NR 12 december 2013
Het relatiemagazine van de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen
Studenten doen onderzoek Van onderzoeksvraag naar publicatie
De voorbereidingen van de IRIS-studie zijn van start gegaan. Onderzoeker Viki Verfaille legt uit wat het onderzoek inhoudt.
En verder
Het nieuwe toetsen tijdens stages Update over het nieuwe curriculum Onderzoeken binnen het Midwifery Research Network
DE ACADEMIE VERLOSKUNDE AMSTERDAM GRONINGEN IS EEN SAMENWERKINGSINSTITUUT TUSSEN HOGESCHOOL INHOLLAND EN VU MEDISCH CENTRUM (VUMC).
2
voorwoord
AVAG nieuws 3 4
Voorwoord Onderwijs
Studenten hopen een brug te slaan tussen onderzoek en praktijk.
10 Nieuw curriculum
13
Onderzoek
11
14
Even voorstellen
Laatste nieuws over het nieuwe curriculum dat van start gaat in september 2014.
Internationalisering
Een verslag van het werkbezoek aan Zweden.
7
De nieuwe medewerkers van AVAG op een rij.
15
Column
16
Zwart/wit
Tweedejaarsstudent Laura Langelaar.
Onderwijs
Stage: Toets Beroepssituaties van start!
8
Stand van zaken over onderzoek binnen het Midwifery Research Network.
AVAG Nieuwsberichten
12
Onderzoek
De IRIS-studie: onderzoeker Viki Verfaille legt de opzet uit.
Twee verloskundige jaargenoten over hun beroep en carrière.
Nieuws over de landelijke voortgangstoets, de GROW-methode en Shared Decision Making.
e c n e i c s y r e f i w d i M ! e o t r e t doe
Geachte lezer,
In 2014 is het vijf jaar geleden dat AVAG de onderzoeksafdeling Midwifery Science oprichtte. Goed onderzoek draagt volgens ons in belangrijke mate bij aan een continue kwaliteitsverbetering van de verloskunde (midwifery) en de geboortezorg in het algemeen. Destijds was onderzoek naar de verloskundige zorg aan laagrisicovrouwen in Nederland onontgonnen terrein. We startten zogezegd vanaf nul. Inmiddels kunnen we zeggen dat het een succesvolle stap voorwaarts is geweest. Om dit kwantitatief aan te duiden: in de eerste negen maanden van dit jaar hebben onze onderzoekers liefst 24 artikelen gepubliceerd in internationale peer reviewed wetenschappelijke tijdschriften. Wat mij betreft een duidelijk teken dat wij als onderzoeksgroep ertoe doen. Ik ben daar dan ook heel trots op! Toen, in 2009, hebben wij er bewust voor gekozen om het onderzoek buiten onze onderwijsomgeving midden in een stimulerende universitaire omgeving te plaatsen, binnen het VUmc. Onze onderzoekers hebben zo de maximale gelegenheid om gedegen onderzoek op te zetten en
5e jaargang – 12de nummer – december 2013 InTouch is een gratis magazine voor alle afgestudeerden en relaties van de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. InTouch wil eraan bijdragen dat het contact tussen de academie en iedereen die daar onderwijs heeft gevolgd of een relatie is, in stand blijft en zo mogelijk intensiever wordt. Wij stellen reacties en suggesties bijzonder op prijs. Hebt u opmerkingen of ideeën? Laat het ons weten!
REDACTIEADRES Louwesweg 6, 1066 EC Amsterdam Telefoon (020) 512 47 13
[email protected]
ONTWERP EN OPMAAK YOUNG CROWDS: SUSY CASCADO, IMELDA VAN DER HELM, MARISKA SCHOTMAN
REDACTIE NIC VAN SON, STEFANIE HENDRIKS, JOYCE KORS, MART BAKKER, TAMANA ZAMANI
FOTOGRAFIE RUUD POS, SANDER VAN DER TORREN, ANKE LEUNISSEN
EINDREDACTIE STEFANIE HENDRIKS
CORRECTOR MANS KUIPERS
3
uit te voeren. De pioniersfase heeft, zoals gezegd, tot succes geleid, getuige het aantal wetenschappelijke publicaties. Tegelijk waren wij ons bewust van de mogelijke keerzijde van de plaatsing van het onderzoek buiten de opleiding: het risico, namelijk, dat de verbinding tussen onderwijs en onderzoek verloren raakt. Die verbinding is voor ons cruciaal en we werken daar op verschillende manieren hard aan. Voor ons is van belang dat docenten en studenten kunnen profiteren van de resultaten van het onderzoek. Maar ook dat zij zelf daaraan kunnen meedoen. Zo kunnen studenten zich in het onderzoek bekwamen waardoor ze later, als onderzoekers, mogelijk weer een bijdrage aan het verloskundig onderzoek kunnen leveren. Een mooie illustratie hiervan vindt u in het artikel op pagina’s 4-5-6, waarin een studente van AVAG en haar begeleidster van het VUmc vertellen op welke manier studenten een rol kunnen spelen in onderzoek. Het verhaal laat zien dat de studenten niet alleen goede resultaten boeken, maar tevens een mooie persoonlijke ontwikkeling doormaken.
Maar ook voor docenten is het belangrijk dat zij hun onderwijstaak kunnen combineren met onderzoek. Die combinatie is overigens niet altijd gemakkelijk. Om ideeën op te doen over hoe we dat kunnen vormgeven, kijken wij ook graag buiten de muren van AVAG. Zo heb ik onlangs de gelegenheid gehad om met een aantal andere directeuren van hbo-opleidingen binnen de gezondheidszorg over dit onderwerp van gedachten te wisselen. Een model dat binnen de opleiding tot ergotherapeut gehanteerd wordt, en dat het bestuderen waard is, is dat van een duo-aanstelling. Daarbij combineren twee personen hun onderwijs- en praktijktaak, en hebben zij ieder een dag in de week een onderzoekstaak waarin zij gezamenlijk aan een onderzoek werken. Mijn boodschap zal duidelijk zijn. Midwifery science doet ertoe en verdient een stevige plek binnen de eerstelijns verloskunde. AVAG spant er zich op allerlei manieren voor in om dat te stimuleren.
Gea Vermeulen DRUKWERK (OPLAGE 3.000) SIXTYSEVEN ADRESSENBESTAND Conform de Wet Bescherming Persoonsgegevens gaat de AVAG zorgvuldig met uw adresgegevens om. Indien u wijzigingen door wilt geven, kunt u dit mailen naar alumni@ verloskunde-academie.nl of verzenden naar hiernaast genoemd adres.
