27 oktober 2015
Energie- en watertarieven Standpunt van de Gezinsbond
1
Inleiding: energie- en waterverbruik door gezinnen
p. 2
2
Europese dimensie
p. 3
3
Basisprincipes rechtvaardige en gezinsvriendelijke energie- en watertarieven p. 5
4
3.1 Energie en water zijn een basisrecht
p. 5
3.2 Betaalbaar
p. 6
3.3 Betrouwbaar en veilig
p. 7
3.4 Duurzaam en spaarzaam
p. 8
Principes versus huidige situatie
p. 9
4.1 Huidige opbouw van de elektriciteitsfactuur
p. 9
4.2 Elektriciteitsfactuur: toetsing aan de principes
p. 11
4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
5
Basisrecht Betaalbaar en transparant Betrouwbaar Duurzaam
p. p. p. p.
11 12 13 13
4.3 Analyse nieuwe tariefstructuur water vanaf 2016
p. 15
Voorstellen
p. 16
1.
Inleiding: energie- en waterverbruik door gezinnen Gezinnen maken voor hun dagelijks leven continu gebruik van onze moderne nutsvoorzieningen. Elektrische apparaten nemen een deel van het manuele werk over, verwarmingstoestellen houden de woning op een comfortabele temperatuur. De beschikbaarheid van voldoende drinkbaar water verhoogt de hygiëne en het comfort. Aangezien toestellen steeds efficiënter worden, slagen we er in meer te doen met minder energie. Waar gezinnen in Vlaanderen in 2009 nog gemiddeld 4.288 kWh elektriciteit verbruikten op jaarbasis, nam dat de jaren nadien langzaamaan af tot 3.884 kWh per gezin in 2014 (cijfers VREG). Die afname weerspiegelt zich echter niet in de gezinsbudgetten. In 2009 betaalde een gemiddeld gezin 743 euro aan elektriciteit, in 2012 was dat 823 euro (cijfers gezinsbudgetenquête). Gezinnen raken ook overtuigd dat het loont om te investeren in isolatie. Het jaarlijks gasverbruik schommelt echter sterk met de buitentemperaturen. Corrigeren we daarvoor door middel van de graaddagen, dan zien we sinds 2011 een lichte daling van 5 % per jaar in het gasverbruik (cijfers VREG). Voor mazout en alternatieve brandstoffen hebben we geen verbruikscijfers. Kijken we dan naar wat gezinnen uitgeven aan woningverwarming, dan gaat dit van 1331 euro in 2009 naar 1192 euro in 2012 (cijfers gezinsbudgetenquête, gecorrigeerd voor graaddagen). Ook voor water zijn een aantal belangrijke toestellen het voorbije decennium zuiniger geworden: wasmachines, vaatwassers, toiletten… Een moderne zeer zuinige vaatwasser is momenteel zuiniger met energie en water dan de handafwas. Toch daalt het drinkwaterverbruik door huishoudens maar mondjesmaat. Momenteel verbruikt een gemiddeld gezin ca. 99 liter drinkwater per persoon per dag. Waar vroeger de toiletspoeling de grootste verbruikspost was, is die nu voorbijgestoken door bad/douche ('watercultuur') die goed zijn voor gemiddeld 40 % van het huishoudelijk verbruik. Sinds de invoering van de integrale waterfactuur in 2005 is de factuur van de gezinnen gestegen met 71 %. De belangrijkste oorzaak is de verhoging van de bijdrage voor waterzuivering, en dan voornamelijk de bijdrage die de gemeenten aanrekenen voor de uitbouw van het gemeentelijk rioleringsnet. Een gezin van 2 personen betaalt momenteel gemiddeld 336 euro/jaar, een gezin van 5 personen 610 euro/jaar. De prijzen verschillen echter sterk tussen de 9 drinkwatermaatschappijen. Positief is wel dat de integrale waterfactuur in Vlaanderen nog steeds minder doorweegt in het gezinsbudget dan in de buurlanden. Tot nu toe kregen gezinnen een basishoeveelheid water en elektriciteit gratis, aangepast aan de gezinsgrootte. Voor elektriciteit gaat het om 100 kWh per gezin, met 100 kWh extra per gezinslid. Voor water ging het om 15 mC per gezinslid. Deze maatregelen worden vanaf 2016 afgeschaft. Tabel 1 geeft weer welk effect dit heeft op het gezinsbudget. We hebben hier gewerkt met de vaste prijs voor elektriciteit en de prijs voor water zoals die in 2014 werd aangerekend door de Intercommunale Watermaatschappij (IWM). Aangezien de toegekende hoeveelheid gratis water en elektriciteit gezinsgemoduleerd werd, wordt het verlies groter naarmate er meer gezinsleden zijn.
2
Tabel 1: jaarlijks verlies omwille van de afschaffing van de gratis hoeveelheid water en elektriciteit naargelang het aantal personen in het huishouden (in euro) Aantal personen in het huishouden 1 2 3 4 5 6 7 8
Water
Elektriciteit
29 57 86 114 143 172 200 229
37 55 73 92 110 128 147 165
Daarnaast zijn er nog een heleboel andere maatregelen die de elektriciteitsfactuur duurder maken voor gezinnen. De belangrijkste tariefverhogingen zijn de volgende: vanaf 1 september 2015 werd de BTW op elektriciteit terug verhoogd van 6 % naar 21 %; gezinnen met zonnepanelen betalen sinds 1 juli 2015 een netvergoeding in functie van hun omvormervermogen, er komt vanaf 1 januari 2016 een heffing van 100 euro per jaar voor de afbetaling van de schulden van de distributienetbeheerders omwille van de groenestroomcertificaten, de verhoging van de distributienettarieven in 2015 na een bevriezing van deze tarieven de voorgaande jaren…
1.
Europese dimensie Energie heeft een belangrijke Europese dimensie. Op 25 februari 2015 publiceerde de Europese Commissie 'Een kaderstrategie voor een veerkrachtige Energie-Unie met een toekomstgericht klimaatbeleid', de zogenaamde Energie-Unie. De Europese Unie wil ten behoeve van huishoudens en bedrijven met deze Energie Unie miljarden euro's besparen door 'betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie' te verzekeren. Volgens het voorstel moeten de 28 Europese energiemarkten opgaan in één unie en meer gaan samenwerken. Alle lidstaten hebben nu nog allemaal een eigen energiebeleid. Het idee van de Energie Unie is ontstaan in 2014 toen de gastoevoer uit de Oekraïne tijdelijk afgesloten werd. Europa is de grootste energie-importeur ter wereld. Meer dan de helft van wat de Europeanen aan energie verbruiken, wordt ingevoerd vanuit derde landen. Rusland is de grootste leverancier van olie en gas aan (met name Oost-) Europa. Om dit te bereiken gaat de strategie uit van 5 dimensies: • • • •
verzekerde bevoorrading, solidariteit en vertrouwen: dit is het belangrijkste element van de strategie maar bevat nog maar weinig concrete voorstellen; een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt: dit zou de Europese consument ongeveer tot 40 miljard Euro per jaar besparen; energiebesparing die zal bijdragen aan een verminderde vraag: wordt gezien als een win-win voor zowel de verzekerde bevoorrading als een lagere factuur voor de consument. Op dit vlak zijn er geen nieuwe voorstellen, enkel herzieningen van reeds bestaande richtlijnen; naar een koolstofarme economie: dit lijkt niet dezelfde (politieke) prioriteit te hebben als de verzekerde bevoorrading. Belangrijk om weten is dat de lidstaten zelf hun energie-mix zullen blijven bepalen (het klimaatbeleid om de CO2 naar beneden te krijgen bepaalt nu die 3
•
energiemix die ieder land zelf invult). Positief is dat er een nieuwe richtlijn hernieuwbare energie wordt aangekondigd voor nà 2020; onderzoek, innovatie en concurrentie: dit wordt door de Commissie vooral gepresenteerd als de dimensie die moet zorgen voor meer werkgelegenheid en Europa als leider van schone energie technologieën.
