Onderzoek naar de uitwisselbaarheid van studenten- en ouderenhuisvesting
Ouderen voor studentenhuis gezocht
Onderzoek naar de uitwisselbaarheid van studenten- en ouderenhuisvesting
Ouderen voor studentenhuis gezocht
begleider:
De heer Ir. B.A.J. Leupen
studenten:
Marc Encke, b1157248 Sietse Bolhuis, b1240471
datum: vak:
3 november 2006 AR3Am130
Technische Universiteit Delft / Faculteit Bouwkunde / Masteropleiding Architecture and Modernity Afstudeerrichting New Concepts voor the Dwelling / Afstudeeratelier Designing for the Unknown
Voorwoord
Voorwoord Een onderdeel van de afronding van de Master Architectuur aan de Technische Universiteit Delft is naast het ontwerpdeel het onderzoeksdeel. Dit onderzoeksdeel hebben we verricht onder begeleiding van de heer Ir. B.A.J. Leupen in de studio ‘New concepts for the dwelling,����������������������������� designing������������������� for the unknown’. Totstandkoming van het onderwerp Tijdens onze discussies kwamen verschillende onderwerpen en interesses naar voren. Ten eerste was dit de fascinatie voor tijdelijkheid. Hierbij kwamen we tot de conclusie dat er onderscheid te maken is tussen tijdelijke woningen, tijdelijk verblijven en tijdelijk wonen. Onder tijdelijke woningen verstaan we woningen die voor korte tijd op een bepaalde locatie een woonfunctie vervullen. Voorbeelden hiervan zijn de Spaceboxen die onder andere in Delft en Utrecht staan en de Gimme Shelters die in Delft stonden. Onder tijdelijk verblijven beschouwen we het verblijf op een plek waar je voor korte tijd onderdak vind, maar waar je geen thuisgevoel ervaart, zoals dit door Heidegger wordt omschreven in zijn essay ‘Bouwen Wonen Denken’. (Heijnen 2004) Een voorbeeld van tijdelijke verblijven zijn hotels. De laatste categorie van tijdelijkheid is voor ons tijdelijk wonen. Hieronder vallen woningen waar je een thuisgevoel ervaart, maar waar je slechts voor enkele jaren verblijft. Een voorbeeld van tijdelijk wonen gebeurt in een studentenhuis. Hier wordt er niet langer dan een paar jaar door eenzelfde bewoner gewoond. Met dit laatste onderwerp zijn we verder gegaan. We kwamen tot de conclusie dat elke leeftijdsgroep een eigen woontype kent. Zo zijn er bijvoorbeeld studentenhuizen, starterswoningen, eengezinswoningen en ouderenwoningen. Iedereen stelt zo haar eigen eisen aan de woning. Onze opvatting is dat woningen hier best op in kunnen spelen. Als er meer flexibiliteit gecreëerd wordt in de woning, is het gemakkelijker de woning aan te passen, waardoor een woongebouw langer gebruikt kan worden door de bewoners. Op deze manier kan het gebouw ook gemakkelijker inspelen op de vraag naar een bepaalt type woning. Zo is er al lange tijd een tekort aan studentenhuisvesting en groeit het tekort aan starters- en ouderenhuisvesting. We hopen dat dit onderzoek leidt tot inspiratie voor anderen, om zo tot nieuwe vormen van huisvesting te komen. Delft, 3 november 2006
Sietse Bolhuis
Marc Encke
inhoud
Inhoud
V. Projectanalyse______________________________________________________ 22
Inleiding_ _____________________________________________________________ 6
Projectenkeuze____________________________________________________________22
I. Studentenhuisvesting_ _______________________________________________ 8
Studentenprojecten______________________________________________________24 Krakeelhof, Delft______________________________________________________________24 Tuindorp-West Complex, Utrecht_____________________________________________26 De Struyck, Den Haag________________________________________________________28 Fier over water, Delft__________________________________________________________30 Cambridgelaan, Utrecht______________________________________________________32 De Bisschoppen, Utrecht_____________________________________________________34
Geschiedenis van de Nederlandse studentenhuisvesting______________________ 8
II. Ouderenhuisvesting________________________________________________ 12 Geschiedenis ouderenhuisvesting van 1957 tot heden_ ______________________13
III. Dezelfde huisvesting_______________________________________________ 16 Los van elkaar________________________________________________________________16 Naast elkaar_ _________________________________________________________________16 Door elkaar_ __________________________________________________________________16 Na elkaar______________________________________________________________________17 IV. Methodiek_________________________________________________________ 18 Ontsluiting________________________________________________________________18
Ruimtelijke organisatie___________________________________________________19 Materialisering___________________________________________________________19 Locatiekwaliteiten________________________________________________________19 Sportvoorziening_ ____________________________________________________________20 Culturele instelling____________________________________________________________20 Sociale ontmoetingsplek_____________________________________________________20 Recreatieve groenvoorzieningen_____________________________________________20 Dagelijkse boodschappen____________________________________________________20 Winkels_ ______________________________________________________________________21 Hogere onderwijsinstelling en Zorginstelling_________________________________21
Ouderenprojecten_________________________________________________________36
De Drie Hoven, Amsterdam_ _________________________________________________36 Bergwegcomplex, Rotterdam_ _______________________________________________38 Wozoco De Emerald, Delfgauw_ _____________________________________________40 Amerbos, Amsterdam_ _______________________________________________________42 WoZoCo Oklahoma, Amsterdam_____________________________________________44 De Muzen, Almere____________________________________________________________46 De Plussenburgh, Rotterdam_________________________________________________48 VI Voorwaarden voor veranderbaarheid_________________________________ 50 Ontsluiting____________________________________________________________________50 Ruimtelijke organisatie_______________________________________________________50 Materialisering________________________________________________________________51 Locatiekwaliteiten_____________________________________________________________52 Veranderbaarheid_____________________________________________________________52 Slotconclusie en nawoord_____________________________________________ 54 Bronnenlijst__________________________________________________________ 56
Veranderbaarheid_ ________________________________________________________21
inleiding
Inleiding In het onderzoek richten we ons op studentenhuisvesting en ouderenhuisvesting, omdat dit het meest verschilt van standaardwoningen of eengezinswoningen, zoals die momenteel op grote schaal in de Vinex-wijken worden gebouwd. Daarnaast vinden wij het relevant om een oplossing te zoeken voor het voortdurende tekort aan studentenhuisvesting en het toenemende tekort aan ouderenhuisvesting. Deze tekorten zijn natuurlijk eenvoudig op te lossen, door op grote schaal te bouwen, maar dat zal een korte termijn oplossing zijn. Wij geloven meer in lange termijn oplossingen die we zoeken in eenvoudig veranderbare woningen. In de nabije toekomst zal de ‘babyboom generatie’ met pensioen gaan waardoor er een grote vraag zal ontstaan naar ouderenhuisvesting. Naar verwachting zal in 2039 23,7 procent van de Nederlandse bevolking ouder zijn dan 65 jaar. (CBS 2004) Op 1 januari 2006 was dit nog 14,3 procent. (CBS 2006) Binnenkort gaat deze grote groep met pensioen. Een logisch gevolg daarvan is dat deze groep ook nagenoeg tegelijk zal sterven. Dat zal betekenen dat er vanaf dan een groot overschot zal komen als deze ouderenhuisvesting niet op een andere manier gebruikt kan worden. De vraag naar studentenwoningen verschilt. Eén oorzaak hiervan kan gevonden worden in de mate van welvaart. Zo blijkt dat als het economisch minder gaat, meer studenten bij hun ouders blijven wonen en minder jongeren gaan studeren. Om deze verschillen op te vangen zorgen de grote stichtingen die investeren in studentenhuisvesting ervoor dat er nooit een overschot of leegstand onder studentenhuizen zal ontstaan. Er zal dus altijd een tekort zijn. Dit tekort kan opgevangen worden door woonruimte zo in te richten dat deze voor meerdere doelgroepen te gebruiken is. Door de twee groepen, studenten en ouderen te combineren in één probleemstelling komen we tot de vraag: “Kunnen studenten en ouderen gebruik maken van dezelfde huisvesting?” Deze hoofdvraag delen we op in drie onderdelen. Het eerste onderdeel komt aan de orde in Hoofdstuk I; Studentenhuisvesting. Hierin wordt uiteengezet wat studenten zijn en hoe zij zich momenteel huisvesten en hoe ze dit in de geschiedenis gedaan hebben. In Hoofdstuk II; Ouderenhuisvesting komt aan de orde hoe de ontstaansgeschiedenis van ouderenhuisvesting is en welke groep ouderen relevant is voor dit onderzoek. Het derde onderdeel van de hoofdvraag komt in Hoofdstuk III; Dezelfde huisvesting aan de orde. Hierin staan manieren hoe studenten en ouderen gebruik kunnen maken van dezelfde huisvesting. Hierbij komt aan de orde of studenten met ouderen in één gebouw wonen of dat ze na elkaar in het gebouw komen te wonen.
De doelstelling van dit onderzoek is om voorwaarden te formuleren om studentenhuisvesting op een eenvoudige manier uitwisselbaar te maken met ouderenhuisvesting. Deze voorwaarden worden bepaald aan de hand van een ontwikkeld analyse-instrument. Dit instrument wordt in Hoofdstuk IV; Methodiek ontwikkeld. Aan de hand van dit analyse-instrument worden in Hoofdstuk V; Projectanalyse zes studentencomplexen en zeven ouderencomplexen geanalyseerd. Door de conclusies van de in totaal dertien projecten samen te voegen wordt in Hoofdstuk VI; Voorwaarden voor veranderbaarheid de kenmerken van de projecten met elkaar vergeleken. Hieruit volgt het resultaat van het onderzoek, namelijk de voorwaarden waarmee de twee huisvestingstypen uitwisselbaar zijn.
studentenhuisvesting
I. Studentenhuisvesting
Studenten opgericht. In de jaren daarna kwamen er in andere steden vergelijkbare stichtingen.
De doelgroep die gebruikt maakt van studentenhuisvesting bestaat voor ons uit jonge volwassenen die net het ouderlijke huis verlaten hebben en nog niet een vaste baan hebben. De voornaamste dagbesteding bestaat uit het volgen van onderwijs bij een universiteit of hogeschool. Het studentenhuis is voor veel jonge volwassenen de eerste kennismaking met zelfstandig zijn, en zelfstandig wonen. Deze woonvorm is voor veel jongeren een plek, om volwassen te worden.
Jaren vijftig In de jaren vijftig werd de Centrale Stichting Studentenhuisvesting (CSS) gevormd. De CSS hield zich voornamelijk bezig met het inzamelen van geld om het onrendabele deel van de investeringen voor studentencomplexen mee te financieren. In het begin kwam dit geld voornamelijk van de grote Nederlandse bedrijven, universiteiten en hogescholen, maar al snel ging de overheid mee subsidiëren. Midden jaren vijftig kregen alle steden met een hogeschool of universiteit een stichting dit de studentenhuisvesting voor hun rekening nam, de Stichting StudentenHuisvesting (SSH). Hiermee werd de studentenhuisvesting officieel opgenomen binnen het Ministerie van Onderwijs. In 1959 bracht de commissie-Cals in opdracht van de regering enkele nota’s uit over de noodzakelijke studentenvoorzieningen. Hierin stond het belang van een afzonderlijke huisvestingsvoorziening voor studenten.
Studenten huisvesten zich op verschillende manieren. Naast de studentencomplexen wonen ze ook wel bij hospita’s, in stadspanden die omgebouwd zijn tot studentenhuis of andere woonruimte. Wij richten ons voornamelijk op de grotere studentencomplexen die gebouwd zijn met als doel studenten te huisvesten. Gebouwen die slechts gebruikt worden door studenten vallen af. Als we omgebouwde panden bij het onderzoek betrekken is het ook voorstelbaar om panden te analyseren die tot studentenhuisvesting omgebouwd zouden kunnen worden. Omdat dit onderzoek over de uitwisselbaarheid met ouderenhuisvesting gaat is deze vorm van huisvesting niet relevant. Er zijn twee typen studentencomplexen te onderscheiden. Als eerste is dit een zelfstandige woonvorm. Hieronder verstaan we een wooneenheid met voorzieningen die niet gemeenschappelijk gebruikt worden, maar alleen door de bewoner gebruikt wordt. In de wooneenheid woont een student alleen, of samen met zijn of haar partner. De tweede woonvorm is de niet-zelfstandige woonvorm. Bij deze woonvorm worden de voorzieningen binnen de woning gedeeld met meerdere studenten. Er is onderscheid te maken tussen kleine en grote wooneenheden. Voor ons bevatten kleine wooneenheden twee tot vijf bewoners en grote wooneenheden vijf tot zestien bewoners. Bij de keuze van de projecten hebben we hier rekening mee gehouden. Geschiedenis van de Nederlandse studentenhuisvesting Om een beeld te krijgen van de verschillende soorten studentenhuisvesting is het relevant om eerst een beeld te krijgen van de ontstaansgeschiedenis hiervan. Dit helpt om te begrijpen op welke manier studenten gehuisvest worden en welke filosofie hier achter zit. Aan de hand hiervan kunnen er nieuwe vormen van studentenhuisvesting ontwikkeld worden. De eerste vorm van georganiseerde studentenhuisvesting in Nederland kwam in de twintigste eeuw tot stand. Voor de tweede wereld oorlog vond dit voornamelijk bij hospita’s en verenigingshuizen plaats. Dit verdween geleidelijk na de oorlog. In 1945 werd in Delft de eerste Stichting tot Huisvesting van
Jaren zestig en zeventig De vorming van de SSH’s ging erg snel. Begin jaren zestig bestonden er al dertien. Ondanks het nieuwe aankoop- en nieuwbouwbeleid van de verschillende SSH’s steeg het tekort aan geschikte kamers. In het hele land werd dan ook veel gebouwd. In de jaren zestig werden er in totaal 30.000 studentenwoningen gebouwd (Kences). Door deze toename was er ook meer behoefte aan nieuwe regelgeving. Dit paste beter bij het Ministerie van Volkshuisvesting. Door deze verschuiving waren de universiteiten en hogescholen ook niet meer verantwoordelijk voor de huisvesting, waarmee er ook een stop kwam van het verstrekken van subsidie. Hierdoor kwam er eind jaren zeventig een bouwstop. Jaren tachtig Deze bouwstop ging in de jaren tachtig gewoon door. Door een gebrek aan budget was er nauwelijks geld beschikbaar voor het onderhoud van de studentenwoningen uit de jaren zestig, laat staan voor nieuwbouw. Op een gegeven moment ging het zo slecht met de studentencomplexen dat de overheid gedwongen werd tot financiering. Hierdoor kwam er weer steun van de overheid en werden de achterstanden weggewerkt. Jaren negentig In de jaren negentig werd er een ander regeringsbeleid gevoerd. De SSH’s moesten zelfstandige woningcorporaties worden. Om dit te kunnen bereiken werden de schulden aan de overheid kwijtgescholden tegen de nog te ontvangen subsidies. Hierdoor vonden er veel fusies plaats en werden de SSH’s professionelere, efficiëntere ondernemingen. Hierdoor kwam er ook weer meer geld voor nieuwbouw.
studentenhuisvesting 10
De vraag naar een grotere differentiatie groeide. Er kwamen steeds meer buitenlandse studenten die tijdelijk gehuisvest dienden te worden. In de jaren zestig en zeventig voldeed een sobere éénpersoonskamer zonder luxe in een studentenhuis of studentencomplex. Vanaf de jaren negentig was dat niet meer het geval. De eisen van de studenten werden hoger door een toenemende welvaart en hogere inkomens. Hierdoor werden de kamers groter en dienden er moderne materialen toegepast te worden. Daarnaast kreeg de gemeenschappelijke ruimte een belangrijkere betekenis. 2000 Rond de eeuwwisseling begon de kamernood drastisch toe te nemen. Alle organisaties die studenten huisvestten kregen te maken met stijgende wachttijden en forse tekorten. Er werden veel studentencomplexen bijgebouwd en er werd gezocht naar allerlei tijdelijke oplossingen. Slooppanden, voormalige bejaarden- en zusterhuizen, oude kantoren, onderwijsgebouwen en prefabeenheden werden ingezet om de studenten onderdak te bieden. Voor de nieuwbouw werden nieuwe samenwerkingverbanden met andere woningcorporaties begonnen om zo de financiering rond te kunnen krijgen. In 2003 stelt minister Dekker het Actieplan Studentenhuisvesting op om woningcorporaties aan te sporen om te investeren in nieuwe studentenwoningen. In totaal dienen er tussen 2003 en 2010 15.000 nieuwe studentenwoningen gebouwd te worden.