Directeur AVAG
4
Onderzoek
5
‘Ik hoop straks een brug te kunnen slaan tussen onderzoek en praktijk’ Studenten Cecile van der Speld en Inken Landskröner deden eerste mooie ervaringen op als verloskundig onderzoeker AVAG biedt haar studenten alle kansen om academische vaardigheden te ontwikkelen. Het uitvoeren van een onderzoek hoort daar ook bij. Cecile van der Speld en Inken Landskröner combineerden hun minor met het onderzoekssemester, zodat ze extra veel tijd aan het onderzoek konden besteden. ‘Zo konden we alles zorgvuldig uitvoeren. Het resultaat was mooi: een product dat opvalt binnen het studentenonderzoek’, aldus Cecile. TEKST NIC VAN SON FOTO’S SANDER VAN DER TORREN
Wetenschappelijke resultaten beoordelen, evidence-based werken, zelf onderzoek uitvoeren. Het zijn zomaar drie academische vaardigheden die verloskundigen tegenwoordig moeten hebben. Van verloskundigen in de praktijk wordt namelijk verwacht dat ze hun eigen handelen kunnen onderbouwen, ofwel dat ze kunnen aantonen dat wat zij doen, ook echt werkt, effectief is. Maar ook werken verloskundigen steeds meer in samenwerkingsverbanden waarin zij met andere medisch professionals gezamenlijk verloskundig beleid formuleren. Dat vraagt om academisch denken en handelen. Kortom, verloskundig handelen zonder academische basis kan niet meer.
groep horen Cecile van der Speld en Inken Landskröner, die zich met hart en ziel op het onderzoek gestort hebben. Zij volgden in hun laatste studiejaar de wetenschappelijke minor ‘Evidence Based Practice’ en besloten om samen een onderzoek uit te gaan voeren. Om daarvoor extra tijd te hebben, combineerden zij de minor met het verplichte onderzoekssemester, zodat ze dertien weken aan het daadwerkelijke onderzoek konden besteden. Met Cecile spraken wij over het onderzoek van haar en Inken: hoe ze aan het idee kwamen, hoe zij het onderzoek aanpakten en natuurlijk welke resultaten het opleverde.
Hart en ziel
Gaandeweg
AVAG doet er daarom alles aan om haar studenten de kans te geven die academische vaardigheden te ontwikkelen. Zo kent het curriculum een wetenschappelijke leerlijn en verdiepen studenten zich theoretisch én praktisch in de wetenschap. AVAG biedt daarin een basis, voor alle studenten, maar ook diverse verdiepingen, voor studenten die meer kunnen of willen. Tot deze laatste
‘Het onderwerp van ons onderzoek kwam eigenlijk gewoon van een lijst die de vakgroep Midwifery Science van het VUmc had opgesteld’, zo begint Cecile haar verhaal. ‘Het is misschien spannender om zelf een vraag uit de praktijk op te pakken, maar wij hebben gemerkt dat het moeilijk is om een vraag zomaar te vertalen naar een goede onderzoeksvraag.’ Cecile en Inken richt-
doornemen om te zien wat er al bekend is, bepalen wat de relevante variabelen zijn en welke data daarvoor precies geanalyseerd moeten worden. ‘Gaandeweg ontstaat de definitieve vraagstelling’, zegt Cecile. ‘We moesten ons wel dwingen om het doel – het bepalen van de karakteristieken – in het oog te houden, en niet ook de uitkomsten van die zwangerschappen mee te wegen. Gelukkig werden we daarvoor ook goed begeleid vanuit de vakgroep.’
Cecile van der Speld ten zich op ongeplande zwangerschappen. ‘Wij hebben onze vraag toegespitst op de karakteristieken van vrouwen die een ongeplande zwangerschap krijgen. Hebben ze bepaalde eigenschappen gemeen, kun je ze als groep definiëren? Als dat lukt, kun je idealiter je zorg ook beter op hen afstemmen. Die vraag hebben wij geprobeerd te beantwoorden aan de hand van data die al verzameld waren.’ En dan begint het eigenlijke werk: literatuur
Nieuwsgierig en kritisch Die begeleiding kwam van Judith Manniën, die sinds kort op het LUMC werkt, maar daarvoor vierenhalf jaar als senior onderzoeker op het VUmc gewerkt heeft. ‘In de laatste drie jaar heb ik veel studenten begeleid, van de master Gezondheidswetenschappen aan de VU, maar ook van AVAG’, vertelt Judith. ‘Voor ons is het fijn als studenten een stukje onderzoek uitvoeren dat past binnen het onderzoek waar we zelf mee bezig zijn. Ik ben zelf erg van het kwantitatieve: getallen verzamelen en die analyseren om tot bepaalde conclusies te kunnen komen. Voor hun onderzoek kon-
den Cecile en Inken gebruikmaken van data uit het Deliver-onderzoek.’ De begeleiding bestaat vooral uit wekelijkse contactmomenten waarin de voortgang van het onderzoek besproken wordt. ‘In het begin wisselen we ideeën uit, zodat er een goede onderzoeksvraag komt’, legt Judith uit. ‘Mijn rol is dan om de studenten op het goede spoor te brengen. Later stuur ik zo nodig bij, help ik bij analyses, bespreek ik met hen de resultaten en begeleid ik hen bij het rapporteren. Wat je als student nodig hebt om een onderzoek tot een goed einde te brengen? Je moet gemotiveerd, nieuwsgierig en kritisch zijn, op anderen, maar ook op jezelf.’
Grote lijnen en details Cecile en Inken hebben gedurende het hele onderzoek nauw samengewerkt. ‘Wij waren een echt team’, stelt Cecile. ‘Wij hadden geen gescheiden rollen: je neemt samen de literatuur door, voert samen de analyses uit, gaat samen schrijven aan de rapportage. Maar we hadden wel twee verschillende blikken: Inken is goed in het uitzetten van
de grote lijnen, ik ben meer van de details. Dat werkte heel goed.’ Hun onderzoek leidde tot het vaststellen van een aantal kenmerken, variabelen, die significant bleken. ‘Sommige bevestigden onze aanvankelijke ideeën’, vertelt Cecile. ‘Zoals een verhoogd risico op een ongeplande zwangerschap als je harddrugs gebruikt of als je jonger bent dan 18 jaar. Andere waren verrassender, zoals het positieve verband tussen ongeplande zwangerschap en religie.’
