museum waarbij het werk uitgevoerd moet worden op zeer veel verschillende locaties in het museum. Goed communicatiemanagement van de aannemer is een vereiste om de uitvoering van het werk te integreren in het bedrijfsproces van de gebruiker zodat de continuïteit hiervan gewaarborgd blijft en het niet negatief wordt beïnvloed. Het kwaliteitsplan communicatiemanagement dient om aan te tonen dat het communicatiemanagement van de aannemer afdoende is geborgd en adequaat invulling geeft aan bovenstaande doelstelling;


Pagina 13


XI. Logistiek plan: In het kwaliteitsplan uitvoering dient extra aandacht besteed te worden aan logistiek op de bouwplaats om aan te tonen dat het logistiek uitvoeringsmanagement van de aannemer afdoende is gewaarborgd en adequaat invulling geeft aan de doelstelling de continuïteit van het bedrijfsproces van de gebruiker te waarborgen en het niet negatief te beïnvloeden.

21.4

ALGEMENE UITVOERINGSEISEN

21.4.1 DOOR AANNEMER TE VERVAARDIGEN TEKENINGEN EN REVISIETEKENINGEN 01. De door de aannemer te vervaardigen tekeningen en revisietekeningen dienen te voldoen aan de door de RVB gestelde eisen aan technisch (revisie)tekenwerk zoals die zijn gepubliceerd op www.rijksvastgoedbedrijf.nl onder "Documenten", “Norm voor revisietekenwerk versie 3.2”. 21.4.2 AANLEVERING DIGITALE GEGEVENS 01. Indien in dit bestek is aangegeven dat gegevens digitaal moeten worden aangeleverd, moet dit gebeuren in het aangegeven bestandsformaat. De aan te leveren bestanden moeten zijn opgeslagen op een geschikte gegevensdrager.


Pagina 14


3

WERKZAAMHEDEN

31

ALGEMENE KENMERKEN Museum Boerhaave, het Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en van de Geneeskunde, is gelegen aan de Lange Agnietenstraat 10 in de binnenstad van Leiden. Het museum is sinds 1987 gehuisvest in het vm. St. Caeciliaklooster, een Rijksmonument. Het complex bestaat naast de museale ruimten uit enkele zalen voor uiteenlopende activiteiten, kantoren en een ontvangsthal na de entree. Het complex heeft drie bouwlagen op een rechthoekig grondplan, met een latere aanbouw van vier bouwlagen, gecentreerd rond een binnentuin waarin zich een waterspeelplaats bevindt. Museum Boerhaave organiseert naast de reguliere museale expositie verschillende soorten activiteiten en de laatste jaren weten steeds meer mensen het museum te vinden. De bestaande situatie van het gebouw sluit niet voldoende aan op de vele activiteiten en personen. Om het museum voor de toekomst bestendig te maken, is het nodig een aantal aspecten aan de gebouwschil en installaties te verbeteren. Dit geheel aan (renovatie)werkzaamheden vormt het project “Operatie Boerhaave”. Voor deze werkzaamheden wordt het museum gesloten van 9 mei 2016 tot en met 16 september 2016. De bouwwerkzaamheden dienen plaats te vinden tussen 1 maart 2016 en 12 december 2016. De omvang van het Boerhaave museum bedraagt ca. 5500 m2 BVO.

32

DOELSTELLINGEN / AANDACHTSPUNTEN Het monumentale gebouw dient na de renovatie adequate huisvesting te bieden aan het Museum Boerhaave en haar collectie. De aannemer dient een zorgvuldige omgang met de architectonische en cultuurhistorische waarden van het complex te garanderen. De aannemer dient daartoe de zorgvuldige inpassing van het ontwerp in het monumentale complex te waarborgen. Klimaatinstallaties en infrastructuur dienen het monument zo min mogelijk aan te tasten. Afscherming dient conform de aangegeven architectonische visie te worden uitgevoerd. Beveiligings- en brandveiligheidsvoorzieningen dienen het monument zo min mogelijk aan te tasten. Zichtbare elementen dienen passend binnen het beeld te zijn. De aannemer dient rekening te houden met een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden. Bij aanvang zullen delen van het museum nog in gebruik zijn en is nog collectie in het museum aanwezig. De aannemer heeft bij aanvang een beperkt werkterrein ter beschikking. De aannemer dient te rekenen op een gefaseerde ingebruikname van het museum in verband met de benodigde tijd voor inrichting en inhuizing collectie voor de opening. De fasering en planning dient in overleg met de gebruiker en opdrachtgever te worden afgestemd en vastgelegd in het uitvoeringsplan. Het klimaat dient geborgd te zijn voor delen van het museum waar collectie aanwezig is. De inbraakwerendheid en detectie dient ook tijdens de uitvoering te zijn geborgd. De aannemer dient per fase een beveiligingsplan op te stellen. De aannemer dient rekening te houden met het plaatsen van stofschotten en/of tijdelijke barrières ten behoeve van beveiliging. In ruimten die in gebruik zijn van het museum dient te allen tijde stofvrij te worden gewerkt.


Pagina 15


Steigers op de binnenplaats en/of buiten terrein dienen te worden afgeschermd met damwandprofiel of gelijkwaardig. Ten behoeve van sociale controle dienen hierin doorzichtige stroken te worden voorzien. Veilig werken staat zowel voor de opdrachtgever als het museum hoog in het vaandel. Aandacht voor een goede afscherming van de bouwplaats is noodzakelijk. In de periode waarbij het museum geopend is, of de collectie nog door het personeel van het museum wordt uit- of ingehuisd. Het bouwterrein is zeer beperkt. Ontsluiting van het museum via de openbare weg is zeer beperkt. Dit vraagt bijzondere aandacht voor de bouwlogistiek en opslag. Naast weten regelgeving hecht Museum Boerhaave zeer veel waarde aan de relatie met de omwonenden en omgeving.


Pagina 16


4

BOUWKUNDIG

40

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN Deze omschrijving bevat de volgende bouwkundige voorzieningen: 41 Vluchttrap 42 Achterzetramen 43 Overige bouwkundige werkzaamheden 44 Bouwkundige voorzieningen t.b.v. installaties Waar geen eisen en wensen voor omschreven of bekend zijn worden in dit bestek adviesvoorstellen gegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat de omschreven eisen en uitgangspunten gerealiseerd worden. Voorgestelde fabricaten ter goedkeuring aan de directie voorleggen. De aannemer kan/mag een gelijkwaardig alternatief aanbieden. De voorgestelde fabricaten dienen kwalitatief hoogstaand te zijn. Beschadigingen aan vloer, wanden en plafonds welke ontstaan als gevolg van werkzaamheden dienen door de aannemer hersteld te worden. Bestaande vloerafwerkingen dienen tijdens de bouw tegen beschadigingen beschermd te worden. Na oplevering zal het museum de bestaande houten vloeren opschuren en lakken. Schade of sporen aan bestrating en/of gevels door bouwwerkzaamheden of tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de bouwlogistiek, bereikbaarheid, afscherming beveiliging, veiligheid en of anderszins dient te allen tijde worden hersteld. De aannemer dient bij het dichten van bestaande sparingen en het aanbrengen van nieuwe sparingen rekening te houden met de architectonische visie van het monumentale pand en/of de nieuwere bouwdelen.

41

VLUCHTTRAP (tekening 24-01): In het kader van brandveiligheid dient er een nieuwe stalen vluchttrap gerealiseerd te worden. Hiervoor dienen diverse wanden en vloeren gesloopt te worden en dient de bestaande spiltrap verwijderd te worden. De stalen trap incl. leuning in kleur gemoffeld uitvoeren. De trap zodanig detailleren en opleggen dat trillingen en geluid als gevolg van het gebruik (met name door grote groepen leerlingen) tot een minimum beperkt blijft. De treden uitvoeren middels zgn. anti-slip roostertreden welke voorzien zijn van rubber doppen. De (nieuwe en bestaande) wanden (geluidsisolatie >=60dB) glad en strak in kleur afwerken, vloeren afwerken met marmoleum. Tevens dient in de buitengevelvan ruimte 117C een extra vluchtdeur geplaatst te worden. De uitvoering van de deur (met glas) dient overeenkomstig te zijn met de bestaande gevelpui. De vloersparing die overblijft als gevolg van het verwijderen van de bestaande spiltrap dient dichtgezet en afgewerkt (conform bestaand) te worden. Vluchtdeur voorzien van de nodige beveiligings componenten, signalering en beglazing.


Pagina 17


42

ACHTERZETRAMEN (tekening 32-01 + kozijnstaat+overzicht gevelkozijnen): De ramen zoals aangegeven in de kozijnstaat dienen te worden voorzien van nieuwe achterzetramen. Bestaande achterzetramen dienen verwijderd te worden. De indeling van de ramen afstemmen op de maatvoering van de bestaande gevelkozijnen. Ten einde een goede afsluiting te garanderen dienen de schroeven t.b.v. de bevestiging van de achterzetramen m.b.v. een momentsleutel te worden vastgedraaid. Luchtdichtheid tenminste klasse 4, <3 m3/h*m2 bij 100Pa vlgs NEN-EN12207 De achterzetramen dienen in een nog nader te bepalen RAL-kleur gecoat te worden. Positie en aantal seismische detectie dient in nauw overleg met leverancier/fabrikant/adviseur te worden vastgesteld. Rekening houden met het maken van proefopstellingen. Voor positie lamellen en wijze van bediening zie overzichtstabel. Na verwijdering van de bestaande achtezetramen dienen de bestaande kozijnen op evt. aantastingen gecontroleerd en hersteld te worden en een onderhoudsschilderbeurt te krijgen. Bij alle ramen dienen de op het glas aangebracht folies vervangen te worden door nieuwe gelijkwaardige folies.

43

OVERIGE BOUWKUNDIGE WERKZAAMHEDEN (tekening 03-02): -

-

-

-

Ruimte 127: bestaande klinkervloer vervangen door natuursteenvloer conform ruimte 128A/B (tenzij advies RCE op monumentale gronden dit verbiedt). Voegafwerking als bestaand. Ruimte 128A/B: bestaande strook marmoleum vervangen door natuursteen (als bestaand). Voegafwerking als bestaand. Ruimte 130/132/136: bestaande podia verwijderen, vrijkomende vloer voorzien van natuursteen (als bestaand). Voegafwerking als bestaand. Ruimte 213/216/218: bestaande parketvloer aanpassen/aanhelen tpv diverse bouwkundige aanpassingen. Het museum heeft de wens geuit om de indeling mogelijk nog te wijzigen. Aanhelen vloer afstemmen met museum i.v.m. toekomstig indelingwijziging van de diverse ruimten. Ruimte 219: t.b.v. de-/montage LBK bestaande wand verwijderen (let op: in wand zitten diverse electra aansluitingen). Na plaatsen LBK een nieuwe systeemwand plaatsen. Voor geluidseis wand zie onderstaande paragraaf 44Geluidseis wand afhankelijk van geluidproductie LBK. Vooralsnog een waarde van 60dB voor deze wand aanhouden. Wandafwerking gestuuct en geschilderd.. Gangzone begane grond: op de aangegeven positie herstellen pleisterwerk. In nauw overleg met specialist voorzieningen treffen om vochtschade in het vervolg te voorkomen. De werkzaamheden bestaan uit het demonteren van de steenachtige plint, injecteren volgens voorschriften leverancier/fabrikant/applicateur, herstel pleisterwerk, terug plaatsen steenachtige plint, wand afwerken als bestaand (schilderwerk). Dusdanig –tweezijdig- injecteren zodat geen vocht meer kan optrekken. Verrekenprijs per m1 opgeven. Ruimte 227: sparing in muur achter klok dichtzetten met metselwerk. Afwerking als bestaand. Ruimte 227: bestaande leidingschacht verwijderen. Vloer en plafond aanhelen en afwerken als bestaand. Ruimte 117B: bestaande glas in daklicht vervangen door zon-en warmtewerende beglazing. e Dakramen 2 verdieping: 14 bestaande dakramen onderhoudsbeurt geven zodat de ramen weer goed te openen en sluiten zijn. Tevens bestaand glas vervangen door beglazing met zon/warmtewerende eigenschappen. Indien blijkt dat het plaatsen van nieuwe dakramen goedkoper is, dan hier rekening mee houden.


Pagina 18


-

-

-

-

44

Ruimte 116: Voegwerk tussen bestaande klinkerbestrating nazien en daar waar nodig herstellen (kleur etc. als bestaand). Vloer ter plaatse van te verwijderen balie aanhelen met bijpassende klinkers met goed afgestemde voeg, Opnemen/aanpassen bestaande bekabeling in vloerafwerking. Ruimte 170: in kruipruimte vloerisolatie aanbrengen, Rc>= 2,5. Tevens opstaande kanten funderingsbalk isoleren (Rc>=2,5) om koudebruggen te minimaliseren. Installatiecomponent: in de aangeven ruimten een geïntegreerde installatie component aanbrengen. Nieuwe brandwerende kozijnen/deuren aanbrengen (zie bladzijde 20 voor principedetails), alle deuren en kozijnen in brandscheidingen (zie tekening DO-700 t/m DO-730) dienen vervangen te worden door nieuwe brandwerende kozijnen en deuren. De kozijnen uitvoeren in de MHB-SL30 serie of gelijkwaardig. Vloerpotten of drangers met vrijloopdranger toepassen, indien deuren dicht moeten blijven in verband met klimaat, dan deze voorzien van automatische deuropeners, inclusief aanloop sensoren en beveiligingen. Kozijnen in nader te bepalen RAL-kleur coaten. Liftdeuren: t.b.v. de lift een stalen gevelkozijn aanbrengen in de achtergevel. Deuren dienen 180 graden opengezet te worden (tegen de gevel aan) i.v.m. breedte straat en ontbreken stoep. Aan binnenzijde deur als extra beveiliging een sluitbalk met signalering aanbrengen. Straatpeil over de volle deuropeningbreedte naar dorpel aanwerken. T.b.v. de toegang naar de technische ruimte achter 245B en 246B dient er nog een adequate oplossing bedacht te worden. Aanbrengen nieuwe deur ten behoeve van klimaat en braakwerende kwaliteit (P6b) nabij monumentale deur in ruimte 151. e In bestaande raam in ruimte 210 (1 verdieping) een ventilatievoorziening aanbrengen, incl. zelfregelend ventilatierooster. Dus natuurlijke toevoer, mechanische afvoer van lucht. Aannemer dient rekening te houden met het dichten van bestaande vervallen sparingen van installaties en componenten.

BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN T.B.V. DE INSTALLATIES: Voor het kunnen demonteren van bestaande luchtbehandeling installaties en het plaatsen van nieuwe installaties dienen delen van het dak en/of gevel tijdelijk gedemonteerd te worden. Na het plaatsen van de installaties dienen de sparingen in wanden en/of het dak in oorspronkelijke staat hersteld te worden, rekening houdend met vervangen folie, panlatten etc. Kapotte dakpannen vervangen en aanvullen door historische pannen in gelijke kleur als bestaand. Het betreft de volgende locaties: Ruimte 219 is een technische ruimte en hier staan 4 LBK’s die er uit gaan, nieuwe er in. Binnenwand naar ruimte 216 en 213 er tijdelijk uit (zie ook 44). Opening 6x2m in de gevel. Technische ruimte boven ruimte 322, zie doorsnede H-H, opening 6x2 m in het schuine dak Dak technische ruimte 317, zie doorsnede B-B, opening 6x2 m in schuine dak Dak technische ruimte 333, opening 6x2 m in schuine dak De aannemer dient tevens rekening te houden met het aanbrengen van nieuwe sparingen rekeninghoudend met de architectonische visie van het monumentale pand en of de nieuwere gebouwdelen, bij materiaalkeuze te allen tijde rekening houden met de monumentale uitgangspunten van het bestaande gebouw. Voor de afvoer van materialen zoveel mogelijk gebruik maken van het bestaande inpandige hijsportaal. Te rekenen op: Dakbedekkingenwerkzaamheden, dichten oude daksparingen, dakopbouw gelijk aan bestaand, aanbrengen nieuwe daksparingen in vlakke en hellende daken.


Pagina 19


tbv nieuwe koelunit op dak nieuwbouwdeel dakvlakken rondom langs contouren bestaande dakvlak tot ca. 3 m boven huidige dakvlak optrekken (open van boven) met geluiddempende binnenzijde, zichtzijde voorzien van gefelste en geprepatineerde koperen beplating, conform bestaand, Eisen t.a.v. geluid: Om geluidhinder vanuit de LBK-ruimten te voorkomen worden onderstaande eisen aan de contactgeluidisolatie van de vloer van die ruimte gesteld: Het contact-geluidniveau (LnT,A) naar een verblijfsruimte bedraagt maximaal 57 dB(A), gemeten inclusief vloerafwerking Het contact-geluidniveau (LnT,A) nar een verkeersruimte bedraagt maximaal 67 dB(A), gemeten inclusief voerafwerking Om geluidhinder vanuit de LBK-ruimten te voorkomen worden onderstaande eisen aan de luchtgeluid gesteld: Het lucht-geluiddrukniveauverschil (DnT,A) naar verblijfsruimten dient minimaal 45 dB te bedragen Het lucht-geluiddrukniveauverschil (DnT,A) naar verkeersruimten en overige ruimten dient minimaal 33 dB te bedragen


Pagina 20


5

WERKTUIGKUNDIGE INSTALLATIES

50

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN Deze omschrijving bevat het Engineerings- en Constructbestek, met betrekking tot de gebouwgebonden installaties, voor volgende werktuigkundige voorzieningen: 51 Warmteopwekking 52 Afvoeren 53 Water 54 Gassen 55 Koude-opwekking en distributie 56 Warmtedistributie 57 Luchtbehandeling 58 Klimaatregeling 59 Beveiliging; Brand 510 Vaste sanitaire voorzieningen Waar geen eisen en wensen voor omschreven of bekend zijn worden in dit bestek adviesvoorstellen gegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat de omschreven eisen en uitgangspunten gerealiseerd worden. Voorgestelde fabricaten ter goedkeuring aan de directie voorleggen. De aannemer kan/mag een alternatief aanbieden. De voorgestelde fabricaten dienen kwalitatief hoogstaand te zijn. Dit dient aangetoond te worden d.m.v. diverse referentieprojecten met name op het gebied van onderhoud. Watervoerende leidingen in het museum, met name boven de expositiezalen dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Indien dit toch noodzakelijk blijkt te zijn dienen beschermende maatregelen getroffen te worden (bijv. een lekbak/goot met waterdetectie).

50.1

BINNENCONDITIES De klimaateisen voor de expositiezalen zijn een combinatie van twee eisen namelijk eisen t.b.v. de collectie en comforteisen t.b.v. de personen. Door de aannemer dient te worden geverifieerd en gevalideerd dat het ontwerp de betreffende eisen haalt. De volgende eisen volgen hieruit: Expositiezalen Temperatuur (°C)

Relatieve vochtigheid (RV%)

Zomer: 25 ± 2°C 55% ± 5% maximale fluctuatie 5% RV per etmaal Winter: 20 ± 2°C 45% ± 5% maximale fluctuatie 5% RV per etmaal Ontwerptemperatuur is 20°C in de winter en 25°C in de zomer Overige Werkruimten / Bijeenkomstruimten NEN-ISO 7730

klasse B


Pagina 21


Tevredenheidsklasse

80%

RV%

30-70%

Boekendepot Zomer: 22 ± 2°C

55% ±5%

Winter: 18 ± 2°C

45% ±5%

Maximale fluctuatie:

2K en 5% RV per etmaal

Ontwerptemperatuur is 18°C in de winter en 22°C in de zomer 50.2

BUITENCONDITIES Voor de temperatuuroverschrijdingsberekeningen is het volgende aangehouden: klimaatjaar 1986-2005, NEN 5060, 5% onder-/overschrijdingskans. Voor de berekeningen onder zomer- of wintercondities wordt uitgegaan van de volgende minima en maxima: Zomercondities: Te = 30°C RV = 50% Wintercondities: Te = -10°C x = 1 g/kg (Te = buitentemperatuur; RV = relatieve vochtigheid, x = absolute vochtigheid in gram vocht per kg lucht).

50.3

BEZETTINGSGRAAD De gemiddelde bezetting in de expositiezalen is 10 [m²/persoon], deze waarde is gebaseerd op een gelijktijdigheidsbezetting in de expositiezalen van ca. 100 personen in één uur. De maximale bezetting in één expositiezaal is 20 personen. In de expositiezalen kleiner dan 30 m² is een gemiddelde bezetting aangehouden van 5 [m²/per persoon], dit gezien de opstelling van de rondganggroepen in het gebouw. De bezetting van deze ruimten en de overige ruimten is opgenomen in bijlage “Overzicht ruimten”. De volgende interne warmtelasten aanhouden voor de expositiezalen, gebaseerd op de thans optredende situatie. Personen

85 [W/p]

Verlichting

15 [W/m²] (uitgaande van LED-verlichting)

Apparatuur

5 [W/m²]


Pagina 22


50.4

VENTILATIEDEBIET Minimaal ventilatiedebiet per persoon 50 m³/h in de kantoren, voor de overige ruimten geldt per persoon 3 36 m /h. De luchthoeveelheden zijn per ruimte aangegeven op de bijgevoegde plattegronden en in de bijlage “Overzicht ruimten”.

50.5

BOUWKUNDIG Wanden, vloeren, daken Rc-waarden van wanden, vloeren en daken zoals bestaand. Glas Zonwerend glas

LTA-waarde (%): >60. ZTA-waarde (%): <60.

Zie voor de glasgegevens verder de kozijnstaat van OeverZaaijer. 50.6

AKOESTISCH Gebruiksfunctie

Max. geluidniveau technische installaties (dB(A)

Expositiezalen

35

Kantoorruimten

35

Vergaderruimten en spreekkamers

35

Kantine, restaurant

40

Verkeersruimten

40

Sanitaire ruimten

50

Magazijn, archief

45

Akoestische berekeningen van expositiezalen, kantoorruimten en restaurant dienen voorafgaand aan realisatie aan de directie overhandigd te worden ter goedkeuring. Controle van bovenstaande eisen in het werk voor oplevering op basis van NEN 5077 door een onafhankelijk bureau op twee door dat bureau te bepalen representatieve plaatsen in het gebouw. De maximale geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde panden ten gevolge van de nieuw te projecteren technische installaties (conform activiteitenbesluit): -

dagsituatie (07.00 – 19.00 uur): avondsituatie (19.00 – 23.00 uur): nachtsituatie (23.00 – 07.00 uur):

50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)


Pagina 23


Door middel van metingen dient het optredende geluidniveau naar de omgeving te worden bepaald. In verband met het continue gebruik van de installaties dient voldaan te worden aan het geluidsniveau t.a.v. nachtsituatie. Hiervoor dient de aannemer de nodige geluiddempende voorzieningen op te nemen. 50.7

DEFINITIEVE GEGEVENS De capaciteiten, afmetingen, fabricaten, typen, aantallen e.d. die in de omschrijving worden genoemd dienen ter indicatie. De aannemer dient deze gegevens definitief te bepalen en ter goedkeuring aan te bieden aan de directie. De leidingtracés en de kanalentracés, die op tekening zijn aangegeven, dienen ter indicatie. De aannemer dient deze tracés definitief te bepalen, te coördineren en af te stemmen met de overige betrokken partijen conform de af te sluiten coördinatieovereenkomst.

51

WARMTEOPWEKKING

51.1

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN De totale ventilatiecapaciteit van de luchtbehandelingsinstallaties zal worden verhoogd. De lb-kasten worden voorzien van warmteterugwinning. Het totaal benodigde cv-vermogen wordt niet verhoogd. Uitgangspunt is dat kan worden volstaan worden met de 2 bestaande ketels (1x Remeha GAS 210 ECO PRO160, 170 kW, bouwjaar 2008 en 1x Rendamax R2704, 219 kW, bouwjaar 2000) en de bestaande gasaansluiting. De aannemer dient dit middels capaciteitsberekeningen te verifiëren. De werkzaamheden bestaan uit het afkoppelen en opnieuw aansluiten van de luchtbehandelingskasten op de verwarmingsinstallatie. De bestaande rookgasafvoer is gecorrodeerd en “lekt” rookgassen in de stookruimte (335). Deze dient hiervoor vervangen te worden. De stookruimte (335) voldoet niet aan de huidige eisen wat betreft brandbaarheid en weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. De ruimte dient in de nieuwe situatie te voldoen aan het bouwbesluit. Hiervoor dient de aannemer de nodige voorzieningen op te nemen.

52

AFVOEREN Van toepassing zijn de volgende richtlijnen -

52.1

NEN 3215, Binnenriolering; Eisen en bepalingsmethoden NTR 3216, Binnenriolering; Richtlijnen voor ontwerp en uitvoering ISSO instructieboek "Ontwerpen van sanitaire installaties" laatste uitgave

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Berekening Door de aannemer te vervaardigen berekening: Een leidingnetberekening volgens VABI UO Hemel- en vuilwaterafvoer uit te voeren op basis van het definitieve leidingtracé.


Pagina 24


Uitgangspunten: -

-

De capaciteit van de riolering dient bepaald te worden aan de hand van de NEN 3215 en NTR 3216 waarbij de volumebasisstromen (qb) per sanitair toestel dienen te worden aangehouden conform Scheffer. Afschot liggende leidingen minimaal: 2 mm/m Afschot liggende leidingen ontwerp: 5 mm/m Vullingshoogte leidingen: 70% Gelijktijdigheid basisvolumestromen: 0,7x(som(qb)^0,5) Rioolleidingen dienen gelast te zijn, bij voorkeur spiegellas verbindingen, het toepassen van lasmoffen alleen daar waar een spiegellas niet mogelijk is

Tekening Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: 52.2

het leidingbeloop met leidingdiameters; het materiaal van de leiding; de plaats van appendages; plaats, type en capaciteit van putten en afscheiders; maatvoering; te isoleren delen.

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Sanitaire ruimte bij de hoofdentree en de nieuw te realiseren toiletgroep worden omschreven in de Nota. De aansluiting van de bevochtigingssectie en koelbatterijsectie in de nieuwe op te stellen luchtbehandelingskasten dient aangesloten te worden op de bestaande vuilwaterafvoerinstallatie. Ten behoeve van de ventilatorconvectoren dienen condensafvoerleidingen te worden aangelegd die aangesloten dienen te worden op de bestaande vuilwaterafvoerinstallatie. Om aan te kunnen sluiten op bovengelegen leidingen dienen de nodige condensafvoerpompen opgenomen te worden. Het niveau in de condensopvang van de ventilatorconvectoren dient regeltechnisch bewaakt te worden om lekkages te voorkomen. Watervoerende leidingen (kw/cv/gkw/vwa) door of boven expositieruimten dienen te worden voorzien van lekbak/goot voorzien van een waterdetectie (Cavia) en een aansluiting op de vuilwaterafvoerinstallatie. Waar aanpassingen plaatsvinden aan de inrichting van het bestaande sanitair dient dit sanitair aangesloten te worden op de bestaande vuilwaterafvoerinstallatie. Ten behoeve van deze wijzigingen dienen de nodige afvoerleidingen opgenomen te worden. Leidingen t.b.v. sanitaire toestellen door verblijfsruimten dienen akoestisch geïsoleerd te worden. Uitgangspunten vuilwaterafvoerleidingen:


Pagina 25


-

52.3

materiaal: leidingen van PE; verbinding: spiegellas en bij uitzondering elektromof toepassen, ophanging conform de voorschriften en met inlegschalen.

FUNCTIONELE EISEN AANSLUITING OP BUITENRIOLERING Nieuw aan te brengen riolering, aansluiten op bestaand. MINIMUM AFSCHOT Het afschot in liggende leidingen mag niet minder bedragen dan: 2 mm/m. ONTSTOPPINGSMOGELIJKHEDEN In liggende leidingen moeten om de ten hoogste 10 m ontstoppingsmogelijkheden aanwezig zijn. BOCHTEN IN LIGGENDE LEIDINGEN Bochten in liggende leidingen, uitvoeren met bochtstukken van maximaal 45°. BOCHTEN IN STANDLEIDING Voetbochten in standleidingen uitvoeren met bochtstukken van maximaal 45° of stroombochten. ONTSPANNINGSLEIDINGEN Ontspanningsleidingen moeten van hetzelfde materiaal en van dezelfde diameter zijn als de betreffende standleiding. De ontspanningsleiding aanbrengen tot en met de mee te leveren ontluchtingskap. STROMINGSGELUID Ter beperking van stromingsgeluid, standleidingen iets uit het lood stellen. EXPANSIESTUKKEN Bij expansiestukken een vast-punt beugel aanbrengen. AANSLUITPUNTEN Wand- en vloeraansluitingen voor sanitaire toestellen en/of onderdelen moeten gelijk liggen met het afgewerkte oppervlak. LEK- EN CONDENSWATER De afvoer van lek- en condenswater moet via een open verbinding op de riolering met stankafsluiter zijn aangesloten. Het overlopen dient zichtbaar te zijn.


Pagina 26


53

WATER Van toepassing zijnde richtlijnen. -

53.1

NEN 1006 algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI 2002). De Vewin werkbladen. Model-aansluitvoorwaarden voor drinkwater van de Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland (VEWIN). De leverings- en aansluitvoorwaarden van het water leverend bedrijf Dunea. Richtlijnen plaatselijke brandweer. ISSO-publicatie 55.1, Handleiding Legionella-preventie in leidingwater laatste uitgave. ISSO instructieboek "Ontwerpen van sanitaire installaties" laatste uitgave. Bouwbesluit. Het legionellabeheersplan en bijbehorende tekeningen bijwerken naar de nieuwe situatie.

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Berekening installatie Door de aannemer te vervaardigen berekening: een leidingnetberekening volgens VABI UO Tapwater uit te voeren op basis van het definitieve leidingtracé. De leidingdiameters dienen bepaald te worden met behulp van deze berekening. Uitgangspunten: -

De tapwaterinstallatie moet worden berekend met een gelijktijdigheidsfactor voor de te tappen waterhoeveelheden volgens de q wortel n methode, uitgebreid tot de zogenaamde "samengestelde methode", in formulevorm houdt dit in: qv=0,7x (0,083(TE)1/2"+0,417(SE)^1/4+CV)+ 2 x q bsh of qv=(0,083(TE)1/2"+0,417(SE)^1/4+CV) met: qv: totale volumestroom in l/s TE: tapeenheden SE: spoeleenheden BSH: volumestroom brandslanghaspels in l/s CV: volumestroom continu verbruikers in l/s


Pagina 27


Hierbij dient rekening gehouden te worden dat tenminste twee brandslanghaspels gelijktijdig 100% in gebruik zijn. Voor de berekening moet worden uitgegaan van de volgende tapeenheden (TE) en SE zoals vermeld in Scheffer laatste druk. Toe te passen stroomsnelheid in de leidingen: o Hoofdleidingen, niet in verblijfsruimten e.d.: max: 2 m/s o Leidingen in sanitaire ruimten: maximaal 2 m/s o Leidingen in verblijfruimten: maximaal 1,4 m/s Minimale tapwatertemperatuur warm tapwater: 60°C -

Beschikbare voordruk gebouwaansluiting: Vaststellen door een drukmeting ter plaatse van de bestaande voeding na de watermeter. De drinkwaterinstallatie dient zodanig te zijn gedimensioneerd dat onder normale omstandigheden voldoende drukverschil beschikbaar is aan de tappunten. Onder "voldoende" wordt volstaan een beschikbaar drukverschil waarbij de de werking van de toestellen mogelijk is en volumestromen voldoen aan de vereiste minima. Tappunten:

minimaal 50 kPa

Brandslanghaspels:

minimaal 150 kPa

Tekeningen Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: 53.2

het leidingbeloop met diameters; het materiaal; de plaats van appendages; de maatvoering; de te isoleren, respectievelijk geïsoleerde, installatiedelen.

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Sanitaire ruimten De nieuw op te stellen waterontharders en stoombevochtigers aansluiten op het koud tapwater middels de benodigde afsluiters en keerkleppen. Waar aanpassingen plaatsvinden aan de inrichting van het bestaande sanitair dient dit aangesloten te worden op de bestaande koudwaterinstallatie. Kranen, anders dan keukenmengkranen en kranen bij uitstortgootstenen, dienen te worden voorzien van een doorstroombegrenzing met een volumestroom van maximaal 6 liter per minuut. Ten behoeve van de wijzigingen dienen de nodige geïsoleerde leidingen opgenomen te worden.