Samenvattend kan de geschiedenis van de studentenhuisvesting bepaald worden aan de hand van onderstaande wetten of nota’s die ingevoerd werden of door veranderingen in het overheidsbeleid; 1901 Woningwet Vastlegging van het recht op goede huisvesting 1959 Nota’s van de Commissie-Cals Advies over studentenhuisvesting 1960 Wet Hoger Onderwijs Formulering van de taken van de universiteiten 1970 Wet Universitaire Bestuurshervorming (Wet Veringa) Voor een betere organisatorische structuur van de universiteiten 1973 Studentenhuisvesting valt niet meer onder Ministerie van Onderwijs, maar onder het Ministerie van Volkshuisvesting 1986 Nieuwe regelgeving voor betere huisvesting 1992 Door eenwording van Europa komt er een grotere vraag naar studentenhuisvesting van buitenlandse studenten 2000 Studentenhuisvestingtekort op korte termijn oplossen door tijdelijke huisvesting 2003 Actieplan Studentenhuisvesting van minister Dekker Om tussen 2003 en 2010, 15.000 nieuwe studentenwoningen te bouwen
11
ouderenhuisvesting 12
II. Ouderenhuisvesting
Geschiedenis ouderenhuisvesting van 1957 tot heden
De doelgroep die gebruik maakt van ouderenhuisvesting is voor dit onderzoek ouderen in de leeftijdsklasse van 65 jaar en ouder. Deze keuze is gemaakt aan de hand van het feit dat de mensen op deze leeftijd stoppen met werken en vanaf deze leeftijd ook steeds meer behoefte krijgen aan zorg. In de meeste andere onderzoeken wordt een leeftijd van 55+ aangehouden. Dit zou voor ons niet beperkend genoeg zijn, aangezien de behoefte aan zorg nog relatief klein is. Veel mensen van tussen de 55 en 65 jaar wonen dan ook nog in een ‘gewone’ woning die niet aangepast is aan de zorgbehoefte. De door ons onderzochte huisvesting is afgezien van de leeftijd dus aan een mate van zorg gebonden. Naast het verschil in leeftijd en zorgindicatie is er ook een verschil te maken in inkomen. Voor mensen met een hoger inkomen is de keuze van huisvesting redelijk groot. Als de vraag naar ouderenhuisvesting hoger is dan het aanbod, komen mensen met een laag inkomen in de problemen. Om die reden wordt er in tijden van een hoge vraag veel voor deze klasse gebouwd.
Om een beeld te krijgen van de verscheidenheid van de ouderenhuisvesting is het van belang om de ontstaansgeschiedenis in beeld te krijgen. Van hieruit kunnen er keuzes gemaakt worden welke stappen er in de toekomst genomen kunnen worden, waardoor er nieuwe vormen van ouderenhuisvesting ontwikkeld kunnen worden.
Het huisvesten van ouderen is onder te brengen in drie verschillende groepen. (STAWON, 1993) Ten eerste zijn dat de niet-zelfstandig woonvormen. Onder deze woonvorm vallen de traditionele bejaarden- of verpleeghuizen die in de jaren zestig en zeventig ontstaan zijn en de woonzorgcomplexen die tegenwoordig veel gebouwd worden. De tweede woonvorm is de woontussenvoorziening. Hieronder vallen aanleunwoningen, serviceflats en zorgwoningen. Om in aanmerking te komen voor deze woonvorm heeft men vaak een medische indicatie nodig. Bij deze woonvorm kan er vaak ‘zorg op maat’ geboden worden, waarbij de bewoner zelf een pakket van zorgvoorzieningen kan samenstellen. De laatste vorm van ouderenhuisvesting is de zelfstandige woonvorm. Bij deze categorie horen ouderen die niet goed meer ter been zijn, maar die geen dagelijkse zorg nodig hebben. Hieronder vallen aangepaste of aanpasbare woningen, senioren- of ouderenwoningen en woongroepen voor ouderen. Bij dit onderzoek richten we ons voornamelijk op de eerste woonvorm. Hier horen woningen bij waar zorg verleend wordt of waar zorg verleend kan worden. Deze woningen zijn kleiner en bevinden zich veelal in woongebouwen. Dit komt dicht bij de studentencomplexen, waardoor uitwisselbaarheid eenvoudiger is. In het onderzoek worden verpleeghuizen buiten beschouwing gelaten, omdat deze erg op ziekenhuizen lijken. Verpleeghuizen verschillen zo van studentenhuizen, dat er ook geen sprake van uitwisselbaarheid meer kan zijn.
Jaren vijftig Pas vanaf 1957 met de invoer van de Algemene Ouderdomswet (AOW) kwam er een sociaal beleid voor het huisvesten van ouderen. Voorheen gebeurde dit op basis van liefdadigheid. Voor de invoering van de AOW was de ouderenzorg voornamelijk de taak van de familie of van de kerk. Zo werden ouderen opgevangen in godshuizen, hofjes of werkhuizen en wie over meer kapitaal beschikte kon een onderkomen vinden in een proveniershuis. Door de invoering van de AOW kregen ouderen een eigen inkomen, waardoor ze zelf de huur van een woning konden betalen. Als er meer behoefte kwam aan zorg kon men uitwijken naar pensiontehuizen. Hier werd door particulieren een minimum vorm van zorg verleend. In de wederopbouwperiode ontstonden de bejaardenoorden. Doordat er een groot tekort was aan woonruimte was het de bedoeling dat ouderen sneller door zouden stromen naar andere woonruimte om hun woningen vrij te maken voor jongeren. Jaren zestig Met de Wet op de Bejaardenoorden (WBO) van 1963 wordt voor het eerst het recht op volledige en professionele verzorging voor ouderen vastgelegd. Hierin werden eisen gesteld aan hygiëne, ruimte en kwaliteit. Het bejaardenoord wordt hier gedefinieerd als een inrichting, waarin aan minimaal vijf bejaarden duurzame huisvesting wordt verschaft. Deze huisvesting gaat gepaard met gehele of gedeeltelijke verzorging. (Breuer 1992) Het zelfstandig voeren van de huishouding was hier echter niet mogelijk en zo was deze vorm van het bejaardenhuis vooral geschikt voor ouderen met behoefte aan volledige verzorging. Er kwam een grote vraag naar deze vorm van ouderenhuisvesting. Hierdoor werd er een groot beroep gedaan op de subsidieverstrekkende instanties. In 1968 treedt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in werking. Hiermee wordt er een strikt onderscheid gemaakt tussen verzorgingshuizen en verpleeghuizen. Op deze manier konden ouderen die veel behoefte hadden aan zorg beter opgevangen worden. De wet vergoedde deels de opname in een verpleeghuis. Dit verpleeghuis is vergelijkbaar met een eenvoudig ziekenhuis.
13
ouderenhuisvesting
Jaren zeventig In 1975 kwam er de nota Bejaardenbeleid. Deze nota stelde dat er maximaal zeven procent van de ouderen in een verzorgingshuis opgenomen kon worden. Door strikte grenzen te stellen aan het budget voor verzorgingshuizen, ging de kwaliteit ervan naar beneden. Hierdoor kregen bejaardenhuizen een steeds negatiever imago. Het zoeken naar adequatere vormen van zorg en huisvesting voor bejaarden leidt eind jaren zeventig tot een bouwstop voor de bejaardenoorden. Hierdoor gingen ouderen steeds meer beroep doen op zorg wat geboden werd door onafhankelijke zorginstellingen en mantelverzorging. Jaren tachtig In de jaren tachtig wordt er veel aandacht besteed aan het vinden van concrete oplossingen voor zelfstandige huisvesting voor ouderen. Men komt tot de constatering dat de maatschappij zo is veranderd, dat er niet meer één specifieke oplossing bestaat voor de ouderenhuisvesting. Zo behoren mensen niet meer tot een hechte levensbeschouwelijke groepering, zoals de kerk en er is in grote mate een proces van individualisering opgetreden. Door de grote differentiatie van woonwensen onder ouderen is er behoefte aan flexibiliteit en aanpasbaarheid van de woningen. Hierdoor doen allerlei nieuwe woonvormen hun intreden. Zo wordt in 1981 de woongroep geïntroduceerd, een uit Duitsland over gewaaide vorm van huisvesting, waarin een sterk ideologisch karakter was verbonden. Het gezamenlijke leven wordt voorop gesteld en individuele ruimtes ontbreken. Er werd gezamenlijk groentes verbouwd en er werd samen gegeten. Ondanks dit ideologische karakter vielen deze woongroepen in Nederland al snel uit elkaar. Later in de jaren tachtig wordt het idee van de woongroep in een minder extreme mate ingevoerd. De huishoudens zijn zelfstandiger, waarbij een gemeenschappelijke ruimte of tuin de mogelijkheid biedt voor ontmoetingen en activiteiten. Deze woongemeenschappen hebben voor de bewoners voor- en nadelen. Er is sprake van een grote onderlinge betrokkenheid, waardoor het gevoel van veiligheid groter is en zelfzorg gestimuleerd wordt. Een nadeel van groepswonen is dat ze erg kwetsbaar zijn. Zo kan de sfeer binnen de groep snel omslaan, wat een neerwaarts effect heeft. Aan het eind van de jaren tachtig groeit het aantal ouderen sterk, ondermeer door de betere medische verzorging. In 1986 verschijnt de nota ‘Zorg voor ouderen’. Hierin wordt benadrukt dat er een verschuiving van professionele hulpverlening naar zelfzorg en mantelzorg moet plaatsvinden. Jaren negentig Vanaf de jaren negentig is er geen verschil meer te herkennen tussen zelfstandige woonvormen en groepswonen. De meeste nieuwe complexen hebben gemeenschappelijke voorzieningen. Het Centraal Orgaan Samenwerkende Bejaardenorganisaties (Cosbo) en de Landelijke Organisatie voor
14
het Behartigen van de belangen van de Bejaardenhuizen (LOBB) stellen in een gezamenlijke nota uit 1991 dat ouderen in de moderne verzorgingshuizen, de woonzorgcentra, beschikking moeten hebben over een woonkamer, een aparte slaapkamer, een keuken en een douche met een toilet. De inzet hierbij is het scheiden van de woonfunctie en de zorgfunctie. Hierdoor ontstaan er aparte woonzorggebouwen. In deze gebouwen kunnen ouderen wonen met verschillende behoeften aan zorg. Zo kunnen er ten eerste ouderen wonen die zeer beperkt beroep doen op de zorg. Ten tweede kunnen er ouderen wonen die adequaat aanvullende verzorging en dienstverlening nodig hebben. De laatste groep bestaat uit ouderen die aangewezen zijn op intensieve verzorging of lichte verpleging. In 1993 ontwikkelt de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) het seniorenlabel. Dit is een keurmerk waaraan ouderenhuisvesting getoetst kan worden op haar geschiktheid. Daarnaast staan er voorwaarden in waaraan ouderenhuisvesting moet voldoen. 2000 Aan het eind van de jaren negentig en begin 2000 komt er een nieuwe trend in de woonzorgcomplexen. Zelfstandige woningen, het verzorgingshuis en het verpleeghuis worden nog meer gecombineerd. De bewoners blijven in hun eigen woning wonen, maar kunnen naarmate hun gezondheid verslechtert een beroep doen op voorzieningen die horen bij een verzorgingshuis of een verpleeghuis. Samenvattend kan de geschiedenis van de ouderenhuisvesting bepaald worden aan de hand van onderstaande wetten die ingevoerd werden of door adviezen die gegeven werden; 1957 Algemene Ouderdomswet (AOW) Ouderen kregen een eigen inkomen 1963 Wet op de Bejaardenoorden (WBO) Recht op professionele verzorging 1968 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) Leidde tot de financiering van verzorgingshuizen voor ouderen met veel behoefte aan zorg. 1975 Nota Bejaardenbeleid Om de toestroom naar verzorgingshuizen af te remmen. 1987 Nota ‘Zorg voor ouderen’ Van professionele zorg naar zelfzorg en mantelzorg 1991 Nota van Cosbo en LOBB Pleit voor een zelfstandige woonkamer, slaapkamer, keuken en badkamer 1993 Keurmerk Seniorenlabel Ontwikkelt door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
15
dezelfde huisvesting 16
III. Dezelfde huisvesting Om de vraag te kunnen stellen of ouderen en studenten gebruik kunnen maken van dezelfde huisvesting, dient er eerst een antwoord gegeven te worden op de vraag in hoeverre deze twee groepen met elkaar te maken hebben. Dit is in te delen in vier verschillende categorieën. Los van elkaar Ten eerste is het mogelijk dat studenten en ouderen ‘los van elkaar’ in twee gebouwdelen wonen. Hierbij hebben ze allebei een eigen ontsluitingsstructuur. Binnen deze groep vallen bijvoorbeeld studentencomplexen die uit meerdere gebouwen bestaan. Hierdoor ontstaat er een aparte wijk. Deze wijk kan onderverdeeld worden in een gedeelte voor ouderen en een gedeelte voor studenten. Daarnaast is het mogelijk dat een gebouw uit meerdere vleugels bestaat. Deze vleugels kunnen dan door de verschillende gebruikersgroepen ingenomen worden. Ouderen komen dan alleen studenten tegen, omdat ze in dezelfde straat wonen. De scheidingslijn tussen ouderen en studenten bevind zich in de straat of in de wijk. Naast elkaar De tweede categorie is dat ouderen en studenten ‘naast elkaar’ wonen. Hierbij maken zowel ouderen als studenten gebruik van dezelfde verticale ontsluiting. De trappenhuizen, liften en de hoofdentree worden gedeeld, maar de horizontale ontsluiting niet. De scheidingslijn tussen ouderen en studenten ligt bij het verlaten van de verticale ontsluiting en het binnenkomen van de horizontale ontsluiting. Voordelen hiervan is dat studenten minder overlast veroorzaken bij ouderen.
