ENGELAND EN DE
WERELD-OORLOG (Zonder omhaal verteld) door
HERBERT STRANG.
(Vertaling van Mr. W. DE VEER.)
j
\
LOtKDOK ; DARLING & SON. Ld, 1915.
ENGELAND EN DE WERELD-OORLOG. (Zonder omhaal verteld) door
HERBERT STRANG.
(Vertaling van Mr. W. D E VEER.)
LOtK.DOV^ : DARLING & SON, Ltd. 1916,
ENGELAND
EN
DE
WERELD
OORLOG. Gij weet hoe, somtijds, terwijl de zon schijnt en de lucht onbedekt is, een plotseling gerommel van donder wordt gehoord ; de wind steekt op, de wolken pakken samen en in korten tijd davert alles rondom ons van het geweld van den storm. Op dezelfde manier brak deze verschrikkelijke oorlog over ons los. Duizenden Engelsche kinderen genoten hun vacantie aan het zeestrand of waren naar deze of gene rustige plek, meer landwaarts-in, getogen om hier van het zonnetje en de gezonde lucht te proflteeren en zich van het schoolwerk te verpoozen. Toen, niet meer dan een dag of wat later, kwam daar opeens, als een donderslag uit klaren hemel, de onrustbarende tijding dat Engeland in oorlog was. Met de vacantie was het plotseling gedaan ; vaders en oudere broeders spoedden zich weg om dienst te nemen en de kinderen van Engeland luisterden, hoe in de verte de donder aanzwol van een storm die welhaast de wereld op dV grondvesten zou doen dreunen. Geen levende ziel m Engeland, die naar oorlog verlangde. Zestig jaren lang had Engeland (9062.)
B
4 in Europa in vrede geleefd en zij had geen vuriger wensch en vertrouv^^en dan dat ook in de toekomst vrede haar deel mocht zijn. De menschen voelden meer en meer afkeer van de gruw^elen van den oorlog—het neermaaien van jonge levens, het te gronde richten van gelukkige huisgezinnen, de jammer en het lijden, die de strijd op't hoofd van vrouw^en en kinderen doet neerkomen. Waarom, vroeg men zich af, zouden de menschen elkaar naar het leven staan ? Waarom zouden geschillen tusschen' natiën niet evengoed op vredelievende wijze kunnen worden bijgelegd als die tusschen individuen ? Maar, z'ult gij vragen, als Engeland zulk een hekel aan oorlog en zooveel liefde voor vrede koesterde, waarom dan aarzelde zij niet om hare soldaten het oorlogspad op te zenden ? Dat is precies de vraag die ik in deze bladzijden zou wenschen te beantwoorden. Ik stel mij voor uiteen te zetten, hoe de oorlog ontstond, waarom Engeland er in betrokken werd, waarvoor zij vecht en wat door haar tot dusver werd gedaan.
I. HOE DE OORLOG ONTSTOND. Op 28 Juni 1914, werd Aartshertog Frans Ferdinand, de Oostenrijksche Troonopvolger, met zijn gemahn, terwijl zij door de straten van Serajevo, de hoofdstad van Bosnië, een Oosten-
5 rijksch wingewest, reden, vermoord. De gansche wereld stond van deze schandelijke daad ontzet en een ieder voelde sympathie met den hoogbejaarden Oostenrijkschen Keizer en zijn volk. De misdadigers werden gearresteerd en zouden ongetwijfeld hun straf niet ontgaan. Het kwam in niemand op, dat de euveldaad op de betrekkingen van de eene natie tot de andere van mvloed zou kunnen wezen en allerminst dat het vermoorden van een enkelen prins aanleidmg zou worden tot het offeren van millioenen onschuldige menschenlevens. De Oostenrijksche Regeering hield m alle stilte een onderzoek naar het ontstaan van de misdaad. Na verloop van tien dagen werd harerzijds meegedeeld, dat de moord was beraamd in Servië en dat de moordenaars van den kant van Servische ambtenaren bijstand hadden ondervonden. Voorts werd te kennen gegeven, dat de misdaad een wijdvertakte samenzwering tegen het Oostenrijksche Rijk aan't licht bracht en op 23 Juli werd deze mededeeHng gevolgd door een Nota tot de Servische Regeering gericht, waarin Oostenrijk o.a. vorderde, dat zekere officieren uit het Servische Leger zouden worden ontslagen en dat Oostenrijksche ambtenaren zouden worden toegelaten om in Servië te komen helpen orde op de zaak te stellen. Op deze vordering 9602
B 2
6 werd binnen tweemaal vier-en-twintig uren een bevredigend bescheid ingewacht. Om te begrijpen, wat dit beteekende, doet gij best, de kaart van Europa te raadplegen. Gij ziet dan dat Bosnië een klein land is, van het Oostennjksche Rijk door de Save gescheiden, terwijl haar Oostelijke nabuur, Servië, van dat Rijk wordt gescheiden door de Donau. Het zielental van Bosnië bedraagt ongeveer twee, dat van Servië ongeveer drie millioen. Deze vijf millioen menschen zijn bijna zonder uitzondering van hetzelfde ras ; zij behooren tot den stam der Slaven, waartoe het meerendeel van Rusland's bevolking eveneens behoort. Gewoonten en godsdienst hebben beiden grootendeels gemeen, in't kort, de twee natiën zijn als loten van één boom te beschouwen en leven daarbij naast elkaar. Bosnië, moet gij weten, was lang niet altijd een Oostenrijksche provincie. Evenals Servië werd het indertijd door de Turken overweldigd. Maar het heeft den Turkschen verdrukker altijd bitter gehaat en in 1878, na den oorlog van Rusland met Turkije, werden zoowel Bosnië als Servië aan Turkije ontnomen. Beide landen werden echter niet eender behandeld. Terwijl Servië volkomen onafhankelijkheid erlangde en een eigen koning kreeg, werd Bosnië onder het protectoraat van Oostenrijk gesteld. Deze staat van zaken duurde
