20 jaar Topsport en Studie in publicaties en presentaties De combinatie van studie en topsport in een maatschappelijke, organisatorische en onderzoekskontekst. Prof. Paul De Knop & Prof. Paul Wylleman Centraal Academische Dienst Topsport en Studie – Vrije Universiteit Brussel
VOORWOORD In 2000 publiceerden Paul De Knop en Paul Wylleman vanuit de dienst Topsport en Studie het artikel “De combinatie van studie en topsport in een maatschappelijke, organisatorische en onderzoekskontekst” in het Nieuw Tijdschrift (jrg 2, 69-96) van de Vrije Universiteit Brussel. Hierin boden ze niet alleen een overzicht van de ontwikkeling van de combinatie van hoger onderwijs en topsport in Vlaanderen en in de ons omringende landen maar werd ook de ontwikkeling, organisatie en werking van Topsport en Studie aan de Vrije Universiteit Brussel gedetailleerd beschreven.
- 24 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
In functie van de Viering 20 jaar Topsport en Studie werden nu onder de hoofding ‘Topsport en Studie aan de VUB: De eerste 10 jaar’ specifieke delen van dit artikel hernomen en vervolgens onder de noemer ‘Topsport en Studie aan de VUB: Enkele ontwikkelingen tot en met het academiejaar 2007-2008’ verder aangevuld met een beschrijving van de belangrijkste aspecten uit de ontwikkeling van Topsport en Studie tot in het academiejaar 2007-2008. Met deze bijdrage hopen we een zo volledig als mogelijke schets te geven van de achtergrond en de ontwikkeling van Topsport en Studie doorheen de voorbije 20 jaar alsook van mogelijke pistes waar Topsport en Studie zich in de toekomst zal op begeven. Tenslotte werd ook ter informatie een overzicht van de belangrijkste (internationale en nationale) publicaties en presentaties toegevoegd.
In functie van de Viering 20 jaar Topsport en Studie werden nu onder de hoofding ‘Topsport en Studie aan de VUB: De eerste 10 jaar’ specifieke delen van dit artikel hernomen en vervolgens onder de noemer ‘Topsport en Studie aan de VUB: Enkele ontwikkelingen tot en met het academiejaar 2007-2008’ verder aangevuld met een beschrijving van de belangrijkste aspecten uit de ontwikkeling van Topsport en Studie tot in het academiejaar 2007-2008. Met deze bijdrage hopen we een zo volledig als mogelijke schets te geven van de achtergrond en de ontwikkeling van STUDIE TopsportAAN en Studie doorheen de voorbije 20 jaar alsook van mogelijke pistes waar TOPSPORT EN DE VUB: Topsport en Studie zich in de toekomst zal op begeven. DE EERSTE 10 JAAR Tenslotte werd ook ter informatie een overzicht van de belangrijkste (internationale en nationale) publicaties en presentaties toegevoegd.
Het onderwijsbestel, zowel het secundair bouw van een beroepsmatige carrière met 10 dejaar vier fasen (initiatie, (SO) als het hoger onderwijs wordt Topsport (HO), en Studie aan de(bovenaan) VUB: De eerste ontwikkeling, perfectie, post-carrière) meer en meer geconfronteerd met de Het onderwijsbestel, zowel het secundair (SO) als het hoger onderwijs (HO), wordt meer en meer (onderaan) die men in de sportcargroeiende belangrijkheid van competigeconfronteerd met de groeiende belangrijkheid van competitiesport als maatschappelijk fenomeen. rière van 13 Vlaamse ex-Olympische tiesport als maatschappelijk fenomeen. Zo geeft Figuur 1 de overlappingen weer die zich voordoen bij het vergelijken van een atleten kan onderscheiden (Wylleman, Zo geeft Figuur 1 deenoverlappingen schoolse/studiecarrière de uitbouw vanweer een beroepsmatige carrière (bovenaan) met de vier fasen 1997; Wylleman & De Knop, 1997a/b; die zich ontwikkeling, voordoen bij perfectie, het vergelijken van (onderaan) die men in de sportcarrière (initiatie, post-carrière) van 13 De Knop, Sillen, 1998). een schoolse/studiecarrière en de uit- Wylleman, Vlaamse ex-Olympische atleten kan onderscheiden (Wylleman, 1997; &Wylleman & De Knop, 1997a/b; Wylleman, De Knop, & Sillen, 1998).
LO
SO
10
15
1 2 INITIATIEFASE
HO
25
30
ONTWIKKELINGSFASE
LFT
6
4 5
3
1 Start Olympische sport 2 Start competities
PROFESSIONELE CARRIERE
20
PERFECTIEFASE
3 Start nationale competities 4 Eerste selectie nationale ploeg
POSTCARRIEREFASE
5 Eerste Olympische selectie 6 Einde topsportsportbeoefening
Figuur 1. Vergelijking tussen het verloop van de academische/beroepsmatige carrière en de ontwikkeling van de sportieve carrière van 13 Vlaamse ex-Olympische atleten (Wylleman, De Knop, & Sillen, 1998) (LO=lager Figuur 1. Vergelijking tussen het verloop van de academische/beroepsmatige carrière en de ontwikkeonderwijs, SO=secundair onderwijs, HO=hoger onderwijs).
ling van de sportieve carrière van 13 Vlaamse ex-Olympische atleten (Wylleman, De Knop, & Sillen, 1998) (LO=lager onderwijs, SO=secundair onderwijs, HO=hoger onderwijs).
