Brussel, 14 september 2005 050914_Advies_energieprestatiecertificaat
Advies Ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat voor bouw Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat
Advies energieprestatiecertificaat
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................... 2 1. 1.1. 1.2.
Inleiding ....................................................................................................................... 3 Situering van de adviesvraag ........................................................................................ 3 Aanpak van het advies .................................................................................................. 4
2.
Krachtlijnen van het advies ........................................................................................ 4
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Algemene beoordeling................................................................................................ 6 Invoering van energieprestatiecertificaat is een goede zaak.......................................... 6 Nadere aanvulling van het reglementair kader moet efficiëntie garanderen ................... 7 Een gefaseerde uitbreiding van de verplichting is wenselijk .......................................... 7 Onderbouwing van voorgesteld stappenplan is nodig.................................................... 9
4. 4.1. 4.2. 4.3.
Aanbevelingen inzake het ontwerpbesluit............................................................... 10 Regel de overdracht van energieprestatiecertificaten .................................................. 10 Verduidelijk de koppeling met de EPB-aangifte ........................................................... 11 Verzeker de uitbreidbaarheid tot een consistent regelgevend kader............................ 12
5. 5.1. 5.2.
Aanbevelingen inzake het stappenplan ................................................................... 12 Verduidelijk het statuut van de voorgelegde fasering van het stappenplan .................. 12 Onderbouw het stappenplan, zeker voor verhuur van gebouwen met EPB-aangifte en voor publieke gebouwen......................................................................................... 13
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Aanbevelingen inzake het ontbrekend reglementair kader .................................... 14 Zorg voor een eenvoudig en leesbaar energieprestatiecertificaat ................................ 14 Verduidelijk de erkenningsregeling.............................................................................. 15 Verduidelijk de relatie met energiegerelateerde ondersteuningsregelingen ................. 16 Regel de procedure voor uitzonderingsgevallen .......................................................... 17
7. 7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
Aanbevelingen inzake het flankerend beleid ........................................................... 18 Werk actief aan de uitbreiding van het energiedeskundigenbestand............................ 18 Voer een informatie- en sensibiliseringscampagne...................................................... 18 Voorzie een publieke energieprestatiecertificatendatabank ......................................... 18 Geef extra aandacht aan publieke gebouwen.............................................................. 19
Referentielijst....................................................................................................................... 20
2
Advies energieprestatiecertificaat
1. Inleiding 1.1. Situering van de adviesvraag De SERV ontving op 29 juli 2005 een adviesvraag van Vlaams minister van Openbare Werken, Energie en Leefmilieu over de invoering van het energieprestatiecertificaat. De adviestermijn bedroeg dertig werkdagen. De adviesvraag is tweeledig. Ten eerste bevat de adviesvraag het voorontwerp van besluit betreffende het energieprestatiecertificaat voor gebouwen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen. Dit ontwerpbesluit verplicht eigenaars om een energieprestatiecertificaat op te nemen als onderdeel van de EPB-aangifte (energieprestatie- en binnenklimaataangifte). Die EPB-aangifte is vanaf 2006 verplicht bij bepaalde bouwprojecten en geeft aan of een gebouw al dan niet voldoet aan de EPB-eisen. Ten tweede bevat de adviesvraag een stappenplan dat de invoering van het energieprestatiecertificaat uitbreidt naar een ruimere doelgroep. O.a. ook bij verkoop en verhuur zal vanaf 2008, resp. 2009 een energieprestatiecertificaat moeten worden opgemaakt. Het stappenplan is opgenomen in de nota aan de leden van de Vlaamse regering. Met het ontwerpbesluit en het bijhorend stappenplan wil de Vlaamse regering uitvoering geven aan de Europese richtlijn 2002/91/EG. Die richtlijn legt de lidstaten op om een energieprestatiecertificaat in te voeren. De verplichting moet tegen 4 januari 2006 in nationale of regionale wetgeving zijn omgezet. Bij gebrek aan deskundigen krijgen lidstaten een uitstel van drie jaar. Met het stappenplan opgenomen in de nota aan de leden van de Vlaamse regering wenst de Vlaamse regering van deze uitstelmogelijkheid gebruik te maken. De invoering van het energieprestatiecertificaat kadert in project 6 en 7 van het Vooruitgangsrapport bij het Vlaams Klimaatbeleidsplan (VORA) dat actieplannen REG bevat voor huishoudens en voor de tertiaire sector. Het decretaal kader voor de invoering van een energieprestatiecertificaat is art. 28 van het energieprestatiedecreet1. Het voorliggende ontwerpbesluit wijzigt het zogenaamde EPB-besluit en is opgevat als een aanbouwbesluit. Het zal op korte termijn aangevuld moeten worden met nieuwe delen van de regelgeving inzake energieprestatiecertificaten.
1
Decreet van 7 mei 2004 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat.
3
Advies energieprestatiecertificaat
1.2. Aanpak van het advies In dit advies maakt de SERV vooreerst een algemene beoordeling van het ontwerpbesluit en het stappenplan (deel 3). Hierbij spreekt de SERV zich voor het eerst uit over de opportuniteit van de invoering van een energieprestatiecertificaat. De SERV werd immers niet om advies gevraagd over het decretaal kader dat hiervoor reeds in 7 mei 2004 werd opgezet. Vervolgens formuleert de raad aanbevelingen inzake het voorliggend ontwerpbesluit (deel 4) en inzake het stappenplan voor de invoering van het energieprestatiecertificaat (deel 5). Daarna doet de raad aanbevelingen inzake het ontbrekend reglementair dat binnenkort aangevuld moet worden (deel 6). Tot slot worden enkele suggesties gedaan inzake het flankerend beleid (deel 7).
