ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT VOOR WOONEENHEDEN
PROTOCOL Algemeen Deel I: Inleiding en toepassingsgebied Deel II: Werkwijze voor het verzamelen van de projectgegevens, het bepalen van het beschermde volume en de bruto vloeroppervlakte
Inhoudsopgave
I
INLEIDING EN TOEPASSINGSGEBIED
1. Inleiding
4 5
1.1
Doel en inhoud van het energieprestatiecertificaat voor wooneenheden
5
1.2
Werkwijze voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat
5
1.3
Doel en belang van het protocol
6
1.4
Voorbereiding voor het plaatsbezoek
7
2. Toepassingsgebied
9
II WERKWIJZE VOOR HET VERZAMELEN VAN DE PROJECTGEGEVENS, HET BEPALEN VAN HET BESCHERMDE VOLUME EN DE BRUTO VLOEROPPERVLAKTE 11 1. Projectgegevens
12
1.1
Adresgegevens van de wooneenheid
12
1.2
Type wooneenheid
12
1.3
Bouwjaar
12
1.4
Foto
14
1.5
Niet-residentiële bestemming in het energieprestatiecertificaat
14
1.6
Certificaatnummer
14
1.7
Gegevens certificateur
14
1.8
Appartementsnummer
14
1.9
Juridische of notariële verwijzing naar het gecertificeerde deel van het gebouw 15
2. Bepalen en meten van het beschermde volume en de bruto vloeroppervlakte16 2.1
Definitie van het beschermde volume
16
2.2
Bepalen van het beschermde volume: stappenplan
16
2.3
Meten van het beschermde volume
23
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
2
2.4
Meten van de bruto vloeroppervlakte
2.5
Voorbeelden van de bepaling van het beschermde volume en de bruto vloeroppervlakte 27 Geïsoleerde woning met vide 27 Gerenoveerde rijwoning 29 Alleenstaande villa 32 Bel-etagewoning 34 Alleenstaande villa met biljartruimte op de zolder 36 Villa (splitlevel) met een gedeeltelijk ondergrondse garage en bergruimte 38 Burgerwoning 40 Appartement met gemeenschappelijke circulatie 42 Meesterhuis 44
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8 2.5.9
3. Specifieke projectgegevens
26
47
3.1
Oriëntatie van de wooneenheid
47
3.2
Thermische massa
47
3.3
Eventuele gegevens over de luchtdichtheid
47
3.4
Elektrisch verwarmde wooneenheden
48
Leefmilieu Brussel bedankt het Vlaams Gewest en het Vlaams Energieagentschap voor het beschikbaar stellen van haar methode voor het ‘Energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen’ als basis voor de methode voor het ‘Energieprestatiecertificaat voor wooneenheden’ in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
3
I
INLEIDING EN TOEPASSINGSGEBIED
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
4
1.
Inleiding
In dit document wordt de werkwijze toegelicht die de residentieel certificateur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient wooneenheden op te maken.
te
gebruiken
om
het
energieprestatiecertificaat
voor
Het protocol zal in de toekomst op basis van opgedane ervaringen met de werkwijze voor de energieprestatiecertificatie van eengezinswoningen en appartementen worden aangevuld en uitgebreid.
1.1
Doel en inhoud van het energieprestatiecertificaat voor wooneenheden
Het is de taak van de eigenaar van het gebouw of van de tussenpersoon om dit energieprestatiecertificaat te laten opmaken en ter beschikking te stellen aan de potentiële kopers en huurders. Met het energieprestatiecertificaat (of: EPB-certificaat) krijgen potentiële kopers of huurders een document ter beschikking om de energieprestaties van wooneenheden op de verkoop- en verhuurmarkt te vergelijken. Op de voorpagina van het energieprestatiecertificaat staat in het groot de energieprestatie, dit is het (theoretisch) berekend energieverbruik gedeeld door de bruto vloeroppervlakte (in kWh aan 2 primaire energie per m per jaar). Dit getal laat potentiële kopers en huurders toe om de energiezuinigheid
van
de
wooneenheid in te
schatten.
Hoe
kleiner
het
berekend
energieverbruik, hoe energiezuiniger de wooneenheid is. Naast het berekend energieverbruik bevat het energieprestatiecertificaat ook de jaarlijkse CO22 emissie (in kg CO2 per m per jaar) en standaardaanbevelingen die op basis van vereenvoudigde parameters worden afgeleid. Het energieprestatiecertificaat voor wooneenheden kan enkel worden opgemaakt door residentiële certificateurs.
1.2
Werkwijze voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat
Tijdens een plaatsbezoek verzamelt de certificateur alle benodigde gegevens voor de verdere invoer in de software. De berekening van de energieprestatie voor wooneenheden gebeurt met behulp van een (verplicht) softwarepakket dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de erkende residentiële certificateurs ter beschikking stelt. Enkel met dit softwarepakket kan het energieprestatiecertificaat bij de verkoop of verhuur van wooneenheden opgemaakt worden.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
5
Bij de berekening van de energieprestatie worden enkel gebouwkarakteristieken in rekening gebracht. Om de tijdsduur en dus de kostprijs voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat te beperken, is het noodzakelijk om de tijdsduur voor het verzamelen en ingeven van de invoergegevens in de software te beperken. In eerste instantie worden die gegevens verzameld die in het algemeen een relevante invloed hebben op de energieprestatie en die tijdens het plaatsbezoek op een eenvoudige wijze vaststelbaar zijn. Bij de berekening wordt ondermeer rekening gehouden met de geometrie, de oriëntatie en de thermische eigenschappen van de gebouwschil. Ook de vaste technische installaties voor verwarming, sanitair warm water en koeling, de ventilatievoorzieningen en de zonneenergiesystemen worden in rekening gebracht. Bij bestaande gebouwen is het niet altijd evident om de vereiste invoergegevens voor de berekening van het energieverbruik vast te stellen. Het protocol legt hierbij een werkwijze vast om met deze ontbrekende gegevens om te gaan. De werkwijze is gebaseerd op standaardaannamen die in functie van bepaalde parameters (bouwjaar, vaststellingen of gebrek aan vaststellingen, … ) als default-waarden moeten gebruikt worden. Op basis van de invoergegevens van de residentieel certificateur (hierna te noemen: certificateur) berekent de software het energieverbruik. Bij de omzetting naar het primair energieverbruik wordt rekening gehouden met de invloed van het type energiedrager zijnde stookolie, gas, elektriciteit, hout of kolen. Door het primair jaarlijks energieverbruik te delen door de bruto vloeroppervlakte van het gebouw bekomt men een getal dat toelaat het energieverbruik van woningen onderling te vergelijken. Dit getal wordt vermeld op het energieprestatiecertificaat en ligt aan de basis van het label van de woning. Nadat de certificateur een definitief certificaat heeft aangemaakt krijgt hij dit via email toegestuurd. Hij drukt een origineel exemplaar in het Frans en het Nederlands af op een A4 120 g/m² witte blad en bezorgt het aan de eigenaar van de wooneenheid.
1.3
Doel en belang van het protocol
Voor de geloofwaardigheid van de energieprestatiecertificering is het cruciaal dat alle certificateurs de voorgeschreven werkwijze uit het protocol volgen, zodat identieke wooneenheden een identieke waardering krijgen. Als wordt afgeweken van het protocol komt immers de reproduceerbaarheid van het energieprestatiecertificaat in het gedrang. De wetgever heeft het protocol dan ook als wettelijk en verplicht instrument voor de certificateur in de 1
regelgeving vastgelegd .
1 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor wooneenheden.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
6
1.4
Voorbereiding voor het plaatsbezoek
De certificateur moet minstens beschikken over de volgende instrumenten om het plaatsbezoek te kunnen uitvoeren: •
afstandsmeter of landmeterswiel;
•
hoogte- of vouwmeter;
•
hellingsmeter of inclinometer;
•
aansteker of witte LED zaklamp of specifieke apparaat voor opsporing van een coating;
•
fototoestel (minstens voor de foto van de wooneenheid (voorgevel) op de voorpagina van het energieprestatiecertificaat);
•
kompas (oriëntatie);
•
magneet;
•
schroevendraaier;
•
rekenmachine;
•
zaklamp;
•
blanco opnameformulier.
