ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT VOOR WOONEENHEDEN
PROTOCOL Gebouwschil Deel III: werkwijze voor het bepalen en het opmeten van de verliesoppervlakte
Inhoudsopgave
III
WERKWIJZE VOOR HET VERLIESOPPERVLAKTEN
BEPALEN
EN
HET
OPMETEN
VAN
DE 3
1. Definitie (warmte)verliesoppervlakte
4
2. Invoeren van de gebouwschil in de software
6
2.1 Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing ervan 2.1.1 Voorbeeld: Opmeten van de verliesoppervlakten van muren, vloeren en daken 2.1.2 Gevels 2.1.3 Vloeren 2.1.4 Daken of plafonds 2.1.4.1 2.1.4.2 2.1.4.3
7 10 11 12 13
Hellende daken Platte daken Plafonds: zoldervloer
13 14 15
2.1.5 Openingen 2.1.6 Aanbouwen, insprong en dakkapellen
16 18
2.1.6.1 2.1.6.2 2.1.6.3 2.1.6.4
2.2
Aanbouwen Insprong Dakkapellen Voorbeeld (dakkapel)
Tips voor het opmeten en het berekenen van de verliesoppervlakten
19 23 25 27
28
Leefmilieu Brussel bedankt het Vlaams Gewest en het Vlaams Energieagentschap voor het beschikbaar stellen van haar methode voor het ‘Energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen’ als basis voor de methode voor het ‘Energieprestatiecertificaat voor wooneenheden’ in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 2
III WERKWIJZE VOOR HET BEPALEN EN HET OPMETEN VAN DE VERLIESOPPERVLAKTEN
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 3
1.
Definitie (warmte)verliesoppervlakte
Door de gebouwschil gaat er warmte verloren. De gebouwschil of (warmte)verliesoppervlakte van een gebouw is de oppervlakte van alle schildelen (gevels en wanden, daken en vloeren) of delen van de schildelen die het beschermde volume scheiden van de niet-verwarmde omgeving. De warmte gaat verloren naar: •
de buitenomgeving;
•
de grond;
•
aangrenzende onverwarmde ruimten (AOR);
• kelders. Een kruipruimte of kruipkelder geldt als een kelder voor dit protocol.
Figuur 1: verliesoppervlak: soorten begrenzing: buitenomgeving, grond, aangrenzende onverwarmde ruimten en kruipkelders.
Dit
hoofdstuk
dient
dan
ook
als
leidraad
om
enerzijds
de
gebouwschil
of
de
(warmte)verliesoppervlakte van de wooneenheid correct op te meten en anderzijds om de bouwkundige samenstellingen (constructie) van de schildelen van de verliesoppervlakte op een vereenvoudigde manier te definiëren. Bij het bepalen van de verliesoppervlakte is het vereist om de diverse schildelen die het beschermde volume begrenzen in overeenstemming met de omschreven richtlijnen op te meten. De manier waarop de verliesoppervlakte in de software wordt ingegeven, is immers bepalend voor de opmeting.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 4
Volgende schildelen worden in aanmerking genomen: 1. gevels; 2. vloeren; 3. daken en plafonds: hellende daken, platte daken of plafonds; 4. openingen: profielen, beglazing, vulpanelen of deuren en poorten. Voor ieder schildeel worden de op te nemen gegevens afzonderlijk besproken. De te bepalen gegevens betreffen: •
de verliesoppervlakte en respectievelijke begrenzing;
•
het bepalen van de U-waarden.
De bepaling van de U-waarden van de schil wordt beschreven in deel IV.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 5
2.
Invoeren van de gebouwschil in de software
Vooraleer de werkwijze voor het opmeten van de gebouwschil of (warmte)verliesoppervlakte te verduidelijken is het aangewezen om het principe voor het invoeren van de gebouwschil in de software te schetsen. Een gedetailleerdere toelichting is te vinden in de handleiding van de software. Alle schildelen die het beschermde volume begrenzen, worden in de software als afzonderlijke vlakken ingegeven. Hierbij maakt de software een onderscheid tussen volgende schildelen: •
gevel: o ‘voorgevel’; o o
‘achtergevel’; ‘zijgevel links’;
o
‘zijgevel rechts’;
•
vloer;
•
dak (en plafond): o ‘hellend dak voor’; o o
‘hellend dak achter’; ‘hellend dak links’;
o o
‘hellend dak rechts’; ‘plat dak’;
o
‘zoldervloer’.