2. Krachtlijnen van het advies In dit advies noemt de SERV de invoering van een energieprestatiecertificaat een goede zaak omwille van de voordelen voor het klimaat én voor de gebruikers van de gebouwen en vraagt de raad dat dit op een efficiënte wijze gebeurt en de administratieve lasten beperkt worden. Gezien het regelgevend kader terzake nog onaf is, kan de raad voorlopig niet toetsen of aan deze voorwaarden voldaan is. De raad vraagt dan ook om het ontbrekend reglementair kader dringend uit te breiden om te komen tot een werkbaar en efficiënt geheel temeer daar de regeling voor bouwprojecten al vanaf 1 januari 2006 in werking treedt. Om pragmatische redenen is een gefaseerde invoering van het energieprestatiecertificaat noodzakelijk. De raad ondersteunt dan ook de keuze van de Vlaamse regering om gebruik te maken van de uitstelmogelijkheid voorzien in de Europese richtlijn. De SERV doet evenwel geen uitspraak over de concrete modaliteiten van het voorgestelde stappenplan wegens een gebrek aan informatie over de kosten en baten van de voorgestelde fasering voor Vlaanderen. De SERV rekent erop dat er tegen de volgende aanpassing van het EPB-besluit wel een nadere onderbouwing van het stappenplan beschikbaar zal zijn. Verder formuleert de raad in dit advies aanbevelingen bij de concrete uitwerking van de regeling in het ontwerpbesluit en in het stappenplan. Ook anticipeert de raad met enkele aanbevelingen op de uitwerking van aanvullende regelgeving om de invoering van het energieprestatiecertificaat mogelijk te maken. Tot slot doet de SERV suggesties voor het flankerend beleid ter ondersteuning van de introductie van het energieprestatiecertificaat. De verschillende aanbevelingen worden hieronder gebundeld weergegeven.
4
Advies energieprestatiecertificaat
Aanbevelingen inzake het ontwerpbesluit:
De overdracht van energieprestatiecertificaten van verkopers naar kopers moet nog in het besluit geregeld worden.
Hoewel koppeling van het energieprestatiecertificaat met de EPB-aangifte vanuit oogpunt van de administratieve vereenvoudiging aangewezen is, rijzen vragen bij de fysieke koppeling van het certificaat met de EPB-aangifte.
Bij de uitwerking van de regeling voor het energieprestatiecertificaat bij bouw moet er aandacht zijn voor de uitbreidbaarheid van de regeling naar verkoop en verhuur. Dit lijkt alvast niet mogelijk voor de bepaling inzake de geldigheidsduur van energieprestatiecertificaat.
Aanbevelingen inzake het stappenplan:
Omwille van de rechtszekerheid van de betrokkenen, moet het stappenplan voor de invoering van het energieprestatiecertificaat zo snel mogelijk definitief vastgelegd worden. Op zijn minst moet het statuut van het voorliggend stappenplan uitgeklaard worden.
De SERV doet geen uitspraak over de concrete modaliteiten van het voorgestelde stappenplan wegens een gebrek aan informatie. De raad rekent erop dat er tegen de volgende aanpassing van het EPB-besluit meer informatie beschikbaar zal zijn over de kosten en baten van diverse mogelijke scenario’s. In het bijzonder vraagt de raad verder nadere motivering voor de voorgestelde late timing voor verhuur van gebouwen waarvoor reeds een energieprestatiecertificaat beschikbaar is (2009) en voor publieke gebouwen (januari en oktober 2008).
Aanbevelingen inzake het ontbrekend reglementair kader:
Het modelformulier voor het energieprestatiecertificaat moet eenvoudig en leesbaar zijn. De raad vraagt terzake naar een toetsing met de checklist formulieren, naar het gebruik van labels, naar de opmaak van instructies inzake de oplijsting van de energieefficiëntieverhogende maatregelen en naar een snelle verspreiding van de software.
Zo spoedig mogelijk moet meer duidelijkheid moet komen over wie welke energieprestatiecertificaten kan opmaken. De raad herhaalt in dit kader zijn pleidooi voor een geïntegreerde erkenningsregeling voor milieu- en energiedeskundigen.
Er moet uitgeklaard worden of en in welke mate energiegerelateerde ondersteuningsregelingen de opmaak van energieprestatiecertificaten financieel kunnen ondersteunen.
Bij uitwerking van nadere procedures inzake het energieprestatiecertificaat moet aandacht gaan naar uitzonderingsgevallen, zoals de wijziging van energieprestatiecertificaten na kleine aanpassingen aan het gebouw, de vrijwillige opmaak van energieprestatiecertificaten, het verval van energieprestatiecertificaten, …
Aanbevelingen inzake het flankerend beleid:
De overheid moet een plan ontwikkelen dat kan garanderen dat er binnen afzienbare tijd voldoende energiedeskundigen zullen zijn.
5
Advies energieprestatiecertificaat
Een ruime informatie- en sensibiliseringscampagne is nodig bij de introductie van het energieprestatiecertificaat.
Een publiek toegankelijke webdatabank van de opgemaakte energieprestatiecertificaten moet de opgemaakte certificaten voor kopers en huurders in spe gemakkelijk raadpleegbaar maken.
In overleg met de andere beleidsdomeinen moet dringend werk gemaakt worden van de daadwerkelijke verbetering van de energieprestaties van publieke gebouwen.
3. Algemene beoordeling 3.1. Invoering van energieprestatiecertificaat is een goede zaak De invoering van een energieprestatiecertificaat heeft immers voordelen voor het klimaat en voor de gebruikers van de gebouwen. Bovendien is de invoering van een energieprestatiecertificaat verplicht door een Europese richtlijn. De SERV ondersteunt daarom de invoering van een energieprestatiecertificaat in Vlaanderen en vraagt dat dit op een efficiënte wijze gebeurt en dat de administratieve lasten beperkt worden. De invoering van het energieprestatiecertificaat is formeel verplicht ingevolge de Europese richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen. Het niet volgen van deze richtlijn kan leiden tot een vordering vanwege tot Europese commissie en tot eisen tot schadevergoeding vanwege benadeelde particulieren. De invoering van het energieprestatiecertificaat heeft belangrijke klimaatvoordelen. Het beoogt eigenaars een prikkel te geven om te investeren in de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen. Doordat eigenaars toekomstige huurders en kopers met het energieprestatiecertificaat moeten informeren over het energieverbruik van gebouwen, zal het bereikte energieprestatieniveau een invloed hebben op de huur- en verkoopprijzen2. Via de vastgoedprijzen is er dus een financiële prikkel voor energie-efficiëntie verhogende investeringen. Ook zal het energieprestatiecertificaat informatie en tips bevatten over de mogelijke kostenefficiënte maatregelen om de energieprestaties nog te verbeteren. Deze maatregelen zullen leiden tot energiebesparingen en dus tot een verlaging van de broeikasgasemissies voor gebouwen. Hiermee wordt dus het omvangrijke emissiereductiepotentieel dat momenteel in de Vlaamse gebouwensector nog bestaat, aangeboord.