De Energie Unie loopt parallel met de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 (voorgesteld in januari 2014). Het is nog onduidelijk of deze initiatieven elkaar niet zullen overlappen. De energie unie is een strategie, een container voor heel wat reeds bestaande en geplande initiatieven. Er zijn maar liefst 14 Commissarissen (milieu, klimaat, energie, transport, mededinging…) bij betrokken, gecoördineerd door Vice President Maroš Šefčovič. Heel wat lidstaten zijn niet ingenomen met de plannen van de Europese Commissie omdat ze het energiebeleid een nationale aangelegenheid vinden (met bijvoorbeeld belangen in bepaalde bedrijven) en bepaalde gevoelige informatie niet zouden willen delen met Brussel. De zogenaamde Roadmap geeft een overzicht van alle voorstellen die tussen 2015 en 2020 gedaan zullen worden in het kader van de strategie. Het belang van deze strategie voor een Energie-Unie voor de consument ligt vooral in de doelstelling van een volledig geïntegreerde energie markt: 1. Interconnecties tussen markten: gas en elektriciteit zullen de grenzen ongehinderd kunnen passeren door de bouw van een verbeterde infrastructuur waardoor landen met een energie overschot deze kunnen exporteren naar landen met energie tekorten. Goed voor het black-out probleem van België. 2. Volgens de Commissie zou een goed geïntegreerd Europees energienet de Europese consumenten tot 40 miljard per jaar kunnen besparen door toegenomen keuzevrijheid en/of lagere energieprijzen: • consumenten zouden 'over de grens' hun energie moeten kunnen kopen; • regionale en lokale overheden zullen informatie en financiële prikkels moeten geven ter bevordering van energiebesparing; • de Commissie zal lidstaten die slimme meters willen uitrollen, helpen om consumenten te helpen bij energiebesparing (en eigen productie stimuleren) en zal maatregelen ontwikkelen om de privacy te verzekeren en bescherming te bieden tegen cyberaanvallen • de Commissie wil te lage gereguleerde energieprijzen tegen 2016 (= onder kostprijs) uitfaseren omdat deze de concurrentie hinderen en te zwaar wegen op de publieke financiën. Lidstaten zullen aangemoedigd worden om uiteindelijk alle prijsreguleringen uit te faseren. Hierdoor zouden de markten beter op elkaar moeten aansluiten • de uitfasering van gereguleerde energieprijzen moet volgens de Commissie gepaard gaan met speciale maatregelen van de lidstaten om kwetsbare consumenten beschermen Andere mogelijke belangen voor de consument: 3. energiebesparing: de Commissie zal trachten om de financiering voor energiebesparingsprojecten in gebouwen voor lidstaten, en met name regionale en lokale overheden, te vereenvoudigen (de fondsen van de Europese Unie, Europese InvesteringsBank, enz.).
4
4. transport: strengere CO2 en efficiency standaarden voor personenwagens en busjes. Stimuleren van kilometerheffing of andere vormen van toepassing van het 'vervuiler betaalt' principe. Meer alternatieve brandstoffen en elektrisch vervoer. 5. hernieuwbare energie: Europa als wereld leider. Energienetten moeten hernieuwbare energie kunnen integreren. Nieuwe visie op 'energie uit afval' (2016).
2.
Basisprincipes rechtvaardige en gezinsvriendelijke energie- en watertarieven De zesde staatshervorming geeft Vlaanderen meer eigen bevoegdheden over de tariefregulering. Deze nota beschrijft aan welke principes een rechtvaardige en gezinsvriendelijke energie- en watertarifering volgens de Gezinsbond moet voldoen. Wij schuiven vier samenhangende principes naar voren bij het streven naar een gezinsvriendelijke en rechtvaardige energiefactuur: • • • •
energie = basisrecht energie = betaalbaar energie = betrouwbaar energie = duurzaam
Deze principes moeten van toepassing zijn op het water én energieverbruik van huishoudens. De industrie en de KMO's laten we buiten beschouwing. Bij het energieverbruik maken we een onderscheid tussen enerzijds het huishoudelijk elektriciteitsverbruik (verlichting, televisie…) en anderzijds het energieverbruik nodig om de woning te verwarmen, ongeacht de bron die daarvoor gebruikt wordt, namelijk elektriciteit, stookolie of gas.
3.1. Energie en water zijn een basisrecht Energie en water zijn een basisbehoefte en bijgevolg een basisrecht: we kunnen niet zonder voor een menswaardig leven. Persoonlijke hygiëne, telecommunicatie, verwarming van de woning of eten klaar maken zijn quasi onmogelijk zonder te beschikken over energie. Dat basisrecht wordt vandaag nog te vaak niet gerealiseerd voor een groep gezinnen. Zij kampen met energiearmoede. Afsluitingen van water, gas en elektriciteit leiden dan tot drama's. Dat energie en water een basisrecht zijn, betekent niet dat het onbeperkt en gratis beschikbaar moet zijn. Wel betekent het dat ieder huishouden tegen een betaalbare prijs over een redelijke basishoeveelheid water en energie moet kunnen beschikken om menswaardig te leven en dat maatregelen worden genomen om energiearmoede tegen te gaan. In bijlage hebben we een eigen berekening opgenomen van wat een basishoeveelheid energie en water zou kunnen betekenen. Voor energie bekijken we het huishoudelijk verbruik (voeding, wassen, verlichting, ontspanning en informatie, onderhoud) het sanitair warm water en de verwarming van de woning. Voor waterverbruik gaan we na wat een basishoeveelheid is voor persoonlijke hygiëne, toilet, onderhoud en watergebruik in de keuken. Bijkomend onderzoek is nodig om deze berekeningen te verfijnen. Dit door de overheid gefinancierde onderzoek moet een basis bieden voor objectieve en maatschappelijk gedragen parameters. Deze parameters moeten het principe van gezinsmodulering integreren: een alleenstaande heeft minder water en energie nodig om in zijn basisbehoeften te voorzien dan een gezin met 5
kinderen; een gezin met één kind heeft minder nodig dan een gezin met meerdere kinderen. Tegelijk zijn er ook schaalvoordelen: een huishouden met drie personen gebruikt niet automatisch de helft meer dan een huishouden met één persoon. Dit onderzoek moet uitwijzen in hoeverre het haalbaar is met deze verschillende parameters rekening te houden. De gezinsmodulering moet immers eenvoudig genoeg zijn om te kunnen implementeren in de tariefstructuur. Een redelijke basisbehoefte is alleszins een dynamisch gegeven dat regelmatig moet opnieuw geëvalueerd worden. Wat vandaag een redelijke basishoeveel is, is dat in de toekomst misschien niet meer. Dat is bijvoorbeeld heel duidelijk voor elektriciteit. Enerzijds doet zich een elektrificatie van de samenleving voor waardoor we meer elektriciteit nodig hebben dan 20 jaar geleden. In de digitale samenleving heb je bijvoorbeeld elektriciteit nodig om in de behoefte aan informatie te voldoen. Anderzijds worden toestellen almaar energiezuiniger waardoor ze minder verbruiken (bv. diepvriezers, gasketels, led-verlichting). Hetzelfde geldt voor toestellen die water verbruiken zoals een wasmachine. Een voorwaarde om energie als basisrecht te kunnen garanderen is verder door de overheid gefinancierd onderzoek naar wat een redelijke basishoeveelheid energie omvat om in de basisbehoeften van een huishouden te voldoen. Belangrijke vragen daarbij zijn: (1) wat zijn basisbehoeften? (2) hoeveel energie heb je daarvoor in totaal en per energievorm (water, gas, elektriciteit) nodig? Uit een eerste aanzet voor een dergelijk onderzoek dat we zelf deden, gaan we voor een eenpersoonshuishouden uit van een basisbehoefte aan energie van 7.350 kWh (huishoudelijk verbruik, sanitair warm water en verwarming) en aan water van 27,2 mC. Een vijfpersoonshuishouden heeft 15.352 kWh energie en 99,3 mC water nodig. Omdat behoeften doorheen de tijd veranderen moet dit onderzoek op regelmatige tijdstippen herhaald worden.