Na elkaar De laatste manier waarop studenten en ouderen gebruikmaken van dezelfde huisvesting is ‘na elkaar.’ Zo kan bij een overschot aan studentenhuizen het complex ingenomen worden door ouderen. In deze situatie hebben studenten niet meer te maken met ouderen en andersom. Er is dan sprake van een situatie waarbij de gebruikersgroepen ‘na elkaar’ het gebouw bewonen. In deze situatie is er ook geen sprake meer van het feit dat studenten en ouderen elkaar tegenkomen en is er dus ook geen sprake meer van een scheidslijn. Elke categorie stelt zo zijn eigen eisen aan het gebruik van het gebouw. De eerste en tweede categorie stelt speciale eisen aan de ontsluitingsstructuur. De derde en vierde categorie stelt speciale eisen aan het hele gebouw. Daarnaast heeft elke categorie zo zijn voor- en nadelen. De voorwaarden die in dit onderzoek gesteld worden zijn architectonische voorwaarden en geen sociologische. Zo treden er wellicht problemen op ten aanzien van overlast, doordat de twee groepen verschillende dagritmes en levenspatronen hebben. Deze problemen treden vooral op bij de categorie ‘door elkaar.’ Toch zitten hier ook sociale voordelen aan. Zo kan er door een grote diversiteit aan leeftijdsgroepen, sociaal gedrag gestimuleerd worden en wordt het inlevingsvermogen vergroot. Daarnaast kan men van elkaar leren en kunnen de leeftijdsgroepen elkaar inspireren. Om dit onderzoek in de praktijk toe te kunnen passen zullen deze maatschappelijke gevolgen in afweging genomen moeten worden bij de eerste drie categorieën. In dit opzicht verschild de laatste categorie, omdat hier geen sprake meer is van gelijktijdig gebruik van hetzelfde gebouw. De intentie van dit onderzoek is niet om studentencomplexen om te bouwen naar ouderencomplexen of andersom, maar om voorwaarden te formuleren, zodat het mogelijk is dat zowel ouderen als studenten in het complex kunnen wonen. Voor ons zijn de laatste twee categorieën dus het meest relevant.
Door elkaar De derde categorie is ‘door elkaar’. Hierbij zijn ouderenwoningen direct naast studentenwoningen gelegen. Ze maken zowel gebruik van dezelfde horizontale als van dezelfde verticale ontsluiting. De scheidingslijn van de ouderen en de studenten bevind zich bij de voordeuren van de woningen. Deze categorie stelt speciale eisen aan de plattegrond van de woningen. Doordat studenten en ouderen door het hele gebouw gemengd zijn, zal in de praktijk de woningen vaker ingenomen worden door een andere gebruikersgroep. Om die reden dient er een grote mate van vrij indeelbaarheid van de woningen mogelijk te zijn.
17
Methodiek
IV. Methodiek Om studentenhuisvesting geschikt te maken voor ouderen en visa versa zijn er verschillende factoren afhankelijk. Zoals in het eerste hoofdstuk aan de orde kwam is dit voor studenten vaak gebonden aan het budget. Van hieruit wordt de mate van gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimtes bepaald en de grote van de kamers. In het tweede hoofdstuk bleek dat voor ouderen vooral de zorgbehoefte en de hoogte van het inkomen bepalend zijn voor het uiterlijk en de inrichting van het gebouw. Er zijn echter meer factoren afhankelijk om uitwisselbaarheid mogelijk te maken. Om tot deze voorwaarden te komen waarbij uitwisselbaarheid mogelijk is, is het van belang om plannen te analyseren op de volgende vijf punten: - wat voor ontsluiting er is, - hoe zijn de woningen ruimtelijk georganiseerd, - welke materialen er toegepast is en wat is de uitstraling hiervan, - welke voorzieningen liggen er in de buurt van het gebouw, - is er uitwisselbaarheid mogelijk vanuit de plattegrond. Ontsluiting De manier waarop de ontsluiting is georganiseerd, is zowel voor ouderen als voor studenten belangrijk. De structuur van een gebouw bepaalt grotendeels het gemak waarmee mensen zich in een gebouw kunnen bewegen en oriënteren. Hoe minder te overbruggen hoogteverschillen, hoe eenvoudiger de opzet van verkeersruimten en hoe gunstiger de ligging van entree en liften, des te beter. (Wijk 1998) Voor ouderen is het van belang dat de complexen voldoen aan de uitgangspunten die gelden ten behoeve van de toegankelijkheid (Wijk 1998). Als ouderenhuisvesting veranderd in studentenhuisvesting zal de bezettingsgraad ook veranderen. Hierdoor ontstaan er andere eisen te aanzien van de brandveiligheid en de vluchtwegen. Hiervoor hebben we de volgende uitgangspunten gebruikt: - De breedte van de toegang tot het gebouw en de woning ≥ 850mm, - De vrije ruimte voor en achter de toegang ≥ 2000x2000mm, - De grote van de Lift ≥ 1050x1350mm, - Het aantal trappenhuizen is voldoende voor de veranderende bezettingsgraad, - De breedte van verkeersruimtes ≥1200mm, - Aan het begin en einde van de verkeersruimtes is een draaicirkel ≥ 1500x1500mm, - De mogelijkheid om de ontsluiting te splitsen in een deel voor studenten en een deel voor ouderen, - De overgang van de ontsluiting naar de gemeenschappelijke ruimtes,
18
- De overgang van de buiten- naar de binnenontsluiting, - De afwezigheid van obstakels of drempels. Om de buiten- en de binnenontsluiting aan te geven hanteren we de methode en het kleurengebruik zoals deze is omschreven in het boek “Ontwerp en analyse” (Leupen 2001), zodat onze analyses eenvoudig vergeleken kunnen worden met andere analyses. Zo gebruiken we de kleur donker geel voor de binnenontsluiting en licht geel voor de buitenontsluiting. Ruimtelijke organisatie Om studentenhuisvesting en ouderenhuisvesting uit te kunnen wisselen is de ruimtelijke organisatie van groot belang. Hierbij gaat het er vooral om hoe de verschillende ruimtes in de woning te bereiken zijn en wat de relatie is tussen de verschillende ruimtes. Het tweede belangrijke punt is in welke mate gemeenschappelijke ruimtes, sanitaire voorzieningen en een keuken aanwezig zijn. Om de ruimtelijke organisatie van de verschillende projecten goed te kunnen vergelijken gebruiken we de plattegronden van de wooneenheden en organisatiediagrammen. Hierbij heeft elke functie een vastgestelde kleur. (Leupen 2001) Elke gebruiksruimte is aangegeven met een vierkant. De verkeersruimtes zijn aangegeven met donker gele strepen. Als er geen verkeersruimte tussen de gebruiksruimtes zit, liggen de vierkanten tegen elkaar aan. Materialisering Het materiaalgebruik wordt vaak aangepast aan de gebruikersgroep. Studenten- en ouderenhuisvesting zijn daar duidelijk voorbeelden van. Zo moeten de materialen die toegepast zijn bij studentenhuisvesting duurzaam zijn. Bij ouderenhuisvesting moet het materiaalgebruik een bijdrage leveren aan de overzichtelijkheid van het gebouw en het veiligheidsgevoel. Daarnaast dienen ze gemakkelijk schoon te maken en duurzaam te zijn. Bij dit punt van de analyse gaat het om de plus- en minpunten voor studenten en ouderen met betrekking tot de uitstraling en beleving van het gebouw en de duurzaamheid, sloopbestendigheid en kwaliteit. Daarnaast gaat het erom of er een thuisgevoel en een gevoel van veiligheid gecreëerd wordt. Locatiekwaliteiten Als vierde punt van de analyse wordt er gekeken naar de voorzieningen in de omgeving. Bepaalde voorzieningen zijn voor ouderen belangrijker dan voor studenten. Daarbij is er ook een verschil in afstand. Zo hebben ouderen en studenten soms behoefte aan dezelfde voorzieningen, maar doordat studenten mobieler zijn, kunnen ze voor studenten verder weg liggen dan voor ouderen. Deze afstanden maken we inzichtelijk doormiddel van diagrammen zoals die op de volgende bladzijde. De betekenis van de kleuren komt terug in de kleuren die bij onderstaande voorzieningen zijn gebruikt.
19
Methodiek
Sportvoorziening Sportvoorzieningen zijn zowel voor ouderen als voor studenten van belang. Studenten maken wekelijks gebruik van deze sportvoorzieningen, dus deze kunnen niet te ver van het studentencomplex vandaan liggen. Voor ouderen zijn sportvoorzieningen ook belangrijk. Doordat de gesteldheid van het lichaam van ouderen afneemt, is lichamelijke beweging belangrijk. Een veel gebruikte sportvoorziening door ouderen is het zwembad. Culturele instelling De behoefte aan culturele instellingen verschilt per persoon. Er valt een onderscheid te maken in de verschillende vormen van uiting van cultuur. Hieronder vallen muziek, literatuur, film, theater, schilderen beeldhouwkunst en zo voort. Als deze culturele uitingen gekoppeld worden aan voorzieningen, spreken we van een concertzaal, een bibliotheek, een bioscoop, een schouwburg of een museum. / Sociale ontmoetingsplek Sociale ontmoetingsplekken voor ouderen en studenten zijn zeer verschillend. Om die reden maken we een strikt onderscheid tussen sociale ontmoetingsplekken voor studenten en sociale ontmoetingsplekken voor ouderen. Voor ouderen is dat vaak een activiteitencentrum of een diensteninstelling, maar het kan ook een kerk zijn. Een probleem daarbij is echter wel dat er verschillende kerken zijn met verschillende geloven. Voor studenten zijn sociale ontmoetingsplekken vaak uitgaansgelegenheden, cafés en restaurants. Recreatieve groenvoorzieningen Zowel studenten als ouderen hebben behoefte aan een plek om te ontspannen, na te denken of in te spannen. Een park, een bos of een polder zijn daar geschikt voor. Deze groenvoorzieningen worden door ouderen veelal gebruikt om te wandelen of om bij een kinderboerderij te kijken. Studenten gebruiken deze groenvoorzieningen voornamelijk om te zonnen, te studeren, te voetballen of om hard te lopen.
dagelijkse boodschappen dient voor ouderen dichter bij te zijn dan voor studenten, aangezien studenten deze veelal met de fiets kunnen bereiken, terwijl ouderen dit voornamelijk lopend doen. Winkels Naast de winkels voor de dagelijkse boodschappen zijn er ook winkels die minder vaak bezocht worden, maar die toch noodzakelijk zijn. Dit zijn kleding- en boekenwinkels, een drogisterij en een 1000m kapper. Deze voorzieningen kunnen verder van het gebouw verwijderd liggen. Hogere onderwijsinstelling en Zorginstelling Net als bij de sociale ontmoetingsplekken hebben we een onderscheid gemaakt voor instellingen die dagelijks bezocht worden. Bij studenten zijn dat hogere onderwijsinstellingen en voor ouderen zorginstellingen. Voor studenten is de aanwezigheid van een universiteit of hogeschool van groot belang. Deze instellingen worden dagelijks bezocht, waardoor de afstand ook niet te groot kan zijn. Voor ouderen zijn zorginstellingen van belang. Daarbij is er een onderscheid te maken in dagelijkse verzorging en de mogelijkheid van zorgverlening. Hierbij gaat het om ziekenhuizen, verzorgingshuizen of medische centra.
800m 600m 400m 200m gebouw 1km 2km 3km 4km 5km
Veranderbaarheid De ontsluiting, de ruimtelijke organisatie, het materiaalgebruik en de afstand tot bepaalde voorzieningen zijn belangrijke punten om de uitwisselbaarheid van studenten- en ouderencomplexen mogelijk te maken. Dit kan alleen als de plattegrond dit toe laat. In het derde hoofdstuk zijn er vier verschillende manieren om studenten en ouderen gebruikt te laten maken van hetzelfde gebouw. Deze categorieën zijn los van elkaar, naast elkaar, door elkaar en na elkaar. De uitwisselbaarheid vindt bij de eerste twee categorieën plaats op gebouw niveau en bij de andere twee op woningniveau. Een voorwaarde om uitwisselbaarheid mogelijk te kunnen maken is dat de plattegrond hier geschikt voor is.
Dagelijkse boodschappen Voorzieningen die dagelijks worden bezocht door zowel studenten als door ouderen zijn voorzieningen die voor de dagelijkse boodschappen zorgen. Hierbij valt te denken aan een bakker, een (buurt)supermarkt, een slager of een groenteboer. Hierbij laten we een melkboer of een bezorgingdienst van boodschappen achterwege. We gaan er vanuit dat deze diensten voor studenten buiten het budget vallen en dat ouderen vooral zelfstandig willen blijven en mensen willen ontmoeten tijdens deze boodschappen. Een bezorgingdienst is dan een noodoplossing. De voorziening voor
20
21
Projectanalyse 22
V. Projectanalyse Projectenkeuze Bij de keuze van de projecten zijn er een aantal selectie criteria gehanteerd. Voor studenten is het van belang dat er minimaal twee projecten bij zitten van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Dit omdat er in deze periode veel studentencomplexen gebouwd zijn. De tweede periode waarbij er veel gebouwd is, was in de jaren negentig. Uit deze periode zijn er dan ook twee projecten opgenomen. Tot slot zijn er twee projecten opgenomen die aan het begin van 2000 gebouwd zijn. Door projecten uit verschillende tijden te analyseren is er ook een grotere verscheidenheid aan het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes en de grote van de kamers. Een tweede criterium bij de keuze van de projecten is de beschikbaarheid van gegevens en tekeningen. Hierbij speelt ook de locatie van het project. We hebben ervoor gekozen om projecten te kiezen uit de studentensteden Delft, Den Haag en Utrecht. Doordat we deze steden goed kennen, is het ook eenvoudiger om erachter te komen waar bepaalde voorzieningen zich bevinden. Bij ouderenhuisvesting is het vooral belangrijk in welke mate er zorg verleend wordt. Zo is er een verzorgingshuis van 1974 opgenomen, waarin zich ook zelfstandige woningen bevinden. Ten tweede zijn twee projecten opgenomen waarbij er zorgfuncties in het gebouw zitten. De derde categorie bestaat uit twee zelfstandige complexen waar een verzorgingshuis naast staat. Hierbij zitten er dus geen zorgfuncties in het gebouw, maar is het wel mogelijk om snel zorg te kunnen verlenen indien dit nodig is. Tot slot zijn er twee projecten opgenomen waarbij een verzorgingshuis in de buurt staat. Deze woningen zijn het meest zelfstandige appartementen.
Project
Jaar
Locatie woonplaats
bewoners per eenheid
ontsluiting
oppervlakte m2
Zorgbehoefte
Krakeelhof
1966
Delft
16
12 m 2
n.v.t.
Tuindorp-West Complex De Struyck
1971
Utrecht
10
buitenportiek galerij
14 m
2
n.v.t.
1996
Den Haag
16
corridor
29 m
2
n.v.t.
Fier over water
1997
Delft
1a2
galerij
20 m
2
n.v.t.
Cambridgelaan
1999
Utrecht
4a5
18 m
De Bisschoppen
2006
Utrecht
1a2 4, 8, 10 en 14
portiek + galerij grond gebonden +corridor
2
De Drie Hoven
1974
Amsterdam
n.v.t.
corridor
Bergwegcomplex
1996
Rotterdam
n.v.t.
72m
Wozoco De Emerald
2000
Delfgauw
n.v.t.
Amerbos
1996
Amsterdam
n.v.t.
WoZoCo Oklahoma
1997
Amsterdam
n.v.t.
binnengalerij galerij in atrium binnengalerij galerij
De Muzen
1998
Almere
n.v.t.
galerij
109 m2
De Plussenburgh
2006
Rotterdam
n.v.t.
galerij/ corridor
82 tot 96 m 2
Studentenprojecten
18 tot 28 m
n.v.t. 2
n.v.t.