2
Er is geen cijfermateriaal beschikbaar over de verwachte invloed van het energieprestatiecertificaat op de vastgoedwaarde van de diverse categorieën gebouwen.
6
Advies energieprestatiecertificaat
De concrete te verwachten emissiereducties zijn evenwel niet becijferd, noch in de nota aan de leden van de Vlaamse regering, noch in de bijgevoegde RIA (Reguleringsimpactanalyse). De investeringen in energie-efficiëntieverhogende maatregelen zullen tevens leiden tot een vermindering van de energiefactuur voor de gebruikers van de gebouwen. Deze baten zijn evenmin becijferd3.
3.2. Nadere aanvulling van het reglementair kader moet efficiëntie garanderen De bestaande EPB-regeling en het voorliggend ontwerpbesluit volstaan niet om de regeling omtrent het energieprestatiecertificaat daadwerkelijk te laten werken. Het ontbrekend reglementair kader moet dus dringend ingevuld worden, temeer daar de regeling voor bouwprojecten al vanaf 1 januari 2006 in werking treedt. Bij de invulling van het reglementair kader moet ervoor gezorgd worden dat de regeling zo efficiënt mogelijk is en de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt worden. Inhoudelijk doet de SERV in deel 6 voor enkele aspecten van het ontbrekend reglementair kader alvast enkele aanbevelingen.
3.3. Een gefaseerde uitbreiding van de verplichting is wenselijk Volgens de SERV is een gefaseerde, uitgestelde invoering van het energieprestatiecertificaat vanuit pragmatische overwegingen noodzakelijk. De raad vindt het dan ook een goede zaak dat Vlaanderen gebruik maakt van de uitstelmogelijkheid van 3 jaar voorzien in de Europese richtlijn. Ten eerste zijn er momenteel blijkbaar onvoldoende energiedeskundigen om het vereiste aantal energieprestatiecertificaten op te maken. Een gefaseerde invoering van het energieprestatiecertificaat kan de markt wellicht meer tijd geven om zich voor te bereiden. Ten tweede kan een gefaseerde invoering de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de regeling vergroten. 3
Er wordt enkel verwezen naar de gerealiseerde energiekostreducties voor consumenten van certificering in combinatie met de tenuitvoerlegging van vastgestelde maatregelen in Denemarken, waarbij gesteld wordt ‘dat er geen reden is om aan te nemen dat de invoering van het energieprestatiecertificaat in het Vlaamse Gewest niet tot gelijkaardige resultaten met betrekking tot besparingsmogelijkheden en vermindering van energiekosten zal leiden’. Het is evenwel belangrijk op te merken dat de opgelijste energie-efficiëntieverhogende maatregelen in het Vlaamse energieprestatiecertificaat niet opgelegd zullen worden.
7
Advies energieprestatiecertificaat
Ten derde laat een gefaseerde invoering ook de overheid toe om zich beter voor te bereiden. Zo is het regelgevend kader in Vlaanderen momenteel onvoldoende uitgewerkt om het energieprestatiecertificaat vanaf 2006 voor het volledige toepassingsgebied van de Europese richtlijn in te voeren. Vlaanderen plant om het regelgevend kader stapsgewijs uit te breiden: eerst de regelgeving inzake de bouw, later deze inzake verkoop en verhuur. Ook geeft de nota aan de Vlaamse regering aan dat tijdens de uitstelperiode nog gegevens verzameld moeten worden, zoals de referentiewaarden voor niet-residentiële gebouwen. Het onvolledige regelgevende kader is ten dele logisch gezien er op dit moment nog geen definitieve Europese normen zijn voor de berekening van de energieprestaties van gebouwen. Deze zouden pas in 2006 beschikbaar komen en pas in 2007 in Belgische regelgeving zijn omgezet. Het is logisch dat Vlaanderen wacht op de definitieve normen, alvorens deze in Vlaamse regelgeving vast te leggen. Dit kan evenwel niet verklaren waarom Vlaanderen wacht om nadere regels omtrent procedures en erkenningen in de regelgeving te verankeren. De nota aan de leden van de Vlaamse regering laat nochtans uitschijnen dat terzake al veel beslist is, zonder dit evenwel op te nemen in het voorliggend ontwerpbesluit. Wel wijst de raad op de problemen die met de geplande gefragmenteerde aanvulling van de regelgeving gepaard kunnen gaan. Zo zorgt de tijdelijke onvolledigheid van de regelgeving voor rechtsonzekerheid bij alle betrokkenen. Bovendien maken de veelvuldige wijzigingen van de energieprestatieregelgeving deze weinig doorzichtig en moeilijk opvolgbaar en communiceerbaar. Ook dreigt een gefragmenteerde invoering tot een ongelijke, nodeloos complexe regelgeving te leiden. Zo legt het voorliggend ontwerpbesluit regels vast voor de bouw, die niet transponeerbaar zijn naar verkoop en verhuur (cf. infra). Zonder de noodzaak van een gefaseerde invoering van het energieprestatiecertificaat in twijfel te trekken, merkt de raad op dat de RIA gevoegd bij de adviesvraag de afwegingen met betrekking tot de al dan niet gefaseerde invoering van het energieprestatiecertificaat verkeerd en onvolledig weergeeft. Zo vermeldt de RIA niet dat door een gefaseerde invoering het emissiereductiepotentieel van de maatregel ook pas op een later moment bereikt zal worden. Het effect van de uitgestelde invoering op de bereikte emissiereducties werd in de RIA niet berekend. Tevens wijst de raad erop dat de RIA de kosten voor de gefaseerde invoering van het energieprestatiecertificaat niet juist voorstelt. Zo laat kosten-baten-tabel in de RIA uitschijnen dat de eigenaars die een energieprestatiecertificaat moeten laten opmaken bij een gefaseerde invoering geen kosten zullen dragen. In de tekst van de RIA bij de tabel wordt daarentegen geschat dat de marktwaarde voor de ruim 200.000 certificaten ongeveer 50 miljoen euro zal bedragen.