De certificateur vraagt best vooraf aan de eigenaar van de wooneenheid volgende gegevens op: -
Werd voor het gebouw of een deel van het gebouw een EPB-aangifte ingediend? Werd voor de wooneenheid (of een gelijkaardige wooneenheid) van het gebouw reeds een
-
energieprestatiecertificaat opgemaakt? Beschikt de eigenaar over plannen van het gebouw? Dit kunnen zowel plannen van de vergunningsaanvraag als uitvoeringsplannen of –details zijn. Als deze worden opgestuurd kan de certificateur een (verschaalde) kopie meenemen tijdens het plaatsbezoek (controleopmeting). De eigenaar zal niet altijd over plannen beschikken. In deze gevallen
-
zal de certificateur ter plaatse de nodige opmetingen en vaststellingen moeten uitvoeren. Beschikt de eigenaar over eerdere subsidieaanvragen (vergezeld door de goedkeuringsbrief) bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (bijvoorbeeld de energiepremie vergezeld door de goedkeuringsbrief)?
-
Beschikt de eigenaar over een diagnoseverslag, opleveringsattest of attesten van
-
periodieke controles van installaties? Beschikt de eigenaar over facturen met (voldoende gedetailleerde) informatie over de
-
gebruikte materialen (isolatie, isolerende snelbouwsteen, cellenbeton, … ) en installaties? Beschikt de eigenaar over eventuele werfverslagen, een post-interventiedossier of
-
vorderingsstaten die informatie bevatten over de gebruikte materialen en installaties? Beschikt de eigenaar over lastenboeken?
-
Is er technische documentatie van de ketel of van andere installaties: zonneboiler, PV, koeling, … . De certificateur kan in het geval van appartementsgebouwen met collectieve installaties en bij gebrek aan een diagnoseverslag, opleveringsattest of attest van periodieke controle ook vragen dat de gebouwbeheerder aanwezig is tijdens het bezoek van de technische installaties.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
7
-
Werd(en) (een chronologie van) foto’s tijdens het bouwproces bijgehouden van één of meerdere schildelen waarbij de aanwezigheid van de isolatie eenduidig voor het betreffende gebouw kan aangetoond worden?
In deel IV en deel V wordt in het punt bewijsstukken vastgelegd aan welke voorwaarden deze documenten moeten voldoen om te kunnen gebruiken als bewijsmateriaal. De certificateur kijkt de betrouwbaarheid van alle bewijsstukken na: hebben de stukken betrekking op het betreffende gebouw, zijn het originele stukken, … . De certificateur bewaart verplicht, gedurende een periode van vijf jaar, een kopie van de gevraagde bewijsstukken en de ingezamelde gegevens voor elk afgeleverd EPB-certificaat. Op deze manier kan de certificateur bij vragen van de eigenaar of bij een controle van de overheid naar deze stukken teruggrijpen om de gebruikte invoergegevens te staven.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
8
2.
Toepassingsgebied
Onder het toepassingsgebied vallen alle wooneenheden. De definitie volgens punt 1.7 van bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, is: Het in artikel 5 §1 al. 2 a) van de Ordonnantie beoogde geheel van vertrekken dat bestemd is om bewoond te worden en over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren, d.w.z. dat het geheel van vertrekken minstens dient te beschikken over een keuken, een toilet en een badkamer, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij eengezinswoningen, appartementen, studio’s, hotelappartementen en hotelflats. De in artikel 5 §1 al. 2 b) van de Ordonnantie beoogde appartementsgebouwen worden beschouwd als gebouwen die meerdere wooneenheden omvatten. Gemeenschappelijke residentiële eenheden vallen niet onder het toepassingsgebied van het EPB-certificaat voor wooneenheden maar wel onder het toepassingsgebied voor tertiaire gebouwen. Gemeenschappelijke residentiële eenheden : Het in artikel 5 §1 al. 2 j) van de Ordonnantie beoogde geheel van vertrekken dat bestemd is om bewoond te worden en waarbij de woonvoorzieningen (keuken, eetkamer, toilet en badkamer, enz.) geheel of gedeeltelijk gemeenschappelijk zijn, met inbegrip van alle voor de activiteit in kwestie vereiste bijruimten, zoals hotels, herbergen, jeugdherbergen, motels, pensions, penitentiaire of heropvoedinginrichtingen, rusthuizen en internaten. Na de bouwwerken voor een nieuw gebouw stelt het Instituut een EPB-certificaat op op basis van de EPB-aangifte en betekent het aan de aangever. Ingeval van aanwezigheid van een dergelijk (nog geldig) EPB-certificaat dient geen nieuwe EPB-certificaat opgesteld te worden. Combinatie van residentiële en niet-residentiële bestemming Toch kan het zijn dat in een wooneenheid ook een niet-residentiële bestemming voorkomt, zoals een kapsalon, een winkel, een apotheek, een artspraktijk, een verzekeringskantoor, …. Het EPB-certificaat wordt opgesteld voor elke wooneenheid. De aangrenzende lokalen die een bestemming hebben zoals wordt bedoeld onder punt 1.2 tot 1.10 van bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, en waarvan de oppervlakte kleiner is dan vijf en zeventig vierkante meter en dan die van de wooneenheid, 2 worden in het EPB-certificaat in aanmerking genomen . Als de bruto vloeroppervlakte van de aangrenzende, niet-residentiële lokalen groter is dan of gelijk is aan vijf en zeventig vierkante meter of de bruto vloeroppervlakte van de aangrenzende, niet-residentiële lokalen is groter dan de bruto vloeroppervlakte van de residentiële lokalen, dan
2 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor wooneenheden – artikel 3, paragraaf 3
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
9
valt het in ieder geval onder het toepassingsgebied van de tertiaire gebouwen. Dit betekent dat - van zodra de regelgeving voor tertiaire gebouwen in werking treedt - een energieprestatiecertificaat tertiaire gebouwen voor de niet-residentiële bestemming zal moeten worden opgemaakt bij een verkoop of verhuur.
Figuur 1: Voorbeeld van het energieprestatiecertificaat voor een (eengezins)woning met kapsalon.
De (eengezins)woning in het voorbeeld van Figuur 1 omvat ook een niet-residentiële bestemming meerbepaald een kapsalon. Linkse figuur : De bruto vloeroppervlakte van de niet-residentiële bestemming is kleiner dan 75 m² en ook kleiner dan de bruto vloeroppervlakte van de residentiële bestemming. De kapsalon wordt in het EPB-certificaat van de wooneenheid in aanmerking genomen. Rechtse figuur : De bruto vloeroppervlakte van de niet-residentiële bestemming is groter dan of gelijk aan 75 m². De kapsalon wordt buiten beschouwing van het EPB-certificaat van de wooneenheid gelaten. Energieprestatiecertificaat Het besluit legt vast dat het energieprestatiecertificaat wordt opgemaakt per wooneenheid. In sommige gevallen kan de certificateur te maken hebben met gelijkaardige wooneenheden. Dit zijn bijvoorbeeld wooneenheden met een identieke geometrie en met gelijke begrenzingen zoals bij appartementen en (sociale) woningen. De certificatie van een wooneenheid kan worden opgesteld op basis van de evaluatie van een andere representatieve wooneenheid gelegen in hetzelfde gebouw of in hetzelfde geheel, en die dezelfde energiekenmerken bezit. De certificateur blijft altijd verantwoordelijk voor het onderzoek naar de echtheid van de informatie.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
10
II WERKWIJZE VOOR HET VERZAMELEN VAN DE PROJECTGEGEVENS, HET BEPALEN VAN HET BESCHERMDE VOLUME EN DE BRUTO VLOEROPPERVLAKTE
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
11
1. 1.1
Projectgegevens Adresgegevens van de wooneenheid
De adresgegevens in de software en op het energieprestatiecertificaat zijn gelinkt aan de databank van het Brussels Urban Information System (URBIS-databank) van het CIBG (Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest). De link met deze databank laat toe dat in de meeste gevallen een herkenbaar en uniek adres voor elke (eengezins)woning of appartement wordt aangemaakt. De certificateur selecteert in de software hiervoor in eerste instantie de adresgegevens (gemeente, straatnaam, huisnummer, postcode, …) zoals deze beschikbaar zijn in de URBISdatabank. De certificateur voert de straatnaam zo volledig mogelijk in in de software. De software toont vervolgens de meest passende straatnaam of straatnamen die in de URBISdatabank zijn opgenomen. De certificateur selecteert de gewenste straatnaam. Deze procedure herhaalt de certificateur voor het huisnummer. Pas wanneer de gegevens over het huisnummer of de straatnaam in de URBIS-databank ontbreken, kan de certificateur deze ook handmatig in de software invoeren. Voordat hij een certificaat kan aanmaken voor een wooneenheid op een handmatig ingevoerd adres dient het adres geaccordeerd te zijn door BIM. Zie ook de softwarehandleiding voor verdere instructies.
