(Vertaling door de Helpdesk EPB Verwarming) EU Verordening 813/2013 betreffende het in de handel brengen en/of inwerking stellen van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen1 De Ecodesign Verordening Deze verordening bepaalt het in de handel brengen en/of het in werking stellen van centrale ruimteverwarmingstoestellen op vloeibare en gasvormige brandstof, en combinatieverwarmingstoestellen (verwarming en sanitair warm water) met een nominaal vermogen ≤ 400 kW.
Een paar opmerkingen vooraf om deze verordening te situeren: 1. Deze verordening is in de eerste plaats van toepassing op de fabrikanten en/of de invoerders van dergelijke systemen. De eigenaar of de installateur kan niet rechtstreeks aansprakelijk worden gesteld bij de installatie van een verwarmingsketel, die niet voldoet aan de eisen van deze verordening. 2. De verordening eist geen vervanging van een bestaande installatie, die instaat voor de productie van sanitair warm water of verwarming. Daarentegen, bij een ketelvervanging of bij een geheel nieuwe installatie, moet de nieuwe verwarmingsketel de eisen van de verordening 813/2013 naleven. 3. Deze verordening gaat enkel over ruimteverwarmingstoestellen; of het nu gaat om cvtoestellen enkel voor verwarming dan wel cv-toestellen zowel voor verwarming als de productie van sanitair warm water, welke uitsluitend door fossiele gasvormige of vloeibare brandstof worden gevoed, met een nuttig nominaal vermogen ≤ 400 kW. De verordening 813/2013 is dus niet van toepassing op: toestellen enkel dienend voor de productie van sanitair warm water2, toestellen die gebruik maken van vaste brandstof3, warmtegeneratoren specifiek ontworpen om te werken met gasvormige of vloeibare brandstof die hoofdzakelijk op basis van biomassa wordt geproduceerd, en tenslotte toestellen die als warmtegeleidend fluïdum stoom of lucht gebruiken. Bv.: een verwarmingsinstallatie met een warmeluchtgroep (luchtverwarming zonder warmtegeleidend fluïdum) is niet ingegrepen in de verordening. 1
Deze nota werd gezamenlijk opgesteld door AwAC en het Département de l’Energie et du Bâtiment Durable DGO4 (Waals Gewest). Onze dank gaat uit naar de verschillende overheden, organisaties, federaties en onafhankelijke experten die dit document hebben nagelezen en hun waardevolle opmerkingen formuleerden. Wij denken hierbij in het bijzonder aan: de Federale Overheidsdienst Milieu, Leefmilieu Brussel, de Koninklijke Vereniging van Belgische Gasvaklieden, de Associatie voor de Thermische Technieken van België, CEDICOL, alsook aan de onafhankelijke experten Luc Brees en Philippe Deplasse. 2 Verordening 814/2013 is van toepassing op deze toestellen. 3 Opmerking: De Ecodesign verordening betreffende ketels op vaste brandstof (fossiel of biomassa) met een nominaal nuttig vermogen ≤ 500 kW is ook al gepubliceerd (verordening 2015/1189). De toepassing van die eisen is voorzien voor 01/01/2020.
Versie 22/03/2016
4. De verordening gaat over het in de handel brengen op de Europese markt, m.a.w. het voor de eerste maal ter beschikking stellen binnen de Unie. Het gaat niet om de latere distributie van het product tot aan de aankoop door de eindgebruiker van de verwarmingsketel, noch over tweedehandstoestellen. 5. Er is een verband tussen deze verordening en de verordening 811/2013, die gaat over de etikettering van centrale verwarmingstoestellen. Bij installatie van een ‘pakket’ met een nominaal vermogen tot 70 kW, verplicht de verordening 811/2013 de installateur om de energieklasse aan te geven van het pakket. Men spreekt van een ‘pakket’ van zodra een verwarmingsketel wordt gecombineerd met één of meerdere van volgende elementen: een temperatuurregelaar, een warmwatertank, een zonne-energie installatie en/of een bijkomende warmtegenerator. Aangezien het gaat om het in de handel brengen van producten, is de Federale overheid hoofdzakelijk bevoegd voor de toepassing van deze verordening op het Belgische grondgebied. De opstartfase: Aangezien de nieuwe verordening enkel gaat over het in de handel brengen op de Europese markt (de eerste transactie tussen fabrikant en een eerste tussenschakel of de eindgebruiker), mogen bedrijven die voor 26 september 2015 een voorraad hebben opgebouwd van verwarmingsketels die niet conform zijn aan de eisen van de reglementering, deze nog blijven verkopen op het grondgebied van de Unie na die datum. Het is moeilijk inschatten hoe lang zulke verwarmingsketels nog zullen beschikbaar zijn (dat hangt af van de voorraad van elk bedrijf), maar op basis van eerdere ervaringen, lijkt ons een periode van één jaar aannemelijk. Merk op dat het in de handel brengen van verwarmingsketels op vloeibare of gasvormige brandstof op de Belgische markt al is bepaald in een Koninklijk Besluit4 dat bepaalde eisen oplegt inzake de uitstoot van koolmonoxide (CO) en stikstofoxiden (NOX). Het is nu aan de federale wetgever om te bepalen hoe dat besluit op termijn zal worden aangepast om tot een gezamenlijke harmonieuze uitvoering te komen van beide teksten (meer specifiek betreffende de NOX eisen die van toepassing zijn vanaf september 2018).