Figuur 2: ingeven van een woning in de software: vlakken Voor de woning in Figuur 2 zullen volgende schildelen van de verliesoppervlakte moeten ingevuld worden: ‘voorgevel’, ‘zijgevel links’, ‘zijgevel rechts’, ‘hellend dak voor’, ‘achtergevel’, ‘hellend dak achter’ en ‘vloer’.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 6
Bij elk van deze verliesoppervlakken kunnen meerdere deelvlakken aangemaakt worden zodat ondermeer per deelvlak een verschillende bouwkundige samenstelling, constructie en begrenzing kan gedefinieerd worden. Openingen (zijnde vensters, deuren en poorten, …) worden niet als een afzonderlijk verliesoppervlak gedefinieerd, maar worden rechtstreeks gekoppeld aan de schildelen waarvan ze deel uitmaken. Dit betekent dat een verliesoppervlak als totale oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de openingen) wordt ingegeven en dat de software de oppervlakte van de openingen automatisch aftrekt van deze totale oppervlakte. Daarnaast laat de software toe om een aantal eenvoudige aanbouwen (5 types), insprongen (1 type) en dakkapellen (2 types) als volume in de software in te geven. De software voorziet voor deze volumes een apart invoerscherm waarbij met een beperkt aantal gegevens de bruto vloeroppervlakte, het beschermde volume en alle betreffende verliesoppervlakten automatisch door de software worden gegenereerd. De software laat ook hier toe om openingen van de automatisch gegenereerde verliesoppervlakken te definiëren en af te trekken (zie paragraaf 2.1.6).
De certificateur kan er ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de speciale software functionaliteit voor het invoeren van de aanbouwen, insprongen en dakkapellen, en alle verschillende schildelen als afzonderlijke vlakken in de software in te voeren.
2.1
Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing ervan
Verliesoppervlakte Bij het bepalen van de verliesoppervlakte gelden onderstaande richtlijnen. Enkel de schildelen die het beschermde volume van de wooneenheid scheiden van de nietverwarmde omgeving worden als verliesoppervlak ingerekend. Dit betekent dat schildelen die grenzen aan verwarmde ruimten niet worden meegenomen in de berekening.
Ter hoogte van de gemeenschappelijke muren op de perceelsgrens is het echter niet eenvoudig om vast te stellen of een aanpalend gebouw (of gebouwdeel) wordt verwarmd. In deze gevallen neemt de certificateur aan dat binnenruimten ter hoogte van aangrenzende percelen verwarmd worden. Dit heeft tot gevolg dat gemeenschappelijke muren op de perceelsgrens tussen twee (eengezins)woningen of tussen twee appartementen in verschillende gebouwen standaard niet als verliesoppervlakten moeten worden ingerekend. Als er op de perceelsgrens nog geen aanpalend gebouw staat, dan wordt de gemeenschappelijke muur op de perceelsgrens wel ingegeven als verliesoppervlak.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 7
Ook in een appartementsgebouw is het niet eenvoudig om vast te stellen of de aangrenzende ruimten worden verwarmd. De certificateur neemt ook hier aan dat binnenruimten van aangrenzende eigendommen worden verwarmd. Deze veronderstelling houdt in dat gemene muur tussen twee beschermde volumes in hetzelfde gebouw , nl. wanden tussen wooneenheden in hetzelfde gebouw en tussen een appartement naar gemeenschappelijke circulatieruimten niet als verliesoppervlakten worden ingerekend. Als de wooneenheid grenst aan een niet-residentiële ruimte (bijvoorbeeld een dokterspraktijk, een kapper of een handelszaak) wordt eveneens aangenomen dat deze ruimte wordt verwarmd en wordt de wand tussen de wooneenheid en de niet-residentiële ruimte niet als verliesoppervlak ingerekend. De werkwijze voor appartementen wordt verduidelijkt door de onderstaande voorbeelden waarbij de in te rekenen verliesoppervlakken met pijltjes zijn aangeduid.
Figuur 3:verliesoppervlak: appartement: doorsnede
figuur 4: verliesoppervlak: appartement: grondplan
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 8
Figuur 5: verliesoppervlak: dakappartement: doorsnede
a
a
Figuur 6: verliesoppervlak: buitenafmetingen Op Figuur 6 ook als de breedte (binnenafmeting) van de linkse en de rechtse wanden dezelfde is ( = a), is voor de linkse wand de buitenafmeting gelijk aan a + dikte van de loodrechte wand + 15 cm (helft van de gemene muur tussen twee beschermde volumes) terwijl voor de rechtse wand is de buitenafmeting gelijk aan a + 2 x dikte van de loodrechte wand. De buitenafmetingen kunnen dan verschillen.
