Hertogen van Limburg-vendel De grond, waarop Ailbertus zijn klooster in Rode bouwde, stond bekend als een soort heilige grond. Toen hij de plek van zijn visioenen betrad, dankte Ailbertus de Schepper, hief zijn handen ten hemel, viel ter aarde, kuste de grond en hoorde onderaards gerinkel van altaarschellen. En toen wist hij, dat dit de plek was, waarnaar hij vanuit Doornik te voet en te paard op zoek was geweest.
De hertogen van Limburg hebben hun stempel op Rolduc gedrukt. Zij zetelden in Limbourg sur Vesdre bij Verviers in Belgie. Door het huwelijk van Hendrik II kregen zij Rode in bezit. De hertogen werden de voogden van de abdij, Kloosterrade werd hun familieklooster en de abdijkerk hun grafkerk. Twee hertoginnen en drie hertogen zijn er begraven. Midden in de kerk is de grafsteen van Walram III, hertog van 1189-1226. In 1283 was er geen opvolger meer: vijf jaren lang woedde de Limburgse successieoorlog, die in 1288 eindigde met de bloedige Slag bij Woeringen met Jan I van Brabant als winnaar. 13
Het zusje van Hendrik II was Beatrix van Limburg, door huwelijk de stamvrouwe van het geslacht Nassau. Zij is de eerste Beatrix van het Nederlandse Vorstenhuis. Regerend koningin Beatrix draagt haar naam en is de tweede. Via de hertogen van Limburg loopt een familielijn van Karel de Grote naar de Oranjes. De band tussen Rolduc en Oranje was vooral manifest tijdens het Derde Rolduc, dat in het kader van de katholieke emancipatie en inburgering van de jonge provincie Limburg in het overwegend protestantse Nederland deze boodschap uitdraagt. In het archief van het Koninklijk Huis in Den Haag bevinden zich hier-
14
Het eerste Rolduc: de Abdij Kloosterrade Negen Abten-vendels, gegroepeerd in drie setjes van drie, herinneren aan het eerste Rolduc: de eeuwenlange periode van de Abdij Kloosterrade. Gekozen is voor deze negen abten, omdat die in het oorspronggebied van het gilde vanwege hun belangrijkheid ook een straatnaam in en rond de St. Catharinakerk van Kerkrade-Holz hebben. Nadat Ailbertus in 1111 zijn volgelingen min of meer verweesd had achtergelaten, werd een opvolger gevonden in de persoon van Richer uit Rottenbuch in Beieren, die structuur bracht in de jonge stichting en de kloosterregels van de grote kerkvader Augustinus introduceerde. Richer werd de eerste abt in een rij van in totaal 39. Door hem werd Kloosterrade een abdij van Augustijner koorheren, een stift van reguliere kanunniken. Met zijn kloosterregel hadden Richer en Kloosterrade grote invloed op de leefwijze van andere kloosters van kanunniken en op het verder vaststellen van de regel. Ook Norbertus, die Richer in Kloosterrade bezocht, stelde voor zijn volgelingen, de paters Norbertijnen, zo’n regel op. Al spoedig genoot de abdij groot aanzien. Het grondbezit groeide snel. Rond 1225 had Kloosterrade al meer dan 3000 ha. grond. De landbouw werd ontwikkeld, vanaf het begin werd onderwijs gegeven en heel wat parochies werden pastoraal door kanunniken van de abdij bediend, met name vooral in het kerngebied van het Hertogdom Limburg rond Limbourg. In later eeuwen groeide de economische belangrijkheid van de abdij door de ontwikkeling van de steenkoolontginning en de bijdragen aan de infrastructuur. Geestelijk en economisch is
15
van sprekende voorbeelden.
Abt Richer-vendel
Midden in het vendel staat de rode leeuw met kroon en klauwen van goud, afkomstig van het oude wapen van het hertogdom Limburg, die ook het hartschild vormt van het provinciewapen.