Figuur 1 geeft duidelijk weer dat zelfs als talentvolle sporters niet tot het hoger onderwijs doorstoten de basis van hun competitiesportcarrière zeker tijdens de periode van de leerplicht wordt gelegd. Het mag dan ook geen verwondering heten dat het mogelijk maken van de combinatie tussen de schoolse en de sportcarrière ook door sportbeleidsinstanties benadrukt wordt. Zo geeft bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité (IOC) in haar Olympisch manifest aan dat topsporters de mogelijkheden moeten krijgen om een professionele
carrière uit te bouwen tijdens of na hun topsportcarrière (Olympic News, 1994). Indien onze maatschappij het fenomeen “topsport” als waardevol, en het uitbouwen van een topsportcarrière als een na te streven doel aanvaardt, dient er zeker rekening gehouden te worden met de verbondenheid tussen de ontwikkeling van de schoolse/studie- en de topsportcarrière.
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 25 -
DE PROBLEMATIEK VAN “STUDIE EN TOPSPORT” IN VLAANDEREN Talentvolle atleten en spelers die in Vlaanderen trachtten hun topsportbeoefening met de vereisten van het onderwijskundig bestel te combineren, werden tot ongeveer 10 jaar geleden met zeer concrete problemen geconfronteerd. Deze topsporters hadden een gemiddelde van 23-28 uur les/college per week (met een maximum van 36-40 uur/week) en ±30 dagen examens per school-/academiejaar over de verschillende bestaande studierichtingen heen (Wylleman, De Knop, Pluym, & Bogaerts, 1992). Daarbij kwam er vanuit de topsport gemiddeld 20-23 uur training/week, met ruim 18 dagen stages en 20 dagen competities (maximum 60-85 dagen) per school- of academiejaar bij. Wegens een gebrek aan mogelijkheden om topsport en studies te combineren, vielen jonge topatleten weg uit de topsport of startten ze (soms op uitdrukkelijke aanbeveling van de desbetreffende sportfederatie) een professionele legercarrière vanwege de faciliteiten die er werden geboden om topsport te beoefenen (Delecluse, 1986; Wylleman, De Knop, Menkehorst, Theeboom & Annerel, 1993; Wylleman, De Knop, & Sillen, 1998). Terwijl in het secundair onderwijs de leerplicht alsook de strikte administratieve en organisatorische regels de mogelijkheden van competitiesporters belemmerden om op een flexibele wijze aan trainingen, stages en competities deel te nemen, bleek de situatie van de student hoger onderwijs ook problematisch te zijn. Atleten die wensten studies hoger onderwijs aan te vangen kozen - 26 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
veelal een studierichting die hen niet teveel zou belemmeren in het beoefenen van hun topsportactiviteiten, of, omwille van het vermeende positieve verband, startten studies Lichamelijke Opvoeding. Na het kiezen van een studierichting waren deze atleten meestal gedwongen om, indien hun topsportvereisten een afwijking van geldende studie-organisatie of examenregeling veronderstelden, tot een individuele regeling te komen via een docent of via de decaan van de faculteit. Deze regeling hield dan veelal een “officieuze” afwezigheid of een herbepalen van examendata naar een andere zittijd (soms met wegvallen van recht op een herkansing) in. Een dergelijke regeling veronderstelde echter een tijdsintensieve inzet van de atleet--tijd die deze veelal op een meer aangewezen wijze aan studie- en/of sportactiviteiten had kunnen wijden. Naar aanleiding van enkele sportieve successen op Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen tijdens de tachtiger jaren werd er door diverse sportfederaties actief gestreefd naar het optimaliseren van de voorbereiding en begeleiding van hun talentvolle atleten. Specifieke initiatieven zoals de “topsportscholen”, gesteund door het Vlaams Bureau Topsport/BLOSO en waarbij beloftevolle atleten onder begeleiding van een technisch directeur samen werden gebracht voor een meer gerichte technische/fysieke training, of de BOIC-actie “Beste 1000” werden opgestart. Deze hadden tot doel een meer gecentraliseerde en professionele voorbereiding en begeleiding voor talentvolle jongeren te voorzien. Hiermee groeide ook de aan-
dacht voor het belang van de problemen waarmee jonge topatleten werden geconfronteerd in het onderwijs (Redactie, 1991). In functie van haar maatschappelijke taak en betrokkenheid alsook van een concrete vraag van een talentvolle zwemmer initieerde de Vrije Universiteit Brussel in 1988 het project “Topsport en Studie”. Als eerste Vlaamse universiteit bood de VUB hiermee haar studenten de mogelijkheid aan om binnen de structuren en organisatie van de universiteit tot een optimaliseren van hun universitaire studie en competitiesportbeoefening op hoog niveau te komen. In navolging hiervan werden er tijdens de daaropvolgende jaren ook gelijkaardige initiatieven aan de Universiteit Gent (toenmalig RUG) en aan de Katholieke Universiteit Leuven ontwikkeld. Met de VUB in een voortrekkersrol werd in 1990 in samenwerking met de Vlaamse Universitaire Sportfederatie (VUSF) en het Vlaams Bureau Topsport (VBT/BLOSO) een internationaal symposium “Topsport en Studie” georganiseerd. Hierbij kwam niet alleen de problematiek van de topsportstudent op universitair niveau of binnen het hoger-onderwijs-buiten-universiteit (HOBU) aan bod, maar werden ook de toen geldende problemen in het secundair onderwijs besproken (Wylleman, Schiltz & Vanhaeren, 1990). Dit symposium had tot doel de problematiek van de topsportstudenten aan een breder publiek bekend te maken en via het samenbrengen van de betrokken beleidsverantwoordelijken tot voorstellen voor het optimaliseren van de combinatie van studie en topsport te komen. Om een be-