7 dertig jaar lang voort ; daarna lijfde Oostenrijk, met schending van een met de andere Groote Mogendheden van Europa getroffen overeenkomst, Bosnië, als een provincie, bij het eigen Rijk m. De Bosniërs waren niet langer baas in eigen huis, zij werden onderdanen van den Oostenrijkschen Keizer. Wij leggen hier den vinger op de kiem van het kwaad. Een klein land werd door een grooter tegen zijn wil ingelijfd. De Bosniërs begeerden heelemaal niet door Oostenrijk te worden bestierd. Hun broeders, de Serviërs, vreesden daarbij, dat Oostenrijk met Servië zou doen wat zij bereids met Bosnië had gedaan, dat aan hun eigen land het lot beschoren was van eenmaal te worden opgeslokt. De Serviërs haatten dit denkbeeld met heel hun ziel en uit alle macht. Wat hun aanlachte was het vormen van één natie uit allen die van Servischen bloede waren, een natie waaraan het vergund zou zijn, onder hare eigen wetten en instellingen te leven en te gedijen. In één woord, zij wilden vrij zijn. De Nota op 23 Juli door Oostenrijk afgezonden versterkte de Serviërs maar al te zeer m hun vrees. Aan hun regeerders werd kond gedaan, dat zij binnen acht-en-veertig uren moesten kiezen of deelen. Willigden zij alle eischen door .Oostenrijk gesteld in, dan zou het met
8 Servië's onafhankelijkheid practisch gedaan zijn. Weigerden zij toe te geven, dan konden zij er op rekenen dat Oostenrijk ontzaglijke troepenmassa's over de grensrivieren zou zenden en zij voor hun vrijheid, met overstelpende kwade kansen, zouden hebben te vechten. Door niet meer dan acht-en-veertig uren voor de beslissing van zulkeen levensquaestie toe te staan, deed Oostenrijk zich als een onbeschaamde machts - misbruiker kennen. Het was precies hetzelfde geval als wanneer een reus, een duchtige knots zwaaiend, zich tegen een kleinen jongen zou keeren met een : "als je niet doet wat ik je zeg, sla ik je de hersens in ! " Nooit tevoren hadden de bestuurders van een staat zulkeen uitdagenden toon tegen die van een anderen staat aangeslagen. Maar, wat de zaak nog veel erger maakt, Oostenrijk wist dat, door zulke strenge eischen te stellen, zij een wereldoorlog zou ontketenen ! Rusland, de groote Slavische Mogendheid, stond altijd bekend als de vriend en beschermer van de kleinere Slavische volken. Het was niet zeer waarschijnlijk, dat, wanneer Servië werd neergesmakt, Rusland kalm zou toekijken, zonder een hand uit te steken, om haar ter hulp te komen. Maar, zond Rusland haar legers in het veld om Servië bij te springen, dan zou Duitschland zich, krachtens haar bondgenoot-
9 schap, verplicht zien, zich aan Oostenrijk's kant te scharen. Gevolgelijk zou dan ook Rusland's bondgenoot, Frankrijk, in de zaak worden betrokken. Gij ziet dus dat het van Servië's antwoord, waarvoor haar niet meer dan twee etmalen werden toegestaan, afhing, of vier groote Europeesche Rijken, met een gezamenhjke bevolking van meer dan 300,000,000 zielen, al of niet in oorlog zouden worden gestort. Oostenrijk had Rusland noch Frankrijk van te voren doen weten, wat soort Nota zij van plan was aan Servië te zenden. Vier-en-twmtig uren waren verloopen, vóór de andere Europeesche Mogendheden er algemeen mee bekend waren. De staatslieden in deze landen aan't roer zagen onmiddelijk in, wat vreeselijke gevolgen het geschil tusschen Oostenrijk en Servië zou kunnen na zich sleepen en de vrienden des vredes onder hen deden hun best om een uitbarstmg te voorkomen die voor de gansche wereld een verschrikkelijke bezoeking moest zijn. Het is hier dat Engeland voor het eerst in de zaak wordt gemengd. Sir Edward Grey, haar Minister voor Buitenlandsche Zaken, sloofde zich dag en nacht uit om den vrede te zien bewaard. Weinig tijd werd hem hiervoor gelaten. Hij zond telegrammen aan alle landen wien het aanging. Hij drong er bij Oostenrijk op aan,
10 den aan Servië gelaten termijn te verlengen, maar Oostenrijk w^ilde hiervan niet hooren. Hij verzocht Duitschland, Oostenrijk te overreden om geduld te oefenen, zoodat het voor de Mogendheden mogelijk zou zijn, elkaar omtrent de zaak te raadplegen en de dingen m der minne te regelen ; Duitschland w^ilde zich hiertoe niet laten bewegen. Rusland, Frankrijk en Italië, Oostenrijk's en Duitschland's eigen boodgenoot, verklaarden zich allen ten gunste van het houden van zulkeen conferentie ; bij slot van rekening stond het alleen aan Duitschland " o p de knop te drukken," zooals Sir Edward Grey het teekenachtig omschreef, want zelfs Oostenrijk verklaarde zich in beginsel bereid toe te geven. Maar naar geen zijner voorstellen had Duitschland ooren. Hare houding laat zich aldus uitdrukken : " De zaak gaat U heelemaal met aan ; het is Oostenrijk om het bestraffen van Servië te doen ; ik wensch mij van inmenging te onthouden. Ik verbied elk en een iegelijk zich met de zaak te bemoeien. Als Rusland het hart heeft, Servië bij te springen, zullen Rusland en Frankrijk met mij te doen hebben." Onderwijl had Servië, zich houdende aan den raad haar door hare vrienden gegeven, van bescheid op de Oostenrijksche Nota gediend. Zij willigde zoo goed als alle eischen, haar door
