Varen naar Parijs en verder….. van 19 mei t/m 4 juli 2013
Op 19 mei 2012 zijn we vertrokken met de Margaret Christine richting Frankrijk. Het doel is Parijs, maar de reis er naar toe en verder was ook (gedeeltelijk) nieuw voor ons. De reis ging van Rhoon naar Willemstad, Antwerpen, voor stroom over de Schelde naar Gent, de Bovenschelde, naar ’t Kanaal van St. Quentin, de Oise, de Seine, de Marne, Canal de la Marne au Rhin en vanaf Void de Maas af tot de jachthaven Rhoon. Doordat er zoveel regen was gevallen, was er in de rivieren erg veel water, dat was vaak voordelig voor ons, maar op de Seine en de Marne hadden we stroom tegen en moest ons scheepje erg z’n best doen! Op reis naar ’t zuiden door Belgie, de franse kanalen en de Maas kwamen we meer dan 300 sluizen tegen, schommelde de temperatuur tussen de 4 en 34 graden, zijn we door twee lange en een paar kortere tunnels gevaren of gesleept, 40 verschillende bakkertjes getest, dit alles en nog veel meer binnen 7 weken uit en thuis. We werden in Rhoon uitgezwaaid door Ruud, Ruben, Han en Gerard en vertrokken voor stroom door ’t Spui. Koud, maar vakantie! En ’s avonds aan ’t dijkje bij De Heen tussen ’t verlate fluitekruid was de vakantie binnen. De andere morgen voeren we via ’t Rijn-Scheldekanaal naar Antwerpen. Een zonnige reis, nogal wat beroepsvaart naar Antwerpen, maar met de marifoon op kanaal 10 is alles onder controle. In de mooie antwerpse havens meld je je bij binnenkomst en mag je doorvaren via de Siberia- en Londonbrug naar de haven voor de pleziervaart, ’t Willemdok. Maandagmorgen via de Royersluis naar de Schelde, richting Dendermonde. We wilden via de Dender naar Frankrijk, maar de sluis bij Aalst bleek gestremd. Dat hoorden we onderweg van een plezierjacht uit Geraardsbergen, die ook om moest varen via Gent over de Bovenschelde. Dus ’t vaarplan gewijzigd en voor stroom naar een mooi haventje onder Gent, Merelbeke. De volgende dag verder naar ’t zuiden, over de Bovenschelde naar Antoing/Peronne. Vlakbij de franse grens. Hier kun je prima overnachten, wij lagen in een kom (let op de diepgang), maar er is daar ook een mooie jachthaven. In de kom lig je aan de voet van een lekker bakkertje en de Aldi en, niet onbelangrijk: een bunkerschip om de hoek, waar we de diesel hebben aangevuld en een nieuwe dikke waterdichte jas gekocht voor Jan. De volgende dag: Frankrijk op ’t programma. Na de dagelijkse gang naar de bakker en een ontbijtje met de eerste croissants nog steeds via de Bovenschelde Frankrijk in. Bij Trith-St-Leger, de eerste sluis in Frankrijk, kochten we bij de sluiswachter in z’n kantoortje een vignet voor de franse vaarwegen. Voor 30 dagen betaal je € 106,87 en wordt de VNF je vriend! Alle sluizen, en dat zijn er heel veel, zijn verder gratis. Die nacht onder de sluis bij Denain geslapen, tussen de binnenvaart en zowaar een beetje avondzon! Via Cambrai (een haven met veel vaste ligplaatsen) naar ’t kanaal van St. Quentin. Daar kregen we via een pratend klepje een telecommande, het kastje om zelf de komende sluizen te bedienen. En als je eenmaal door hebt, hoe je dat ’t beste kunt doen, gaat ’t snel! En dan de tunnel bij Riqueval! Zes kilometer lang. Twee maal per dag sleept de toueur de wachtende schepen door de tunnel, de grootste schepen (meestal binnenvaarders) voorop en de kleinste schepen (dat waren wij) achteraan. Verbonden met twee lijnen van 30 meter aan je voorganger. Wij mochten ’s middags om vijf uur mee door de tunnel, achter twee spitsen, de Tonga en de Anna. Enfin, de lijn tussen de Tonga en de Anna brak, de Anna ging er tussenuit, een van onze lijnen ging daarop in de schroef van de Tonga na een wilde manoeuvre van de Tonga, dus wij waren ook even uitgeschakeld. Samen met de Anna hebben we een glas wijn gedronken en gewacht op de volgende sleep, de volgende dag om half tien. Met nieuwe lijnen gingen de Anna en de Margaret Christine rustig achter ’t sleepbootje aan in anderhalf uur door de tunnel. Een prachtig uitzicht aan de andere kant en de volgende tunnel van Lesdins (1098 meter) op eigen kracht. In St. Quentin was een prachtige jachthaven, boodschappen gedaan, aardappeltjes met een entrecote en vroeg naar bed, want daar is ’t warm….