3.2. Betaalbaar Omdat energie en water een basisrecht zijn, moet het voor huishoudens betaalbaar zijn om een basishoeveelheid energie en water aan te kopen. Tegelijk mag de prijs realistisch zijn. De redelijke basishoeveelheid waar een huishouden recht op heeft kan nooit wegvallen. De overheid moet daarom maatregelen nemen om deze basishoeveelheid te garanderen aan huishoudens met betalingsmoeilijkheden. De basishoeveelheid moet zich qua tarifering onderscheiden van het verbruik dat daarboven valt. De tariefstructuur omvat op die manier een vorm van solidariteit waarbij de betaalbaarheid van de basishoeveelheid gecompenseerd wordt via de tarieven boven de basishoeveelheid. Gezinnen worden op die manier aangezet om zuinig om te springen met basisgoederen waardoor de gezondheids- en milieu-impact kan dalen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat 6 tot 10 % van de gezinnen hun woning verwarmen met elektriciteit1. Aangezien ook verwarming een basisrecht is, moet daar in de tarifering rekening mee gehouden worden. Een apart systeem voor mensen die elektrisch verwarmen is verantwoord: gezinnen die elektrisch verwarmen hebben voor elektriciteit zowel nood aan een basishoeveelheid voor hun huishoudelijk verbruik als een basishoeveelheid voor hun verwarming. Tegelijkertijd moeten we, waar mogelijk, inzetten op een doordacht afbouwtraject voor klassieke elektrische weerstandsverwarming met een duidelijk tijdspad en doorgedreven ondersteuning zodat het
1
Woonsurvey 2013: 5,8 %; Vlaamse Energiebalans 2013: 7%; VREG-enquête 2013: 10 %. 6
aantal gezinnen dat op een klassieke manier elektrisch verwarmt kan dalen. Er is immers op dit moment te weinig duurzame elektriciteitsproductie. De kosten van de energietransitie moeten op een rechtvaardige manier verdeeld worden, zodat alle actoren (gezinnen, kleine bedrijven, grote bedrijven) een billijke bijdrage leveren. Gezinnen mogen niet opdraaien voor de kosten van de zonnepanelen die als investering door bedrijven werden gelegd (zonnepanelenparken). De kostenstructuur en de tarieven moeten transparant én begrijpelijk zijn: het moet voor de consument duidelijk zijn wat er in de factuur allemaal is opgenomen. Controle hierop door de overheid is nodig. We hebben bovendien mechanismen nodig die al te bruuske prijsverhogingen kunnen beperken. Overheidsingrijpen mag zelf geen bruuske prijsstijgingen teweegbrengen. Wanneer energie en water een basisrecht zijn, dan moet de kostprijs van een billijke basishoeveelheid betaalbaar en stabiel zijn. Enkel op die manier kunnen gezinnen de kostprijs betrouwbaar begroten in hun gezinsbudget. De tarifering van de basishoeveelheid water en energie mag zich daarom onderscheiden van de tarifering van wat daarbovenop gebruikt wordt. Grote prijsschommelingen worden bovendien bij voorkeur opgevangen in het bijkomend tarief. Dit onderscheid in tarifering geldt zowel voor huishoudelijk elektriciteitsgebruik als voor verwarming, ongeacht de bron. Wie elektrisch verwarmt heeft dus recht op een basishoeveelheid voor verwarming, naast een hoeveelheid voor huishoudelijk verbruik. Daarnaast moet onderzocht worden hoe dit principe kan ingevoerd worden voor andere brandstoffen (gas, mazout…).
3.3. Betrouwbaar en veilig We kunnen niet zonder energie. Zowel de productie als de levering van energie moet daarom betrouwbaar en veilig zijn. De overheid heeft een belangrijke, tweeledige rol op dat vlak. Zij moet er ten eerste voor zorgen dat de energieproductie (van grondstof tot afvalverwerking), de energieopslag en het energietransport op een veilige manier gebeurt. Dat houdt in dat de risico's voor milieu en gezondheid, zowel op korte als op lange termijn, geminimaliseerd worden. Zij moet ten tweede voor bevoorradingszekerheid zorgen door enerzijds structurele maatregelen te nemen voor energiebesparing zodat de behoefte aan energie daalt en anderzijds het verhogen van de binnenlandse productie van hernieuwbare energie. Dat laatste vereist een stabiel investeringsklimaat. Tot slot moet de overheid, zoals de Europese Commissie aanbeveelt, werk maken van betere verbindingen met de buurlanden om piekmomenten in het stroomverbruik via invoer beter te kunnen opvangen. Ook water is een schaars goed. Gezinnen moeten er op kunnen rekenen dat de kwaliteit van het drinkbaar water goed is en dat er geen watertekorten ontstaan in de toekomst. Het komt er op aan de nodige middelen te genereren om de toekomstige drinkwatervoorziening veilig te stellen. Gelet op de monopoliepositie van de drinkwaterbedrijven dient de nodige aandacht te gaan naar een efficiënte bedrijfsvoering. De ganse keten van energieproductie tot energieverbruik in huishoudens moet op een voor mens en milieu veilige manier gebeuren. Drinkwater moet kwaliteitsvol zijn. De overheid moet de bevoorradingszekerheid voor de huishoudens garanderen zowel voor energie als voor water.
7
3.4. Duurzaam en spaarzaam De beste sleutel voor een betaalbare energie- en waterfactuur is besparing. Zuinig omgaan met energie en water heeft een direct effect op de gezinsportemonnee en zorgt er voor dat in tijden van schaarste het basisrecht ook aan de toekomstige generaties kan gegarandeerd worden. Minder energie en water verbruiken is de meest efficiëntie maatregel om het aanbod te kunnen garanderen, de klimaatimpact te verlagen en de factuur betaalbaar te houden. Er is in België nog veel ruimte voor verbetering op het vlak van water- en energiebesparing en het hergebruik van regenwater. Andere landen tonen dat dat mogelijk is, terwijl België het volgens internationale vergelijkingen niet goed doet. Wat energie voor verwarming betreft kan er vooral bij de renovatie van gebouwen kan nog veel winst geboekt worden. Een sterk ondersteunings- en stimuleringsbeleid vanuit de federale en Vlaamse overheid is belangrijk met onder meer sensibiliseringscampagnes, energie-audits, ondersteuning van haalbare besparingstechnieken die hun effect bewezen hebben en het tegengaan van verspilling2. Collectieve rennovaties zijn daarbij een veelbelovende piste. Ook de Gezinsbond kan hier via de energieconsulenten ten aanzien van zijn leden een belangrijke rol in spelen. Inzetten op hernieuwbare energieproductie (zoals windenergie), duurzame verwarmingssystemen (zoals bijvoorbeeld stadsverwarming) en duurzame waterhuishouding3 is zowel voor de huidige als de toekomstige generaties een must. Het is nodig om de klimaatverandering de baas te blijven en op korte termijn zijn er gezondheidswinsten wanneer vervuilende energieproductie vervangen wordt door hernieuwbare, schone energieproductie. Dit vereist een stabiel investeringsklimaat voor producenten van hernieuwbare energie en een transparant, doordacht subsidiebeleid voor gezinnen. Het is ook nodig dat wanneer gezinnen de hernieuwbare energiebron biomassa (houtverbranding) als verwarmingsbron gebruiken, de verbranding op een schone manier gebeurt om de uitstoot van fijnstof zo veel mogelijk te beperken en bij te dragen aan een betere luchtkwaliteit. Hierbij willen we wel aantekenen dat door de dure brandstofprijzen de houtverbranding toeneemt. Overheid en middenveld moeten werken aan het vergroten van het draagvlak voor hernieuwbare energie. De noodzakelijke collectieve investeringen die nodig zijn om hernieuwbare energie op te nemen in de energiemix mogen op een billijke en transparante manier verrekend worden in de energiefactuur. Wel moeten alle energiegebruikers (gezinnen en professionele klein- en grootverbruikers) evenredig bijdragen aan deze kosten, en moet de factuur stabiel en voorspelbaar blijven. Grote sprongen moeten vermeden worden, vooral in de prijs van de basishoeveelheid. Daarnaast is het belangrijk dat de baten van hernieuwbare energie ook terugvloeien naar de gezinnen die individueel of collectief investeren. Het waterprijsbeleid moet de nodige prikkels bevatten voor de gebruikers om de watervoorraden efficiënt te benutten. Zo wordt bijgedragen aan de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water: een goede kwantitatieve toestand van de grondwaterlagen en zorgen voor een evenwicht tussen onttrekking en aanvulling van grondwater. In Vlaanderen is iets minder dan de helft van het drinkwater afkomstig van grondwater. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor waterschaarste in Vlaanderen: lage waterbeschikbaarheid, klimaatverandering, toenemende verhar2
Voorbeeld van verspilling: oprit dag- en nacht verlichten omdat het installeren van een schakelaar waarmee de lampen uitgeschakeld kunnen worden, meer kost dan de energie die bespaard kan worden door de lichten overdag uit te schakelen. 3 Dit heeft verschillende aspecten: zuinig gebruik van drinkbaar water, gebruik van regenwater waar mogelijk, loskoppeling van afvoer van regenwater en afvalwater, insijpeling van regenwater in de bodem… 8
ding (versnelde afvoer) en de demografische evolutie. Ook de kwaliteitsdoelstellingen voor oppervlaktewater zijn dus relevant. Waterkwaliteit kan extra onder druk komen te staan ten gevolge van de klimaatverandering, door toename hormoonverstorende stoffen, door bemesting… Een daling van de waterkwaliteit verplicht de drinkwaterbedrijven extra investeringen te doen om drinkwater tegen de vooropgestelde normen te produceren, wat gevolgen heeft voor de waterprijs en dus de betaalbaarheid. De Gezinsbond pleit voor het verhogen van de duurzame energieproductie en het verbeteren van de energie-efficiëntie. Dat levert zowel op de korte als de lange termijn winst op. De investeringen die daarvoor vereist zijn kunnen op een beperkte en transparante manier in de factuur van huishoudens verrekend worden, maar omgekeerd moeten de investeringen die gezinnen zelf doen voor verduurzaming van hun levensstijl, gestimuleerd worden. Ook dit moet zich in de uiteindelijke factuur manifesteren, zodat duurzaam gedrag bevorderd wordt. We pleiten ook voor een efficiënte ondersteuning van de verdere introductie van hemelwatersystemen en een adequate sensibilisering met betrekking tot rationeel watergebruik in het algemeen.