8
Advies energieprestatiecertificaat
3.4. Onderbouwing van voorgesteld stappenplan is nodig De SERV doet geen uitspraak over de concrete modaliteiten van het voorgestelde stappenplan wegens een gebrek aan informatie. De bijgevoegde RIA is namelijk zeer onvolledig in de inventarisatie van de kosten en baten van mogelijke scenario’s voor Vlaanderen (cf. supra). Een dergelijke kosten-baten-analyse in Nederland heeft aangetoond dat de baten niet voor alle types gebouwen opwegen tegen de administratieve kosten. Bovendien worden de kosten voor de invoering van het energieprestatiecertificaat in de RIA gevoegd bij de adviesvraag wellicht ernstig onderschat (zie tabel). Ook overwoog de RIA geen alternatieven voor de modaliteiten van de voorgestelde fasering. Andere stappenplannen met andere tijdschema’s werden niet beschreven. Ook andere maatregelen om het tijdelijk tekort aan energiedeskundigen aan te pakken, werden niet in beschouwing genomen (zoals het tijdelijk werken met niet erkende deskundigen, onder toezicht van een erkende deskundigen, e.d.). De SERV rekent er dan ook op dat er tegen de volgende aanpassing van het EPB-besluit terzake meer informatie beschikbaar zal zijn.
Tabel 1: Inschatting van de kosten voor het energieprestatiecertificaat In de tekst van de RIA bij de tabel wordt geschat dat de marktwaarde voor de ruim 200.000 certificaten ongeveer 50 miljoen euro zal bedragen. Dit weerspiegelt een kostprijs van ongeveer € 250 per certificaat. Daarbij wordt gesteld dat de kosten voor het energieprestatiecertificaat dat een onderdeel is van de EPB-aangifte, wellicht beperkt zullen zijn. De software die de overheid ter beschikking zou stellen, zou dit certificaat immers automatisch genereren. Aangezien deze software nog steeds niet beschikbaar is, is het moeilijk om in te schatten of en in welke mate de opmaak van het energieprestatiecertificaat bij projecten inderdaad automatisch zal gebeuren4. Een kosteninschatting voor het energieprestatiecertificaat bij bouw is hierdoor erg moeilijk. Voor energieprestatiecertificaten die opgemaakt worden bij de verkoop en verhuur lijkt de geschatte € 250 per energieprestatiecertificaat alvast een onderschatting. Voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat zal immers een plaatsbezoek nodig zijn, gevolgd door de
4
De aangekondigde software is nog steeds niet beschikbaar.
9
Advies energieprestatiecertificaat
energieprestatieberekeningen en de administratieve verwerking. De kostprijsramingen van de gecontacteerde experten variëren voor woningen van € 240 tot € 1.500 (0,5 tot 3 mandagen) per energieprestatiecertificaat en voor andere gebouwen van € 500 tot € 10.000 (2 à 20 mandagen)5. Veel zal overigens afhangen van de nog vast te leggen vereisten inzake de inhoud van het certificaat, het nog vast te leggen opleidingsniveau voor ‘energiedeskundigen’, de vraag en het aanbod op de markt van energiedeskundigen op de markt, enz. Bovendien zullen ook de grootte van het gebouw, de aard van de installaties, de al dan niet beschikbaarheid van plannen van het gebouw, etc. de kostprijs van de energieprestatiecertificaten beïnvloeden.
4. Aanbevelingen inzake het ontwerpbesluit 4.1. Regel de overdracht van energieprestatiecertificaten De raad meent dat de overdracht van energieprestatiecertificaten van verkopers naar kopers in het besluit geregeld moet worden. Het voorliggend ontwerpbesluit stelt in art. 1 §4 enkel dat bij een verkoop van het gebouw waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat werd aangemaakt, de verkoper dit energieprestatiecertificaat overhandigt aan de koper. Over de overdracht zelf bepaalt het ontwerpbesluit niets. Het lijkt evident dat de overdracht van energieprestatiecertificaten geregeld wordt via de verplichte opname bij de notariële akten zoals dit momenteel voor een bodemattest gebeurt, eventueel op straffe van nietigheid van de verkoop. Deze aanpak zou tevens het voordeel hebben dat er via de notaris een controle is op de daadwerkelijke opmaak en overdracht van het energieprestatiecertificaat. De nota aan de leden van de Vlaamse regering vermeldt slechts een steekproefsgewijze controle. Aansluitend op bovenstaande opmerking vraagt de raad dat er reeds vóór de uitwerking van overdrachtregeling een idee ontwikkeld wordt over de overdracht of voorlegging bij verhuur, teneinde een zo consistent mogelijke regeling te ontwikkelen.
5
Er zijn geen gedocumenteerde ramingen gevonden van de kostprijs voor de opmaak van een energieprestatiecertificaat in Vlaanderen. Daarom werden zowel de administratie als drie energiestudiebureaus gecontacteerd. De administratie hanteert als richtwaarden voor woningen 1 mandag, voor gebouwen voor publieke dienstverlening 2 mandagen en voor andere gebouwen 3 mandagen, al wordt opgemerkt dat veel zal afhangen van de karakteristieken van het gebouw. In een Britse RIA wordt melding gemaakt van £ 150 of €220 per certificaat. Regulatory Impact Assessment, Home Information Packs. http://www.odpm.gov.uk/stellent/groups/odpm_housing/documents/page/odpm_house_026060-09.hcsp Deze home informations packs zouden meer omvatten dan alleen gegevens over de energieprestaties van gebouwen. Ze zouden £635 kosten voor een gemiddelde verkoop (£200 for local searches, £10 for obtaining evidence of title from the Land Registry, £300 for a home condition report (including the energy report) and £125 in legal fees for the preparation of a draft contract and pack assembly).