Ouderenprojecten zelfstandige woningen en verzorgingshuis zorgfuncties in het gebouw
2
zorgfuncties in het gebouw
80 m 2 70 tot 90 m
2
63 tot 80 m
2
verzorgingshuis bij het gebouw verzorgingshuis bij het gebouw verzorgingshuis in de buurt van het gebouw verzorgingshuis naast het gebouw
23
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Jacoba van Beierenlaan, Delft Hendrik Postel 1966 569 verdeeld over 8 flats 12 m2 €? € 147 (excl.) 4
Materialisering De vormentaal van het complex is sterk beïnvloedt door het naoorlogse functionalisme. De gevels zijn gladde witte vlakken met horizontale raamstroken. Tussen het gedeelte dat op kolommen boven het water staat en het lang gerekte blok langs de waterkant is een deel dat terugspringt en tot aan de vloerplaat van elk verdieping een glazen gevel heeft. Hier bevinden zich gemeenschappelijke voorzieningen. Hier wordt duidelijk het studentikoze naar buiten toe getoond. De sokkel van het gebouw verschilt van in materialisatie van de er bovenliggende verdiepingen. Hij is tussen de betonnen kolommen met een bruine baksteen gemetseld. Karakteristiek zijn de op de binnenplaats staande open betonnen traptorens. Ze hebben een sculpturale uitstraling en zijn de enige plekken waar de verder platte gevel driedimensionaal wordt. Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
De open trappenhuizen staan los van de bouwmassa’s op het binnenhof. Vanuit het trappenhuis loopt per verdieping een brug die de eenheid ontsluit. (Duin 1998) De gebouwen staan gezamelijk op een eiland die toegankelijk is door één brug met een toegangspoort. Hierdoor wordt het complex afgesloten van omgeving.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
sk
sk
bk sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
De door Hendrik Postel in 1963 ontworpen studentencomplex ‘Krakeelhof’ ligt net buiten de binnenstad van Delft en is geplaatst op een kunstmatig aangelegd eiland. De gebouwen zijn rond een binnenplaats groepeert. Van hieruit vind ook de ontsluiting plaats. De binnenplaats was bedoeld voor gemeenschappelijke activiteiten, maar heeft op dit moment vooral de functie als parkeerterrein. Een deel van de gebouwen staat op palen in de omringende gracht.
+_
+_
n.v.t.
+
1000m 800m 600m 400m
+_
n.v.t.
200m gebouw
+
+
+
+
onderwijs
2,4km TU-Delft
_
zorginstelling
1,7km Reinier de Graaf Gasthuis 3,3km GGZ Delfland
Veranderbaarheid
wk sk
24
sk
_
+_
winkels
sk
_
_
dagelijkse boodschappen
Elke wooneenheid bestaat uit zestien of achttien studentenkamers. De gemeenschappelijke woonkeuken en de sanitaire voorzieningen vormen het centrum van de woning. Van hieruit worden ook de privé kamers door drie interne gangen ontsloten. Daarnaast functioneert de gemeenschappelijke woonkamer als entree van de eenheid.
studenten ouderen
870m Wilheminapark Delft 2,5km Recreatiegebied Kerkpolder 2,7km Botanische Tuin TU Delft 300m ALDI supermarkt 450m MCD Zuydgeest Delft 1,0km Winkelcentrum ‘De Hoven’ 1,0km Winkelcentrum ‘De Hoven’ 1,9km Binnenstad Bastiaansplein
recreatieve groenvoorziening
Ruimtelijke organisatie
afstand 1,8km Sportfondsenbad Delft 2,9km Zwem-en Squashcentrum Delft 3,1km TU-Sportcentrum 1,4km Theater de Veste 2,0km Bibliothek, DOK 3,1km Cultureel Centrum TU 630m Stichting Ouderenwerk Delft 830m Woonzorgcentrum Delfthove 1,6km Woonzorgcentrum Abtswoude 1,5km Binnenstad Marktplein
1km
n.v.t.
2km 3km 4km
n.v.t.
5km
_ Het is moeilijk om de plattegrond op een manier aan te passen, zodat er een indeling ontstaat die het huisvesten van ouderen mogelijk maakt. Dit komt vooral door de maat van de woningen en het feit dat de ontsluiting maar op een punt het gebouw binnenkomt. Op gebouwniveau zou een splitsing per bouwvolume mogelijk zijn. Om het gebouw door ouderen te laten gebruiken dienen er wel liften geplaatst worden.
Voor de ‘Krakeelhof’ geldt dat door de functionalistische vorm van het complex de veranderbaarheid tot een minimum reduceert is. Het aantal kamers per woning en de organisatie rond de centrale keuken en badkamer bemoeilijkt het indelen in de losstaande appartementen. Ook is in het gebouw geen rekening gehouden met de toegankelijkheid voor minder vallide mensen. Liften zijn niet aanwezig en gangen en toiletten zijn te klein.
studentenhuisvesting
krakeelhof
adres
25
achitect oplevering aantal bewoners
Materialisering Deze typische jaren zeventig flats zijn geconstrueerd uit beton en dat is overal te zien. Zo zijn de trappenhuizen en de galerijen er volledig in uitgevoerd. De gevels zijn afgewerkt met geïsoleerde panelen met aluminium kozijnen en bij de galerij is een grijze zandsteen toegepast. De toegepaste materialen zorgen voor minimaal onderhoud doordat ze gemakkelijk schoon te maken zijn en niet snel kapot gaan. De stalen balustrades van de balkons en galerijen hebben per flat een eigen kleur. Daarnaast hebben de voordeuren per verdieping weer een eigen kleur. Deze kleurverschillen vergroten de herkenbaarheid.
14 m2 €? € 220 (incl.) 18
oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sociale ontmoetingsplek voor ouderen
studenten ouderen afstand 550m Squashcentrum Utrecht 1,5km Zwembad “De Kwakel” + + 7,2km Studentensportcentrum “Olympos” 1,4km Rembrandt bioscoop _ 1,7km Muziekcentrum Vredenburg +/_ 1,8km Stadsschouwburg 2,0km Woonzorgcentrum ‘t Huis aan de _ Vecht n.v.t.
sociale ontmoetingsplek voor studenten
Café “de Shelter” bij gebouw 1,5km Binnenstad Utrecht (Neude)
recreatieve groenvoorziening
800m Griftpark
dagelijkse boodschappen
sportvoorziening
De drie 52 meter hoge torens worden ontsloten door een ruime entreehal die door drie deuren aan drie zijden te bereiken is. Vanuit de hal kan men met de lift of met de trap naar de verschillende galerijen. Aan elke galerij liggen vijf huizen. De huizen zijn verdeeld over drie verdiepingen, waardoor er ook minder galerijen nodig zijn. Hierdoor zijn de gebouwen vernieuwd ten opzichte van eerder gebouwde galerijflats. Daarnaast ligt de galerij deels binnen het gebouw en deels er buiten. Hierdoor is hij extra breed wat de levendigheid ervan vergroot en als buitenruimte wordt gebruikt.
culturele instellingen
balkonverdiepingen
galerijverdiepingen
Ruimtelijke organisatie De entrees van de woningen bevinden zich net als de gemeenschappelijke ruimte op de middelste verdieping. De onderste en bovenste verdiepingen van de huizen hebben aan de andere kant ten opzichte van de galerij balkons. Deze balkons dienen ook als vluchtweg. Als er brand is kan er door een van de kamers gevlucht worden door middel van een zogenaamde intrapdeur waarna het balkon te bereiken is.
sk wk
sk
sk
sk
sk
bk
2 verdieping de
sk
sk 1
ste
2de verdieping
verdieping
sk
_
n.v.t.
+
+
200m Buurtsupermarkt E-markt 900m Winkelcentrum Overvecht
+
+
winkels
900m Winkelcentrum Overvecht 1,5km Binnenstad Utrecht (Neude)
+
_
onderwijs
1,0km Hogeschool Utrecht FNT 4,7km Universiteit Utrecht (Uithof)
+
zorginstelling
1,5km Mesos Medisch Centrum 5,0km Diakonessenhuis Utrecht 7,5km UMC Utrecht
sk
3de verdieping
1ste en 3de verdieping
26
van Lieflandlaan e.o., Utrecht Van Tijen-Boom-Posno-Van Randen 1971 1200
bk
sk
In de jaren zestig kwam er een grote vraag naar studentenhuizen speciaal voor studenten. Door deze kamernood werden er eind jaren zestig veel grote studentencomplexen gebouwd. Het Tuindorp-West Complex in Utrecht van Van Randen is daar een voorbeeld van. De studentenhuizen zijn hier over drie verdiepingen verdeeld. Hierdoor worden de lange institutionele gangen die er bij verschillende studentenhuizen waren vermeden en werd er een huiselijke sfeer gecreëerd.
Veranderbaarheid
1000m 800m 600m 400m 200m gebouw 1km
+
2km 3km 4km
n.v.t.
_
5km
studentenhuisvesting
Tuindorp west complex
adres
De plattegronden zijn moeilijk veranderbaar. Voor studenten bieden de interne trappen voordelen, maar voor ouderen zal dit toch een probleem worden. Van de drie verdiepingen zijn drie aparte drie kamer appartementen te maken. De midden verdieping dient echter nog wel als entree naar de andere twee appartementen. Door van de vier kamers op de verdiepingen zelfstandige appartementen te maken zal er een niet-dragende wand weggehaald moeten worden en zal er een keuken geplaatst dienen te worden.
Dit jaren zeventig complex is een goed voorbeeld van een project die eigenlijk in geen enkel opzicht geschikt is om te veranderen in een ouderen compex. Zo bevindt zich bij elke deur een drempel en zijn er interne trappen. Daarnaast zorgt de materialisering niet voor een behaaglijke veilige omgeving.
27
achitect oplevering aantal bewoners
Rijswijkseplein/Bontekoekade, Den Haag De architecten Cie, C. Weeber, Amsterdam 1996 380
Materialisering Het gebouw is voornamelijk met prefabbeton elementen opgebouwd. Deze hebben in de hoge plint op de begane grond een rode kleur gekregen. De elementen aan de buitengevel van de woonverdiepingen zijn met tegels bekleed. Het patroon van de betegeling is afkomstig ontworpen door de kunstenaar Peter Struycken. Door gebruik te maken van witte, zwarte en groene tegels op een rode achtergrond is het de bedoeling een driedimensionaal beeld te creëeren. De tweeverdieping hoge gemeenschappelijke ruimtes op de koppen van het gebouw zijn geschilderd in verschillende kleuren. Op deze manier wordt er een identiteit aan elk van deze ruimtes gegeven.
29 m2 € 21.800 € 160 19
oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
Op de begane grond zijn naast de twee hoofdingangen aan oost- en westkant van het complex verhuurbare bedrijfsruimtes gehuisvest voor studentenvoorzieningen. Van de tweede tot en met de twintigste verdieping zijn er altijd twee keer tien wooneenheden aan een middelgang. Op de koppen bevinden zich naast de liften en trappen de collectieve buitenruimte en achttien met glas afgeschermde dubbel hoge loggia’s.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
bk wk
bk
woningtype 1
28
sk
woningtype 2
Dit complex is het laatste project van Carel Weeber, dat hij in samenwerking met de Architecten Cie heeft gerealiseerd. Het ligt op een moeilijke locatie, tussen een spoorlijn en een verkeersknooppunt. Een kwaliteit voor de studenten is dat de Haagse Hogeschool en de binnenstad dichtbij zijn. Daarnaast hebben alle kamers een eigen keuken en badkamer. Er zijn ook gemeenschappelijke ruimtes aanwezig. De bouwmassa bestaat uit een rood gekleurde plintverdieping met de entrees en winkels. Hierop staan achttien ruitvormige woonverdiepingen. De gevel is uitgevoerd uit prefabbeton elementen, die aan de buitenkant met gekleurde tegels zijn bekleed.
_
+
+
800m
_
600m
1000m
n.v.t.
400m
+
n.v.t.
_
+
+
winkels
850m Megastores 1,0km Binnenstad
+
+
onderwijs
700m Haagse Hogeschool
+
n.v.t.
zorginstelling
2,3km Medisch Centrum Haaglanden 4,8km Bonovo Ziekenhuis
Veranderbaarheid sk
_
_
dagelijkse boodschappen
Er zijn achtendertig groepen van tien eenheden, waarvan de helft naar het oosten en de andere helft naar het westen zijn georiënteerd. De wooneenheden beschikken over ruime kamers met een eigen keuken en een eigen badkamer. De meeste woningen hebben dezelfde plattegrond, alleen de twee op de koppen zijn iets groter.
870m Lucent Danstheater Theater aan het Spui Haags Filmhuis 2,7km Stichting Welzijnsorganisatie Centum (WOC) 2,8km Wijk en Dienstencentrum Transvall 700m Cafe in de Haagse Hogeschool 1,0km binnenstad
studenten ouderen
1,6km Haagse Bos 2,0km Paleistuin 3,5km Zuiderpark Supermarkt in eigen gebouw 850m Megastores
recreatieve groenvoorziening
Ruimtelijke organisatie
afstand 3,5km Zuiderpark 1,7km Zwembad ‘De Houtzagerij’
200m gebouw 1km
n.v.t.
_
2km 3km 4km 5km
studentenhuisvesting
De struyck
adres
Op gebouwniveau is het mogelijk het gebouw op grond van de twee onafhankelijke entrees in twee helften te delen. Hierbij kunnen studenten gebruik maken van de ene helft van het gebouw en ouderen van de andere helft. Voor het veranderen van de woningplattegrond is het nodig twee eenheden te verbinden tot een seniorenappartement. De woning is echter wel aan de kleine kant en het vergt grote aanpassingen.
Dit gebouw is een voorbeeld waarbij duidelijk wordt dat de tunnelbekisting tot beperkingen leidt ten aanzien van de veranderbaarheid. Het studentencomplex met eenheden voor één persoon geeft elke student wel de luxe van eigen voorzieningen.
29
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Materialisering De gevels zijn op de koppen gemaakt uit gemoffelde gevouwen staalbeplating. Aan de zuidzijde zijn er gekleurde cementvezelplaten toegepast en aan de noordzijde onbehandeld houten western red ceder. Voor de balkons en de loopbruggen zijn standaard thermisch verzinkte persroosters gebruikt. De glaskap boven het atrium is afkomstig uit de kassen bouw. Door het materiaalgebruik heeft het gebouw een basic uitstraling, waaroor het gebouw duurzaam is waardoor de onderhoudskosten ook laag zijn. Toch heeft het gebouw door de combinatie van de verschillende materialen en de vorm een eigen karakter.
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting De woningen worden met een inpandige, gelijkvloerse galerij ontsloten. De torens bestaan elk uit twee woonschijven die door loopbruggen worden ontsloten. De schijven zijn op de koppen gekoppeld.(Kolkmeijer 1998) Hier zijn de liften en trappen geplaatst.
sportvoorziening
afstand 320m TU-Sportcentrum 2,5km Zwem- en squashcentrum
culturele instellingen
320m Cultureel Centrum TU 2,0km Theater de Veste
sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
wk sk
Type B wk
bk sk
sk
Type A bk
bk sk
wk
sk
Deze uit een prijsvraag uit 1994 voort gekomen woontorens voor studenten zijn opgebouwd uit twee woonschijven met een open tussenruimte waarin de ontsluiting plaats vindt. De op het zuiden gerichte schijf staat half in het water en is bekleed met gekleurde cementvezelplaten. De noordzijdige schijf is op kolommen hoog boven het water geplaatst.(Kolkmeijer 1998)
30
+
+_
n.v.t.
_
n.v.t.
+_
_
winkels
2,1km Winkelcentrum ‘De Hoven’ 1,7km Binnenstad Bastiaansplein
+_
_
onderwijs
-
+
n.v.t.
zorginstelling
3,6km GGZ Delfland 4,2km Reinier de Graaf Gasthuis
TU-Delft
1000m 800m 600m 400m
_
_
Veranderbaarheid
Type C
_
_
dagelijkse boodschappen
Dit gebouw bevat drie verschillende woningtypen. De woning op de bovenste verdieping (type A) is bedoeld voor één student en beschikt over een grote woonkamer met een slaapruimte die een verdieping hoger ligt. Er zijn in totaal twintig van deze ‘penthouses.’ Type B heeft twee woon/slaapkamers met een balkon aan de buitenkant van het gebouw. De keuken bevindt zich aan de atriumkant. Van dit type zijn er in totaal 190. Ze zijn ontworpen voor twee studenten. Type C heeft eveneens twee kamers aan de buitenkant. Ze worden gekenmerkt door de ronde vorm van de gevel. Hier komt één kamer uit op het balkon. In het complex zijn 72 van deze woningen te vinden.