3.
Principes versus huidige situatie In deze paragraaf onderzoeken we in hoeverre de bestaande tariefstructuur voor elektriciteit voldoet aan deze basisprincipes, en waar mogelijk nood is aan verbetering. Voor water bespreken we niet de huidige tariefstructuur, maar wel de voorstellen voor de hervorming van de waterfactuur. 3.1 Huidige opbouw van de elektriciteitsfactuur Sinds de liberalisering van de energiemarkt zijn er meerdere spelers die allemaal instaan voor een deel van het elektriciteitsverhaal: producenten, netbeheerders, leveranciers, overheid… Zij bepalen elk een deel van de elektriciteitsfactuur. Als klant sluit je een contract af bij een leverancier. Die zal zelf energie opwekken, of voor jou aankopen bij één of meerdere producenten. De kosten die hij hiervoor maakt, vermeerderd met de winstmarge vormen de Energieprijs. De overheid verplicht elke leverancier elk jaar om een quotum aan Groenestroomcertificaten (GSC) en warmtekrachtcertificaten (WKK) in te leveren. Door het quotum jaarlijks te verhogen zorgt de overheid voor een verduurzaming van het productiepark in Vlaanderen. Indien de leverancier zelf geen groene stroom opwekt, zal hij die certificaten moeten kopen. De kosten daarvoor rekent hij door in de Energieprijs. De elektriciteit wordt tot bij je thuis getransporteerd door de netbeheerders. Een hoogspanningsnetbeheerder (Elia) en verschillende distributienetbeheerders (hieronder afgekort tot DNB), verzameld onder de werkorganisaties Eandis en Infrax. Hun aandeel is de Distributie en Transportkost. De kosten voor het onderhoud en de uitbouw van het distributienet worden verrekend in de distibutienettarieven. Daarnaast hebben de netbeheerders een aantal sociale openbaredienstverplichtingen, waarvan ze de kosten mogen verrekenen in de nettarieven. De overheid legt nog een aantal taksen, heffingen en BTW op. De kosten van het controleorgaan VREG worden op dit moment betaald via een dotatie van de Vlaamse overheid, maar deze kost zal op termijn verrekend worden in de distributienettarieven.
9
De enige term waar je als klant in kan kiezen is de energieprijs. Die hangt immers af van de gekozen leverancier. De andere kosten hangen af van je woonplaats, en kan je enkel beïnvloeden door te verhuizen. In tabel 2 zijn alle elementen die samen de elektriciteitsprijs bepalen, opgenomen. Bij elk onderdeel geven we de kostenvork weer, BTW inclusief. Dit is het verschil tussen de goedkoopste speler en de duurste4. Tabel 2: elektriciteitsprijzen maart 2015 1. Vaste kosten Abonnement huur teller bijdrage energiefonds Nettarief (bij zonnepanelen, vanaf 1 juli) Capaciteitstarief 2. Variabele kosten Energieprijs (+Kosten groene stroom en WKK) Transmissienettarief Elia, afhankelijk van netbeheerder Distributienettarief netbeheerder5
Energiebijdrage (accijns) Federale bijdrage 3. Korting: Gratis elektriciteit (vervalt vanaf 2016)
Goedkoopste tarief Duurste tarief € 0.00 / jaar € 74.46 / jaar € 6.36 / jaar € 9.96 / jaar € 1.80 / jaar € 1.80 / jaar € 67/ kW € 106 / kW aangekondigd in regeerakkoord Vlaanderen Afhankelijk van gekozen abonnementsformule c€ 1.42 kWh c€ 2.17/kWh NT: c€ 9.42/kWh c€ 14.10/kWh TUTd: c€ 7.27/kWh c€ 9.98/kWh ExN: c€ 2.62/kWh6 c€ 4.48/kWh c€ 0.20288 /kWh c€ 0.25011 /kWh c€ 0.27187 - c€ 19.01703/kWh
Wanneer we de elektriciteitsfactuur uitsplitsen over de verschillende kosten waaruit de factuur is opgebouwd, zoals in de onderstaande grafiek, dan blijkt dat de energieprijs minder dan een derde vormt van de totale factuur. Het transport- en distributietarief nemen de helft van de factuur voor hun rekening. Figuur 1: verdeling kosten elektriciteitsprijs
4
Hierbij moeten we opmerken dat ORES (Voeren) dikwijls beduidend duurder is dan de rest, we laten hen in deze tabel dan ook buiten beschouwing. 5 Dit omvat de distributiekost, de openbare dienstverplichtingen (in hoofdzaak: gratis elektriciteit, ononderbroken toevoer voor huishoudelijke afnemers, kosten als noodleverancier, rationaal energiegebruik, aankoop groenestroom- en warmtekrachtcertificaten, technische verplichtingen), de investeringen en de bedrijfswinst. 6 NT = normaal tarief en tweevoudig uurtarief piek; TUTd = tweevoudig uurtarief dal; ExN = exclusief nachttarief 10
De kosten voor stroomopwekking, en de winst van energieproducent en leverancier zitten verrekend in het energietarief. Aangezien die kosten variabel zijn met het verbruik, is dat logisch. Er zijn echter nog meer kosten vooraleer de stroom aan huis geleverd wordt, waarvan een deel vaste kosten zijn. Deze kunnen op drie manieren verrekend worden: • in het energietarief of de distributiekosten: de gebruiker betaalt naargelang verbruik; • via een vastrecht: de gebruiker betaalt een vast bedrag, eventueel gemoduleerd (gezinsgrootte, capaciteit van de aansluiting…); • via de overheidsbegroting en belastingen: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Op dit moment worden de niet-energie kosten deels via de overheidsbegroting en deels via een variabele vergoeding in functie van het verbruik verrekend. Dit is verbruik, zoals gemeten door de teller. Bezitters van zonnepanelen kunnen deze kosten daarom deels ontlopen. Hierbij bemerken we wel dat het gedeelte overheidsbegroting (bijvoorbeeld dakisolatieprogramma, toelage VREG) geleidelijk aan wordt afgebouwd, en steeds meer kosten via de distributietarieven verrekend worden. De netbeheerders zijn daarbij vragende partij om de huidige variabele distributienettarieven om te zetten naar een vast capaciteitstarief. Dit laatste is in tegenspraak met het aanzetten tot spaarzaam gebruik van energie. Naast laagspanningsklanten (gezinnen, thuisbedrijfjes) hebben de distributienetbeheerders ook middenspanningsklanten (KMO's, ziekenhuizen…). Over de verdeling van de energievolumes over de beide netten, en de verdeling van de kosten over beide netten hebben we onvoldoende cijfers om hier conclusies of aanbevelingen te formuleren.