4
Koninklijk besluit van 8 januari 2004 tot regeling van emissieniveaus voor de olie- en gasgestookte centrale verwarmingsketels, met een nominaal thermisch vermogen gelijk aan of lager dan 400 kW, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 17 juli 2009.
Versie 22/03/2016
Dit zijn de belangrijkste eisen in de verordening 813/2013:
Elke verwarmingsketel behalve de uitzondering
Vanaf 26/09/2015
Pnominaal nuttig ≤ 70 kW
Seizoensgebonden energie-efficiëntie5≥ 86 %
70 kW < Pnominaal nuttig ≤ 400 kW
Nuttig rendement6 bij 100 % Pnom ≥ 86 % Nuttig rendement bij 30 % Pnom ≥ 94 %
Uitzondering: B17-ketels
Vanaf 26/09/2018
NOX emissies: Vloeibaar: NOx ≤ 120 mg/kWh Gasvormig: NOX ≤ 56 mg/kWh
Seizoensgebonden energie-efficiëntie ≥ 75 %
De energie-efficiëntie wordt uitgedrukt ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). Als men dit vergelijkt met de verwarmingsketels die actueel op de Belgische markt aanwezig zijn, lijken enkel condenserende ketels deze seizoensgebonden energie-efficiëntie van 86% te halen. De uitzondering betreffende B1-ketels is enkel van toepassing op cv-ketels (enkel verwarming) met een nominaal thermisch vermogen ≤ 10 kW, en op combinatieketels (verwarming en productie van sanitair warm water) met een nominaal thermische vermogen ≤ 30 kW. In verband met cv-ketels ‘enkel verwarming’, merken we op dat er op dit moment geen enkele firma B1-ketels met een nominaal vermogen ≤ 10 kW op de Belgische markt brengt.
5
De seizoensgebonden energie-efficiëntie van een verwarmingstoestel (ook genoemd het seizoensrendement) wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de vraag naar ruimteverwarming in een bepaald verwarmingsseizoen, geleverd door een verwarmingstoestel, en het jaarlijkse energieverbruik dat nodig is om aan deze vraag te voldoen, uitgedrukt in %. Het is niet hetzelfde als de ‘verbrandingsrendementen’ die tot nu toe vaak werden gebruikt om de energieperformantie van een verwarmingsketel te karakteriseren. 6 Het nuttig rendement (of het thermisch rendement) van een verwarmingstoestel (η) is de verhouding tussen het thermisch vermogen afgegeven aan het warmtegeleidend fluïdum (kW) en het calorisch vermogen in de brandstof (KW). Die laatste wordt berekend als het product van de hoeveelheid verbruikte brandstof en zijn bovenste verbrandingswaarde. De seizoensgebonden energie-efficiëntie is een gewogen gemiddelde van de nuttige rendementen op 30% deellast en op 100% vollast met correctiefactoren. De seizoensgebonden energie-efficiëntie verschilt van het nuttig rendement doordat bij het eerste rekening wordt gehouden met: de stilstandsverliezen (warmteverliezen door straling naar de omgeving en de trekverliezen) het elektriciteitsverbruik van accessoires en van de ontstekingsbrander. 7 B1-ketels: zie hieromtrent in bijlage II de eisen inzake productinformatie: «Vanaf 26 september 2015 moet de volgende productinformatie over verwarmingstoestellen worden vermeld: «a) de gebruikershandleidingen voor installateurs en eindgebruikers en vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun gevolmachtigden en importeurs moeten de volgende elementen bevatten: (…) -; voor verwarmingsketels type B1 en combinatieketels type B1: de kenmerken en de volgende standaardtekst: „Deze verwarmingsketel op basis van natuurlijke trek mag enkel worden gekoppeld aan een rookafvoerkanaal dat wordt gedeeld tussen verschillende woningen in bestaande gebouwen dat de verbrandingsresten afvoert tot buiten de kamer waarin de verwarmingsketel staat. Hij haalt de verbrandingslucht rechtstreeks uit de kamer en bevat een trekonderbreker. Gezien de lagere efficiëntie van deze ketel moet elk ander gebruik ervan worden vermeden en zal een dergelijk gebruik resulteren in hoger energieverbruik en hogere gebruikskosten.”;
Versie 22/03/2016