Pagina 28


Uitgangspunten waterinstallatie: Materiaal: Kiwa gekeurd Uitgangspunten isolatie: Fabricaat: Amstrong Type: Armaflex Dikte: afstemmen op de diameter van de leiding Toepassing: KW-waterleidingen Type: AF Waterbehandeling Bestaande te demonteren leidingen en installatieonderdelen afvoeren. De nieuw te plaatsen luchtbehandelingskasten worden voorzien van elektrische stoombevochtiging met als doel om de gevraagde ruimte RV in de winter te behalen. De elektrische stoombevochtiging van de te handhaven lb-kast t.b.v. boekendepot in ruimte 317 wordt vervangen. De technische ruimten 219, 317, 333 en 404 worden t.b.v. de waterbehandeling voor de stoombevochtiging elk voorzien van één ontharder. Met de waterontharder opgesteld in ruimte 402 wordt tevens de stoombevochtiger t.b.v. lb-kast B, rechts opgesteld in ruimte 405, van onthard water voorzien. De nieuwe stoombevochtigers dienen geschikt te zijn om te kunnen functioneren met onthard voedingswater. In bedrijf stellen -

53.3

Warmwatertoestellen instellen op een tapwatertemperatuur van ten minste 65°C. Voordat nieuwe waterinstallaties in gebruik worden genomen, moeten deze worden doorgespoeld en vrij zijn van verontreinigingen.

FUNCTIONELE EISEN SPANNINGSVRIJ Leidingen, pompen, warmwatertoestellen en appendages moeten spanningsvrij zijn gemonteerd. BESCHERMBUIZEN: DIAMETER De inwendige diameter van beschermbuizen van leidingen door bouwkundige constructies - met uitzondering van gasbelemmerde en waterdichte doorvoeren - moet circa 5 mm groter zijn dan de uitwendige diameter van de door te voeren afgewerkte leiding.


Pagina 29


BESCHERMBUIS: FLEXIBEL Beschermbuizen van flexibele mantelpijp aanbrengen bij leidingen die worden opgenomen in bouwkundige constructies. PIJPVERBINDINGEN Ter plaatse van pijpverbindingen en/of aftakkingen de volledige leidingdoorlaat behouden. BOCHTEN Bochten in koperen pijp met een uitwendige diameter van 35 mm en groter, uitvoeren m.b.v. bochtstukken. Bochten in kleinere diameters tot stand brengen d.m.v. buigen en/of bochtstukken. BESCHERMBUIZEN: MAX. LENGTE Beschermbuizen van in het zicht blijvende leidingendoorvoeren ten hoogste 5 mm buiten de oppervlakken van de afgewerkte constructies laten uitsteken en evenwijdig daarvan afwerken. Druipwaterdichte doorvoeren ten hoogste 100 mm boven het afgewerkte vloeroppervlak laten uitsteken. AFDICHTINGSMATERIAAL Overtollig lijm, pakking en/of vloeimiddelen direct na het maken van de verbinding verwijderen. BEUGELS EN SOKVERBINDINGEN Beugels en sokverbindingen van meerdere in het zicht blijvende leidingen, in hetzelfde vlak, moeten ten opzichte van elkaar op gelijke afstanden worden aangebracht. BEVESTINGSPUNTEN De definitieve plaatsen van in het zicht blijvende bevestigingspunten in overleg met de directie vaststellen. MANTELBUIZEN Mantelbuizen in de vloer van de natte ruimten van koper met plakplaat uitvoeren, na het aanbrengen van de leiding de mantelbuis dichtkloppen. WERKBLADEN De werkbladen behorend bij NEN 1006 zijn van toepassing. HARTLIJNEN APPENDAGES De hartlijnen van gelijksoortige appendages op een verdeler moeten zich op gelijke hoogte bevinden. AANSLUITING TAPPUNTEN Aansluitleidingen voor tappunten moeten worden voorzien van muurplaten, ten behoeve van stopkranen welke zijn beschreven in hoofdstuk Sanitair. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 30


54

GASSEN Van toepassing zijnde normen: -

54.1

NEN 1078-99, Voorschriften voor aardgasinstallaties - GAVO, deel 1. NEN 2078-97, Voorschriften voor aardgasinstallaties - GAVO, deel 2. de Model Aansluitvoorwaarden Gas 1996 NPR 3378 + aanvulling Toelichting bij NEN 1078 gassteltoestellenrichtlijn 90/396/EEG

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN De bestaande meterkast en gasinrichting voldoet niet aan de voorschriften m.b.t. aarding en kleurstelling. De meterkast en gasinrichting dienen te worden aangepast om hieraan te kunnen voldoen.

55

KOUDE-OPWEKKING EN DISTRIBUTIE Van toepassing zijnde normen -

55.1

NEN-EN 378-1 Ontwerpnorm veiligheid- en milieueisen Koelsystemen en Warmtepompen; STEK-richtlijnen; volgens de geldende normen ten tijde van de oplevering van het werk.

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Door de aannemer te vervaardigen berekeningen: -

-

Temperatuuroverschrijdingsberekeningen van de afzonderlijke ruimten volgens VABI Elements Gebouwsimulatie. Leidingnetberekening volgens VABI UO Leidingnet uit te voeren op basis van het definitieve leidingtracé. De leidingdiameters, pompen, KVS-waarden regelafsluiters dienen bepaald te worden met behulp van deze berekening. Capaciteit expansievat. Geluidsberekening technische ruimten en dakopstelling naar vertrekken. Geluidsberekening dakopstelling naar omgeving.

Uitgangspunten: Zie paragraaf 4.1. Aanvoer-/retourtemperatuur volgens principeschema. Maximale leidingweerstand per meter tm DN65: 150 Pa/m. Maximale snelheid t/m DN25: 0,5 m/s. Maximale snelheid vanaf DN32: 1 m/s. De op tekening aangegeven afmetingen van de ventilatorconvectoren dienen zoveel mogelijk aangehouden te worden.


Pagina 31


Tekeningen De tekeningen worden vervaardigd op basis van de bestekstekeningen en door de directie verstrekte gegevens en moeten tenminste vermelden: leidingbeloop met afmetingen en peilmaten; opstelling en specificaties van apparaten/lichamen, verdelers, expansievaten e.d.; ruimtenummers en ruimtetemperaturen; capaciteiten verwarmingslichamen; opstelling en specificaties van appendages; isolatie. De leidingloop van de leidingen in de vloer dient duidelijk op tekening aangegeven te worden en overeenkomstig de werkelijkheid te zijn. Dit om het beschadigen van de vloerleidingen bij boren in de vloer zoveel mogelijk te voorkomen. De aannemer blijft, ook na goedkeuring door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte tekeningen betreffende de constructies, werkwijze, maatvoering en dergelijke.

55.2

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Centrale koudeopwekking De expositieruimten en overige verblijfsruimten in het gebouw worden in de huidige situatie niet gekoeld. In de nieuwe situatie wordt koeling aangebracht voor de conditionering van deze ruimten. Hiervoor wordt op het dak van bouwdeel A één centrale 515 kW luchtgekoelde waterkoelmachine opgesteld. Op het dak is onvoldoende ruimte beschikbaar om ten behoeve van redundantie 2 koelmachines op te stellen. De koelmachine dient bouwkundig afgeschermd te worden d.m.v. een scherm. Ten behoeve van onderhoud en bereikbaarheid dient de aannemer rekening te houden met het aanbrengen van voorzieningen inzake ‘veilige werken op hoogte’. De inhoud van het koelsysteem is voldoende groot om het systeem zonder een buffervat te kunnen laten functioneren. Gekoeldwatertemperaturen: Koudeopwekking: 6/12°C Luchtbehandelingskasten: 6/12°C Ventilatorconvectoren: 6/12°C Het temperatuurtraject door de aannemer definitief te bepalen op basis van fabricaat keuze en capaciteitsbepaling voor de benodigde ontvochtiging.


Pagina 32


Expositieruimten De koeling van de expositieruimten wordt gerealiseerd d.m.v. het toevoeren van gekoelde lucht. De ruimtetemperatuur kan per ruimte geregeld worden door het variëren van de toevoertemperatuur. Om de klimaateisen wat betreft de luchtvochtigheid te kunnen handhaven wordt de ventilatielucht centraal ontvochtigd door deze diep te koelen. Om voldoende te kunnen ontvochtigen wordt de lucht hierbij gekoeld tot 12°C na de koelbatterij. Om condensvorming in de toevoerkanalen zoveel mogelijk te voorkomen wordt de lucht hierna in de luchtbehandelingskast opgewarmd tot een temperatuur van 15°C. In de ruimten wordt de lucht hierna eventueel verder naverwarmd t.b.v. de temperatuurregeling van de ruimten. T.b.v. het opwarmen van de ventilatielucht tijdens koelbedrijf dient de cv-installatie in bedrijf te blijven. De benodigde capaciteit t.b.v. het opwarmen van de ventilatielucht is onvoldoende om hiervoor rendabel een warmtepomp toe te kunnen passen. In ruimten waarbij d.m.v. de ventilatielucht onvoldoende gekoeld en ontvochtigd kan worden zijn aanvullend ventilatorconvectoren opgenomen. VAV-kleppen voor de volumestroom om hoeveelheid lucht in de ruimte te regelen. Boerhaave zaal (251) De koeling van de ruimte wordt gerealiseerd d.m.v. het toevoeren van gekoelde lucht. De ruimtetemperatuur kan per ruimte geregeld worden door het variëren van de toevoertemperatuur. Hiervoor wordt in het toevoerkanaal een naverwarmer opgenomen. Kantoren De koeling van deze ruimten wordt gerealiseerd d.m.v. ventilatorconvectoren. Foyer (117), anatomisch theater (117c), gehoorzaal (120), werkplaatsen (211/213/216/218), educatieruimten (308/305) De koeling van deze ruimten wordt gerealiseerd d.m.v. het toevoeren van gekoelde lucht. De ruimtetemperatuur kan hierbij per ruimte geregeld worden door het variëren van de luchthoeveelheid. Hiervoor worden per ruimte de nodige VAV-regelaars opgenomen. In de educatieruimten 308/305 zijn in de huidige situatie DX koelers opgenomen. Deze blijven gehandhaafd. Boekendepot (170/252/255/259) Deze ruimte wordt in de huidige situatie gekoeld d.m.v. van gekoelde lucht. Voor de koeling van deze ruimte is in de huidige situatie op het dak van ruimte 305 een koelmachine opgesteld. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 33


Deze koelmachine komt te vervallen. In de nieuwe situatie wordt de lb-kast van het boekendepot aangesloten op de nieuwe koelmachine. T.b.v. het aansluiten van de lb-kast op de nieuwe installatie dienen de nodige geïsoleerde GKW-leidingen opgenomen te worden. Meldkamer (157/159), techniekruimte naast meldkamer (158b) Deze ruimten worden in de huidige situatie gekoeld d.m.v. van gekoelde lucht. Voor de koeling van deze ruimten is in de huidige situatie op de binnenplaats een waterkoelmachine opgesteld. Omdat voor deze ruimten continue koeling noodzakelijk is wordt deze koelmachine gehandhaafd. Toevoerluchttemperatuur Om tocht te voorkomen is voor de lage expositiezalen en de kantoren uitgegaan van een ontwerp inblaastemperatuur van 18°C. Voor de overige ruimten is uitgegaan van een ontwerp inblaastemperatuur van 16°C. Leidingen Ten behoeve van de wijzigingen dienen de nodige geïsoleerde GKW-leidingen opgenomen te worden. In verband met de beperkt beschikbare ruimte in het gebouw voor het aanbrengen van installaties, dient de aannemer tijdens de uitvoering de nodige aandacht te besteden om de GKW-leidingen aan te kunnen aanbrengen. Isolatiedikte afstemmen op diameter. De leidingen dienen te worden voorzien van de nodige expansiestukken. De leidingen dienen thermisch en dampdicht geïsoleerd te worden. De dikte van de isolatie afhankelijk van de diameter van de te isoleren leidingen; toe te passen Armaflex AF4 o.g. met een isolatiedikte van 15,5 tot 25 mm. De leidingen en de koelmachine op het dak dienen tegen bevriezen te worden beschermd d.m.v. elektrische verwarming. Tevens dient hierbij de watertemperatuur bewaakt te worden. Na montage ontroesten en grondverven met een laagdikte van 50 µm. Daarna 2x afwerken met een hoogwaardige corrosiebestendige en krasbestendige verf met een totale laagdikte van 100 µm, fabricaat Sigma of gelijkwaardig. Het controleren van de afwerking door de directie dient plaats te vinden voordat de isolatiewerkzaamheden plaatsvinden. De afwerking na nabewerkingen zoals laswerkzaamheden, het fitten e.d. herstellen.

Uitgangspunten leidingen: -

Maximaal leidingweerstand 150 Pa/m


Pagina 34


-

Maximale snelheid 1,5 m/s tot en met DN 32, volgens NEN 3257/NEN-EN 10241, middelzwaar tot en met DN 150, volgens NEN 2399/NEN-EN 10220

Inregelen, testen en monitoren De bestaande en nieuw aan te brengen installaties dienen ingeregeld te worden. De installaties dienen getest en gemonitord te worden waarbij het functioneren en regelen en de ontwerpuitgangspunten dienen te worden aangetoond. Beproevingsattest Van de koelmachine dient een beproevingsattest te worden overlegd. Meetrapport Er dient een meetrapport inzake het waterzijdig inregelen te worden verstrekt, waarop tenminste staat vermeld: -

de gebruikte meetinstrumenten; een schematische tekening met locatie van de meetpunten; de meetwaarden per meetpunt; de - van de meetwaarden afgeleide - waterdebieten per meetpunt; de waterdebieten volgens het ontwerp; het verschil tussen de meet- en de ontwerpwaarden; de grafieken van de circulatiepompen, waarin tevens het werkpunt per pomp is aangegeven.

Ter verificatie van de geluidsberekeningen dient een meetrapport inzake geluidsniveaus te worden verstrekt, waarop tenminste staat vermeld: -

55.3

de gebruikte meetinstrumenten; een schematische tekening met locatie van de meetpunten; de meetwaarden per meetpunt; de geluidsniveaus volgens het ontwerp; het verschil tussen de meet- en de ontwerpwaarden.

FUNCTIONELE EISEN Koelmachine is standaard voorzien van: -

extra anticorrosieve coating op de condensorbatterij; schakelkast hoofdschakelaar en zekeringsgroepen; 24 V stuurstroomrelais voor vrijgave koelmachine; regelen beveiligingssysteem ; relaiskaart voor 4 vrij programmeerbare output relais: o storingmelding o compressor bedrijfmelding


Pagina 35


-

o maximum vollastmelding o waarschuwingsmelding stromingsschakelaar; drukverschilschakelaar; vulling koelmiddel R-410A of R407 en olie; Nederlandse onderhouds- en bedieningsvoorschriften/handleiding; inbedrijfstelling door leverancier.

Toebehoren: -

bevestigingsmiddelen; benodigde regelen beveiligingsapparatuur; leidingtrillingsdempers; rubberen trillingsdempers t.b.v. ondersteuning; drukverschilschakelaar; seriële kaart voor koppeling op GBS.

Keuring koelmachine De koelmachine(s) worden voordat zij in het werk worden gebracht bij de fabrikant door de directie gekeurd. Grondzetting Bij leidingen in de grond rekening te houden met beschermde bodem van de binnentuin, historische waarde, tevens mogelijke grondvervuiling, hiervoor eerst monsters van de uit te graven grond onderzoeken. Beneden het maaiveld moeten binnen te voeren leidingen de te verwachten grondzettingen kunnen volgen zonder spanningen over te dragen op aansluitende leidinggedeelten binnenshuis. BEMONSTERING Op verzoek van de directie kan bemonstering van alle voorkomende installatieonderdelen verlangd worden. CORROSIEBESTRIJDING Van een extra laag roestwerende verf voorzien: -

stalen leidingen die na montage onbereikbaar zijn; stalen leidingen die in vochtige ruimten lopen; stalen leidingen die in de buitenlucht worden gemonteerd.

TIJDELIJKE FILTERS


Pagina 36


Voor het proefdraaien het leidingsysteem met water doorspoelen c.q. op toepasselijke wijze reinigen. Ter bescherming van aangesloten apparatuur (pompen, regelapparatuur etc.) in de aansluitleidingen hiervan, tijdelijk zeven plaatsen van gaas. BEUGELAFSTAND VERTICALE LEIDINGEN De maximale afstand tussen de bevestigingspunten van verticale leidingen bedraagt: -

t/m nom. diam. 35 mm, ten hoogste 2 m; vanaf nom. diam. 40 mm en groter ten hoogste 3 m.

LUCHTVERZAMELPOTTEN Aansluitingen op luchtverzamelpotten hebben ten minste dezelfde diameter als het te ontluchten leidingdeel. AFTAKLEIDINGEN Gelaste aftakkingen op leidingen stromend uitvoeren, met uitzondering van die op verdeel- en verzamelstukken. AFSCHOT Het afschot van horizontale leidingen bedraagt tenminste 1 mm per m¹. LAS-/FIT-VERBINDINGEN Verbindingen in stalen pijp met een uitwendige diameter groter dan 25 mm mogen worden gelast, bij kleinere diameters moeten draadfittingen worden toegepast.

56

WARMTEDISTRIBUTIE Van toepassing zijnde normen: -

56.1

NEN-EN 12831:2004 en Verwarmingssystemen in gebouwen - Methode voor de berekening van de ontwerpwarmtebelasting. NEN-EN 442-2:2014 en Radiatoren en convectoren.

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Berekeningen Door de aannemer te vervaardigen berekening: -

Een transmissieberekening van het gehele complex volgens VABI Elements Warmteverlies Leidingnetberekening volgens VABI UO Leidingnet uit te voeren op basis van het definitieve


Pagina 37


leidingtracé. De leidingdiameters, pompen, KVS-waarden regelafsluiters dienen bepaald te worden met behulp van deze berekening. Capaciteit expansievat. Bepaling V.O. verwarmingslichamen en ventilatorconvectoren. Geluidsberekening technische ruimten en dakopstelling naar vertrekken. De op tekening aangegeven afmetingen van de radiatoren en ventilatorconvectoren dienen zoveel mogelijk aangehouden te worden. Uitgangspunten: -

Voor het dimensioneren van de installaties en het selecteren van de componenten dient uitgegaan te worden van de op de principeschema’s aangegeven watertemperaturen. Ruimtetemperaturen selectie verwarmingslichamen. Dimensionering leidingen: o Maximale leidingweerstand meter t/m DN65: 150 Pa/m o Maximale snelheid t/m DN25: 0,5 m/s o Maximale snelheid vanaf DN32: 1 m/s

Tekeningen De tekeningen worden vervaardigd op basis van de bestekstekeningen en door de directie verstrekte gegevens en moeten tenminste vermelden: leidingbeloop met afmetingen en peilmaten; opstelling en specificaties van apparaten/lichamen, verdelers, expansievaten, rookgassenafvoeren e.d. ruimtenummers en ruimtetemperaturen; capaciteiten verwarmingslichamen; opstelling en specificaties van appendages; isolatie; De leidingloop van de leidingen in de vloer dient duidelijk op tekening aangegeven te worden en overeenkomstig de werkelijkheid te zijn. Dit om het beschadigen van de vloerleidingen bij boren in de vloer zoveel mogelijk te voorkomen. -

De aannemer blijft, ook na goedkeuring door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte tekeningen betreffende de constructies, werkwijze, maatvoering en dergelijke. 56.2

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Expositieruimten en Boerhaavezaal (251) De ruimten worden in de huidige situatie verwarmd d.m.v. centraal opgestelde luchtverwarmers. In de nieuwe situatie wordt er per ruimte een naverwarmer opgenomen. Tijdens koelbedrijf wordt d.m.v. deze naverwarmer tevens de toevoerluchttemperatuur en ruimtetemperatuur geregeld. Expositieruimte (162), educatieruimte (167), gang (332a en b)


Pagina 38


De ruimten worden in de huidige situatie verwarmd d.m.v. radiatoren. Om de ruimten voldoende te kunnen koelen worden in de nieuwe situatie de nodige ventilatorconvectoren aangebracht. Om deze ventilatorconvectoren te kunnen plaatsen worden deze t.p.v. de verwijderen radiatoren te worden geplaatst. Om de ruimte hierbij nog voldoende te kunnen blijven verwarmen worden 4-pijps ventilatorconvectoren toegepast. Foyer (117), anatomisch theater (117c/220), entree (116), werkplaats (211) en educatieruimte 305 De ruimten worden in de huidige situatie verwarmd d.m.v. centraal opgestelde luchtverwarmers. In de nieuwe situatie wordt er per ruimte een naverwarmer opgenomen. In de entree is aanvullend een elektrisch luchtgordijn opgenomen. Deze blijft dient te worden vervangen door een gehandhaafd. Gehoorzaal (120), werkplaatsen(211/213/216/218), educatieruimten (306/308/309) Deze ruimten worden in de huidige situatie verwarmd d.m.v. radiatoren/convectoren. De radiatoren/convectoren blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd. Leidingen Ten behoeve van de wijzigingen dienen de nodige geïsoleerde cv-leidingen opgenomen te worden. In de aansluiting van een afnemer voorzien in een afsluiter en inregelafsluiter. Het bestaande systeem is uitgevoerd als een Tichelman systeem. Dit principe dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven. Het cv-systeem voor de LBK in bouwdeel D en de nieuwe naverwarmers in bouwdeel D en C voorzien in een nieuw leidingnet met pomp, afsluiters en appendages en dit in het ketelhuis aansluiten op de bestaande installatie. In verband met de beperkte beschikbare ruimte in het gebouw voor het aanbrengen van installaties, dient de aannemer tijdens de uitvoering de nodige aandacht te besteden om de cv-leidingen aan te kunnen brengen. De leidingen dienen te worden voorzien van de nodige expansiestukken. De leidingen dienen thermisch geïsoleerd te worden. Uitgangspunten leidingen: Maximale leidingweerstand 150 Pa/m Maximale snelheid 1,5 m/s tot en met DN 32, volgens NEN 3257/NEN-EN 10241, middelzwaar tot en met DN 150, volgens NEN 2399/NEN-EN 10220


Pagina 39


Inregelen, testen en monitoren De bestaande en nieuw aan te brengen installaties dienen ingeregeld te worden. De installaties dienen getest en gemonitord te worden waarbij het functioneren en regelen en de ontwerpuitgangspunten dient te worden aangetoond. Meetrapport Er dient een meetrapport inzake het waterzijdig inregelen te worden verstrekt, waarop tenminste staat vermeld: -

de gebruikte meetinstrumenten; een schematische tekening met locatie van de meetpunten; de meetwaarden per meetpunt; de - van de meetwaarden afgeleide - waterdebieten per meetpunt; de waterdebieten volgens het ontwerp; het verschil tussen de meet- en de ontwerpwaarden; de grafieken van de circulatiepompen, waarin tevens het werkpunt per pomp is aangegeven.

Ter verificatie van de geluidsberekeningen dient een meetrapport inzake geluidsniveaus te worden verstrekt, waarop tenminste staat vermeld: 56.3

de gebruikte meetinstrumenten; een schematische tekening met locatie van de meetpunten; de meetwaarden per meetpunt; de geluidsniveaus volgens het ontwerp; het verschil tussen de meet- en de ontwerpwaarden.

FUNCTIONELE EISEN PROEFOPSTELLING Alvorens de montage aan te vangen dienen de volgende proefopstellingen gemaakt te worden. Compleet verwerkt en gebeugelde radiatoropstelling inclusief appendages voor de verschillende radiatoropstellingen. Compleet verwerkt en gebeugeld leidingstuk, zowel horizontaal als verticaal, in de diverse isolatieafwerkingen De opstellingen dienen door de aannemer aan de directie ter beoordeling te worden aangeboden. Indien de directie dit vraagt dient de aannemer de opstelling naar de wensen van de directie aan te passen. De definitieve opstelling dient de goedkeuring te hebben van de directie. -

BEMONSTERING Op verzoek van de directie kan bemonstering van alle voorkomende installatieonderdelen verlangd worden. MAATREGELEN TEGEN VERONTREININGING EN BESCHADIGING Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 40


-

-

-

Installatie-onderdelen worden droog en vochtvrij opgeslagen en worden niet van hun verpakking ontdaan totdat de uitvoering van het werk dit vordert. Bijwerken van lasnaden, alsmede beschadigingen en gebreken aan corrosie werende grondlagen, primers en moffellagen reinigen en bijwerken tot de oorspronkelijke laagdikte met productsoorten die voor de oorspronkelijke behandeling zijn toegepast. Onderdelen met beschadigde zinklagen langer dan 15 mm worden afgekeurd. Kleine beschadigingen reinigen en bijwerken met zinkstofverf die tenminste 97% zink bevat. Metaaldeeltjes, slijpstoffen, kitresten, afval en andere verontreinigingen, die tijdens de uitvoering zijn terechtgekomen in onderdelen moeten ter voorkoming van corrosie of beschadiging zorgvuldig verwijderd worden. Van een extra laag roestwerende verf voorzien: o stalen leidingen die na montage onbereikbaar zijn o stalen leidingen die in vochtige ruimten lopen. o stalen leidingen die in de buitenlucht worden gemonteerd.

VERWARMINGSAPPARATEN Centrale warmte- opwekkingsapparaten Indien de huidige capaciteit van de ketels onvoldoende is dient dit aangevuld te worden met nieuwe cvketels. -

De ketels door de fabrikant laten samenbouwen. Aan of op ketelmantels mogen geen leidingen, kabelbanen en andere daar niet thuis behorende onderdelen worden bevestigd of steunen.

APPENDAGES Compensatoren -

Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarbij geen ruimte is voor expansielussen mogen, zonder meerkosten, compensatoren worden toegepast. Compensatoren worden pas kort voor de beproeving van de installatie aangebracht. Tijdens de montage moeten passtukken de plaats innemen van compensatoren. Het monteren van de passtukken en van de compensatoren geschiedt met inachtneming van de richtlijnen van de fabrikant.

Afsluiters en kranen -

De op verdeel- en verzamelstukken aan te brengen afsluiters en kranen worden op voldoende onderlinge afstand naast elkaar gemonteerd met de spindels op gelijke hoogte. Afsluiters, kranen en vochtgevoelige installatieonderdelen (bijv. apparatuur) zodanig ten opzichte van elkander plaatsen en beveiligen, dat lekkage van afsluiters en kranen geen schade toebrengt aan *vorenbedoelde installatieonderdelen.

Pompen Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 41


-

Het opstellen en inbouwen van pompen geschiedt volgens de richtlijnen van de fabrikant. Voor of tijdens het monteren van elke pomp wordt aan de zuigzijde een filter aangebracht. Nadat de pompen enige dagen in bedrijf zijn geweest deze filters verwijderen. De koppelingen van fundatiepompen moeten worden afgeschermd. Fundatiepompen spanningsvrij monteren. De assen van pomp en motor worden ten opzichte van elkander zuiver uitgelijnd. De per pomp door de pakkingbus passerende hoeveelheid lekwater mag hoogstens enkele druppels per minuut bedragen en moet kunnen afvloeien via een behoorlijke afvoerleiding. Koelmantels om de pakkingbussen van bijv. heetwaterpompen aansluiten volgens de richtlijnen van de fabrikant.

MONTAGE VOORWAARDEN LEIDINGEN Afdichting Materialen voor het maken en afdichten van aansluitingen en verbindingen moeten duurzaam bestand zijn tegen de door de leidingen te transporteren stoffen en tegen de invloeden van de in de leidingen te verwachten chemische en natuurkundige processen. Overtollig afdichtingsmateriaal direct na het maken van de pijpverbindingen van de leiding verwijderen. Afschot Het afschot voor verwarmings- en heet waterleidingen bedraagt 1 mm per strekkende meter en voor stoom- en condensleidingen 3 mm per strekkende meter.

Beugeling -

Bevestigingen mogen de leidingen en de bouwkundige constructies niet ongunstig belasten, beschadigen of aantasten. De definitieve verdeling en de plaatsen van de bevestigingspunten worden vastgesteld in overleg tussen aannemer en directie. Dit geldt in het bijzonder bij speciale bevestigingsconstructies en bij in het zicht blijvende bevestigingspunten. De maximale afstand tussen de bevestigingspunten van verticale leidingen bedraagt: o t/m nom. diam. 35 mm, ten hoogste 2 m; o vanaf nom. diam. 40 mm en groter ten hoogste 3 m.

Verbindingen -

Leidingen in de kruipkelder mogen niet gelast of hard gesoldeerd worden. Bij alle soorten leidingen wordt het aantal verbindingen beperkt. Alle gelaste aftakkingen van leidingen, uitgezonderd die op verdeel en verzamelstukken, stromend uitvoeren, tenzij dit de ontluchting belemmert.


Pagina 42


-

-

-

-

-

-

Aan de uiteinden van alle aan te brengen buizen en hulpstukken de scherpe kanten en bramen zowel in- als uitwendig verwijderen. Voor het monteren alle aan te brengen buizen en hulpstukken in- en uitwendig schoonmaken. Buis met een inwendige diameter van 25 mm en kleiner moet worden gefit. Bij stalen draadpijp moeten de draadeinden zorgvuldig en over voldoende lengte worden gesneden. Voor de verbindingen gebruik maken van smeedbare gietijzeren randfittingen. De draadverbindingen goed afdichtend verpakken. Verloopsokken in horizontale verwarmings- ,stoom- en condensleidingen moeten excentrisch van vorm zijn. Bij meerdere verticale leidingen in dezelfde ruimte worden de sokverbindingen ten opzichte van elkaar op gelijke hoogten en onmiddellijk boven de eventuele beugels aangebracht. Verloopnippels zijn niet toegestaan. Buizen met een inwendige diameter groter dan 25 mm buiten de kruipkelder moeten worden gelast. Ter plaatse van lasverbindingen moeten de leidingen de volle doorlaat behouden. Bij te lassen aftakkingen met een inwendige diameter, groter dan 25 mm, de openingen in de hoofdleidingen uithalen tot een voldoende hoge kraag is gekregen om een behoorlijke in een vlak rondgaande lasnaad te kunnen maken. Buizen met een inwendige diameter groter dan 25 mm in de kruipkelder moeten verbonden worden door middel van een groefkoppelverbinding. Ter plaatse van een groefverbinding moeten de leidingen de volle doorlaat behouden. Bij aftakkingen moeten daarvoor bestemde Tstukken worden toegepast. Bij bochten groter dan 35 mm moeten daarvoor bestemde bochten toegepast worden. Bochten in leidingen van stalen pijp met een uitwendige diameter kleiner dan 35 mm tot stand brengen door middel van buigen of bochtstukken. Bij haakse radiatorkranen mogen in geval van ruimtegebrek kniefittingen worden toegepast. Bochten in leidingen van stalen pijp met een uitwendige diameter groter dan 35 mm buiten de kruipkelder, tot stand brengen door middel van lasbochten, normaal met 3S-straal en met een wanddikte gelijk aan die van de desbetreffende pijp. Bochten in leidingen van verzinkte buis tot stand brengen door middel van verzinkte fitbochten. Verzinkte buis mag bovendien onder geen omstandigheden worden gebogen of gelast.

Uitzetting Uitzetting in leidingen moet worden opgenomen door expansiebenen of -bochten. De lengte ( L ) als volgt bepalen ( ISSO 4 ): L = 0,063 V D.f voor expansiebenen. L = 0,0205 V D.f voor expansiebochten verklaring: L = lengte in M D = uitwendige pijpdiameter in mm. f = uitzetting in mm (voor stalen cv-leidingen van 90°C te rekenen met een uitzetting van 1 mm/M). Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 43


Leidingdoorvoeren -

-

-

-

Alle leidingen door bouwkundige constructies moeten beschermd worden door beschermhulzen. De huls van een leidingdoorvoering, die is gelegen vlak achter een bocht van een door te voeren leiding, waarin lengteverandering van enige betekenis kan optreden, moet inwendig extra wijd of ovaal van doorsnede zijn. De hulzen moeten enkele mm buiten de oppervlakken van de afgewerkte bouwconstructies steken en evenwijdig daaraan zijn afgewerkt. Alle in het zicht blijvende doorvoeringen, behalve die door plafonds, worden aan de zichtzijde(n) voorzien van rozetten van een door de directie aan te geven model en uitvoering. Beneden het maaiveld moet de leidingdoorvoering worden uitgevoerd d.m.v. een huls, die waterdicht aansluit op de bouwconstructie. Deze huls moet naar de buitenzijde van het gebouw op afschot gelegd worden. De inwendige diameter van de huls moet 20 mm groter zijn dan de uitwendige leidingdiameter en de ruimte tussen leiding en huls moet waterdicht worden afgesloten. Leidingdoorvoeren door de bouwkundige constructie van stookruimten gasdicht uitvoeren. Bij een doorvoering met geluidwerende afwerking moet de inwendige diameter van de huls 20 mm groter zijn dan de uitwendige leidingdiameter. De ruimte tussen leiding en huls opvullen met minerale wol en afdichten met blijvend plastische kit. Leidingen die aangebracht worden op naderhand zeer moeilijk of niet meer bereikbare plaatsen worden over de volle lengte gelegd in mantelbuizen. Op deze plaatsen moeten bochten en verbindingen in de leidingen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Grondzetting Beneden het maaiveld moeten binnen te voeren leidingen de te verwachten grondzettingen kunnen volgen zonder spanningen over te dragen op aansluitende leidinggedeelten binnenshuis. Luchtverzamelpotten Aansluitingen op luchtverzamelpotten hebben tenminste dezelfde diameter als het te verwachten leidingdeel. Afvoerleidingen/kanalen voor verbrandingsgassen, afvoerkanalen en aansluitstukken voor verbrandingsgassen: -

zijn gasdicht en eenvoudig wegneembaar; hebben voldoende afschot en zonder vernauwing een inwendig vloeiend verloop; zijn voorzien van schoonmaakluiken, regen-/condensafvoeren, inwendige regenrand of uitwendige dakkap (GAVO) en waterdichte dakdoorvoer.