Leuk en verrassend Terugkijkend op het onderzoek kan Cecile alleen maar heel tevreden zijn. ‘Door de combinatie tussen minor en wetenschapssemester hadden we meer tijd, zo’n dertien weken. Maar uiteindelijk hebben wij er zeker negen maanden aan gewerkt, ook tijdens andere onderwijsperiodes en tijdens de stage. Daardoor konden we alles zorgvuldig uitvoeren. Op het verzamelen van de data na hebben we het volledige proces van een onderzoek doorlopen. Die negen maanden lijken dan een hele periode, maar het is
6
Onderwijs
: e g a t S
7
Toets Beroepssituaties van start Met ingang van dit studiejaar worden studenten tijdens de natale stage en de huispraktijkstage niet meer beoordeeld met de toets Fasedoelen, maar op basis van de toets Beroepssituaties. Deze toetsing stimuleert het geven van feedback op de competentie-ontwikkeling en borgt nog beter het eindniveau. TEKST JOYCE KORS EN ELIES DE GEUS
In deze toets laat de student, bijvoorbeeld tijdens de beroepssituatie prenataal consult, haar competenties en deelcompetenties zien. De stagebegeleider observeert de student en vult een Korte Praktijk Beoordeling (KPB) in. De beroepssituaties zijn een afspiegeling van het beroep van verloskundige en vormen een afgebakende toetssituatie. Voor de huispraktijkstage zijn elf beroepssituaties onderscheiden, voor de natale stage zeven.
Veel meer feedback afwisselend omdat je voortdurend nieuwe fases ingaat. Wij hadden dan ook steeds weer zin in het nemen van een nieuwe stap die ons verder bracht. De aanloop, het doornemen van de literatuur, is wel taai; je moet je er, naast je stage en het gewone onderwijs, echt toe zetten om dat goed uit te voeren. Tegelijk levert het ook mooie inzichten op. De fase van de data-analyse vond ik echt “kicken”, leuk om te doen en het geeft je een goed gevoel als er ook nog wat uit je onderzoek blijkt te komen! We kregen na de presentatie van ons onderzoek ook leuke reacties. Dat verraste me ook wel, omdat je zelf tijdens het onderzoek nauwelijks door hebt dat je met iets kwalitatiefs bezig bent. Een voorbeeld is het Engelstalige artikel dat wij als afsluiting gingen schrijven. Terwijl je daarmee bezig bent, voel je je regelmatig een stuntel. Maar dan komt er een product uit dat anderen ook opvalt.’
Brug slaan Cecile heeft met haar minor tevens invulling gegeven aan het eerste halfjaar van de master Evidence Based Practice. Het tweede halfjaar heeft ze als honoursprogramma tijdens haar afstuderen aan AVAG gevolgd. Na haar diplomering in juni is Cecile momenteel aan haar tweede mastersjaar bezig en daarnaast werkt ze ook als verloskundige. ‘Volgens mij kun je alleen maar goed onderzoek doen als je ook een goede band met de praktijk hebt’, zegt ze. ‘Die combinatie vind ik belangrijk. Als verloskundigen staan wij nog niet altijd ons “mannetje” qua onderzoek en evidence based handelen. Er is behoefte aan goed
Judith Manniën
onderzoek in de verloskunde, met name in de eerste lijn. Ik vind het belangrijk om bij te dragen aan het slaan van de brug tussen onderzoek en praktijk; daarnaast is die combinatie ook gewoon heel leuk.’
Verloskundigenpraktijk Verloskunde in West werkt al met deze toets. Margje Brouwer, verloskundige en stagebegeleider van Verloskunde in West, vertelt: ‘Je wordt als stagebegeleider bij deze toets veel meer gestimuleerd om goede feedback te geven. Tegelijkertijd dwingt de toets de student ook om naar concrete feedback te vragen. Ik ben daar erg blij mee. Hiervoor kon je weleens de fasedoelen aftekenen zonder je feedback te formuleren, omdat je daar geen tijd voor had of prioriteit aan gaf. Dat kan nu echt niet meer.’
Nog wel wennen Margje moet nog wel wennen aan de nieuwe manier van beoordelen; het is voor haar als stagebegeleider nieuw, maar ook voor de student. ‘In het begin vond ik het lastig om in alle beroepssituaties feedback te geven op alle zes de onderdelen van het
KPB-formulier. Maar het wordt steeds makkelijker. Fasedoelen tekende ik vaak aan het einde van de dag af. De beoordeling op basis van de toets Beroepssituaties is een formeel toetsmoment. Ik zit, met het formulier op schoot, tijdens het consult te observeren. Zo kun je goed kijken naar de student. Tijdens het spreekuur merk ik dat het prettig is als je echt de ruimte voor de toets hebt. Ik plan het nu zo dat ik de toets afneem bij het laatste consult van die dag of dat dagdeel.’ Ze hebben als praktijk nog niet zoveel ervaring met het beoordelen tijdens de partus. ‘Het is goed ons te blijven realiseren dat het niet de bedoeling is dat je de hele partus beoordeelt, maar een specifiek onderdeel, bijvoorbeeld de ontsluiting. Verder vond ik het leerzaam om tijdens de carrousel te horen dat het belangrijk is niet te veel feedback te geven, maar je te beperken tot drie goede en drie verbeterpunten.’
Level veel duidelijker Ze zijn bij Verloskunde in West ook blij met de nieuwe levels. Margje: ‘De onderverdeling in proactieve, reactieve en formele supervisie maakt concreet duidelijk wat ik van een student mag verwachten. De mate van deze supervisie en de manier waarop een student supervisie nodig heeft, bepaalt op welk level zij functioneert. Deze levels zijn voor mij beter en eerlijker toetsbaar dan voorheen. Het nieuwe toetsen geeft mij echt veel meer inzicht.’
Meer informatie Op de website www.verloskunde-academie.nl zijn vier instructiefilmpjes te zien over de nieuwe toets en het gebruik van het KPB-formulier. Onder het tabblad stagebegeleiders kunt u ze vinden onder ‘nieuwe toetsing stage’. De formulieren kunt u digitaal invullen, uitprinten en ondertekend aan de student meegeven. Heeft u een vraag over de toets Beroepssituaties? Mail naar: stagebureau.vaa@ verloskunde-academie.nl of stagebureau.