11 Oostenrijk gesteld, in—desniettegenstaande verklaarde de Oostenrijksche gezant te Belgrado, de hoofdstad van Servië, na aan het antwoord niet meer dan een paar minuten te hebben gewijd, dat het onbevredigend was en v/erd door Oostenrijk de oorlog verklaard. Ook nu nog ontbrak het van Sir Edward Grey's zijde met aan pogmgen om het ergste te voorkomen. Zes dagen en nachten lang spande hij zich onverdroten voor het behoud des vredes in. H I J onderwierp het eene voorstel vóór, het andere na, aan de Duitsche Regeering ; het sprak toch vanzelf dat als Duitschland zich ten gunste van vrede verklaarde, Oostenrijk niet on\erzettelijk zou blijven. Hij zeide o.a. dat, indien Duitschland een maatregel wilde aangeven, die tot het handhaven van den vrede zou leiden en Rusland en Frankrijk hiervan niet zouden willen hooren, Engeland zich verder buiten de zaak zou houden ; tegelijkertijd echter waarschuwde hij Duitschland dat, zoo zij Frankrijk mocht aangrijpen, Engeland zich niet aan den strijd zou kunnen onttrekken. Edoch—het v/as alles vergeefsche moeite. Er k^vam een oogenblik, waarop zich een zweem van hoop vertoonde. Schoon zij den oorlog aan Servië verklaard had, had Oostenrijk hare troepen nog niet doen oprukken, toen zij te
12 kennen gaf, dat zij bereid was, de Servische quaestie met Rusland te bespreken. Ditzelfde oogenblik werd echter door Duitschland aangegrepen om legen Rusland een oorlogsverklaring af te vaardigen. Het was net of twee m.annen, die met elkaar overhoop lagen, door vrienden tot elkaar waren gebracht en op het punt stonden hun geschil te bespreken en of een ander ruw tusschenbeide trad, roepende : " Neen, van praten komt niets in, van bijleggen evenmin—er moet gevochten worden. Ik ben per se voor 7'cc/itcn en hoop zelf den eersten klap te geven." Op 2 Augustus wierp Duitschland haar troepenmacht binnen het Groothertogdom Luxemburg, op Frankrijk's Oostelijke grens. De WereldOorlog was begonnen. IL WAAROM ENGELAND IN DEN OORLOG WERD BETROKKEN. Zooals gij uit het voorgaande hebt kunnen zien, had Engeland feitelijk niets te maken met den tusschen Oostenrijk en Servië gerezen twist. Het zou haar aan't hart zijn gegaan, Servië te zien vertrapt ; zij zou haar best hebben gedaan— en inderdaad deed zij zulks—om Oostenrijk te bewegen, tegenover Servië grooter rechtvaardigheid te betrachten, maar zij was heelemaal niet
13 verplicht^ het voor Servië gewapenderhand op te nemen. Er was echter een andere kleine mogendheid, die onmiddelijk in den oorlog werd betrokken en tegenover deze mogendheid was het Engeland's onafwijsbare plicht te handelen. Wanneer gij de kaart van Europa opnieuw vóór U neemt, zult gij, in den Noord-Oostelijken hoek van Frankrijk, een rijk vinden, België genaamd. Het is een klem land met een totale bevolking niet grooter dan die van London alleen, maar die bevolking is zeer arbeidzaam en is er in geslaagd, het land harer inwoning tot een der rijkste van Europa te maken. Zooals gij ziet, wordt het in het Noorden begrensd door Holland en de zee, in het Westen en Zuiden door Frankrijk en in het Oosten door Duitschland. Haar positie tusschen de anderen, haar wijde vlakten en belangrijke rivieren hebben aan België in de geschiedenis van Europa een beteekenisvolle plaats verzekerd. Meermalen zag zij hare vruchtbare velden door de legers van grootere staten overstroomd. Het was hier dat het den grooten Engelschen veldheer Marlborough gelukte, de macht van Lodewijk X I V . van Frankrijk te fnuiken, toen deze Koning trachtte zich aan Europa als meester op te dringen ; hier eveneens, op de vlakte van Waterloo, versloeg Wellington het leger ^'an Napoleon Bonaparte, die een eeuw
14 geleden naar zulkeen meesterschap, maar nu over de geheele wereld, dong. Het was België's noodlot, dat het zoo vaak door grootere staten tot strijdperk werd verkozen om er elkaar slag te leveren. Er bestond gevaar, dat het kleine land er te eeniger tijd zijn onafhankelijkheid bij zou inschieten en hetzij aan Frankrijk, hetzij aan Duitschland zou toevallen. Maar Engeland noch Frankrijk zouden er zich bij hebben neergelegd, zoo Duitschland het aan zich trok, terwijl Engeland en Duitschland er geen van beiden van zouden hebben willen hooren, dat het Fransch gebied werd. Om nu voor goed een eind te maken aan het gevaar voor voortdurende naijver en getwist werd in 1839 in Londen een verdrag aangegaan, waarin België werd erkend als " een onafhankelijke maar voor altijd onzijdige staat." Dit beteekende dat België een vrij land zou blijven, maar dat het zich niet zou inlaten met de twisten harer buren, dat het de soldaten van geen enkele buitenlandsche mogendheid zou toestaan Belgisch grondgebied te betreden, met het doel van hieruit een ander land aan te vallen en dat het evenmin zou gedoogen dat andere landen, in tijd van oorlog, krijgsbenoodigdheden of materieel door België zouden zenden. Ook meende dit verdrag te voorkomen, dat de Groote Mogendheden van Europa hun eigen soldaten zouden toestaan.