Aftakleidingen Gelaste aftakkingen op leidingen stromend uitvoeren, met uitzondering van die op verdeel- en verzamelstukken.


Pagina 44


MEET- EN AANWIJSELEMENTEN Meet - en aanwijsinstrumenten zodanig monteren dat vervanging zonder aftappen van de installatie mogelijk is. TIJDELIJKE FILTERS Voor het proefdraaien het leidingsysteem met water doorspoelen c.q. op toepasselijke wijze reinigen. Ter bescherming van aangesloten apparatuur (pompen, regelapparatuur etc.) in de aansluitleidingen hiervan, tijdelijk zeven plaatsen van gaas. VERWARMINGSLICHAMEN Ten behoeve van door derden te verrichten werkzaamheden is de aannemer gehouden de verwarmingslichamen, nadat zij zijn opgesteld en op de leidingen zijn aangesloten, voor de oplevering van het betreffende gebouw eenmaal extra af en aan te koppelen, zulks op aanwijzing van de directie.

57

LUCHTBEHANDELING Van toepassing zijnde normen: -

57.1

Volgens de eisen van de plaatselijke nutsbedrijven, brandweer en wet milieubeheer; AI-bladen van de arbeidsinspectie; NEN 1087 Ventilatie van gebouwen; EN 1366-2 Brandkleppen. "Een brandveilig gebouw installeren"; een uitgave - laatste versie - van de Nederlandse Brandweerfederatie. Volgens de geldende normen ten tijde van de oplevering van het werk.

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Door de aannemer te vervaardigen berekening: -

-

Luchtkanalen berekeningen conform VABI UO luchtkanalen. De kanaalafmetingen en ventilatoren dienen bepaald te worden met behulp van deze berekeningen. Geluidsberekeningen conform UO Geluid in luchtkanalen van de installaties naar de verblijfsruimten. De dempers, ventilatoren, roosters en kanaalafmetingen dienen bepaald te worden met behulp van deze berekening. Geluidsberekeningen de het installaties naar de omgeving. Berekening luchtbalans. De overige benodigde berekeningen om de installatiecomponenten definitief te kunnen selecteren.

Uitgangspunten kanaalwerk: Maximale snelheden: Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 45


-

Kanalen in schachten en technische ruimten: 7 m/s Kanalen in verkeersruimten: 5 m/s Transportkanalen in werkruimten: 4 m/s Roosteraftakkingen: 2,5 m/s

Ontwerp inblaastemperaturen ter plaatse van roosters: 57.2

zomersituatie: 16°C wintersituatie: 35°C

BESTAANDE INSTALLATIE De meeste bestaande luchtbehandelingskasten zijn uit het bouwjaar 1985/1986 en voldoen niet meer aan de huidige bezettingsgraad. Tevens zijn ze niet voorzien van koeling. Om deze reden is besloten om de meeste luchtbehandelingskasten te vervangen en te voorzien van verwarming, koeling, warmteterugwinning en bevochtiging. Tevens worden de luchtbehandelingskasten aangepast op de huidige bezettingsgraad. De luchtbehandelingskast van het boekendepot is al voorzien van koeling. Deze kast blijft gehandhaafd mede in afwachting van een nadere invulling van de ruimten.

57.3

BESTAANDE LUCHTBEHANDELINGSKASTEN Hieronder is een overzicht weergegeven van de bestaande luchtbehandelingskasten. LBK 1 Tentoonstellingsruimten: (opgesteld in 333) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 16.000 m³/h. LBK 2 Entree en anatomisch theater: (opgesteld in 219) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 7.800 m³/h. LBK 3 Gehoorzaal: (opgesteld in 219) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 4.000 m³/h. LBK 4 Technolab en werkplaats: (opgesteld in 219) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 3.000 m³/h. LBK 5 Boekendepot: (opgesteld in 307) Voorzien van bevochtiging, verwarming en koeling; Capaciteit 1.600 m³/h. LBK 6 Educatie en A&W ruimte: (opgesteld in 404) Voorzien van bevochtiging en verwarming;


Pagina 46


Capaciteit 1.500 m³/h. LBK 7 Tentoonstellingsruimte en verhuurzaal: (opgesteld in 404) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 6.400 m³/h. LBK 8 Werkplaats en technolab: (opgesteld in 219) Voorzien van bevochtiging en verwarming; Capaciteit 3.000 m³/h. 57.4

BESCHIKBARE RUIMTE LUCHTBEHANDELING De luchtbehandelingskasten zijn in de bestaande situatie opgesteld op de zolderverdiepingen (333, 404) en in de technische ruimte 219. Deze ruimtes zijn in de huidige situatie net aan groot genoeg om de bestaande lb-kasten op te stellen. Er is erg weinig ruimte voor onderhoud en uitbreidingen. In de nieuwe situatie dienen ten aanzien van de lb-kasten te volgende wijzigingen uitgevoerd te worden: Warmteterugwinning; Koeling; verhoging luchthoeveelheid. De kasten worden in de nieuwe situatie voorzien van warmteterugwinning d.m.v. twin coil batterijen. Er is onvoldoende ruimte beschikbaar om gestapelde lb-kasten toe te passen. Hierdoor is het niet mogelijk een warmtewiel of een kruisstroomwarmtewisselaar op te stellen. In de technische ruimte 219 zijn ten behoeve van de ventilatie van de ruimten 4 lb-kasten opgenomen (lbkasten 2, 3, 4 en 8). Om de ruimten van dit bouwdeel in de nieuwe situatie te kunnen ventileren en de lbkasten op te kunnen stellen worden deze lb-kasten samengevoegd. De ventilatieluchthoeveelheid van deze ruimten wordt hierbij geregeld worden d.m.v. VAV-regelaars. Om de lb-kast in de technische ruimte 219 op te kunnen stellen dienen de bestaande lasafzuig- en houtmotafzuiginstallatie buiten de ruimte geplaatst te worden. Met de gebruiker dient een nieuwe positie in ruimte 211 of 213 te worden bepaald. Het aantal m² aan werkruimte dient gehandhaafd te blijven. Om de lb-kast te kunnen plaatsen dient de tussenwand tijdelijk weggehaald te worden en een tijdelijke sparing in de gevel te worden gerealiseerd. De kast dient in delen ter plaatse samengevoegd te worden. In de technische ruimte 404 zijn ten behoeve van de ventilatie van de ruimten 2 lb-kasten opgenomen (lbkasten 6 en 7). Om de ruimten van dit bouwdeel in de nieuwe situatie te kunnen ventileren wordt er 1 lbe kast opgesteld in ruimte 404. Een 2 lb-kast op de naastgelegen zolder 405. Om de lb-kasten op de zolder te kunnen vervangen dient het dak open gemaakt te worden. De kasten dienen ter plaatse samengesteld te worden. Voor onderhoud is er in de nieuwe situatie beperkte ruimte. Dit is overeenkomstig de bestaande situatie. De lb-kasten worden voorzien van F7 filters. Ter plaatse van zolder 333 (lb-kast bouwdeel CDE) en ruimte 219 (lb-kast bouwdeel A) is er onvoldoende ruimte om speciale filters of F9 filters aan te brengen. Voor de lb-kasten t.b.v. bouwdeel B zou dit eventueel toegepast kunnen worden.


Pagina 47


In verband met de beperkt beschikbare ruimte in het gebouw voor het aanbrengen van installaties, dient de aannemer tijdens de uitvoering de nodige aandacht te besteden om de lb-kasten aan te kunnen brengen. 57.5

LUCHTBEHANDELING ALGEMEEN De lb-kasten wordt voorzien van: -

koeling; verwarming; warmteterugwinning d.m.v. een twin coil batterij; recirculatiefunctie; toerenregelbare ventilatoren; geluiddempers; elektrische stoombevochtiging; FU7 filters toevoerlucht.

Toebehoren lb-kast: drukverschilmeters en schakelaars filters; verlichting kast; de benodigde inspectiedeuren; de lb-kast wordt geregeld en bestuurd via het in hoofdstuk regeltechniek omschreven regelsysteem; toerenregelaars; nieuwe resopal naamplaten (tekst nader te bepalen). Het toevoeren afvoerdeel van de lb-kast wordt achter elkaar geplaatst. 57.6

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL CDE Voor de conditionering voor de expositie- en kantoorruimten in deze bouwdelen wordt op de zolder 333 3 van dit bouwdeel een nieuwe lb-kast met een capaciteit van 19.200 m /h opgesteld. In de bestaande situatie wordt de buitenlucht en afvoerlucht toe- en afgevoerd via gevelroosters aan de straatzijde. Hierbij treedt geluidsoverlast op. Er is onvoldoende ruimte beschikbaar om dempers van voldoende lengte op te nemen om geluidsoverlast richting straatzijde te voorkomen. Om de situatie te verbeteren worden de roosters verplaatst naar de binnenplaatszijde. De plenums en roosters worden opgenomen ter plaatse van de bestaande dakkappellen. Deze hebben onvoldoende afmetingen om de buitenlucht met 1 dakkapel aan te zuigen. Om deze reden wordt de buitenlucht via 2 buitenluchtroosters aangezogen. Voor deze bouwdelen worden de ruimten met een constant debiet geventileerd. De ventilatoren worden regelbaar uitgevoerd om eenvoudig in te kunnen regelen en indien gewenst plaatselijk de luchthoeveelheid eenvoudig te kunnen wijzigen. De bestaande betonnen bak kan gebruikt worden voor opstellen van de nieuw te plaatsen luchtbehandelingskast. De bak dient voor het plaatsen van de nieuwe lbk te worden voorzien van een waterdichte coating. Tevens dient de bak te worden voorzien van waterdetectie (Cavia).


Pagina 48


Het CO2-gehalte van de ruimten wordt centraal geregeld d.m.v. het regelen van de buitenluchthoeveelheid. De hoeveelheid buitenlucht/recirculatielucht kan geregeld worden d.m.v. de mengkleppensectie. De maximum benodigde ontwerp verse luchthoeveelheid voor dit bouwdeel is ca 35% van de totale benodigde luchthoeveelheid voor dit bouwdeel. De luchtvochtigheid in de ruimten wordt centraal geregeld door het regelen van de luchtvochtigheid van de toevoerlucht. De lucht kan hierbij aanvullend bevochtigd worden d.m.v. de elektrische stoombevochtiger. De lucht kan hierbij aanvullende ontvochtigd worden door de lucht diep te koelen. 57.7

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL A Voor de conditionering voor de ruimten in dit bouwdeel wordt in technische ruimte 219 een nieuwe lb3 kast met een capaciteit van 15.900 m /h opgesteld. In verband met de wisselende bezetting voor de ruimten in dit bouwdeel wordt met een variabel debiet geventileerd. Hiervoor worden de nodige VAV-regelaars opgenomen. De ventilatoren worden hiervoor toerengeregeld uitgevoerd.

57.8

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL B LINKS Voor de conditionering voor de ruimten in dit bouwdeel wordt op de zolder 404 van dit bouwdeel een 3 nieuwe lb-kast met een capaciteit van 7.900 m /h opgesteld. In verband met de wisselende bezetting voor de ruimten in dit bouwdeel worden er ruimten met een variabel debiet geventileerd. Hiervoor worden per ruimte de nodige VAV-regelaars opgenomen. De ventilatoren worden hiervoor toerengeregeld uitgevoerd. De bestaande betonnen bak kan gebruikt worden voor opstellen van de nieuw te plaatsen luchtbehandelingskast. De bak dient voor het plaatsen van de nieuwe lbk te worden voorzien van een waterdichte coating. Tevens dient de bak te worden voorzien van waterdetectie (Cavia).

57.9

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL B RECHTS Voor de conditionering voor de ruimten in dit bouwdeel wordt op de zolder 405 van dit bouwdeel een 3 nieuwe lb-kast met een capaciteit van 5.100 m /h opgesteld. Voor dit bouwdeel worden de ruimten met een constant debiet geventileerd. De ventilatoren worden regelbaar uitgevoerd om eenvoudig in te kunnen regelen en indien gewenst plaatselijk de luchthoeveelheid eenvoudig te kunnen wijzigen. De ruimte dient geschikt gemaakt te worden om de luchtbehandelingskast op te kunnen stellen. Hiervoor dient o.a. een waterdichte bak voorzien van vwa-aansluiting en waterdetectie opgenomen te worden. Het CO2-gehalte van de ruimten wordt centraal geregeld d.m.v. het regelen van de buitenluchthoeveelheid. De hoeveelheid buitenlucht/recirculatielucht kan geregeld worden d.m.v. de mengkleppensectie. De luchtvochtigheid in de ruimten wordt centraal geregeld door het regelen van de luchtvochtigheid van de toevoerlucht. De lucht kan hierbij aanvullend bevochtigd worden d.m.v. de elektrische stoombevochtiger. De lucht kan hierbij aanvullend ontvochtigd worden door de lucht diep te koelen.


Pagina 49


57.10

LB-KAST BOEKDEPOT De bestaande lb-kast nr. 5 ten behoeve van het boekendepot is voorzien van elektrische stoombevochtiging, verwarming en koeling. De lb-kast heeft een capaciteit van 1.600 m³/h. Deze installatie blijft ongewijzigd in afwachting van een nadere invulling van de betreffende ruimten.

57.11

VENTILATIE RUIMTEN Hoge expositiezalen In de hoge expositiezalen wordt de lucht toegevoerd d.m.v. nozzles. Hierbij worden per zaal 2 ventilatiekanalen opgenomen waarin de nodige nozzles zijn opgenomen. Met de nozzles kunnen de ruimten zowel tijdens koelbedrijf als verwarmingsbedrijf voldoende doorspoeld worden. De luchthoeveelheid per ruimte is constant. De lucht wordt in de ruimte afgevoerd d.m.v. centrale afvoerroosters. Lage expositiezalen In de lage expositiezalen wordt de lucht toegevoerd d.m.v. een tussen de balken van het plafond opgenomen “verdekte” lijnrooster. Met het lijnrooster kunnen de ruimten zowel tijdens koelbedrijf als verwarmingsbedrijf voldoende doorspoeld worden. De luchthoeveelheid per ruimte is constant. De lucht wordt in de ruimten afgevoerd d.m.v. afvoerroosters. Kantoorruimten In bestaande situatie is in de kantoorruimten geen toevoerluchtinstallatie opgenomen. In de ruimten wordt wel mechanisch lucht afgevoerd. In nieuwe situatie worden de ruimten mechanisch geventileerd. Hiervoor worden de nodige toe en afvoerroosters opgenomen. De luchthoeveelheid per ruimte is constant. Meldkamer (157/159) en naastgelegen techniekruimte (158b) In bestaande situatie is in deze ruimten geen verse lucht toegevoerd. In de ruimten wordt wel mechanisch lucht afgevoerd. In nieuwe situatie wordt verse lucht toegevoerd door de bestaande recirculatiekasten aan te sluiten op het ventilatiesysteem. De luchthoeveelheid per ruimte is constant. Kantine (235)


Pagina 50


In bestaande situatie is in de kantine geen toevoerluchtinstallatie opgenomen. In de ruimte wordt wel mechanisch lucht afgevoerd. Hiervoor is een afvoerventilator opgenomen boven het plafond. In nieuwe situatie wordt de ruimte mechanisch geventileerd. Hiervoor worden de nodige toevoerroosters opgenomen. De lucht wordt afgevoerd via de afzuigkap. T.b.v. de luchtafvoer wordt een nieuwe afvoerventilator V4 opgenomen. De luchthoeveelheid van de ruimte is constant. Foyer (117), anatomisch theater (117c/220), gehoorzaal (120), educatieruimten (305/308) Deze ruimten worden in de bestaande situatie mechanisch geventileerd. In deze ruimten wordt in de nieuwe situatie voldoende lucht toegevoerd t.b.v. de bezetting van deze ruimten. In verband met de wisselende bezetting van deze ruimten wordt met een variabel debiet lucht toegevoerd. Hiervoor worden in de kanalen de nodige VAV-regelaars opgenomen. Werkplaatsen (211/213/216/218) Deze ruimten worden in de bestaande situatie mechanisch geventileerd. In deze ruimten wordt in de nieuwe situatie voldoende lucht toegevoerd t.b.v. het gebruik van deze ruimten. Om de ventilatie buiten de gebruiksperiode te kunnen afsluiten worden de nodige VAV-regelaars opgenomen. De afzuiging van de lasapparatuur en overige machines dient te worden aangebracht conform de huidige wetgeving. Sanitaire ruimten (153/156) Deze bestaande sanitaire ruimten worden bouwkundig gewijzigd. De afvoerroosters van deze ruimten dienen vervangen te worden. De luchtafvoerkanalen van deze ruimten kunnen gehandhaafd blijven. De kanaalventilator V2 wordt vervangen. Sanitaire ruimten bouwdeel A Deze ruimten worden niet gewijzigd. De kanalen en afvoerroosters van deze ruimten blijven gehandhaafd. De afvoerventilator V5 wordt 1 op 1 vervangen. Sanitaire ruimten bouwdeel B Deze ruimten worden niet gewijzigd. De kanalen en afvoerroosters van deze ruimten blijven gehandhaafd. De afvoerventilator V7 wordt 1 op 1 vervangen. Vervallen ventilatoren De volgende kanaal- en dakafzuigventilatoren hebben geen functie meer en worden verwijderd: V1, V3, V8, V9, V10, V11, V12, V13 De posities ventilatoren zijn weergegeven op de bestaande revisie tekeningen. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 51


Ruimte vaatwasser (124) De ruimte met vaatwasser (gesitueerd op de BG naast de lift kantoren) wordt voorzien van deugdelijke, geschakelde mechanische afzuiging middels nieuw kanaalwerk en afzuigventilator. Trappenhuis (166) Het trappenhuis wordt in de bestaande situatie niet geventileerd. Om de warme lucht bovenin het trappenhuis af te kunnen voeren wordt in de nieuwe situatie een afvoerluchtrooster opgenomen. Op het dak wordt hiervoor een dakafvoerventilator opgenomen. Kanalen Voor het aansluiten van de nieuwe luchtbehandelingkasten en de ruimten dient een compleet nieuw kanaalwerk aangebracht te worden. De luchttoevoerkanalen dienen thermisch geïsoleerd te worden waarbij deze voldoende dampdicht zijn t.b.v. een luchttoevoertemperatuur van 16°C. Buitenluchtaanzuigkanalen en afvoerluchtkanalen dienen dampdicht geïsoleerd te worden. Om de kanalen aan te kunnen brengen dienen er bouwkundige schachten en plafonds tijdelijk open gemaakt te worden. Plaatselijk dienen er schachten vergroot te worden. Vervallen schachten dienen bouwkundig te worden herstelt in zoals omschreven in hoofdstuk 4. Op de zolders van o.a. bouwdeel CDE en B bevinden zich centrale kanalen. Hier is voldoende ruimte beschikbaar om de nieuwe kanalen aan te kunnen brengen. In verband met de beperkt beschikbare ruimte in het gebouw voor het aanbrengen van installaties, dient de aannemer tijdens de uitvoering de nodige aandacht te besteden om de kanalen aan te kunnen brengen. De aan te brengen kanalen uitvoeren als sendzimir verzinkt plaatstalen kanalen. Tussen de montagerail en het kanaal harde persing isolatie (min. 10 mm) toepassen. Ter plaatse van de brandscheidingen worden de nodige brandkleppen opgenomen. Inregelen Zowel de bestaande en nieuw aan te brengen installaties dienen in de nieuwe situatie ingeregeld te worden. De installaties dienen getest en gemonitord te worden waarbij het functioneren en regelen en de ontwerpuitgangspunten dient te worden aangetoond. Onderdelen: -

ventilatoren; luchtbehandelingskasten/ -secties; warmteterugwininstallaties; verwarmingselementen; koelerelementen; bevochtigers; luchtkleppen/kleppenregisters; constant volumeregelaars;


Pagina 52


-

variabel volumeregelaars; luchtroosters, koelconvectoren e.d.; hoofd- en aftakkanalen.

De installatie inregelen op basis van de ontwerpgegevens bij volle belasting op: luchtdebiet; luchtverdeling; geluidsniveau. De meetpunten aanbrengen in overleg met de directie.

Na de laatste beproeving en instelling alle inregelkleppen en/of steltongen in de juiste stand vastzetten en borgen. Uitgangspunten: -

debiet toevoerlucht per vertrek, per rooster; debiet retourlucht per vertrek, per rooster; debiet buitenlucht en afvoerlucht; geluidsniveau per vertrek/rooster.

MEETRAPPORT Te verstrekken meetrapport(en) van: de nieuwe ventilatie-/luchtbehandelingsinstallatie waarop ten minste staat vermeld: 57.12

de gebruikte meetinstrumenten; schema tekening met locatie van de meetpunten; meetwaarden per meetpunt (luchtdebiet en geluid); meetwaarden per rooster, unit e.d.; van de meetwaarden afgeleide luchtdebieten; luchtdebieten volgens het ontwerp; geluidsniveau volgens het ontwerp het verschil tussen meet- en ontwerpwaarden; grafieken van ventilatoren met hierin aangegeven het werkpunt per ventilator (capaciteit, opvoerhoogte, toerental, vermogen); luchtin- en uittredetemperaturen van luchtverwarmers, luchtkoelers, warmteterugwininstallaties; drukverschil van luchtfilters; capaciteit van luchtbevochtigers.

FUNCTIONELE EISEN PROEFOPSTELLING


Pagina 53


Alvorens de montage aan te vangen dienen de volgende proefopstellingen ter beoordeling aan de directie te worden aangeboden. Gemaakt dienen te worden; compleet verwerkt en gebeugelde kanalen en roosters in één hoge expositieruimte en in éé’n lage expositiezaal. Indien nodig dient de aannemer de opstelling naar de wensen van de directie aan te passen. De definitieve opstelling dient de goedkeuring te hebben van de directie.

UITVOERING LB-KASTEN Fabricaat: Verhulst, Holland Heating, Alko of gelijkwaardige typen Kastconstructie De uitvoering van de kasten is volgens het principeschema. De maximale snelheid over de koeler is 3,25 m/s. Luchtbehandelingskasten samen te stellen uit dubbelwandig geïsoleerde stijlen en panelen, voorzien van corrosiewerende behandeling d.m.v. een uitwendige coating in de standaard fabriekskleur. De uitvoering van de lb-kast dient minimaal energieklasse A te zijn. De buitenluchtaanzuigsecties koudebrugvrij uitvoeren. Alle kastsecties voorzien van resopal naamplaten, teksten nog nader te bepalen. stijlen/frame: koudebrugvrij. wanden/panelen: dubbelwandig - losneembaar. voldoende deuren/luiken, ten behoeve van het onderhoud in alle kastsecties. Samenbouwen De luchtbehandelingskasten op het werk door de fabrikant laten samenbouwen, ook als deze in secties zijn aangevoerd. De samenstellende delen dienen een zodanige afmeting te hebben, dat de passage door het gebouw mogelijk is. Keuring luchtbehandelingskasten De luchtbehandelingskasten worden voordat zij in het werk worden gebracht bij de fabrikant door de directie gekeurd. Alvorens tot vervaardiging kan worden overgegaan, dienen de werktekeningen van de luchtbehandelingskasten ter goedkeuring bij de directie te worden ingediend. Inspectie/verlichting Alle inspectie-ruimten voorzien van luchtdichte deuren of luiken met handbediende knevelsluitingen en begaanbare bodemplaten alsmede door de fabrikant aan te brengen spatwaterdichte verlichtingsarmaturen met PL-lamp 9W, compleet bedraad tot op een gezamenlijke schakelaar met rode leds.


Pagina 54


Ventilator Minimaal ventilatorrendement 80%. De overbrenging moet zijn voorzien van een afscherming. Kleppenregisters Kleppenregisters uitvoeren als gelijk- of contraroterend, afhankelijk van de toepassing, voorzien van dubbele vinyl aanslag en van klepstandindicatie geschikt voor directe montage van de servomotor op klepas. Kleppenregisters t.b.v. buitenlucht binnen in de kastsectie aanbrengen. Filters Filters uitvoeren met langestandtijdfilter (zakkenfilter) o filters t.b.v. buitenlucht volgens F7; o filters t.b.v. retourlucht t.b.v. de warmtewisselaars F5; De bodem van buitenlucht aanzuigfiltersecties voorzien van een aftap en beloopbare corrosiewerende gietcoating. De filtersecties voorzien van een aanwijzende drukverschilmeter; De filtersecties dienen - via een deur(luik) - bereikbaar te zijn en wel zodanig, dat de filterzakken aan de achterzijde - vuile zijde - uitgenomen kunnen worden. Verwarmer Verwarmer, vervaardigd van koperen pijpen, aluminium 'pre-painted' lamellen en stalen aansluitingen, die zijn voorzien van flenzen. De aansluitingen voorzien van flenzen. Koeler Koeler, vervaardigd van koperen pijpen, aluminium 'pre-painted' lamellen en stalen aansluitingen, die zijn voorzien van flenzen en welke zijn uitgerust met een kunststof druppelvanger. De bodem van de koelersectie voorzien van een aftap, corrosiewerende gietcoating. De aansluitingen van de koeler voorzien van flenzen. De maximale snelheid over de koeler 3,25 m/s. De natte secties voorzien van een koperen condensafvoer naar een dichtbijzijnde vuilwaterafvoerleiding, door middel van een sifon. Ont-/bevochtigingssecties; De bodem van natte secties zoals ont- en bevochtigingssecties voorzien van een aftap, corrosiewerende gietcoating. De natte secties voorzien van een koperen condensafvoer naar een dichtbij zijnde vuilwaterafvoerleiding, door middel van een sifon. Traploos regelbare motoren Ventilatoren met traploos toerenregelbare motoren voorzien van frequentieregelaars uitgevoerd met: o extern 0-10V stuursignaal voor toerenregeling; Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 55


o o o o o

min./max. toerental schakelkontakten; storingsmelding motor; bedrijfsmelding motor; terugkoppeling toerental; drukverschilopnemer.

Kastondersteuning De kasten opstellen op een fundatieframe, met daaronder trillingsmatjes van het fabricaat Shearflex o.g., ter dikte van 10 mm, belasting 35 N/cm². Meetsecties De meetsecties, met een lengte van circa 300 mm, dienen aan de bedieningszijde een demontabel paneel te hebben; de verdere eisen zijn overeenkomstig de mengsecties. Elektravoorzieningen Bekabeling (YMVK) t.b.v. verlichting in Hostaliet buis binnen de omkasting, door de fabrikant laten aanbrengen, zodanig dat bij het samenbouwen van de kastdelen niet meer in de kast moet worden geboord. Doorvoerwartels t.b.v. aansluitkabels voor elektrische apparatuur dienen door de fabrikant te worden aangebracht. Beugels voor kabelgoten aan de bedieningszijde van de kast op een onderlinge afstand van ten hoogste 1,5 m door de fabrikant laten aanbrengen. Werkschakelaars buiten op de kast aan de bedieningszijde, alsmede bekabeling tussen motor en schakelaar door de fabrikant laten aanbrengen (m.u.v. stuurstroom kabels). Bevestigingsvoorzieningen -

De bevestigingspunten voor een regelkast t.b.v. een roterende warmtewisselaar aan de bedieningszijde door de fabrikant laten aanbrengen.

Servomotoren Servomotoren inclusief motorstoel buiten de kast door de fabrikant laten aanbrengen. Vorstbeveiligingen Vorstbeveiligingen met capillaire opnemer, door de fabrikant in de luchtstroom (bereikbaar) laten aanbrengen. Meetaansluitingen Afsluitbare meetnippels op elke kastsectie, door de fabrikant laten aanbrengen. Luchtintrede/-uittrede openingen De aansluiting op de kanalen dienen spanningsvrij te worden uitgevoerd. De aanzuigen uitblaasEngineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 56


openingen behoeven niet voorzien van flexibele aansluitingen. Inspectievensters Bevochtigings- en ventilatorsecties met traploos toerenregelbare motoren aan de bedieningszijde voorzien van een inspectievenster. Drukverschilopnemers/weerstandmeters Door de fabrikant per ventilator en filter een drukverschilschakelaar, alsmede per filter een filterweerstandmeter als wijzermanometer laten aanbrengen. Ventilatoren Aftapmogelijkheid. Ventilatoren in de buitenlucht of ventilatoren die onverwarmde buitenlucht aanzuigen, moeten zijn voorzien van een aftapmogelijkheid op het laagste punt van het ventilatorhuis. Aansluiting op het kanaal. Ventilatoren worden op een kanaal aangesloten, met behulp van flexibele verbindingen. Afscherming ventilatoropening. Niet op een kanaal aangesloten aanzuig- of uitblaasopeningen van ventilatoren afschermen met een grof gaasrooster. Luchtkanalen Beugeling. Bevestigingen mogen de kanalen en de bouwkundige constructies niet ongunstig belasten, beschadigen of aantasten. Kanalen in het zicht. Kleur n.t.b RAL-kleur in overleg met de directie. Verbindingen. Ronde kanalen door middel van insteekbussen met een fabrieksmatig aangebrachte rubber manchet verbinden en daarna met popnagels vastzetten. Dit geldt ook voor het verbinden van bochten hulpstukken. Kanaaldoorvoeren. Alle kanalen door de bouwkundige constructies moeten beschermd worden door beschermhulzen. Dit geldt voor ronde en rechthoekige kanalen. De hulzen moeten enkele millimeters buiten de oppervlakken van de afgewerkte bouwconstructies steken en evenwijdig daaraan zijn afgewerkt. Alle in het zicht blijvende doorvoeringen, behalve die door plafonds, worden aan de zichtzijde(n) voorzien van rozetten van een door de directie aan te geven model en uitvoering. Kanaaldoorvoeren door de bouwkundige constructie van stookruimten gasdicht uitvoeren. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 57


-

Bij een doorvoering met geluidwerende afwerking moet de inwendige diameter van de huls 40 mm groter zijn dan de uitwendige kanaalmaat. De ruimte tussen kanaal en huls opvullen met minerale wol en afdichten met blijvend plastische kit.

Tijdelijk afdichten. Bij onderbreking van de montage de openliggende luchtkanalen tijdelijk afdichten. Daar waar een kanaal laag bij de grond moet worden gemonteerd, dient een ondersteuningsconstructie ter goedkeuring van de directie te worden aangebracht. De kanaalappendages moeten tussen flenzen worden aangebracht. De Sendzimir-verzinkte kanalen, welke gemonteerd worden in een vochtige omgeving, dienen uitwendig te worden behandeld met een bitumen-afwerking; het een en ander ter goedkeuring van de directie. In de kruipruimte en daar waar mogelijk bouwvocht kan ontstaan, dienen de reeds gemonteerde installatieonderdelen beschermd te worden met een kunststof folie. Buitenluchtaanzuigkanalen dienen inwendig gebitumeerd te worden. Kleppenregisters Kleppenregisters dienen geheel vervaardigd te worden uit aluminium profielen en aluminium klepmateriaal. Voor een goede afdichting moeten de klepbladen, alsmede het frame, van dubbele voldoende afdichtingsstrippen worden voorzien. Het lekpercentage dient bij een drukverschil van 1000 Pa kleiner te zijn dan 2% van de maximaal passerende luchthoeveelheid. De klepstand dient geschikt te zijn voor servomotorbediening. Bij een breedte en hoogte van meer dan 1000 mm dient de klep gedeeld te worden en aangedreven door meerdere servomotoren. Deze servomotoren zijn in het hoofdstuk "Regeling klimaat en sanitair" omschreven. De volledige slag van de servomotor dient gebruikt te worden voor het verstellen van de klep van open naar dicht. Tenzij anders is aangegeven, zijn de kleppen contra-roterend. Brandkleppen Brandkleppen dienen aangebracht te worden volgens de voorschriften van de fabrikant/leverancier. Indien de klep niet in de constructie kan worden gemonteerd, dan dient er voor de bevestiging aan de wand of op de vloer een inmetselraam - passend op de brandklep - te worden geleverd en moet het geheel brandwerend geïsoleerd worden. Daar waar een brandklep op een vloer wordt geplaatst, dient er een opstorting met een hoogte van circa 50 mm te worden aangebracht. E.e.a. ter goedkeuring en inspectie van de brandweer.