1.2
Type wooneenheid
Op het energieprestatiecertificaat wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen van wooneenheden: de huizen en appartementen. Een huis is opgebouwd uit één wooneenheid. Ook een niet-residentiële bestemming kan in een huis voorkomen. In een appartementengebouw dient voor ieder appartement afzonderlijk een certificaat aangemaakt te worden. Voor appartementen is eveneens een appartementsnummer nodig (zie 1.8). Studio’s, hotelappartementen en hotelflats worden als appartementen beschouwd. Bij huizen vult de certificateur in de software bijkomende informatie in over het type bebouwing: open bebouwing (alleenstaande woning), half open bebouwing (driegevel) en gesloten bebouwing (rijwoning). Deze gegevens dienen niet te worden ingevuld voor appartementen.
1.3
Bouwjaar
Gegevens over het bouwjaar zijn cruciaal voor het berekenen van het energieverbruik. Bij het ontbreken van informatie over de isolatiedikte worden immers in functie van het bouwjaar bepaalde (standaard) aannames (default-waarden) afgeleid.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
12
Voor de aannames in de berekening met betrekking tot de gebouwschil (isolatiedikten) wordt een onderscheid gemaakt tussen volgende bouwjaargroepen: •
vóór of gelijk aan 1970;
•
1971 tot en met 1985;
•
1986 tot en met 1995;
•
gelijk aan of na 1996.
Voor de aannames in de berekening met betrekking tot de ruimteverwarming wordt voor de rookgasrendementen een onderscheid gemaakt tussen de volgende bouwjaargroepen: •
vóór 1975;
•
1975 en tot en met 1985;
•
gelijk aan of na 1986.
Voor de stilstandsverliezen wordt een onderscheid gemaakt tussen de bouwjaargroepen: •
vóór 1970;
•
1970 tot en met 1979;
•
1980 tot en met 1989;
•
gelijk aan of na 1990.
Voor sanitair warm water en voor de belastinggraad van de ketel wordt een onderscheid gemaakt tussen vóór 1990 en gelijk aan of na 1990. Omwille van de aannames die aan de bouwjaargroepen gekoppeld zijn, is het cruciaal dat het gebouw in de juiste bouwjaargroep valt. Bij twijfel gaat de certificateur uit van de oudste bouwjaargroep. De bewoner kan informatie over het bouwjaar geven. Als een woning dateert van na 1970 dan dient dit gestaafd te worden met (de datum van) de bouwvergunning, gedateerde uitvoeringsplannen, facturen, lastenboeken, een gevelsteen waarin het bouwjaar gegraveerd werd… . Eventueel kan het bouwjaar ook aangevraagd worden via de stedenbouwkundige dienst van de gemeente (vergunningregister, datum eerste ingebruikname, … ). De certificateur houdt (een kopie van) de bewijsstukken over het bouwjaar best bij. In het geval dat bronnen elkaar tegenspreken over het bouwjaar kiest de certificateur de nieuwere datum. Sommige delen van het gebouw kunnen in de loop van de jaren nog verder verbouwd of uitgebreid zijn. In deze gevallen is het in de software mogelijk om per schildeel ook een verbouwjaar in te geven. Dit wordt verder toegelicht in deel IV. Voor verbouwjaren kunnen dezelfde stavingsstukken als bij het bouwjaar worden gebruikt. Bij verbouwingen die over meerdere jaren gespreid worden, geldt als verbouwjaar het moment van de aanvang van de werkzaamheden.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
13
1.4
Foto
Tijdens het plaatsbezoek neemt de certificateur minstens één foto van de voorgevel (straatzijde) van de wooneenheid. Deze foto wordt digitaal getrokken of gedigitaliseerd. De certificateur voegt deze foto via de software toe aan de voorpagina van het energieprestatiecertificaat.
1.5
Niet-residentiële bestemming in het energieprestatiecertificaat
Als een niet-residentiële bestemming in het energieprestatiecertificaat voor een wooneenheid werd ingerekend, dan wordt dit in de software aangekruist. Op het opnameformulier is hiervoor eveneens een aankruisvak voorzien. De richtlijnen die moeten gevolgd worden voor het opnemen van een niet-residentiële bestemming bij het energieprestatiecertificaat van een wooneenheid wordt toegelicht in deel I hoofdstuk 2.
1.6
Certificaatnummer
Het certificaatnummer is een unieke code die toelaat om op een unieke wijze wooneenheden te identificeren. Deze code wordt automatisch gegeneerd door de certificatiesoftware.
1.7
Gegevens certificateur
Certificaten voor woongebouwen kunnen enkel worden opgemaakt door de residentieel certificateur. Deze persoon dient zich vooraf bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) te laten erkennen. De gegevens van de certificateur worden overgenomen op het certificaat. Het is niet mogelijk de gegevens van de certificateur te wijzigen in de certificatiesoftware. De certificateur zal gewijzigde gegevens moeten aanpassen via het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM).
1.8
Appartementsnummer
Voor appartementen is de invoer van een appartementsnummer vereist. Dit is een complex nummer dat niet op het certificaat wordt overgenomen, maar gevraagd wordt om administratieve redenen. Voor de bepaling van het appartementsnummer is een apart protocoldeel ontwikkeld. Zie Bijlage 1
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
14
1.9 Juridische of notariële verwijzing naar het gecertificeerde deel van het gebouw Indien beschikbaar, vermeldt de certificateur het nummer van de juridische of notariële verwijzing naar het gecertificeerde deel van het gebouw (aanwezig in de notariële akte). Dit geldt alleen voor appartementen. Indien deze informatie niet beschikbaar is moet de certificateur een vrije beschrijving van maximaal 40 letters opgeven. Voor een huis blijft het veld leeg.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
15
2. Bepalen en meten van het beschermde volume en de bruto vloeroppervlakte 2.1
Definitie van het beschermde volume
Ordonnantie houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen Art.3, °28: Beschermd volume : het geheel van de lokalen van het gebouw, ook de gangen inbegrepen, die men wenst te beschermen tegen warmteverlies naar buiten toe, alsook de grond en de aanpalende ruimtes die niet tot een beschermd volume behoren; Maken in ieder geval deel uit van het beschermd volume : de woonlokalen en andere verwarmde of geklimatiseerde lokalen of de lokalen die bestemd zijn om verwarmd of geklimatiseerd te worden; Het in rekening nemen van een lokaal in het beschermde volume heeft meerdere gevolgen : •
De wanden die de grens van dit lokaal met lokalen niet-aanpalend aan een beschermd volume samenstellen zullen in de hoedanigheid van verliesoppervlakten beschreven moeten worden,
2.2
•
De aanbevelingen zullen die wanden eventueel betreffen,
•
De werkhypotheses van de berekeningsmethode (namelijk binnentemperatuur, ventilatievoud, …) zijn op die lokalen toegepast.
Bepalen van het beschermde volume: stappenplan
Bij het berekenen van het energieverbruik speelt het beschermde volume van de wooneenheid een belangrijke rol. Het is dan ook van het grootste belang om de werkwijze voor het bepalen van het beschermde volume correct toe te passen. De bepaling van het beschermde volume ligt aan de basis van de bepaling van de bruto vloeroppervlakte, die een grote invloed heeft op de berekende energieprestatie van de woning. Voor het bepalen van het beschermde volume van een wooneenheid moet onderstaand stappenplan gevolgd worden. Telkens in een stap één of meerdere ruimten toegekend (stap 1, 2 of 3) of uitgesloten (stap 4 of 5) zijn van het beschermde volume, is het niet nodig deze ruimten verder te toetsen aan de volgende stap in het stappenplan. Dit is enkel nodig voor de overige ruimten. Voor garages, veranda’s, … gelden geen specifieke richtlijnen; het zijn ook ruimten die aan het stappenplan dienen te voldoen. Delen van een gebouw die niet kunnen worden afgesloten behoren tot dezelfde ruimte. Een deur of schuifraam wordt beschouwd als een afsluiting; een gordijn niet. Een opening (gat) in de vloer of in het plafond kleiner of gelijk aan 3m² naar een zolder of kelder wordt ook beschouwd als een afsluiting.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
16
Voor appartementen wordt naar het beschermde volume van de wooneenheid en niet van het gebouw gekeken. Dit betekent dat bij de certificatie van appartementsgebouwen, gemeenschappelijke ruimten zoals liften,
wooneenheden in gemeenschappelijke
traphallen, gemeenschappelijke gangen, … niet tot het beschermde volume van de wooneenheid worden gerekend. De certificateur neemt hier aan dat binnenruimten van aangrenzende eigendommen (zoals een aangrenzend appartement of een gemeenschappelijke binnencirculatieruimte) worden verwarmd. Binnenruimten van aangrenzende eigendommen moeten dus worden beschouwd als beschermde volumes. De certificateur houdt steeds een schets (plannen en verticale doorsnede) met de aanduiding van het beschermde volume van de wooneenheid bij zodanig dat bij een controle de afbakening van het beschermde volume kan gemotiveerd worden.