15 zich op Belgisch grondgebied te begeven en bepaalde daarentegen, dat men het kleine koninkrijk zou te hulp komen, mdien het mocht worden aangevallen. Dit verdrag werd door vijf diplomaten onderteekend, hiertoe respectievelijk gemachtigd door Engeland, Frankrijk, Pruisen (de grootste der Duitsche Staten), Oostenrijk en Rusland. Deze staten beloofden plechtig, dat men zich voor altijd door de termen van het verdrag zou gebonden achten. In 1870, toen Frankrijk met Pruisen in oorlog geraakte, was er voor het eerst van het al of niet naleven van de afgelegde belofte sprake. Maar zoowel Frankrijk als Duitschland verpandden hun eerewoord opnieuw en hielden er zich aan. Zoo van Fransche als van Pruisische zijde werden de grenzen van België geëerbiedigd. Toen het in 1914 waarschijnlijk voorkwam, dat het tusschen Frankrijk en Duitschland opnieuw tot oorlog zou komen, werd de vraag van België's onzijdigheid opniew van groot gewicht. Zouden Frankrijk en Duitschland zich ook ditmaal aan de gedane belofte houden ? Sir Edward Grey legde deze vraag aan elk der beide regeeringen vóór. De Fransche Regeering antwoordde, zonder aarzelen, dat zij zich aan het traktaat van 1839 zou houden ; de Duitsche Regeering echter weigerde zich ter zake uit te laten. Het bleek spoedig genoeg,
16 waarom zij weigerde. Duitschland was besloten hare troepen, teneinde Frankrijk aan te vallen, door België te laten gaan. Op 3 Augustus overschreden Duitsche troepen de Belgische grenzen. Zoo gauw hem hiervan het nieuws bereikte, drong Sir Edward Grey er bij Duitschland op aan, om, evenals Frankrijk, het verdrag na te leven, waaraan zij hare handteekening had gehecht, hieraan toevoegend dat, bijaldien binnen twaalf uren een bevredigend antwoord werd gegeven, Engeland zich verplicht zou achten, België ter hulp te komen. Berlijn antwoordde hierop niet en tegen middernacht, 4 Augustus, verkeerden Engeland en Duitschland met elkaar in staat van oorlog. Er 18, een gezegde : " Een Engelschman's woord IS zoo goed als zijn contract." Dat wil met andere woorden zeggen, dat een Engelschman zich ook door een door hém afgelegde mondeHnge belofte gehouden acht. Een belofte is voor hem niet een zinledig woord maar een zaak van diepgaande beteekenis. Wat hij heeft toegezegd, daaraan zal hij zich houden, daaraan zal hij trouw blijven, hoeveel dit ook van hem moge vergen. Engeland had zich verbonden België te helpen, indien dat land zich bedreigd mocht zien en toen Duitschland haar woord brak, besloot Engeland, hoezeer zij den vrede innig was toegedaan en hoezeer zij voor een grooten oorlog heelemaal niet
17 klaar was, haar wcord te houden, al zou het haar ook nog zooveel kosten. Dit was Engeland's plicht. Het toeval wilde, dat het nakomen dezer verplichting tegenover België neerkwam op het bewijzen van een vriendschapsdienst aan Frankrijk. Sedert jaren waren Frankrijk en Engeland elkaar met toenemende welgezindheid gaan beschouwen. Engeland had zich nimmer verbonden, Frankrijk bij te staan, maar zij voelde groote sympathie voor haar buur aan gene zijde van het Kanaal en tegen het denkbeeld, dat haar zonder de minste aanleidmg kwaad zou worden aangedaan kwam zij in verzet. Nu vs^as het inderdaad zonneklaar, dat Frankrijk Duitschland geenerlei reden tot klagen gegeven had. De Pvepubliek zou, niet minder dan Engeland, blij zijn geweest, zoo zij zich buiten de ruzie had kunnen houden. Maar het was evenzeer klaar als de dag, dat Duitschland het er op gezet had, Frankrijk te verpletteren. De Duitsche Minister van Buitenlandsche Zaken kwam er tegenover den Engelschen Gezant te Berlijn rond voor uit, dat Duitschland voornemens was, Frankrijk hare koloniën af te nemen. Het zou al een treurig soort vriendschap van Engeland's zijde zijn geweest, zoo zij zich buiten de zaak had gehouden, terwijl een machtige vijand haar goede buur, die hem niets misdaan had, naar 't leven stond.
18 Terwijl zich dus de Engelsche natie welbewust was van hare verplichting om zich voor België in de bres te stellen, greep zij terzelfdertijd de haar geboden gelegenheid aan om te toonen dat hare vriendschapsbetuigingen jegens Frankrijk niet maar holle klanken waren geweest ; men was hier te lande verheugd en trotsch, dat, nu het eenmaal tot vechten komen moest, Fransche en Engelsche soldaten schouder aan schouder zouden staan.
III.—WAARVOOR
ENGELAND
VECHT.
Het moge vreemd lijken en moeilijk te gelooven zijp, dat de halve wereld in een verschrikkelijken oorlog is gewikkeld om redenen die, oppervlakkig beschouwd, niet zoo heel veel om het lijf schijnen te hebben. De vraag is wellicht gewettigd : " I s het de moeite waard dat millioenen het leven verliezen en nog veel meer millioenen gewond en van't gezicht beroofd en voor't leven verminkt worden, alleen maar om der wille van een geschil tusschen Oostenrijk en Servië, een landje, waarvan de heele bevolking nog beneden het cijfer blijft van het aantal nu reeds gesneuvelden alleen ? " Of de vraag zou aldus kunnen worden gesteld : " Ook al zou Servië door Oostenrijk en België door Duitschland worden mgepalmd—zou dit voor Engeland een reden
19 kunnen zijn om voor landen, te vechten wier ingezetenen haar totaal onbekend zijn en wier aangelegenheden haar toch heusch bitter weinig aangaan ? " De antwoorden op deze tegenwerpingen zullen echter, hoop ik, doen uitkomen, dat het hier om heel wat meer gmg dan om de toekomst van Servië en België alleen. In den aanvang van den oorlog waren er mogelijk maar weinigen die ten volle begrepen, wat er voor Europa en de heele wereld op het spel stond ; maar al wat er sinds Augustus 1914 is gebeurd wijst er op, hoe deze oorlog gevolgen zal hebben die voor elke natie op aarde van beteekenis zullen blijken te zijn. Het Engelsche volk is de meening toegedaan, dat het geluk der i^'chcclc menschheid met den nederlaag van Duitschland gemoeid is en ik zal trachten dit duidelijk te maken door uiteen te zetten, waarvoor Engeland vecht. 1. In de eerste plaats vecht zij voor het herstel van België en Servië in den toestand, voorzoover mogelijk, waarin deze landen verkeerden vóór den oorlog. Het grootste gedeelte van België is, zooals gij v/eet, in de handen der Duitschers. Duizenden harer bevolking, mannen, vrouwen en kinderen, stierven ; meer duizenden werden tot den bedelstaf gebracht ; vele der heerlijkste gebouwen, waarop zij roem droeg.