Pagina 58


Brandkleppen met de bijbehorende doorvoering dienen in het bestaande logboek en de lijsten geregistreerd te worden. Geluiddempers, coulissen en overspraakdempers De luchtsnelheid tussen de coulissen van de geluiddemper secties mag maximaal 6,5 m/s bedragen. De coulissen vervaardigen van absorptie/resonantieplaten met een wrijvingsvaste coating en gevat in een gegalvaniseerd metalen raamwerk. De ronde geluiddempers moeten uitgevoerd zijn met een buiten- en binnenmantel van aluminium, waartussen 25 mm glaswol, binnenkanaal akoestisch geperforeerd, eindkappen van aluminium, aan de binnenzijde afgedicht met een goed hechtende kit, binnenmantel met minimaal 3 zelftappende schroeven om de eindkappen bevestigen. Roosters De in dit bestek vermelde luchtornamenten zijn op de tekening verwerkt. De plaats en het aantal dienen hieruit te worden bepaald. Gerekend moet worden dat van de hierna te noemen roosters, alvorens tot definitieve bestelling wordt overgegaan, een model wordt getoond. Kleur n.t.b RAL-kleur in overleg met de directie. Daar waar de luchtkanalen thermisch zijn geïsoleerd dienen de slangen eveneens thermisch geïsoleerd te zijn. Voor de luchttoevoer van de toiletruimten, werkkasten en dergelijke kan er worden gerekend op een spleet onder de deur van circa 2,5 cm. Bij de selectie van de roosters dient voldaan te worden aan de genoemde uitgangspunten.

58

KLIMAATREGELING Van toepassing zijnde normen; -

58.1

NEN 1010:2007+C1:2008/A1:2011+C1:2011 nl Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties NPR 5310:2007+A6:2015 nl Nederlandse Praktijkrichtlijn bij NEN 1010

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Al het benodigde tekenwerk, overeenkomstig hetgeen is omschreven in de bepalingen en dit bestek. Het indienen voor controle van de ontwerp-/concepttekeningen, werktekeningen en revisietekeningen, in de door de directie gewenste veelvouden.


Pagina 59


Processchema’s De aannemer is verplicht de processchema's die bij het bestek behoren te gebruiken als werktekening (bij aanvang van de werkzaamheden). De aannemer is verplicht deze processchema’s zo nodig werktuigkundig en regeltechnisch te actualiseren alvorens deze worden ingediend als werktekening. De (eventueel) bijgewerkte processchema's moeten uiterlijk worden ingediend tegelijk met de stroomkringschema's van de regel-/schakelkasten. Plattegronden. De locatie van veldapparatuur zoals naregelaars, opnemers dienen op de werktuigkundige plattegronden te worden aangegeven. 58.2

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Het leveren, monteren, inregelen en bedrijfsvaardig opleveren van de meet- en regeltechnische installaties welke betrekking hebben op de in dit bestek omschreven en nader bepaalde werktuigkundige installaties en zoals deze op de als bijlage inbegrepen principeschema's zijn weergegeven. De nieuw aan te brengen meet- en regelinstallaties bestaan in hoofdzaak uit: Installatiecomponenten Het leveren, monteren, bekabelen en elektrisch aansluiten van de in dit bestek nader omschreven installatiecomponenten zoals: -

alle voorkomende en benodigde opnemers voor bijvoorbeeld temperatuur, druk, relatieve vochtigheid, enzovoorts; servomotoren, gemotoriseerde regelafsluiters en driewegmengafsluiters; (vorst)thermostaten, (verschil)drukschakelaars, enz.; frequentieregelaars; alle veldcomponenten dienen te worden voorzien van een met de GBS-codering overeenkomende codeplaat.

Regelkasten De regelkasten RK 1 t/m 6 dienen te worden aangepast naar genoemde installaties. De functionaliteit dient identiek te zijn aan de aanwezige functionaliteit v.w.b. hardware en besturingstechniek. Zie revisie van de bestaande regelkasten de dato 2008. In de regelkasten dienen alle schakelingen, beveiligingen en regelingen te worden ondergebracht waarmee de installatie wordt bestuurd en geregeld. Alle benodigde schakelcomponenten voor het tot stand brengen van een goed werkende installatie behoren tot de levering van dit bestek. Eveneens dienen alle meldingen van regelpanelen zoals ketels(koel)compressoren en dergelijke, alsmede de elders in dit bestek omschreven meldingen uit installaties van derden, in de regelkast(en) ondergebracht en aangesloten te worden op de meldingangen van het GBS. Gebouwbeheersysteem Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 60


Het aanwezige GBS van het fabricaat Priva dient op de nieuwe omvang te worden aangepast. Het bedienstation dient te worden verplaatst naar ruimte 210. De internetaansluiting in ruimte 150 eveneens aanpassen op deze verplaatsing. Uitvoering dient conform de aanwezige functionaliteit te worden uitgevoerd, compleet met alle benodigde hard- en software voor het correct functioneren en bedienen van de nieuw aan te brengen installaties en geheel overeenkomstig de installatieprincipes zoals aangegeven op de principeschema’s. Datanet Het leveren, monteren en aansluiten van het GBS datanet, inclusief de benodigde netwerkapparatuur, met betrekking tot het installatiebeheer, storingsanalyse, trending en analyse. Leidingaanleg Het leveren van de benodigde leidingaanleg, binnen en buiten de technische ruimte, met inbegrip van de leidingen voor de verlichting in de luchtbehandelingskast, compleet met toebehoren zoals kabelgoten, beschermbuizen, werkschakelaars, wandcontactdozen, stekers, lasdozen en dergelijke. Daar waar mogelijk kan deze worden hergebruikt. De kabels voor elektrische voeding van de regelkast alsmede de signaleringen uit de E-installatie en de brandmelding, moeten eveneens door de aannemer van dit bestek worden geleverd en gelegd en dienen door de aannemer van dit bestek te worden ingevoerd en aangesloten. Hiervoor dient voldoende ruimte in de kabelgoot in de technische ruimte beschikbaar te worden gesteld. Alle overige elektrische leidingen welke noodzakelijk zijn voor het functioneren van de installatie dienen door de aannemer van dit bestek te worden geleverd en gelegd, zelfs al zouden deze niet worden genoemd en eventuele kabel- en/of aansluitlijsten. Het invoeren en aansluiten van deze leidingen behoort mede tot de verplichtingen van dit bestek. Alle nieuwe installatiedraden en kabels (buigzame- en niet buigzame leidingen) dienen moeilijk brandbaar en halogeenvrij te zijn. Overheidsinstanties en documenten Het aanbrengen van door overheidsinstanties vereiste voorzieningen en inkoppelingen in installaties met betrekking tot veiligheid, beveiliging, milieu, brandbeveiliging, enzovoorts. Het voeren van het benodigde overleg met deze instanties. Het verstrekken van de benodigde informatie aan deze instanties zoals tekeningen, schema's, enz. Het aanvragen van de benodigde goedkeuringen en vergunningen (indien vereist) voor het realiseren van de installaties. Het bij de opdrachtgever indienen van de originele, door overheidsinstanties gewaarmerkte en (goed)gekeurde documenten. Testen, inregelen en inbedrijfstellen Het geheel testen, inregelen en in bedrijf stellen van de installaties en aantonen van de goede werking. 58.3

FUNCTIONELE OMSCHRIJVINGEN 58.3-a

KLIMAATINSTALLATIE HOGE EXPOSITIEZALEN


Pagina 61


Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P04. De klimaatinstallatie bestaat uit een naverwarmer in het luchtkanaal. De gewenste waarde voor de inblaastemperatuur wordt verschoven volgens een instelbare stooklijn in afhankelijkheid van de ruimtetemperatuurregelaar. Het instelbare basissetpoint vormt de gewenste ruimtetemperatuur. Bij overschrijding van de gewenste ruimtemperatuur wordt in volgorde de gewenste inblaastemperatuur verlaagd en een beïnvloedingssignaal naar de centrale luchtbehandelingskast doorgegeven. De ruimtetemperatuur wordt geregeld door middel van een communicatieve (na)regelaar Deze regelaar heeft als bedrijfstoestanden UIT, en COMFORT. In de stand UIT zijn alle componenten UIT en DICHT gestuurd. In de bedrijfstoestand COMFORT wordt de ruimtetemperatuur geregeld op de via het GBS ingestelde waarde. Deze gewenste waarde dient door het GBS dagelijks te worden gereset naar een instelbare basiswaarde. Tussen verwarmings- en koelbedrijf dient een instelbare dode zone aanwezig te zijn. De installaties voor de expositiezalen zijn continue 24/7 in COMFORT-bedrijf .

Warmte- en koudevraag dient via het GBS doorgegeven te worden naar de voorliggende installaties. De ruimtetemperatuur dient op instelbare alarmgrenzen te worden bewaakt waarbij onder- of overschrijding op het GBS dient te worden gesignaleerd. Standaard dient een trend van de afgelopen 24 uur beschikbaar te zijn van temperatuur, relatieve vochtigheid, CO2-gehalte en klepstanden. In de ventilatiebehoefte wordt voorzien door middel van een signaal naar de mengluchtsectie van de luchtbehandelingskast CDE. Deze CO2-regeling is actief in de bedrijfstoestand COMFORT. De vraag naar relatieve vochtigheid of ontvochtigen wordt doorgegeven aan de centrale luchtbehandelingskast. 58.3-b KLIMAATINSTALLATIE LAGE EXPOSITIEZALEN Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P03. De klimaatinstallatie bestaat uit een naverwarmer in het luchtkanaal en een fancoilunit om aanvullend de koelbehoefte te dekken. De gewenste waarde voor de inblaastemperatuur wordt verschoven volgens een instelbare stooklijn in afhankelijkheid van de ruimtetemperatuur-regelaar. Het instelbare basissetpoint vormt de gewenste ruimtetemperatuur. Bij overschrijding van de gewenste ruimtemperatuur wordt in volgorde de gewenste inblaastemperatuur verlaagd en een beïnvloedingssignaal naar de centrale luchtbehandelingskast doorgegeven. De ruimtetemperatuur wordt geregeld door middel van een communicatieve (na)regelaar. Deze regelaar heeft als bedrijfstoestanden UIT, STANDBY en COMFORT. In de stand UIT wordt de ruimtetemperatuur, door middel van de inblaastemperatuur, begrensd op 17°C. De bedrijfstoestand STANDBY kan handmatig worden ingeschakeld. In de bedrijfstoestand COMFORT wordt de ruimtetemperatuur geregeld op de via het GBS ingestelde waarde. Deze gewenste waarde dient door het GBS dagelijks te worden gereset naar een instelbare basiswaarde. Tussen verwarmings- en koelbedrijf dient een instelbare dode zone aanwezig te zijn. De installaties voor de expositiezalen zijn continue 24/7 in COMFORT-bedrijf. Warmte en koudevraag dient via het GBS doorgezonden te worden naar de voorliggende installaties. De ruimtetemperatuur dient op instelbare alarmgrenzen te worden bewaakt waarbij onder- of overschrijding op het GBS dient te worden gesignaleerd. Standaard dient een trend van de afgelopen 24 uur beschikbaar te zijn van temperatuur, relatieve vochtigheid, CO2-gehalte en klepstanden.


Pagina 62


In de ventilatiebehoefte wordt voorzien door middel van een signaal naar de mengluchtsectie van de luchtbehandelingskast CDE. Deze CO2-regeling is actief in de bedrijfstoestand COMFORT en STANDBY. De vraag naar relatieve vochtigheid of ontvochtigen wordt doorgegeven aan de centrale luchtbehandelingskast.

58.3-c

KLIMAATINSTALLATIE KANTOREN

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P02. De klimaatinstallatie bestaat uit een naverwarmer in het luchtkanaal, een fancoilunit voor het dekken van de koelbehoefte en radiatoren voorzien van thermostaatkranen voor de verwarming. De gewenste waarde voor de inblaastemperatuur wordt verschoven volgens een instelbare stooklijn in afhankelijkheid van de ruimtetemperatuur-regelaar. Het instelbare basissetpoint vormt de gewenste ruimtetemperatuur. Bij overschrijding van de gewenste ruimtemperatuur wordt in volgorde de gewenste inblaastemperatuur verlaagd en een beïnvloedingssignaal naar de centrale luchtbehandelingskast doorgegeven. De ruimtetemperatuur wordt geregeld door middel van een communicatieve (na)regelaar. Deze regelaar heeft als bedrijfstoestanden UIT en COMFORT. In de stand UIT worden de componenten van de installatie UIT en DICHT gestuurd. In de bedrijfstoestand COMFORT wordt de ruimtetemperatuur geregeld op de via het GBS ingestelde waarde. Deze gewenste waarde dient door het GBS dagelijks te worden gereset naar een instelbare basiswaarde. Tussen verwarmings- en koelbedrijf dient een instelbare dode zone aanwezig te zijn. De bedrijfstoestand COMFORT dient via een instelbaar klokprogramma te worden ingeschakeld. De bedrijfstijd (instelbaar) ligt op werkdagen tussen 07:00 en 17:00 uur. Warmte- en koudevraag dient via het GBS doorgezonden te worden naar de voorliggende installaties. De ruimtetemperatuur dient op instelbare alarmgrenzen te worden bewaakt waarbij onder- of overschrijding op het GBS dient te worden gesignaleerd. Standaard dient een trend van de afgelopen 24 uur beschikbaar te zijn van temperatuur, relatieve vochtigheid, CO2-gehalte en klepstanden. In de ventilatiebehoefte wordt voorzien door middel van een signaal naar de mengluchtsectie van de luchtbehandelingskast CDE. Deze CO2-regeling is actief in de bedrijfstoestand COMFORT. De vraag naar relatieve vochtigheid of ontvochtigen wordt doorgegeven aan de centrale luchtbehandelingskast. 58.3-d KLIMAATINSTALLATIE KANTINE (235) Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P05. De klimaatinstallatie bestaat uit een afzuigkap en een afzuigventilator. De afzuigventilator is elektrisch aangedreven en volgens een klokprogramma (instelbaar) in bedrijf.

58.3-e AFZUIGVENTILATIE TOILETTEN Deze installatie’s zijn uitgewerkt op principeschema 1472.20P01 De installatie bestaat uit een elektrisch aangedreven afzuigventilator welke continu in bedrijf is. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 63


58.3-f

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL CDE

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P06. De luchtbehandeling is regeltechnisch in stromingsvolgorde opgebouwd uit: buitenluchtklep en mengluchtklep; filter druksignalering; warmteterugwinning door middel van twin-coil voorzien van regelafsluiter en circulatiepomp op toerental bestuurbare direct aangedreven toevoerventilator; verwarmingsbatterij voorzien van tweewegafsluiter, circulatiepomp en vorstbeveiliging; koelbatterij voorzien van tweewegafsluiter; elektrisch gevoede stoombevochtiger voorzien van inblaasvochtopnemer en maximaal hygrostaat; filter in het afzuigkanaal voorzien van druksignalering; op toerental bestuurbare direct aangedreven afzuigventilator (volgt toevoerventilator); buitenluchtklep. Besturing De installatie kent als bedrijfstoestanden UIT, STANDBY, IN, BRAND en STORING. In de bedrijfstoestand UIT worden alle componenten uit en dicht gestuurd. Bij buitentemperatuur beneden een instelbare waarde wordt de circulatiepomp gestart. Periodiek wordt de circulatiepomp gedurende een instelbare tijdsduur (5 minuten) gestart. In de bedrijfstoestand STANDBY zijn de componenten ingeschakeld en de regelingen vrijgegeven. De ventilatoren draaien, ten opzichte van de bedrijfstoestand IN, op een verlaagd toerental. In de bedrijfstoestand IN worden de nodige componenten ingeschakeld en de regelingen vrijgegeven. De bedrijfstijd voor kantoren en werkplaatsen (instelbaar) ligt op werkdagen tussen 07:00 en 17:00 uur. Daarbuiten is de bedrijfstoestand STANDBY actief. De installaties voor de expositiezalen zijn continue 24/7 in IN-bedrijf. In de bedrijfstoestand BRAND worden de toevoeren afzuigventilatie op maximale capaciteit ingeschakeld. De bedrijfstoestand STORING ontstaat bij het aanspreken van de vorstthermostaat of luchtonbalans (toevoer of afzuigventilator in storing) en storing, bij lage buitentemperatuur van de circulatiepomp. Hierbij worden de componenten identiek aan de toestand bij UIT aangestuurd. Regeling De inblaasluchttemperatuur wordt geregeld door het in volgorde besturen van warmteterugwinning, verwarmer en koeler. Op basis van de ruimtetemperatuurregelingen van de achterliggende installaties wordt de gewenste waarde van de inblaastemperatuur volgens een instelbare stooklijn beïnvloed. De intredetemperatuur van de batterij in het afzuigkanaal dient vorstvrij (in verband met eventuele rijpvorming) te worden begrensd. De stand van de mengluchtkleppen is gebaseerd op de gemeten Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 64


luchtkwaliteit van de achterliggende installaties waarbij de meest verse lucht vragende installatie voorrang heeft. De inblaasvochtigheid wordt geregeld door het in volgorde besturen van de stoombevochtiger en koeler. Indien de koeler ontvochtigt dient het aanspreken van de maximaal hygrostaat in het inblaaskanaal niet tot een vergrendelde storing te leiden. De stoombevochtiger is alleen vrijgegeven bij in bedrijf zijnde ventilatoren.

58.3-g LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL B rechts Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20P08. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-f (luchtbehandeling CDE).

58.3-h EXPOSITIEZAAL RUIMTE 248 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P09. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-a (hoge expositiezaal CDE).

58.3-i

EXPOSITIEZAAL RUIMTE 162

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P10. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-b (lage expositiezaal CDE).

58.3-j

EDUCATIERUIMTE 163

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P11. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-a (hoge expositiezaal CDE).

58.3-k

LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL B LINKS

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P12. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-f (luchtbehandeling CDE).

58.3-l

KANTOREN 322/323/324/325/328/329/330 BOUWDEEL B

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P13. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 65


Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-c (kantoren bouwdeel CDE).

58.3-m PRESENTATIE EN LEZINGENZAAL 251 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P14. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-a (hoge expositiezalen CDE).

58.3-n EDUCATIERUIMTE 168 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P15. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-a (hoge expositiezalen CDE).

58.3-o EDUCATIERUIMTE 167 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P16. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-b (lage expositiezalen CDE).

58.3-p AFZUIGVENTILATIE TRAPPENHUIS 166 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P17. De installatie bestaat uit een elektrisch gedreven afzuigventilator welk volgens klokprogramma (instelbaar) in bedrijf is.

58.3-q LUCHTBEHANDELING BOUWDEEL A Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P18. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-f (luchtbehandeling CDE).

58.3-r

ANATOMISCH THEATER 117c EN FOYER 117

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P19. Voor de werking wordt verwezen naar 1.9-a (hoge expositiezalen CDE excl. de RV-aansturing).


Pagina 66


58.3-s

ENTREE 116 + LUCHTGORDIJN

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P20.

58.3-t

GEHOORZAAL 120 BOUWDEEL A

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P21

58.3-u WERKPLAATSEN 211/213/216/218 Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P22.

58.3-v

KANTOOR 210

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P23.

58.3-w EDUCATIERUIMTEN 305/308 BOUWDEEL A Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P24

58.3-x

KOELMACHINE

Deze installatie is uitgewerkt op principeschema 1472.20-P25. De installatie bestaat uit een koelmachine, smoorklep, circulatiepomp, op drukverschil geregelde transportpomp. De machine staat buiten zodat het leidingwerk dient te worden voorzien van elektrische tracing. De machine wordt AAN/UIT geschakeld op basis van koudevraag uit de achterliggende groepen.

58.4

FUNCTIONELE EISEN GEAUTOMATISEERD SYSTEEM Er dient een open systeem te worden toegepast dat vrij programmeerbaar is. De programma’s dienen aan de opdrachtgever ter beschikking te worden gesteld. Een geautomatiseerd systeem waar instellingen en/of parameters rechtstreeks in de programmacode zijn opgenomen, mag alleen toegepast worden indien de noodzaak hiertoe schriftelijk is aangetoond en pas nadat de opdrachtgever formeel en schriftelijk toestemming heeft verleend. Het toepassen van een geautomatiseerd systeem waar de instellingen en/of parameters rechtstreeks zijn opgenomen in auteursrechtelijk beschermde programmacode is niet toegestaan.


Pagina 67


ALGEMEEN SCHAKELKASTEN Schakelkasten die tegen een wand worden geplaatst, op een afstand van minimaal 5 mm van de wand plaatsen. De bovenzijde van hangende schakelkasten mag zich niet hoger dan 2 m boven de afgewerkte vloer bevinden. Staande schakelkasten plaatsen op een stalen stelframe, 100 mm boven de afgewerkte vloer. Bovenzijde van de kast is dan 2,2 m boven de afgewerkte vloer. Staande schakelkasten verankeren aan vloer en aan de wand. De frontplaten van inbouwkasten moeten volkomen vlak op de wand aansluiten. De elektrotechnische materialen en apparaten, voor zover niet bestemd voor zwakstroom, moeten zijn voorzien van een KEMA-KEUR dan wel door KEMA zijn goedgekeurd. OPSTELLING VELDAPPARATUUR Meetelelementen, meetinstrumenten en meetzenders monteren overeenkomstig de instructies van de fabrikant. Voor zover het de goede werking niet belemmert, op goed bereikbare plaatsen in de installatie aanbrengen. De instrumenten zoveel mogelijk trillingsvrij opstellen. Meetzenders en omzetters zo dicht mogelijk bij de meetplaats monteren. Voor alle temperatuurmeetelementen in leidingen moet de aannemer losse dompelbuizen leveren van niet corroderend materiaal. Deze moeten geschikt zijn voor de toe te passen vloeistoffen. Drukverschilopnemers voor waterzijdige toepassingen dienen voorzien te zijn van een 3-kranenblok. NAAMPLATEN - APPARATENCODERING Schakelkasten, regelpanelen en veldapparatuur dienen gecodeerd te worden. De codering op de schakelkasten en regelpanelen aanbrengen op zelfklevende naamplaatjes in hittebestendige uitvoering, fabricaat Resopal. De tekst op de naamplaatjes uitvoeren in wit-zwart-wit (zwarte tekst), een en ander in overleg met de directie. Op de apparaten van de installaties en de veldapparatuur zelfklevende naamplaatjes bevestigen doch niet op uitwisselbare deksels van de apparaten. Bij schakelaars en signaallampen op schakelkasten en/of panelen zelfklevende naamplaatjes aanbrengen. De codering dient te passen in de bestaande codering, een en ander ter goedkeuring van de directie. WERKSCHAKELAARS Alle elektromotoren ten behoeve van ventilatoren, pompen etc. dienen te worden voorzien van een spatwaterdichte werkschakelaar direct nabij de motor. Bij twee- of meertoeren motoren deze voorzien van een aparte, dubbelpolige werkschakelaar welke in de stuurstroom schakelt. Werkschakelaars dienen voorzien te zijn van een hulpcontact t.b.v. signalering op het GBS. BEDRIJFSSTANDEN Ventilatoren, pompen e.d. met meerdere bedrijfsstanden moeten voorzien zijn van een bedieningsschakelaar waarmee de diverse bedrijfsstanden geschakeld kunnen worden. Dit kan ook een schakelaar op het I/O moduul van het DDC systeem zijn. OPSTELLING REGELKASTEN Regelkasten die in dezelfde ruimte en tegen hetzelfde vlak worden opgesteld moeten qua type, hoogte en diepte identiek worden uitgevoerd. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 68


STORINGSMELDING M&R-KASTEN Storingsmeldingen moeten op de kast afzonderlijk zichtbaar zijn en per kast als verzamelstoring worden doorgemeld naar de meldkamer en het GBS. Tevens dient de mogelijkheid te bestaan de storing extern te melden op bv een telefoon. MELDINGEN DDC-KASTEN Kasten met digitale regelen schakelapparatuur uitvoeren met: een besturingssysteem waarbij meldingen van de status van de digitale in- en uitgangen door middel van led's (groen voor bedrijfsmeldingen, rood voor storingsmeldingen) worden aangegeven, voorzien van de daarbij behorende naamsaanduiding; een signaalarmatuur met rode lens 24 V t.b.v. de gezamenlijke urgente storingsdoormelding; een signaalarmatuur met gele lens 24 V t.b.v. de gezamenlijke niet-urgente storingsdoormelding; een signaalarmatuur met blauwe lens 24 V t.b.v. de brandmelding; lampentest en resetdrukknop. ONDERSTATIONS DDC-REGELING Onderstations samen te stellen uit modulen voor de aan te sluiten installaties. De hard- en software configuratie per onderstation moet gebaseerd zijn op reservecapaciteit van: 10% van het totaal aan digitale uitgangen 10% op het totaal van digitale ingangen 10% van het totaal aan analoge uitgangen 10% van het totaal aan analoge ingangen Voor de in- en uitgangen dienen meld-, schakelen spanningsmodulen te worden toegepast. In deze modulen, die een vast onderdeel van het DDC-systeem vormen, dienen de betreffende potentiometers, LED's en testschakelaars te worden opgenomen. SCHAKELAARS MET CONTACT VOOR GBS Nieuwe schakelaars uitvoeren met een contact ten behoeve van het doormelden van de niet automatische standen naar het GBS. Deze meldingen per schakelaar op het GBS invoeren. INSTALLATIEAUTOMATEN MET CONTACT VOOR GBS Nieuwe installatieautomaten uitvoeren met een contact ten behoeve van de storingsmelding. Deze meldingen per installatieautomaat op het GBS invoeren. RELAIS Alle relais die op afstand worden aangestuurd, uitvoeren als hoogohmige relais. KASTVERWARMING Indien niet nader aangegeven moeten in nieuwe regelkasten aan te brengen verwarmingselementen worden geschakeld door middel van een hygrostaat. KASTVENTILATIE Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 69


Indien niet nader aangegeven moeten in nieuwe regelkasten aan te brengen ventilatoren worden geschakeld door middel van een thermostaat. VOEDINGSLEIDINGEN 2

Aders van voedingsleidingen naar motoren uitvoeren met een doorsnede van tenminste 2,5 mm , tenzij op de tekeningen anders is aangegeven. BEDRADING Aders van leidingen voor bedrading van stuurstroomcircuits uitvoeren met een doorsnede van tenminste 2 2 1,5 mm , en voor meetcircuits van tenminste 1,0 mm . MEERDERE LEIDINGEN Bij meer dan drie naast elkaar liggende leidingen kabelgoten en hulpstukken toepassen. BUISLEIDINGEN Bij drie of minder naast elkaar liggende leidingen per leiding een hostalietbuis toepassen zonder bochten. RESERVERUIMTE KABELGOTEN Bij de oplevering moet in kabelgoten minimaal 25% reserveruimte voorhanden zijn. Kabels in niet meer dan twee lagen leggen. Rekening houden met een vulfactor van 1,4. ELEKTRISCHE LEIDINGEN BUITEN DE TECHNISCHE RUIMTE De levering en montage van elektrische leidingen buiten de technische ruimte ten behoeve van de regelinstallaties behoort geheel tot de leveringsomvang van de aannemer van dit bestek. De bedrijfsvaardige levering van en montage van elektriciteitsleidingen ten behoeve van de E-voedingen naar de ketels en schakelkasten van de meet- en regeltechnische installatie behoren eveneens binnen de omvang van dit bestek. WATERSCHADE Elektrische installaties niet onder andere installatiedelen aanbrengen indien zij door lek- of condenswater schade kunnen oplopen. FUNCTIONELE OMSCHRIJVING, INSTALLATIE-ONDERDELEN TOE TE PASSEN MATERIALEN Toe te passen fabricaten, coderingen en materialen dienen geheel overeenkomstig te zijn aan de bestaande installaties en de besteksdelen zoals die van kracht waren bij de uitvoering van het oorspronkelijke project.


Pagina 70


SCHAKELKASTEN – ALGEMEEN, SCHAKELINGEN EN BEVEILIGINGEN POMPEN SCHAKELING Voor alle voorkomende pompen, tenzij anders omschreven, dienen de magneetschakelaars of motorbeveiligingsschakelaars te worden aangesloten op een digitale uitgang van het GBS/DDC systeem. Hierbij dient de mogelijkheid te worden gerealiseerd tot UIT-IN-AUT, UIT-LT-HT-AUT enz. Status indicatie door middel van een digitale ingang dient te worden opgenomen, bij voorkeur op hetzelfde I/O moduul, d.m.v. LED-indicatie. In de stand AUT moeten de pompen onder besturing staan van de programma's in het GBS-/DDC-systeem. Tenzij bij de installatieomschrijving, elders in deze omschrijving, anders staat aangegeven dienen bij buitentemperaturen hoger dan 19°C (instelbaar per pomp) de circulatiepompen uitgeschakeld te zijn. In de standen UIT, IN, LT, HT, enz. moeten de pompen buiten de besturing om in de betreffende bedrijfstoestand worden geschakeld. Werkschakelaars dienen met behulp van een signaleringscontact te worden gesignaleerd op het GBS. STILSTANDPROGRAMMA Circulatiepompen voor verwarming welke onder commando van het GBS/DDC-systeem staan en waarvan de tot de desbetreffende regelkring behorende regelafsluiter, tijdens de bedrijfsperiode gedurende een langere tijd (> 300 sec.) gesloten is, dienen, met uitzondering van groepen met weersafhankelijk geregelde aanvoertemperaturen bij buitentemperaturen hoger dan 4°C, te worden uitgeschakeld. Bij een buitentemperatuur > 19°C dienen alle circulatiepompen voor verwarming, dus ook weersafhankelijke groepen, te worden uitgeschakeld met inachtneming van de hiernavolgende regeling. Indien een pomp langere tijd wordt uitgeschakeld dient deze, indien de schakelaar in de stand AUT staat, eenmaal per week gedurende een korte tijd (0..300 sec.) te worden ingeschakeld. TOERENREGELINGEN Indien voor het functioneren van installaties toerenregelingen voor pompen, ventilatoren, enzovoorts moeten worden aangebracht dienen de te regelen motoren hiervoor geschikt te zijn. In de toerenregelaar(s) dienen de volledige beveiligingen en besturingen te zijn opgenomen van de hierop aangesloten motoren. De bijbehorende randapparaten zoals tachogenerator(en), sensoren, thermistoren, enzovoorts behoren eveneens tot de levering. Het toerental dient regelbaar te zijn tussen 5% en 100% van de maximum waarde. De regelaars dienen geschikt te zijn voor een ingangssignaal van 0 .. 10V DC uit andere systemen (GBS). Elke toerenregelaar dient uitgerust te zijn met analoge uitgangssignalen van de uitgestuurde grootheid in procenten van het maximum waarbij 0..100% k.o.m. 0..10V DC. Ook de waarde van de gemeten grootheid als ingangssignaal voor de toerenregelaar dient in analoge vorm (0 .. 10 V DC) voor het GBS beschikbaar te zijn. Het ingangssignaal van de regelaar dient, ter voorkoming van instabiliteit, gedempt te worden door de regelaar met instelbare demping. REGELAFSLUITERS Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 71


Voor de regelafsluiters dienen in de regelkast de analoge uitgangen te zijn voorzien en per regelafsluiter een overbruggingsmogelijkheid HAND-AUT en een potentiometer om de regelafsluiter, buiten het stuursignaal uit de regeling, een vaste handinstelling te kunnen geven. Indien de desbetreffende uitgangen niet van deze functie zijn voorzien dienen interventiemodulen met deze functionaliteit te worden aangebracht. OVERWERK Overal waar zichtcollectie aanwezig is dient het gebouw 24 uur per dag te functioneren. Via het GBS kan elke installatie naar iedere afwijkende bedrijfssituatie worden gestuurd, zowel permanent als tijdelijk. Een via het GBS ingegeven commando tot overwerk dient automatisch na het verstrijken van de ingegeven periode doch uiterlijk aan het begin van de volgende werkdag te worden gereset. Via timer(s) gemonteerd in de receptiebalie(s) dienen installaties te kunnen worden bediend. AFSTANDSBEDIENINGEN Indien in de omschrijving sprake is van lokale bediening voor overwerk, in-/uitschakeling of hoogtoeren, dient dit per commandosoort te worden gerealiseerd door van een IN-drukknop een UIT-drukknop en een meegeschakelde witte signaallamp. Het commando dient een (software)timer te starten welke na afloop van de tijd de installatie automatisch terugstelt naar het normaal geldende (klok)programma. Met de UITdrukknop wordt de installatie voortijdig teruggeschakeld naar de oorspronkelijke positie. BUITENTEMPERATUURMETINGEN De GBS-onderstations dienen per regelkast gezamenlijk gebruik te maken van het meetsignaal van één buitentemperatuuropnemer, welke op de regelkast wordt aangesloten. Een buitenluchtaanzuigtemperatuuropnemer mag hiervoor niet worden toegepast. BEVEILIGINGEN 0.