[email protected]
8
AVAG nieuws
AVAG nieuws
GROW-methode
De KNOV heeft in maart de standaard ‘Opsporing van foetale groeivertraging’ uitgegeven. Aanleiding hiervoor is de lage opsporing van foetale groeivertraging en de noodzaak om deze opsporing te verbeteren. Het pakket van aanbevelingen in de standaard, ook wel GROW-NL genoemd, moet ervoor zorgen dat de opsporing van groeivertraging verbetert en de werkelijk groeivertraagde kinderen met een verhoogde kans op perinatale morbiditeit en mortaliteit tijdig worden opgespoord. De standaard van de KNOV vraagt om een verandering in de wijze waarop het uitwendig zwangerenonderzoek wordt uitgevoerd en daarom zijn training en scholing erg belangrijk. Om dit te ondersteunen en te bevorderen is door de KNOV een e-learning-module en een hands-on-training ontwikkeld, dit laatste in samenwerking met AVAG en AVM. Ook het verloskundig onderwijs moet worden aangepast aan deze GROW-methode. Eind augustus is een deel van de docenten van AVAG als eersten in Nederland getraind. In de loop van dit studiejaar volgt de rest van de docenten en alle studenten uit het tweede, derde en vierde jaar. De studenten uit het eerste jaar krijgen de methode direct aangeboden bij het aanleren van het uitwendig onderzoek. De studenten hopen de methode na de training ook direct in de praktijk te mogen toepassen. column
Betrapt
‘Weet je wel dat het heel beledigend is… dat je je tas naar je toetrekt als wij langslopen.’ Een kale man, in gezelschap van een andere man, loopt ons voorbij, draait zich om en spreekt mij aan. Ik voel me betrapt. Het is zaterdagavond en ik loop met twee vriendinnen in Amsterdam. Ik ben me ervan bewust dat ik mijn handtas dichter naar me toetrek als ik merk dat er mannen naderen. Misschien kijk ik zelfs wel even achterom. Een fractie van een seconde ben ik me ervan bewust dat ik mijn eigendommen bescherm en dat dit zichtbaar is. Dat heeft-ie dus heel goed gezien. Niks mis met zijn waarneming. En inderdaad. Ik stel mijn tas veilig. Hij loopt alweer door als ik hem naroep. ‘Mag ik ook wat zeggen?’ Ik wil me toch laten horen. Hij houdt zijn pas in en ik voel dat ik ruimte bij hem heb gemaakt. En dan zeg ik ook iets. Hij loopt weer door en mompelt: ‘Ik ben wel Marokkaan, maar ik ben in Nederland geboren hoor.’ De situatie escaleert niet, maar we gaan ook niet in gesprek. Nou was het vast niet zijn intentie om met mij, middelbare vrouw met tas, op stap met dito vriendinnen, in gesprek te gaan. Hij wilde iets kwijt. Nieuw was het overigens niet wat-ie me vertelde. Ik ken zijn verhaal (en nu doe ik het ook: hem classificeren). Ik lees de krant, ik volg het nieuws, ik maak weleens wat mee. Ik weet dat Nederlandse Marokkanen, of Marokkaanse Nederlanders, meemaken dat er angstig of afwerend op hen gereageerd wordt. Ik geloof dat ik zelfs kan navoelen hoe beledigend dat kan zijn, als je niks kwaads in de zin hebt. Maar dat hij mijn gedrag persoonlijk lijkt op te vatten en het koppelt aan zijn afkomst, betekent nog niet dat ik dat hoef te doen. Ik besluit dus dat ik dat niet doe. In de opleiding gaat het vaak over feedback en over reflectie op werk, de omgang met collega’s en cliënten, op je eigen handelen. We praten over: wat zegt het over mij en wat zegt het over de ander? Zegt het iets over de manier waarop, het moment, de toon, over waarneembaar gedrag? Is het relationeel (emotie en macht) of inhoudelijk? Als ik de reactie van de kale (mijn waarneming) Marokkaan (zijn informatie) als feedback bestempel, schrijven onze gedragsregels ons voor dat je eerst dankjewel zegt voor de moeite die iemand neemt om je iets te laten weten. Dat heb ik toen dus ook maar netjes gedaan.
Mart Bakker, docent communicatieve vaardigheden
9
Nieuwe stagecoördinatoren De drie nieuwe stagecoördinatoren zijn begonnen. In Groningen is dat Kiki Koster en in Amsterdam zijn dat Jolanda Boxem en Marijke Hoiting. Zij zijn te bereiken via
[email protected] en
[email protected].
Landelijke voortgangstoets Vanaf september 2013 nemen alle opleidingen Verloskunde in Nederland jaarlijks dezelfde voortgangstoetsen af. Het belangrijkste doel van de toets is om de studievoortgang van de student in kaart te brengen. De toets meet of de student voldoet aan de norm die past bij dat specifieke meetmoment van haar of hem binnen de vierjarige opleiding. Er zijn gedurende vier jaar 16 mogelijke meetmomenten voor een student. Het meetniveau van de toets is het eindniveau van de afgestudeerde verloskundige. Eerstejaars zullen daarmee een ander resultaat halen dan studenten die verder in de opleiding zijn. De drie opleidingen Verloskunde hebben met deze gezamenlijke voortgangstoets het doel om een nog hogere kwaliteit van toetsen te realiseren dan voortgangstoetsen die de opleidingen individueel organiseren. Door deze samenwerking kunnen de opleidingen efficiënter werken bij het opstellen en analyseren van de toets bij een grotere groep studenten. Daarnaast heeft het gezamenlijk samenstellen van een toets op eindniveau ook een positief effect op de kwaliteit van het onderwijs. Door dit meetinstrument hebben studenten nog beter zicht in hun kennisprogressie en zij kunnen gerichter hun leertraject bijsturen. Van Amsterdam, Groningen en Maastricht maakten op 20 september 380 studenten de eerste voortgangstoets. In december volgt de tweede waar ook Rotterdam aan mee zal doen. Studenten waren over het algemeen positief na afloop van deze eerste toets voor het gehele verloskundige domein. Ook de opleidingen vonden de eerste resultaten veelbelovend.
Kiki Koster
Marijke Hoiting
Jolanda Boxem
Shared Decision Making krijgt ruimer aandacht in het verloskundeonderwijs
In het huidige verloskundeonderwijs gaan studenten nog explicieter getraind worden in het gebruik van Shared Decision Making (SDM), oftewel gedeelde (of gezamenlijke) besluitvorming. De afgelopen jaren is SDM steeds verder uitgewerkt en ingezet door medici (bijvoorbeeld in de huisartsgeneeskunde). Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat SDM tot effectievere zorg leidt, onder andere omdat het kennis vermeerdert bij patiënten/cliënten, therapietrouw verhoogt en een betere arts-patiëntrelatie tot gevolg heeft. Hoewel op het eerste gezicht een heel aantal besluiten meer eenzijdig bij cliënte en haar partner lijken te liggen (zoals prenatale screening, plaats van bevalling, wel of geen gebruik van medicinale pijnstilling), is het SDM-model wel degelijk belangrijk en bruikbaar voor toepassing binnen de verloskunde. De studenten worden getraind om bij een aantal zorgvragen gericht het communicatiemodel voor SDM in te zetten. Ze leren daarbij dat ze zelf de cliënte (en haar partner!) moeten wijzen op de verschillende opties die zij heeft en ze leren deze opties ook zorgvuldig te beschrijven, inclusief de voor- en nadelen. Vervolgens leren de studenten om cliënten te helpen inzicht te krijgen in de eigen voorkeuren en overwegingen en tot slot de cliënten te begeleiden in het daadwerkelijk nemen van een besluit. Kijk op www.verloskunde-academie.nl/stagebegeleiders voor een artikel over SDM in de verloskunde.
10
Onderwijs
Internationalisering
Een nieuw AVAG-curriculum, de volgende fase De ontwikkelingen in het werkveld hebben geleid tot een nieuw beroepsprofiel voor verloskundigen (KNOV, 2013). Dit beroepsprofiel én de ambities van AVAG (profilering op wetenschap, hoger niveau, hoger rendement en hogere score op studenttevredenheid) vormden de aanleiding voor de curriculumvernieuwing. TEKST JORIEN VOLLAARD
Wat is er gerealiseerd?