+
1,8km Botanische Tuin TU Delft 2,5km Midden Delftsland 3,2km Delftse Hout 1,3km Hans Meyer Rotterdamseweg 1,7km C1000 Bastiaansplein
recreatieve groenvoorziening
Ruimtelijke organisatie
1,5km Activiteitencentrum ‘De Wipmolen’ 3,2km Stichting Ouderenwerk Delft 3,2km Woonzorgcentrum Delfthove 320m Cafe in het TU-Sportcentrum 2,5km binnenstad Marktplein
studenten ouderen
n.v.t.
200m gebouw 1km 2km 3km 4km 5km
_ Op gebouwniveau zijn er twee veranderingen mogelijk. Er kan een deling per verdieping plaatsvinden of een deling per gebouwdeel. De scheiding per verdieping is duidelijker, omdat de lift en de horizontale ontsluiting gescheiden zijn. Op woningniveau is het gebruik van de twee-studenten appartementen door een oudere mogelijk, de gangen en de toiletten zijn echter aan de kleine kant. De ‘penthouse’ is minder geschrikt voor ouderen, omdat deze niet gelijkvloers is.
studentenhuisvesting
fier over water
Balthasar van der Polweg, Delft Cees Reijers 1997 540 verdeeld over twee gebouwen 20 m2 € 24.000 € 210 10
adres
De ruimtelijke organisatie van het gebouw en de grote van de woningen laat het gebruik door ouderen in het complex zonder te veel aanpassingen toe. Voor ouderen zijn de aanwezige drempels in het gebouw echter wel problematisch. Daarnaast staat het gebouw aan de rand van de stad, waardoor voorzieningen ook verder weg zijn. Het tegelijk huisvesten van ouderen en studenten wordt bemoeit door de inpandige galerij, die voor geluidsoverlast kan zorgen.
31
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Cambridgelaan, Utrecht Rudy Uytenhaak 1999 571 hoogbouw, 431 laagbouw 18 m2 € 19.000 € 280 (incl.) 17
Materialisering De Cambridgelaan moest met een budget op het niveau van sociale woningbouw gerealiseerd worden. Dit drukt een stempel op de constructie, de materialisering en de detaillering. (Spangenberg 1999) Zo zijn de gevels aan de buitenzijde van de hoogbouw, naar het landschap toe uitgevoerd met donker betonnen prefabplaten. Daarachter bevinden zich de studentenkamers. De binnenzijde is uitgevoerd met lichte platen, waarachter de ontsluiting en de gemeenschappelijke ruimten zich bevinden. Verder zijn er zwarte leistenen en stalenroosters toegepast. Gezien het budget was er geen andere oplossing dan het hele project met tunnelkisten te storten, waarbij er slechts één beukmaat is toegepast.
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
De hoogbouw wordt ontsloten doormiddel van twee portieken. In verband met de brandveiligheid zijn deze twee portieken met elkaar verbonden door een binnengang of een buiten-galerij. De laagbouw wordt ontsloten door de verhoogde straat die naar de galerijen van de flats loopt. Deze flats hebben alleen interne trappen en geen liften. De woonvilla’s liggen direct aan de verhoogde straat. In tegenstelling tot de flats hebben de villa’s een lift.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten recreatieve groenvoorziening dagelijkse boodschappen winkels
Ruimtelijke organisatie
onderwijs
De hoogbouw wordt ontsloten doormiddel van een twee portieken. In verband met de brandveiligheid zijn de twee portieken met elkaar verbonden door een binnengang of een buiten-galerij.
sk sk sk
sk
sk bk
Veranderbaarheid
sk bk wk hoogbouw
32
zorginstelling
wk
sk
sk
laagbouw eenheid
Bij dit project is er gekozen voor een zeer compact bebouwingsmodel. Er is gekozen voor hoogbouw omdat er zo een dichtheid van 1.001 studentenkamers per hectare bereikt kan worden. Hierdoor blijft het moeras zo veel mogelijk bespaard. De hoogbouw heeft een portiekontsluiting. Per trappenhuis worden twee wooneenheden ontsloten. De laagbouw heeft een galerijontsluiting, op de woonvilla’s na. Deze hebben een portiekontsluiting.
studenten ouderen afstand 1,1km Studentensportcentrum “Olympos” 1,6km Buitenzwembad “Krommerijn” + +/_
3,6km Cultureel Centrum “Parnassos” 3,4km Stadschouwburg Utrecht 3,6km Louis Hartlooper Complex 5,2km Dienstencentrum “De Barkel” 6,6km Cultureel Centrum “De Musketon” “Cambridgebar” bij gebouw 250m Café, restaurant “de Basketbar” 3,7km Binnenstad Utrecht (Nobelstraat) 250m Natuurgebied bij “Fort Rhijnauwen” 2,3km Wilhelminapark 200m Spar supermarkt 2,4km Albert Hein Jan van Scorelstraat 2,8km Albert Hein supermarkt Bunnik 3,6km Ledig Erf Utrecht 4,2km Binnenstad Utrecht (Neude) Faculteiten op de Uithof 4,5+km Faculteiten binnenstad
_
n.v.t.
_
_ _
1000m 800m 600m 400m
n.v.t.
+
+
+
+
_
_
200m gebouw 1km 2km 3km 4km
+
n.v.t.
n.v.t.
+
750m UMC ziekenhuis Utrecht
5km
studentenhuisvesting
cambridgelaan
adres
De vier appartementen die zich per verdieping in de hoogbouw bevinden, zijn op te delen in acht ouderen appartementen. Het probleem hierbij is echter wel dat er vier extra keukens en vier extra badkamers geplaatst dienen te worden. Op de afbeelding hiernaast staat de helft van de hoogbouw plattegrond afgebeeld. De twee extra keukens zijn bij het voormalige washok geplaatst, waardoor ze op de bestaande aftappunten aangesloten kunnen worden. De laagbouw bestaat uit wooneenheden met een interne trap. Deze woningen kunnen opgedeeld worden in appartementen per verdieping, maar door de trap zijn deze niet ideaal.
Doordat de hoogbouw een portiekontsluiting heeft is het mogelijk om van deze studenteneenheden, ouderenwoningen te maken. Bij de laagbouw gaat dat moeilijker. De materialisering is eenvoudig, waardoor er niet een gevoel van geborgenheid ontstaat. De voorzieningen waar studenten gebruik van maken zijn op de sociale ontmoetingsplekken na dichtbij het complex. De voorzieningen voor ouderen zijn op het UMC ziekenhuis na ver weg.
33
oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Om ervoor te zorgen dat de verschillende bouwdelen samen één complex vormen is er een glanzende donkere baksteen toegepast voor de torens en voor de laagbouw. De torens lopen beide uit in een punt. Hierdoor is er slechts één kopgevel. Aan deze gevel hangen verspringende balkons. De gevel is uitgevoerd met rode golfplaten. Er is voor de kleur rood gekozen omdat dat doet denken aan iets dat binnenin zit. (Stekelenburg 2006) Er zijn weinig details of opvallende profileringen geplaatst. Er steken geen raamdorpelstenen of afwateringsprofielen buiten de gevels, waardoor er vlakke gevels ontstaan. Ook binnen is er gekozen voor materialen die onderhoudsvrij en ‘hufterproof’ zijn. Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
De laagbouw van de Bisschoppen bestaat uit grondgebonden woningen over drie woonlagen. De hoogbouw bestaat uit zelfstandige woningen en groepseenheden. Deze woningen zijn ontsloten door middel van een corridor met twee trappenhuizen en twee liften.
sk Ruimtelijke organisatie
sk
De studenteneenheden zijn per type verschillende georganiseerd. Bij de vierkamereenheden zijn de individuele kamers te bereiken via de gemeenschappelijke kamer. Dit levert beperkingen op in de privacy. De tienkamer- en veertienkamereenheden zijn over drie verdiepiningen georganiseerd, waarbij de veertieneenheid op elke verdieping een gemeenschappelijke ruimte heeft.
2de verdieping
10 kamereenheid
sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
400m Café, restaurant “de Basketbar” 3,9km Binnenstad Utrecht (Nobelstraat)
_
recreatieve groenvoorziening
400m Natuurgebied bij “Fort Rhijnauwen” 2,6km Wilhelminapark
+
+
dagelijkse boodschappen
400m Spar Supermarkt 2,7km Albert Hein Jan van Scorelstraat 2,9km Albert Hein supermarkt Bunnik 3,9km Ledig Erf Utrecht 4,4km Binnenstad Utrecht (Neude)
+
+
_
_
14 kamereenheid
sk
winkels
sk
onderwijs
bk
zorginstelling
sk sk sk sk bk
wk
sk sk
sk bk
1ste verdieping
begane grond
sk
1ste en 2de verdieping
bk
sk
wk
bk
bk
sk
sk sk
sk
sk
1ste verdieping
wk
wk
1ste en 2de verdieping
2de verdieping
sk
sk sk
sk
sk
sk
sk
bk
begane grond
sk begane grond
sk
sk
wk
De Bisschoppen is na de Cambridgelaan het tweede wooncomplex die op de campus van Utrecht, de Uithof gebouwd is. Dit studentencomplex bevat een grote woningdifferentiatie. Zo bevinden zich er naast zelfstandige wooneenheden voor één of twee personen, wooneenheden voor vier, acht, tien en veertien personen. Het complex bestaat uit twee hoogbouwtorens en stroken met grondgebonden wooneenheden.
foto’s: Erik Stekelenburg
studenten ouderen afstand 700m Studentensportcentrum “Olympos” 1,8km Buitenzwembad “Krommerijn” + +/_
3,8km Cultureel centrum “Parnassos” 3,7km Stadschouwburg Utrecht 3,9km Louis Hartlooper Complex 5,4km Dienstencentrum “De Barkel” 6,8km Cultureel Centrum “De Musketon”
culturele instellingen
4 kamereenheid
34
Materialisering
Veranderbaarheid
studentenhuisvesting
achitect
De Bisschoppen, Utrecht Köther en Salman Architekten 2006 550 2 2 18m (niet zelfstandig) 28m (zelfstandig) €65.000 €290 (incl.) (niet zelfstandig) €365 (incl.) (zelfstandig) 19
begane grond
de bisschoppen
adres
Faculteiten op de Uithof 4,5+km Faculteiten binnenstad
_
n.v.t.
_ _
1000m 800m 600m 400m
n.v.t.
200m gebouw 1km 2km 3km 4km
+
n.v.t.
n.v.t.
+/_
500m UMC ziekenhuis Utrecht
5km
De hoogbouw is eenvoudig te veranderen in ouderen woningen, doordat dit een-, twee- drie- en vierkamer woningen zijn, kunnen ouderen hier gemakkelijk intrekken. De vierkamer woning is echter wel aan de grote kant. In de laagbouw bevinden zich grondgebonden woningen met interne trappen. Voor ouderen is dit niet ideaal. Toch zijn deze woningen eenvoudig te veranderen in ouderen appartementen per verdieping. Hierbij dienen er echter wel extra keukens geplaatst te worden.
Vanuit de plattegrond zijn de studenteneenheden eenvoudig aan te passen naar ouderenwoningen. Daarnaast is de hoogbouw rolstoel toegankelijk. De laagbouw heeft echter interne trappen, wat voor ouderen niet ideaal is. De voor-zieningen die door studenen gebruikt worden zijn dichtbij, maar de zorgvoorzieningen voor ouderen zijn op het UMC ziekenhuis verweg.
35
De drie hoven
Louis Bouwmeesterstraat, Amsterdam Herman Hertzberger 1974 190 (116 een-persoons, 55 twee-persoons)
adres achitect oplevering aantal bewoners
Materialisering In de detaillering van het gebouw springen het dubbelzinnige gebruik van bouwelementen in het oog. Zo heeft een muur voor Hertzberger niet alleen de functie om ruimtes op te delen of om een afscheiding te vormen, maar dient deze ook als zitbank. Inhammen bij de entrees naar de woningen zijn met banken en plekken voor bloempotten leefbaar gemaakt en helpen de bewoner zich in het grote complex zich thuis te voelen. Het materiaal, vooral beton en betonsteen, geeft een sober karakter aan het gebouw, maar door het invoegen van kleine plekken en een menselijke detaillering is toch een heimelijke sfeer aanwezig.
45m2 € €? 3 tot 6
oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
Het gebouw wordt door een intern web van gangen ontsloten. Op de plekken waar de gangen op elkaar aansluiten zijn centrale punten gevormd. Hier bevinden zich trappen en liften voor de verticale ontsluiting, maar ook een ruimte voor gemeenschappelijke activiteiten. Op sommige plekken is het ook mogelijk om naar buiten te gaan door op terrassen te treden. Behalve bij deze knooppunten zijn ook trappen aan de uiteinden van elke gang geplaatst. Op de plekken waar de entrees van de woningen zijn, is er een verbreeding gemaakt. Hierdoor ontstaat er een klein pleintje voor de voordeur van de appartementen.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten recreatieve groenvoorziening dagelijkse boodschappen begane grond
Ruimtelijke organisatie In het complex zijn er naast 55 woningen voor stellen, 120 eenpersoons appartementen. De woningen hebben één of twee kamers en beschikken over voorzieningen zoals een badkamer en een keuken. De grotere woningen hebben ook een terras of balkon. De bewoners kunnen via ramen in woonkamer of keuken zien wat er op de gang gebuurt en zo sociale contacten leggen. De woonkamer en de slaapkamer zijn via een schuifdeur met elkaar verbonden en de badkamer is vanuit de slaapkamer en de entreehal te bereiken.
36
bk
bk
wk
sk
sk
twee-kamer woning
twee-kamer woning
sk een-kamer woning
bk wk sk
1,1km Sloterpark 2,0km Rembrandt Park 3,1km Vrije Geer 400m Albert Hein supermarkt Sierplein 1,6km Winkelcentrum Osdorpplein 5,0km Centrum Amsterdam Leidseplein
onderwijs
6,5km Vrije Universiteit 7,4km UvA
Veranderbaarheid
wk
1,9km Theater “Meervaart” Bibliotheek ‘de Drie Hoven’ 2,0km ‘Cinema Int 1-2’ bioscoop ‘De Drie Hoven’ 1,8km Activiteitencentrum Xenia 3,3km Stichting “Johannes de Deo” 5,0km Centrum Amsterdam Leidseplein
winkels
zorginstelling
bk
afstand 2,8km Sportpark “Ookmeer 4,0km Zwembad “Sloterparkbad”
‘De Drie Hoven’ 1,7km Slotervaart ziekenhuis Amsterdam 3,3km Stichting “Johannes de Deo”
studenten ouderen
+
_
+_
+
n.v.t.
+
1000m
_
n.v.t.
800m 600m 400m 200m gebouw
+
+
+
+
_
_
1km
n.v.t.