VORSTGEVAAR

Bij een te lage luchttemperatuur (< 4˚C) achter de verwarmer moet de vorstthermostaat, elektrisch vergrendeld, de toevoerventilator en de afvoerventilator uitschakelen, de regelafsluiter van de verwarmer vol open sturen, de buitenluchtklep(pen) dichtsturen en een melding "VORSTGEVAAR" geven aan een digitale ingang van het GBS/DDC-systeem. Met de installatieresettoets moet de vergrendeling kunnen worden opgeheven. 1.

THERMISCHE BEVEILIGINGEN

Voor de melding van thermische storingen dient het maakcontact van de thermische beveiliging te worden aangesloten op een digitale ingang van het GBS/DDC-systeem en dient te worden gesignaleerd door middel van een rode led. Het verbreekcontact van de thermische beveiliging dient de magneetschakelaar af te schakelen. 2.

FILTER

Bij een te hoge verschildruk over de luchtfilters in de luchtbehandelingsinstallatie moet een verschildrukschakelaar een melding "FILTER VERVUILD" geven aan een digitale ingang. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 72


3.

SYSTEEMDRUK

De leidingnetten van: het centrale verwarmingssysteem; de warmteterugwinsystemen; gekoeld water systemen; de tapwaterverwarmingsinstallatie. dienen elk tegen te lage systeemdruk te worden beveiligd door middel van een drukschakelaar welke bij aanspreken de desbetreffende ketels en pompen uitschakelt, elektrisch vergrendelt en een signaal geeft aan het GBS. Eventueel periodieke pompenloopcommando's dienen op dat moment te worden geblokkeerd. 4.

INSTALLATIERESETTOETS

In elke regelkast dient een resettoets te worden aangebracht welke de elektrisch vergrendelde storingen ontgrendeld en tevens een resetsignaal naar het GBS geeft om eventueel in de software aangebrachte vergrendelingen op te heffen indien de desbetreffende storing is opgeheven. Storingsmeldingen met een ongewijzigde status mogen door de resettoets niet gereset kunnen worden; ook niet tijdens het indrukken van de druktoets. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN POMPEN, VENTILATOREN, ENZ. De inbouwcirculatiepompen dienen te worden aangesloten met tussenplaatsing van een meerpolige wandcontactdoos en steker in de onmiddellijke omgeving van de pomp, waarbij 230V pompen worden aangesloten via een 3-polige uitvoering (CEE-form) in de kleur blauw en de 230/400V pompen worden aangesloten via een 4-polige uitvoering (CEE-form) in de kleur rood. Fundatiepompen dienen door middel van werkschakelaars met terugmeldcontact te worden aangesloten zoals hierna beschreven bij ventilatoren. BRANDSCHAKELINGEN De ventilatie-inrichtingen dienen te voldoen aan hetgeen beschreven staat in de nieuwe Model Brandbeveiligingsverordeningen besluit van de NVBR en de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten). Eventueel gecompleteerd met aanpassing en errata van de meest recente data en de eisen gesteld in het PvE voor de Brandmeldinstallatie. Vanuit de bestaande brandmeldcentrale (BMC) dient er tot nabij de schakelkasten "door derden" een digitale melding in potentiaal vrije uitvoering aangeboden te worden die met betrekking tot de brandweerventilatieschakelingen op het GBS aangesloten dienen te worden. Bij brandmelding dienen de installaties automatisch naar een brandveilige situatie te worden geschakeld overeenkomstig hetgeen hierover in de desbetreffende hoofdstukken in het hiervoor genoemde boekwerk staat omschreven. Voor de bediening van de ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties bij of na brand dienen de commando's van het bestaande brandweerbedieningspaneel via het GBS te worden gekoppeld aan de nieuwe luchtbehandelingsinstallatie. De brandweerbedienpanelen dienen eveneens elektrisch te worden aangesloten op het nieuwe GBS onderstation. De brandmelding en de daarbij uitgevoerde schakelacties dienen onder alle omstandigheden op het GBS-systeem te worden Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 73


geregistreerd onder vermelding van soort, melding, datum en tijdstip. Indien een installatie onder commando van het brandprogramma staat dient de algemene (blauwe of nader te bepalen kleur) signaallamp BRAND aangebracht op de deur van elke regelkast te branden en zichtbaar te zijn in de centrale meldkamer. STORINGSDOORMELDINGEN 0.

SIGNALERINGEN/MELDINGEN

Op de regelkasten dienen de storingsmeldingen van alle aangesloten installatiedelen, regelpanelen, enzovoorts, softwarematig naar keuze te kunnen worden toegewezen aan één digitale uitgang URGENTE storing of aan één digitale uitgang NIET URGENTE storing. De definitieve toewijzing dient in overleg met de gebruiker te worden vastgesteld. De aannemer van dit bestek dient daartoe een voorstel uit te brengen. Op de deur van de schakelkast dient voor elk van beide signaleringen een lamp te worden aangebracht URGENTE kleur rood, NIET URGENTE kleur oranje. Tevens dient de algemene resettoets op deur van de schakelkast te worden aangebracht. Verder dienen beide meldingen op klemmen te worden uitbedraad om naar extern te kunnen worden aangesloten. 1.

CENTRAAL MELDPANEEL

De signalen voor urgente en niet urgente storing dienen naar een centraal meldtableau te worden bekabeld en aangesloten. Het eventueel uitbreiden van het bestaande centrale meldtableau behoort tot de omvang van de werkzaamheden. Het bestaande meldtableau dient te worden verplaatst vanuit de centrale meldkamer (159) naar kantoor 210. INSTALLATIETEKSTEN EN -OPSCHRIFTEN

0.

REGELKASTEN

Alle schakel, beveiligings-, bedienings- en signaleringseenheden in en op de regelkasten dienen te zijn voorzien van machinaal gegraveerde tekstplaten en plaatjes en ter beoordeling van de directie. Op de regelkast dient de betreffende kastcode (RKxxx) in grote letters (10 á 12 mm hoog) te worden aangebracht. Bij de hoofdschakelaar dient een separate tekst met daarop "Voeding van xxx" te worden aangebracht waarbij de naam van de verdeelkast dient te worden aangegeven. Het aanbrengen van deze laatstgenoemde tekstplaat dient op het werk te geschieden. 1.

INSTALLATIE

Voor alle elektrisch aangesloten componenten in de installatie dient op de desbetreffende aansluitkabel, ter plaatse van de aan te sluiten component, een onverliesbaar label te worden aangebracht waarop het kabelnummer, de regelkastcode en de componentcode zijn vermeld. De kwaliteit van het label is ter goedkeuring van de directie op het werk.


Pagina 74


GEBOUWBEHEERSYSTEEM 0.

OMSCHRIJVING ALGEMEEN

De aantallen controllers, moduuldragers, I/O-modulen, interfaces, kabels enzovoorts, die nodig zijn voor het functioneren van het systeem en de installaties dienen door de leverancier van het DDC-systeem/GBS te worden bepaald. 1.

OPBOUW VAN HET SYSTEEM

Het aanwezige gebouwbeheersysteem maakt gebruik van Priva DDC-regelaars en dient te worden uitgebreid met de functionaliteit voor de diverse installatie uitbreidingen en aanpassingen. Hiertoe behoort: -

het inpassen van de DDC-regelaar in het aanwezige datanet; het leveren en leggen van een datakabel naar de nieuwe regelkast(en); het leveren en implementeren van de grafische beelden.

2.

CENTRALE APPARATUUR

Het GBS-systeem te voorzien van I/O-modules waarmee de nieuwe regelinstallatie ten behoeve van de werktuigkundige installaties kan worden bestuurd, gecontroleerd en beveiligd. De nieuwe onderstations en centrale apparatuur dienen via een meeraderige databuskabel met elkaar te worden verbonden. De buskabel dient te worden voorzien van tenminste 4 extra aders die voor andere, nader te bepalen, doelen kunnen worden gebruikt. Op dit systeem dienen tevens de extra metingen, status en meldingen van de bestaande warmtecentrale en luchtbehandelingsinstallatie te worden weergegeven. Bij de in- en uittrede van e gebouwen dient de databus met overspanningsbeveiligingen te zijn beveiligd. Deze overspanningsbeveiligingen dienen van een op het GBS signalerend type te zijn. 3.

PROGRAMMA’S – ENGINEERING

De installateur of diens onderaannemer vervaardigt de programma's welke noodzakelijk zijn om de installatie volgens onderstaande omschrijvingen te laten functioneren. Een en ander ontslaat de installateur niet van de verplichting zorg te dragen voor een, naar het oordeel van de directie, goede werking van de installaties. De installateur dient een functiebeschrijving van de conceptprogramma's in bij de directie. Deze worden in overleg met de directie besproken (en goedgekeurd) waarna een definitieve versie ontstaat welke door de installateur of diens onderaannemer, na goedkeuring door de directie, kan worden ingebracht in het GBS. 4.

TESTEN, INREGELEN EN IN BEDRIJF STELLEN

Naast de in het bestek opgenomen bepalingen met betrekking tot het testen, inregelen en in bedrijf stellen behoort het tot de verplichting van de installateur om de goede werking van de installaties aan te tonen aan de hand van trendregistraties welke met behulp van de centrale computer en bijbehorende printer gemaakt dienen te worden. De hoeveelheid en soort van de te registreren meetwaarden, statussen, enz. wordt in overleg met de directie vastgesteld. Indien na registratie blijkt dat een of meer installaties naar de mening van de directie niet naar behoren functioneren dan wel dat verdere registratie Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 75


van het functioneren van een installatiedeel noodzakelijk is dient de installateur hier eveneens zorg voor te dragen. Tot de levering behoort: -

-

-

5.

Het controleren en testen van de op de regelkast en/of GBS-onderstations aangesloten installatiecomponenten op: o type; o juiste plaats; o installatiecode; o aansluiting; het in samenwerking met derden testen van meldingen uit installaties van derden en/of commando's naar installaties van derden welke op de GBS/DDC-onderstations en/of regelkasten zijn aangesloten; het testen van de goede werking van de schakelingen en regelingen welke zijn ondergebracht in de regelkast en/of DDC-onderstations van het GBS, respectievelijk zijn ondergebracht in door derden vervaardigd regelpanelen van o.a. ketels, koelmachine, drukverhogingsinstallaties, regeneratieve warmtewielen, toerenregelaars, enzovoorts. TOEBEHOREN

a. de regelkasten dienen te worden voorzien van een inklapbare lessenaar aan de binnenzijde van de deur voor het compartiment van de DDC-apparaten. De deur dient een van een vergrendelbare uitzetting aan de onderzijde van de deur te zijn voorzien ter voorkoming van ongewenst dichtslaan van de deur met geopende lessenaar. b. een complete set cd-rom's met de kopieën van alle ingebrachte c.q. gebruikte programma's, instellingen en applicaties. Deze cd-roms dienen na het inregelen en in bedrijf stellen te worden vervaardigd en gedurende de hele termijn, waarbinnen de installateur verantwoordelijk is voor het correct functioneren van de installaties inclusief de garantietermijn, up tot date te worden gehouden. 59

BEVEILIGING; BRAND Van toepassing zijnde normen: -

59.1

volgens de VEWIN-werkbladen NEN 1006 algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI 2002) volgens de voorschriften van de brandweer volgens het boek "Een brandveilig gebouw installeren". ISSO-publicatie 55.1, Handleiding Legionella-preventie in leidingwater laatste uitgave ISSO instructieboek "Ontwerpen van sanitaire installaties" laatste uitgave Bouwbesluit

TEKENINGEN Op de tekeningen dient het volgende aangegeven te zijn.


Pagina 76


59.2

Het leidingbeloop, met de diameters. De materialen. De plaats van de appendages. De maatvoering. De te isoleren delen.

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN De aansluiting van de droge blusleiding naast de hoofdingang voorzien van de juiste kleurstellingen en aanduiding “B” conform NEN 1594:1991/A1:1997. Bij de bestaande brandslanghaspels een duidelijke zichtbare aanduiding plaatsen conform NEN 3011:2004 met correctiebladen C1:2007 en C2:2013. Het bestaande brandslanghaspel ter plaatse van de nieuw te realiseren toegang toiletgroep (153) dient te worden verplaatst.

510

VASTE SANITAIRE VOORZIENINGEN Van toepassing zijnde normen: -

510.1

overeenkomstig NEN 1006-09 Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties volgens NEN 1070 overeenkomstig de VEWIN-werkbladen

TEKENINGEN Door de aannemer dient een sanitairboek vervaardigd te worden. In het sanitairboek dient per sanitaircombinatie het volgende te worden weergegeven. -

510.2

detailtekening sanitair combinatie, met een voor- en zijopstelling inclusief maten, schaal 1:20 specificatie gebruikte onderdelen sanitair code

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN Het aanbrengen van de sanitaire voorzieningen in de toiletgroepen is in het plan meegenomen. Dit zal bestaan uit eenvoudig standaard lijn van bijvoorbeeld Sphinx, kleur wit. De wc uitvoeren in hang uitvoering met een reservoir achter een voorzetwand. De spoeling geschied middels infrarood besturing.

510.3

FUNCTIONELE EISEN MONTAGE SANITAIR Het sanitair moet spanningsvrij zijn gemonteerd.


Pagina 77


AANSLUITING SANITAIR Verbindingen tussen het sanitair en de water toe- en afvoer-aansluitingen moeten losneembaar zijn. BEVESTIGINGSPUNTEN De definitieve plaatsen van in het zicht blijvende bevestigingspunten in overleg met de directie vaststellen. WANDAFVOERBUIZEN Indien niet nader aangegeven dienen alle afvoer leidingen van wastafels, fonteinen e.d. te worden opgenomen in de achterliggende wand.


Pagina 78


6

ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES

60

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN Dit bestek omvat de volgende elektrotechnische installaties: 61 Centrale elektrotechnische installaties 62 Bliksembeveiliging 63 Kanalisatie, Algemeen 64 Energievoorziening 65 Krachtstroom 66 Verlichting 67 Noodverlichting, centraal gevoed 68 Communicatie 69 Transport Waar geen eisen en wensen voor omschreven of bekend zijn worden in dit bestek adviesvoorstellen gegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat de omschreven eisen en uitgangspunten gerealiseerd worden. Voorgestelde fabricaten ter goedkeuring aan de directie voorleggen. De aannemer kan/mag een alternatief aanbieden. De voorgestelde fabricaten dienen kwalitatief hoogstaand te zijn. Dit dient aangetoond te worden d.m.v. diverse referentieprojecten met name op het gebied van onderhoud.

60.1

VOORSCHRIFTEN Van toepassing zijn de voorschriften en normen die zijn opgenomen in de NNI-catalogus zes maanden voor het uitkomen van dit voorontwerp. De navolgende voorschriften worden hierbij specifiek genoemd: NEN 1010:2014 nl, Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties; NPR 5310:2007+A5:2013 nl, Nederlandse Praktijkrichtlijn bij NEN 1010; NEN-EN-IEC 62305, Bliksembeveiliging, laatste uitgaven; NEN 3140:2011 en NEN-EN 50110-1:2005, Bedrijfsvoering elektrische installaties; NEN-EN-IEC 61439:2011/2012, Laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen; NEN-EN-IEC 60439-4, laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen; NPR 8110:2003, Risicoklassen indeling overspanningsbeveiliging; NEN-EN 1838:2013, Toegepaste verlichtingstechniek, noodverlichting; NEN 1891:1994, Meetmethoden voor verlichtingssterkten en luminanties; NEN-EN 12464-1:2011, Licht en Verlichting- deel 1, werkplekverlichting binnen; NPR 2576:2005 nl, Functiebehoud bij brand - Richtlijn voor bekabeling, ophanging en montage van transmissiewegen; NEN-EN-ISO 7010:2012, Grafische symbolen - Veiligheidskleuren en -tekens - Geregistreerde veiligheidstekens; NEN 3011:2015, Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte


Pagina 79


Overige voorschriften en uitgangspunten: Handboek voor toegankelijkheid, 6e druk:2008; Alle toe te passen componenten dienen voorzien te zijn van CE-markering; De installaties dienen te worden aangelegd volgens de EMC-richtlijnen; Alle nieuw aan te leggen bekabeling dient halogeenvrij en moeilijk brandbaar te zijn. 60.2

VERLICHTINGSINSTALLATIE Voor de minimale gemiddelde verlichtingssterkte dient uitgegaan te worden van: Werkruimten/ bijeenkomstruimten 500 lux Gangen en trappenhuizen: 150 lux op vloer met noodverlichting Entree: 300 lux met noodverlichting Toiletten en voorruimten: 200 lux met noodverl. in voorruimten Kantoren: 500 lux (beeldschermvriendelijk) Werkplaatsen: 500 lux, met noodverl. (gevaar) Kantine: 200 lux, met noodverl. (vluchtweg), bij een geëiste gelijkmatigheid van 0,70. Voor de hierboven genoemde ruimten dienen lichtberekeningen te worden overlegd, gemaakt met Dialux. De grondslagen voor de lichtberekening zijn: Reflectiefactoren: plafond: 0,7 wanden: 0,5 vloeren: 0,1 Behoudsfactor: 0,85 Werkvlakhoogte: 0,75 m Randzone: 0,6 m.

60.3

DEFINITIEVE GEGEVENS De capaciteiten, afmetingen, fabricaten, typen, aantallen e.d. die in de omschrijving worden genoemd dienen ter indicatie. De aannemer dient deze gegevens definitief te bepalen en ter goedkeuring aan te bieden aan de directie. De kabelgotentracés en dergelijke, die op tekening zijn aangegeven, dienen ter indicatie. De aannemer dient deze tracés definitief te bepalen, te coördineren en af te stemmen met de overige betrokken partijen conform de af te sluiten coördinatieovereenkomst.

61

CENTRALE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES

61.1

AARDING, POTENTIAALVEREFFENING Tekening Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven:


Pagina 80


61.2

diameter; het materiaal; de plaats van onderdelen; maatvoering.

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN De nieuw aan te brengen installaties dienen voorzien te worden van een potentiaalvereffeningsinstallatie. Onderdelen die aangesloten moeten worden op de potentiaalvereffening zijn onder andere: ventilatieroosters > 1m²; luchtkanalen; wandgoten; liftschacht luchtbehandelingskasten; water-, cv- en gasleidingen; kabelgoten; Dit dient aangesloten te worden met de hoofdaardrail (HAR) in de laagspanningsruimte. Nieuwe verbindingen met de potentiaalvereffening moeten tot stand gebracht worden in overleg met de leveranciers van de te vereffenen onderdelen. Hierbij moet men rekening houden met de bescherming tegen corrosie na het aanbrengen van een vereffening.

62

BLIKSEMBEVEILIGING

62.1

TEKENING Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: -

62.2

locatie opvangers; materialisatie.

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN Nieuwe metalen delen op het dak (o.a. koelmachine) van het museum beschermen door het aanbrengen opvangers, aan te sluiten op de bestaande bliksemafleidersinstallatie. De nieuwe hoofdverdeler HK te voorzien van een voorbeveiligde type 1 beveiliging aan te sluiten op het bestaande GBS.

63

KANALISATIE, ALGEMEEN

63.1

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Berekening Door de aannemer te vervaardigen berekening: Kabelgoten


Pagina 81


Uitgangspunten: -

20% reservecapaciteit; 2 compartimenten (1x 230V en 1x zwakstroom)./

Tekening Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: -

het tracé van de bestaande en nieuwe kabelgoten; het materiaal van de goten; maatvoering; de vullingsgraad.

Niet meer in gebruik zijnde bekabeling dient uit de kabelwegen verwijderd te worden. 63.2

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN Niet meer in gebruik zijnde bekabeling dient uit de kabelgoten verwijderd te worden. Daar waar noodzakelijk dienen nieuwe kabelwegen te worden aangelegd. De voedingskabel naar de nieuwe koelmachine in een separaat tracé aan te leggen, vanaf de nieuwe hoofdverdeler. De vullingsgraad van de huidige kabelgoten dient te worden nagekeken en in kaart te worden gebracht. Oude bekabeling waarvan het omhulsel is vergaan dient te worden vervangen. Kleur kabelgoot in zicht n.t.b. in overleg met de directie Doorvoeringen in brandwerende wanden en vloeren moeten met de brandwerendheid van de wand of vloer worden gedicht.

64

ENERGIEVOORZIENING

64.1

TEKENINGEN EN BEREKENINGEN Berekening Door de aannemer te vervaardigen berekening: kabelberekening van alle nieuw aan te leggen kabels. Tekening Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: -

diameter; locaties verdeelinrichting tracé m.b.t. bekabeling; type bekabeling; maatvoering;


Pagina 82


64.2

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN De huidige energievoorziening wordt geleverd door een wijktransformator die opgesteld staat in de hoogspanningsruimte van het Museum Boerhaave. Deze ruimte wordt nu beheerd door Liander. Het museum heeft aangegeven deze hoogspanningsruimte weer zelf in gebruik te willen nemen en heeft Liander verzocht een andere locatie voor de wijktransformator te zoeken. De toename van het vermogen a.g.v. de nieuw op te stellen koelmachine wordt grotendeels gecompenseerd door de afname van het benodigde vermogen voor verlichting door de toepassing van LED lichtbronnen. Een eigen transformator zal daardoor niet nodig zijn. De bestaande hoofdverdeler is voorzien van 20 groepen met patroonlastscheiders 160A, waarvan er nu nog 2 vrij zijn. T.b.v. de nieuwe koelmachine zal een zwaardere groep nodig zijn. Gelet op de leeftijd van de hoofdverdeler dient deze geheel te worden vervangen met een inkomend veld voor de binnenkomende voeding van Liander en met 18 nieuwe afgaande velden voor de bestaande groepen, één veld t.b.v. de nieuwe koelmachine en 4 reservevelden. Deze nieuwe hoofdverdeler HK op te stellen in de huidige traforuimte. De kWh-meetopstelling dient dan eveneens verplaatst te worden naar deze ruimte. Gedurende de ombouw van de centrale energievoorziening (uitwisselen trafo en hoofdverdeler) dient de aannemer zorg te dragen voor tijdelijke voorzieningen om delen van de gebouwinstallaties te kunnen blijven voeden. Dit betreft de beveiliging van het gehele complex, meldkamer, en delen van de klimaatinstallaties van bouwdelen waar de collectie gedurende de renovatie gehandhaafd blijft. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden dient de aannemer in overleg met de gebruiker en directie een plan van aanpak en draaiboek op te stellen hoe dit wordt gerealiseerd. Dit dient voor de start van de werkzaamheden door de directie te zijn goedgekeurd.

65

KRACHTSTROOM

65.1

TEKENINGEN Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: -

65.2

locatie krachtstroomaansluiting; het materiaal van de aansluiting; plaats en type; vermogens;

OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN De bestaande verdeelinrichtingen in het museum blijven gehandhaafd. Nieuwe onderdelen van de krachtinstallatie zijn: koelmachine; nieuwe personen/goederenlift LBK 9 Kantoren (nieuw), aan te sluiten op bestaande regelkast 3;


Pagina 83


een nieuwe 400V/16A aansluiting in de Boerhaavezaal (251). Deze te realiseren vanaf een beschikbare krachtgroep in verdeelinrichting K1 of K2.

66

VERLICHTING

66.1

TEKENING Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: -

66.2

locatie nieuwe rails; locatie schakelaars; lichtsterkte per ruimte; nieuw aan te brengen wcd’s; nieuw aan te brengen verlichtingsinstallatie.

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN ALGEMEEN Uitgangspunt is dat alle verlichtingsarmaturen in het museum vervangen worden door LED-armaturen. Daar waar op de bij dit bestek behorende tekeningen geen verlichting is aangegeven dient de aannemer zich zelf een beeld te vormen van de aanwezige verlichting. Tentoonstellingszalen In de expositiezalen dienen de bestaande rails t.b.v. de verlichting te worden gedemonteerd en te worden vervangen door nieuwe universele stroomrails, geschikt voor div. fabricaten verlichting en voor het doorgegeven van het DALI-bussignaal. Als fabricaten worden met name genoemd Zumtobel, Philips en Erco. Alternatieven dienen van gelijkwaardig kwaliteit te zijn, ter beoordeling van de directie. Op een aantal nieuwe posities dienen eveneens nieuwe stroomrails te worden gemonteerd. Deze zijn op tekening aangemerkt met een #. Het leveren en aanbrengen van armaturen t.b.v. deze rails maakt geen onderdeel uit van het werk. De op tekening aangegeven spanningsrails t.b.v. de tentoonstellingsverlichting zijn bij benadering aangegeven. De installateur dient de exacte posities af te stemmen met de gebruiker en de directie. De verlichting in de tentoonstellingszalen wordt bij de ingangen naar de zalen geschakeld en gedimd op lokale bedieningspanelen. Deze zijn op tekening aangegeven. Op deze panelen kunnen ook de wandcontactdozen langs de wanden van de expositiezalen geschakeld worden. De verlichtingsschakeling dient de mogelijkheid te hebben als ‘werkverlichting’ te kunnen schakelen waarbij maar een deel van de verlichting aan is. De bedieningspanelen dienen gefatsoeneerd te worden, niet meer in gebruik zijnde schakelaars te vervangen door blindplaten, defect schakelmateriaal vervangen en het geheel te reinigen. De bij de bedieningspanelen aanwezige groepenverklaringen dienen waar nodig vernieuwd te worden, aangepast aan de nieuwe situatie.


Pagina 84


Verkeerswegen (gangen en trappenhuizen) In de verkeerswegen dienen nieuwe open inbouw LED-armaturen te worden gemonteerd al naar gelang de bestaande situatie. In nieuwe trappenhuizen eveneens de benodigde LED-verlichting aan te brengen inclusief de vereiste noodverlichting. Fabricaten: Zumtobel, Philips o.g. Lichtkleur: 830 Lichtbron: LED Montage: inbouw/opbouw Licht schakelen: op bedieningspaneel meldkamer. Toiletten en voorruimten In de bestaande en nieuwe toiletten en voorruimten dienen nieuwe inbouw LED armaturen te worden gemonteerd. De verlichting per ruimte te schakelen door een bewegingssensor. Fabricaten: Zumtobel, Philips o.g. Lichtkleur: 830 Lichtbron: LED Montage: inbouw/opbouw Licht schakelen: bewegingssensor Nood-vluchtwegverl.: in de voorruimten. Techniekruimten zolder (339 – 344) De techniekruimten 339 – 344 op de zolder van bouwdeel C te voorzien van verlichting. De verlichtingsinstallatie dient hier geheel nieuw te worden aangelegd. In de bestaande situatie is hier geen verlichting aanwezig. In deze ruimten dient ook nieuwe centraal gevoede nood- en vluchtwegverlichting te worden aangebracht. De installaties opbouw uit te voeren. Lichtniveau: 200 lux Lichtkleur: 830 Lichtbron: LED Montage: opbouw Licht schakelen: enkelpolige wisselschakelaars Nood-vluchtwegverl.: Ja. Wandcontactdozen In de tentoonstellingszalen bevinden zich op regelmatige afstanden 3-voudige inbouwdozen in de wanden met diverse configuraties van schakelmateriaal. Veelal is dit een combinatie van 2 blindplaten en 1 contactdoos 230V. Ook zwakstroomaansluitingen t.b.v. halogeenverlichting in vitrinekasten komen regelmatig voor. Bij de 3-voudige inbouwdozen dienen zich minimaal 2 wandcontactdozen 230V te bevinden. Hiervoor dient het bestaande schakelmateriaal vervangen te worden. Deze wandcontactdozen dienen geschakeld te kunnen worden op de bedieningspanelen waar ook de verlichting wordt geschakeld, conform de huidige wijze van schakelen. Daarom dient het betreffende nieuwe schakelmateriaal in een afwijkende, nader te bepalen, kleur te worden uitgevoerd. Fabricaat: Gira, Jung, Niko, breuk en slagvast, kleur in overleg met gebruiker. Wandcontactdozen toepassing in “Kinderveilige Uitvoering” Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 85


Vloerpotten In de tentoonstellingszalen (ruimte 248/251) bevinden zich op regelmatige afstanden vloerpotten met wandcontactdozen en data. Deze dienen 1 op 1 te worden vervangen. Wandcontactdozen toepassing in “Kinderveilige Uitvoering”

67

NOODVERLICHTING, CENTRAAL GEVOED

67.1


67.2

noodverlichting installatie; vluchtwegaanduiding; type/fabricaat.

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN De noodverlichting bestaat uit de aanduidingen van uit- en nooduitgangen (vluchtwegverlichting) en algemene noodverlichting. De noodverlichting is uitgevoerd met centraal gevoede armaturen. Er bevinden zich 4 centrale noodvoedingskasten van het fabricaat Udink in het museum, te weten: NVT1 t/m NVT4. Een onderhoudsbeurt aan deze kasten behoort tot de levering van de aannemer. De centrale noodverlichting schakelt bij spanningsuitval over op accubedrijf. In de huidige situatie functioneert deze verlichting niet bij netbedrijf. De noodvoedingskasten dienen zodanig aangepast te worden dat de algemene noodverlichting altijd functioneert. Voor de vluchtwegverlichting is deze aanpassing al uitgevoerd. Vervangen en uitbreiding algemene noodverlichting In het gehele museum dienen alle algemene noodverlichtingsarmaturen te worden vervangen door armaturen met een LED-lichtbron, het aantal armaturen wordt tevens uitgebreid. In de betreffende tentoonstellingszalen dienen de nieuwe armaturen zodanig gepositioneerd te worden dat deze niet boven de nieuw te realiseren installatiestrook komen. De algemene noodverlichting geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening van elektriciteit gedurende 60 minuten ten minste 1 lux te geven op vloerniveau, een tredevlak of hellingbaan. Dit dient met lichtberekeningen aangetoond te worden. Vervangen en uitbreiding vluchtwegverlichting De huidige vluchtwegverlichtingsarmaturen dienen in het gehele museum vervangen te worden door armaturen met een LED-lichtbron. Alle vluchtwegarmaturen dienen van dezelfde leverancier en van dezelfde serie te zijn. Pictogrammen conform de NEN-EN-IEC 7010 en NEN 3011. De vluchtwegaanduiding zal binnen 15 seconden na het uitvallen van de primaire energiebron gedurende een periode van tenminste 60 minuten voldoen aan de zichtbaarheidseisen overeenkomstig artikel 5.2 en 5.6 van de NEN-EN 1838. Waar nodig dienen extra armaturen te worden geleverd en gemonteerd, o.a. bij nieuwe trappenhuizen en in de werkplaatsen (ruimte 211/213/216/218) op de 1e verdieping van bouwdeel A.


Pagina 86


68

COMMUNICATIE

68.1


68.2

locatie data-aansluiting; lengte bekabeling vanaf de aansluiting t/m patchkast; type/fabricaat.

OVERDRACHT VAN DATA, ALGEMEEN In de tentoonstellingszalen dienen per ca. 3m twee data-aansluitingen te worden voorzien aan weerszijden van de ruimten. In de meeste zalen zijn aan weerszijden 3 inbouwdozen aanwezig, veelal voorzien van o.a. een wandcontactdoos 230V. Naast deze opstelling dient op gelijke hoogte vanaf de vloer een tweevoudige data-contactdoos te worden gerealiseerd, zoals op tekening aangegeven. T.b.v. deze nieuwe data-aansluitingen dient eveneens op 2 locaties een nieuwe patchkast 800x800mm, hoogte 40HE, te worden geleverd en opgesteld, incl. de benodigde patch en rangeerpanelen. De patchkasten dienen te voldoen aan de eisen genoemd in de HIB1.0 van het RvB. De nieuwe databekabeling uit te voeren als cat. 6A U/FTP bekabeling.