Door veel automatische sluizen via Chauny (een mooie haven) en Canal lateral a l’Oise naar Verberie aan de Oise. In Compiegne zijn we even afgemeerd bij een groot watersportbedrijf en hebben handschoenen gekocht. ’t Was zo koud, dat ’t leek of onze vingers bevroren. De Oise is een prachtige en toen snelstromende rivier. Goede aanlegsteigers, soms bij een camping, soms bij een klein dorpje met alleen een bakker. En dat is genoeg. Inmiddels is ‘t 27 mei en liggen we duidelijk voor op ’t tijdschema wat we thuis bedacht hadden. De laatste stop op de Oise is Pontoise en hier kwamen we de Pandora tegen, een schip uit Zeeuws Vlaanderen en ervaren Parijsganger. Ook de Sleipnir, een schip uit Waspik, voegde zich bij ons en de andere dag na een vers frans ontbijtje voeren we met z’n drieën naar de Seine. Pandora wist een overnachtingsplek op de Seine, Bougival, want ’t was niet zoals wij dachten, dat je in een keer naar Parijs kan varen als je eenmaal op de Seine bent. De Seine slingert nogal…. Bij Conflans draaien we de Seine op, er is daar veel beroepsvaart, maar ’t gaat gecontroleerd. Op de Seine staat een sterke tegenstroom, dat waren we niet gewend, de Oise had ons naar ’t zuiden gespoeld….Maar met de nieuwe motor gaat ’t gesmeerd. En in Bougival is voorbij de oude sluis een goede afmeermogelijkheid. Met de Pandora en de Sleipnir een wijntje gedronken en morgen Parijs. Donderdagmorgen in de stromende regen tegen de stroom naar Parijs! Dwars door de stad, de bruggen, de Eiffeltoren, ’t is prachtig. Maar die stroom: langs de Notre Dame aan de zuidkant stond was-ie zo sterk, dat we nog maar met 3 km. vooruit gingen. Gelukkig was daar vlak achter Port d’Arsenal, ons einddoel voor dat weekend. Door ’t sluisje het Canal St. Martin in, waar zich voorin, direct na de sluis de jachthaven bevindt. Eigenlijk was er geen plaats en wilde de havenmeester ons doorsturen naar La Villette, maar omdat we zo’n klein bootje hebben, was er voor ons nog een plekje. En daar lagen we, heelhuids midden in Parijs, onder de Bastille! Een mooie haven met alle voorzieningen. Een bijzondere ervaring, zo midden in Parijs met je eigen huisje bij de hand! Vijf mooie dagen, op zaterdag en zondag kwam onze zoon met gezin en kwam zelfs de zon! Met de rondvaartboot hebben we op zondagmiddag een tochtje gemaakt vanaf La Villette door de parijse kanalen St. Denis en St. Martin terug naar Port d’Arsenal. Dwars door de stad, een fascinerend reisje! Dinsdag zijn we verder gegaan, de Marne op. Parijs uit, langs prachtige architectuur en langs slaapplekken van de parijse daklozen onder de opritten van de brug…. Langs de Marne en verderop langs ’t Canal lateral de la Marne liggen mooie plaatsjes, soms met prachtige overdekte markten, die bij toeval open zijn op de dag dat je afmeert, soms met alleen maar een bakkertje. We varen door de Champagnestreek, tientallen wijnhuizen, zonnige stadjes, aardige mensen. En maar schutten, meestal zonder problemen, maar als eens een sluisdeur hapert of de stang niet werkt: de VNF is erg snel ter plaatse om je verder te helpen. Er hangt een soort telefoontje op elke sluis en na noemen van de klacht en sluisnummer komt het witte VNF-bestelbusje aanrazen. Bij Vitry-le-Francois varen we op dinsdag 11 juni het Canal de la Marne au Rhin in. Tot Revigny-sur-Ornain. En daar hoorden we dat bij Bar-le-Duc een hotelboot door een (dichte) sluisdeur was gevaren. Toen was de vaart eruit: het kon tot dinsdag duren, volgens onze vrienden van de VNF. We zijn nog een paar sluisjes verder gevaren naar Fainsles-Sources, de VNF vertelde ons, dat daar stroom was, water, een bakker en een supermarkt. Daarmee kom je die week wel door! En ’t werd een week met prachtig weer, leuke mensen aan de kade, die natuurlijk ook moesten wachten, fietstochtjes in de omgeving en natuurlijk bij ’t kapotte sluisje kijken naar de vorderingen. Op maandag 17 juni was er opeens beweging bij de sluis: de sluislichten sprongen op groen, op rood, rood-groen en toen groen: daar gingen we: na 5 dagen rust weer op weg! Langs de stad Bar-le-Duc naar Tannois, een klein dorpje, waar we langs de oever zijn afgemeerd. Naast de moestuinen van de dorpsbewoners, die druk bezig zijn met de sla en de piepers. Bij 30 graden en onweer in de lucht. De volgende morgen, na ’t onweer een onwaarschijnlijk mooi uitzicht, verder naar Void, de plaats waar we naar ’t noorden de Maas ingaan. De eerste overnachting op de Maas was Euville, een klein plaatsje met wat franse bootjes. Mooi plekje, met bakkertje!