In april 2013 is ‘de blauwdruk’ opgeleverd waarin de aanleiding en de uitgangspunten voor het nieuwe curriculum toegelicht worden. Een paar voorbeelden:
✔ Binnen de vier domeinen van het
beroepsprofiel zijn 19 kwalificerende eindtaken geformuleerd waarmee AVAG concretiseert wat er van de afgestudeerde verloskundigen verwacht kan worden (InTouch, juni 2013).
✔ Er zijn doorlopende leerlijnen ont-
wikkeld voor wetenschap, klinisch redeneren en handelen, samenwerken en organiseren, professionaliseren, public health.
✔ De body of knowledge en de keuzemogelijkheden voor minoren zijn aangepast.
Wat gebeurt er in 2013-2014?
✔ Dit studiejaar ontwikkelen we onder-
staande modules voor de propedeuse:
✔ De blauwdruk wordt uitgewerkt in kaders voor bijvoorbeeld toetsing, professionalisering en roostering.
✔ En natuurlijk treffen we – in samenwerking met het werkveld – alle voorbereidingen die nodig zijn om het nieuwe curriculum succesvol van start te laten gaan.
Wat zijn de veranderingen?
Inhoud: Het gaat zowel om verbreding van de leerstof (uitbreiding naar midriskgebied) als om verdieping. Ordening: In het nieuwe curriculum vormen de tracti het uitgangspunt van een module en niet de zorgsegmenten. Didactiek: In de propedeuse staat het werken aan studietaken centraal. Aan de hand van een complexe casus wordt ingegaan op het functioneren van de orgaansystemen. Met maatwerkworkshops bieden we ondersteuning en/of uitdaging aan studenten die daar behoefte aan hebben. De docentsturing en het aantal contacturen nemen geleidelijk af. De opleiding blijft competentiegericht. Organisatie: Het nieuwe curriculum heeft een vast weekritme; colleges ter introductie en afsluiting, werkcolleges, werkgroepen,
SEMESTER 1 Introductie
vaardigheidsonderwijs, maatwerk, studieloopbaanbegeleiding en toetsing worden op vaste momenten ingeroosterd. Stages: De student start direct met het volgen van een zwangere cliënt. De verloskundige stages starten aan het einde van het eerste semester en duren langer dan in het huidige curriculum. We willen in de stages (en ook in andere onderwijsvormen, zoals het vaardigheidsonderwijs) het leren in en van een interdisciplinair team – het interprofessioneel leren – stimuleren.
Met wie werken we samen?
Voor het ontwikkelen van de modules zijn teams samengesteld die bestaan uit AVAG-docenten en verschillende experts zoals fysiologen en neonatologen, maar ook uit een huisartsopleider en een expert op het gebied van de organisatie van zorg. Tijdens het ontwikkeltraject vragen we feedback aan verschillende gremia; de meeleesclub (drie verloskundigen uit eerste en tweede lijn), studenten en klankbordgroepen.
Metabole systemen
Stage Psyche, Huid, spieren, gedrag, botten gezondheid
AVAG bezoekt
n e d e w Z
AVAG hecht belang aan internationale samenwerking; we wisselen kennis uit met andere landen en verwerven nieuwe inzichten. In oktober van dit jaar was AVAG op bezoek bij het Karolinska Instituut in Zweden. Een verslag van Jaap Oosterhoff, coördinator internationalisering. TEKST JAAP OOSTERHOFF, ELKE SLAGT-TICHELMAN EN MONIQUE DEN AREND
‘Tijdens ons zeer inspirerende werkbezoek aan het Karolinska Instituut in Zweden hebben we vele aspecten van de opleiding Verloskunde en verloskundige zorg gezien. We hebben twee ziekenhuizen bezocht, waarvan er één een midwifery-led care unit heeft. Opvallend bij deze bezoeken
En verder …
In de volgende InTouch meer nieuws over de resultaten van het ontwikkeltraject én over de invulling van de stages. De AVAG-projectgroep Curriculumontwikkeling bestaat sinds september 2013 uit: Annemiek Willemsen, Annemiek van de Kraan, Jolanda Boxem, Joyce Kors, Liesbeth Kool, Marianne Prins en Willemijn Warmink-Perdijk. Tessa van Ham en Hester Brugman ondersteunen het project. Herman van Rossum is adviseur en Jorien Vollaard is projectleider.
SEMESTER 2 Hart en Hart en Organisatie Stage longen-1 longen-2 van zorg
11
was dat alle (klinische) verloskundigen acupunctuur als pijnbestrijding gebruiken. Deze acupunctuur wordt niet onderwezen in de opleiding, maar elke verloskundige heeft een driedaagse cursus gevolgd op kosten van het ziekenhuis. Tegelijkertijd vindt uitgebreid onderzoek plaats naar het effect van acupunctuur. Iedere docent op
de opleiding heeft een PhD en bijna allemaal proberen ze onderwijs, onderzoek en de kliniek te combineren. Ook hebben we de Zweedse hoogleraar Anna Hjemstedt ontmoet die onderzoek heeft gedaan naar het rouwproces bij een intra-uteriene vruchtdood. Zij heeft daarvoor 332 moeders en 102 vaders geïnterviewd in heel Zweden. Haar onderzoek laat zien dat de rouwverwerking significant beter is wanneer er binnen 24 uur wordt ingeleid. Daarnaast heeft ze een wiegje zonder elektriciteit (en dus zonder lawaai) ontwikkeld, waarbij het kind langer (gekoeld) bij de ouders kan blijven in de toch al korte periode die rest. Uiteraard hebben we veel over de opleiding Verloskunde gesproken en hebben we informatie uitgewisseld. Docent Elke heeft zowel in het ziekenhuis als op een buitenbinnendag lessen bijgewoond. Zij was onder de indruk van de veilige leeromgeving en de nadruk die op onderzoek wordt gelegd
binnen het onderwijs. Op dit moment worden de plannen verder uitgewerkt die tijdens het bezoek zijn gemaakt – om zowel studenten als docenten uit te wisselen. Vooral op het gebied van wetenschap en onderzoek zijn er plannen voor een intensieve samenwerking. We hebben de uiterst gastvrije Zweedse collega’s uitgenodigd voor een tegenbezoek aan Groningen en Amsterdam dit voorjaar.’