69

TRANSPORT Van toepassing zijnde normen: NEN-EN 81-71 NEN-EN 81-1 Warenwetbesluit Liften Richtlijn Liften 95/16/EG Bouwbesluit 2015

69.1

TEKENINGEN Door de aannemer te vervaardigen tekening(en). Op de tekening(en) moet zijn aangegeven: opstelling liftinstallaties in plattegrond en doorsneden kooi-indelingen aanzicht bedieningspanelen elektrotechnische schema’s vloerafwerking wandafwerking aanpassing liftschacht

69.2

OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN De beide liften in het complex dienen als onderdeel van de werkzaamheden te worden vervangen c.q. gerenoveerd; het betreft een goederenlift (ruimte 129/228) met 2 stopplaatsen in bouwdeel E, voor het transport van expositiestukken, en een personenlift (ruimte 123/223/320) met 3 stopplaatsen voor de kantoren in bouwdeel B.


Pagina 87


Goederenlift: De huidige goederenlift dient te worden vervangen door een personen/goederenlift met een bovenliggende machinekamer. Op de BG dient deze lift zowel vanaf de straatzijde (Caeciliastraat) als vanuit de expositiezijde toegankelijk te zijn. Hiertoe wordt in de huidige gevel een nieuwe bouwkundige toegang gerealiseerd. Binnen de bestaande schachtafmetingen 1800x1400 mm (breedte x diepte) dient een lift met een zo’n groot mogelijk hefvermogen te worden gerealiseerd. Personenlift: De huidige personenlift blijft gehandhaafd maar dient middels grootonderhoud aan o.a. de besturing en verlichting te worden gemoderniseerd. De nieuwe lift dient te worden voorzien van: - spreek-/luisterverbinding; - key-kaart, gekoppeld aan het centraal beveiligingssysteem; - kooi voorzien van hardhouten stootranden op 150 en 900 mm+vl; - goederenlift voorzien van 2-zijdige kooi toegangen;


Pagina 88


7

BEVEILIGING

70

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN Dit bestek omvat de volgende beveilingsvoorzieningen: 71 Beveiligingsschillen 72 Inbraakdetectie 73 Toegangscontrole Waar geen eisen en wensen voor omschreven of bekend zijn worden in dit bestek adviesvoorstellen gegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat de omschreven eisen en uitgangspunten gerealiseerd worden. Voorgestelde fabricaten ter goedkeuring aan de directie voorleggen. De aannemer kan/mag een alternatief aanbieden. De voorgestelde fabricaten dienen kwalitatief hoogstaand te zijn. Dit dient aangetoond te worden d.m.v. diverse referentieprojecten met name op het gebied van onderhoud. Ten behoeve van de uitbreiding van de beveiligingsinstallatie dient de aannemer gebruik te maken van de in bepaling 92.06 lid 06 van dit bestek voorgeschreven onderaannemer, Croon GBBS

70.1

VOORSCHRIFTEN Van toepassing zijnde normen: Inbraakwerendheid NEN 5089:2009 Inbraakwerend hang- en sluitwerk - Classificatie, eisen en beproevingsmethoden NEN 5096:2012 Inbraakwerendheid: Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen. Eisen, classificatie en beproevingsmethoden. NEN-EN 1627:2011 Deuren, ramen, vliesgevels, traliehekken en luiken - Inbraakwerendheid – Eisen en classificatie NEN-EN 356:1999 Glas in gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeving en classificatie van de weerstand tegen manuele aanval Beveiligingsinstallaties NEN 8131:2014 Alarmsystemen - Inbraak- en overvalalarmsystemen - Systeem- en kwaliteitseisen en toepassingsrichtlijnen, gebaseerd op de Europese normen voor inbraak- en overvalalarmsystemen

71

BEVEILIGINGSSCHILLEN Omdat de gevel van het gebouw rondom vrij toegankelijk is (openbaar gebied) dient de weerstand van de gevel te worden versterkt. Om de weerstand op het benodigde niveau te krijgen dienen de bestaande beglazing en het hang en sluitwerk, tot een hoogte van 6 meter boven maaiveld, te worden aangepast. De beglazing dient te worden vervangen door ingooibeperkende/ inbraakvertragende beglazing. De gevelopeningen dient te worden versterkt tot een bouwkundige weerstand conform de NEN 5096, weerstandsklasse 3. De beglazing krijgt een weerstandwaarde van P6B conform 1627:2011. Al het bestaande hang en sluitwerk van de buitendeuren zal worden vervangen door nieuw hang en sluitwerk conform NEN 5089, klasse extra zwaar met toepassing van meerpuntsvergrendeling.


Pagina 89


Ook de bereikbare gevelopeningen van de binnentuin dienen versterkt te worden tot een bouwkundige weerstand conform de NEN 5096, weerstandsklasse 3 en NEN-EN 356. De beglazing krijgt een weerstandwaarde van P5A conform 1627:2011. De gevel van de binnentuin is namelijk pas bereikbaar na het overklimmen van het gebouw. Om een eventuele inbraak of beveiligingsincident beheersbaar te houden en te vertragen dient het gebouw te worden opgedeeld in de verschillende beveiligingscompartimenten welke van elkaar worden gescheiden door een inbraak vertragende scheiding. Deze scheiding dient te worden versterkt tot een bouwkundige weerstand conform de NEN 5096, weerstandsklasse 3. De beveiligingsschillen zijn weergegeven op de bijgevoegde tekeningen 7259.30-DO600, 7259.30-DO610 en 7259.30-DO620 d.d. 2407-2015.

72

INBRAAKDETECTIE: De inbraakdetectie bestaat uit schildetectie en insluipdetectie. Het bestaande inbraakdetectiesysteem dient uitgebreid te worden. De in dit bestek beschreven uitbreiding aan het beveiligingssysteem dient te worden aangebracht volgens de geldende norm NEN 8131:2014. Alle bestaande detectoren dienen vervangen te worden, inclusief de bekabeling. Het aantal detectoren dient te worden uitgebreid, zie bijgevoegde projecteringstekeningen. De centrale apparatuur blijft gehandhaafd en dient uitgebreid te worden conform de bestaande componenten. Detectie gevelopeningen: Alle gevelopeningen dienen voorzien te worden van seismische detectie. De bestaande actief infraroodzuilen dienen vervangen te worden door seismische detectie. De te openen delen dienen voorzien te worden van slot- en standsignalering. Hierbij dienen alle deuren, inclusief de nood- en vluchtdeuren te worden voorzien van een deurstandsignalering. Alle extra detectiepunten dienen te worden aangesloten op het beveiligingsmanagementsysteem. Seismische detectie Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 2 Bereik: Maximaal 6 meter LED-indicatie: Ja Alarmcontact: Ja Sabotageschakelaar: Ja Programmeren: Separate zone. 24 uur actief. Slotstandsignalering Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 3 Contact: Wisselcontact Schakelvermogen: maximaal 30Vdc / 1A Activeringsdruk: maximaal 400 gram Uitvoering: Inbouw


Pagina 90


Deurstandsignalering Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 3 Schakelafstand: maximaal 50mm Schakelvermogen: maximaal 100Vdc / 500mA Magneet: Gepolariseerd Uitvoering: Inbouw Ruimte detectie: Om insluiting te kunnen detecteren dienen er bewegingsmelders te worden geplaatst, zie bijgevoegde projecteringstekeningen. Alle toegepaste sensoren dienen te zijn voorzien van anti-mask. Het systeem dient per zone in- en uitgeschakeld te kunnen worden. Alle extra detectiepunten dienen te worden aangesloten op het beveiligingsmanagementsysteem. Aan het eind van iedere werkdag dient het inbraakdetectiesysteem volledig operationeel te zijn. Bewegingsmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 3 Detectievorm: Passief infrarood Detectieomvang: 16m – 20m Onderdoorkruipdetectie: Ja Velden: 11 gordijnen, 86 graden Montagehoogte: 1,8m – 3,0m Voeding: 9 – 15Vdc Alarmcontact: NC met voedingsspanning Sabotagecontact: NC bij gesloten behuizing Anti-maskering: Ja Looptest: Ja Bewegingsmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 2 Detectievorm: Passief infrarood in combinatie met ultrasonor Detectieomvang: 12 m Onderdoorkruipdetectie: Ja Velden: 7 gordijnen Ultrasoon: 26,3 KHz Montagehoogte: 1,8, - 3,0m Voeding: 9-15Vdc Alarmcontact: NC met voedingsspanning Sabotagecontact: NC bij gesloten behuizing Looptest: Ja Bewegingsmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 3 Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 91


Detectievorm: Passief infrarood in combinatie met radar Detectieomvang: 10 - 16 m Onderdoorkruipdetectie: Ja Velden: 9 gordijnen Radar: 2410 MHz Montagehoogte: 1,8, - 3,0m Voeding: 9-15Vdc Alarmcontact: NC met voedingsspanning Sabotagecontact: NC bij gesloten behuizing Looptest: Ja Bewegingsmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Grade: 2 Detectievorm: Passief infrarood 360 graden Detectieomvang: 18 m (9m radius) Velden: 18 gordijnen Montagehoogte: 2,4, - 4,8m Voeding: 9-15Vdc Alarmcontact: NC met voedingsspanning Sabotagecontact: NC bij gesloten behuizing Looptest: Ja Objectbeveiliging: De vitrines aan de wanden en in de ruimte dienen voorzien te worden van seismische detectie en een open- dichtsignalering. Daar de vitrines geen vaste opstelplaats hebben dient de beveiliging van de vitrines draadloos te worden uitgevoerd. De aannemer van dit bestek dient hiervoor alle voorzieningen op te nemen zodat de vitrines zonder extra installatie aanpassingen op het inbraakdetectiesysteem gekoppeld kan worden. De ruimtes waar de vitrines worden geplaatst dient in overleg met de gebruiker te worden bepaald.

73

TOEGANGSCONTROLE: In de beveiligingsschillen zijn doorgangen voorzien. Afhankelijk van het beveiligingsniveau dienen doorgangen met een elektrische meerpuntsvergrendeling uitgevoerd te worden. Doorgangen naar gebieden voor personeel en niet voor bezoek toegankelijk zijn dienen aan de bezoekkerszijde voorzien te worden van een kaartlezer. Bestaande situatie: Momenteel zijn een aantal deuren reeds voorzien van een toegangscontrolesysteem middels kaartlezers. zie voor bestaande situatie de bijgevoegde tekeningen. Nieuwe situatie: Het bestaande toegangscontrolesysteem dient uitgebreid te worden met kaartlezers. De nieuwe kaartlezers dienen aangesloten en geprogrammeerd te worden op het bestaande toegangscontrolesysteem. zie voor projectering de bijgevoegde tekeningen.


Pagina 92


Naast de uitbreiding van de kaartlezers dienen enkele deuren voorzien te worden van een elektrische grendel. Deuren die voorzien zijn van een elektrische grendel dienen in de dag situatie ontgrendeld te worden via de dagschoot. In de avondsituatie dient de deur mechanisch vergrendeld te worden om aan de geëiste weerstandklasse te kunnen voldoen. Kaartlezer Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Leesafstand: maximaal 60mm Protocol: Myfare DESFire EV1 Bescherming IP55 Behuizing: Kunststof slagvast Statusweergave: LED + akoestisch (akoestisch per kaartlezer instelbaar) Deurgrendel Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Statische houdkracht: minimaal 5000N Voedingsspanning: 12Vdc of 24Vdc Bewegende onderdelen: Zelf smerend Onderhoud: Onderhoudsarm Uitvoering: Inbouw


Pagina 93


8

BRANDVEILIGHEID

80

INLEIDING EN UITGANGSPUNTEN Dit bestek omvat naast de installaties zoals opgenomen in hoofdstuk 5 en 6 de volgende brandveiligheidsvoorzieningen: 81 Brand- en subbrandcompartimentering 82 Weerstand tegen branddoorslag (WBD) 83 Weerstand tegen brandoverslag (WBO) 84 Brandwerende doorvoeringen 85 Brandmeldinstallatie 86 Ontruimingsinstallatie Waar geen eisen en wensen voor omschreven of bekend zijn worden in dit bestek adviesvoorstellen gegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat de omschreven eisen en uitgangspunten gerealiseerd worden. Voorgestelde fabricaten ter goedkeuring aan de directie voorleggen. De aannemer kan/mag een alternatief aanbieden. De voorgestelde fabricaten dienen kwalitatief hoogstaand te zijn. Dit dient aangetoond te worden d.m.v. diverse referentieprojecten met name op het gebied van onderhoud.

80.1

VOORSCHRIFTEN Van toepassing zijnde normen: Algemeen Bouwbesluit 2012, zoals vastgesteld per 1 april 2012; Regeling Bouwbesluit 2012, 1 maart 2013; Basis voor Brandveiligheid, Instituut Fysieke Veiligheid, 1e druk september 2013; NEN 1010-reeks Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties; “Handboek Brandbeveiligingsinstallaties” uitgave brandweer Nederland 14 juni 2012. Brandmeldinstallatie: NEN 2535:2009, Brandveiligheid van gebouwen, brandmeldinstallaties, systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen, versie 2009, inclusief correctieblad NEN 2535/C1:2010; NEN 2654-1:2002, Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties, Deel 1: Brandmeldinstallaties, 1ste druk september 2002; NEN 1010:2007+C1:2008, Veiligheidsbepalingen voor laagspannings-installaties, uitgave 2008. De norm NEN-EN 54 (alle delen), onderdelen van automatische brandmeldinstallaties. Ontruimingsalarminstallatie: De norm NEN 2575:2004 incl. correctieblad NEN2575/C1:2006 Brandveiligheid van gebouwen – ontruimingsalarminstallatie - systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen; De norm NEN 2654-2:2004, Beheer, controle en onderhoud van brandmeldinstallaties; deel 2: Ontruimingsalarminstallaties. Functiebehoud bekabeling NPR 2576:2005 Functiebehoud bij brand – Richtlijn voor bekabeling, ophanging en montage van transmissie wegen.


Pagina 94


81

BRAND- EN SUBBRANDCOMPARTIMENTERING De huidige brandwerende scheidingen en de omvang van de brandcompartimenten voldoen aan het beleidsniveau bestaande bouw overeenkomstig het Bouwbesluit 2012. Om de collectie tegen brand te beschermen dienen de bestaande branden sub brandcompartimentering aangepast te worden. De nieuwe brandwerende scheidingen dienen te worden opgewaardeerd naar een WBDBO van 60 min. Ook worden de bestaande technische ruimten uitgevoerd als een afzonderlijk brandcompartiment. Op de tekeningen met kenmerk 7259.30-DO-700 t/m 7259.30-DO-730 d.d. 27-07- 2015 is de indeling van de nieuwe brandcompartimenten en de bestaande en de nieuwe brandwerende scheidingen weergegeven.

82

WEERSTAND TEGEN BRANDDOORSLAG (WBD) Om aan de nieuwbouw eisen ten aanzien van weerstand tegen branddoorslag te voldoen zullen alle interne scheidingsconstructies (vloeren en wanden) tussen de verschillende brandcompartimenten met een WBDBO van 60 minuten brandwerend uitgevoerd te worden. Alle deuren in deze brandwerende scheidingsconstructies dienen ook tenminste 60 minuten brandwerend en tevens zelfsluitend uitgevoerd te worden. De brandwerendheid van de scheidingsconstructies dienen te voldoen aan de NEN 6069. De brandwerende scheiding t.h.v. de meldkamer op de eerste verdieping volgt een andere lijn dan de brandwerende scheiding op de begane grond. Het vloerdeel tussen deze twee scheidingen dient te voorzien van een brandwerende bekleding.

83

WEERSTAND TEGEN BRANDOVERSLAG (WBO) Brandoverslag tussen brandcompartimenten kan bijdragen aan de uitbreiding van brand. In dit kader worden er vanuit het bouwbesluit eisen gesteld aan de Weerstand tegen Brand Doorslag en Brand Overslag (WBDBO). Deze WBDBO dient bepaald te worden conform de NEN 6068:2011. In dit kader is de Weerstand tegen Brand Doorslag (WBD) de “uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte anders dan via de buitenlucht”, terwijl de Weerstand Brand Overslag (WBO) gedefinieerd wordt als “uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte uitsluitend via de buitenlucht”. Een brandoverslagtraject kan verticaal (naar een bovengelegen brandcompartiment) of horizontaal (naar tegenover liggende brandcompartiment) zijn. Bij een interne hoek tussen de twee brandcompartimenten in de binnen tuin zitten in beide gevels een raam. Deze locatie is aangeven op tekening 7259.21-DO-700. Hier is sprake van een kans op brandoverslag. Om wel te voldoen moeten de puien (beglazing en kozijnen), ten minste 30 minuten brandwerend worden uitgevoerd. Gekozen moet worden voor een combinatie van glas en kozijn dat is voorzien van een geldig test- certificaat waaruit de benodigde brandwerendheid blijkt.

84

BRANDWERENDE DOORVOERINGEN De doorvoeringen in scheidingsconstructies tussen brandcompartimenten zijn onderdeel van diezelfde scheidingsconstructie en behoren dezelfde brandwerendheid te bezitten als vereist voor de wand of vloer


Pagina 95


waarin zij aanwezig zijn. Derhalve dienen doorvoeringen ook een conform de NEN 6069 bepaalde brandwerendheid te bezitten. Een enigszins afwijkende bepaling van brandwerendheid geldt voor ventilatiekanalen. De NEN 6076 en 6077 zijn de normen voor 'Bepaling brandwerendheid van ventilatiekanalen' respectievelijk zonder en met brandkleppen.

85

BRANDMELDINSTALLATIE De bestaande niet gecertificeerde brandmeldinstallatie dient vervangen te worden inclusief bekabeling. De gehele brandmeldinstallatie dient te voldoen aan de vigerende norm en dient gecertificeerd te worden opgeleverd met een inspectiecertificaat. De brandmeldinstallatie dient invulling te geven aan de opgestelde prestatiespecificaties welke zijn vastgelegd in een concept “Programma van Eisen Brandmeldinstallatie” met kenmerk 7259.30-PvEWvM01 d.d.30 april 2015 dat als bijlage is toegevoegd. De detectie omvang van museum Boerhaave dient te voorzien in volledige bewaking met inspectiecertificaat. Bij oplevering dient eenmalig een inspectiecertificaat overeenkomstig het CCV inspectieschema Brandbeveiliging te worden afgegeven. Daarnaast dient door het branddetectiebedrijf een (product-)certificaat te worden afgegeven op basis van het CCV certificatieschema brandmeldinstallaties. Gedurende de migratie naar de nieuwe brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie dient branddetectie en ontruimingsalarmering in het gebouw gewaarborgd te zijn. Daarom dient de volgende werkwijze te worden gehanteerd: De nieuwe brandmeld- en ontruimingsinstallatie dient volledig te worden aangebracht in bedrijf gesteld en te worden beproefd. Vervolgens dienen in overleg met de gebruiker de sturing te worden overgenomen op de nieuwe installatie. Wanneer alle sturingen zijn overgenomen mag de bestaande brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie uit bedrijf worden genomen en gedemonteerd te worden. De bestaande brandmeldinstallatie dient volledig te worden vervangen inclusief de bekabeling. De nieuwe installatie dient geprojecteerd en aangelegd te worden volgens de huidige norm. De huidige positie van de melders blijft gehandhaafd. De bestaande draadloze automatische brandmelders dienen te worden vervangen automatische brandmelders welke zijn aangesloten op het nieuw aan te legen kabelnetwerk.. De bestaande bekabeling dient volledig te worden verwijderd, en de nieuwe bekabeling dient in de bestaande leidingwegen geplaatst te worden. De bekabeling voor de nieuwe automatische brandmelders ter vervanging van de bestaande draadloze automatische brandmelders dient uit het zicht te worden weggewerkt. Bij de dimensionering van de melderlussen dient iedere afzonderlijke melderlus, ring of steek te beschikken over minimaal 20% reservecapaciteit en -adressen. Hierbij moet het type component automatische brandmelder, handbrandmelder, ontruimingssignaalgever of stuurmodule) vrij te kiezen zijn. Deze uitbreiding moet kunnen worden gerealiseerd zonder dat de behuizing, accucapaciteit, voeding etc uit moet worden gebreid. Bij de indeling van de melderlussen dient een logische verdelingen te


Pagina 96


worden aangehouden ten opzichte van de bouwkundige situatie. Hierbij dienen bijvoorbeeld bouwdelen of verdiepingen te worden aangehouden. De brandmeldcentrale dient zonder uitbreiding van van behuizing en voeding uitgebreid te kunnen worden met 20% extra melderlussen met een minimum van een melderlus. De brandmeldcentrale dient geschikt te zijn om informatie van automatische melders die ontvangen signalen opsplitsen in afzonderlijke waarden te kunnen verwerken. Het bestaande geografisch brandmeldpaneel in de gehoorzaal (nabij de entree) van het gebouw dient vervangen te worden. De behuizing van het paneel mag hierbij hergebruikt worden. Het bestaande geografisch nevenpaneel in de meldkamer dient vervangen te worden voor een nieuw geografisch nevenpaneel. De oriëntatie van het gebouw op brandweerpaneel dient afgestemd te worden op de montagerichting van het brandweerpaneel. Op het brandweerpaneel dient de volgende informatie overeenkomstig artikel 6.5.3 van de NEN 2535 te worden weergegeven: automatische brandmelding per detectiezone. handbrandmelding per detectiezone. trappenhuizen. hoofdbrandweeringang. nevenbrandweeringang. droge blusleidingen (voedingspunt en alle afnamepunten). liften. De kleurstelling van het brandweerpaneel dient in overleg met het bevoegd gezag en de opdrachtgever te worden vastgesteld. De plattegrond dient te worden weergegeven in de contouren van het gebouw, zonder een gedetailleerde bouwkundige indeling. Op het brandmeldpaneel zijn aan buitenzijde geen kenmerken van fabrikant, leverancier of aannemer toegestaan, alleen aan de binnenzijde van het paneel. De geplande uitbreiding van de loods dient op het paneel te worden opgenomen. Het brandweerpaneel dient zonder uitbreiding van van behuizing en voeding uitgebreid te kunnen worden met 20% extra signaleringen. Brandmeldingen dienen per zone doorgemeld te worden naar de meldkamer. De meldkamer dient de mogelijkheid te hebben om de melding af te stellen of door te melden naar de brandweer. Brandmeldingen dienen na een ingestelde vertragingstijd automatisch te worden doorgemeld naar de brandweer. Handbrandmeldingen dienen zonder vertraging automatisch te worden doorgemeld. Storingsmeldingen van de brandmeldcentrale dienen doorgemeld te worden, via de inbraakcentrale aan de Particuliere Alarm Centrale (PAC). De lift dient voorzien te worden van een brandweersturing. Bij een brandalarm dient de lift automatisch naar de begane grond te gaan en is daarna niet meer te bedienen. Na een reset op het brandmeldpaneel dient de lift weer bedienbaar te zijn. De bekabeling naar het nevenpaneel en naar de overige sturingen dient te worden uitgevoerd in functiebehoud. De nieuwe centrale apparatuur van de brandmeldinstallatie dient geplaatst te worden in een nieuwe te leveren 19 inch kast welke geplaatst dient te worden in de techniekruimte nabij de meldkamer. De functionele werking van de huidige sturingen zoals opgenomen in het bijgevoegde Programma van Eisen Brandmeldinstallatie dienen te worden overgenomen. De sturingen dienen te voldoen aan de geldende eisen overeenkomstig de NEN 2535 en NPR 2576. Brandmeldcentrale Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: Opbouw Voedingsspanning: 230V, 50Hz Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 97


Bedrijfsspanning: 24V Beschermingsgraad: IP30 Certificaat: NEN-EN54-2 Toebehoren: Melderlusinterfaces voor brandmelders (inclusief 20% reserve capaciteit in elke afzonderlijke detectielus) Optische rookmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Beschermingsgraad: IP30 Certificaat: NEN-EN54-7 Codering: Ja Multisensor melder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Beschermingsgraad: IP30 Certificaat: NEN-EN54-15 Codering: Ja Handbrandmelder Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: Opbouw Beschermingsgraad: IP52 Materiaal: Kunststof Kleur: RAL3001 Certificaat: NEN-EN54-11 Toebehoren: Reserve breekglas Nevenindicator Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: Inbouw/opbouw Materiaal: Kunststof Beschermingsgraad: IP40 Kleur lens: Rood Input- outputmodule Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: opbouw Materiaal: Kunststof Beschermingsgraad: IP40 Toebehoren: installatie kast Codering: Ja Geografisch brandmeldpaneel Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: opbouw Materiaal: Kunststof Afmeting: gelijk aan bestaand Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 98


Geografisch nevenpaneel Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: opbouw Materiaal: Kunststof Afmeting: gelijk aan bestaand

86

ONTRUIMINGSINSTALLATIE: De in het gebouw aanwezige ontruimingsalarminstallatie type B luid is aangebracht in 2004. Naast deze installatie is een nog oudere ontruimingsinstallatie deels aanwezig en functioneel. In het gebouw dient een nieuwe ontruimingsalarminstallatie te worden aangebracht luid alarm type B toonsignaal overeenkomstig de NEN 2575. De ontruimingsalarminstallatie dient invulling te geven aan de opgestelde prestatiespecificaties welke zijn vastgelegd in een concept “Programma van Eisen ontruimingsalarminstallatie” met kenmerk 7259.30-PvE-WvM02 d.d. 30 april 2015 dat als bijlage is toegevoegd. De ontruimingsalarminstallatie moet worden geïntegreerd in de brandmeldinstallatie. De bestaande omroepinstallatie wordt in de nieuwe situatie niet meer als ontruimingsalarminstallatie gebruikt. De tekst bij het bestaande ontruimingspaneel dient door middel van een nieuw resopal plaatje aangepast worden in “omroeppaneel” De bestaande koppeling van de omroepinstallatie met de bestaande brandmeldinstallatie dient te worden verwijderd en uitgeprogrammeerd door de leverancier, zodanig dat dit geen storingsmelding geeft. De ontruimingszones dienen als volgt te worden aangestuurd: bij activering vanaf het ontruimingspaneel. bij een automatische brandmelding. bij een handbrandmelding. Geluidsniveau In alle ruimten dient een geluidsniveau te worden gehaald overeenkomstig tabel 1 van de NEN 2575.l Vooraf aan het installeren van de ontruimingsalarminstallatie, dient een geluidsmeting te worden verricht. De resultaten dienen in een meetrapportage inclusief tekening te worden verwerkt. Projectering De aannemer van dit bestek dient de gehele projectering op de toe te passen signaalgevers af te stemmen op het gekozen type signaalgever om zo te kunnen voldoen aan tabel 1 van de NEN 2575. De projectering van de signaalgevers op de bestekstekening is gebaseerd op de volgende maximale geluidsdrukniveau van de signaalgevers: ontruimingssignaalgever in meldersokkel: max. 90 dB(A) op 1 mtr. ontruimingssignaalgever in melderlus: max. 100 dB(A) op 1 mtr. Om het aantal aan te brengen componenten te beperken dienen ontruimingssignaalgevers te zijn opgenomen in de meldersokkel van automatische brandmelders. Indien in een ruimte geen automatische brandmelder aanwezig zijn, dienen losse ontruimingssignaalgevers te worden aangebracht, gevoegd vanuit de melderlus.


Pagina 99


Ontruimingsalarm signaalgever Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: Opbouw Type: Slow whoop Voeding: Vanuit melderlus Montagewijze: Geïntegreerd in meldersokkel Certificaat: NEN-EN54-3 Kleur: Conform brandmelder Synchronisatie: Automatisch Zelfverificatie: Functie aanwezig Ontruimingsalarm signaalgever Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: Opbouw Type: Slow whoop Voeding: Vanuit melderlus Montagewijze: Opbouw Certificaat: NEN-EN54-3 Synchronisatie: Automatisch Zelfverificatie: Functie aanwezig Ontruimingsbedieningspaneel Fabricaat: Ter keuze van de aannemer Uitvoering: opbouw Materiaal: Kunststof


Pagina 100


9

ALGEMENE VOORWAARDEN

91

ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN

91.01 01.

VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN EN VOORSCHRIFTEN Van toepassing zijnde voorwaarden Van toepassing zijn de standaard technische bepalingen in de STABU-Standaard 2012, alsmede, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken in het bestek, de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken (UAV 2012), vastgesteld bij beschikking van 19 januari 2012 nr. 2011-2000541953 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zoals deze zijn opgenomen in de STABU-Standaard 2012 als bijlage II, uitgegeven door Stichting STABU te Ede.

02.

RVB standaard technische bepalingen In aanvulling op de STABU-Standaard 2012 zijn tevens van toepassing de als bijlage bij dit bestek gevoegde RVB Standaard Technische Bepalingen, zoals die zijn gepubliceerd op www.stabu.org onder “Diensten”, “Bestekteksten”, “Rijksvastgoedbedrijf Engineering & Construct bestek”.

03.

Van toepassing zijnde normen De in paragraaf 2, lid 2 van de UAV 2012 en bepaling 92.02 lid 02 PUBLICATIES bedoelde normen, zijn tegen betaling verkrijgbaar bij de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut te Delft via de NENwebsite: www.nen.nl of e-mail: [email protected].

92

AFWIJKINGEN VAN EN AANVULLINGEN OP DE VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN (Het laatste nummer behorende bij de hierna onder 92 cursief geplaatste onderwerpen verwijst naar het paragraafnummer van de UAV 2012)

92.01. 01.

AANDUIDINGEN, BEGRIPSBEPALINGEN Werkterrein Onder werkterrein wordt verstaan het terrein of het water dat door de opdrachtgever aan de aannemer voor de uitvoering van het werk ter beschikking wordt gesteld, het terrein of het water waarop en waarin het werk wordt uitgevoerd daarin begrepen.

02.

Werkterrein Onder werkterrein wordt tevens verstaan de als zodanig aangeduide aanwezige opstallen of delen daarvan waarin, waarop of waaraan het werk moet worden uitgevoerd.

03.

Projectbevoegde De door het Rijksvastgoedbedrijf als vertegenwoordiger van de opdrachtgever aangewezen persoon die is belast met het management van het project en die als enige de bevoegdheid heeft opdrachten te verstrekken en/of te wijzigen.

04.

Installateur Daar waar in het bestek sprake is van "de installateur" wordt daaronder verstaan: "de aannemer van de installatiewerken".

05.

Oude bouwstoffen uit sloop


Pagina 101


Onder oude bouwstoffen worden bij sloopwerkzaamheden verstaan de van de sloopwerken afkomende bouwstoffen. 06.

92.02 01.

Acceptatie Schriftelijk aan de aannemer gerichte mededeling waarin de opdrachtgever verklaart geen bezwaar te hebben tegen door de aannemer ter acceptatie voorgelegde documenten, werkzaamheden, resultaten van werkzaamheden of wijzigingen in de zin van bepaling 92.36 lid 04 van dit bestek. VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORSCHRIFTEN Geldigheid Daar waar een publicatie zonder datum is vermeld, is deze publicatie van toepassing zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.

02.

Publicaties Daar waar een technisch normvoorschrift, praktijkrichtlijn, beoordelingsrichtlijn of een andere publicatie is vermeld, is deze van toepassing. Daar waar bij een publicatie een correctie (c) of een aanvulling (a) of een wijziging (w) is vermeld, is deze publicatie inclusief die correctie, aanvulling of wijziging van toepassing.

03.

Hoofdelijke aansprakelijkheid Wanneer de aannemingsovereenkomst waarvan dit bestek deel uit maakt, is aangegaan met twee of meer ondernemers die gezamenlijk hebben ingeschreven c.q. aangeboden, blijven al die ondernemers hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.

92.05 01.

VERPLICHTINGEN VAN DE OPDRACHTGEVER Bouwbespreking De bouwbespreking zoals bedoeld in paragraaf 5, lid 1 van de UAV 2012 zal worden gehouden.

92.06 01.

VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER Verantwoordelijkheid constructies en werkwijzen In aanvulling op paragraaf 5, lid 1 van de UAV 2012 wordt het volgende bepaald; a. de aannemer draagt, ook na acceptatie als beschreven in bepaling 92.01-06, de verantwoordelijkheid voor de door hem gedimensioneerde onderdelen c.q. constructies en de door hem daarvoor gebezigde werkwijzen: b. de aannemer moet zorg dragen voor de tijdige verkrijging van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die hij nodig heeft of wenst voor de realisatie van de door hem voorgestelde dimensionering c.q. de door hem gekozen uitvoeringswijze.

02.