20 liggen nu in puin ; men heeft zich hare fabrieken toegeëigend; hare velden en dorpen werden verwoest. België was een rijk land, het is nu arm. Servië is ook door den vijand bezet, door Oostenrijkers en Bulgaren; duizenden harer zonen hebben de wijk moeien nemen ; hare ouden van dagen, hare vrouwen en kinderen verkeeren in ellende en hebben aan alles gebrek. Engeland zal het zwaard niet opsteken, vóór deze landen van hunne vijanden gezuiverd zullen zijn en aan hen vergoed is, wat aan hen werd misdaan ; vóór hunne burgers weer in staat zullen zijn gesteld, het gestoorde werk in pais en vree te hervatten. 2. Wat Engeland voor België en Servië wenscht te bereiken, dat wenscht zij dat ook andere kleine natiën, waar-ook, zullen erlangen. Het feit, dat een land klein is, kan geen reden zijn, waarom een grooter land het zou mogen kwellen. Een man die in een statig huis woont heeft daarom nog niet het recht een ander, die in een onaanzienlijk huis in zijn buurt woont, te overdonderen en te hinderen. De familie 'van een rijkaard heeft niet het minste recht tot de leden van't gezin van een armen drommel te zeggen : " Wij hebben het zooveel beter in de wereld dan gij, dies moet gij doen, wat wij U voorschrijven. Richt uw leven voortaan in, niet
21 naar uw eigen wensch, maar naar de onze. ledere kleine natie bezit wetten en zeden, die het in den loop der eeuwen tot de hare heeft gemaakt en die haar na aan het hart liggen. Zij wenscht haar eigen bestaan te leiden, op haar eigen manier, zonder inmenging van de zijde van grootere rijken, die er geheel andere wetten en gebruiken op na houden. Engeland staat de leer vóór, dat het volk van elk land, groot of klein, zoolang het den vrede bewaart en het zijn buren niet moeilijk maakt, meester moet zijn in eigen huis en dat kleine natiën niet voortdurend in vreeze behooren te leven, dat men ze van dV onafhankelijkheid berooven zal. 3. Engeland vecht voor eer en onderhng vertrouwen onder de volken der aarde. Duitschland brak het door haar gegeven woord. Zij zeide de eerbiediging van België's onzijdigheid toe en trad desniettemin, zooals wij zagen, op, als ware er van zulkeen toezegging nimmer sprake geweest. In het voeren van den oorlog heeft zij daarbij, zonder blikken of blozen, tot maatregelen haar toevlucht genomen die telkens en telkens opnieuw door de natiën der wereld werden veroordeeld. Van tijd tot tijd zijn de vertegenwoordigers van de groote mogendheden te samen gekomen om de regelen vast te stellen bij het voeren van oorlog in acht te nemen, om zoodoende
22 tot leniging en vermindering van verliezen en lijden te komen, die de oorlog voor allen meebrengt, ook voor hen die niet zelf aan den strijd deelnemen. Men was algemeen overeengekomen, en Duitschland ging hierin met andere landen mee, dat aan de burgerij van een veroverd land gecii schattingen behoorden te worden opgelegd ; Duitschland heeft desniettegenstaande van de noodlijdende Belgen millioenen afgeperst. Men was algemeen overeengekomen, dat men niet op gemeenten of instelHngen zou trachten te verhalen wat aan tekortkomingen of misdaden van individuen moest worden geweten : toch hebben de Duitschers geheele dorpen in de asch gelegd en de bevolking over den kling gejaagd omdat, volgens hun beweren—maar het bewijs hiervoor werd nimmer door hen geleverd !—een stuk of wat menschen zich niet aan hunne voorschriften stoorden. Er werd met algemeen goedvinden bepaald, dat onverslerkte plaatsen mei zouden worden beschoten : de Duitschers wierpen echter granaten en bommen in open steden, zonder de mmste consideratie voor de levens van onschuldige vrouwen en kinderen. Men bepaalde ook, dat koopvaardijschepen met in den grond zouden worden geboord zonder voorafgaande waarschuwing en niet dan nadat voor de veiligheid
23 van bemanning en passagiers de noodige maatregelen zouden zijn getroffen : de Duitschers hebben middels hun duikbooten zonder zoodanige waarschuwing honderden schepen in den grond geboord en deden de opvarenden bij duizenden omkomen. Men was het er evenzeer over eens, dat men zich in den oorlog niet van giftgassen zou bedienen : de Duitschers waren de eersten om gassen tot het verstikken hunner tegenstanders aan te wenden. Welnu, als men elkaar in het gewone menschelijk verkeer of in zaken niet langer zou kunnen vertrouwen, zou het gauw met alle overeenkomsten en afspraken gedaan zijn. Iedereen zou dan in eiken medemensch een tegenstander, een vijand, hebben te zien en nergens zou men zekerheid en welbehagen kunnen vinden. Met natiën is het niet anders : een Staat, dien men niet vertrouwen kan is de vijand van alle andere staten en een wcrcldgevaar. Duitschland heeft getoond, niet te kunnen worden vertrouwd. Zij lacht met afspraken ; een door haar aangegane overeenkomst is, zooals haar Kanselier zich met minachting uitdrukte, niets meer dan een vodje papier. Zal de wereld ooit weer in vrede leven, dan zal allereerst aan Duitschland het besef moeten worden bijgebracht, dat eer en recht onder natiën even onmisbare dingen zijn als onder enkelin-
24 gen ; waar zij deze les alleen zal willen leeren door schade en schande, door te worden overmeesterd, blijft aan Engeland geen andere keuze over dan te vechten totdat Duitschland verslagen is. 4. Uit wat in het eerste gedeelte van dit boekske werd gezegd, zaagt gij dat Duitschland den oorlog kon hebben afgewend, maar dat zij zich van elke poging om dit doel te bereiken onthield. Het schijnt dan ook interdaad, of zij van stonde aan haar hart op oorlog gezet had en het voor haar een groote teleurstelling zou zijn geweest, zoo Oostenrijk en Servië het tusschen hen gerezen verschil hadden bijgelegd zonder naar de wapens te grijpen. Hoe komt men er bij, zulk een ontzettende beschuldiging tegen Duitschland in te brengen ? Om deze vraag naar behooren te beantwoorden, moeten wij ons een oogenblik in het verleden verdiepen. Gedurende de acht jaren tusschen 1864 en 1871 besloten zegevierde Pruisen met gemak over drie Europeesche rijken, eerst Denemarken, vervolgens Oostenrijk en ten slotte Frankrijk. Zij won hiermee heel wat grondgebied, veel geld en de leiding over alle Duitsche Staten, terwijl haar Konmg lot Duitsch Keizer werd uitgeroepen, de eerste bekleeder van die waardigheid. Sinds 1871 is het Duitsche Rijk merkwaardig vooruitgegaan, zoo op handelsgebied als in rijkdom.