10
Advies energieprestatiecertificaat
Indien bij verhuur de overdracht of voorlegging gecontroleerd zou worden via de registratie van de nieuwe bewoner bij de gemeente, is het wellicht logisch dat dit ook bij verkoop zou gebeuren. Tot slot merkt de raad op dat voor gebouwen waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat werd aangemaakt, de overdracht of voorlegging aan de eventuele huurder niet geregeld wordt. De raad betreurt dit, temeer daar gebouwen die gebouwd of verbouwd werden met het oog op de verhuring, voor lange tijd verhuurd kunnen zijn op het moment dat de regeling inzake verhuur van kracht wordt (2009).
4.2. Verduidelijk de koppeling met de EPB-aangifte De raad heeft vragen bij de fysieke koppeling van het energieprestatiecertificaat met de EPBaangifte. Voor de bouw wordt een energieprestatiecertificaat opgevat als een onderdeel van de EPB-aangifte. Volgens de nota aan de leden van de Vlaamse regering (blz. 9) is er een fysieke koppeling van het energieprestatiecertificaat aan de EPB-aangifte en wil aldus men vermijden dat beide documenten een afzonderlijk leven leiden. De koppeling met de EPB-aangifte is vanuit oogpunt van de administratieve vereenvoudiging goed verdedigbaar, maar de aangekondigde fysische koppeling roept vragen op. Een fysieke koppeling zou impliceren dat er twee types energieprestatiecertificaten zullen ontstaan: energieprestatiecertificaten, gegenereerd bij bouw, die bestaan uit het eigenlijke certificaat en de EPB-aangifte die er onlosmakelijk mee verbonden is en energieprestatiecertificaten, gegenereerd voor verkoop of verhuur, die vermoedelijk enkel bestaan uit het certificaat zelf. Gezien beide certificaten uiteindelijk bij verkoop en verhuur zullen moeten worden voorgelegd, kan dit tot verwarring leiden. De raad vraagt dan ook dat bij de uitwerking van de vorm van het energieprestatiecertificaat ervoor gezorgd wordt dat certificaten ook afzonderlijk van de EPBaangifte kunnen functioneren. Aansluitend vraagt de raad zich af of de koppeling met de EPB-aangifte geen problemen genereert voor gebouwen met meerdere wooneenheden, zoals appartementsgebouwen. Er moet in veel gevallen6 immers een energieprestatiecertificaat opgemaakt worden per wooneenheid, terwijl de EPB-aangifte gebeurt per gebouw.
6
De Europese richtlijn laat slechts een gemeenschappelijke certificering toe voor het gehele gebouw, wanneer het gaat om een blok met een gemeenschappelijk verwarmingssysteem.
11
Advies energieprestatiecertificaat
4.3. Verzeker de uitbreidbaarheid tot een consistent regelgevend kader De raad vindt dat reeds bij de uitwerking van de regeling voor het energieprestatiecertificaat bij bouw aandacht moet zijn voor de uitbreidbaarheid van de regeling naar verkoop en verhuur, zodat een zo consistent mogelijke regelgeving tot stand kan komen. Dit lijkt niet volledig het geval. Zo lijkt er geen eenvormigheid mogelijk inzake de geldigheid van het energieprestatiecertificaat. Art. 1 §3 stelt dat het energieprestatiecertificaat een geldigheidsduur van tien jaar heeft die aanvangt op de datum van ingebruikname van het gebouw. De verwijzing naar de ingebruikname van het gebouw zal niet toepasbaar zijn voor energieprestatiecertificaten opgemaakt bij verkoop en verhuur van gebouwen. De verwijzing naar de ingebruikname is overigens niet vereist in de EU-richtlijn7. Reeds hierboven werd ook verwezen naar de koppeling van het energieprestatiecertificaat voor de bouw met de EPB-aangifte, die voor certificaten bij verkoop en verhuur niet steeds van toepassing zal kunnen zijn.
5. Aanbevelingen inzake het stappenplan 5.1. Verduidelijk het statuut van de voorgelegde fasering van het stappenplan Het statuut van het stappenplan voor de invoering van het energieprestatiecertificaat is onduidelijk. Dit stappenplan is immers niet in het ontwerpbesluit zelf vastgelegd, maar slechts in de nota aan de leden van de Vlaamse regering. Het juridisch statuut van deze nota is onduidelijk. Naar verluidt zal deze nota aan de leden van de Vlaamse regering ter motivering van de uitgestelde invoering aan de Europese Commissie worden overgemaakt. Bovendien is het onzeker of het stappenplan nog kan wijzigen. In het verleden werd de fasering reeds meermaals gewijzigd8 en de nota aan de leden van de Vlaamse regering laat ook uitschijnen dat de fasering van de invoering van het energieprestatiecertificaat nog kan veranderen9.
7 8
9
De richtlijn stelt slechts dat er een maximale geldigheid is van tien jaar. Zie bijvoorbeeld in het VORA (Vooruitgangsrapport bij het Vlaams klimaatbeleidsplan) en in de beleidsverklaring. Zo stelde de beleidsverklaring dat vanaf 2006 energieprestatiecertificaten zouden worden ingevoerd voor nieuwe woningen en vanaf 2008 voor bestaande woningen die verhuurd worden of verkocht worden, terwijl het voorliggend stappenplan de invoering voor verhuur pas voorziet vanaf 2009. Het energieprestatiecertificaat kan tegen 2008 bij de verkoop van residentiële gebouwen worden ingevoerd. Een gelijktijdige invoering van het certificaat bij de verhuur van residentiële gebouwen is waarschijnlijk niet haalbaar … ‘
12
Advies energieprestatiecertificaat
Dit laatste is enerzijds begrijpbaar gezien het huidige gebrek aan informatie over de haalbaarheid van de voorgestelde fasering en gezien de onzekerheid over de tijd die nodig zal zijn om het ontbrekende regelgevende kader aan te vullen. Anderzijds vindt de raad dat er in het belang van alle betrokkenen snel duidelijkheid moet komen over de definitieve fasering. De interesse voor de opleiding van energiedeskundigen en dus de beschikbaarheid van energiedeskundigen is overigens afhankelijk van de zekerheid die de regelgeving al dan niet kan bieden inzake de vraag naar energieprestatiecertificaten.