Het vendel ter ere van de eerste abt van de abdij Kloosterrade: Abt Richer (1111-1122). De tekst “Incipit liber consuetudinum...” betekent “Hier begint het boek van de gewoonten ...” en duidt op de kloosterregels van de Augustijner koorheren, die Richer vanuit Beieren meebracht. De heilige Augustinus wordt gekarakteriseerd met het symbool van het brandend hart. De kloosterregels kregen in 1122 pauselijke goedkeuring, hetgeen ook
16
Abt Erpo-vendel in een oorkonde door Paus Callixtus II werd vastgelegd. De oorkonde wordt bewaard in het Rijksarchief te Maastricht. Abt Richer genoot groot aanzien. Vier van zijn beste mensen gingen op verzoek van de plaatselijke bisschop zelfs naar Salzburg om er het Dom-kapittel te helpen hervormen. Erpo, abt van 1141-1178, was een jonge priester uit Maastricht, die in Kloosterrade werd opgevoed. St. Gerlachus, de kluizenaar in de holle eik van Houthem St. Gerlach (links op het vendel), stelde zich onder zijn geestelijke leiding. Wekelijks kwam Gerlachus uit het Land van Valkenburg naar Kloosterrade om er bij abt Erpo biecht te spreken. Onder Erpo bereikte de abdij grote bloei. Hij liet de kerk uitbouwen, bouwde vrouwenkloosters, nam de zorg van parochies tussen Maas en Rijn op zich en gaf opdracht tot het schrijven van de beroemde “Annales Rodenses”, waarvan de tekst op het vendel getuigt. Het is de oudste kloosterkroniek van Nederland, waarin de vroegste geschie17
Abt Lamberti-vendel denis van de abdij van 1104 tot 1157 is vastgelegd. Evenals op alle andere vendels prijkt ook op dit vendel de Catharinabloem als het symbool van het gilde.
Na de tachtigjarige oorlog, waarin Kloosterrade veel te verduren had en er menige brand woedde, was bij de Vrede van Munster in 1648 niets geregeld voor het Land van Rode. Kan het Spaans en daarmee katholiek blijven, of moet het Staats worden, hetgeen het einde van de abdij zou betekenen. Heel wat diplomatieke wegen heeft Lamberti (abt van 1650 tot 1664) in de strijd tussen Spaansen en Staatsen moeten bewandelen. Niettemin werd hij door de Staatsen gevangen genomen, waarvan de tralies op het vendel getuigen. “Maledicta pensio” (vervloekt pensioen) kraste hij in de gevangenis van Burg Rode in het deksel van de eetketel en gaf daarmee aan zijn kloosterlingen het sein om zich niet door beloften van een goed pensioen door de Staatsen te laten verleiden 18
Abt van der Steghe-vendel om Kloosterrade te verkwanselen. De Paus gaf Lamberti vanwege zijn diplomatie en fierheid het recht om als eerste abt de mijter te mogen dragen. Abt Lamberti is in zijn tijd de geschiedenis ingegaan als de “Redder van Rolduc”. In een apart Partagetractaat werd in 1661 vastgelegd, dat Kloosterrade en directe omgeving Spaans en behouden kon blijven. De drie elkaar opvolgende abten en tijdgenoten van der Steghe, Bock en Heyendal herstelden de kloostergeest in de abdij na een periode van geestelijk verval. Deze hervormingsbeweging is in hun vendels zichtbaar gemaakt in de afwijkende vormgeving van de Catharinabloem. De officiële deftige naam van van der Steghe is Petrus Melchioris van der Steghe, ontleend aan Peter Melchers uit het gehuchtje Stegh bij Ubach. Zijn straat in Kerkrade heet ietwat abusievelijk Melchiorstraat. Hij liet dankzij de inkomsten van de Luciavereringen in kerk en crypte, het abtshuis met de watertoren, Rolduc´s hoofdingang, in Maaslandse renaissancestijl bouwen. 19