Begrenzing Voor gevels, vloeren, daken en plafonds en openingen wordt aangegeven welke begrenzing van toepassing is. In geval van twijfel wordt het schildeel waarover twijfel bestaat toegekend aan de meest negatieve begrenzing zijnde in volgorde : buitenomgeving AOR kelder grond
Ongunstig
Gunstig
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 9
Als een schildeel grenst aan meerdere begrenzingen (bijvoorbeeld gedeeltelijk aan de buitenlucht en gedeeltelijk aan de grond) dan wordt de oppervlakte van het schildeel opgedeeld in functie van de begrenzing. In sommige gevallen is het niet evident om de exacte grens tussen beide begrenzingen op te meten (bijvoorbeeld ontoegankelijke schildelen of de hoogte van een gevelpunt). In Figuur 7 loopt het beschermde volume van de (eengezins)woning door onder het maaiveld. De certificateur zal het geveldeel onder en boven het maaiveld afzonderlijk opmeten en in de software invoeren.
Figuur 7: verliesoppervlak: muren: werkwijze ter hoogte van het maaiveld
2.1.1 Voorbeeld: Opmeten van de verliesoppervlakten van muren, vloeren en daken
bruto vloeroppervlakte
Figuur 8: verliesoppervlakte: voorbeeld werkwijze oppervlakteberekening
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 10
2.1.2
Gevels
Verliesoppervlakte Voor het bepalen van de oppervlakte van de gevels worden de buitenafmetingen gerekend. Aangezien
gemeten
wordt
met
buitenafmetingen
wordt
de
dikte
van
horizontale
verliesoppervlakten (de vloer en dak/plafond) in contact met de gevel meegerekend in het verliesoppervlak. De dikte van de vloeren kan doorgaans gemeten worden ter hoogte van de trappen. In sommige gevallen is het niet mogelijk om de dikte te meten of af te leiden. In deze gevallen worden dezelfde aannamen aangenomen zoals voorzien voor het berekenen van het beschermde volume (deel II). Het is niet nodig om plaatselijke verdikkingen of verdunning in het metselwerk (bijvoorbeeld siermetselwerk bij buitengevel of nis bij gemene muur) afzonderlijk in te rekenen. Bij het berekenen van de U-waarde wordt in de software de bouwkundige samenstelling (constructie) van de gevels opgedeeld in hoofdtypen. Per hoofdtype is in de software een Uwaarde van toepassing. Dit betekent dat per hoofdtype (zie deel IV van het protocol over het bepalen van U-waarden) de respectievelijke oppervlakten van de schildelen afzonderlijk worden gemeten.
Werkwijze voor gemeenschappelijke muren op de perceelsgrens Met gemeenschappelijke muren op de perceelsgrens worden de scheidingsmuren tussen twee aanpalende gebouwen/woningen bedoeld. Enkel indien de aanpalende woning nog niet werd gebouwd of kleiner of korter is, wordt de gemeenschappelijke muur op de perceelsgrens wel als verliesoppervlak ingegeven.
Figuur 9: voorbeeld van gemeenschappelijke muur op perceelsgrens die hoger en langer is dan de aanpalende gevel Het deel van de gemeenschappelijke muur op de perceelsgrens dat hoger of breder is dan de aanpalende gevel dient opgemeten te worden. Dus in bovenstaande figuur dient het grijs
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 11
gekleurde deel opgemeten te worden en in rekening gebracht te worden. De hoogte en breedte van moeilijk toegankelijke schildelen kan afgeleid worden, bijvoorbeeld door het aantal lagen baksteen te tellen.
Begrenzing Voor de gevels wordt in de software een onderscheid gemaakt tussen buiten(omgeving), AOR, kelder en grond. Dit betekent dat als een gevel aan meerdere soorten begrenzing grenst, het vereist is dat de certificateur deze oppervlakten afzonderlijk opmeet.
2.1.3
Vloeren
Verliesoppervlakte De oppervlakte van vloeren wordt eveneens gemeten aan de hand van buitenafmetingen en bevat dus ook de dikte van binnen- en buitenmuren (zie voorbeeld Erreur ! Source du renvoi introuvable.).
Figuur 10: verliesoppervlak vloeren principe In de meeste gevallen kan de dikte van de muren gemeten worden in gevelopeningen (ramen, deuren, poorten, …) of afgeleid worden op basis van de binnenafmetingen. In sommige gevallen is het echt niet mogelijk om deze dikte te meten of af te leiden. In deze gevallen worden dezelfde aannamen aangenomen zoals voorzien voor het berekenen van het beschermde volume. Als het beschermde volume naar beneden of naar onder begrensd is door een trap wordt niet het schuine deel van de trap ingerekend maar de horizontale projectie – dit is doorgaans de trapopening - als verliesoppervlak bij de vloeren meegeteld. Om de samenstelling van deze virtuele wanden te bepalen veronderstelt men dat de vloer of het plafond doorloopt.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 12
Begrenzing Bij vloeren wordt een onderscheid gemaakt tussen de warmteverliezen naar: •
de buiten(omgeving);
•
de grond;
•
een AOR;
•
kelder;
Als een vloer grenst aan meerdere soorten begrenzing, dan moeten deze oppervlakten afzonderlijk door de certificateur gemeten te worden.