Stap 1: Geïsoleerd of begrensd door andere ruimten van een beschermd volume De thermische isolatielagen in de – horizontale, verticale en diagonale – schildelen (wanden) vormen de grens van het beschermde volume. Bij het bepalen van het beschermde volume dienen voor een schildeel (wand) ofwel alle opake constructies ofwel alle doorzichtige/doorschijnende constructies (of alle constructies) die het schildeel samenstellen geïsoleerd te zijn om het schildeel als geïsoleerd te kunnen beschouwen. Onder geïsoleerde wand verstaat men: • Voor een opake wand: Een wand die een materiaal warmtegeleidingscoëfficiënt lager is dan of gelijk aan 0,08 [W/(m.K)].
bevat
waarvan
de
• Voor een doorzichtige/doorschijnende wand : Een wand die bestaat uit dubbel of driedubbel glas, of een dubbel raam. Een vloer op volle grond geldt eveneens als grens van het beschermde volume. Als niet gekend is of een schildeel geïsoleerd is, wordt het schildeel als niet geïsoleerd beschouwd. Is een ruimte rondom rond geïsoleerd of begrensd door een beschermd volume, dan behoort deze ruimte tot het beschermde volume. Dit geldt ook als het merendeel (≥ 75% van de verliesoppervlakten) van een ruimte geïsoleerd is of begrensd door een beschermd volume. Het gaat hier bijvoorbeeld dikwijls om een traphal volledig aanpalend aan beschermde volumes uitgezonderd de verliesoppervlakten van de ingang.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
17
Ruimten die niet rondom rond geïsoleerd of begrensd zijn door andere ruimten van een beschermd volume worden getoetst aan stap 2. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een ongeïsoleerde veranda aan een geïsoleerde woning. Voorbeelden: •
Indien slechts de helft van een ruimte in het dak is geïsoleerd (bijvoorbeeld enkel het dakvlak aan de voorzijde en niet aan de achterzijde) dan wordt deze ruimte voor het bepalen van het beschermde volume als niet geïsoleerd beschouwd.
•
Een woning heeft een entree (met trapopgang) die aan alle zijkanten en aan de bovenzijde grenst aan ruimten van het beschermd volume en aan de woning van de buur (bij ontstentenis beschouwd als een beschermd volume), de vloer is op volle grond en alleen de voordeur grenst aan buiten en is niet geïsoleerd. Het oppervlak van de voordeur is minder dan 25% van het totale verliesoppervlak van de entree. De entree hoort dus bij het beschermde volume.
•
Een rijwoning is opgebouwd uit twee bouwlagen en een (zolder)ruimte onder een hellend dak. Het dak van de zolder is geïsoleerd. De voorgevel en de achtergevel zijn niet geïsoleerd en lopen nog een halve meter in de (zolder)ruimte door. Tegen beide zijgevels van de rijwoning is aangebouwd. Wanneer de oppervlakte van de niet geïsoleerde muurdelen (voor- en achtergevel) minder dan 25% van de totale verliesoppervlakken van deze ruimte bedraagt, wordt deze ruimte als geïsoleerd beschouwd. In het geval niet tegen de zijgevels is gebouwd, is het aandeel niet geïsoleerde oppervlakte groter dan 25% en wordt de ruimte als niet geïsoleerd beschouwd.
•
Een ruimte volledig begrensd door de andere ruimten van een beschermd volume behoort tot het beschermde volume.
Opgepast, in dit eerste stadium is het beschermde volume nog niet volledig gedefinieerd gezien dit de bedoeling is van het stappenplan. Daarom is het dus nu nog niet mogelijk om definitief na te gaan of een ruimte volledig begrensd is door de andere ruimten van het (of een ander) beschermd volume. In het vervolg van het stappenplan, vooraleer een ruimte buiten het beschermd volume te plaatsen, moet nog worden bevestigd dat de betreffende ruimte nog steeds op dat stadium niet door de andere ruimten van een beschermd volume volledig begrensd wordt.
Stap 2: Eén keuken, één badkamer en één toilet Volgens de definitie van een wooneenheid, zie Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - bijlage 1, d.d. 21 december 2007, beschikt een wooneenheid minstens over een keuken, een toilet en een badkamer. Het beschermde volume dient dan ook minstens één keuken, één badkamer en één toilet te bevatten. Indien op basis van stap 1 nog geen keuken, badkamer of toilet deel uitmaken van het beschermde volume, wordt de meest voor de handliggende keuken, badkamer en toilet
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
18
toegevoegd aan het beschermde volume. De overige ruimten inclusief de overige badkamers, keukens en toiletten worden getoetst aan stap 3. Een open keuken (Amerikaanse keuken) in een lokaal heeft tot gevolg dat het hele lokaal tot het beschermde volume behoort.
Stap 3: Direct verwarmd Direct verwarmd = verwarmingslichaam Ruimten die beschikken over een (verwarmings)afgiftesysteem, behoren tot het beschermde volume. Alle vaste – zijnde aan de muur, vloer of dak/plafond bevestigde verwarmingslichamen zoals radiatoren, convectoren, kachels, haard, vloer-, muur- of plafondverwarming, luchtverwarming, halogeen- of infraroodstralers, …) worden beschouwd als afgiftesystemen. Zo behoort een veranda die uit enkelvoudige beglazing bestaat maar met radiatoren uitgerust is tot het beschermde volume. De aanwezigheid van een verplaatsbaar verwarmingstoestel geldt niet als een indicatie dat de ruimte bij het beschermde volume hoort. Ook de verwarmingsketel zelf wordt niet als een afgiftesysteem beschouwd. Als bijvoorbeeld de verwarmingsketel op de zolder staat, dan geeft dit geen indicatie over het deel uitmaken van de zolder tot het beschermde volume. De overige ruimten die niet beschikken over een vast verwarmingslichaam worden getoetst aan stap 4.
Stap 4: wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar Alle ruimten die niet wind- en waterdicht zijn uitgevoerd, behoren niet tot het beschermde volume. Zo is een zolder waarbij de dakpannen vanaf de binnenzijde zichtbaar zijn niet wind- en waterdicht; er wordt minstens een onderdak of een doorlopende (rand aan rand) bebording verondersteld. Ook een kelder met water is niet waterdicht. Een garagedeur is daarentegen beschouwd als wind- en waterdicht. Ruimten die niet of moeilijk toegankelijk zijn vanuit het beschermde volume, worden niet tot het beschermde volume gerekend. Zo behoort een ruimte die enkel toegankelijk is door middel van een ladder (met een opening in het plafond kleiner dan 3m²) of een opvouwbare trap niet tot het beschermde volume. Ook een toilet in een binnenhof, dat grenst aan het beschermd volume maar enkel toegankelijk is via het hof, behoort niet tot het beschermde volume. Ook moet de afwerking van de vloer het gebruik toelaten; een zolder waarvan op de houten spanten van de zoldervloer geen planken voorzien zijn, kan dus geen deel uitmaken van het beschermde volume. De vloer is immers niet beloopbaar. Indien een ruimte niet voldoet aan de drie voorwaarden, behoort deze ruimte niet tot het beschermde volume. Let op, de certificateur moet nu opnieuw de ruimten aan stap 1 toetsen.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
19
De ruimten die voldoen aan deze voorwaarden worden getoetst aan stap 5.