25 Dit succes was niet te danken aan oorlog, maar aan geduld, onverdroten inspanning en schrander beKeer. Nu kan het voorkomen, dat een man die zeer snel fortuin maakte, opgeblazen wordt ; het succes stijgt hem naar het hooH, zeggen wij dan ; hij begint zichzelven voor een verbazenden kraan te houden en vertoont een correspondeerende neiging om met geringschatting op menschen, wien het niet zoo vóór den wind ging, neer te zien. Dit is het nu juist, wat Duitschland overkomen is. Zij heeft zich in het hoofd gezet, dat er geen volk bestaat zóo wijs, zóo knap en zóo groot als het Duitsche volk. Nu zou dit nog niet zoo erg zijn geweest, zoo de Duitschers er zich eenvoudig toe hadden bepaald, de buitenwereld te laten zien, hoe wijs en knap ze waren om het dan aan die buitenwereld over te laten, het goede dat zij in hen zagen na te volgen ; ongelukkig waren de Duitschers met zulk een bescheiden rol niet tevreden. Zij begonnen andere natiën te verachten en een woeste hebzucht maakte zich van hen meester. Zij zeiden blijkbaar tot elkaar : " Z i e eens, wat armzalige kerels deze Franschen, Engelschen en Russen zijn ! Zij zijn bij lange na niet zoo wijs en zoo knap als wij. De Franschen zijn lichtzinnig, de Engelschen log en lui, de Russen niet veel beter dan wilden. En zie nu eens, wat ontzaglijke bezittingen deze luitjes hebben ! De
26 Franschen en Engelschen in't bijzonder houden er prachtige koloniën in alle werelddeelen op na. Wi/ behoorden ook prachtige koloniën te hebben !I Onze methodes zijn oneindig beter dan de hunne. Wij zijn de schranderste en knapste menschen op aarde. Wat een magnifiek ding zou't zijn, als wi'/ eens de bezitters dezer groote koloniën werden en alles aan een hoognoodige herziening onderwierpen en naar ons uitnemend Duitsch model fatsoeneerden ! " De Duitschers konden echter moeilijk verwachten dat andere natiën hun hebben en houden zoo maar willig aan hen zouden afstaan. Duitschland kon ^vat zij met zoo begeerige oogen opnam, met anders machtig worden dan door er voor te vechten. IMa de gemakkelijke overwinningen van vroeger, vroeg zij zich af: "waarom het niet opnieuw geprobeerd?" Aan de vroeger door haar van den oorlog geplukte vruchten indachtig, hielden hare soldaten en geleerden de natie vóór, dat oorlog een fijne zaak VN^as, een zaak die een natie zuivert en sterkt en dat er voor een man mets m.ooiers in het leven moet bestaan dan soldaat te zijn. Misschien zouden deze enthousiasten niet zoo hard met den oorlog weggeloopen zijn, als zij indertijd eens flink klop hadden gehad ! Nu gingen zij maar altijd voort, hun leger geweldiger te maken en een groote zeemacht te creëeren ;
27 niets was den DuitscKen Keizer liever dan van zichzelven als de " Oberkriegsherr" te gewagen, dan met termen te schermen als Duitschland's " schijnende rusting," dan met " de gepantserde vuist" te dreigen en " het zwaard te doen rinkinken." Zulk geschetter deed anderen volken uitteraard hoogst onaangenaam aan. Zij zagen zeer goed in, dat het niet aan te nemen was, dat Duitschland zich voor niemendal de hiermee gemoeide ontzaglijke finantieele offers zou getroosten ; om op het ergste voorbereid te zijn gingen zij dus zelf ook tot uitbreiding van leger en vloot over. Dit spelletje werd voor jaren en jaren voortgezet ; geen groote Europeesche mogendheid, of zij wapende zich steeds geduchter, wat natuurlijk ook voor haar met ontzaglijke kosten gepaard ging. Duitschland werd de schrik harer naburen. Gij hebt zeker wel gehoord, hoe zich in de wildernis, in Indië, nu en dan, een tijger nabij een inlandsch dorp ophoudt en hoe dan de inboorlingen in voortdurende angst verkeeren, dat het verscheurend monster, vandaag of morgen, te voorschijn zal springen en hen verslinden zal. Duitschland was zulk een tijger voor de rest van Europa. W a t Europa vreesde werd ten slotte bewaarheid : De tijger heeft den sprong gedaan. En zoomin als de Indische dorpelingen veiligheid
I 28 zullen kennen, vóór de "man-eater" is afgemaakt, zoomin zal het voor Europa mogelijk zijn in vrede en gerustheid des harten te ademen, vóór aan het Duitsch militarisme, dat is de aanbidding van het ruw gevvreld, de kop is ingedrukt. Niemand wenscht Duitschland te vernietigen, zelfs ook al ware het mogelijk een geheele natie uit te roeien, wat natuurlijk niet mogelijk is. Al v/at Engeland wenscht en vastbesloten is te volbrengen is, het Duitsche volk te doen inzien, dat oorlog op zichzelf heelemaal geen mooie zaak is ; dat het streven naar geweld zijn eigen val bereidt, omdat het zijn ongelijk erkennen moet, zoodra zich een stei-kere opdoet ; dat de Duitschers, al zijn zij nog zoo wijs en knap, het recht missen andere volken te dwingen hunne methoden te adopteeren en zich naar hen als model te richten ; en dat het met het voortdurend in angst zitten van Europa voor oorlog eens voor al uit moet zijn. Van hunne plannen hebben de Duitschers geen geheim gemaakt. Zij zijn er in hun boeken met klem van argumenten voor uitgekomen. Zij wenschten Rusland schrik in te boezemen en Frankrijk neer te smakken en vervolgens Engeland te onderwerpen, om zoo, in den loop des tijds, tot de heerschappij over de heele wereld te geraken. Door België bij te staan doet Engeland hetzelfde als de man, die een kind tegen een tijger
29 verdedigt. Indien hij het kind niet redt door den tijger neer te leggen, kan hij er op aan, dat hijzelf het eerstvolgend slachtoffer zal wezen. Door Duitschland te bevechten doet Engeland derhalve niet alleen haar plicht om als een sterk land voor de rechten van een zwak land op te komen—zij vecht tevens uit zelfverdedigmg, op eigen lijfsbehoud bedacht. IV.