2.1.4
Daken of plafonds
Naar analogie met de andere oppervlaktebepalingen wordt ook voor daken en plafonds met buitenafmetingen (bovenkant van de dakbedekking) gerekend, dikte van de buitenmuren inbegrepen.
2.1.4.1
Hellende daken
Als hellende daken gelden alle daken met een hellingshoek groter dan 15°.
Verliesoppervlakte In de praktijk zal de lengte van de dakhelling (c) vaak afgeleid worden op basis van,de helling (α),van de schuine delen en de hoogte van de gevelpunt (a) of de breedte van de zoldervloer onder de dakhelling (b). Als de gevelpunt (a) langs de binnenzijde wordt gemeten, wordt de dikte van de dakconstructie bijgerekend. Ook, als de breedte van de zoldervloer onder de dakhelling (b) langs de binnenzijde wordt gemeten, wordt ofwel de dikte van de dakconstructie (zoldervloer tegen de dakhelling) ofwel de dikte van de gevel bijgerekend. Indien de dikte van het dak of van de gevel niet gekend is, worden dezelfde aannamen aangenomen zoals voorzien voor het berekenen van het beschermde volume (deel II).
Als slechts één van de twee afmetingen (a) en (b) kan worden afgeleid, is het voor de berekening van de lengte van de dakhelling (c) vereist om de helling op te meten. Een helling wordt gemeten ten opzichte van het horizontale vlak. Dit kan snel en nauwkeurig met een helling- of inclinometer.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 13
Figuur 11: Lengte van de dakhelling van een hellend dak: werkwijze en formules
Als zowel de lengte van de dakhelling (c) als de breedte van het dak kan gemeten worden, kan de certificateur door vermenigvuldiging de verliesoppervlakte van het hellend dak afleiden. Ingeval van ingewikkelde daken worden de dakdelen in eenvoudige geometrische vormen afgetekend.. Oversteken of bakgoten met een breedte kleiner of gelijk aan 1m worden verwaarloosd, zie 2.1.2. De oppervlakte van openingen voor dakkapellen, dakvlakvensters (dakramen), … worden in het dakvlak gemeten. In de software verliesoppervlak van het hellende dak.
worden
deze
automatisch
afgetrokken
van
het
Helling De helling van hellende daken dient in de software te worden ingegeven om de zontoetreding door dakramen te kunnen bepalen. Er is keuze uit horizontaal, 45 ° en vertikaal. Voor overige hellingshoeken dient de dichtstbijzijnde gekozen te worden. Dus een hellingshoek van 60° wordt ingevoerd als 45°.
Begrenzing Bij hellende daken wordt enkel rekening gehouden met de begrenzing buiten(omgeving).
2.1.4.2
Platte daken
Als platte daken gelden alle daken met een hellingshoek die kleiner is dan of gelijk aan 15°.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 14
Verliesoppervlakte Dakoversteken worden niet meegeteld. Ook het volume dat bijvoorbeeld ingenomen wordt door een hoge dakrand bij een plat dak of een uitkragende terrasplaat wordt niet meegeteld als beschermd volume (zie voorbeeld Erreur ! Source du renvoi introuvable.).
Figuur 12: verliesoppervlak: plat dak: werkwijze
Koepels en lichtstraten Bij koepels wordt de projectie van de koepel in het dakvlak gemeten. Dit is toegestaan tot 2 projecties van 5 m . 2
Vanaf projecties groter dan 5 m is er steeds sprake van een lichtstraat en is het niet meer toegestaan om met projecties te werken. De schuine delen van een lichtstraat worden als een hellend dak ingevoerd. De openingen worden dan als beglaasde delen van de hellende delen afgetrokken.
Begrenzing Ook bij platte daken wordt enkel rekening gehouden met de begrenzing buiten(omgeving).
2.1.4.3
Plafonds: zoldervloer
Verliesoppervlakte Zolderluiken in plafonds worden verwaarloosd en worden bij het plafond geteld. Als een plafond als verliesoppervlakte wordt ingevoerd, dan mag het hellende dak daarboven niet eveneens in de software ingevoerd worden.
Begrenzing Bij plafonds wordt altijd rekening gehouden met de begrenzing AOR.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 15
2.1.5
Openingen
Verliesoppervlakte Met openingen worden alle vensters, deuren, poorten, koepels, lichtstraten, … in zowel de gevelvlakken als dakvlakken die het beschermde volume begrenzen bedoeld. Bij het opmeten van de openingen wordt rekening gehouden met de buitenafmetingen (dagmaten). Als het echt niet mogelijk is om langs de buitenzijde op te meten, kan de opening langs de binnenzijde worden opgemeten en worden de slagen van deze binnenafmeting afgetrokken, nl. twee keer bij de horizontale binnenafmeting en één keer bij de verticale binnenafmeting. Voor de slag dient gerekend te worden met 5 cm per slag.