3.2 Elektriciteitsfactuur: toetsing aan de principes 3.2.1 Basisrecht
Een aantal aspecten van de elektriciteitsfactuur ondersteunen het principe van energie als een basisrecht voor iedereen. Een basisgedeelte stroom is ten eerste gratis tot eind 2015. Dit wordt betaald door de hogere prijs voor het verbruik dat boven de gratis hoeveelheid ligt. Daardoor is er een herverdeling tussen verschillende groepen gebruikers: de KMO's betalen proportioneel meer dan de gezinnen, de kleine gezinnen betalen meer dan de grote gezinnen en de grote verbruikers betalen meer dan de kleine verbruikers. Ten tweede, kunnen we de sociale openbaredienstverplichting van de distributienetbeheerder beschouwen als een bijdrage van de realisatie van energie als een basisrecht. Hieronder valt het plaats van een budgetmeter of een stroombegrenzer, het fungeren als noodleverancier voor gezinnen die omwille van betalingsproblemen niet meer terecht kunnen bij de commerciële elektriciteitsleveranciers, de tweejaarlijkse meteropname… Ook het verlagen van de energiekosten door het geven van subsidies voor energiebesparende maatregelen, het aanbieden van gratis energiescans en verhoogde premies voor de beschermde afnemers kan in dit licht bekeken worden. De kosten hiervoor worden verrekend in het distributienettarief waardoor het betaald wordt door de elektriciteitsgebruikers op laag- en middenspanning. Ten slotte draagt de sociale maximumprijs voor beschermde afnemers bij aan de realisatie van energie als een basisrecht. Dit wordt betaald via 'de federale bijdrage'. Deze geldt voor iedereen,
11
dus ook voor de grootverbruikers uit de industrie waardoor hierdoor een herverdeling ontstaat van de industrie naar de beschermde afnemers. Een aantal aspecten van de elektriciteitsfactuur halen dit basisrecht echter weer onderuit. Het systeem van de gratis stroom verdwijnt immers vanaf 2016. Bovendien kan de distributienetbeheerder klanten afsluiten buiten de periode van 1 december tot 1 maart. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden: • omwille van specifieke omstandigheden (veiligheid, leegstand, fraude, wanbetaling…); • na advies Lokale AdviesCommissie. Klanten die afgesloten worden van het elektriciteitsnet kunnen evenmin genieten van de gratis hoeveelheid per gezin en gezinslid, zolang dit nog bestaat. 3.2.2 Betaalbaar en transparant
Energie neemt een belangrijke hap uit het gezinsbudget. Naar verwachting zal de energiefactuur voor de gezinnen de volgende jaren nog stijgen. De BTW werd tijdelijk verlaagd, maar dit werd op 1 september 2015 opgeheven. Bovendien werden ook de distributienettarieven een tijdlang bevroren waardoor de kosten van de groenestroomcertificaten niet volledig doorgerekend konden worden aan de eindgebruikers. De schulden van de distributienetbedrijven die hierdoor opgestapeld werden, zullen nog verhaald worden op de klanten via een heffing van 100 euro per gezin vanaf 1 maart 20167. Meer algemeen zal de transitie naar een duurzamere energieproductie een effect hebben op de prijs. De afschaffing van de gratis kWh elektriciteit per gezin en per gezinslid zal de kosten nog meer doen stijgen. De betaalbaarheid van energie komt in het gedrang, terwijl op dit moment reeds een aanzienlijke groep gezinnen met betalingsproblemen geconfronteerd wordt. In 2014 hadden 99.900 gezinnen een afbetalingsplan lopen bij hun energieleverancier. 87 % van deze afbetalingsplannen werden aangegaan door gezinnen die geen beschermd afnemer8 zijn. Daarnaast kregen 244.250 gezinnen een ingebrekestelling, na het niet reageren op één of twee herinneringsbrieven voor betaling. Bijna 50.000 gezinnen werden in 2014 door hun elektriciteitsleverancier gedropt. Voor aardgas liggen de cijfers lager (37.398 gezinnen), maar niet iedereen verwarmt op aardgas. 42.813 gezinnen moesten in 2014 gebruik maken van een budgetmeter (1,55 % van alle gezinnen). Bij 26 % daarvan is zelfs de stroombegrenzerfunctie uitgeschakeld. Deze gezinnen hebben dus geen krediet meer, en kunnen enkel stroom afnemen mits voorafbetaling. In de elektriciteitstarieven worden via de distributiekosten ook een aantal subsidies verrekend. De kost daarvan is weinig transparant te noemen. Ook kunnen vragen gesteld worden bij het verrekenen van misplaatste subsidies zoals de te laat afgebouwde subsidies voor zonnepanelen of het subsidiëren van bijstook met Canadese houtpellets in verouderde kolencentrales. Zoals blijkt uit de analyse van de opbouw van de elektriciteitsfactuur is deze factuur op dit moment omwille van de complexiteit niet transparant te noemen. Met de mogelijke uitrol van de slimme meters, wordt het daarnaast ook mogelijk variabele tarieven aan te bieden, gebaseerd op de spotprijzen van elektriciteit. Dit zou kunnen leiden tot een wildgroei van tarieven, zoals in de telecomsector (gsm-abonnementen en prepaid-tarieven). Waakzaamheid is hier geboden. 7 De heffing varieert naargelang de hoeveelheid energie die men verbruikt: 0-5.000 kwh/jaar=100 euro; 5.000-10.000 kwh/jaar=130 euro; 10.000-20.000 kwh/jaar=290 euro; 20.000-50.000 kwh/jaar=770 euro. Beschermde afnemers betalen 25 euro per jaar. 8 Beschermde afnemers zijn huishoudens waarvan minstens één van de leden bijvoorbeeld een leefloon, een inkomensgarantie voor ouderen of een tegemoetkoming voor gehandicapten ontvangt.