+
_
2km 3km 4km 5km
+ De twee-kamer woningen zijn te transvormeren in een studenten-eenheid voor twee personen. De maten van de kamer verschillen wel sterk en de woning bevat een grote gezamelijke woonkeuken. De een-kamer woningen kunnen zonder aanpassingen door studenten worden bewoond.
twee-kamer woning
Het door Herman Hertzberger ontworpen gebouw huisvest ouderen met en zonder behoefde aan zorg. Het complex is zowel een verzorgingshuis voor dementerende ouderen als appartementen voor senioren met behoefde aan gemeenschappelijkheid en buurhulp. In het centrumgebied van het gebouw zijn een eetcafé, bibliotheek, biljart, wasserette en een kleine supermarkt te vinden. Hier worden ook de verschillende activiteiten gehouden voor ouderen die in ‘Drie Hoven’ woonachtig zijn. In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich het winkelcentrum ‘het Sierplein.’
Door de betonnen kolommenstructuur van het gebouw zijn aanpassingen in de plattegronden mogelijk. Als de aanwezige indeling voor het huisvesten van studenten gebruikt zou worden moet een goede oplossing bedacht worden voor de ruime gemeenschappelijke zone in het gebouw. Het is denkbaar dat voorzieningen in het gebouw ook van studenten gebruik worden, ook omdat de onderwijsinstellingen ver van het complex vandaan liggen. Studeren kan ook in de bibliotheek van het gebouw plaats vinden.
37
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Materialisering De gevels van de eerste vier verdiepingen zijn voorzien van een witte stuclaag tussen gemetselde trappenhuizen. De gevels erboven zijn net als de trappenhuizen opgetrokken met een rode baksteen. Het atrium is overspannen met een grote glazen kap. Door de grote vijver, de natuurstenen vloer en de huiselijke inrichting ontstaat hier een plek met rust en een plek waar men elkaar kan ontmoeten.
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
Op de begane grond van het gebouw bevinden zich tien appartenmenten, enkele zorgfuncties en een supermarkt. Op de eerste verdieping bevindt zich een groot atrium met enkele publieke functies. Het atrium is openbaar toegankelijk door twee roltrappen en een lift. De appartementen zijn ontsloten door een aantal trappenhuizen en liften die naar galerijen leiden. De galerijen zijn overal overdekt en afgeschermd van weersinvloeden. Dit gebeurt door het atrium of door een extra gevel, waardoor er een binnengang ontstaat.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
2,2km Binnenstad Rotterdam Coolsingel
recreatieve groenvoorziening
100m Zuster Meijboomhof 1,5km Kralingse bos 2,5km Park Zestienhoven Supermarkt in het gebouw 200m Benthuizerstraat
dagelijkse boodschappen
1ste verdieping 4de verdieping
winkels Ruimtelijke organisatie Door de badkamer centraal in de appartementen te plaatsen ontstaat er een organisatie waarbij alle ruimtes gemakkelijk te bereiken zijn. Daarnaast bevat de entree een extra paneel en zijn er veel schuifdeuren geplaatst. Hierdoor zijn de appartementen ook geschikt voor ouderen die behoefte hebben aan zware verpleging. (Bassa 1996)
38
onderwijs zorginstelling
sk wk
bk
sk wk
bk
Veranderbaarheid sk
Waar vroeger het Bergwegziekenhuis stond is in 1996 een nieuw ‘levensloopbestendig’ complex gebouwd. (Bassa 1996) In de woningen wordt zelfstandig gewoond, maar verzorging en verpleging kan gemakkelijk verleend worden, omdat er in het gebouw verschillende zorgvoorzieningen zijn opgenomen. Daarnaast zitten er kleine winkels en een restaurant in het gebouw die voor de buurt ook toegankelijk zijn. Hierdoor moet de desintegratie van ouderen tegen gegaan worden. De appartementen en de zorgvoorzienende instanties zijn van elkaar gescheiden. Hierdoor functioneren de appartementen ook nog als de vergrijzing weer afneemt.
studenten ouderen afstand 1,5km Sportfondsenbad Rotterdam Noord 1,0km Sportcentrum Schuttersveld + + 1,6km Sporthal Noorderhavenkade 300m Bibliotheek “Oude Noorden” _ 1,2km Theater “‘t Kapelletje” + 2,2km “Luxor Theater Oud” Kruiskade Activiteiten Humanitas Bergweg n.v.t. +
Winkels Bergweg 550m Zwartjanstraat 2,2km Centrum Coolsingel 4,5km Erasmus Ziekenhuis 5,5km Universiteit en Hogeschool Kralingse Zoom Bergweg 2,3km Sint Franciscus Gasthuis 4,5km Erasmus Ziekenhuis
_
n.v.t.
+
+
+
+
+
+
1000m 800m 600m 400m 200m gebouw 1km 2km 3km
_
n.v.t.
n.v.t.
+
4km 5km
ouderenhuisvesting
Bergwegcomplex
Bergweg, Rotterdam EGM Architecten 1996 195 72m2 +/- € 45.500 € 460 12
adres
De appartementen zijn eenvoudig om te bouwen naar appartementen voor twee of drie studenten. Door de keuken te scheiden van de woonkamer ontstaat er een extra slaapkamer. De schuifdeuren zijn echter wel onpraktisch voor studenten. De appartementen zijn volledig gescheiden van de zorgvoorzieningen, hierdoor is het mogelijk dat deze gewoon in het gebouw blijven zitten als studenten het gebouw gaan bewonen. Doordat het gebouw 153 meter lang is, bestaat de mogelijkheid dat studenten samen met ouderen het gebouw bewonen, omdat er verschillende trappenhuizen zijn.
Doordat de plattegronden van het gebouw eenvoudig veranderbaar zijn en het gebouw in verschillende delen te splitsen zijn, is het mogelijk dat ouderen en studenten het gebouw bewonen. Daarnaast zijn er materialen toegepast die niet kwetsbaar en ouderhoudsvriendelijk zijn. Als studenten het gebouw bewonen kan het atrium ingericht worden als menza, als studie- of ontmoetingsruimte.
39
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Het zorgcompex is net als het tegenover liggende winkelcentrum uitgevoerd in een licht bruine baksteen. Het interieur is uitgevoerd met een houtachtige beplating. De galerijen zijn uitgevoerd in een roestvrijstalen constructie met houten planken. Hierdoor ontstaat een warme, natuurlijke, maar strakke inrichting van het atrium. Deze materialen zijn echter wel kwetsbaar en niet onderhoudsvrij. De woningen bevatten een inpandige serre die met een schuifpui te openen is. Deze schuifpui is een karakteristiek element in de gevel.
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
Het woonzorgcomplex Delfgauw bevat een groot atrium waarbinnen de ontsluiting geregeld is. Door dit atrium ontstaat een grote open ruimte. De entree is twee verdiepingen hoog en ligt tegenover de entree van het winkelcentrum. In het atrium bevindt zich een galerijontsluiting. Deze galerij ligt los van de gevel, waarbij de entrees van de woningen bereikbaar zijn door bruggetjes. De galerijen zijn te bereiken via drie verschillende trappen en twee liften.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten
1
ste
verdieping
recreatieve groenvoorziening
2 t/m 5 verdieping de
de
dagelijkse boodschappen winkels Ruimtelijke organisatie
onderwijs
Doordat de galerijen los liggen van de gevel hebben de kamers die aan het atrium liggen meer privacy. De hal en de deuren van de woningen zijn extra breed en er zijn geen drempels. Hierdoor zijn de woningen ook voor rolstoelgebruikers toegankelijk.
zorginstelling Veranderbaarheid
bk
sk sk
40
Materialisering
wk
bk
sk
wk
sk
Het woonzorgcomplex de Emerald, een winkelcentrum en een basisschool staat bij elkaar in een nieuwe wijk van Delfgauw. Door de afwijkende vormen en het schaalniveau van de gebouwen ontstaat een centrum van de wijk die een eigen karakter heeft. Door deze positie in de wijk wordt er levendigheid gecreëerd, wat ten goede kan komen van de ouderen. In het gebouw zijn gemeenschappelijke functies en zorgruimtes aanwezig op de begane grond van het complex.
afstand 950m Tennispark De Delftse Hout 2,6km TU sportcentrum 2,5km Zwem- en squashcentrum Delft 2,6km Cultureel Centrum TU 2,6km Theater de Veste Gemeenschappelijke ruimte in het gebouw 1,3km Activiteitencentrum ‘De Wipmolen’ 3,1km Binnenstad Delft Marktplein
studenten ouderen
_
_
+
+/_
n.v.t.
+
1000m
-
1,6km Delftse hout -
Winkelcentrum “Emerald”
Winkelcentrum “Emerald” 2,6km Centrum Delft 3,6km Centrum Pijnacker 1,7km TU Delft Zorg in het gebouw 4,3km Reinier de Graaf Ziekenhuis
_
n.v.t.
+
+
+
+
+
+
+
n.v.t.
+
+
800m 600m 400m 200m gebouw 1km 2km 3km 4km 5km
Doordat er verschillende trappenhuizen en liften zijn is het mogelijk om het gebouw in twee delen te splitsen. Studenten en ouderen hebben dan hun eigen galerij. De woningen bevatten geen grote mate van veranderbaarheid. Het is mogelijk om de woonkamer te splitsen in een woonkeuken en een extra slaapkamer, maar dit is niet ideaal, aangezien er dan geen daglicht in de keuken komt.
ouderenhuisvesting
Wozoco de Emerald
Laan der Zeven Linden Delfgauw KCAP Kees Christiaanse 2000 111 80m2 € 60.000 €? 5
adres
Alle voorzieningen die de bewoners van een woonzorgcomplex nodig hebben zijn in de buurt. Dit geldt ook voor de voorzieningen die studenten nodig hebben. Doordat de ontsluiting te splitsen is in twee losse galerijen is het mogelijk dat zowel ouderen en studenten in het gebouw wonen. De plattegrond is echter niet erg flexibel en de materialen die in het atrium zijn toegepast zijn kwetsbaar.
41
amerbos
adres achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Amerbos, Amsterdam Marlies Rohmer 1996
Materialisering Het complex wordt gekenmerkt door een sculpturaal exterieur wat tegenover een meer fijnmatig interieur van de binnenhoven staat. Zo is voor de buitengevel gebruik gemaakt van zandgeel ingekleurde betonnen prefabdelen. De kleur is volgens Marlies Rohmer afkomstig van het hooi dat zomers op het achterliggende grasland ligt. Deze elementen vormen de borstwering rond het gebouw en zijn bij de woonkamers laag en worden bij de slaapkamers hoger. De gevels aan de binnenkanten zijn meer op het niveau van de afzonderlijke woning ontworpen. Naast elke voordeur zit een betonnen huisnummerblok met verlichtingsarmatuur. De grote betonnen cijfers zijn ook voor slechtzienden goed leesbaar. De binnengevel is voor de rest van een licht rode baksteen en bevat de keukenramen.
93 (verdeeld over drie volumes) 70 m2 tot 90 m2 € 60.000 €? 7, 5, 4 Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
De drie septagoonvormige gebouwen hebben dezelfde vorm. Ze verschillen alleen in de hoogte (vier, vijf of zeven verdiepingen). Omdat de woningen vanaf het binnenhof worden ontsloten is de begane grond volledige als woonverdieping te gebruiken. De inpandige zevenhoekige galerijen zorgen ervoor dat de afstanden naar het centrale trappenhuis en de lift kort zijn.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten recreatieve groenvoorziening dagelijkse boodschappen begane grond
300m Kampinatheater 400m Cleijntheater 900m Bibliotheek ‘Het Schouw’ Verzorgingshuis ‘Kortenhagenhuis’ 900m Verzorgingshuis ‘Het Schouw’ 900m Verpleegshuis ‘De Die’ 7,8km Centrum Amsterdam Leidseplein 300m Buikslotermeerpark 2,2km Volewijkspark 2,3km W.H.Vliegenpark 1,0km Albert Hein Buikslotermeerplein
sk
sk
+
_
+
+
n.v.t.
+
1000m
_ +
+
+
+_
800m 600m 400m 200m gebouw 1km
1,0km Winkels Buikslotermeerplein 7,8km Centrum Amsterdam Leidseplein
+_
+_
onderwijs
11 km Vrije Universiteit 7,5km UvA faculteit Rechtsgeleerdheid
+
n.v.t.
zorginstelling
Verzorgingshuis ‘Kortenhagenhuis’ 1,9km BovenIJ Ziekenhuis
+
+
2km 3km 4km 5km
De appartementen zijn aan de grote kant. Ze bieden maar een beperkte mogelijkheid, om deze te veranderen. Dit komt vooral door de hoekige vorm en de aanwezigheid van het balkon. Het plaatsen van slaapkamers aan het binnenhof is op grond van geluidsoverlast en de beperkte daklicht toetreding niet mogelijk. Twee of drie studenten zijn wel zonder problemen in een woning te huisvesten, ze delen dan de keuken en de badkamer. Zeker de twee kamer versie biedt een hele luxe groot ruimte.
Veranderbaarheid
wk bk
Dit project van Marlies Rohmer staat aan de rand van Amsterdam Noord in een gebied dat wordt gekenmerkt door een strenge verkaveling met naoorlogse bebouwing. De vorm van de drie gebouwen wordt beinvloedt door de stedebouwkundige situatie en het progamma. Zo is er voor drie bouwvolumes gekozen in plaats van één. Dit om het uitzicht van het verzorgingshuis wat er achter staat niet te belemmeren. Om dezelfde reden zijn er drie verschillende bouwhoogtes. De drie zevenhoekige gebouwen lijken op inelkaar gevouwen galerijflats, ze hebben een herkenbare taal die uit de eentonigheid van de omgeving springt. Het binnenhof vergroot de mogelijkheid voor contacten tussen de bewoners en bevorderd zo de burenhulp die voor ouderen wel van belang kan zijn. Hierdoor wordt eenzaamheid bestreden en wordt het gevoel van veiligheid vergroot.
n.v.t.
winkels
variant 2 studenten
42
studenten ouderen
verdiepingen
Ruimtelijke organisatie De woningen bevaten twee slaapkamers en een ruime woonkamer met aan de buitenkant een balkon. De keuken grenst aan het binnenhof. Door het ‘geren’ van het gebouw wordt de oppervlakte van de woningen naar boven toe groter. (Spits 1997) Zo zijn de eenheden voor gehandicapten op de begane grond zeventig vierkante meten en die op de bovenste verdieping negentig. De organisatie blijft hierbij hetzelfde.
afstand 1,5km Fitness ‘Medi Fit’ 3,6km Floraparkbad
variant 3 studenten
De ligging in de stad en de vorm van de gebouwen zijn duidelijke punten die problematisch zijn te opzichten van de mogelijkheid hier studenten te huisvesten. De woningplattegronden zijn groot, maar bieden niet voldoende de mogelijkheden een indeling te bereiken die voor het gebruik van studenten geschikt is. De uitstalling en afwerking van het complex past bij het materiaalgebruik zoals die bij studentenhuisvesting toegepast wordt.
43
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Materialisering In tegenstelling tot het materiaalgebruik van de wijk Amsterdam Osdorp is er geen baksteen gebruikt maar western red ceder hout. Des al niet te min voegt het gebouw zich wel in de omleving. Het hout loopt over alle gevels door, om zo een homogeen blok te creëren. De balkons bevatten balustrades in de kleuren oranje paars en groen. Voor de galerij bevind zich een vliesgevel die deels open is en deels dicht. De detaillering benadrukt de kubistische vormen.