Werkzaamheden en frequenties In aanvulling op paragraaf 6 lid 1 van de UAV 2012 wordt bepaald dat de werkzaamheden en de frequenties waarmee deze worden uitgevoerd om aan de in dit bestek opgenomen prestatie-eisen te voldoen, door de aannemer moeten worden bepaald.

03.

Herstel of vervanging bouwstoffen


Pagina 102


In aanvulling op paragraaf 6 lid 3 sub a van de UAV 2012 wordt bepaald dat bij herstel of vervanging bouwstoffen moeten worden geleverd, die tenminste gelijkwaardig zijn aan de oorspronkelijke bouwstoffen. 04.

Naleven wet arbeid vreemdelingen Onder verwijzing naar paragraaf 6, lid 11 van de UAV 2012 wordt de aannemer geacht bekend te zijn met hetgeen in de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) bepaald is omtrent het verbod om vreemdelingen in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. De aannemer leeft de bepalingen van de Wav na, alsmede deze besteksbepaling. Bij elke bouwvergadering zorgt de aannemer ervoor dat "de naleving van de Wav" wordt geagendeerd, besproken en opgenomen in het verslag. De aannemer wijst iedere door hem bij de uitvoering van het werk gecontracteerde onderaannemer schriftelijk op de bepalingen van de Wav en verplicht de onderaannemer de bepalingen van de Wav na te leven en deze besteksbepaling op te nemen in door hem te sluiten (onderaannemings)overeenkomsten. Alle aan de (niet)naleving verbonden gevolgen en kosten zijn voor rekening van de aannemer. De aannemer stelt mede namens de opdrachtgever de identiteit vast van alle op het werk aanwezige vreemdelingen als bedoeld in artikel 15 Wav en controleert de identiteitsbewijzen en de tewerkstellingsvergunningen van deze vreemdelingen op echtheid en geldigheid. De aannemer bewaart mede namens de opdrachtgever kopieën van deze documenten in zijn administratie als bedoeld in artikel 15 Wav tot tenminste 5 (vijf) jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de oplevering plaatsvindt. De aannemer kan hierbij gebruikmaken van elektronische middelen. De opdrachtgever, dan wel de door hem aangewezen persoon, kan op ieder willekeurig moment de naleving door de aannemer van de Wav en deze besteksbepaling controleren. Op eerste verzoek van de opdrachtgever, dan wel de door hem aangewezen persoon, zal de aannemer onverwijld de betreffende administratie en (opgeslagen) documenten overleggen. Bij welke overtreding van de Wav dan ook, geconstateerd door de Inspectie SZW of enig ander orgaan, komen boetes die daaruit voor de opdrachtgever voortvloeien, voor rekening van de aannemer en vrijwaart de aannemer de opdrachtgever ter zake. De opdrachtgever zal deze boetes aan de aannemer doorbelasten en de aannemer zal deze op eerste verzoek aan de opdrachtgever vergoeden dan wel zal de opdrachtgever deze boetes verrekenen met de eerstvolgende (termijn)betaling(en) door de opdrachtgever aan de aannemer te doen, zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is en ongeacht een eventueel bezwaar of beroep van de aannemer tegen de opgelegde boete. Het voorgaande laat alle overige rechten en aanspraken van de opdrachtgever onverlet.

05.

Ongevallen De aannemer moet de directie terstond op de hoogte stellen van alle ongevallen op het werkterrein, met verstrekking van alle ter zake doende inlichtingen.

06.

Overzicht voorgeschreven onderaannemers/leveranciers De volgende onderaannemer is voorgeschreven: Ten behoeve van de uitbreiding van de beveiligingsinstallatie: a: Croon GBBS Vareseweg 11 3047 AT Rotterdam


Pagina 103


Postbus 11281 3004 EG Rotterdam 07.

Rapport belendingen Voordat met de uitvoering van het werk wordt begonnen verstrekt de aannemer aan de directie een door een (beëdigd) makelaar, taxateur of expertisebureau opgesteld rapport van de staat waarin de belendingen verkeren. Naast de belendingen dient de aannemer eveneens de bouwdelen van het museum zelf op te nemen. De aannemer is verantwoordelijk voor het bepalen van de belendingen in verband met mogelijke transporten en opstelplaatsen kraan.

08.

Werkzaamheden buiten overeengekomen werktijden Indien de aannemer voornemens is werkzaamheden op het werkterrein te verrichten buiten de werktijden zoals deze zijn overeengekomen met de opdrachtgever/directie dient hij bij de opdrachtgever/directie hiertoe tijdig een verzoek in.

09.

Beperkingen m.b.t. geluidniveau Ten aanzien van het geluidniveau, veroorzaakt door materieel op het werk, gelden de volgende beperkingen: Het geluidsniveau tengevolge van het werk mag, gemeten aan de gevel van belendingen niet meer bedragen dan 60 dB (A).

11.

Voertaal Aan paragraaf 6 lid 30 van de UAV 2012 wordt toegevoegd: “De voertaal zal Nederlands zijn en geschriften dienen te worden gesteld in de Nederlandse taal.

12.

Belangenverstrengeling De aannemer betrekt geen personen bij de uitvoering van het werk welke een al dan niet betaalde nevenfunctie vervullen c.q. ten tijde van de totstandkoming van het bestek hebben vervuld bij de opdrachtgever, of die in een periode van twee jaar voorafgaand aan het werk bij de opdrachtgever in dienst zijn geweest, zonder dat de opdrachtgever daarover vóór het sluiten van de overeenkomst is ingelicht. Indien blijkt dat de aannemer niet aan voorgaand heeft voldaan kan de opdrachtgever de overeenkomst zonder ingebrekestelling met onmiddellijke ingang ontbinden, dit zonder tot enige schadevergoeding te zijn gehouden. Omkoping De aannemer zal aan de opdrachtgever, zijn personeel of vertegenwoordigers, noch aan derden, aanbieden c.q. toezeggen, voor henzelf of enige andere partij, enige schenking, beloning, compensatie of profijt van welke aard dan ook die uitgelegd kan worden als een onwettige praktijk. Een dergelijke praktijk kan reden zijn voor gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst door de opdrachtgever, dit zonder tot enige schadevergoeding te zijn gehouden.

13.

14.

Precario De kosten van precario zijn voor rekening van de aannemer van dit bestek.

15.

Te verstrekken documenten De aannemer verstrekt aan de directie de van hem verlangde documenten in de navolgende aantallen: 1. ter goedkeuring (stuks): 2 2. goedgekeurde (stuks): 3


Pagina 104


3.

18.

ter acceptatie (stuks): 2

16.

Ondergrondse kabels en leidingen De aannemer meldt de aanvang van de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden, waarbij mogelijk in de grond aanwezige kabels en leidingen betrokken zijn, conform de grondroerdersregeling (Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten; WION) aan het daarvoor bestemde digitaal loket van het Kadaster (Klic-online). Vóór de aanvang van de (graaf)werkzaamheden waarbij in de grond aanwezige kabels en leidingen betrokken zijn, traceert de aannemer de ligging hiervan en draagt hij er zorg voor dat tijdens de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden daaraan geen schade ontstaat. De aannemer draagt er zorg voor dat de ontvangen gegevens over in de grond aanwezige kabels en leidingen op de bouwplaats aanwezig zijn en instrueert uitvoerend en machine bedienend personeel. Indien kabels en leidingen worden aangetroffen waarvan de ligging niet blijkt uit, of afwijkt van, de aan de aannemer ter beschikking gestelde gegevens, of beschadigingen worden aangetroffen aan kabels en leidingen, moet hij zulks direct melden aan de directie en de betrokken netbeheerder(s). Als kabels en leidingen moeten worden ondergraven, moet de aannemer voor een deugdelijke ondersteuning of ophanging zorg dragen en bij aanvullingen de aanwijzingen van de betrokken beheerder(s) opvolgen. De aannemer draagt er zorg voor dat de kabels en leidingen welke bij de uitvoering van het werk zijn blootgelegd, tegen beschadigingen worden beschermd. Indien de aannemer ondergrondse kabels of leidingen beschadigt, moet hij hiervan onmiddellijk melding maken aan het meldadres / de meldadressen van de betrokken netbeheerder(s) en de directie.

17.

Leerlingbouwplaats Dit project in principe als leerlingbouwplaats uitvoeren. Daadwerkelijke uitvoering als leerlingbouwplaats zal plaatsvinden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. de aannemer is een leerbedrijf dat door een officiële certificeringinstantie is (of kan worden) gecertificeerd, waarbij met een officiële certificeringinstantie wordt bedoeld een Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven of een vergelijkbare instantie uit een van de andere lidstaten; 2. het project is door Fundeon, in overleg met de aannemer, geschikt bevonden als leerlingbouwplaats. Verplichtingen social return a. De aannemer verbindt zich ertoe, gedurende de looptijd van de overeenkomst, 5% van de waarde van de loonsom te besteden aan werk(ervarings)plaatsen voor personen uit de doelgroep: 1. Wet Werk en Bijstand (WWB) gerechtigden, die langer werkloos zijn dan 12 maanden, 50 jaar of ouder zijn en/of die zonder re-integratieondersteuning of andere begeleiding niet zelfstandig aan werk kunnen komen; 2. Werkloosheidswet (WW) gerechtigden, die langer werkloos zijn dan 12 maanden, en/of 50 jaar of ouder zijn, in aansluiting op de premiekorting oudere werknemers; 3. Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) gerechtigden; 4. Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) gerechtigden; 5. Wet Arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ) gerechtigden; 6. Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (WAJONG) gerechtigden; 7. Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze werknemers (IOAW) gerechtigden; 8. De Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen (IOAZ) gerechtigden;


Pagina 105


b.

c. d.

f.

g.

9. Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) geïndiceerden; 10. Leer-/werkplekken of lonen voor niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (nuggers); 11. Leer-/werkplekken of lonen voor vroegtijdig schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties; 12. Leer-/werkplekken in het kader van BOL/BBL opleidingen, VSO en/of praktijkscholen. Als de in deze bepaling genoemde wetten vervanging krijgen in nieuwe wetten, dan verwijst deze bepaling voortaan naar die nieuwe wetten. De aannemer stuurt aan de opdrachtgever elk kwartaal, uiterlijk 14 kalenderdagen na ommekomst van deze periode, geheel ingevuld en ondertekend verantwoordingsformulier social return toe. Dit verantwoordingsformulier social return is opgenomen als bijlage bij dit bestek. De opdrachtgever controleert op basis van het verantwoordingsformulier social return of de aannemer voldoet aan de verplichting genoemd in bepaling 18 sub a. Constateert de opdrachtgever op basis van het verantwoordingsformulier social return dat de aannemer gedurende de looptijd van de overeenkomst twee maal achtereen niet het percentage haalt genoemd als verplichting in bepaling 18 sub a, dan treedt zij met de aannemer in overleg. Op basis van dit overleg: 1. Stellen de opdrachtgever en de aannemer de oorzaken vast voor het niet behalen van het genoemde percentage door de aannemer. De aannemer wordt niet gehouden aan het percentage als bedoeld in bepaling 18 sub a voor zover hij aannemelijk maakt dat er geen geschikte kandidaten zijn. 2. Stellen de opdrachtgever en de aannemer maatregelen vast voor het verbeterd nakomen van de verplichting tot "social return" door de aannemer. Zij nemen deze maatregelen op in de documenten als bedoeld in paragraaf 27 van de UAV 2012. Het overleg beschreven in bepaling 18 sub d laat de mogelijkheid voor de opdrachtgever tot het opleggen van de sanctie genoemd in bepaling 18 sub f en g onverlet. Als de aannemer de verplichting genoemd in bepaling 18 sub a niet nakomt, dan kan de opdrachtgever naar rato van de bijdrage SR die de aannemer moest doen, betalingen inhouden of storneren op de waarde van de overeenkomst. De inhouding of stornering genoemd in bepaling 18 sub f vindt niet plaats als het voldoen aan de verplichting genoemd in bepaling 18 sub a niet toe te rekenen is aan de aannemer. De aannemer dient dan aannemelijk te maken dat er geen geschikte kandidaten zijn gevonden. De bewijslast rust te allen tijde bij de aannemer.

92.07 DATUM VAN AANVANG 01. Datum van aanvang In uitdrukkelijke afwijking van paragraaf 7, lid 1 van de UAV 2012 zal als datum van aanvang worden aangemerkt: de datum zoals vermeld in de opdrachtbrief 02.

Aanvang werkzaamheden Het is de aannemer niet toegestaan met het werk aan te vangen voor de datum van aanvang, als bedoeld in paragraaf 7, lid 1 van de UAV 2012.

03.

Start werkzaamheden bouwobject op bouwplaats De werkzaamheden aan het te bouwen object op de bouwplaats kunnen niet eerder starten dan 1 maart 2016. De aannemer dient rekening te houden met een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden. Bij aanvang zullen delen van het museum nog in gebruik zijn en is nog collectie in het museum aanwezig. De aannemer heeft bij aanvang slechts een beperkt werkterrein ter beschikking. Dit


Pagina 106


dient in overleg met de gebruiker en opdrachtgever te worden afgestemd en vastgelegd in het uitvoeringsplan. Bijlage 8 omvat ter indicatie een mogelijke planning en fasering. 92.08 02.

UITVOERINGSDUUR, UITSTEL VAN OPLEVERING, BEPROEVING Datum van oplevering Het werk moet uiterlijk worden opgeleverd op: 12 december 2016 De aannemer dient te rekenen op een gefaseerde ingebruikname van het museum in verband met de benodigde tijd voor inrichting en inhuizing collectie.

03.

Termijn, uitvoering van het werk tot bepaalde stand De onderstaande delen van het werk moeten, gerekend vanaf de datum van aanvang, tot de volgende stand zijn gevorderd, binnen de genoemde termijn, voordat de oplevering plaatsvindt. - stand: opneming en/of beproeving gereed conform het bestek en in alle opzichten voldoen aan de hieruit voortvloeiende eisen. - termijn: 4 (vier) weken voor de datum bepaald in lid 02 DATUM VAN OPLEVERING

08.

Oplevering buitenschilderwerk Het tijdstip van oplevering van het buitenschilderwerk wordt nader vastgesteld in overleg met de opdrachtgever.

09.

Beproeving Alvorens het werk of onderdelen daarvan in bedrijf worden gesteld of in gebruik worden genomen, moeten zijn beproefd: technisch(e) installatiewerk(en): van alle in dit bestek genoemde installaties en installaties welke en koppeling met die installatie hebben. bouwkundig(e) werk(en): van alle in dit bestek genoemde werken. Alle hiertoe betrokken onderdelen van het werk moeten volledig worden beproefd. De aannemer dient bij de directie een voorstel ter goedkeuring in voor de wijze waarop de beproeving wordt uitgevoerd. In het bestek is aangegeven voor welk onderdeel/welke onderdelen van de beproeving de aannemer gebruik moet maken van bij dit bestek gevoegde modelprotocol(len). Integrale beproeving: Indien van toepassing dient de aannemer deel te nemen aan een integrale beproeving van het gebouw met installaties. Een integrale beproeving vindt plaats nadat de afzonderlijke onderdelen met goed resultaat zijn beproefd. Een integrale beproeving is een beproeving, waarbij gecontroleerd wordt of sturingen, respectievelijk storingen van een installatie en/of gebouwdeel de overeengekomen acties genereren bij andere installaties en/of gebouwdelen en of die acties correct worden uitgevoerd. Deze andere installaties of gebouwdelen kunnen onderdeel zijn van het werk volgens het bestek, alsmede van werken van derden en van bestaande installaties of gebouwdelen. De aannemer coördineert de voorbereiding en uitvoering van de integrale beproeving. De beproeving moet worden uitgevoerd onder leiding van een door de directie aangewezen persoon. Als bijlage bij dit bestek is het protocol "Integrale beproeving gebouw met installaties" gevoegd. Minimaal vier weken voor de beoogde datum van de integrale beproeving verstrekt de directie een versie van dit protocol, met daarin opgenomen de eventuele wijzigingen die tijdens de uitvoering zijn opgedragen, ter verificatie aan de aannemer. Opmerkingen van de aannemer op dit protocol dienen uiterlijk tot twee weken voor de beoogde datum van de integrale beproeving aan de directie te worden verstrekt. Indien aannemer en directie niet komen tot een gemeenschappelijke vaststelling van de wijze of omvang van de integrale beproeving, stelt de directie de


Pagina 107


wijze of omvang vast en geeft hiervan vóór aanvang van de integrale beproeving schriftelijk kennis aan de aannemer. De onderdelen van het gebouw met installaties die integraal worden beproefd staan vermeld in het protocol. De locaties waar de resultaten van de integrale beproeving worden gecontroleerd worden door de directie uiterlijk op de datum van de integrale beproeving aan de aannemer bekend gemaakt. De integrale beproeving moet vanaf punt 2 van het protocol, tot het einde van de beproeving, aaneengesloten worden uitgevoerd. Indien op grond van de integrale beproeving door de directie is vastgesteld dat het gebouw met installaties wel voldoet aan hetgeen is overeengekomen, maar niet de werking heeft die de opdrachtgever heeft beoogd, zal, nadat de aannemer de nodige wijzigingen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald, c.q. kan de directie besluiten de “herbeproeving” slechts gedeeltelijk uit te voeren. Op deze “herbeproeving” is het gestelde in paragraaf 8a van de UAV 2012 alsmede het hierboven vermelde van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dit geval de kosten, bestaande uit kosten voor personeel van de aannemer, de kosten van materieel, water en energie, in afwijking van paragraaf 8a lid 3 en 5 van de UAV 2012, alsmede de kosten van de aannemer als gevolg van een eventueel uitstel van oplevering, voor rekening van de opdrachtgever zijn. Tevens wordt bepaald dat in afwijking van paragraaf 8a lid 4 van de UAV 2012, de directie het rapport opstelt waarin het beproevingsresultaat is opgenomen. 10.

92.11 01.

02.

Verzoek tot opneming In paragraaf 9, lid 1 van de UAV 2012 vervalt de zinsnede "De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrapport, bedoeld in §27, wordt aangetekend". Aan paragraaf 9, lid 1 van de UAV 2012 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende als volgt: "1a. Een verzoek van de aannemer tot opneming zal slechts in overweging kunnen worden genomen indien de aanvrage ten minste tien dagen, voor het verstrijken van de dag waarop het werk of een onderdeel daarvan naar zijn oordeel voltooid zal zijn, bij de directie is bezorgd." ONDERHOUDSTERMIJN Onderhoudstermijn De onderhoudstermijn bedraagt in maanden: 24 Preventief en correctief onderhoud In aanvulling op het gestelde in paragraaf 11 van de UAV 2012 dient de aannemer, gedurende de in lid 01 genoemde onderhoudstermijn, tevens het preventieve en correctief onderhoud van alle in dit bestek genoemde installaties conform de geldende voorschriften van de fabrikant/leverancier uit te voeren, zodanig dat hij de fabrieksgarantie en zijn eigen garantie gestand kan doen. Hiertoe dient hij te handelen zoals gesteld in de bij dit projectbestek gevoegde documenten.

92.12 01.

AANSPRAKELIJKHEID VAN DE AANNEMER NA DE OPLEVERING Gebreken als gevolg van dimensionerings- en/of berekeningsfouten Gebreken als gevolg van door de aannemer gemaakte dimensionerings- en/of berekeningsfouten worden aangemerkt als een gebrek, in de zin van paragraaf 12 lid 2 van de UAV 2012.

92.14 01.

SCHORSING VAN HET WERK/BEEINDIGING IN ONVOLTOOIDE STAAT Veiligheidsmaatregelen De aannemer moet in overleg met de directie naast de gepaste maatregelen de nodige veiligheidsmaatregelen nemen.


Pagina 108


92.15 01.

WERKTERREIN Aanduiding werkterrein Als werkterrein is beschikbaar : het totale perceel behoudens de meldkamer. Het werkterrein is gefaseerd beschikbaar. De aannemer dient te rekenen op zeer beperkte ruimte in de binnentuin ten behoeve van het inrichten van de bouwplaats. Het oppervlak van het werkterrein is aangegeven op de tekening met nummer 7259.30DO800.

92.16 01.

AFSLUITING, RECLAME Fotograferen en filmen Voor het maken van foto's, films of video-opnamen en dergelijke van het werk, het verlenen van medewerking daaraan en het geven van publiciteit inzake het werk, is toestemming van de opdrachtgever noodzakelijk.

92.17 01.

VERWERKING VAN BOUWSTOFFEN Duurzaam geproduceerd hout Te leveren hout of hout verwerkt in te leveren (hout)producten, voor zover die dienen ten behoeve van de uitvoering van het werk en deze in het werk achterblijven, dient te voldoen aan de Dutch Procurement Criteria for Timber, waarbij geldt dat het voldoet aan ten minste 7 van de 9 principes voor duurzaam bosbeheer (sustainable forest management); volgens de bijbehorende beoordelingsmethode, zoals op 27 juli 2008 vastgesteld door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Kamerstukken II, 2007-08, 30196, 35, inclusief bijlage 2 (hierna minimumeis). 1. Alvorens hout of (hout)producten in het werk worden verwerkt dient de aannemer een verklaring te overleggen waarin wordt aangegeven onder welk certificatiesysteem het hout wordt geleverd en waaruit blijkt dat aan de minimumeis wordt voldaan. Indien het hout wordt geleverd onder een certificatiesysteem wordt in ieder geval aan de minimumeis voldaan, indien: a. de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (IenM) het betreffende certificatiesysteem heeft toegelaten tot het inkoopbeleid; of b. de Timber Procurement Assessment Committee (TPAC) heeft geoordeeld dat het certificatiesysteem voldoet aan de Dutch Procurement Criteria for Timber, waarbij geldt dat het voldoet aan ten minste 7 van de 9 principes voor duurzaam bosbeheer (sustainable forest management). Een overzicht van toegelaten en beoordeelde certificatiesystemen vindt u op www.tpac.smk.nl of www.inkoopduurzaamhout.nl. 2. Daarnaast kan de aannemer ander bewijs leveren, voorzien van uitgebreide, gedocumenteerde en op authenticiteit verifieerbare gegevens en informatie, waaruit blijkt dat aan de minimumeis wordt voldaan. a. Als hulpmiddel bij het leveren van het bewijs kan de aannemer gebruik maken van de volgende onderling samenhangende documenten: Dutch Framework for Evaluating Evidence of Compliance with Timber Procurement Requirements; Documents for Category B evidence: Annex II: Category B Evidence; Appendix 1 Checklist Supply Chain met bijbehorende Guidance;


Pagina 109


Appendix 3 to Annex 2 Checklist Sustainable Forest Management inclusief Guidance. Deze documenten zijn te vinden op www.tpac.smk.nl en www.inkoopduurzaamhout.nl b. Als hulpmiddel bij het leveren van bewijs voor certificatiesystemen die nog niet getoetst zijn door TPAC kan de aannemer gebruik maken van de volgende onderling samenhangende documenten: Dutch Framework for Evaluating Evidence of Compliance with Timber Procurement Requirements; TPAC documents for assessing certification systems (Category A): Annex I: User Manual TPAC; Assessment matrix for system managers; Application form for system managers. Deze documenten zijn te vinden op www.tpac.smk.nl en www.inkoopduurzaamhout.nl. 92.18 KEURING VAN BOUWSTOFFEN 01. Goedkeuring van bouwstoffen De door de directie goed te keuren bouwstoffen als bedoeld in paragraaf 17, lid 2 en paragraaf 18, lid 1 van de UAV 2012 zijn de volgende: Toe te passen kanalen inclusief bevestiging Radiatoren Koelmachine 02. Bouwstoffen met kwaliteitsverklaring Een gebrek dat zich na deze goedkeuring in de bouwstoffen met kwaliteitsverklaring openbaart en dat bij uitwendige visuele beoordeling redelijkerwijs niet onderkend had kunnen worden, wordt aangemerkt als een gebrek in de zin van de paragrafen 12 en 17, lid 3 van de UAV 2012. 04. Monsters ter beoordeling Voordat onderstaande bouwstoffen door de aannemer worden besteld dient hiervan een monster ter beoordeling aan de directie te worden voorgelegd: Wand- en vloertegels; Roosters; Schakelmateriaal; Zichtbare componenten brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie; Zichtbare componenten beveiligingsinstallatie; 92.19 EIGENDOM VAN BOUWSTOFFEN 01. Overgebleven bouwstoffen Het bepaalde in paragraaf 19, lid 3 van de UAV 2012 is niet van toepassing op de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen. 92.20 ZORG VOOR BOUWSTOFFEN 01. Zorg voor bouwstoffen De aannemer draagt er zorg voor dat: - gebruik wordt gemaakt van statiegeldpallets. - gebruik wordt gemaakt van containers en dispensers. - gebruik wordt gemaakt van 'paardendekens'. - gebruik wordt gemaakt van statiegeldpatronen. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 110


- radiatoren worden aangevoerd in containers. 92.21 OUDE BOUWSTOFFEN 01. Eigendom oude bouwstoffen De volgende uit het werk komende oude bouwstoffen worden eigendom van de aannemer, die door deze moeten worden weggevoerd: Niet van toepassing Alle uit het werk komende oude bouwstoffen blijven eigendom van de opdrachtgever. Deze dienen te worden weggevoerd door de aannemer naar een erkende bewerkings-, verwerkings- of eindverwerkingsinstelling. 92.22 GARANTIE VOOR EEN ONDERDEEL 01. Te garanderen onderdelen Voor alle onderdelen wordt een garantie verlangd die moet gelden vanaf het gereedkomen van het onderdeel tot aan de oplevering van het werk en in aansluiting daarop gedurende de vermelde periode. Van de volgende onderdelen worden garantieverklaringen verlangd die moet gelden vanaf het gereed komen van het onderdeel tot aan de oplevering van het werk en in aansluiting daarop gedurende de vermelde periode. garantieperiode omschrijving --------------------------------------------------------------------1 jr werktuigkundige installatie 1 jr elektrotechnische installatie; 1 jr communicatie- en beveiligingsinstallatie (5 jr garantie op conservering); 1 jr. brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie Voor de volgende onderdelen wordt een garantie verlangd voor het naleveren en ondersteunen van componenten en software vanaf het gereedkomen of levering van het onderdeel gedurende de vermelde periode. Toekomstig te leveren componenten mogen gewijzigd zijn mits de functionele werking ongewijzigd blijft. Toekomstige software mag gewijzigd zijn mits deze volledig compatibel is met de bij de oplevering geleverde software. garantieperiode omschrijving --------------------------------------------------------------------10 jr. software GBS 10 jr communicatie- en beveiligingsinstallatie (5 jr garantie op conservering); 10 jr. brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie

02. Garantieverklaring Met betrekking tot onderdelen waarvoor een garantie wordt verlangd van een onderaannemer of leverancier, dient een garantieverklaring volgens het bij dit bestek gevoegde model overlegd te worden aan de opdrachtgever. De garantieverklaring dient te worden overlegd bij de levering van, of indien van toepassing, voor het gereedkomen van, het gegarandeerde onderdeel.


Pagina 111


03. Garantie voor een gedimensioneerd onderdeel In afwijking van paragraaf 22 van de UAV 2012 garandeert de aannemer gedurende een periode van vijf jaar na de datum van oplevering de deugdelijkheid c.q. doelmatigheid van (een) door hem gedimensioneerd(e) onderdeel/onderdelen c.q. constructie(s). a De bedoelde garantie houdt in dat de aannemer zich verbindt om voor zijn rekening en risico alle tijdens de garantieperiode optredende gebreken m.b.t. deugdelijkheid c.q. doelmatigheid op eerste schriftelijke aanzegging van de opdrachtgever te (doen) herstellen of (een) onderdeel/onderdelen c.q. constructie(s) te (doen) vervangen door (een) nieuw(e) deugdelijk(e) c.q. doelmatig(e) onderdeel/onderdelen c.q. constructie(s), tenzij de aannemer bewijst dat de gebreken het gevolg zijn van factoren waarvoor hij niet verantwoordelijk is. In de schriftelijke aanzegging zal tevens de termijn worden vermeld waarbinnen de aannemer met het herstel moet zijn aangevangen en de termijn waarbinnen het herstel gereed dient te zijn. Indien de aannemer geen gevolg geeft aan de schriftelijke aanzegging van de opdrachtgever is de opdrachtgever gerechtigd zonder nadere sommatie of ingebrekestelling het herstel of de vervanging voor rekening van de aannemer door derden te laten uitvoeren. b Indien gedurende de garantieperiode één van de partijen gebreken aan (een) door de aannemer aangebracht(e) onderdeel/onderdelen c.q. constructie(s) constateert of er aanwijzingen zijn dat deze kunnen worden verwacht, stelt zij de andere partij daarvan schriftelijk op de hoogte. Uiterlijk één maand voor het verstrijken van de genoemde garantieperiode nemen de opdrachtgever en de aannemer gezamenlijk de toestand op waarin (een) door de aannemer gedimensioneerd(e) en aangebracht(e) onderdeel/onderdelen c.q. constructie(s) verkeert c.q. verkeren. De opdrachtgever neemt daartoe het initiatief. De toestand wordt vastgelegd in een door partijen ondertekend proces-verbaal. Paragraaf 48 van de UAV 2012 is tijdens de garantieperiode van overeenkomstige toepassing. c

Indien en voorzover een gebrek voortvloeit uit dimensioneringswerk en de uitvoeringswerkzaamheden die zijn gebaseerd op het dimensioneringswerk, wordt de door de aannemer te vergoeden schade beperkt tot 20% van de aanneemsom. -zie voor motivering van deze bepaling de invulinstructie/toelichting onder 92.22-03.

92.26 ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN 01. Algemeen tijdschema Het in paragraaf 26 van de UAV 2012 bedoelde algemene tijdschema en werkplan wordt geacht te zijn opgenomen in het uitvoeringsontwerp zoals bedoeld onder bepaling 21.2. 02. Inpassing werkzaamheden derden De door derden uit te voeren werkzaamheden dienen te worden opgenomen en ingepast in het uitvoeringsontwerp. In de verlangde documenten dient een zo volledig mogelijk inzicht te worden gegeven in de hoedanigheid, de volgorde en de uitvoering van de werkzaamheden. De betrokken derden zullen het uitvoeringsontwerp, na goedkeuring hunnerzijds, voor akkoord tekenen. 92.27 DAGBOEK, LIJSTEN, RAPPORTEN, BOUWVERGADERINGEN 01. Te verstrekken lijsten De in paragraaf 27, lid 7 van de UAV 2012 genoemde lijsten worden verlangd.


Pagina 112


02. Te verstrekken rapporten De in paragraaf 27, lid 8 van de UAV 2012 genoemde rapporten worden verlangd. 03. Bouwvergaderingen De bouwvergaderingen zoals bedoeld in paragraaf 27, lid 9 van de UAV 2012 zullen worden gehouden: één keer per vier weken. 92.28 AFBAKENING, TIJDINGEN EN OPMETINGEN 02. Peil Als peil P geldt: - Plaatselijk dient de absolute peilhoogte te worden vastgesteld. 92.29 VERSCHILLEN IN AFMETINGEN OF IN DE TOESTAND VAN BESTAANDE WERKEN EN TERREINEN 01. In aanvulling op paragraaf 29 van de UAV 2012 wordt bepaald dat de aannemer voor de aanvang van het werk de afmetingen en de bestaande toestand van het werk dient te controleren. 02. Indien de aannemer reden heeft om aan te nemen dat in het werk of het object, waarin of waaraan het werk wordt uitgevoerd, asbest aanwezig is (een werk of een object gerealiseerd voor 1994) en er geen asbestbeheersplan is opgesteld dient de aannemer dit onmiddellijk te melden bij de opdrachtgever en te handelen conform het gestelde in paragraaf 6, lid 16a van de UAV 2012. 92.31 VERBAND MET ANDERE WERKEN 01. Werkzaamheden door derden Door derden worden uitgevoerd: Verwijderen collectie Herinrichting tentoonstellingsruimten. 02. Gegevens voor door derden te treffen voorzieningen De aannemer verstrekt tijdig aan de directie de gegevens van de door derden ten behoeve van hem te treffen voorzieningen. 03. Vanwege de opdrachtgever getroffen voorzieningen De aannemer moet de voorzieningen die vanwege de opdrachtgever zijn uitgevoerd zo spoedig mogelijk controleren, nadat hij door of namens de opdrachtgever van de voltooiing van die voorziening in kennis is gesteld. Van eventuele tekortkomingen stelt hij de directie terstond in kennis. De hogere kosten die een gevolg kunnen zijn van het niet ter kennis brengen van vorenbedoelde tekortkomingen, komen voor rekening van de aannemer, indien en voor zover hij deze tekortkomingen redelijkerwijze had behoren op te merken. 06. Medewerking aannemer De aannemer is gehouden zodanig medewerking te verlenen, dat de door derden te verrichten werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zonder dat hij deswege op verlenging van zijn opleveringstermijn aanspraak kan maken. Indien de aannemer meent dat stagnatie in zijn werkzaamheden zal ontstaan als gevolg van vertragingen in de door derden uit te voeren werkzaamheden, zal hij dit tijdig en schriftelijk aan de directie kenbaar maken.