Proefschriften op de gang van het Karolinska Instituut
12
Onderzoek
Onderzoek
Is groeivertraging effectief op te sporen via een echo? Groeivertraging opsporen is van wezenlijk belang voor de gezondheid van het kind. De groeiecho in het derde trimester is een veelgebruikt middel hiervoor; steeds meer praktijken voeren deze echo routinematig uit. Er is alleen nooit wetenschappelijk bewezen of deze echo daadwerkelijk effectief is. TEKST STEFANIE HENDRIKS
De effectiviteit en, niet geheel onbelangrijk, de kosteneffectiviteit van de groeiecho in het derde trimester worden onderzocht in de IRIS-studie (IUGR Risk Selection Study); een project gesubsidieerd door het ZonMw programma Zwangerschap en Geboorte. De onderzoekers kijken of het toevoegen van de twee groeiecho’s in het derde trimester de opsporing van groeivertraging, en met name de neonatale uitkomsten, verbetert.
Voorbereiding
Verloskundige en promovenda Viki Verfaille is nauw betrokken bij de IRIS-studie. Zij legt de opzet uit: ‘De voorbereiding voor de IRIS-studie is erg belangrijk; door middel van de Delphi-procedure inventariseren we bij verschillende panelleden in de eerste, tweede en derde lijn hun mening over het opsporen en monitoren van groeivertraging en hoe verder te handelen. De panelleden zijn gynae-
cologen en verloskundigen, merendeels ook echoscopisch actief. Naast de landelijke richtlijnen worden de resultaten van deze Delphi-procedure gebruikt om het protocol op te stellen van de studie.’ Dit is slechts een deel van de voorbereiding. Ook moeten er zestig praktijken worden geworven en voorbereid – geen gemakkelijke klus. Verfaille: ‘Bij andere onderzoeken kunnen praktijken tijdens de studie nog aanhaken, maar dat is hier niet mogelijk. De dataverzameling start in maart 2014; vóór die tijd moeten alle zestig praktijken voorbereid zijn op het palperen conform de KNOV-standaard (GROW-methode*) en voldoen aan kwaliteitsafspraken omtrent de groeiecho’s. Vervolgens blijven de praktijken voor minimaal een jaar actief verbonden aan de studie.’
Twee strategieën
Het nut van de studie is duidelijk, maar hoe meet je (kosten)effectiviteit? De IRISstudie vergelijkt twee strategieën. De eerste strategie is de controlestrategie; in deze studie is dat de groep zwangeren die de reguliere zorg heeft ontvangen door middel van de GROW-methode. In de tweede strategie wordt niet alleen de GROW-methode toegepast, maar worden ook nog twee groeiecho’s in het derde trimester uitgevoerd. Alle deelnemende praktijken doorlopen beide strategieën; iedereen start met de controlestrategie, in de loop van het jaar bepaalt randomisatie wanneer overgeschakeld wordt naar het aanbieden van twee groeiecho’s. Verfaille: ‘We meten dan uiteindelijk welke van de twee groepen de beste neonatale uitkomsten heeft. We verzamelen alleen gegevens van gezonde
zwangeren, die minstens tot 26 weken zwangerschapsduur onder controle zijn in de eerste lijn. De gegevens beslaan informatie vanaf week 26 tot na de geboorte. We willen juist ook zien hoe de kinderen waarbij groeivertraging is geconstateerd het doen na de bevalling. Het streven voor de toekomst is deze gegevens ook te gebruiken voor follow-upstudies.’
Doe mee!
Heb je als praktijk interesse om mee te doen aan de IRIS-studie? Dan krijg je voorrang voor de KNOV hands-ontraining voor de GROW-methode. Aanmelden kan nog steeds via www.irisstudie.nl. Deze website kun je ook in de gaten houden wanneer je op de hoogte wilt blijven van de ontwikkelingen en resultaten. *De GROW-methode is een nieuwe meetmethode, ontwikkeld door de KNOV, om met uitwendig onderzoek foetale groeivertraging op te sporen. De GROW-methode, met het bijhorende scholingsprogramma, moet ervoor zorgen dat de opsporing van groeivertraging verbetert en de werkelijk groeivertraagde kinderen met een verhoogde kans op perinatale morbiditeit en mortaliteit tijdig worden opgespoord. Inmiddels wordt de GROW-methode landelijk ingevoerd. Praktijken volgen het KNOVscholingsprogramma of hebben deze al afgerond.
TEKST EVA ALBLAS
Update Midwifery Research Network We zijn inmiddels alweer een tijdje verder sinds de oprichting van het Midwifery Research Network (MRN) in Nederland, dat we sinds kort met de volledige naam aanduiden (niet meer met de afkorting) en dat ook de activiteiten van het Midwifery Consortium omvat. De afgelopen tijd zijn de research midwives voornamelijk bezig geweest met het bezoeken van de verloskundige kringen. Dit met als doel alle eerstelijnsverloskundigen in Nederland bekend te maken met de werkwijze van het Midwifery Research Network. Er komen enthousiaste reacties binnen en inmiddels is een groeiend netwerk aan het ontstaan van eerstelijnspraktijken. Hier zijn we heel blij mee; op die manier kunnen we als eerste lijn onze handen ineenslaan en samen een sterk onderzoeksnetwerk vormen. Naast verloskundigenpraktijken hebben ook de eerste onderzoekers zich aangemeld bij het Midwifery Research Network. Dit betekent dat er nu vijf onderzoeken lopen via het netwerk waar praktijken aan mee kunnen doen:
CHLAMYDIA-STUDIE
Chlamydia is de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoening in Nederland. Bij zwangere vrouwen kan een chlamydiainfectie het risico op een slechte zwangerschapsuitkomst vergroten. Op dit moment worden zwangere vrouwen niet standaard getest op het mogelijk hebben van deze infectie. Het primaire doel van dit onderzoek is het bepalen van de prevalentie van chlamydia onder zwangere vrouwen en hun partners om te onderzoeken of zwangere vrouwen standaard gescreend moeten worden tijdens de zwangerschap.
INDEX-STUDIE
Deze studie onderzoekt de effecten van inleiden van de bevalling bij een zwangerschapsduur van 41 weken in plaats van bij 42 weken. We kunnen op dit moment niet uitmaken wat beter is: inleiden bij 41 weken of afwachten tot 42 weken. We willen daarom graag weten of en hoe zinvol het is om gezonde zwangeren bij 41 weken in te leiden, kijkend naar de kindfactoren, moederfactoren en kosten.
PRIDE-STUDY
De PRIDE-study (PRegnancy and Infant DEvelopment) is een groot onderzoek onder zwangere vrouwen door middel van vragenlijsten. Voor dit wetenschappelijk onderzoek worden deze vrouwen en hun kinderen langere tijd gevolgd. Het belangrijkste doel is om factoren te ontdekken die van invloed zijn op de gezondheid van moeder en kind.