Figuur 13: verliesoppervlak: buitenschrijnwerk: werkwijze Voor het bepalen van de U-waarde wordt rekening gehouden met het profiel (kader), de beglazing, de vulpanelen en de deuren/poorten,… . Het is niet vereist om de oppervlakte van het profiel en de oppervlakte van de beglazing, het vulpaneel, de deur of poort afzonderlijk op te meten. Indien de opening enkel bestaat uit een profiel en beglazing of uit een profiel en een vulpaneel, is het voldoende om de oppervlakte van de opening - conform de hierboven beschreven methode – te meten. De software rekent dan automatisch een aandeel profiel in. Er dient geen rekening te worden gehouden met eventuele (sier)onderverdelingen (of latjes) in het venster. Ook ventilatieroosters in de opening worden niet afzonderlijk opgemeten of ingerekend. Zij worden bij de opening meegerekend. Als er echter in één opening zowel glas als paneel voorkomt, wordt de opening opgedeeld waarbij elk de helft van de gemene profielbreedte toebedeeld wordt (zie Figuur 14).
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 16
Figuur 14: voorbeeld van een opening bestaande uit zowel glas als vulpaneel Deuren en poorten kunnen net als de beglazing en de vulpanelen als een afzonderlijk deel in een opening worden ingegeven. Voor deuren en poorten is het niet eenvoudig om het aandeel beglazing en vulpaneel op te delen. In deze gevallen dient de certificateur uit te gaan van volgende aannamen: •
volledig beglaasde deuren worden beschouwd als vensters en worden op die manier in de software ingevoerd. Enkel de buitenafmeting van de opening wordt opgemeten en in de software ingevoerd, er wordt automatisch een aandeel profiel ingerekend;
•
als de glasoppervlakte in een opake (of ondoorzichtige) deur of poort kleiner is dan of gelijk is aan 20% dan wordt het glas verwaarloosd en wordt de deur of poort als deur/poort in de software ingevoerd;
•
als het opake gedeelte in een glazen deur of poort, kleiner is dan 20% dan hoeft het opake gedeelte niet apart genomen te worden en wordt de deur als volledig beglaasd beschouwd en dus als een venster ingevoerd;
•
in alle andere gevallen dient zowel het glas als opake deel ingevoerd te worden. Het glas wordt dan als venster ingevoerd en het opake deel als vulpaneel.
In Figuur 15 is schematisch weergegeven welke afmetingen aan welk onderdeel gekoppeld moeten worden.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 17
Figuur 15: werkwijze voor het opmeten van openingen bestaande uit glas, (vul)paneel en een deur Glasbouwstenen Minder dan 9 glasbouwstenen (maximale afmeting van elke glasbouwsteen : 30 cm x 30 cm) in een wooneenheid, worden verwaarloosd en hoeven niet als een opening in de software te worden ingevoerd. Men veronderstelt dat de gevel doorloopt.
Helling Bij het opmeten van de openingen is het vereist dat de certificateur ook rekening houdt met de helling van de beglazing om de zontoetreding in rekening te brengen. De software laat toe om drie mogelijke hellingshoeken in te rekenen: 0, 45 en 90°. Voor tussenliggende waarden moet de dichtstbijzijnde helling gekozen worden. De software gaat uit van volgende aannamen: muren 90° en platte daken 0°. Alleen bij hellende daken kan in de software de helling ingevoerd worden.
Begrenzing Als begrenzing kan bij openingen (glas, paneel en deur) buiten(omgeving), kelder of AOR worden aangeduid. Enkel bij de begrenzing buiten wordt de zontoetreding in rekening gebracht.
2.1.6
Aanbouwen, insprong en dakkapellen
Een aantal aanbouwen, insprongen en dakkapellen kunnen in de software door middel van een vereenvoudigde softwarefunctionaliteit ingevoerd worden. Deze methode gaat uit van aanbouwen, insprongen en dakkapellen met een eenvoudige geometrie. De certificateur hoeft in dat geval slechts een beperkt aantal gegevens op te meten.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 18
1. Kies het voorgeprogrammeerde type aanbouw, insprong of dakkapel, dat het meest overeenstemt met de werkelijke aanbouw, insprong of dakkapel. 2. Onderzoek welke aanpassingen in afmetingen nadien gemaakt moeten worden. Als er veel aanpassingen dienen te gebeuren, dan is het zinvol om geen gebruik te maken van de vereenvoudigde invoer, maar alle vlakken afzonderlijk op te meten en in te voeren. De certificateur kan vrij bepalen of hij al dan niet gebruik wenst te maken van de vereenvoudigde methode. 3. Meet de juiste afmetingen op voor de vereenvoudigde invoer. Zorg voor een onderscheid tussen het basisvolume enerzijds en de aanbouw, insprong of dakkapel anderzijds. De aanduidingen ‘links’ en ‘rechts’ gelden voor een certificateur die van buiten naar de gevel, waaraan de aanbouw, insprong of dakkapel gekoppeld is, kijkt. 4. Meet de afmetingen op voor de correcties die achteraf gemaakt moeten worden.