Pagina 113


92.32 GEVONDEN VOORWERPEN 01. Onderbreking van het werk Indien de uitvoering van het werk of een deel daarvan door het vinden van voorwerpen zoals bedoeld in paragraaf 32 van de UAV 2012 moet worden onderbroken, wordt de schade die de aannemer lijdt als gevolg van deze onderbreking, vergoed. 02. Eigendom gevonden voorwerpen Onvoorzien uit het werk komende voorwerpen, muurschilderingen e.d. blijven eigendom van de opdrachtgever, tenzij de directie verklaart dat zij voor de opdrachtgever niet van waarde zijn. In het geval deze voorwerpen aan de opdrachtgever verblijven, worden de eventueel hieruit voortvloeiende kosten, de aannemer met toepassing van paragraaf 29, lid 3 van de UAV 2012 vergoed. 92.36 BESTEKSWIJZIGINGEN 01. Bevoegdheid aanbrengen bestekswijzigingen De bevoegdheid tot aanbrengen van bestekswijzigingen als bedoeld in paragraaf 36, lid 2 van de UAV 2012 is voorbehouden aan de opdrachtgever. 02. Specificatie bestekswijzigingen De specificatie van de bedragen van bestekswijzigingen dienen samengesteld te zijn uit:. a. de netto kosten van de bouwstoffen; b. de netto kosten van de arbeid, gebaseerd op het gemiddelde uurloon, voor zover deze rechtstreeks op het verwerken van de onder a. bedoelde bouwstoffen betrekking heeft; c. een opslag voor de aannemersvergoeding over de onder a. en b. bedoelde netto kosten, ter dekking van de bouwplaatskosten, winst en risico en algemene kosten, die voor al het meer en minder werk wordt gesteld op 8%. 03. Bestekswijzigingen Tenzij nadrukkelijk anders overeengekomen, dienen bestekswijzigingen (meer en minderwerk) uitgevoerd te worden in de termijn, binnen welke het werk volgens het bestek, moet worden opgeleverd. 04. Wijzigingen door de aannemer van de te dimensioneren onderdelen c.q. constructies. Wijzigingen van de, door de aannemer, te dimensioneren onderdelen c.q. constructies zijn alleen toegestaan, indien deze nog niet door de opdrachtgever zijn geaccepteerd, in het voorkomend geval dat de acceptatie in het uitvoeringsontwerp is vastgelegd, of zover de opdrachtgever daarover anderszins nog niet is geïnformeerd. Indien de opdrachtgever reeds heeft beoordeeld op basis van het uitvoeringsplan, of indien hij daarover anderszins is geïnformeerd, is de aannemer slechts gerechtigd de desbetreffende wijzigingen uit te voeren, onder voorwaarde dat hij die wijzigingen ter acceptatie aan de opdrachtgever heeft voorgelegd met inachtneming van het bepaalde in bepaling 21.2 van dit bestek. De opdrachtgever neemt de door de aannemer ter acceptatie voorgelegde wijzigingen van de dimensioneringswerkzaamheden in beschouwing, maar kan deze weigeren te accepteren, indien deze niet voldoen aan het gene wat de partijen zijn overeengekomen. 92.40 BETALING 02. Betaling in termijnen De betaling van de aannemingssom geschiedt in termijnen, met afroep(bank)garantie. De termijnen, gebaseerd op de stand van het werk, zijn in procenten van de aannemingssom en verschijnen: - De eerste termijn, groot 5% van de aanneemsom, zodra 5% van het werk is uitgevoerd. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 114


- De tweede termijn, groot 5% van de aanneemsom, zodra 10% van het werk is uitgevoerd. - De volgende 10 termijnen, elk groot 8% van de aanneemsom, telkens één wanneer, sinds het verschijnen van de voorgaande termijn, het werk voor 8% is gevorderd. de - De 13 termijn, groot 5% van de aanneemsom, bij de oplevering van het werk. - De laatste termijn, groot 5% van de aanneemsom, na gereedkomen restpunten inclusief verstrekken van geaccordeerde revisie. Het in onderdelen geanalyseerde werk moet, nadat het tijdschema door de directie is goedgekeurd, in een betalingsschema worden weergegeven door opgave van de verschijningsdata van de termijndeclaraties. De afroep(bank)garantie indienen conform de bepaling 92.43-01. Indien het tijdschema tijdens de uitvoering van het werk wordt gewijzigd, of het verzoek van de aannemer om overdracht van in de zin van paragraaf 19, lid 1 van de UAV 2012 bedoelde eigendomsrechten wordt ingewilligd, moet het betalingsschema in overleg met de directie worden bijgesteld. 03. Declaraties De betaling zal geschieden nadat de aannemer een declaratie heeft ingediend. Aantal: 1 a. In uitdrukkelijke afwijking van het bepaalde in paragraaf 40, lid 6 van de UAV 2012, dient de declaratie te worden gezonden aan het Rijksvastgoedbedrijf, t.a.v. afdeling Financiële Zaken / Crediteurenadministratie Postbus 16837 2500 BV Den Haag IPC Den Haag b. In paragraaf 40, lid 6 van de UAV 2012 vervalt in de tweede, derde en vierde zin "de directie" en wordt vervangen door: "de opdrachtgever". c. Op alle declaraties moet worden vermeld: - het inkoopordernummer; - het IBAN (International Bank Account Number) van de aannemer; - de BIC (Bank Identifier Code) van de aannemer. 92.42 KORTINGEN 01. Kortingsbedrag De korting, bedoeld in paragraaf 42, lid 2 van de UAV 2012, bedraagt per kalenderdag: 0,1% van de aanneemsom en is gelimiteerd op 10% van de aanneemsom. 92.43 VERPANDING OF CESSIE/ZEKERHEIDSSTELLING/VERZEKERING 01. Afroep (bank)garantie Uiterlijk op de tiende werkdag na de dag waarop het werk is opgedragen de zekerheidsstelling zoals bedoeld in paragraaf 43a, lid 2 van de UAV 2012 ten bedrage van 5% van de aannemingssom inclusief BTW overhandigen. In aanvulling op paragraaf 43a, lid 3 van de UAV 2012 kan deze zekerheid ook worden gesteld in de vorm van een borgtocht/garantie/bereidverklaring, hierna te noemen "afroep(bank)garantie". Deze afroep(bank)garantie, dient te worden gesteld middels bij het bestek gevoegde “model afroep(bank)garantie”, dan wel op een geheel daaraan overeenkomstig documenten en moet worden afgegeven door: a. een binnenlandse bankinstelling welke in het bezit is van een vergunning zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet toezicht bank- en kredietwezen; of Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 115


b. een buitenlandse bankinstelling voor zover opgenomen in het register kredietinstellingen van De Nederlandsche Bank; of c. een verzekeringsonderneming onder toezicht van De Nederlandsche Bank en geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten. Indien de bedoelde afroep(bank)garantie niet is ontvangen en goedgekeurd, wordt een bedrag ingehouden op de eerste en zo nodig de daaropvolgende termijnen totdat de som van deze inhouding(en) het bedrag van de afroep(bank)garantie zal hebben bereikt. Het ingehouden bedrag zal worden verrekend nadat de bedoelde afroep(bank)garantie is ontvangen en goedgekeurd. 92.43a ZEKERHEIDSTELLING 01. Zekerheidstelling door de opdrachtgever Paragraaf 43a, lid 8 van de UAV 2012 is niet van toepassing. -zie voor de motivering van deze bepaling de invulinstructie/toelichting onder 92.43a-0192.43b VERZEKERINGEN DOOR DE AANNEMER 01. CAR-verzekering door de aannemer/secties Onverminderd zijn aansprakelijkheid, sluit de aannemer een Constructie All-Risk (CAR-)verzekering af waarin gedekt dient te zijn: alle materiële schade en of verlies of vernietiging onverschillig de oorzaak daarvan, zulks met terzijdestelling van het bepaalde in artikel 7:951 Burgerlijk Wetboek. De keuze van verzekeraar(s) en de inhoud van de polis behoeven de goedkeuring van de opdrachtgever. De duur van de verzekering loopt van aanvang van het (de) werk(en) tot en met de dag waarop het (de) werk(en) overeenkomstig paragraaf 10, lid 1 of 2 van de UAV 2012 als opgeleverd wordt (worden) beschouwd en in geval van (een) overeengekomen onderhoudstermijn(en), in aansluiting daarop gedurende de overeengekomen onderhoudstermijn(en). De dekking omvat de volgende rubrieken met het daarbij genoemde eigen risico. Sectie Het Werk, waaronder te verstaan: - het in dit bestek beschreven werk inclusief meer en minder werk. met een eigen risico per evenement/gebeurtenis van: - 5.000 Euro. Sectie Aansprakelijkheid, waaronder te verstaan: - aansprakelijkheid voor zaak- en letselschade (inclusief de hieruit voortvloeiende gevolgschade) als gevolg van de werkzaamheden met een verzekerde som per evenement/gebeurtenis van minimaal: - 2.500.000 Euro. met een eigen risico per evenement/gebeurtenis van: - 5.000 Euro. Er moet een bepaling zijn opgenomen, waaruit blijkt dat de verzekerden en hun werknemers, ondergeschikten en personen voor wie verzekerden aansprakelijk zijn, onderling en ten opzichte van elkaar als derden worden beschouwd. Sectie Eigendommen van de opdrachtgever, waaronder te verstaan: - alle materiële schade en/of verlies en/of vernietiging van de eigendommen van de opdrachtgever en zaken waarvoor hij verantwoordelijk is, indien en voor zover ontstaan door en/of verband houdende met de uitvoering van het (de) werk(en), met een verzekerde som per evenement/gebeurtenis van minimaal: - 2.500.000 Euro. met een eigen risico per evenement/gebeurtenis van: - 5.000 Euro.


Pagina 116


02. CAR-verzekering partijen/dekking/bewijsstuk/opzegging De polis vermeldt de aannemer als verzekerde. Als mede-verzekerden moeten worden vermeld: - de opdrachtgever. - de architect(en) en adviseur(s). - de directie. De verzekering moet een volledige primaire werking/dekking hebben voor de Sectie Het Werk. Inzake de Sectie Aansprakelijkheid, dient de polis bij samenloop minimaal te voorzien in een renteloze lening. Inzake de Sectie Eigendommen van de opdrachtgever, dient de polis bij samenloop minimaal te voorzien in een renteloze lening. De eventuele verschuldigde afmakingscourtage bij schade-uitkering moet in de verzekering zijn opgenomen. Onverzekerde schade(n) en eigen risico('s) komen ten laste van voor de schade verantwoordelijke partij of anders voor de partij die voor het werk verantwoordelijk is. De eigen risico's gelden per evenement/gebeurtenis of reeks van evenementen/gebeurtenissen voortvloeiende uit dezelfde oorzaak en cumuleren niet. Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd overeenkomstig paragraaf 10, lid 1 of lid 2 van de UAV 2012 tot en met de dag waarop de onderhoudstermijn(en) eindigt (eindigen), is dekking beperkt tot materiële schade aan het (de) werk(en) en verlies of vernietiging ontstaan door het uitvoeren van de verplichtingen die voortvloeien uit de onderhoudstermijn(en) en materiële schade aan het (de) werk(en) en verlies of vernietiging welke zich openbaart na de dag van oplevering waarvan de oorzaak ligt: - in de uitvoeringsduur van het werk op het werkterrein (extended maintenance). De aannemer overlegt het bewijsstuk, waaruit het sluiten van de verzekering blijkt, ten spoedigste, in elk geval binnen één week, na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen, aan de opdrachtgever. De aannemer zal bedingen dat, ingeval van opzegging van de polis, de desbetreffende verzekeraar, makelaar of tussenpersoon hiervan per aangetekende brief aan de opdrachtgever mededeling zal doen en dat de verzekering na verzending van bedoelde brief nog veertien dagen zal doorlopen, gedurende welke periode de opdrachtgever het recht heeft om op kosten van de aannemer een nieuwe verzekering op dezelfde voorwaarden te sluiten. De uit dien hoofde betaalde premie en kosten worden op de aannemingssom ingehouden. 03. CAR-verzekering duur bij oplevering in delen Voor de delen van het werk die, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 1, lid 2 van de UAV 2012 als afzonderlijk werk worden beschouwd, geldt dat de verzekering voor dat deel eindigt op het moment dat de onderhoudstermijn van het laatst opgeleverde deel is verstreken. 04. Wettelijk aansprakelijkheid (WA) door de aannemer Onverminderd zijn aansprakelijkheid, sluit de aannemer een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid op de in Nederland gebruikelijke polisvoorwaarden, tot een bedrag van 2.500.000,- Euro per schadegeval, zulks met terzijdestelling van het bepaalde in artikel 7:951 Burgerlijk Wetboek. Op deze verzekering zijn tevens van toepassing de bepalingen 92.43b-05 en -06. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 6, lid 8 en paragraaf 44, leden 1 en 3 van de UAV 2012 doet de opdrachtgever tegenover de aannemer afstand van: - zijn aanspraken op vergoeding van schade aan de met het werk in verband staande werken en - zijn wettelijke aanspraken op schadevergoeding; voor zover deze aanspraken een bedrag van: 2.500.000,- Euro per schadegeval te boven gaan. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 117


De keuze van verzekeraar(s) en de inhoud van de polis behoeven de goedkeuring van de opdrachtgever. De duur van de verzekering loopt van aanvang van het (de) werk(en) tot en met de dag waarop het (de) werk(en) overeenkomstig paragraaf 10, lid 1 of 2 van de UAV 2012 als opgeleverd wordt (worden) beschouwd en in geval van (een) overeengekomen onderhoudstermijn(en), in aansluiting daarop gedurende de overeengekomen onderhoudstermijn(en). 05. WA-verzekering partijen/dekking/bewijsstuk/opzegging De polis vermeldt de aannemer als verzekeringnemer. De aannemer overlegt het bewijsstuk, waaruit het sluiten van de verzekering blijkt, ten spoedigste, in elk geval binnen één week, na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen, aan de opdrachtgever. Als bewijsstuk van verzekering geldt ook een schriftelijke verklaring van de verzekeraar dat op het werk een verzekering is afgesloten met in acht name van de bepalingen 92.43b-04, -05 en -06 van dit bestek. 06. WA-verzekering duur bij oplevering in delen Voor de delen van het werk die, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 1, lid 2 van de UAV 2012 als afzonderlijk werk worden beschouwd, geldt dat de verzekering voor dat deel eindigt op het moment dat de onderhoudstermijn van het laatst opgeleverde deel is verstreken. 92.49 BESLECHTING VAN GESCHILLEN 01. Buitengewone leden scheidsgerecht Aan paragraaf 49 lid 2 van de UAV 2012 wordt toegevoegd: “Het scheidsgerecht bestaat steeds uit drie arbiters waarbij één der drie arbiters zal behoren tot de ledenjurist van het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw.” 02. Uitspraak In afwijking van artikel 12 lid 1 van het Arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw zal het scheidsgerecht beslissen “naar de regelen des rechts”.

93

OVERIGE ALGEMEN VOORWAARDEN

93.01 VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN 01. Wijziging kosten en prijzen niet verrekenbaar Niet verrekenbaar zijn wijzigingen van: - loonkosten. - materiaalprijzen. - brandstofprijzen. - huren. - vrachten. - valutawijzigingen of koersrisico. 93.02

VERREKENING WIJZIGING LOONKOSTEN

93.03

VERREKENING WIJZIGING MATERIAALPRIJZEN

93.04 TEKENINGEN EN BEREKENINGEN 01. Aantallen


Pagina 118


Van de tekeningen en andere gegevens benodigd voor de uitvoering van het werk worden aan de aannemer kosteloos kopieën verstrekt. Aantal: 4 stuks Indien de aannemer meer exemplaren wenst, komen de kosten hiervan voor zijn rekening. 02. Verantwoordelijkheid voor tekeningen De aannemer blijft, ook na goedkeuring/acceptatie door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte tekeningen betreffende de constructies, werkwijze, maatvoering en dergelijke. 03. Wijzigingen in tekeningen Wanneer door de aannemer wijzigingen in de door hem gemaakte tekeningen worden aangebracht wordt dit op het origineel bij het onderschrift aangegeven door middel van een nummer- en datumwijziging. De aannemer registreert en distribueert deze tekeningen. Oudere versies van tekeningen komen daardoor te vervallen. Indien de aannemer zich niet met door de directie gewenste wijzigingen kan verenigen, deelt hij dit de directie schriftelijk mede. 04. Verantwoordelijkheid voor berekeningen De aannemer blijft, ook na goedkeuring/acceptatie door de directie, verantwoordelijk voor de door hem gemaakte berekeningen. 93.05 UITVOERINGSPLAN 01. De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een uitvoeringsplan op voor het uit te voeren werk. Het uitvoeringsplan dient uiterlijk gelijktijdig gereed te zijn met het uitvoeringsontwerp. Het uitvoeringsplan moet uitgaan van en aansluiten op het door de aannemer bij zijn inschrijving overgelegde plan van aanpak. Het uitvoeringsplan moet ten minste de uitgewerkte aspecten omvatten overeenkomstig lid 06 en 07 van deze bepaling. 02. De aannemer moet het door hem gedateerde en ondertekende uitvoeringsplan aan de directie ter de beoordeling c.q. acceptatie inzenden, uiterlijk op de 10 werkdag nadat het in artikel 21.2 van dit bestek bedoelde uitvoeringsontwerp door de directie is geaccepteerd. 03. De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de beoordeling c.q. acceptatie van het uitvoeringsplan en de deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de 10 werkdag na de dag waarop zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mee. Indien de directie haar beslissing niet uiterlijk op de de 15 werkdag aan de aannemer heeft meegedeeld wordt het uitvoeringsplan geacht te zijn geaccepteerd. 04. Acceptatie wordt aan het uitvoeringsplan onthouden, indien uit de inhoud blijkt dat niet aan de uit dit bestek voortvloeiende eisen wordt voldaan, c.q. indien het uitvoeringsplan op belangrijke onderdelen afwijkt van het door de aannemer bij zijn inschrijving overgelegde plan van aanpak. In het geval het plan niet wordt geaccepteerd, wordt de aannemer met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 5. werkdagen, een nieuw uitvoeringsplan, waarbij met de bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter beoordeling c.q. acceptatie aan de directie voor. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwe uitvoeringsplan is het bepaalde in lid 3 van overeenkomstige toepassing. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 119


05. Acceptatie van het uitvoeringsplan door de directie ontheft de aannemer niet van zijn verplichting om het werk naar de uit dit bestek voortvloeiende eisen uit te voeren. 06. Het uitvoeringsplan bevat ten minste de volgende onderdelen: 1. een planning, waarin de verschillende stappen van de voorbereiding en de uitvoering aan de tijd worden gerelateerd en de tijdsafhankelijkheid van de onderlinge relaties van de deelprocessen tot uiting komen. Hierbij rekeninghoudend met gefaseerde uitvoering van het werk, het in- en uithuizen van de collectie, gefaseerde ingebruikname van het object, etc; 2. een keuringsplan, waarin alle keuringen worden beschreven waarvoor in dit bestek normen zijn gesteld. Aangeven hoe wordt vastgesteld dat aan de bestekseisen wordt voldaan; Per keuring (of proef) specificeren: bestekseis (norm en tolerantie); de toe te passen keuringsmethode (verwijzing of beschrijving); daarbij te gebruiken instrumenten (vermelding type/model en meetonnauwkeurigheid); tijdstip en/of frequentie van de keuring; 1. een plan voor het omgaan met uit het werk komende materialen, waarin wordt beschreven hoe omgegaan wordt met eventueel hergebruik van materialen en de afvoer en verwerking van afvalstoffen; 2. een plan waarin de werkzaamheden en werkwijze voortvloeiend uit het asbestbeheersplan worden beschreven en wat ten minste de volgende gegevens dient te vermelden: 1. de wijze waarop, door de aannemer, wordt voldaan aan de richtlijnen en voorschriften zoals vastgelegd in het asbestbeheersplan; 2. de wijze en tijdstip van informeren, door de aannemer, van eigen personeel en eventueel ingeschakelde onderaannemer(s). 07. De aannemer legt de directie desgevraagd alle relevante documenten waarnaar in het uitvoeringsplan wordt verwezen, ter inzage over. 93.06 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 01. Veiligheids- en gezondheidsplan Het veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan) als bedoeld in artikel 2.28 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb 1999.451) maakt deel uit van dit bestek. 02. Aanstelling V&G coördinator voor de uitvoeringsfase Ingevolge het bepaalde in artikel 2.29 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb 1999.451) stelt de aannemer één of meer coördinatoren (V&G-coördinatoren) voor de uitvoeringsfase aan. Deze coördinator(en) geeft (geven) uitvoering aan de coördinatietaken genoemd in artikel 2.31 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. 04. V&G-plan uitvoering Uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop het werk is opgedragen, dient de aannemer een "V&G- plan uitvoering" in bij de directie. Het "V&G-plan uitvoering" zal worden aangemerkt als een gedetailleerd werkplan in de zin van paragraaf 26, lid 6 van de UAV 2012. Bovengenoemd "V&G-plan uitvoering" dient tenminste de volgende gegevens te vermelden: a. De wijze waarop wordt voldaan aan de van toepassing zijnde weten regelgeving, normen en overige eisen op het gebied van veiligheid en gezondheid; Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 120


b. Het risicoregister en de wijze van risico inventarisatie en evaluatie met betrekking tot V&G- risico's; c. Wijze van melding, rapportage en afhandeling van incidenten en (bijna) ongevallen; d. De maatregelen ten behoeve van de begaanbaarheid van het werkterrein voor mens en machine gedurende de looptijd van het werk (volgens het CUR/CROW/Arbouw- rapport 2004-1 "Beoordelingssysteem voor de begaanbaarheid van bouwterreinen" zoals dat drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt); e. Beschrijving van de wijze waarop het V&G-dossier actueel gehouden wordt. 05. V&G-communicatie Bij elke bouwvergadering zorgt de aannemer ervoor, dat "veiligheid en gezondheid op het werk" wordt geagendeerd. 93.07 INFORMATIE-OVERDRACHT 01. Overdrachtsdocument De aannemer levert bij de oplevering een overdrachtsdocument. Het document dient tenminste de volgende gegevens te vermelden: - Technische beschrijving van de aangepaste onderdelen (inclusief materiaalspecificaties) en installaties. - Laatste conditiemeting, bepaald conform de NEN 2767 "Conditiemeting van bouwen Installatiedelen" deel 1 en 2. Dit geldt alleen voor de onderdelen die niet zijn gerenoveerd. - Onderhouds- en bedieningsvoorschriften. 02. Instandhoudingsplan De aannemer levert bij de oplevering een instandhoudingplan, waarin de te nemen onderhoudsmaatregelen gedurende de levensduur van het werk staan weergegeven. Het plan dient tenminste de volgende gegevens te vermelden: - Beschrijving van de gebruikte onderdelen en materialen; - Beschrijving van de in acht te nemen inspectie- en onderhoudsintervallen voor het gehele gebouw inclusief installaties, met bijbehorende instructies (tenminste beschrijving inspectiepunten, methodes, onderhoudswerkzaamheden en benodigde materialen). 05.

Object Elementen Lijst (OEL) Naast hetgeen elders in dit bestek is bepaald inzake informatie-overdracht, dient de aannemer, drie maanden na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, een Object Elementen Lijst (OEL) overeenkomstig de Rgd/BOEI®-systematiek (Brandveiligheid, Onderhoud, Energieprestatie, Inzicht Weten regelgeving) aan de opdrachtgever te verstrekken. Deze rapportage dient te worden opgesteld door een nader door het Rijksvastgoedbedrijf aan te geven specialistische onderaannemer en wel overeenkomstig de tussen deze voorgeschreven onderaannemer en het Rijksvastgoedbedrijf overeengekomen voorwaarden en vergoeding. Bovengenoemde werkzaamheden worden beschouwd als ondergeschikte werkzaamheden in het kader van paragraaf 13, lid 1, sub a van de UAV 2012.


Pagina 121


10

VOORZIENINGEN M.B.T. BOUWPLAATS

101

BOUWPLAATSVOORZIENING

101.1 EISEN EN UITVOERING: BOUWPLAATSINRICHTING 01. Indeling en gebruik werkterrein Ten aanzien van de indeling en het gebruik van het werkterrein gelden de volgende beperkingen: - De aannemer dient rekening te houden met een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden. Bij aanvang zullen delen van het museum nog in gebruik zijn en is nog collectie in het museum aanwezig. De aannemer heeft bij aanvang een beperkt werkterrein ter beschikking; - De aannemer dient te rekenen op een gefaseerde ingebruikname van het museum in verband met de benodigde tijd voor inrichting en inhuizing collectie voor de opening; - De fasering en planning dient in overleg met de gebruiker en opdrachtgever te worden afgestemd en vastgelegd in het uitvoeringsplan; - Indien en voor zover de opdrachtgever zulks verlangt, geschieden werkzaamheden in of nabij ruimten welke in gebruik zijn, buiten de uren van het eigenlijke gebruik van deze ruimten; - De werkzaamheden zodanig uitvoeren, dat het gebruik van de niet ontruimde gebouwgedeelten zonder gevaar, zonder overlast en overeenkomstig hun bestemming voortgezet kan worden; - De normale gang van zaken in voor publiek toegankelijke ruimten mag gedurende de uitvoering van het werk niet worden belemmerd. In overleg met de directie de werkzaamheden zodanig regelen dat daarvan door het publiek zo weinig mogelijk hinder wordt ondervonden; - Het klimaat dient geborgd te zijn voor delen van het museum waar collectie aanwezig is; - De inbraakwerendheid en detectie dient ook tijdens de uitvoering te zijn geborgd. De aannemer dient per fase een beveiligingsplan op te stellen; - De aannemer dient rekening te houden met het plaatsen van stofschotten en/of tijdelijke barrières ten behoeve van beveiliging; - In ruimten die in gebruik zijn van het museum dient te allen tijde stofvrij te worden gewerkt; - Steigers op de binnenplaats en/of buiten terrein dienen te worden afgeschermd met damwandprofiel of gelijkwaardig. Ten behoeve van sociale controle dienen hierin doorzichtige stroken te worden voorzien; - Veilig werken staat zowel voor de opdrachtgever als het museum hoog in het vaandel. Aandacht voor een goede afscherming van de bouwplaats is noodzakelijk. In de periode waarbij het museum geopend is, of de collectie nog door het personeel van het museum wordt uit- of ingehuisd; - Indien het hiervoor bepaalde extra kosten ten gevolge heeft, welke het gevolg zijn van het werken buiten de normale werktijden, zullen de daaruit voortvloeiende kosten worden vergoed overeenkomstig de volgens de C.A.O. verplichte overwerktoeslagen. - Indien buiten de normale werktijden werkzaamheden worden verricht, moet steeds namens de aannemer een leidinggevend en verantwoordelijk persoon op het werk aanwezig zijn; - De eventuele verkeersmaatregelen op aanwijzing van de directie regelen; - Het bouwterrein is zeer beperkt. Ontsluiting van het museum via de openbare weg is zeer beperkt. Dit vraagt bijzondere aandacht voor de bouwlogistiek en opslag. - Schade of sporen aan bestrating en/of gevels door bouwwerkzaamheden of tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de bouwlogistiek, bereikbaarheid, afscherming beveiliging, veiligheid en of anderszins dient te worden hersteld. Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 122


02. Afvoer en afval Bouwplaatsafval scheiden in: - (gevaarlijke) afvalstoffen, als bedoeld in de Eural (2000/532/EG) en (2001/118/EG). - steenachtig sloopafval. - gipsblokken en gipsplaatmateriaal. - bitumineuze dakbedekking. - teerhoudend dakbedekking. - teerhoudend asfalt. - niet-teerhoudend asfalt. - dakgrind. - restafval. Bouwplaatsafval afvoeren van het werkterrein. Te verstrekken gegevens: - bewijs van afgifte aan een bewerkings-, verwerkings- of eindverwerkingsinrichting, als bedoeld in de Wet Milieubeheer 03.

Verbranden vuil en andere bouwstoffen Het verbranden van vuil en andere bouwstoffen op het werkterrein is niet toegestaan.

04.

Afvoer puin, afval en verpakkingsmateriaal Het afvoeren van puin, afval en verpakkingsmateriaal van derden behoort tot de verplichtingen van de aannemer. Voor het verzamelen van puin, afval en verpakkingsmateriaal moeten op nader aan te wijzen plaatsen vuilcontainers worden geplaatst. Het puin, afval en verpakkingsmateriaal moet regelmatig door de aannemer van het werkterrein worden afgevoerd.

05.

Afvoer puin, afval en verpakkingsmateriaal Het afvoeren van puin, afval en verpakkingsmateriaal behoort tot de verplichtingen van de aannemer van dit bestek.

101.2 INFORMATIE-OVERDRACHT 01. Ter beschikking stellen energie door de opdrachtgever Door de opdrachtgever wordt op verzoek van de aannemer elektrische energie ter beschikking van de aannemer gesteld. De kosten voor het verbruik zijn voor rekening van de aannemer. Hiervoor dient de aannemer een verbruiksmeter te voorzien. 02. Ter beschikking stellen water door de opdrachtgever Door de opdrachtgever wordt op verzoek van de aannemer drinkwater ter beschikking van de aannemer gesteld. De kosten voor het gebruik van drinkwater zijn voor rekening van opdrachtgever 101.3 VERPLICHTINGEN 01. Controle maatafwijkingen De aannemer moet de directie tijdig in kennis stellen van de tijdstippen waarop controle op maatafwijkingen plaatsvindt.


Pagina 123


02. Controlemeting De aannemer moet de directie tijdig in kennis stellen van de tijdstippen waarop controlemetingen plaatsvinden. 101.6 SCHOONMAKEN EN PREVENTIEF ONDERHOUD 01. Verwijderen stickers/merktekens Alle aangebrachte merktekens, verontreinigingen dienen door de aannemer te worden verwijderd. 101.7 REINIGEN NIEUW WERK 01. Reinigen nieuw werk Het voltooide werk (inclusief verborgen ruimten, kruipruimten, kanalen, kokers, putten enz.), het werkterrein, de in gebruik gegeven ruimten en de tengevolge van de uitvoering van het werk verontreinigde eigendommen en werken van de opdrachtgever en van derden grondig schoongemaakt opleveren; de ruiten gezeemd, wanden / vloeren en plafonds licht vochtig gereinigd en schoon gezogen. 101.8 INRICHTING WERKTERREIN 01. Werkterreininrichtingsplan Te verstrekken door de aannemer. Het moet de volgende gegevens bevatten: - de begrenzingen van het werkterrein en de afrastering met toegangsvoorzieningen. - de aan- en afvoerroutes; - het ontwerp en de plaats van keten en loodsen; - de opstelling van materieel; - het ontwerp en de plaats van de overige tijdelijke voorzieningen; - de rioleringsvoorzieningen; - de plaatsing van afvalcontainers ten behoeve van het verzamelen van af te voeren uit het werk komende - bouwstoffen, afval en verpakkingsmateriaal. - de aansluitpunten van bouwstroom en -water; - de afrastering ter plaatse van de bestaande beplanting. Aantal te verstrekken exemplaren: - ter goedkeuring (st.): 2 - goedgekeurde (st.): 3 - verstrekkingsvorm digitaal - tijdstip 1 week na opdracht 101.9 AFSLUITING EN RECLAME 01. Naamsaanduiding bouwplaats Vorm: overeenkomstig de gegevens op bijlage: Model Rijksvastgoedbedrijf Naamsaanduiding Bouwplaats. Afmetingen (mm): overeenkomstig de gegevens op bijlage: Model Rijksvastgoedbedrijf Naamsaanduiding Bouwplaats. Vermeldingen: - naam van het project: Operatie Boerhaave - naam opdrachtgever: Rijksvastgoedbedrijf - naam architect: Oever Zaaijer - naam adviseur: Smits van Burgst Engineering & Construct Bestek Operatie Boerhaave 24 juli 2015

Pagina 124


- bouwtechniek: - restauratietechniek: - constructie: - elektrotechniek: - klimaattechniek: - bouwfysica: - transporttechniek: Tijdstip van verwijderen: oplevering


Pagina 125

ENGINEERING & CONSTRUCT BESTEK

Recommend Documents