5.2. Onderbouw het stappenplan, zeker voor verhuur van gebouwen met EPB-aangifte en voor publieke gebouwen Reeds hierboven (deel 3.3) pleitte de SERV voor een nadere onderbouwing van het stappenplan. In het bijzonder vraagt de raad alvast nadere motivering voor de voorgestelde timing voor verhuur van gebouwen waarvoor reeds een energieprestatiecertificaat beschikbaar is (2009) en voor publieke gebouwen (januari en oktober 2008). Reeds hierboven betreurde de raad dat de overdracht of voorlegging van reeds beschikbare energieprestatiecertificaten aan huurders niet geregeld is. Ook lijkt de geplande introductie van energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen erg laat. Gebouwen voor publieke dienstverlening moeten vanaf 2007 het werkelijk gemeten energieverbruik bijhouden en moeten pas in januari of oktober 2008 een energieprestatiecertificaat hebben. De timing werd hiermee uitgesteld ten opzichte van de timing voorzien in het VORA 2004. Gezien de voorbeeldfunctie die de overheid vervult en gezien de vele initiatieven die in publieke gebouwen reeds genomen werden10, moet een versnelde introductie voor publieke gebouwen overwogen worden. De raad pleit aansluitend ook voor een verhoogde aandacht voor de energieprestaties van de publieke gebouwen in de diverse beleidsdomeinen (cf. infra).
10
Bijv. in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met provincies en steden en gemeenten, in het kader van de REG-acties van de distributienetbeheerders, in het kader van het project interne milieuzorg binnen de Vlaamse overheid, in het kader van eigen initiatieven, …
13
Advies energieprestatiecertificaat
6. Aanbevelingen inzake het ontbrekend reglementair kader 6.1. Zorg voor een eenvoudig en leesbaar energieprestatiecertificaat Vóór de invoering van het energieprestatiecertificaat voor bouw – dus vóór 1 januari 2006 moet de inhoud van het energieprestatiecertificaat vastgelegd worden. Dit zou naar verluidt in het najaar gebeuren. Bij de uitwerking van het modelformulier moet volgens de raad aandacht gaan naar de invulbaarheid van het formulier door de energiedeskundige en naar de leesbaarheid ervan voor de gebruiker. De raad vraagt immers dat de invoering van het energieprestatiecertificaat op een efficiënte wijze gebeurt en dat de administratieve lasten beperkt worden. De raad beveelt alvast aan bij de uitwerking van het modelformulier de ‘Checklist formulieren. Administratieve lastenvermindering door goede formulieren’ opgemaakt door de kenniscel wetsmatiging, als een belangrijke leidraad te gebruiken. Ook vraagt de raad bijzondere aandacht voor een eenvoudige en begrijpbare weergave van de positionering van een gebouw ten opzichte van vergelijkbare gebouwen, door bijvoorbeeld te werken met labels. Voor gebouwen bestemd voor publieke dienstverlening lijkt dit op termijn alvast de bedoeling11, maar niet voor andere gebouwen. De nota aan de leden van de Vlaamse regering stelt zelfs dat het energieprestatiecertificaat voor referentiewaarden mag verwijzen naar de waarden die vermeld worden op een internetsite (bijv. www.energiesparen.be)12. Volgens de raad is dit laatste slechts aangewezen indien het energieprestatiecertificaat zelf al voldoende informatie bevat om het gebouw te kunnen positioneren ten opzichte van vergelijkbare gebouwen. Ook de Europese richtlijn 2002/91 stelt dat het energieprestatiecertificaat voor gebouwen de referentiewaarden moet bevatten, zoals de geldende wettelijke normen en benchmarks, waarmee de consumenten de energieprestatie van gebouwen kunnen vergelijken en beoordelen. Ook inzake de weergave van de energie-efficiëntieverhogende maatregelen op het energieprestatiecertificaat zijn duidelijke instructies nodig. Vooreerst moet het energieprestatiecertificaat volgens de raad duidelijk maken dat de opgelijste maatregelen aanbevelingen en adviezen zijn, geen verplichtingen13.
11 12 13
Nota aan de leden van de Vlaamse regering, blz. 15. Nota aan de leden van de Vlaamse regering, blz. 12. Naar verluidt worden in Denemarken de maatregelen opgenomen in het energieprestatiecertificaat ook effectief opgelegd. De Europese richtlijn stelt echter duidelijk dat de energieprestatiecertificaten louter informatief zijn.
14
Advies energieprestatiecertificaat
Daarnaast moeten instructies aangeven wat kosteneffectieve besparingen zijn, met welk detailniveau de maatregelen beschreven moeten worden, waarop de opgelijste maatregelen betrekking moeten hebben (op de installatie én op het verbruik?), etc. Aansluitend merkt de raad op dat de Vlaamse regering ervoor koos de oplijsting van de energie-efficiëntieverhogende maatregelen te beschouwen als een onderdeel van het energieprestatiecertificaat (art. 1 §1). De certificatie en advisering worden dus gecombineerd in één document. De Europese richtlijn bepaalde slechts dat het energieprestatiecertificaat ‘vergezeld moet zijn’ van aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestaties. De vraag rijst of deze - mogelijk omvangrijke – oplijsting, bedoeld als sensibiliserend instrument voor de eigenaar en gebruiker, steevast aan het energieprestatiecertificaat gekoppeld moet blijven, ook bij de overdracht tussen de overheden. Tot slot moet de aangekondigde software die bij de opmaak van de EPB-aangifte gebruikt moet worden en die naar verluidt automatisch het energieprestatiecertificaat voor bouwprojecten zou genereren, dringend ter beschikking stellen, temeer daar de verplichting inzake het energieprestatiecertificaat voor bouwprojecten reeds op 1 januari 2006 ingaat en de voorbereiding van heel wat aangiftes voor begin 2006 nu reeds lopende is.
6.2. Verduidelijk de erkenningsregeling De raad meent dat dringend meer duidelijkheid moet komen over wie welke energieprestatiecertificaten kan opmaken. De nota aan de leden van de Vlaamse regering verwijst terzake meermaals naar ‘energiedeskundigen’, maar dit begrip wordt veelal niet gedefinieerd. Het begrip ‘energiedeskundige’ is bovendien verwarrend omdat het ook in het kader van de energie-efficiëntieconvenanten wordt gebruikt.