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting Dit woonzorgcomlex heeft in beginsel een klassieke galerijontsluiting met een hoofdtrappenhuis aan de ene kant en een noodtrappenhuis aan de andere kant van de galerij. Wat dit project anders maakt dan andere galerijflats is dat de woningen zich niet alleen aan de flat kant bevinden maar ook aan de andere kant van de galerij. De bewoners worden op de galerij beschermd tegen de weersinvloeden door glaspanelen die om en om geplaatst zijn.
sportvoorziening culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen
4de verdieping
Ruimtelijke organisatie In het gebouw bevinden zich 21 verschillende woningtypen. De drie meest voorkomende typen zijn hiernaast weergegeven. Bij de indeling is het open laten van de diagonaal belangrijk. Dit is duidelijk te zien bij type II. Hierbij is het mogelijk om door middel van twee schuifdeuren de keuken af te scheiden van de woonkamer en zo een hal te maken.
type I
type II
type III
1,7km Theater “Meervaart” 1,0km Bibliotheek Osdorp 7,1km “City” bioscoop Stichting “Johannes de Deo” 1,9km Activiteitencentrum Xenia
sociale ontmoetingsplek voor studenten
6,9km Centrum Amsterdam Leidseplein
recreatieve groenvoorziening
1,0km Sloterpark
dagelijkse boodschappen
sk
wk
bk wk
sk
sk
+
_
+
n.v.t.
1000m
_
+
1,2km Albert Hein Osdorpplein supermarkt
+
+
winkels
1,0km Winkelcentrum Osdorpplein 6,9km Centrum Amsterdam Leidseplein
_
_
onderwijs
8,2km Vrije Universiteit 9,5km UvA faculteit Rechtsgeleerdheid
+
zorginstelling
Stichting “Johannes de Deo” 3,4km Slotervaart ziekenhuis Amsterdam
+
type II
type III
800m 600m 400m
+
wk
Het woonzorgcomplex Oklahoma in Amsterdam Osdorp van MVRDV bestaat uit twee en drie kamerwoningen in een galerijflat. Om de geplande honderd woningen in het gebouw te krijgen binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn er appartementen aan de flat gehangen. De bewoners van het woonzorgcomplex kunnen gebruik maken van de diensten van dienstencentrum Johannes de Deo. De bewoners kunnen daar deelnemen aan activiteiten en kunnen indien nodig beroep doen op de zorgvoorzieningen.
+
n.v.t.
bk
sk
studenten ouderen
_
Veranderbaarheid
bk
44
afstand 600m Sportpark “Ookmeer 1,6km Zwembad “Sloterparkbad”
200m gebouw 1km 2km 3km 4km
_
5km
n.v.t.
ouderenhuisvesting
Wozoco Oklahoma
Reimerswaalstraat in Amsterdam MVRDV 1997 100 2 63m tot 80m2 €? €? 9
adres
Vanuit de plattegrond zijn de woningen op te delen in verschillende kamers. Bij woningtype III gaat dit het eenvoudigst, aangezien deze aan drie kanten aan de buitenlucht grenst. Woningtype I is het lastigst op te delen in verschillende kamers. Dit komt doordat de woning tegenover een ‘aangehangen woning’ aan de galerij ligt. Door bij type II de slaapkamer van die aan de galerij ligt groter te maken en de woonkamer als slaapkamer in te richten ontstaat er een redelijke plattegrond die als studentenhuis kan functioneren. De kamers zijn echter wel aan de grote kant.
Doordat dit woonzorgcomplex in feite een galerijflat is met aangehangen blokken, is de ontsluiting geschikt voor studentenhuisvesting. Daarnaast zijn de appartementen te veranderen in studenteneenheden. De kamers aan de galerijkant van de appartementen waar aan de overkant van de galerij appartementblokken hangen, krijgen weinig daglicht. Onderwijsinstellingen liggen eveneens erg ver bij het complex vandaan.
45
achitect oplevering aantal bewoners
Materialisering De gevel aan het atrium is bekleed met houten western red ceder delen. Deze planken zijn geolied, waardoor de warme rood bruine kleur behouden blijft. De delen sluiten niet op elkaar aan, waardoor er horizontale spleten ontstaan van één centimeter. Het isolatiemateriaal wat hierachter zit, zorgt voor een betere akoestiek in het atrium. De buitengevels zijn gestuct met een roodachtig gebrande siennakleur. De toegepaste materialen dienen voor een warme natuurlijke sfeer te zorgen. Om die reden zijn de liggers in het atrium gelamineerde houten liggers. Aan het 350 meter lange gebouw hangen op een speelse manier balkons, om zo het vaste ritme van de gevelindeling te doorbreken.
105 m2 € 76.000 € 550 3 tot 6
oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Locatiekwaliteiten
Ontsluiting Het lange gebouw bevat verschillende trappenhuizen en liften en wordt ontsloten door galerijen. Deze galerijen zijn het gebouw ingeschoven waardoor ze verscholen liggen in de bouwmassa. In het middelste deel van het gebouw bevind zich een atrium, waardoor er een meer vloeiende overgang van buiten naar binnen ontstaat.
sportvoorziening
verdiepingen
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen begane grond
sociale ontmoetingsplek voor studenten recreatieve groenvoorziening bk sk
sk
Ruimtelijke organisatie De gebouwdelen hebben veel verschillende woningplattegronden. Hierbij is er een verschil in het aantal beuken per woning. De bovenste appartementen zijn drie beuken breed, waardoor een riante woning ontstaat. Daarnaast zijn er gelijkvloerse appartementen en appartementen over meerdere verdiepingen. De appartementen in het tulpvormige gebouwdeel hebben een ingewikkelde plattegrond over meerdere verdiepingen. Hierbij zit de entree soms een verdieping hoger dan de slaapverdieping. Dit is voor ouderen die meer behoefte aan zorg krijgen niet ideaal.
wk
1ste verdieping
3de verdieping
maisonnette woning hoofgebouw
3,0km Deventerpad ‘Le Cameleon’ 3,2km Het Pakhuis 4,0km Binnenstad Stadhuisplein 1,4km Koningin Beatrixpark
bk
sk
sk
bk
bk
sk
wk
sk
wk
wk
sk
sk wk
Dit 350 meter lange gebouw bestaat uit vier bouwdelen. Het middelste deel heeft zes bouwlagen. Hieraan zitten twee aparte vleugels vast die elk drie lagen hebben. Tegenover dit middelste deel zitten vier tulpvormige delen. Tussen deze delen en het middelste deel zit een atrium. De meeste appartementen worden verhuurd in de hogere prijscategorieën, maar er zijn ook koopappartementen. De bewoners zijn voornamelijk ouder dan 55 jaar.
_
_
+
1000m
_
+ n.v.t.
+
+_
+
+
+_
_
winkels
3,5km Winkels binnenstad
onderwijs
3,1km UvA Almere 4,0km ACTA/Pabo Almere
+_
n.v.t.
zorginstelling
100m Verzorgingshuis ‘De Toonladder’ 50 m Gezondheidscentrum ‘De Notenkraker’
+
+
1ste verdieping
2de verdieping
800m 600m 400m 200m gebouw 1km
50 m Albert Hein Wim Kanplein
bk sk
+
dagelijkse boodschappen
Veranderbaarheid 2de verdieping
studenten ouderen
n.v.t.
begane grond
sk
gelijkvloerse woning hoofdgebouw
46
afstand 2,1km Sportzaal Literatuurwijk 2,0km Sportfondsenbad 2,8km Sportzaal Noorderplassen 3,0km Almeerse Schouwburg 4,0km Metropole Theater 900m Bibliotheek 100m Verzorgingshuis ‘De Toonladder’
2km 3km 4km 5km
ouderenhuisvesting
de muzen
Louis Davidstraat, Almere-Muziekwijk Atelier Pro 1998 165 (+2 logeerunits)
adres
Doordat het gebouw uit verschillende gebouwdelen bestaat is het relatief eenvoudig om het gebouw op te delen in een deel voor studenten en een deel voor ouderen. Hierbij is het middendeel met het atium het meest geschikt voor ouderen. Door de ingewikkelde plattegrond en de plaats van de dragende wanden van de tulpgebouwen is het moeilijk deze aan te passen, waardoor ze geschikt zijn voor studenten. De appartementen in het hoofdgebouw zijn eenvoudiger aan te passen. Hierbij is het mogelijk dat de keuken gescheiden wordt van de woonkamer, waardoor er een extra studenten kamer ontstaat
Doordat de meeste appartementen aan een lange galerij liggen en meerdere verdiepingen hebben is het eenvoudig om hier studenten woningen van te maken. Daarbij ligt de keuken aan de galerij en de kamers aan de buitenlucht. De ontsluiting is eenvoudig in verschillende delen te splitsen waardoor tegelijk tijdige bewoning door ouderen en studenten mogelijk is. De materialen zijn echter wel kwetsbaar en onderhoudsgevoelig. Daarnaast is de huur aan de hoge kant voor studenten.
47
achitect oplevering aantal bewoners oppervlakte kamers bouwkosten p.p. huurprijs p.p. aantal woonlagen
Materialisering Het gebouw bestaat uit twee tegen elkaar gespiegelde delen. De buiten gevels zijn gelijk, net als de tegen elkaar aanliggende gevels. Aan de buitenkanten, naar het oosten en westen zijn golvende balkons geplaatst, gemaakt uit wit beton met getordeerde zwarte hekken. De andere gevels, aan de kanten van de ontsluiting, bestaan uit vlakken van gekleurd glas. De woningen hebben vanuit de keuken uitzicht op deze galerijen, wat het gevoel van veiligheid en de mogelijkheid voor sociale contacten vergroot. De hele uitstraling van het gebouw is duidelijk niet er gericht om te tonen ‘hier zijn ouderen gehuisvest’ maar is eerder helder en modern. Er ontstaat een wisselspel van openen en gesloten delen. Het gebouw heeft duidelijk twee verschillende ‘gezichten’.
104 (56 in lagere en 48 in hogere bouwdeel) 85 m2 € 122.000 € 800 (excl.) 16 hoogbouw, 7 lagere balk Locatiekwaliteiten
Ontsluiting
sportvoorziening
Het gebouw heeft een portiekontsluiting in het hoge deel en galerijen, die de gebouwdelen tussen de derde en negende verdieping aan elkaar koppelen. Op de begane grond bevinden zich gemeenschappelijke ruimtes en het kantoor van de huismeester. De hoofdontsluiting vindt via liften en trappen in de toren plaats. De drie verdiepingen boven de grond geplaatste gebouwbalken zijn via een aparte verticale ontsluiting bereikbaar. De galerijen zijn met gekleurd glas naar buiten afgesloten en geven zo een speciaal uitzicht op de omliggende stad.
culturele instellingen sociale ontmoetingsplek voor ouderen sociale ontmoetingsplek voor studenten 3de t/m 7de verdieping
dagelijkse boodschappen begane grond type C
Ruimtelijke organisatie De Plussenburgh omvat vijf verschillende woningtypen. De woningen zijn tussen de 82 en 96 vierkante meter en hebben twee of drie kamers. Elke woning beschikt over een balkon aan west- of oostgevel. De overspanning van 9,6 meter maakt een flexibele indeling van de woningplattegrond mogelijk. Zo kan de woning tot twee verpleegeenheden gehalveerd worden of kunnen twee woningen gekoppeld worden. Een voordeel is ook dat de badkamer via de gang en via de slaapkamer bereikbaar is.
type D
bk wk
sk
wk
bk
sk
bk sk
300m Winkelcentrum Keizerswaard 7,2km Binnenstad Coolsingel
onderwijs
5,3km HS voor economische studies 5,7km HS INHOLLAND Rotterdam 5,8km Erasmus Universiteit Rotterdam Zorgcentrum Meerwelde 2,0km Medisch Centrum Rijnmond Zuid
zorginstelling
bk wk
sk
wk
Veranderbaarheid sk
wk
bk
laagbouw
winkels type E
sk
type A
48
recreatieve groenvoorziening
type B
laagbouw
Het gebouw ‘De Plussenburgh’ van Arons en Gelauff architecten heeft als ambitie gesteld zich af te zetten tegen de nogal fantasieloze bebouwing in de omgeving. Met veel vorm en kleur is hier een seniorencomplex gerealiseerd die verschilt van het beeld wat men algemeen bij ouderencomplexen heeft. Door het idee een woonblok door midden te knippen en een helft hiervan te draaien en voor het andere te plaatsen, is een gebouw ontstaan dat is opgebouwd uit een lang gerekt laag deel en een zestien verdiepingen tellende hoogbouw. Karakteristiek zijn de tien meter hoge kolommen die in de waterpartij staan. Deze kolommen dragen de zeven verdiepingen van de lage balk.
afstand 300m Gymzaal Kromme Hagen 1,4km Zwembad IJsselmonde Dwarsdijk 1,7km Sportcomplex Varkenoord 400m Bibliotheek IJsselmonde 2,9km Pathe Kuip 5,5km Theater Zuidplein Zorgcentrum Meerwelde 400m Stichting IJsselmonde Welzijnswerk 1,2km Antonius IJsselmonde 5,4km Now&Wow Discotheek 7,0km Binnenstad Witte de Withstraat 950m De Twee Heuvels 1,8km Recreatieterrein Bergmaweg 3,7km Bijenpark 300m Winkelcentrum Keizerswaard
studenten ouderen
+
_
+_
+_
n.v.t.
+
_
n.v.t.
+
+
+
+
+_
+_
1000m 800m 600m 400m 200m gebouw 1km
_ +
n.v.t.
+
2km 3km 4km 5km
ouderenhuisvesting
de plussenburgh
Rotterdam-Ijsselmonde Arons en Gelauff Architecten 2006
adres
Door de overspanning van 9,6 meter per woning is het mogelijk drie studentenkamers aan de balkongevel te plaatsen. Voorzieningen zoals een keuken en een badkamer worden gedeeld. Van de driekamer woning kan zelfs een appartement voor vier studenten gemaakt worden. Hier wordt van het voordeel gebruik gemaakt dat de zijgevel ook ramen heeft.
‘De Plussenburgh’ is zeker een gebouw dat mogelijkheden biedt om hier studenten in te huisvesten. De architecten hebben de plattegronden zo ontworpen dat er een mate van flexibliteit in zit. De bouwkosten liggen echter wel hoger dan die voor een gemiddelde studentenwoning. Dit kan een probleem zijn, maar de verwachting is dat de afschrijvingstermijn door de flexibiliteit langer is, waardoor dit gecompenseerd wordt. Verder is de afstand naar de onderwijsinstellingen en de sociale ontmoetingsplekken voor studenten een minpunt. De aanwezige gemeenschappelijke ruimte op de begane grond is ook voor studenten goed te gebruiken.
49
voorwaarden
VI Voorwaarden voor veranderbaarheid Afsluitend aan de geanalyseerde projecten worden er voor elk onderzocht thema, voorwaarden geformuleerd, die in de praktijk ertoe kunnen leiden dat studenten- en ouderenhuisvesting uitwisselbaar worden. Ontsluiting Een overeenkomst tussen studenten- en ouderencomplexen is dat de ontsluiting veelal door middel van een galerij is. Hierbij is een galerijontsluiting die bescherming biedt tegen weersinvloeden een goede ontsluiting voor ouderen. Dit verschilt van een corridor ontsluiting, omdat er wel daglicht in de galerij komt. Het is ook mogelijk om variaties te maken op een galerijontsluiting. Twee voorbeelden hiervan zijn de Plussenburgh in Rotterdam en het woonzorgcomlex Oklahoma in Amsterdam. Bij deze projecten zijn er aan de andere kant van de galerij ook woningen geplaatst. Het voordeel hiervan is dat er lichttoetreding op de galerij, gecombineerd wordt met dubbelzijdig gebruik van de galerij. Een tweede mogelijkheid is een ontsluiting door een atrium. Dit wordt vooral veel bij ouderencomplexen toegepast. Dit atrium dient ervoor te zorgen dat sociale contacten en sociale controle bevorderd worden. Voor studenten is een atrium alleen mogelijk indien er voorzieningen zijn gemaakt tegen geluidsoverlast die kan optreden door galm. Dit kan bijvoorbeeld verholpen worden door het materiaalgebruik erop aan te passen. In het atrium kunnen galerijen, trappenhuizen en liften geplaatst worden. Hierbij kan er een afstand zijn van de galerij naar gevel, zodat er meer privacy en daglichttoetreding is. Het atrium dient afgezien van de ontsluitingsmogelijkheid, op de begane grond als ontmoetingsplek. Een extra mogelijkheid zou zijn dat de voordelen van de galerij en het atrium gecombineerd worden. Zo zou er een extra brede galerij gecreëerd kunnen worden, die deels aan twee zijden wordt bewoond. Aan deze galerij kunnen ook ontmoetingsplekken liggen. Afgezien van de manier van ontsluiten dient het gebouw rolstoeltoegankelijk te zijn en dienen er voldoende trappenhuizen te zijn. Het aantal trappenhuizen dient hierbij berekend te zijn op de bezettingsgraad voor studenten. Ruimtelijke organisatie Een ideale situatie is een woning met drie kamers. Drie studenten kunnen deze woning eenvoudig gebruiken als de ruimtes ingericht worden als drie studentenkamers. Tevens is het mogelijk dat hier twee studenten intrekken, waarbij één kamer ingericht wordt als gemeenschappelijke ruimte.