De gegevens die voor de vereenvoudigde methode voor aanbouwen, insprongen en dakkapellen moeten opgemeten worden, worden hieronder toegelicht.
2.1.6.1
Aanbouwen
Er zijn vijf verschillende types aanbouwen. Al deze types gaan uit van een rechthoekig grondplan. De erker: gesloten uitsprong die op de gevel uitsteekt over één of meerdere bouwlagen is als een aanbouw ingevoerd.
erker
Aanbouw
Figuur 16: Verschillende types van aanbouwen
Volgende invoergegevens dienen te worden verzameld: •
gevel van het basisvolume waaraan de aanbouw is gekoppeld In de software wordt de steunoppervlakte van de aanbouw automatisch van de oppervlakte van de gevel, waaraan de uitbouw gekoppeld is, afgetrokken.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 19
Het is slechts mogelijk om één gevel aan te duiden. Als een aanbouw gelegen is op een hoek kan de certificateur nadien de opening in de andere gevel maken door middel van het invoegen van een ‘aanbouw bestaand’. Dit vereist wel dat een aantal door de software gegenereerde oppervlakten door de certificateur moeten worden aangepast. De werkwijze wordt toegelicht in de softwarehandleiding. Het verdient de voorkeur deze werkwijze voornamelijk te gebruiken bij platte daken. •
type aanbouw (zie figuren 16 tot 20 hieronder) volgens de vorm van zijn dak : o met een plat dak (type 1); o
met 1 lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant links (type 2);
o o
met 1 lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant rechts(type 3) met een lessenaarsdak met de nok in het gevelvlak (type 4);
o
met een zadeldak met de nok loodrecht op de gevel (type 5).
Voor de aanduiding ‘links’ en ‘rechts’ bij type 2 en 3 wordt gekeken van buitenuit naar de gevel waar de aanbouw aan gekoppeld is.
Figuur 17: aanbouw met een plat dak (type 1)
Figuur 18: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant links (type 2)
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 20
Figuur 19: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant rechts (type 3)
Figuur 20: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok in het gevelvlak (type 4)
Figuur 21: aanbouw met zadeldak met de nok loodrecht op de gevel (type 5)
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 21
•
zijgevels die moeten worden ingerekend bij de betreffende aanbouw: o Geen o o
Zijgevel links Zijgevel rechts
o
Zijgevel links en rechts De begrippen links en rechts gelden voor een certificateur die van buiten naar de gevel, waaraan de aanbouw gekoppeld is, kijkt. Dit invoergegeven bepaalt hoeveel zijgevels door de software moeten worden gegenereerd en berekend. Bij een alleenstaande woning en aanbouw zijn dit 2 zijgevels (zijgevel links en zijgevel rechts). In sommige gevallen dient de zijgevel van de aanbouw niet als verliesoppervlakte te worden ingerekend. Bijvoorbeeld als de zijgevel van de aanbouw grenst aan een buurwoning. Belangrijk Als een zijgevel slechts gedeeltelijk als schildeel/wand kan ingerekend worden, zal de certificateur de automatisch door de software gegenereerde oppervlakte later moeten aanpassen aan de werkelijke situatie. In aanstaande Figuur moet de automatische berekende oppervlakte van de zijgevel in contact met de buurman van l x h2 naar a x h2 aangepast worden.
a h2
Figuur 22: Zijgevel van de aanbouw gedeeltelijk in contact met een buur
•
de afmetingen van de aanbouw (zie Figuur 17 tot en met Figuur 21) o Lengte (l) o o
Breedte (b) Hoogte 1 (h of h1)
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 22
Bij een plat dak is dit de hoogte van het dak. Bij de andere type daken is dit de laagste hoogte (zie ook Figuur 18 tot en met Figuur 21). o
Hoogte 2 (h2) Dit is de hoogste hoogte van de aanbouw. Bij de aanbouw met het zadeldak is dit de nokhoogte (of de middelste hoogte voor een zadeldak waarbij de hellende daken van het zadeldak niet symmetrisch zijn). Bij een aanbouw met een plat dak dient deze hoogte niet te worden ingevoerd Als hoogte 2 niet kan worden gemeten, is het mogelijk deze op basis van de hellingshoek af te leiden (zie formules in Figuur 11: Lengte van de dakhelling van een hellend dak: werkwijze en formules).