Bij bouw zal de verslaggever het energieprestatiecertificaat opmaken14, aangezien het certificaat een onderdeel is van de EPB-aangifte. Dit is volgens de raad logisch.
Bij verkoop of verhuur is het nog niet duidelijk wie het energieprestatiecertificaat zal kunnen opmaken. Volgens de nota aan de leden van de Vlaamse regering zal dit later vastgelegd worden. Met het oog op de opleiding van de benodigde deskundigen, meent de raad dat dit zo spoedig mogelijk uitgeklaard moet worden.
14
Verslaggever wordt in de bestaande regelgeving gedefinieerd als ‘een natuurlijke persoon die in opdracht van een aangifteplichtige de EPB-aangifte opstelt en die beschikt over een diploma van architect, burgerlijk ingenieur architect, burgerlijk ingenieur of industrieel ingenieur; de functie van verslaggever kan ook waargenomen worden door de architect die belast is met het ontwerp van het gebouw of met de controle op de uitvoering van de werkzaamheden.
15
Advies energieprestatiecertificaat
Voor gebouwen voor publieke dienstverlening zal een energiedeskundige erkend volgens het besluit van 17 juni 200515 de energieprestatiecertificaten opmaken. De raad merkt evenwel op dat deze regeling enkel betrekking heeft op woningen en enkel op de opmaak van een energie-audit, niet op niet-residentiële gebouwen en niet op het maken van energieprestatieberekeningen.
Tot slot herhaalt de raad in dit kader zijn pleidooi voor een geïntegreerde en afstemde regeling voor erkenning van milieu- en energiedeskundigen.
6.3. Verduidelijk de relatie met energiegerelateerde ondersteuningsregelingen De invoering van het energieprestatiecertificaat vereist afstemming met energiegerelateerde ondersteuningsregelingen. O.a. moet verhelderd worden of en in welke mate de energiegerelateerde ondersteuningsregelingen de opmaak van energieprestatiecertificaten financieel kunnen ondersteunen. De nota aan de leden van de Vlaamse regering bevat hierover geen toelichting. Volgende vragen moeten concreet beantwoord worden.
Kan de opmaak van een energieprestatiecertificaat in aanmerking komen voor een tegemoetkoming vanwege de netbeheerders in het kader van de REG-openbare dienstverplichtingen?
Kan de opmaak van een energieprestatiecertificaat in aanmerking komen voor een belastingvermindering voorzien voor de uitgaven van een energieaudit in een woning? Zijn verslaggevers dan automatisch erkende energiedeskundigen volgens het besluit van 17 juni 2005?
Zullen Vlaamse energiegerelateerde subsidies ook ingezet kunnen worden op de uitvoering van de energie-efficiëntieverhogende maatregelen voorzien in het energieprestatiecertificaat?
Zal het gewestelijk aandeel in de onroerende voorheffing voor lage-energiewoningen verlaagd worden op basis van energieprestatiecertificaten, zoals aangekondigd in het regeerakkoord? 16
…
15 16
Definieert een energiedeskundige als ‘de natuurlijke persoon onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandige of de bezoldigde medewerker van een rechtspersoon, die energieadvies voor woningen verstrekt. Vanaf 2006 voeren we een energieprestatieregelgeving in voor gebouwen. Vanaf 2006 voeren we energieprestatiecertificaten in voor nieuwe woningen. En, vanaf 2008 voor bestaande woningen die verhuurd of verkocht worden. We doen de energieprestatie-eisen op nieuwbouw en vernieuwbouw eerbiedigen. Gekoppeld aan de energieprestatiecertificaten verlagen we het gewestelijk aandeel in de onroerende voorheffing voor lage-energiewoningen.
16
Advies energieprestatiecertificaat
6.4. Regel de procedure voor uitzonderingsgevallen De raad vraagt om bij de uitwerking van de nadere procedures met betrekking tot het energieprestatiecertificaat aandacht te besteden aan enkele uitzonderingsgevallen.
Aanpassingen van gebouwen: Kleine, niet vergunningsplichtige activiteiten of toevalligheden kunnen het energieprestatieniveau van een gebouw wijzigen, zowel in positieve zin als in negatieve zin. De installatie van een energiezuinigere ketel kan bijvoorbeeld het energieprestatieniveau verhogen, het uitvallen van een zonneboiler kan het energieprestatieniveau verlagen17. Een eenvoudige procedure is nodig om een bestaand energieprestatiecertificaat te kunnen wijzigen zonder dat een volledig nieuw energieprestatiecertificaat moeten worden opgemaakt. Deze is nu niet voorzien. Het voorliggend besluit stelt enkel dat indien bij een controle blijkt dat de EPB-aangifte niet met de werkelijkheid overeenstemt, het betrokken energieprestatiecertificaat vervalt. Om dergelijke wijzigingen van het energieprestatiecertificaat mogelijk te maken, zou de oplijsting van energie-efficiëntieverhogende maatregelen die installaties betreffen bijvoorbeeld kunnen aangeven wat het effect van de uitvoering van deze maatregel zou zijn op de energieprestaties.
Vrijwillige opmaak van energieprestatiecertificaten: In afwachting van de verplichting om energieprestatiecertificaten bij verkoop en verhuur voor te leggen, moet de mogelijkheid voorzien worden om reeds vrijwillig dergelijke energieprestatiecertificaten te laten opmaken. Deze energieprestatiecertificaten moeten geregistreerd en rechtsgeldig kunnen zijn. Mede om deze reden moeten de voorwaarden en procedures voor energieprestatiecertificaten bij verkoop en verhuur zo snel mogelijk vastgelegd worden.
Verval van het energieprestatiecertificaat: Wat gebeurt er wanneer een energieprestatiecertificaat vervallen is, bijvoorbeeld omdat de maximale geldigheid verstreken is of omdat bij controle gebleken is dat het energieprestatiecertificaat niet (meer) overeenkomt met de werkelijkheid? Wat zijn in dat geval de rechten van de koper of de huurder?