50
Ouderen kunnen deze drie kamerwoning gebruiken door er een woonkamer, een slaapkamer en een logeerkamer van te maken. Het is ook mogelijk om een veelfout van drie kamers te gebruiken. Zo is een zes kamerwoning met twee keukens en twee badkamers door vijf studenten bijvoorbeeld te gebruiken door er vijf studentenkamers in te maken met een gemeenschappelijke ruimte. Deze woning kan eenvoudig in tweeën opgedeeld worden als er ouderen in gaan wonen. Hierbij dienen er wel voldoende keukens en badkamers te zijn, of aansluitpunten hiervoor. Bij grote studentenhuizen met veel kamers aan een gang treedt het probleem op dat deze interne ontsluiting lastig veranderbaar is. Hierdoor is het moeilijk de studenteneenheid op te splitsen in meerdere ouderenwoningen. Een voorbeeld waarbij dit op treed is de Krakeelhof in Delft. Een woning zonder interne trappen is het meest gunstig. Hierbij dienen alle verdiepingen echter wel bereikbaar te zijn met een lift. Daarnaast dienen er in de woningen geen drempels of smalle gangen zijn. Er zijn wel ouderencomplexen met maisonnettes, maar hierdoor wordt de kans dat er vaker verhuisd moet worden wel vergroot. Als er een mogelijkheid is om tussenwanden te verplaatsen of weg te halen, kunnen er nieuwe ruimtes gecreëerd worden. Bij een constructie die gemaakt is met een tunnelbekisting dient er een zo groot mogelijke overspanning te zijn. De kamers dienen altijd vanuit een gang toegankelijk te zijn. Dit geld vooral voor de badkamer. Deze kan niet via de slaapkamers toegankelijk zijn. Voor ouderen is het wel makkelijker in gebruik als de badkamer rechtstreeks vanuit de slaapkamer bereikbaar is, maar voor studenten is dit niet handig, aangezien de badkamer vaak gemeenschappelijk is. Materialisering De materialisering van ouderen- en studentenhuizen lijken op elkaar vanwege het beperkte budget. Zo zijn de materialen bij studentenhuisvesting duurzame, goedkoop en sloopbestendig en bij ouderenhuisvesting duurzaam en onderhoudsvriendelijk. In veel gevallen dient de afwerking van het gebouw een warme, huiselijke uitstraling te hebben. Hierdoor worden er vaak kwetsbare materialen toegepast. Voor studenten is dat niet geschikt. Indien zowel ouderen als studenten het gebouw bewonen dient er een materiaal gebruikt te worden die hiervoor zorgt dat er een prettige sfeer gecreëerd wordt, maar dat toch niet snel beschadigd kan worden. Bij atria komt daar nog een tweede probleem bij. Hierbij dient de inrichting en bekleding voor een behaaglijke sfeer te zorgen, maar moet het materiaal er ook voor zorgen dat galm beperkt wordt. Er dient gebruik gemaakt te worden van goedkope, maar duurzame materialen met een warme
51
voorwaarden
uitstraling en zorgvuldige detaillering, waardoor er een thuisgevoel ontstaat. Dit ontstaat als je je met het gebouw kan identificeren. Hierdoor zal er ook minder troep gemaakt worden. De buitenkant hoeft niet te laten zien wat er aan de binnenkant gebeurd, het hoeft de functie niet te laten zien. Een voorbeeld waar dit goed gelukt is, is bij Plussenburgh. Hier is er een moderne uitstraling, waar niet perse studenten of ouderen hoeven te wonen. Doordat deze buitenkant de functie niet uitdrukt is het ook eenvoudiger de gebruikersgroep te veranderen.
Als er zorgvoorzieningen in het gebouw zitten kan deze het beste een eigen ontsluiting hebben, waardoor de woningen gemakkelijker door studenten gebruikt kunnen worden zonder dat deze studenten het steriele, hygiënische klimaat verstoren. Dit geld ook als er gebruik gemaakt wordt van hetzelfde gebouw door studenten en ouderen. Dan is het belangrijk dat de ontsluiting te splitsen is in twee delen. Op die manier kan er naast elkaar gewoond worden.
Locatiekwaliteiten De locatie van studentenwoningen wordt vaak gekozen met het criterium of het in de buurt van onderwijsinstellingen is. Ouderenwoningen hebben dit met zorginstellingen en niet met onderwijsinstellingen. Dit laatste is vaak een minder groot probleem, aangezien studenten mobieler zijn. Hierdoor is het ook gemakkelijker om van ouderenhuisvesting te veranderen naar studentenhuisvesting. Dit komt doordat de locatie minder belangrijk is. Indien een ouderencomplex veranderd wordt in een studentencomplex kan de grote gemeenschappelijke ruimte die er voor ouderen is, gebruikt worden door studenten door er bijvoorbeeld studieruimtes of een restaurant van te maken. Hierdoor wordt de lange afstand naar de universiteit gecompenseerd. Voor ouderen is het belangrijk dat naast de zorg ook de dagelijkse boodschappen op loopafstand van het gebouw zich moeten bevinden. Ten tweede dienen sociale ontmoetingsplekken het liefst dichtbij dienen te zijn, maar dit kan ook door middel van een shuttlebus. Een ideale locatie voor een gebouw die zowel voor studenten als voor ouderen te gebruiken is, zal in de buurt van binnensteden zijn, zodat je veel voorzieningen in de buurt hebt. Veranderbaarheid Zoals het derde hoofdstuk toonde in het mogelijk om studenten- en ouderenhuisvesting uitwisselbaar door de wooneenheden combineerbaar te maken of door de wooneenheden te splitsen. Hierdoor ontstaan gebouwen waar studenten en ouderen los van elkaar, naast elkaar, door elkaar of na elkaar in hetzelfde gebouw wonen. Het is dus mogelijk om deze combineerbaarheid op gebouwniveau of op woningniveau plaats te laten vinden. Hierbij op te merken dat des te ingewikkelder de plattegronden zijn, des te moeilijker de veranderbaarheid. De constructie en de gevelindeling moeten de uitwisselbaarheid toelaten. Hierbij dienen er eveneens genoeg aansluitpunten voor de keuken en voor de badkamer te zijn.
52
53
slotconclusie en nawoord 54
Slotconclusie en nawoord Het is mogelijk om studenten en ouderen in het zelfde gebouw te huisvesten als er rekening wordt gehouden met de behoeften van beide groepen. De gevolgen van deze behoeften op het gebouw zijn, de sfeer die het gebouw uitstraalt, de indeling van de woning, de toegankelijkheid van het gebouw en er moet ruimte zijn voor aanpassingen die veranderbaarheid mogelijk maken. De locatiekwaliteiten hebben niet tot nieuwe inzichten of tot nieuwe voorwaarden geleid. Ze zijn echter wel belangrijk om rekening mee te houden. De aanwezigheid van bepaalde voorzieningen waar de twee groepen gebruik van maken is niet van invloed op het gebouw, maar wel op de locatie waar het gebouw staat. Er dient dus rekening gehouden te worden met de keuze voor deze locatie. Studentenhuisvesting bevindt zich voornamelijk in steden, omdat hier de onderwijsinstellingen zitten. Logischerwijs zijn de afstanden in kleine steden kleiner dan de afstanden bij grote steden. Opvallend is toch dat een afstand lang ervaren kan worden zoals in de stad Delft, terwijl dat in Amsterdam als kort kan worden ervaren. Zo is de afstand van de campus in Delft naar de binnenstad lang, terwijl als je in Amsterdam 2,5 kilometer van de binnenstad af woont je toch voor je gevoel dicht bij het centrum woont. Een gebouw geschikt maken voor zowel studenten als voor ouderen heeft als nadeel dat er met meer factoren rekening gehouden dient te houden. Hierdoor kunnen de bouwkosten hoger zijn. Een voordeel van deze gebouwen is echter wel dat het gebouw gemakkelijker in kan spelen op de vraag vanuit de woningmarkt. Hierdoor gaat het gebouw langer mee, waardoor de eventuele hogere investeringen te verantwoorden zijn en terug verdiend kunnen worden. We hopen dat wij met dit onderzoek hebben kunnen aantonen welke voorwaarden van belang zijn als een woongebouw zowel geschikt zou zijn voor ouderen als voor studenten.
55
Bronnenlijst
Bronnenlijst Boeken
Bassa, E. en Nifterik, G. van, “Op de grens van wonen en zorg, Levensloopbestendige woningen in Bergwegcomplex Rotterdam,” Architectuur & Bouwen, oktober 1996, p12-15
Bergvelt, D., Rossum, H.van, e.a., 2002 “Het beste van drie werelden – de architectuur van wonen en zorg”, Stichting Architectuur Lokaal, Amsterdam
CBS, “Kerncijfers bevolkingsomvang, druk, overleden, levensverwachting, migratie 2004-2050,” CBS, 14 december 2004
Breuer, G.S., Donk, B van de, e.a., 1992, “Nieuwe woonzorgvoorzieningen voor ouderen,” Publikatieburo Faculteit der Bouwkunde Technische Universiteit Delft, Delft
CBS ”Kerncijfers bevolking, geslacht, burgerlijke staat en leeftijd, allochtonen, huishoudens en bevolkingsgroei,” 2 augustus 2006
Duin, L. van, Engel, H., 1996 “Plannenmap Studentenhuisvesting – reader Msc Urban Architcture Hybide Building”, Publikatieburo Bouwkunde, Delft
Groot, H. de, 1999 “Woonpaleis voor senioren – gebouw ‘De Muzen’ Almere-Muziekwijk”, Het Houdblad september 1999, p 6-11
Edens, C., Santen, B. van, 2004 “Gids voor architectuur & stedenbouw in Utrecht 1900-2004”, Uitgeverij Thoth, Bussum
Grünhagen, H., 1998 “Daverend slotakkoord voor de Muziekwijk”, Woningraad-Magazine 10-1998, p 12-15
Heijnen, H., Loeckx, A., e.a., 2004 “Dat is architectuur, Sleutelteksten uit de twintigste eeuw,” Uitgeverij 010, Rotterdam
Hoorn, S. van, 1996 “Humanitas zet trend met levensloopbestendige woningen”, Stedenbouw juli 1996, p 16-18
Leupen. B., Grafe, C., e.a., 2001 “Ontwerp en analyse,” vierde druk, Uitgeverij 010, Rotterdam
Kolkmeijer, M., 1998 “Basic architectuur voor weinig geld”, BouwWereld nr.8 20 april 1998, p 22-24
Sep, P., 1993, “Tot in lengte van dagen, zelfstandige ouderenhuisvesting en architectuur,” Uitgeverij De Balie, Amsterdam, in samenw. Met Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Rotterdam
Koster, E., 1999 “Groot venster met balkon”, Cement nr. 1 1999, p 14-19
STAWON Stichting architectenonderzoek wonen en woonomgeving, 1993, “Meer dan oud alleen! De huisvesting van ouderen in een breder perspectief,” Stawon, Amsterdam
Melis, L., 1998 “’Studentenproof’ twee woontorens van Cees Reijers in Delft”, de Architect mei 1998, p 74-75
Wijk, M., Drenth, J., e.a. 1998, “Handboek voor toegankelijkheid,“ derde druk, Elzevier, Doetinchem
Mellegers, E., 2001 “Pluriforme centra geven Vinex-wijken identiteit”, de Architect april 2001, p 66-69
Zhou, Jingmin, 1999 “A World of New Housing – World Housing Developments”, China Architecture & Building Press, China Artikelen Arons en gelauff architecten, 2004 “Feature: young Architects in the Netherlands”, Architecture and Urbanism no.403 no.4 2004, p 20-21
56
Oorschot, L., 1997 “Eenheid gebaseerd op veelheid – Woonzorgcomplex van MVRDV in AmsterdamOsdorp”, Archis 6 1997, p 36-41 Oosterman, A., 2001 “Een modern klompendansje in de polder”, Archis 6/2001, p 63-68 Peterse, K., 1997 “Betongevel met stoere elegantie”, Architectuur & Bouwen 5-1997, p 20-23
57
Bronnenlijst
PV, 2001 “Tegenpolen – winkelcentrum en woonzorgcomplex Delfgauw”, Bouw#9 september 2001, p 51-55 Rauwerdink, A., 1997 “Humanitas biedt maatwerk in zelfstandigheid senioren”, GebouwBeheer nr. 10 oktober 1997, p 16-18
Internet Kences, “Geschiedenis van de Nederlandse studentenhuisvesting,” http://www.kences.nl, 25 september 2006 www.atelierpro.nl, 25 oktober 2006
Reijers, C., 1998 “Voor de toekomst – studentenwoningen in Delft”, Bouw nr. 6 juni 1998, p 22-26 Rodermond, J., 1997 “Modulatie op de monotonie van de galerijflat”, de Architect mei 1997, p 78-81
www.balpol.tudelft.nl, 10 oktober 2006 De Bisschoppen, www.nederlandsehoogbouw.nl, 25 september 2006 Studentenhuisvesting Uithof, www.nederlandsehoogbouw.nl, 25 september 2006
Rohmer, M., 1997 “De lichthof op nieuw geprobeerd”, Bouw nr. 7/8 zomer 1997, p 24-28 Spangenberg, W., Schaik, C.L.M. van, 1999 “Studentenwoningen Utrecht, Budget en hoofdriool bepalend voor constructie,” Cement januari 1999 Spits, P.L., 1997 “Beschut wonen rond een binnenhof”, Cement 1997/11, p 40-43 Stekelenburg, E., 2006 “Geknielde bisschoppen,” http://www.archined.nl september 2006 Suermondt, R., 1997 “De Struyck: gedurfd ontwerp woontoren voor studenten”, Belton magazine nr. 1 1997, p 10-12 Vermeulen, M., 1997 “Rust voor de student op leeftijd”, stedenbouw no. 537 mei 1997, p 36-38 Vermeulen, M., 1998 “Student komt over de brug”, stedenbouw september 1998, p 92-93 Vliet, C. van, 1999 “Duizend woningen in twintig maanden”, Cement nr. 1 1999, p 28- 31 Weeber, C., 1996 “De Struyck – studentenhuisvesting aan de Rijkswijkeweg/Bontekoekade”, Stedenbouw mei 1996 Weiss, K.-D., 1998 “Hochhausscheiben mit Ausleger – Altenwohnungen WoZoCo in AmsterdamOsdorp”, DBZ nr. 128 5/98, p 37-42
58
59