12
3.2.3 Betrouwbaar
Tijdens de winter van 2014-2015 werden we geconfronteerd met de angst voor een elektriciteitstekort op koude winterdagen. Er werd een afschakelplan opgesteld om een eventueel tekort gecontroleerd te kunnen opvangen. Men heeft dit plan niet in werking moeten treden omdat de verwachtte tekorten zich niet hebben voorgedaan. Ook voor de winter 2015-2016 wordt een afschakelplan voorzien. Sinds 26 maart 2014 kan de minister van energie Elia opdragen een strategische reserve aan opwekcapaciteit te voorzien. De kost hiervoor mag door Elia via de eigen klanten en de distributienetbeheerders verrekend worden. Om flexibel in te spelen op het wisselend aanbod aan groene energie, wordt momenteel gewerkt met snel schakelbare gascentrales. Aangezien die daardoor geregeld uitgeschakeld worden, zijn ze voor de producenten niet rendabel, en worden ze uitgefaseerd. Op die manier komt de betrouwbaarheid van onze elektriciteitsproductie in het gedrang. Ook het steeds wijzigende beleid wat betreft kerncentrales bemoeilijkt de investeringszekerheid, en dus de langetermijnvisie van onze elektriciteitsopwekking. De pistes die Europa hier wil bewandelen, zijn voor België zeker interessant. 3.2.4 Duurzaam
In de huidige tariefstructuur en opbouw van de energiemarkt zijn een aantal mechanismen ingebouwd die op langere termijn moeten leiden tot een verduurzaming van het productiepark. Aangezien in Vlaanderen bijna alle kosten in het variabele gedeelte van de energieprijs worden verrekend, kan dit bovendien een stimulans zijn om zuinig om te gaan met energie. Als consument kan je er voor kiezen om groene stroom te gebruiken. De energieleverancier bewijst de levering daarvan door het inleveren van garanties van oorsprong. Dit is echter een gewoon marktsysteem, waarbij de stroom niet gekoppeld is aan de garanties. Zo werd in het verleden massaal IJslandse 'groene stroom' verkocht, ook al is er geen kabel tussen Europa en IJsland. De garanties van oorsprong vermijden dat het groene aspect van een kilowattuur stroom twee maal verkocht kan worden, maar als de IJslandse bevolking zich niet bewust is dat hun stroom op papier nucleair geworden is, kan men vragen stellen bij dit systeem. Nu de garanties van oorsprong gekoppeld worden aan de Europese CO2-emmisienormen kan het systeem mogelijk een sturend karakter krijgen. Om het energiepark te verduurzamen, zijn energieleveranciers daarnaast verplicht elk jaar een quotum groenestroomcertificaten in te dienen bij de regulator. Indien zij zelf onvoldoende groene stroom opwekken, mogen ze de aankoopprijs van extra certificaten verrekenen in de energieprijs. De vraag kan gesteld worden, of de hoeveelheid in te leveren certificaten hoog genoeg gesteld is om een verduurzaming van het productiepark te veroorzaken binnen afzienbare termijn. Om het plaatsen van PV-panelen aan te moedigen, is de distributienetbeheerder door de overheid verplicht om de groenestroomcertificaten van deze installaties aan een hogere prijs op te kopen. Hij kan deze dan aan marktprijzen verder verkopen aan energieleveranciers die onder hun quotum zitten. Het verlies dat de netbeheerder bij deze verkoop boekt, mag dan verrekend worden in de distributienettarieven. Aangezien die tarieven door de regulator telkens voor een periode worden vastgezet, kan hier een onevenwicht ontstaan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de kosten voor deze subsidiëring evenredig moeten verdeeld worden over alle gebruikers, en niet bovenmatig worden afgewenteld op de gezinnen. Vanaf 1 maart 2016 betalen de 13
meeste gezinnen een jaarlijkse heffing van 100 euro om de schuldenberg van de distributienetbeheerders af te bouwen9. Of een gezin nu veel of weinig energie verbruikt, de heffing van 100 euro ligt vast. Daardoor is er geen stimulans voor gezinnen die elektriciteit besparen. Daarnaast geeft de netbeheerder via zijn sociale openbaredienstverplichtingen een heel aantal subsidies voor energiebesparende maatregelen. Een deel van deze kosten (voor de dakisolatiepremie) worden nu deels verrekend via een overheidsdotatie, de rest wordt verrekend in de tarieven. In het regeerakkoord werd vooropgesteld om deze kosten maximaal via de tarieven te verrekenen. De tendens om in de elektriciteitsfactuur meer kostensoorten te verrekenen via een vaste bijdrage spoort niet met het duurzaamheidsprincipe: hoe meer we naar een capaciteitstarief evolueren, hoe lager de beloning als je zuinig omspringt met energie. Ook moeten we er zorg voor dragen dat een hoog capaciteitstarief niet in botsing komt met het basisrecht op energie. Een basishoeveelheid energie moet voor iedereen betaalbaar blijven. Daarnaast moeten we vragen stellen bij het invoeren van een prosumententarief voor zonnepaneelbezitters. Wie zijn eigen stroom opwekt via zonnepanelen (producent/consument -> "prosument"), heeft op jaarbasis een lager verbruik op de teller, soms zelfs een nulverbruik. In de huidige context betaal je dan geen distributienettarieven, omdat die volledig in het variabele deel van de elektriciteitsfactuur zitten. Toch moeten heel wat kosten via de distributienettarieven verrekend worden. Bovendien maken prosumenten wel degelijk gebruik van het net: zij gebruiken het net als een soort batterij die ze in de zomer en overdag opladen, en in de winter en 's nachts weer afladen. Het invoeren van een prosumententarief lijkt dan ook logisch. Toch moet dit tarief eerlijk de kosten weerspiegelen, en mag het geen verkapte terugvordering zijn van de subsidie. De huidige prosumententarieven liggen rond 9 à 10 cent per opgewekte kilowattuur. Dat is evenveel als het normale distributietarief, terwijl gemiddeld 30 % van die stroom nooit op het net wordt geïnjecteerd. 3.3 Analyse nieuwe tariefstructuur water vanaf 2016 Voor de waterfactuur worden we geconfronteerd met de stijgende kosten van zowel afvalwaterzuivering als de aanleg en het onderhoud van rioleringen die zich in de waterfactuur vertaalt via de lokale en bovenlokale saneringsbijdrage. Per 1 januari 2016 wordt een nieuwe tariefstructuur ingevoerd. Er komt een uniforme vaste vergoeding voor drinkwater én voor sanering (telkens 50 euro); een vaste vergoeding die per gedomicilieerde afneemt (met telkens 10 euro) om grote gezinnen te compenseren voor het wegvallen van de huidige 15 mC 'gratis' drinkwater. Dit komt tegemoet aan de vraag van de drinkwatersector die met 80 % vaste kosten in haar werking een toename van de vaste vergoeding vraagt. Bij gelijk geïnde middelen moet het variabel tarief per mC dan dalen. Er wordt gewerkt met een laag variabel tarief voor basisverbruik en een hoog variabel tarief vanaf een hoog verbruik. De grens voor het basisverbruik wordt bepaald volgens de formule 30 mC per wooneenheid en 30 mC per gedomicilieerde. De hoogte van de tarieven verhouden zich met een factor 2. Voor het basisverbruik betaalt men maximum 1,35 euro/mC voor de aanvoer en 0,66 euro/mC voor de zuivering. Voor de schijf van het hoog verbruik betaalt men respectievelijk 2,69 euro en 1,31 euro/mC. Met
9
Gezinnen die meer dan 5.000 kwh/jaar verbruiken betalen een hogere heffing. Dat is bijvoorbeeld zo voor gezinnen die elektrisch verwarmen. Beschermde afnemers betalen 25 euro per jaar. 14
de invoering van een progressief tarief wil men een voldoende prikkel overhouden om tot duurzaam gebruik aan te zetten. Naast de tariefstructuur worden ook de sociale correcties aangepast. De doelgroep die recht heeft op een sociale correctie wijzigt niet, enkel de berekening wordt aangepast: 80 % korting op de integrale waterfactuur. Het toepassen van een gezinscorrectie bij het invoeren van een progressieve schaal is een positief punt. Enerzijds wordt een korting toegekend op het vast recht en anderzijds wordt de grens tussen het basis- en luxegebruik gemoduleerd volgens gezinsgrootte. We stellen echter vast dat dit voorstel gebaseerd is op de doorrekening van een heel beperkt aantal scenario's. Een correctie op het vast recht is niet de enige optie. Binnen de contouren van het Vlaams regeerakkoord waren heel wat alternatieven mogelijk. Onder andere de verwachte toename van de factuur voor kleine gezinnen die weinig verbruiken is een knelpunt. Aangezien de gezinscorrectie verloopt via het aantal gedomicilieerden vragen we ook aandacht voor de nieuwe gezinsvormen en meer bepaald de bepaling van domicilie van de kinderen in geval van co-ouderschap. Onderzocht kan worden of een oplossing mogelijk is naar analogie met het sociaal huisvestingsdecreet dat bepaalt dat kinderen voor elke partner 'half' kunnen meetellen. Ook het effect op rationeel watergebruik is wellicht beperkt. Het aandeel van het vast gedeelte van de integrale factuur zal voor bijna 60 % van de gezinnen verhogen. De toename van de vaste vergoeding gaat gepaard met een daling van het gemiddeld basistarief waardoor de prikkel om rationeel om te gaan met drinkwater voor de meeste huishoudens kleiner wordt dan nu. De doelgroep voor de sociale correcties wijzigt niet, terwijl er toch duidelijk indicaties zijn die een bijstelling van de doelgroep verantwoorden. De groep met een risico op waterarmoede (bijv. verhoogd risico bij eenoudergezinnen, gezinnen in schuldbemiddeling…) is breder dan de huidige doelgroep op sociale correcties.
4.
Voorstellen De Gezinsbond hanteert een aantal basisprincipes wat de energiefactuur betreft. Een basishoeveelheid energie moet betaalbaar zijn voor gezinnen. De factuur moet transparant zijn. Minder energie verbruiken heeft een belangrijke impact op de factuur. Gezinnen moeten kunnen rekenen op een veilige energieproductie en levering die bovendien betrouwbaar is. Om deze principes te garanderen doet wij volgende voorstellen: • de overheid erkent dat gezinnen recht hebben op een redelijke basishoeveelheid water en energie tegen een betaalbare prijs; • de overheid moet een onderzoek (laten) uitvoeren naar wat een redelijke basishoeveelheid energie en water inhouden. De basishoeveelheid energie omvat het huishoudelijk elektriciteitsverbruik; de energie nodig om de woning te verwarmen en de energie nodig voor het sanitair warm water. Voor gezinnen die elektrisch verwarmen betekent dit dat zij zowel recht hebben op een basishoeveel voor huishoudelijk verbruik als een basishoeveelheid voor verwarming. Dit onderzoek moet een basis bieden voor objectieve en maatschappelijk gedragen parameters. Deze parameters moeten het principe van gezinsmodulering integreren.