Stap 5: Indirect verwarmd Indirecte verwarming veronderstelt dat een ruimte grenst aan een (direct) verwarmde ruimte. De wanden tussen de verwarmde en de niet verwarmde ruimte mogen hierbij niet geïsoleerd zijn (dat wil zeggen: nergens isolatie en nergens dubbel glas), want anders wordt de warmtestroom (loodrecht op de wand) verhinderd. Voorbeelden: •
Een veranda grenst aan een verwarmde ruimte. De muur tussen de veranda en de leefruimte is niet geïsoleerd en de vensters erin bestaan uit enkele beglazing. Deze veranda wordt als indirect verwarmd beschouwd.
•
Een veranda grenst aan een verwarmde ruimte. De muur tussen de veranda en de leefruimte is niet geïsoleerd. In deze muur bevindt zich één raam, uitgerust met dubbele beglazing. In dit geval gaat de certificateur ervan uit dat de veranda niet indirect verwarmd wordt.
•
Een ongeïsoleerde zolder is toegankelijk via een niet direct verwarmde traphal. De zoldervloer (tussen de zolder en het overige deel van het beschermde volume) is geïsoleerd. Voor het overige grenst de zolder niet aan verwarmde ruimten. De zolder wordt bijgevolg niet indirect verwarmd.
Ruimten die indirect verwarmd worden, worden verder getoetst aan stap 6. Ruimten die niet indirect verwarmd worden, behoren niet tot het beschermde volume. Let op, de certificateur moet nu opnieuw de ruimten aan stap 1 toetsen.
Stap 6: Andere criteria Als een ruimte voldoet aan alle drie onderstaande voorwaarden dan mag de certificateur deze ruimte tot het beschermde volume rekenen: 1. én beschikken over rechtstreeks daglicht (ramen, koepel, … ); 2. én een gemiddelde vrije hoogte gelijk aan of groter dan 2,1 m; 3. én beschikken over vaste verlichting; Ruimten gelegen in een kelder of op zolder die niet aan deze voorwaarden voldoen, behoren niet tot het beschermde volume tenzij reeds 75% van de kelder of respectievelijk de zolder op basis van voornoemde voorwaarden wel tot het beschermde volume behoort. Wanneer een ruimte in de kelder of op zolder tot het beschermde volume behoort, mag ook de gang (circulatie) naar deze ruimte tot het beschermde volume gerekend worden. Ruimten die niet aan deze voorwaarden voldoen, behoren niet tot het beschermde volume. Let op, de certificateur moet nu daarvoor opnieuw de ruimten aan stap 1 toetsen. Indien twijfel bestaat om een ruimte te laten deel uitmaken van het beschermde volume, opteert de certificateur ervoor deze ruimte geen deel te laten uitmaken van het beschermde volume.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
20
Aanvullende vereenvoudigingen Om te grillige omtreklijnen voor de berekening van de verliesoppervlakte te vermijden mag de certificateur volgende vereenvoudigingen toepassen: •
Kleine nis(sen) onder een hellend dak met een (gezamenlijke) oppervlakte gelijk aan of kleiner dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van de verdieping - waarop ze gelegen zijn - worden tot het beschermde volume gerekend.
•
Een traphal/trap naar een ruimte die geen deel uitmaakt van het beschermde volume maar wel gelegen is op een verdieping die wel deel uitmaakt van het beschermde volume, wordt tot het beschermde volume gerekend. De begrenzing bevindt zich dan ter hoogte van de vloer of het plafond. Dit kan bijvoorbeeld - zoals is aangegeven op de onderstaande figuren - als een trap fysiek deel uitmaakt van de kelder of zolder: De trap staat in open verbinding met de kelder respectievelijk zolder die niet deel uitmaken van het beschermde volume en er is een afscherming tussen traphal en beschermd volume. Daarom zou in eerste instantie ook de traphal niet bij het beschermde volume horen, maar uit oogpunt van vereenvoudiging mag de traphal toch bij het beschermde volume worden gerekend.
Figuur 2: Vereenvoudiging bij een trap die niet deel uitmaakt van het beschermde volume (linkse figuur) en bij een trap die wel deel uitmaakt van het beschermde volume (rechtse figuur). De gestreepte lijn omhult het beschermde volume.
•
Een traphal/trap die deel uitmaakt van het beschermde volume maar die gelegen is op een verdieping die geen deel uitmaakt van het beschermde volume, wordt eveneens niet tot het beschermde volume gerekend. De begrenzing bevindt zich dan ter hoogte van de vloer of het plafond. Voorbeeld: een trapopgang, behorende bij het beschermde volume, afgeschermd op een zolder, die niet bij het beschermde volume hoort, wordt niet tot het beschermde volume gerekend.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
21
Figuur 3 – Vereenvoudiging bij een trap die deel uitmaakt van het beschermde volume, terwijl de traphal, gelegen op zolder, niet bij het beschermde volume hoort vanwege vereenvoudiging.
Uitzonderingen Bijsturingen van het stappenplan zijn enkel in uitzonderlijke situaties zoals een wooneenheid in slechte staat, een wooneenheid met een zeer beperkt aantal verwarmde ruimten, … mogelijk. De motivatie van de bijsturing dient steeds bij de schets voor het afbakenen van het beschermde volume gevoegd te worden zodanig dat bij een controle deze uitzondering kan gemotiveerd worden. Om ruimten bij het beschermde volume te voegen – die door het stappenplan uitgesloten zijn – geldt dat deze ruimten moeten geconcipieerd zijn om aan alle 3 de voorwaarden uit stap 6 te voldoen (zijnde over rechtstreeks daglicht beschikken, een gemiddelde hoogte gelijk aan of groter dan 2,1 m hebben en beschikken over vaste verlichting).
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
22
Figuur 4 – Stappenplan beschermd volume
2.3
Meten van het beschermde volume
Het beschermde volume van een gebouw wordt berekend op basis van de buitenafmetingen. Het beschermde volume bevat dus niet alleen het ingesloten luchtvolume, maar ook het volume van binnen- en buitenwanden. De wanden die de scheiding vormen tussen twee verschillende beschermde volumes horen voor de helft van hun dikte bij de twee beschermde volumes die zij scheiden. In de meeste gevallen kan de dikte van de muren gemeten worden in muuropeningen of afgeleid worden. In sommige gevallen is het niet mogelijk om deze dikte te meten of af te leiden. Als dit niet mogelijk is, wordt met volgende diktes rekening gehouden: •
30 cm voor buitenmuren;
•
30 cm voor gemeenschappelijke muren op de perceelsgrens;
•
20 cm voor een gemene muur tussen twee beschermde volumes in hetzelfde gebouw (voorbeeld tussen twee appartementen, tussen appartement en traphal, tussen appartement en liftput, …);
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
23
•
15 cm voor een buitenmuur naar een aangrenzende onverwarmde ruimte.
Hierbij wordt de dikte van de muren naar de buitenomgeving, grond, aangrenzende onverwarmde ruimten of kruipkelders en kelders, die geen deel uitmaken van het beschermde volume volledig ingerekend. De dikte van een muur tussen twee beschermde volumes wordt voor de helft meegerekend dus 15 cm voor gemeenschappelijke muren op perceelsgrenzen, 10 cm voor gemene muren tussen twee beschermde volumes in eenzelfde gebouw, … . De dikte van de vloeren kan doorgaans gemeten worden ter hoogte van de trappen. In sommige gevallen is het niet mogelijk om de dikte te meten of af te leiden. In deze gevallen kan standaard een dikte van 30 cm worden aangenomen (ook bij een vloer op volle grond). In geval van een vloer tussen twee beschermde volumes in hetzelfde gebouw wordt de helft van de dikte en dus 15 cm meegerekend. Bij een vloer op volle grond telt ook het volume van de vloer mee dat zich onder het maaiveld bevindt. In de knoop vloer-gevel loopt de continue lijn van het beschermde volume aan de buitenzijde van de gevel en aan de onderzijde van de vloer. De lijn die het beschermde volume omhult, loopt aan de buitenzijde van de gevel en aan de bovenkant van de dakpannen.
Naar analogie met de andere oppervlaktebepalingen wordt bij zowel de platte als hellende daken ook gerekend met buitenafmetingen (dus de bovenkant van de dakbedekking). Indien de dikte van het dak niet gekend is, wordt standaard rekening gehouden met 30 cm. Zoals aangegeven op de voorbeelden worden volgende zaken niet in het beschermde volume ingerekend: •
het volume ingenomen door een hoge dakrand of een uitkragende terrasplaat;
•
dakoversteken bij platte daken;
•
de oversteken of bakgoten van een hellend dak met een breedte kleiner of gelijk aan 1m;
•
uitwendige vrijstaande kolommen;
•
uitstekende delen aan de buitenwand (die geen binnenruimte omsluiten): zoals uitstekende muur, … .