Zoals aangehaald bij de zijgevels dient de certificateur - als de aanbouw afwijkt van de voorgeprogrammeerde types - de door de software gegenereerde oppervlakken aan te passen aan de werkelijke oppervlakten van de aanbouw. De werkelijke oppervlakten dienen dan door de certificateur berekend te worden. Dit kan bijvoorbeeld ook het geval zijn bij een aanbouw zonder rechthoekig grondplan, een aanbouw met zadeldak waarbij de hellende daken van het zadeldak niet symmetrisch zijn, … De certificateur kan bijvoorbeeld de oriëntatie van de linkse en de rechtse zijgevels aanpassen teneinde een standaard bow-window (erker) in te voeren. De certificateur kan er ook steeds voor opteren om de volledige aanbouw als afzonderlijke schildelen (vlakken) in te geven. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de certificateur bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen.
2.1.6.2
Insprong
De standaard insprong gaat uit van een rechthoekige vorm. De certificateur kan indien nodig de oriëntatie van de linkse en rechtse zijgevels licht aanpassen. Volgende invoergegevens moeten door de certificateur worden verzameld: •
gevel van het basisvolume waaraan de insprong is gekoppeld De oppervlakte van deze gevel wordt in de software automatisch aangepast voor het gat dat de insprong maakt.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 23
Hier kan slechts één gevel worden aangeduid. Als de insprong gelegen is op een hoek moet de andere gevel handmatig worden aangepast door de certificateur. •
•
de afmeting van de insprong (zie Figuur 23): o o
Lengte (l) Breedte (b)
o
Hoogte (h)
aanwezige (bijkomende) zijgevels o Geen o o
Zijgevel links Zijgevel rechts
o
Zijgevel links en rechts
In functie van deze invoergegevens, worden in de software bijkomend gevels (breedte x hoogte) aangemaakt. Als “zijgevel links en rechts” wordt gekozen worden twee bijkomende zijgevels aangemaakt. Als “zijgevel links” of “zijgevel rechts” wordt gekozen, wordt één bijkomende gevel aangemaakt. De aanduidingen links en rechts gelden voor een certificateur die van buiten naar de gevel, waaraan de insprong gekoppeld is, kijkt. •
vloer van de insprong De vloer van de insprong is het dak van het onderliggende volume of de grond. Indien dit verliesoppervlak aanwezig is, dient dit aangegeven te worden.
•
plafond/dak van de insprong Het plafond of het dak van de insprong is de vloer van het bovenliggende volume. Indien dit verliesoppervlak aanwezig is, dient dit aangegeven te worden. (Zie figuur 20).
•
Voorbeeld
Figuur 23: voorbeeld van insprong
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 24
Bij deze insprong worden zowel de zijgevel rechts als links ingerekend. De oppervlakte in de ‘voorgevel’ wordt automatisch afgetrokken van de totale oppervlakte van de ‘voorgevel’. De insprong beschikt over een dak, maar niet over een vloer. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de certificateur bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen.
2.1.6.3
Dakkapellen
Volgende basisgegevens dienen te worden verzameld: •
dak (van het basisvolume) waaraan de dakkapel is gekoppeld. De oppervlakte van dit dak wordt in de software automatisch aangepast voor het gat dat de dakkapel maakt.
•
type dakkapel: o o
Plat dak (dakkapel type 1) Zadeldak (dakkapel type 2)
Figuur 24: dakkapel type 1 (met plat dak)
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 25
Figuur 25: dakkapel type 2 (met zadeldak)
•
aanwezige zijgevels o Geen o o
Zijgevel links Zijgevel rechts
o
Zijgevel links en rechts
(Zie tekstdeel over aanbouwen in 2.1.6.1) •
de afmetingen van de dakkapel (zie figuren) o o
Lengte (l) Breedte (b)
o
Hoogte (h)
o
Hellingshoek (α).