WAT
DOOR ENGELAND GEDAAN.
WERD
Engeland is geen militaire natie. Ik wil daarmee niet zeggen, dat een Engelschman niet vechten kan ; ik bedoel alleen dat Engeland vóór 1914 nimmer in het bezit was geweest van een groot leger, dat zij oorlog nooit beschouwde als op zichzelf een goed dmg en dat zij aan militairen nimmer zulkeen hooge plaats in het bestuur van het land toekende als zulks door Duitschland werd gedaan. Toen zij echter eenmaal tot het inzicht kwam, dat zij zich aan dezen oorlog niet onttrekken kon, besloot zij zich met alle macht ter barer beschikking van haar taak te kwijten, ook al zou dit groote wijziging brengen in de omstandigheden en bestaansvoorwaarden, waaraan zij sinds eeuwen gewend en gehecht was. Wanneer de toekomstige geschiedschrijver het verhaal van dezen grooten strijd tot m bijzonderheden zal
30 boekstaven, twijfel ik niet of hij zal wat door Engeland werd gedaan beschrijven als een der wonderbaarlijkste feiten, die de wereldhistorie heeft aan te wijzen. 1. Haar taak op z e e . — H e l is geen overdrijving te zeggen, dat de Britsche Zeemacht Europa heeft gered. Die macht heeft niet alleen aan Engeland zelve de toevoer van levensmiddelen voor hare bevolking en van grondstoffen voor hare nijverheid verzekerd, zij heeft bovendien de kust van Frankrijk tegen de schepen van den vijand beveiligd ; zij heeft alle Duitsche handelsvaartuigen van de zee geweerd, een groot aantal Duitsche oorlogsbodems vernield, Duitsche koloniën in Afrika en aan de boorden van de Stillen Oceaan vermeesterd ; maandenlang heeft zij de Duitsche vloten gedwongen, binnen hare havens werkeloos te blijven, behalve om nu en dan in groote haast een uitval te doen en aan de Engelsche kust onbeschermde plaatsen te beschieten en aan een stuk of wat mannen, vrouwen en kinderen het leven te benemen om daarna " full speed " terug te stormen en het veege lijf haastjerepje te bergen. De Britsche Marine heeft verhinderd dat Duitschland van het noodige werd voorzien en deed haar zoodoende tekort komen aan vele zaken, waar zij voor het voeren van den oorlog en het in gang houden barer overigens tot
31 ledligKeid gedoemde fabrieken niet buiten kan. De Britsche Vloot was het die het mogehjk niaakte dat millioenen soldaten, kanonnen en granaten, dat ontzaglijke voorraden leeftocht en andere benoodigdheden veilig en v\'^el van het eene eind der wereld naar het andere konden worden verscheept. Waar maar troepen noodig waren, voerde men ze onder de bescherming der Britsche Zeemacht heen. Bij dag en bij nacht, weer of geen weer en bijna twee jaren aan één stuk, hield de Britsche Janmaat de wacht, over de wateren van den oceaan de Duitsche kust in het oog houdend, hopend dat de vijandelijke vloten zich buiten gaats zouden wagen en z:ch m een eerlijken strijd met hem zouden komen meten. Eindelijk, op 31 Mei ] 916—ontmoette een deel van de Bntsche Vloot onder Admiraal Beatty een gedeelte van de Duitsche Vloot niet ver van de Deensche kust en ging hij onmiddelijk tot den aanval over. De Engelsche Admiraal was aanvankelijk onbekend met het feit, dat de zwaardere schepen der Duitsche zeemacht achter de andere aankwamen. Toen hem dit werd gemeld, zocht hij zijn heil niet in de vlucht, maar zette den strijd voort om zoodoende aan de Britsche slagschepen tijd te geven, het tooneel van het gevecht te bereiken en zich bij hem te voegen. Verscheidene prachtige schepen werden aan beide zijden vernield, maar
| ,
i
32 toen Admiraal Jellicoe ten leste met de Groote Vloot opdaagde, vluchtten de Duitschers naar hunne havens terug—al beweerden zij een groote overv\^inning te hebben bevochten. De Duitsche Regeering had het hart niet om het Duitsche volk de volle waarheid te doen kennen. Het is een feit dat de Duitschers meer schepen verloren dan de Engelschen en dat hun, hadden zij zich niet, gebruik makend van mist en duisternis, weggepakt, niet vele schepen zouden zijn overgebleven. Daden leggen meer gewicht in de schaal dan woorden : sinds dat ernstig treffen heeft de groote _ Duitsche Vloot het'nimmer gewaagd, d'r havens te verlaten. 2 . W e r k te land.—Engeland heeft het altijd op hare Zeemacht laten aankomen, waar het de verdediging tegen een buitenlandschen vijand gold. Ter verdediging van den eigen bodem en de bescherming harer bezittingen in alle streken der aarde, bezat zij tol Augustus 1914 een leger dat zeker niet veel meer telde dan een half millioen man—allen vrijwilligers. Men stelde zich aanvankelijk voor, dat zij niet meer dan omstreeks 1 50,000 man zou uitzenden om de Duitschers te land te bevechten. Haar taak zou in het bijzonder neerkomen op het handhaven van de heerschappij ter zee. Maar, niet zoodra was de oorlog uitgebroken, of Engeland bereidde de wereld een