•
een niet-geïsoleerde zoldertip. De bovenzijde van het plafond is dan de bovenste grens van het beschermde volume.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
24
Figuur 5 – Meten van het beschermde volume: nissen, vides, uitstekende delen etc. Luchtkokers binnen een woning en nissen in de gevel met een horizontale oppervlakte kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken van het beschermde volume.
Figuur 6 – Meten van het beschermde volume: oversteken, uitkragingen etc.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
25
2.4
Meten van de bruto vloeroppervlakte
De bruto vloeroppervlakte van de wooneenheid is de som van de vloeroppervlakten van alle vloerniveaus binnen het beschermd volume met een vrije hoogte van minstens 2,10 m in alle ruimten, die toegankelijk zijn, met uitzondering van de ondergrondse ruimten die bestemd zijn voor parkeerplaatsen, kelders, technische installaties en voor opslagdoeleinden, ook als ze wel in het beschermde volume zitten. De afmetingen van de vloeren worden gemeten aan de buitenvlakken van de gevelmuren, waarbij de vloeren geacht worden aan één stuk door te lopen, zonder rekening te houden met de onderbreking door de binnenmuren en -wanden, kokers, trappenhuizen en liftschachten. Vides (= open ruimten die ontstaan als een deel van de vloer wordt weggelaten) met een oppervlakte groter dan 4 m² worden niet in de bruto vloeroppervlakte meegerekend. Voor de bepaling van de dikte van de wanden wordt dezelfde werkwijze toegepast als bij het beschermd volume. Bij ruimten met een verlaagd plafond moet de certificateur de hoogte tot het verlaagd plafond afmeten. Oppervlakten met een hoogte lager dan 2,1 m, zoals onder een hellend dak, worden niet tot de bruto vloeroppervlakte gerekend, met uitzondering van de nissen zoals beschreven in de eerste “aanvullende vereenvoudiging” in paragraaf 2.2. Het is doorgaans niet evident om de bruto vloeroppervlakte bij een hellend dak ter plaatse op te meten. In deze gevallen is het eenvoudiger om deze oppervlakte af te leiden of af te meten van een (verschaalde) doorsnede van het dak.
Figuur 7 – Bruto vloeroppervlakte onder een hellend dak Trappen inclusief schalmgatten (en eventuele liften) worden op elk vloerniveau doorgerekend en dus meegerekend tot de bruto oppervlakte.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
26
Figuur 8 – Voorbeeld van een schalmgat
2.5 Voorbeelden van de bepaling van het beschermde volume en de bruto vloeroppervlakte 2.5.1 Geïsoleerde woning met vide De woning is rondom rond geïsoleerd en het geïsoleerde deel behoort tot het beschermde volume (stap 1). De vloer van de zolder is geïsoleerd en de zoldertip niet direct verwarmd (stap 3), de zoldertip is niet geïsoleerd en niet toegankelijk vanuit het beschermde volume en behoort dus niet tot het beschermde volume (stap 4). In de traphal bevindt zich een vide. De oppervlakte van de vide is groter dan 4m² en wordt bijgevolg niet meegeteld in de bruto vloeroppervlakte. Voor het bepalen van de oppervlakte wordt geen rekening gehouden met de oppervlakte onder het hellende dak lager dan 2,1 m.
Figuur 9 – Grondplan van een geïsoleerde woning met vide
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
27
Figuur 10 – Doorsnede van een geïsoleerde woning met vide Variant 1: Bij deze variant is de zoldertip (dakvlakken + muurdelen) geïsoleerd en de zoldervloer (= het plafond boven de eerste verdieping) niet. De zolder is niet toegankelijk. In dit geval behoort de zoldertip tot het beschermde volume (stap 1). Toch wordt de oppervlakte van de zoldertip niet bij de bruto vloeroppervlakte gerekend omdat deze niet toegankelijk is. De hellende dakvlakken worden volledig als verliesoppervlakte ingerekend; de zoldervloer (het plafond boven de eerste verdieping) niet. Variant 2: Indien zowel de zoldertip als de zoldervloer (= het plafond boven de eerste verdieping) geïsoleerd zijn, wordt de zoldertip eveneens ook tot het beschermde volume gerekend (want rondom rond geïsoleerd, stap 1). Ook hier geldt dat aangezien de zoldertip niet toegankelijk is, deze niet mag worden meegenomen bij de bruto vloeroppervlakte. De hellende dakvlakken worden volledig als verliesoppervlakte ingerekend: de zoldervloer (het plafond boven de eerste verdieping) wordt niet ingerekend als verliesoppervlakte. Variant 3: Bij deze variant wordt verondersteld dat de berging op het gelijkvloers niet toegankelijk is vanuit de keuken maar enkel vanuit de tuin. Aangezien de berging geïsoleerd is, behoort deze ruimte tot het beschermde volume (stap 1).
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
28
2.5.2 Gerenoveerde rijwoning Deze rijwoning van 1930 werd in 2005 gedeeltelijk gerenoveerd. Het dak van de zolder werd vervangen en geïsoleerd. Op het gelijkvloers werd de bestaande achterbouw vervangen door een geïsoleerde uitbreiding (zithoek). De aangrenzende woningen zijn hoger en dieper dan de rijwoning. De kelder – die 2,08 m hoog is, niet is afgewerkt en gebruikt wordt als bergruimte -
is
toegankelijk via een trap en is niet afgeschermd van de hal/traphal (en dus fysiek één geheel). Aangezien het gat naar de kelder of zolder kleiner is dan 3m² worden de gang in de kelder en de hal/traphal als twee afzonderlijke ruimten beschouwd.
Figuur 11 – Grondplan van een gerenoveerde rijwoning
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
29
Stap 1: De zithoek behoort tot het beschermde volume. die is immers rondom rond geïsoleerd of begrensd door overige delen van het beschermde volume. Stap 2: De keuken/eetplaats (fysiek één ruimte) en de badkamer behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De 3 slaapkamers worden verwarmd en behoren tot het beschermde volume. Stap 4: De zolder, de traphal en de kelders zijn wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar Stap 5: De zolder, de traphal en de kelders worden indirect verwarmd. Stap 6: De traphal voldoet aan de drie voorwaarden. De ruimten in de kelder en de zolder voldoen niet aan de drie voorwaarden (de raamopeningen garanderen niet voldoende rechtstreekse daglichttoetreding en de kruipkelder is lager dan 2,1 m) en behoren dus niet tot het beschermde volume. De vloer op het gelijkvloers vormt bijgevolg de grens van het beschermde volume. De zolder wordt in dit stadium wel rondom rond geïsoleerd of begrensd door overige delen van het beschermde volume en behoort dus tot het beschermd volume.
Figuur 12 – Doorsnede van een gerenoveerde rijwoning
Variant 1: Als het gat naar de kelder groter is dan 3m² worden de gang in de kelder en de hal/traphal als één ruimte beschouwd. De gang in de kelder hoort dan ook bij het beschermde volume. Kelder 1, kelder 2 en de kruipkelder horen niet bij het beschermde volume (stap 6). Bovendien is hun gezamenlijke volume, ook nu de gang in de kelder wel bij het beschermde volume gerekend wordt, groter dan 25% van het totale volume van de kelder (stap 6). Variant 2:
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
30
De hoogte van de ruimtes in de kelder is 2,1 m en ze hebben elk een grote daglichtopening. In deze situatie hoort de gehele kelder bij het beschermde volume (stap 6).