Indien de hoogte van de nok van de dakkapel gekend is (hnok), kan de hellingshoek berekend worden aan de hand van volgende formule:
tan α =
2 × (hnok − h ) b
Indien noch de hoogte van de nok, noch de hellingshoek van de dakkapel kan gemeten worden, mag de certificateur standaard de hellingshoek van het dak van het basisvolume aannemen. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de certificateur bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 26
2.1.6.4
Voorbeeld (dakkapel)
Figuur 26: ingeven van een dakkapel in de software: als volume De dakkapel van de woning in Figuur 26 kan zowel als een volume of als vlakken worden ingevoerd in de software. Indien de dakkapel in de software als volume wordt ingegeven, zal bij het ingeven van de oppervlakte van de ‘voorgevel’ en het ‘hellend dak voor’ in eerste instantie geen rekening moeten worden gehouden met de dakkapel. Bij het aanmaken van de dakkapel worden immers automatisch de verliesoppervlakken in de ‘voorgevel’ en het ‘hellend dak voor’ door de software gegenereerd. Wanneer de dakkapel ingevoerd wordt als volume, laat de software toe om automatisch gegenereerde afmetingen aan te passen. Zo is het mogelijk om een dakkapel met een scheef dak (zie Figuur 27) ook als een dakkapel met een plat dak als volume in te geven. In dit geval is het vereist dat de certificateur de oppervlakten van de werkelijke verliesoppervlakken (hellend dak en zijgevels) berekent en hiermee de voorgeprogrammeerde verliesoppervlakken overschrijft.
Figuur 27: voorbeeld van een dakkapel met een scheef dak: in te geven in de software als dakkapel met plat dak (volume)
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 27
Als de vorm van de dakkapel te veel afwijkt van de voorgeprogrammeerde volumes kan de certificateur er ook voor kiezen (en is het zinvol) om geen gebruik te maken van de software functionaliteit voor het invoeren van de dakkapellen, en alle verschillende schildelen als afzonderlijke vlakken in de software invoeren. Als de dakkapel in Figuur 26 op die manier wordt in de software ingevoerd, heeft dit een invloed op volgende verliesoppervlakken: ‘voorgevel’, ‘zijgevel links’, ‘zijgevel rechts’, ‘hellend dak voor’ en ‘plat dak’ (zie Figuur 28). Bij de ‘voorgevel’, ‘zijgevel links’ en ‘zijgevel rechts’ wordt een bijkomend gevelvlak toegevoegd. De certificateur zal de opening van de dakkapel in het ‘hellend dak voor’ moeten aftrekken van de totale oppervlakte van het ‘hellend dak voor’.
Figuur 28: ingeven van een dakkapel in de software: als vlakken
2.2
Tips voor het opmeten en het berekenen van de verliesoppervlakten
Hieronder volgen een aantal tips om het gebouw op te meten en de verliesoppervlakten te berekenen. Deze tips hebben tot doel de opmeting en berekening met betrekking tot de gebouwschil op het terrein te vergemakkelijken; de certificateur is natuurlijk vrij om hiervoor een eigen werkwijze te hanteren. •
Doorloop in het begin van het plaatsbezoek alle ruimten in de eengezinswoning of het appartement. Op deze manier bekomt de certificateur een inzicht in de opbouw van het gebouw en kan het beschermde volume worden bepaald. Daarna kan de certificateur gericht de benodigde maten opmeten en vaststellingen noteren;
•
Maak een schets van het beschermde volume. Minstens plannen (of horizontale doorsneden). Bij eenvoudige volumes is het mogelijk om de hoogtematen van de gevels en de openingen door middel van conventies op de plannen te noteren. Bijvoorbeeld door het omcirkelen van de hoogtematen. Als de certificateur te maken
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 28
heeft met een complex gebouw en/of met sterk variërende hoogtematen is het aangewezen om een (verticale) doorsnede op te maken; •
Hou er rekening mee dat enkel de buitenafmetingen voor het bepalen van het beschermd volume, de verliesoppervlakte en de bruto vloeroppervlakte van belang zijn. Het heeft daarom geen zin om alle ruimtes aan de binnenzijde van het gebouw op te meten als de buitenafmetingen al afgeleid zijn of kunnen worden uit de opgemeten gegevens;
•
Het is niet altijd nodig om alle oppervlakten van hellende daken te berekenen. In sommige gevallen kan het eenvoudiger zijn om deze af te leiden van een op schaal uitgetekende doorsnede. Bijvoorbeeld: in Figuur 11 kan - wanneer de breedte en de hoek van het hellend dak gekend zijn - de schuine zijde van het hellende dak ook van een op schaal uitgetekende doorsnede gemeten worden;
•
Het is aan te bevelen dat de certificateur een vaste werkwijze ontwikkelt bij het opmeten van de woning en het noteren van de maten en vaststellingen. Deze gestructureerde manier van werken vermijdt dat de certificateur op het moment van het plaatsbezoek aspecten vergeet vast te stellen. Voorbeeld van werkwijze: o
Begin steeds linksonder (volgens het plan) en in wijzerzin te meten (of neem een andere conventie);
o
Meet per ruimte (indien nodig) eerst de maten van de ruimte en dan die van de openingen; hoogtematen op plannen kunnen in een ander kleur of conventie worden aangeduid (omcirkelen);
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 29
Bijlage 1 Formules voor het berekenen van de oppervlakte en de omtrek van een driehoek, vierhoek, … en andere geometrische figuren.
_______________________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011 30