15
• voor deze basishoeveelheid wordt een uniform tarief gehanteerd dat betaalbaar is voor de consument, en waarin een prijsregulatie dus gewenst is. Dit kan eventueel gecompenseerd worden door de tarieven voor hogere verbruiksschijven (rekening houdend met elektrische verwarmers) minder te gaan reguleren. Huishoudens met een hoog verbruik per gezinslid moeten beroep kunnen doen op een energieconsult om hun verbruik te verminderen waar mogelijk; • de prijs van de basishoeveelheid energie en water moet verschillen van de hoeveelheid energie die daar boven ligt. De prijsdifferentiatie kan waarschijnlijk het best gerealiseerd worden door aanpassingen in de niet-energiegebonden kosten die de overheid kan beïnvloeden. Bij elektriciteit is dat bijvoorbeeld de distributiekost. De kostprijs van de energie zelf is moeilijk te beïnvloeden omdat de vrije markt hier moet spelen; • om de kosten voor gezinnen zo voorspelbaar mogelijk te maken, stellen we voor de distributie en transportkosten voor de basishoeveelheid energie te verrekenen als een vastrecht10, evenredig met de huidige distributiekosten voor de gemiddelde hoeveelheid. Na betaling van dit vastrecht kunnen gezinnen de volgens inwoneraantal toegekende basishoeveelheid energie aankopen voor de pure energieprijs (inclusief BTW en toeslagen). Op energie boven de basishoeveelheid wordt bij voorkeur een variabel distributienettarief geheven, waarin de overige kosten worden verrekend; • er is transparantie nodig over de verdeling van de totale energiefactuur tussen gezinnen, KMO's en de grote industrie. Op dit moment is het niet duidelijk of elk van die groepen betaalt naargelang hun aandeel in het energieverbruik. Vooral de verhouding tussen de verdeling van energie en kosten over het midden- en laagspanningsnet is zeer onduidelijk; • verbetering van het vangnet: er moeten voldoende maatregelen zijn om de basishoeveelheid energie en water te garanderen aan huishoudens met betalingsmoeilijkheden. We denken daarbij onder meer aan11: uitwerken van richtlijnen over de betaalplannen van mensen met betalingsmoeilijkheden (richtlijnen i.v.m. de redelijkheid, het tijdstip van betaling, het overzicht van de afbetaling, de mogelijkheid tot ondersteuning door sociale diensten), het voorzien van individuele en toegankelijke meters voor alle huishoudens, de invoering van slimme meters afhankelijk maken van de resultaten van een armoedetoets, uitbreiden en optimaliseren van de sociale tarieven, voorzien in een minimumlevering van energie en water, dialoog versterken bij betalingsmoeilijkheden…; • de overheid moet een doordacht afbouwtraject ontwikkelen voor gezinnen die elektrisch verwarmen met weerstand en kunnen overschakelen op andere energiebronnen voor hun verwarming (gas, warmtepomp). Dit afbouwtraject moet een duidelijk tijdspad bevatten en doorgedreven financiële stimuli voor de betrokken gezinnen; • de energietarieven mogen niet gebruikt worden als een budgettair instrument ten behoeve van de begroting;12 10
Gerekend met ons geschat basisverbruik van een gemiddeld gezin en de laagste distributienettarieven in Vlaanderen zou dit neerkomen op 145 euro per aansluiting. Voor wie elektrisch verwarmt komt dit neer op 145 + 305 euro per aansluiting. De hoeveelheid energie die voor dit bedrag wordt toegekend is afhankelijk van de gezinsgrootte (zie berekening in bijlage). 11 Deze voorstellen zijn gebaseerd op de voorstellen over energie en water van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. 12 Daarom betreuren we de Btw-verhoging van 6% naar 21% die op 1 september 2015 werd doorgevoerd. Een Btw-tarief van 12% zou veel logischer zijn. Een deel van het elektriciteitsgebruik is immers basisgebruik, hetgeen een Btw-tarief van 6 % verantwoordt; een ander deel van het elektriciteitsverbruik is comfortverbruik hetgeen 21 % BTW verantwoordt. 16
• al te bruuske prijsstijgingen van de energieprijzen zijn nefast voor gezinnen. Prijsstijgingen moeten bewaakt worden door in de basisbehoefte het vastrecht vast te klikken; • bij de gas- en elektriciteitsfactuur pleiten we voor een uniformisering van de distributienettarieven over Vlaanderen in plaats van de wirwar aan tarieven per distributienetbeheerder die er vandaag is; • naar analogie van elektrische toestellen waar het gaat over elektriciteitsverbruik en van de
AVGB-keuring waar het gaat om toestellen op gas, moet er een duidelijk label komen voor het waterverbruik van alle huishoudelijke toestellen die aangesloten worden op het drinkwaternet13. Consumenten moeten er op kunnen rekenen dat de labels voor energie- en waterverbruik waarheidsgetrouw zijn. Dat maakt gedegen controle door de overheid nodig; • doordachte ondersteuning van energiebesparende maatregelen: ondersteunen waar het nodig is en waar het grootste effect op het energieverbruik te verwachten is. Daarbij moet zorg gedragen worden dat de spreiding in energie-efficiëntie tussen nieuwbouw en bestaande bouw niet te groot wordt. Een inhaalbeweging in de bestaande bouw, zeker aan de onderkant van de markt, is dringend nodig; • doorgedreven sensibilisering op het vlak van beperken van energieverbruik; • investeringen door huishoudens in verduurzaming levensstijl (door bv. energieopwekking) of collectieve, lokale energieproductie moeten aangemoedigd worden; • via het Europese Energiepact moeten de nodige garanties afgedwongen worden voor de Eu-
ropese energieconsument zodat de effecten op betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid ook gerealiseerd worden. ________________
13
Op dit moment bestaat dit nog niet voor alle toestellen, wel bijvoorbeeld voor wasmachines, maar niet voor bijvoorbeeld douchekoppen. 17
Bijlage
Simulatie basisbehoefte energie en water Van 2003 tot 2015 had elke gezin in Vlaanderen recht op een basishoeveelheid gratis stroom en een basishoeveelheid gratis water. Die hoeveelheid bedroeg voor energie 100 kWh voor de woning, aangevuld met 100 kWh per gedomicilieerde inwoner; voor water ging het om 15 mC per gezinslid. In 2016 worden de gratis stroom en het gratis water afgeschaft. Toch blijft elk gezin energie en water nodig hebben in onze moderne maatschappij. In deze bijlage maken we een schatting van de hoeveelheden energie en water die een gezin nodig heeft om menswaardig te leven. Het is belangrijk om te weten dat deze hoeveelheid niet berekend is om comfortabel te leven. In sommige gevallen is dat misschien wel mogelijk, maar dan enkel indien je als gezin de middelen hebt om te investeren in de meest energiezuinige en waterzuinige toestellen, een uitermate goed geïsoleerd huis en gebruik van hemelwater. Grote gezinnen verbruiken meer dan kleine gezinnen of alleenstaanden. Anderzijds brengt samenwonen ook schaalvoordelen met zich mee. Een alleenstaande verbruikt per persoon meer dan een groot gezin. Daarom bepalen we eerst de basishoeveelheid om een woning bewoonbaar te maken voor de eerste persoon, en berekenen daarna hoeveel extra energie en water er nodig is per bijkomende persoon. Alle hoeveelheden zijn berekend per jaar.