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
31
2.5.3 Alleenstaande villa Deze villa is gebouwd in 1981. De spouwmuren en de vloer zijn niet geïsoleerd; het dak is gedeeltelijk geïsoleerd (enkel de hellende dakvlakken ter hoogte van de eerste verdieping); ook de zoldervloer (vloer tussen de eerste verdieping en de zolder) is geïsoleerd. Het volledig dak beschikt over een onderdak. De vensters zijn voorzien van dubbele beglazing. De zolder is toegankelijk vanuit de hobbyruimte met een ladder. De nissen en de zolder zijn niet afgewerkt. In de hobbyruimte zijn de dekvloer, de geschilderde snelbouw en de houten spanten (draagstructuur) in het plafond zichtbaar. Alle ruimtes, met uitzondering van de nissen, zijn minimaal 2,1 m hoog. Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken, de badkamer (gelijkvloers) en het toilet behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De leefruimte, het bureau, badkamer 2, de slaapkamers en de hal /nachthal zijn verwarmd en behoren tot het beschermde volume. Stap 4: De zolder (boven de eerste verdieping) is enkel toegankelijk via een ladder vanuit de hobbyruimte en behoort niet tot het beschermde volume. De ruimte is immers moeilijk toegankelijk. De overige ruimten (de berging (gelijkvloers), de garage, de hobbyruimte en de ste
nissen (1 verdieping)) zijn wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar en worden getoetst aan stap 5. Stap 5: De overige ruimten (de berging (gelijkvloers), de garage, de hobbyruimte en de nissen ste (1 verdieping)) worden indirect verwarmd en worden vervolgens getoetst aan stap 6. Stap 6: De berging (gelijkvloers), de garage en de hobbyruimte voldoen aan alle drie de voorwaarden (2,1m hoog, rechtstreekse daglicht en verlichting aanwezig) en behoren dus tot ste
het beschermd volume. De nissen (1
verdieping) voldoen niet aan alle drie de voorwaarden
(geen rechtstreekse daglicht, niet 2,1m hoog) en horen daardoor niet tot het beschermde volume. Echter, uit oogpunt van vereenvoudiging mogen de nissen toch meegerekend worden bij het beschermde volume.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
32
Figuur 13 – Doorsnede van een alleenstaande villa
Figuur 14 – Grondplan van een alleenstaande villa
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
33
2.5.4 Bel-etagewoning Deze bel-etage woning is gerealiseerd in 1970. De woning is niet geïsoleerd. De ramen zijn voorzien van dubbele beglazing. De aanpalende woningen zijn dieper dan en even hoog als de woning. De opening tussen keuken en eetkamer is groter dan 3m². Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken/eetkamer, zithoek, de badkamer en de wc behoren tot het beschermde volume (de openingen tussen respectievelijk keuken en eetkamer en eetkamer en zithoek zijn groter dan 3 m²). Stap 3: Het bureau, de slaapkamers, de dressing en de hal/traphal worden verwarmd en behoren tot het beschermde volume. Stap 4: De berging en de garage zijn wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar en worden getoetst aan stap 5. Stap 5: De berging en de garage worden indirect verwarmd en worden getoetst aan stap 6. Stap 6: De berging voldoet aan alle drie de voorwaarden en hoort dus bij het beschermde volume. De garagedeur heeft 4 doorschijnende openingen die de daglichttoetreding toelaten en derhalve hoort dus de garage bij het beschermde volume.
Figuur 15 – Grondplan van een bel-etagewoning
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
34
Figuur 16 – Doorsnede van een bel-etagewoning
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
35
2.5.5 Alleenstaande villa met biljartruimte op de zolder Deze niet-geïsoleerde alleenstaande villa dateert van de jaren ’70. In 1992 werd een veranda (dubbel glas) aan de woning bijgebouwd, deze wordt niet verwarmd. Tussen de leefruimte en de veranda bevindt zich een schuifraam; de veranda wordt gebruikt als bijkomende zithoek. In de keuken is er een trap naar de kelder; de kelder doet dienst als berging. Deze is volledig ondergronds gelegen en beschikt niet over aangepaste raamopeningen. Boven de garage bevindt zich een zolder. Een gedeelte van deze zolder wordt gebruikt als biljartruimte. De biljartruimte is verwarmd; het overige deel van de zolder niet. De ruimten zijn beiden (gemiddeld) minstens 2,1m hoog maar beschikken niet over aangepaste openingen. Stap 1: De veranda bestaat uit dubbel glas en wordt dus als geïsoleerd beschouwd. Stap 2: De keuken, het toilet en de badkamer behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De leefruimte, de slaapkamer, het bureau en de biljartruimte worden direct verwarmd en behoren dus tot het beschermde volume. Stap 4: De overige ruimten (hal, wasplaats, garage, zolder en kelder) voldoen aan de voorwaarden (wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar) en worden getoetst aan stap 5. Stap 5: De overige ruimten (hal, wasplaats, garage, zolder en kelder) worden indirect verwarmd en worden getoetst aan stap 6. Stap 6: De hal, de wasplaats en de garage voldoen aan alle drie de voorwaarden en maken dus deel uit van het beschermde volume. Het zolderdeel boven de garage en de kelder hebben geen daglichttoetreding en worden nog steeds niet door een beschermd volume begrensd. Ze zijn dus geen deel van het beschermde volume. •
Gezien de toegang van de kelder – die fysiek deel uitmaakt van de kelder - gelegen is op een verdieping die wel tot het beschermde volume behoort, wordt de keldertrap (op het gelijkvloers) meegeteld met het beschermde volume; als verliesoppervlakte wordt een fictieve vloer boven de keldertrap doorgerekend (vereenvoudiging).
Figuur 17 – Doorsnede van een alleenstaande villa met biljartruimte op de zolder
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
36
Figuur 18 – Grondplan van een alleenstaande villa met biljartruimte op de zolder
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
37
2.5.6 Villa (splitlevel) met een gedeeltelijk ondergrondse garage en bergruimte Deze alleenstaande villa (1965) beschikt over een gedeeltelijk ondergrondse garage en berging. De woning is niet geïsoleerd. De garage en de berging zijn rechtstreeks toegankelijk, beschikken over aangepaste openingen en een vast verlichtingspunt en zijn 2,08m hoog. Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken, het toilet en de badkamer behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De leefruimte, het bureau en de slaapkamers worden verwarmd en behoren tot het beschermde volume. Stap 4: Alle (overige) ruimten voldoen aan de voorwaarden (wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar) en worden getoetst aan stap 5. Stap 5: De hal/nachthal, de berging en de garage worden indirect verwarmd en worden getoetst aan stap 6. Stap 6: De nachthal voldoet aan alle drie de voorwaarden en behoort dus bij het beschermde volume. De garage en de berging in de kelder voldoen aan slechts twee van de drie voorwaarden. De hoogte is immers slechts 2,08m. Deze ruimten worden nog steeds niet door een beschermd volume begrensd en horen dus niet bij het beschermde volume. •
De trap van de garage naar de keuken behoort niet tot het beschermde volume van de woning (fysiek geheel met garage). Toch wordt deze trap tot het beschermde volume gerekend (vereenvoudiging). De vloer van het gelijkvloers en de muur tussen de garage en de keuken, gang en bureau worden dan ter hoogte van de trap als verliesoppervlakte doorgerekend.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
38
Figuur 19 – Grondplan van een villa (split-level) met een gedeeltelijk ondergrondse garage en bergruimte
Figuur 20 – Doorsnede van een villa (split-level) met een gedeeltelijk ondergrondse garage en bergruimte
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
39
2.5.7 Burgerwoning de
Deze (ongeïsoleerde) 19 eeuwse burgerwoning (rijwoning) beschikt over een gedeeltelijk ondergrondse verdieping (kelderverdieping) met een bureau en een wasplaats. Het bureau wordt verwarmd; de wasplaats niet. Deze wasplaats beschikt over een venster naar de tuin, is voldoende hoog ( 2,1m) en beschikt over vaste verlichting. De zolder is niet geïsoleerd en niet voorzien van een onderdak. In deze zolder is een slaapkamer uitgespaard. Deze slaapkamer is minstens 2,1m hoog, beschikt over een vast verlichtingspunt en heeft twee vensters (naar de straatzijde). Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken, de badkamer en het toilet behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De leefruimte, het bureau en slaapkamer 1 zijn direct verwarmd en horen bij het beschermde volume. Stap 4: Alle overige ruimtes in de woning, met uitzondering van de zolder, voldoen aan de voorwaarden (wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar) en worden getoetst aan stap 5. De zolder is niet wind- en waterdicht en wordt in dit stadium nog steeds niet door een beschermd volume begrensd. De zolder behoort dan niet tot het beschermde volume. Stap 5: De wasplaats, de berging, de hal/gang en slaapkamer 2 zijn indirect verwarmd en worden getoetst aan stap 6. Stap 6: De hal/gang en de wasplaats voldoen aan alle drie de voorwaarden en worden tot het beschermde volume gerekend. De berging in de kelder wordt meegerekend met het beschermde volume omdat meer dan 75% van de kelder tot het beschermde volume behoort. Ook slaapkamer 2 (op zolder) voldoet aan alle drie de voorwaarden en mag tot het beschermde volume worden gerekend.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
40
Figuur 21 – Grondplan van een burgerwoning
Figuur 22 – Doorsnede van een burgerwoning
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
41
2.5.8 Appartement met gemeenschappelijke circulatie Dit appartement is gelegen op de 4de verdieping van een appartementsblok met 7 bouwlagen. Het appartementsblok is niet geïsoleerd. Voor het energieprestatiecertificaat voor een appartement wordt enkel naar het beschermde volume van het appartement gekeken. De gemeenschappelijke circulatieruimten zijn dus geen deel van het beschermde volume van het appartement. Daarentegen zijn de eventuele buurwoningen en gemeenschappelijke circulatieruimten belangrijk in de bepaling van het beschermde volume van het appartement. Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken (inclusief leefruimte), het toilet en de badkamer behoren tot het beschermde volume. Stap 3: De slaapkamers zijn direct verwarmd en behoren tot het beschermde volume. Stap 4: De hal en de berging zijn wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar. Stap 5: De hal en de berging worden indirect verwarmd. Stap 6: De hal en de berging voldoen niet aan de drie voorwaarden (wel 2,1m hoog, verlichting aanwezig, maar geen daglichttoetreding). •
Daarentegen, is in dit stadium de berging nu in meerderheid (≥75%) of volledig door beschermde volumes begrensd; zijnde op het grondplan de linkse wand van de berging al dan niet aangrenzende aan een buur. De berging hoort dus bij het beschermde volume van het appartement.