33 verrassing. Zij begon met een oproep voor een te creëeren leger van één millioen en m een paar maanden had zich dit millioen aangemeld. Daarbij liet zij het echter niet ; een tweede en daarna een derde millioen werd door haar verlangd en in niet veel langer dan twaalf maanden had zij een leger van 3,000,000 man, uitsluitend vrijwilligers, aangeworven. Zij stroomden toe uit mijn-districten en fabrieken, van achter de lessenaar en de toonbank vandaan, er waren boerenarbeiders en spoorweg-beambten, schoolmeesters en studenten—kortom elk vreedzaam bedrijf leverde zijn contingent voor het oorlogshandwerk. De meesten dezer mannen hadden nimmer een geweer gehanteerd en waren aan het soldatenleven vreemd ; nooit te voren was het m hen opgekomen, dat zij eens zouden moeten vechten. Toch gaven zij de betrekkingen die zij bekleedden prijs en onderwierpen zij zich aan strenge militaire oefening, nu het vaderland hen nep. Nimmer tevoren, in de heele wereldgeschiedenis, was het voorgekomen, dat zulkeen reuzenleger door vrijwillige dienstneming werd in het leven geroepen en nog nooit tevoren werd zulkeen leger zóó snel bijeengebracht. Maar dit was niet alles. Vrijwilligers stroomden uit alle Overzeesche Gewesten van het Britsche Rijk toe : uit Canada en Newfound-
34 land, uit West-Indië en Zuid-Afrika, uit Australië en Nieuw-Zeeland. Indië zond sterke afdeelingen harer beste troepen en zelfs de negers van Centraal Afrika wenschten het hunne te doen. Over w^elken hoek der aarde de Britsche vlag ook woei—men stond er klaar om voor Engeland en haar goede zaak te strijden en het leven te laten. Toen de oorlog een jaar geduurd had, bleek het dat men nog meer mannen noodig had. Engeland had er altijd roem op gedragen, dat haar leger uit vrijwilligers was samengesteld, maar zij aarzelde niet, toen dit noodig bleek, hare jongelingschap op te roepen uit kracht van het beginsel van dienstplicht. Op dit oogenblik is zij bezig een vijfde millioen mannen af te richten en zij zal met de vermeerdering harer strijdkrachten voortgaan, totdat de oorlog gewonnen is. Plaatsruimte ontbreekt mij om bij de veldslagen stil te staan die dit groote leger heeft geleverd of bij de heldendaden, die mdividueele krijgers met roem hebben overdekt. Zij hebben de Belgen en de Franschen bijgestaan in het weerstaan van de Duitsche indringers in West-Europa en zijn op dit oogenbhk m de meest verwoede en bloedige gevechten gewikkeld om hen geheel uit te drijven ; zij hebben de Russen geholpen m Turkije en in Mesopotamië, hebben Egypte tegen een Turksche invasie beveiligd en de Duitsche Koloniën in
35 Afrika de een na de andere overmeesterd. Binnen kort zal Duitschland geen enkele bezitting buiten Europa meer rijk zijn, 3. W e r k binnen de eigen grenzen.— Engeland's werk heeft zich niet bepaald tot wat hare zeelieden en soldaten tot stand brachten. Vele duizenden harer zonen en dochteren hebben zich binnen de grenzen van het Rijk aan een Werk gezet, waarvan ontzaglijk veel afhangt. Om te beginnen moeten hare soldaten en matrozen worden gekleed en gevoed, moeten schepen voor oorlogs—en handelsdoeleinden worden gebouwd en uitgerust en dienen kanonnen en ammunitie en alle benoodigdheden voor de troepen in eindelooze hoeveelheden te worden aangemaakt. Dan heeft zij een gelijksoortig werk voor hare bondgenooten te doen. Rusland is een land zonder fabrieksnijverheid van belang, terwijl de voornaamste nijverheidsdistncten van Frankrijk, geheel Servië en zoo goed als geheel België in de handen van den vijand zijn. Uit al deze landen kwam de kreet tot Engeland ; wapens ! uniformen ! Duizenden werkplaatsen m Engeland, waarin zich miHioenen werklieden weren, zijn dag en nacht bezig om de ontelbare stapels goederen te leveren die de legers harer bondgenooten behoeven. Vergeet daarbij niet, welke ontzettende sommen gelds de oorlog vershndt ! Geld wordt verdiend
36 door handel, maar, waar de oorlog een groot deel van den handel van Engeland's bondgenooten tot stilstand bracht, spreekt het vanzelf dat deze landen buiten staat zijn om aan de noodige fondsen te komen om hun soldaten te betalen en al wat zij aan benoodigdheden vorderen. Hierin werd door Engeland voorzien. Zij heeft haren bondgenooten kolossale sommen voorgeschoten en, om in staat te zijn dit te doen, heeft zij niet alleen al het mogelijke aan te wenden om haar eigen handel gaande te houden, maar zich ook geld moeten verschaffen middels leeningen en door het heffen van zware belastingen van het eigen volk. ' O p dit oogenblik kost de oorlog Engeland £5.000.000 per dag, maar zij draagt deze drukkende last met een opgewekt gemoed, omdat zij zich bewust is van de waarheid, dat niets te veel is voor het behalen van de eindoverwinning in