…
17
Voor energieprestatiecertificaten die onderdeel uitmaken van een EPB-aangifte zal deze laatste situatie evenwel niet mogen voorkomen aangezien art. 17 van het energieprestatiedecreet stelt dat de in de EPBaangifte vermelde installaties of constructies enkel gewijzigd of vervangen kunnen worden als de gewijzigde of vervangen[de] installaties of constructies elk op zich minstens de prestaties leveren die vermeld werden in de EPB-aangifte. Voor energieprestatiecertificaten die geen onderdeel uitmaken van een EPB-aangifte zou het vooralsnog wel mogelijk zijn dat de dat de energieprestaties sedert de opmaak van het energieprestatiecertificaat in negatieve zin evolueren.
17
Advies energieprestatiecertificaat
7. Aanbevelingen inzake het flankerend beleid 7.1. Werk actief aan de uitbreiding van het energiedeskundigenbestand Volgens de SERV moet de overheid actief inspanningen doen om het energiedeskundigenbestand in Vlaanderen uit te breiden. Er moet een plan ontwikkeld worden dat kan garanderen dat er binnen afzienbare tijd inderdaad voldoende energiedeskundigen zullen zijn. Dit plan moet er o.a. voor zorgen dat er voldoende incentieven voor betrokkenen zijn om opleiding te gaan volgen. Reeds hierboven werd aangegeven dat rechtzekerheid via een afgewerkt regelgevingskader cruciaal is. Het moet immers duidelijk zijn wie het energieprestatiecertificaat kan opmaken wanneer dit niet onderdeel uitmaakt van de EPB-aangifte. Daarnaast kan een gerichte campagne naar de bouwsector (architecten, ingenieursbureaus, e.d.) en naar het onderwijs zinvol zijn. Verder moet de overheid opvolgen dat er voldoende opleidingscentra en opleidingen zijn.
7.2. Voer een informatie- en sensibiliseringscampagne Het is cruciaal dat een ruime informatie- en sensibiliseringscampagne wordt opgezet bij de introductie van het energieprestatiecertificaat. Deze campagne moet de burgers informeren over de doelstellingen van het energieprestatiecertificaat, over hoe en door wie een energieprestatiecertificaat kan worden opgemaakt en over de wijze waarop een energieprestatiecertificaat gelezen en geïnterpreteerd18 moet worden. Een dergelijke campagne is niet alleen van belang voor de creatie van een maatschappelijk draagvlak van de voorgestelde regeling, maar ook om ervoor te zorgen dat het sensibiliserend effect van de energieprestatiecertificaten ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt.
7.3. Voorzie een publieke energieprestatiecertificatendatabank De raad pleit voor de ontwikkeling van een publiek toegankelijke webdatabank van de opgemaakte energieprestatiecertificaten. Een dergelijke databank laat toe dat potentiële kopers en huurders de inhoud van de energieprestatiecertificaten eenvoudig kunnen raadplegen. Op deze manier kunnen de energieprestaties van een gebouw reeds in een vroeg stadium onderdeel uitmaken van het beslissingsproces bij de aankoop of huur van een gebouw.
18
Zo moet het o.a. duidelijk zijn dat het energieprestatiecertificaat niet ‘certificeert’ dat een gebouw voldoet aan de EPB-eisen. Het energieprestatiecertificaat is in feite slechts een attest over de energieprestaties van het gebouw.
18
Advies energieprestatiecertificaat
De inhoud van de energieprestatiecertificaten is dan immers reeds gegarandeerd bekend vóór de effectieve koop of verhuring. De nota aan de leden van de Vlaamse regering voorziet momenteel alleen voor gebouwen voor publieke dienstverlening dat gegevens uit de databank worden gepubliceerd en dus raadpleegbaar zijn. Een dergelijke databank met gegevens over de energieprestaties van vastgoed zou op termijn gekoppeld kunnen worden aan andere databanken met gegevens over vastgoed, zoals aan deze voor het bodemattest, de toegekende vergunningen, de stedenbouwkundige lokatie (woongebied, landbouwgebied, …), e.d. Dit zou kopers en huurders in spe aldus onmiddellijk alle publieke beschikbare informatie over een bepaald onroerend goed kunnen verschaffen. Voor een dergelijke geïntegreerde databank is samenwerking met andere beleidsdomeinen cruciaal.
7.4. Geef extra aandacht aan publieke gebouwen Er moet dringend werk gemaakt worden van de daadwerkelijke verbetering van de energieprestaties van publieke gebouwen. De voorbeeldfunctie die beoogd wordt met de bekendmaking van de energieprestaties van de gebouwen voor publieke dienstverlening, werkt immers enkel indien dit goede voorbeelden zijn. De raad vraagt daarom naar flankerend beleid waarbij nu reeds in overleg met de diverse beleidsdomeinen (onderwijs, sport, cultuur, mobiliteit, welzijn, …) een concreet plan wordt opgemaakt voor energie-efficiëntieverhogende investeringen.
19
Advies energieprestatiecertificaat
Referentielijst SERV, 15.01.2003, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake de erkenning van energie-auditors voor woningen en houdende bepaling van de uitvoeringsvoorwaarden van de energie-audit, Brussel : SERV. SERV, 05.05.2004, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. Decreet van 7 mei 2004 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een eenrgieprestatiecertificaat. Besluit van 17 juni 2005 van de Vlaamse regering houdende de erkenning als energiedeskundige voor woningen en houdende de uitvoeringsvoorwaarden van de energieaudit voor woningen. Regeerakkoord 2004. Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. De ontplooiing van Vlamingen en Vlaanderen duurzaam bevorderen. Een zorgzame, lerende samen-leving. Goed en doelmatig bestuur. Vlaamse Regering 2004 – 2009 Richtlijn 2002/91/EG van 16 december 2002 betreffende de energieprestaties van gebouwen. Kenniscel Wetsmatiging. (2004) Checklist formulieren. Administratieve lastenvermindering door goede formulieren. Regulatory Impact Assessment, Home Information Packs. http://www.odpm.gov.uk/stellent/groups/odpm_housing/documents/page/odpm_house_026060 -09.hcsp Jablonska, B., Gilijamse, W. ‘Verbetering energieprestatie bestaande woningen’ van ECN Duurzame Energie in de Gebouwde Omgeving (DEGO). http://www.ecn.nl/docs/library/report/2002/c02079.pdf
20