•
De vloer, het plafond en de binnenwanden van de hal staan in verbinding met verwarmde ruimten, maar betreffen slechts 72% (< 75%) van de verliesoppervlakten van de hal. o Is de gemeenschappelijke circulatieruimte afgesloten (binnen de eigendom), dan is de hal volledig door beschermde volumes begrensd. De hal hoort dus bij het beschermde volume van het appartement. o
Is de gemeenschappelijke circulatieruimte open naar de buitenomgeving, dan is de hal niet volledig (< 75%) door beschermde volumes begrensd. De hal behoort in dat geval niet tot het beschermde volume van het appartement.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
42
Figuur 23 – Grondplan van een appartement met gemeenschappelijke circulatie
Figuur 24 – Doorsnede van een appartement met gemeenschappelijke circulatie
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
43
2.5.9 Meesterhuis Dit gedeeltelijk gerenoveerd 19
de
eeuwse meesterhuis (rijwoning) beschikt over een gedeeltelijk
ondergrondse verdieping (kelderverdieping) met een bureau, een kelder, een berging, een vergaderzaal en een circulatieruimte. Het bureau en de vergaderzaal worden verwarmd; de kelder en de berging niet. De kelder beschikt over een venster en een deur naar de overdekte ruimte en dus de buitenomgeving, is voldoende hoog ( 2,1m) en beschikt over vaste verlichting. De circulatieruimte in de kelder is in contact met de traphal van het huis. Het hellend dak van de laatste verdieping is geïsoleerd en voorzien van een onderdak. Op het laatste niveau werd een tussenverdieping ontworpen. Deze verdieping gedeeltelijk lager dan 2,1m, beschikt over een vast verlichtingspunt en heeft twee dak vensters (naar de straatzijde). Stap 1: Geen enkele ruimte is rondom rond geïsoleerd of begrensd door ruimten van het beschermde volume. Stap 2: De keuken + leefruimte + eetkamer, badkamer nr 1 en het toilet van het gelijkvloers behoren tot het beschermde volume. Stap 3: Het bureau+vergaderzaal, het bureau van de laatste verdieping + tussenverdieping, badkamer nr 2, de leefruimte+minikeuken en slaapkamers 1, 2 en 3 zijn direct verwarmd en horen bij het beschermde volume. Stap 4: Alle overige ruimtes in de woning, voldoen aan de voorwaarden (wind- en waterdicht, evident toegankelijk en beloopbaar) en worden getoetst aan stap 5. Stap 5: De kelder, de berging, de hal op het laatste niveau, de traphal en het toilet op de tweede verdieping zijn indirect verwarmd en worden getoetst aan stap 6. Stap 6: Traphal + circulatieruimte van de kelderverdieping voldoet aan alle drie de voorwaarden en wordt tot het beschermde volume gerekend. De berging, de hal op het laatste niveau en het toilet op de tweede verdieping voldoen niet aan de drie voorwaarden (wel 2,1m hoog, verlichting aanwezig, maar geen daglichttoetreding). Daarom zouden ze niet op basis van stap 6 tot het beschermd volume horen. •
Daarentegen, op basis van stap 1 (iteratief), zijn in dit stadium die ruimten nu in meerderheid (≥75%) of volledig door beschermde volumes begrensd. De berging, de hal op het laatste niveau en het toilet op de tweede verdieping horen dus bij het beschermde volume van de wooneenheid.
•
De kelder voldoet niet aan de drie voorwaarden (wel verlichting en daglichttoetreding aanwezig maar niet 2,1m hoog). Daarom zou die niet op basis van stap 6 tot het beschermd volume horen. Op basis van stap 1 (iteratief), wordt in dit stadium die ruimte nog niet in meerderheid (≥75%) door beschermde volumes begrensd. Bovendien, minder dan 75% van de kelderverdieping behoort tot het beschermde volume, daarvoor wordt de kelder niet automatisch met het beschermde volume meegerekend. De kelder behoort in dat geval niet tot het beschermde volume van de woning.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
44
Figuur 25 – Grondplan van het meesterhuis, van links naar rechts : kelderverdieping, gelijkvloers, eerste verdieping
Figuur 26 – Grondplan van het meesterhuis, van links naar rechts : tweede verdieping en mezzanine
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
45
Figuur 27 – Doorsnede van het meesterhuis
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
46
3. 3.1
Specifieke projectgegevens Oriëntatie van de wooneenheid
Voor het bepalen van de oriëntatie van het gebouw wordt naar de voorgevel van de wooneenheid gekeken. In de meeste gevallen is dit de gevel langs de straatzijde. In het geval van een wooneenheid op de hoek van twee straten wordt gekeken naar de voordeur, de straatnaam van het gebouw, … . Voor een appartement kiest de certificateur de meest voor de hand liggende gevel. Bv. die van de leefruimte. In de software kunnen volgende oriëntaties worden ingegeven: noord, noordoost, oost, zuidoost, zuid, zuidwest, west en noordwest. Voor tussenliggende waarden dient steeds de dichtstbijzijnde oriëntatie gekozen te worden. Eenmaal de oriëntatie van de voorgevel is ingevuld, leidt de software de oriëntatie van de overige gevels af. Als deze toch afwijkt van deze aannamen kan in de software een afwijkende oriëntatie door de certificateur worden ingevuld.
3.2
Thermische massa
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën: -
zwaar;
-
half zwaar/matig zwaar; licht.
Een massiefbouw woning met massieve (= betonnen of metselwerk) vloeren, muren en daken of plafonds valt in de categorie “zwaar”. Een houtskeletbouw zijnde een woning met houten vloeren, muren en dak valt in de categorie “licht”. Ook een metaalskeletbouw zonder massieve opvullingen valt onder de categorie “licht”. De overige woningen vallen in de categorie “half zwaar/matig zwaar”.
3.3
Eventuele gegevens over de luchtdichtheid
Als er een rapport van een luchtdichtheidsmeting (blowerdoortest) van de wooneenheid beschikbaar is, dan mag het resultaat van deze test gebruikt worden als invoergegeven. De meting van luchtdichtheid moet conform de norm NBN EN 13829 zijn gemeten. In de meeste gevallen is deze test niet uitgevoerd en wordt met een waarde bij ontstentenis gerekend. Er is dan geen invoer in de software nodig.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
47
3.4
Elektrisch verwarmde wooneenheden
De certificateur geeft aan of de betreffende wooneenheid elektrisch verwarmd wordt of werd. In wooneenheden die elektrisch verwarmd worden, is over het algemeen (meer) isolatie aanwezig in de constructies. Er geldt dan een gunstigere default-waarde voor de warmteweerstand indien deze isolatie niet visueel vastgesteld kan worden door de certificateur.
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
48
Bijlage 1 - Appartementsnummer
_____________________________________________________________________________ Versie 14/01/2011
49