ENERGIE Voor energie berekenen we de basishoeveelheid die nodig is voor huishoudelijk elektriciteitsverbruik, voor sanitair warm water en voor verwarming. Voor het verbruik van huishoudtoestellen gaan we niet uit van de opgegeven waardes van de fabrikant. Waar mogelijk, gebruiken we de gemeten verbruiken van de 'meten is weten' energiemeteruitleendienst van de Gezinsbond. Ter vergelijking: een gemiddeld gezin (2,3 inwoners) in Vlaanderen verbruikt volgens de gegevens van de VREG 4000 kWh elektriciteit en 17.500 kWh verwarming per jaar (beide cijfers gemiddelde 20102015, verwarmingsbehoefte gecorrigeerd voor graaddagen). Huishoudelijk elektriciteitsverbruik Eerste persoon: • bereiden van voeding (mixer, koffiezet, fornuis,…) 300 kWh • bewaren van voeding (kleine koelkast met vriesvak) 100 kWh • wassen (Twee wasmachines per week, 30 en 60°, drogen op droogrek) 86 kWh • verlichting: we gaan uit van een basiswoning volgens de minimumnorm van de VMSW (zie verwarming). Ruimtes worden verlicht tot 200 lux, keuken tot 300 lux (aanbeveling WTCB), Leefruimtes gemiddeld 4 uur per dag, slaap/werkruimtes 2 uur per dag. Als lichtbron wordt spaarverlichting gebruikt met een opbrengst van minstens 60 lumen per watt. 196 kWh • ontspanning en informatie (Computer/televisie, 3u/dag) 146 kWh • decoder/router/modem 131 kWh • onderhoud en allerlei (Stofzuiger, wekker, regenwaterpomp, …) 158 kWh Totaal: 1037 kWh
18
Per bijkomende persoon: • bereiden voeding: extra equivalent energie om 2 l water te koken per dag, rendement 70 % 115 kWh • bewaren van voeding: energie voor grotere koelkast 20 kWh • wassen: één extra wasmachine per 14 dagen 30 kWh • strijken: 30 min/week 26 kWh • extra leefruimte volgens criteria VMSW (zie verwarming), te verlichten volgens aanbevelingen WTCB. 34 kWh • communicatie (opladen gsm, gebruik computer/tablet 2u/dag) 58 kWh • allerlei 50 kWh Totaal: 283 kWh Sanitair Warm Water (SWW) Eerste persoon: • onderhoud van de woning, afwas, kuisen: 4 liter water per dag, te verwarmen tot kooktemperatuur, rendement 70%. 229 kWh • 4 douches per week, 5 minuten met spaardouchekop, dus 140 liter per week, te verwarmen tot 40° C, rendement opwek 65% 569 kWh Totaal: 799 kWh Per bijkomende persoon: 4 douches per week, 5 minuten met spaardouchekop, dus 140 liter per week, te verwarmen tot 40° C, rendement opwek 65% 569 kWh Verwarming Eerste persoon: Voor de bepaling van het woonoppervlak vertrekken we van de minimumoppervlakken van de VMSW. We gaan uit van een basiswoning met een vloeroppervlak van 44 mZ, bestaande uit een leefruimte/keuken van 27 mZ, een slaapkamer van 12 mZ en een badkamer/toilet van 5 mZ. Nieuwbouwwoningen in Vlaanderen moeten voldoen aan de EPB-regelgeving, en zijn goed geïsoleerd. De meeste bestaande woningen hebben echter heel wat minder isolatie. Voor de bepaling van de basishoeveelheid energie gaan we uit van de gemiddelde eengezinswoning in Vlaanderen: EPC-waarde 492 (cijfers basisgegevens renovatiepact, VEA) Leefruimtes worden verwarmd gedurende 8u/dag, slaap/studeerkamers 4u/dag, badkamer 1u/dag. Verwarmingsverliezen worden berekend volgens de graaddagen. 5515 kWh Per bijkomende persoon: Volgens de minimumoppervlakken van de VMSW: een extra woonoppervlak van 11 mZ, waarvan 8 mZ slaap/studeerkamer. De ruimtes zijn geïsoleerd zoals de rest van de woning en verwarmd zoals in het schema van de basiswoning. 1148 kWh
19
Basishoeveelheid energie volgens huishoudgrootte De onderstaande tabel bevat voor huishoudens van 1 tot en met 10 inwoners de hoeveelheid energie nodig voor huishoudelijk gebruik, verwarming en sanitair warm water. aantal personen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
huishoudelijk verbruik 1037 kWh 1320 kWh 1604 kWh 1887 kWh 2170 kWh 2453 kWh 2736 kWh 3020 kWh 3303 kWh 3586 kWh
sanitair warm water 799 kWh 1368 kWh 1937 kWh 2506 kWh 3076 kWh 3645 kWh 4214 kWh 4783 kWh 5353 kWh 5922 kWh
Verwarming 5515 kWh 6663 kWh 7811 kWh 8959 kWh 10107 kWh 11255 kWh 12403 kWh 13551 kWh 14699 kWh 15847 kWh
totaal 7350 kWh 9351 kWh 11351 kWh 13352 kWh 15352 kWh 17353 kWh 19353 kWh 21353 kWh 23354 kWh 25354 kWh
Indien de distributienettarieven op deze basishoeveelheid worden omgezet in een vastrecht, dan zouden volgende bedragen voor dit vastrecht als uitgangspunt dienen. Dit wordt bepaald door de basishoeveelheid energie van een gemiddeld gezin te vermenigvuldigen met het goedkoopste distributienettarief in Vlaanderen (inclusief transmissiekosten), en vastgeklikt per periode. Simulatie: gemiddeld gezin: 2,3 inwoners Basishoeveelheid elektriciteit Laagste distributienettarief (IMEA) Huishoudelijk: 1400 kWh 0,1038 euro/kWh Verwarming: 8545 kWh 0,0358 euro/kWh
Vastrechtbedrag 145 euro 305 euro
Na betaling van dit vastrecht kunnen gezinnen de volgens inwoneraantal toegekende basishoeveelheid energie aankopen voor de pure energieprijs (inclusief BTW en toeslagen). Op energie boven de basishoeveelheid wordt een distributienettarief per kilowattuur gerekend, waarin kosten, eigen aan de netbeheerder, worden verrekend. WATER Voor water berekenen we de basishoeveelheid die nodig is voor de badkamer (douchen, wastafel), het toilet, de was, de afwas, drinkbaar water, koken en onderhoud van de woning. Volgens gegevens van de Watermeter verbruikt een gemiddeld gezin (2,3 gedomicilieerden) anno 2014 per jaar 84mC drinkwater. Dat komt overeen met 99 liter per persoon per dag. 40 % van deze hoeveelheid wordt gebruikt voor bad of douche; 27 % voor het toilet en 15 % voor de was. Douche Eerste persoon én elke bijkomende persoon: 4 douches per week, 5 minuten met spaardoucheknop (140 liter/week) Wastafel Eerste persoon én elke bijkomende persoon: Handen en gezicht opfrissen, tanden poetsen, scheren… 10 * 200 ml Toilet Eerste persoon: Thuisblijver
20 liter/dag
2 liter/dag
28 liter/dag 20
Bijkomende persoon Gewogen verbruik voor een scholier
20,5/dag Was
Eerste persoon: 2 wasmachines per week 30°: 6 kg was aan 7l/kg en 60°: 6 kg was aan 8,5l/kg 93 liter per week Bijkomende persoon: 1 extra wasmachine 30° per persoon, per 14 dagen
13,2 liter/dag
3 liter/dag
Afwas Eerste persoon: Op basis van verdeling verbruik gemiddeld gezin (handwas) Bijkomende persoon: Op basis van verdeling verbruik gemiddeld gezin (handwas)
6,9 liter/dag 1 liter/dag
Drank en koken Eerste persoon: 2 liter drank en 1 liter koken Bijkomende persoon: 2 liter drank en 0,5 liter extra om te koken
3 liter/dag 2,5 liter/dag Poetsen
Eerste persoon: 1 emmer per week Bijkomende persoon: 2 liter extra per week
1,5 liter/dag 0,3 liter/dag Basishoeveelheid water volgens huishoudgrootte
In totaal omvat de basishoeveelheid energie 74,6 liter per dag voor een huishouden van 1 persoon en 49,3 liter per dag per extra persoon. Het basisverbruik vormt daarbij ongeveer 60 % van het huidige gemiddelde verbruik. aantal personen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
l/dag totaal basis
m
27,2 45,2 63,2 81,3 99,3 117,3 135,3 153,3 171,3 189,3
____________________
21