ACTIEF BETROKKEN BIJ DE IRIS-STUDIE ZIJN:
Dr. A. de Jonge – projectleider en verloskundige Dr. P. Jellema – projectcoördinator en epidemioloog Prof. Dr. A. Franx (UMCU) – promotor, perinatoloog en hoogleraar Verloskunde Prof. Dr. H.E. van der Horst – promotor en hoogleraar Huisartsgeneeskunde V. Verfaille, MSc – promovenda en verloskundige M. Westerneng, MSc – onderzoeksassistent
Kortom:
ABCD-STUDIE
De ABCD-studie is een grootschalig en langlopend onderzoek naar de gezondheid van 8.000 in Amsterdam geboren kinderen. Het belangrijkste doel van de ABCD-studie is het inventariseren en analyseren van factoren in het vroege leven (tijdens de zwangerschap en op de jonge kinderleeftijd) die een mogelijke verklaring vormen voor latere gezondheid en gezondheidsverschillen. De laatste fase van het onderzoek is in volle gang. Inmiddels is 92% van de gegevens verzameld.
IRIS-STUDIE
Het Midwifery Research Network werkt ook samen met de IRIS-studie. Op pagina 12 kunt u hier meer over lezen. Heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen met een van de research midwives.
interessante en verschillende onderzoeken waar we met z’n allen graag aan meewerken. Doen jullie ook mee? Aanmelden kan via www.mrnn.nl.
Viki Verfaille
Ank de Jonge
13
Eva Alblas
14
Column
TEKST STEFANIE HENDRIKS
Briouats & chebakia
NAAM: Michiel Poell (35) FUNCTIE AVAG: beleidsadviseur kwaliteitszorg Michiel heeft Jazzmuziek gestudeerd aan het Conservatorium in Amster dam. Daarna heeft hij de studie Beleid, communicatie en organisatie gevolgd aan de VU. Vanaf 2007 is hij beleidsmedewerker geweest bij de Hogeschool voor de Kunsten en hij werkt nu vier dagen voor AVAG.
NAAM: Kiki Koster (28) FUNCTIE AVAG: docent commu nicatieve vaardigheden en stage coördinator, locatie Groningen Kiki heeft eerst een hbo Marketing gedaan en studeerde vervolgens Klinische psychologie aan de Rijks universiteit Groningen (RUG). Zij is na een aantal jaren als docent en onderzoeker gaan werken op de afdeling Klinische psychologie aan de RUG. Inmiddels werkt ze fulltime bij AVAG. Waarom ben je docent geworden? Tijdens mijn studie Klinische psychologie heb ik veel gedoceerd. Ik leerde voor groepen te staan en les te geven. Na mijn studie ben ik werkzaam geweest als psycholoog in de medische (oncologische) psychologie. Mijn enthousiasme voor het lesgeven zorgde ervoor dat ik bij de RUG werd aangenomen als docent en onderzoeker. Het medische aspect spreekt mij echter nog altijd aan, daarom past de verloskunde bij mij. Wat is jouw rol binnen het onderwijs van AVAG? Ik geef communicatieve vaardigheden en CGO aan de eerstejaars. Ook neem ik de stagecoördinatie waar van Mieke Damen. Ik richt me met name op de vormgeving en inhoud van de stages binnen het nieuwe curriculum dat start in september 2014. Wat spreekt jou aan in dit werk? Vooral de afwisseling; ik doceer, coördineer en houd me bezig met relatiebeheer door contacten te onderhouden. Het voor de groep staan, geeft mij energie. De opleiding is kleinschalig, waardoor het onderwijs persoonlijk is. Dat ervaar ik als waardevol. Hoe ziet jouw leven over tien jaar eruit? Tien jaar geleden had ik nooit kunnen bedenken dat ik hier nu zo zou staan. Ik volg vooral mijn hart en zie wel waar op dat moment mijn passie ligt.
Hoe ben je bij AVAG terechtgekomen? Ik heb in totaal acht jaar voor de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten gewerkt. Dat was leuk werk, maar het werd tijd voor iets nieuws. Wat is jouw rol bij AVAG? Ik wil helpen de kwaliteit van ons onderwijs te verhogen. Dat doe ik door het verzamelen en verspreiden van informatie. Dan denk ik niet alleen aan tevredenheidsevaluaties, maar ook aan ‘harde’ cijfers als rendementen per blok. Samen moet die informatie dan een duidelijk beeld geven waarmee het MT, coördinatoren en docenten verder kunnen. Wat vind je leuk aan het werk? Dit werk is nooit klaar. Het verbeteren van kwaliteit gaat altijd door. Dat kan moeizaam zijn, want verbeteren is veranderen. Maar wanneer er eenmaal zichtbaar resultaat is (als studenten meer tevreden zijn of het rendement omhooggaat), wordt het leuk: dan kom je steeds met kleine stapjes vooruit. Hoe zie jij je leven over tien jaar? Ik ben niet iemand die heel ver vooruit kijkt. Misschien ben ik dan doorgegroeid naar een andere baan. Als dat zo is, hoop ik dat AVAG bovenaan staat in de Keuzegids en dat iedereen met een glimlach terugdenkt aan de tijd dat ik er werkte.
15
NAAM: Bianka BijsterveldSmid (29) FUNCTIE AVAG: docent Verloskunde, locatie Groningen Na haar opleiding Verloskunde in België is Bianka gaan werken in de tweede lijn in Drachten. Zij heeft vorig jaar een master Physician Assistent afgerond en werkt inmiddels twee dagen als docent bij AVAG, naast haar werk in de tweede lijn. Waarom ben je docent geworden? Tijdens mijn master, die ik volgde in Rotterdam, heb ik lesgegeven in verloskundige vakken aan studenten Geneeskunde. Ik kwam er toen achter dat doceren bij mij past. Daarom ben ik vorig jaar begonnen met lesgeven aan doktersassistenten, waar ik anatomie, fysiologie en pathologie gaf. Wat is jouw rol binnen het onderwijs? Ik geef verschillende verloskundige vakken, zoals vaardigheidsonderwijs, anatomie, CGO en hoor- en werkcolleges. Ik heb inmiddels aan alle jaren lesgegeven. Wat vind jij leuk aan dit werk? Het contact met studenten en het overdragen van kennis. Het is steeds weer een uitdaging om een leuke, goede les te ontwikkelen. De studenten zijn erg gemotiveerd; dat is fijn. Door het lesgeven moet je bijblijven met alle kennis; dat is een meerwaarde voor de praktijk. Het is prettig om die twee werelden bij elkaar te brengen. Hoe ziet jouw leven over tien jaar eruit? Ik ben op dit moment uitgerekend van mijn tweede kind, dus daar focus ik me eerst op. Maar in de toekomst hoop ik naast mijn werk in de tweede lijn nog steeds les te geven, want ik zit hier op mijn plek.