B1-ketels zijn verwarmingsketels op gasvormige brandstof die hun verbrandingslucht uit de ruimte halen waarin ze zijn opgesteld en voorzien zijn van een trekonderbreker. Men mag ze beschouwen als verwarmingsketels met een verouderde technologie en met een slechte performantie. De reden waarom deze verwarmingsketel toegelaten blijft, ligt in het feit dat het technisch zeer moeilijk kan zijn om een verwarmingsketel met een meer recente technologie ter vervanging van zulke verwarmingsketel te plaatsen, wanneer het apparaat is aangesloten op een collectieve rookgasafvoer (in het algemeen in appartementsgebouwen). Dan moeten op dat moment alle verwarmingsketels die op die afvoer zijn aangesloten gelijktijdig worden vervangen en moet er daardoor ook omvangrijke aanpassingswerken aan het rookgasafvoerkanaal (schoorsteen) gebeuren. Daar waar de bewoner van het appartement die een probleem heeft met zijn verwarmingsketel, over het algemeen geneigd zal zijn om de nodige investeringen hiervoor te doen, zal dit minder het geval zijn bij de overige medeeigenaars in het gebouw (zij zien er namelijk het nut niet van in om een investering te doen in een duur systeem ter vervanging van hun eigen verwarmingsketel die nog correct werkt; en vooral niet wanneer het gaat om verhuurde appartementen). Maar zelfs al is het de wil van de Europese autoriteiten om de installatie van B1 8 ketels op een individuele rookgasafvoer te ontraden (wat geheel terecht zou zijn, zowel vanuit milieutechnisch en energetisch standpunt, of ook vanuit het standpunt van de veiligheid van personen, aangezien andere technologieën de mogelijkheid verminderen op een slecht gebruik, dat kan leiden tot potentieel gevaarlijke situaties), de verordening verbiedt het niet formeel. Zo’n verbod om deze verwarmingsketels te plaatsen in individuele wooneenheden kan trouwens enkel via gewestelijke besluiten die zo’n verbod zouden uitvaardigen. Het Besluit van de Waalse Regering van 28 januari 20169 tot wijziging van het Besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 (genoemd “EPB-Besluit”) bevat een aantal eisen in verband met verwarming. Vanaf 1 mei 2016 mogen B1-ketels niet meer worden geïnstalleerd tenzij ter vervanging van een ketel van dat type aangesloten op een collectieve schoorsteen. Belangrijke opmerking: Type B-toestellen en de norm NBN D51-003 10 (binneninstallaties voor aardgas) Deze norm verbiedt sinds 1 september 2015 de plaatsing van een B-toestel in een slaapkamer, een toilet, een bad- of douchekamer, en dat zowel bij vervanging als bij een nieuwe installatie/nieuwbouw. Een B-toestel is een toestel dat zijn verbrandingslucht haalt uit de ruimte waarin het is opgesteld (B1 is dus een subcategorie van de type B-toestellen) ... Opmerking nog steeds in verband met gastoestellen type B1: de eis betreffende de NOX emissies, geldig van 26 september 2018 van 56 mg/kWh op de BVW (Hs) zal ook van toepassing zijn op de
8
Zie nota 7, p.3 Dit besluit van 28 januari 2016 werd op het moment van het schrijven van deze nota reeds goedgekeurd door de Waalse Regering, maar is nog niet gepubliceerd in het Staatsblad. U kan de info hierover al raadplegen in de annex C4 van het “EPB-Besluit” op de volgende link: http://energie.wallonie.be/servlet/Repository/annexe-c4systemes-agw-2016-01-28.pdf?ID=41878&saveFile=true . 10 D 51-003/A1, 1e éd., 09/2014 9
Versie 22/03/2016
warmtegeneratoren B1. Op dit moment haalt een beperkt aantal ketels type B1 op de Belgische markt deze eis. Tenslotte: de verordening is actueel niet van toepassing op het in de handel brengen van onderdelen van verwarmingsketels (een brander die afzonderlijk van de vuurhaard in de handel wordt gebracht om ermee samen te werken of vice versa). Vanaf 1 januari 2018 wordt deze uitzondering opgeheven; elk onderdeel zal aan de verordening moeten voldoen, gekoppeld aan het door de fabrikant gekozen overeenkomstig onderdeel en duidelijk gedocumenteerd in een technische fiche (de vuurhaard getest met een brander, gekozen door de fabrikant en vice versa)
Versie 22/03/2016