Abt Bock-vendel “Lucide et Ardenter”: Lichtend en vurig was zijn beleid. Zijn wapenspreuk boven de hoofdingang toont het vlammend hart, het symbool van de Augustijner koorheren. Ook boven de ingang van de pastorie van Baelen nabij Limbourg, waar van der Steghe eerder pastoor was, is zijn wapen te zien. Het devies van abt Joannes Bock (1683-1712) was “Sapide et Valenter”: Wijs en Krachtig. Zo was ook zijn beleid, dat pauselijke instemming kreeg met de goedkeuring van de vernieuwde kloosterregel “Statuta Abbatiae Rodensis”, de innerlijke vernieuwing van de abdij, waarmee zijn voorganger begonnen was. Abt Bock liet aan de bosquetkant met de vijvers de noordvleugel van
20
Abt Heyendal-vendel Rolduc bouwen en legde de ondergrondse waterleiding aan van de “bron van Ailbertus” naar de keukenkelder, welk water toen ook benut werd om bier te brouwen. Ook plaveide hij het voorplein en herstelde de toren, aan de voet waarvan zijn wapen met bokje en bieten, in keitjes is gedrapeerd, hetgeen op het vendel te zien is.
Abt Nicolaas Heyendal (1712-1733) was als kanunnik de eerste pastoor van Eupen, dat daarvoor een rectoraat was. Toen hij nog kanunnik was, zette hij als geschiedschrijver in het Latijn ook de Annales Rodenses voort over de jaren 1157-1700. Hij schreef een uitvoerige geloofs- en zedenleer en was op politiek gebied aktief als voorzitter van de Staten van Limburg van het hertogdom Limburg. In geschriften verdedigde hij met succes de abdij tegen de beschuldigingen van Jansenisme. Aan de achterzijde ommuurde hij de abdij en bouwde er de hoektorentjes, hetgeen zijn vendel eveneens laat zien. Heyendal was een voornaam abt: de laan naar Rolduc draagt zijn 21
Abt Fabritius-vendel naam. “Fortiter et Suaviter” was zijn devies. “Sterk en zacht” zijn abbatiaat. Het geboortekasteeltje van Heyendal in Astenet nabij Walhorn (B) is bewaard gebleven en deed dienst als restaurant. In de Kloosterrader parochies rond Limbourg had de abdij behoorlijke werfkracht. Veel kanunniken en diverse abten komen er vandaan. Ook abt Lamberti werd in Walhorn geboren.
Het Eerste Rolduc, de tijd van de abdij Kloosterrade, wordt afgesloten met vendels ter ere van de laatste drie abten uit de periode, waarin de abdij de steenkoolexploitatie in het oude kolenbekken van het Land van Rode zelf ter hand nam. Fabritius betekent timmerman en het beroep van zijn vader heeft deze abt in naam en wapen tot uitdrukking gebracht. De T van timmerman prijkt als timmermanshamer in het woord abt. Het “klavertje drie” completeert het wapen met als spreuk “Fortiter et sapienter”, waarvan “kracht en wijsheid” uitstraalt. 22
Abt Haghen-vendel Abt Fabritius (1745-1757) is de bouwheer van de imposante oostvleugel van Rolduc, waarin evenals elders in Kloosterrade Nievelsteiner zandsteen van de bekende groeve der Sandwerke in Herzogenrath is verwerkt. Onder Fabritius’ abbatiaat nam de abdij volop de steenkoolexploitatie ter hand, waarbij de agrarische lappendeken van weleer veranderde. Fossiel en olielampje duiden hierop. Aan deze steenkoolexploitatie heeft Kerkrade het provinciaal museum Industrion te danken. Tijdens het lange abbatiaat van abt Haghen (1757-1781) werd de steenkoolontginning steeds professioneler aangepakt. De abt, eveneens geboren in Walhorn, was niet alleen een groot geestelijk leider, maar ook werkgever van honderden mijnwerkers.
23