Ze woont in een hoge flat in Amsterdam-Noord. F. is bevallen van een prachtige zoon. Het is mijn eerste kraamvisite na blok 1.4 (kraamtijd) dus ik kan volop aan de bak. Borsten, buik, benen, billen: ik heb alle mogelijke B’s paraat. Doel van de dag is zo cliëntgericht mogelijk te werk gaan. En waar kun je beter respect en acceptatie tonen dan bij de cliënt thuis? We zijn op bezoek bij een Marokkaans gezin, wat vaak betekent dat het op prijs wordt gesteld als de schoenen bij de voordeur worden uitgetrokken. In het verleden heb ik hiervan geleerd, dus ik heb mijn laarzen met driedubbel gesp-vetersysteem thuis gelaten. We ontmoeten M., de man van F. Hij voorziet ons van verse muntthee en een bakje lekkers dat samita heet. Het blijkt een mengsel te zijn van gestampte amandelen, meel en suiker, dat
speciaal bedoeld is voor zwangere en net bevallen vrouwen. Hoewel we net geluncht hebben, ben ik verrast door deze Arabische variant van beschuit met muisjes en laat ik M. mijn bordje volscheppen. Al kauwend doe ik een poging de volgende B ter sprake te brengen. Ik heb de vraag nog niet gesteld of M. komt opnieuw aanzetten met een dienblad ter grootte van een fietswiel. De geboorte van hun kind moet gevierd worden en wel met briouats (deeg met amandelen en honing), chebakia (honingkoeken) en een salade in de kleur van de Marokkaanse vlag. Langzaam begint mijn maag te protesteren tegen al die cliëntgerichtheid. Desondanks houd ik mijn bord omhoog met het credo ‘Respect tonen voor de achtergrond van cliënt’ in mijn achterhoofd. Eindelijk bij mijn laatste B aangekomen, slik ik moeizaam mijn allerlaatste brok honingkoek door. Ik dank F. en M. hartelijk en loop waggelend richting de voordeur. Overspoeld door misselijkheid en buikpijn vraag ik mezelf bij het aantrekken van mijn slippers af: Waar eindigen de grenzen van cliëntgericht werken en beginnen die van mij?
Laura Langelaar, tweedejaars student in Amsterdam
vacature
Werken bij AVAG? Dat kan!
Wij zoeken nog docenten voor de locatie Groningen. 1. Docent verloskunde 0.8 fte 2. Docent verloskunde 0.4-0.6 fte 3. Docent cova 0,6 fte
Kijk op de website voor meer informatie en de procedure.
16
Terugblik
Zwart/wit TEKST STEFANIE HENDRIKS
Twee afgestudeerde verloskundigen blikken terug op de opleiding en vertellen over de weg naar hun huidige werk.
Naam: Studie: Werk:
Naam: Studie: Werk:
Aafke van Os (29) Verloskunde van 2003-2007 eerstelijnsverloskundige bij verloskundigenpraktijk de Bakermat in Wageningen
‘Na mijn vwo heb ik één jaar Internationale ontwikkeling gestudeerd aan de universiteit in Wageningen. Toch ging Verloskunde kriebelen; juist de fysiologie en het psychosociale sprak mij aan. Ik werd gelukkig in één keer aangenomen op de opleiding. De studie vond ik zwaarder dan de universiteit. Het was een intense periode, waarin je in korte tijd veel ervaring en kennis op moest doen en daar ook nog een persoonlijke slag in moest maken. Je moest je tenslotte ontwikkelen tot een zelfstandig werkende verloskundige. Wat ik mooi vind van mijn vak is dat ik ouders mag begeleiden door het gehele proces van zwanger worden, naar zwanger zijn, bevallen, en (opnieuw) ouders worden. Een proces dat heel normaal is, maar ook voor iedereen uniek. Omdat mensen zo verschillend zijn, blijft het iedere keer weer uitdagend om daar je zorg op af te stemmen. Het wordt nooit saai. Onze praktijk werkt altijd aan vernieuwing en verbetering. Wij zijn een van de eerste drie praktijken die begonnen is met Centering Pregnancy. Dat past goed bij ons, omdat wij altijd veel ruimte aan de cliënt geven. We willen haar zelf keuzes laten maken, haar laten voelen dat ze veel zelf kan doen door zich goed voor te bereiden. Op dit moment zijn we de anticonceptie aan het implementeren in onze praktijk. We plaatsen (en verwijderen) bijvoorbeeld spiralen en mogen mogelijk binnenkort ook recepten voorschrijven. Dit maakt voor mij de cirkel rond. Als praktijk doen we regelmatig mee aan eerstelijnsonderzoek. Zo hebben we meegedaan aan de Deliver-studie en doen we momenteel mee aan de VeCas-studie. Het werkt twee kanten op: onderzoek draagt bij aan de ontwikkeling van de praktijk en wij leveren een bijdrage aan betere eerstelijnsverloskunde. Op deze manier onderbouwen we hoe onze zorg in elkaar zit.’
Nike Mencke (33) Verloskunde van 2003-2009 lactatiekundige bij ROOM Borstvoeding
‘Ik ben op mijn drieëntwintigste begonnen aan de opleiding. Dat was hard werken en ik moest mezelf continu overwinnen. Vooral de theorie vond ik erg leuk en interessant. Na mijn eerste jaar begon er een nieuw curriculum. Ik heb toen het eerste jaar overgedaan; achteraf is dat een goede beslissing geweest, want dat paste veel meer bij mij. Stages vond ik vooral spannend en intiem. Tijdens mijn studie kreeg ik mijn eerste kind. Voor mij was dat goed; ik ervoer het vak van binnenuit en ik wist beter wat voor verloskundige ik zelf wilde worden. Vooraf had ik mij niet genoeg gerealiseerd dat het een zwaar beroep is. Ook de combinatie met kinderen vond ik niet makkelijk. Na de opleiding kwam ik er pas echt achter dat ik niet goed tegen ’s nachts werken en de onregelmatigheid kan die bij dit beroep horen. Ik heb twee jaar als waarnemer gewerkt, maar dat ging niet samen met het hebben van kinderen en de eigen zaak van mijn man. Vanwege de regelmatigheid heb ik nog een jaar in de tweede lijn gewerkt, maar ik wist eigenlijk al dat verloskundige niks voor mij was. In datzelfde jaar heb ik mijn diploma gehaald voor lactatiekundige; mijn interesse in borstvoeding werd steeds groter. De mooie aspecten van het verloskundige werk, de intimiteit en de liefde van moeders voor hun kind, komen terug in de zorg bij borstvoeding; een inspirerend vak. Ik vind het prettig om korte contacten te hebben; een consult aan huis duurt anderhalf uur, na enkele dagen een telefonische follow-up en that’s it. Ik kan mijn eigen tijd indelen en ben eigen baas. Ik ben op dit moment heel tevreden met mijn combinatie werk en gezin; mijn toekomst staat helemaal open. Misschien ga ik een extra studie volgen, onderzoek doen of een winkel beginnen. Lactatiekundige in de tweede lijn lijkt me ook leuk. Ik volg mijn passie en dat voelt goed.’
‘Ik volg mijn passie en dat voelt goed’