Verteld door Schulp en Tuffer
2
Het allereerste kerstfeest
Het allereerste kerstfeest
Verteld door Schulp en Tuffer
Vertaald en bewerkt door Maria en Koos Stenger Getekend door Etienne Morel en Doug Calder copyright Aurora Productions 2005 - AG Zwitserland
3
Hallo ik ben Tuffer!
4
En ik ben Schulp!
Het is weer Kerstmis. Dat vind ik de leukste tijd van het jaar, want dan komen we bij elkaar op bezoek. Buiten is het koud en guur, maar binnen is het warm en zit iedereen gezellig samen.
5
En dan gaan we lekker eten. Ik kan haast niet wachten, want elk jaar krijg ik wel een kilo kaas op mijn bord en dan is het smullen geblazen. En er liggen ook cadeautjes onder de kerstboom.
6
Maar Tuffer…dat heeft toch eigenlijk niets met Kerstmis te maken. Het is wel erg lekker om een kilo kaas te eten en het is leuk om pakjes uit te pakken, maar het gaat om Jezus die lang geleden in een stalletje geboren werd.
7
Je hebt gelijk Schulp. Om echt te genieten van Kerstmis moeten we vooral aan het kindje Jezus denken.
8
Het gebeurde heel lang geleden in een ver land met de naam Israël. In dat land lag Nazareth, een heel klein dorpje.
9
Daar woonde een jonge vrouw. Ze was eigenlijk nog maar nauwelijks volwassen en ze wilde gaan trouwen met Jozef, een timmerman.
10
Dit is Jozef. Hij kon van alles maken en hij wilde een heel mooi huisje bouwen voor Maria.
11
Op zekere dag gebeurde er iets heel bijzonders, want er verscheen een engel die een boodschap had voor Maria. Eerst schrok Maria. Ze vroeg: “Wie bent U?”
12
De engel antwoordde Maria en zei: “Ik ben de engel Gabriël. Je hoeft niet bang te zijn Maria. God houdt heel veel van je en heeft mij gevraagd om je een speciale boodschap te brengen. Je zult een zoon krijgen. Een heel bijzonder kind."
13
“Ik-ik krijg een kind?” stamelde Maria. “Ja”, zei Gabriël weer. “Hij zal Jezus heten en Hij zal heel erg belangrijk zijn. Hij is Gods eigen Zoon!”
14
“Ik ben slechts een eenvoudige dienares van God!” antwoordde Maria. “Ik doe wat God van mij vraagt!” Maria wilde graag doen wat God van haar vroeg omdat ze heel veel van God hield. En Maria werd zwanger en het kindje begon in haar buik te groeien.
15
17 Toen de baby al bijna geboren zou worden kwamen de heersers van dat land, de Romeinen, opeens met een nieuwe wet aanzetten. Een soldaat las de nieuwe wet voor:
16
“De koning wil dat iedereen teruggaat naar zijn geboorteplaats om geteld te worden, zodat wij precies weten hoeveel mensen er wel niet in Israël wonen. Dan kunnen we veel belasting vragen.”
17
De Romeinen hadden al heel veel geld, maar ze wilden graag nog wat meer verdienen. Belasting is geld dat de mensen aan de regering moeten betalen.
18 18
Omdat Jozef in Bethlehem was geboren moesten hij en Maria daar naar toe. Maar dat was niet naast de deur en ze moesten een lange reis afleggen. Eindelijk kwamen ze aan, maar toen bleek dat er een ander probleem was.
19
Alle hotels in Bethlehem waren vol. Een hotel in die tijd heette eigenlijk een herberg, en er was nergens plaats. En Jozef en Maria ? O, wat waren die moe.
20
Jozef deed heel erg zijn best, maar waar hij ook aanklopte, er was geen plaats. En Maria kreeg pijn in haar buik. In haar geval betekende dat, dat de baby binnenkort geboren zou gaan worden. Wat moesten ze toch doen?
21
Er was nog maar één herberg over. Een dikke, vriendelijke man opende de deur nadat Jozef geklopt had. Een plaats voor de nacht? “Nee hoor,” zei de man. “Ik zit helemaal vol. Maar ik heb een idee. Ik heb nog een stalletje op het veld. Daar mag je wel slapen!”
22
Nou, dat was me bepaald geen luxe. Hoe kan de Zoon van God daar nou geboren worden?
23
Het was geen groot kasteel en geen mooi landhuis. Het was niet eens een ziekenhuis met doktoren en verpleegsters die overal wel een pilletje voor hebben. Nee, het was het onderkomen van de koe en de ezel.
24
Maar dat gaf helemaal niets, want het was er warm en veilig. God had een speciaal plaatsje bedacht voor de geboorte van Zijn Zoon. En in de verte stond een heel bijzondere ster vrolijk te stralen aan de hemel. Wat een bijzondere nacht!
25
Niet zo ver bij de stal vandaan hielden wat herdertjes de wacht bij hun schapen. Ze waren net in slaap gesukkeld toen de hemel opeens helemaal verlicht werd en er een engel verscheen. Hij sprak tot de herders: “Wees maar niet bang. Ik heb een geweldige boodschap voor jullie!”
26
“Vannacht is de Redder van de mensen geboren. Het is Jezus, de Heer. Ga hem maar opzoeken. Hij ligt in een kribbe, hier vlakbij. Toen verschenen er meer engelen en was de lucht vervuld met prachtig gezang. O wat was dat mooi!
27
De herders waren natuurlijk diep onder de indruk en toen de engelen ophielden met zingen gingen ze direct op zoek naar de stal. En al snel vonden ze de kribbe. Het kindje lag er precies zo bij als de engel hen verteld had.
28
Wist je dat jullie die engelen ook kunnen horen zingen? Als je heel stil bent en goed luistert kun je ze in je eigen hart horen. “Kom…de Koning is geboren…Kom buig je voor Hem neer!”
29
Ik vind dat zo’n mooi verhaal Schulp! En als je dicht bij God bent dan word je een lichtje voor de mensen om je heen. Er is zoveel wat we kunnen doen voor elkaar.
30
Lieve kinderen, ik hoop dat jullie ook een hele fijne Kerst mogen hebben. Cadeautjes zijn fijn, maar het beste geschenk is toch Gods geschenk aan ons toen Hij ons Zijn Zoon gaf om ons dicht bij Hem te brengen.
31
Zie het kind is geboren Kom naar de stal Niet langer zijn wij verloren, God is met al