Inmiddels hebben we wel 250 sluizen achter de rug. En op de Maas komen er nog meer. De meeste met ’t kastje, waarmee de sluizen automatisch worden bediend, maar soms hangt er een stang boven de waterweg, die je een kwartslag moet draaien, waarna de sluis in werking gaat. En op de Maas worden de sluizen 11 t/m 23 vlot bediend door studenten, met de hand. Ze staan je al op te wachten. Zij vertelden, dat ook die sluizen binnen twee jaar allemaal geautomatiseerd zijn en dan zijn zij hun studentenbaan kwijt. Jammer. Op de Maas zijn vaak afmeervoorzieningen bij een camping of camperparkeerplaats. Waar je dus gezamenlijk gebruik maakt van de voorzieningen. Werkt goed! De laatste stop in Frankrijk was Revin. Daar is een prachtige jachthaven en in de buurt van een grote Intermarche met benzinestation. Daar hebben we diesel ingenomen met behulp van onze jerrycans. De stad bekeken op de fiets en de mooie tuin bij de jachthaven. Volgende dag doorgevaren naar Givet, waar de telecommande weer moest worden ingeleverd. Wat een prachtige sluizen, die laatste franse voor de belgische grens! Veel bloemen, goed verzorgd, een plezier om naar te kijken. We kwamen België binnen en daar is onze eerste overnachting bij Ile d’Yvoir, een vies ganzenpoep-eiland, maar wel weer een leuk bootje naar de wal, waar ook nog een lekker chinees restaurant zat. We mochten hier gratis overnachten, inclusief water en elektrisch, omdat de capitainerie onbemand was…. Via Huy en Luik varen we door de grote sluis bij Maastricht Nederland binnen. Bij Eijsden op de plassen zijn bijzonder goede afmeermogelijkheden, veel recreatievoorzieningen langs ’t water, dus veel te zien! En ze praten hier weer nederlands…. De volgende dag richting Maasbracht, daar bleken de havendagen georganiseerd te zijn. Met ijsjes, stoommachines, haring en verse aardbeien. Blaasmuziek, parlevinker en stoomslepertjes. Veel te zien, erg leuk, maar daarna toch doorgevaren naar de plassen bij Heel, heerlijk rustig gelegen en gefietst naar Pol, een klein dorpje met een paar winkels. Goed te bereiken op de fiets. Nu willen we wel naar huis! Dus van Heel naar Venlo, chique haven met rondom trendy terrassen, daarna Ravestein, een prachtig haventje met een onderhoudende havenmeester, onderweg bij Lith namen we de laatste sluis deze vakantie. In Nederland gebruiken we altijd de marifoon bij de sluizen, waardoor ’t schutten altijd duidelijk is en gesmeerd loopt. De allerlaatste stop natuurlijk in de Biesbosch. Die Biesbosch is voor ons al een beetje thuiskomen….. Na een ontbijtje met gebakken eitjes voor stroom naar Rhoon. Om kwart voor elf ’s morgens werden we daar opgewacht door onze dochter. Die vond ons er wel een beetje verwilderd uitzien…. Je verwildert ook wel een beetje, zo samen bijna zeven weken op een bootje. Maar ’t is zo snel voorbij: na de was, de strijk en de kapper is ’t alsof je niet weggeweest bent. Maar gelukkig hebben we de foto’s nog…..
Foto’s: Route, gevaren vanaf Antwerpen en terug tot aan Maastricht:
De haven van Antwerpen, gezien vanuit ’t MAS.
De mooie haven van Merelbeke onder Gent.
De sluis, waar we de telecommande uit een kastje konden pakken, op de Bovenschelde, richting Cambrai.
Voor de tunnel van Riqueval, op ’t kanaal van St. Quentin. Zaterdagmorgen, voor de Anna vaart de Toueur.
Door de tunnel gesleept, dit is ’t sleepbootje.