ter licht te kunnen werpen op de situatie in Vlaanderen belichtten diverse sprekers de situatie van topsportstudenten in Wallonië alsook in de ons omringende landen (met name, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Groot-Britannië). In navolging van dit Internationaal Symposium werden er twee concrete ontwikkelingen gerealiseerd voor de onderwijsinstellingen hoger onderwijs. Voor de HOBU’s vaardigde de Vlaamse Gemeenschapsminister voor Onderwijs een decreet uit waarin het statuut van “topsportstudent” wettelijk erkend werd. Dit decreet verleent de HOBU-instellingen een wettelijke basis om topsporters specifieke flexibiliteiten op studievlak te verlenen. Zo kan de directie van een HOBU met de topsportstudent een overeenkomst afsluiten waarin de dagen vermeld worden waarop de student zal afwezig zijn evenals de data waarop stages zullen worden ingehaald. Een sportverantwoordelijke staat in voor de vereiste contacten met de docenten om bijvoorbeeld het lessenrooster aan te passen. Daarnaast kan de directie de toelating verlenen om examens over twee zittijden of één studiejaar over twee jaren te spreiden. Op universitair niveau nam de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VlIR) in 1992 specifieke stappen om een concreet beleid ten aanzien van de topsportstudenten in het universitair onderwijs te ontwikkelen. Een werkgroep “Studie en Topsport” werd geïnstalleerd, met als centrale doelstelling “... het beleid voor een optimale combinatie van studie en topsport voor te bereiden, een combinatie die wegens strakke studiereglementering en een onaangepaste studie-or20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 27 -
ganisatie, zeer moeilijk is”. Een dergelijke interuniversitaire samenwerking bleek volgens de VlIR ook noodzakelijk om een mogelijk opbod tussen de universiteiten te vermijden. Na een inventarisatie van de bestaande initiatieven stelde deze werkgroep een concrete noodzaak vast om het doel van een “studie-topsportsysteem” te omschrijven als een specifieke studie-organisatie voor topsporters die de combinatie van studie en topsport op hoog niveau mogelijk dient te maken, zonder een vermindering van de kwaliteit van studie of een verlaging van de eisen als gevolg. Andere aanbevelingen betroffen ondermeer: • Het oprichten van een interuniversitaire adviescommissie, aangevuld met vertegenwoordigers van de bevoegde sportinstanties, die jaarlijks belast is met (a) het vaststellen van de erkenningscriteria voor het toekennen van het statuut van student-topsporter, (b) het toezicht houden op een degelijke en optimale uitvoering van het studie- en topsportsysteem, en (c) het organiseren van een forum ter informatie en consultatie van alle betrokkenen. • Het opmaken van een type-contract dat als model fungeert voor de universiteiten bij het opstellen van individuele contracten tussen de instelling en de student-topsporters. • Het opstellen van een interuniversitaire brochure die informatie verschaft over de studie- en topsportsystemen. • Het verschaffen van sporttechnische en sportwetenschappelijke begeleiding.
- 28 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
• Het opstellen van een éénvormig pakket studie- en examenflexibiliteiten met, ondermeer, de mogelijkheid tot spreiding van een studiejaar, het verplaatsen van examens, het ter beschikking stellen van collegenota’s, het verschaffen van inhaal- en herhaallessen alsook van studiebegeleiding. Tot op heden werden echter niet alle aanbevelingen van deze werkgroep gerealiseerd. enerzijds omdat de VlIR in die tijd niet alle aanbevelingen kon steunen (bijvoorbeeld, het verplaatsen van examens buiten de zittijd), anderzijds omdat niet alle universitaire instellingen het wenselijk, al dan niet mogelijk achtten deze aanbevelingen in concrete maatregelen om te zetten (bijvoorbeeld, het afsluiten van een contract met de studerende topsporters). Tenslotte bleken de bevoegde sportinstanties niet steeds bereid om op een concrete wijze met de universiteiten samen te werken. Momenteel hebben de Vlaamse universiteiten alsook diverse hoge scholen een (al dan niet uitgebreid) aanbod van studie- en/of sportieve begeleiding opgezet ten voordele van hun competitiesportbeoefenende studenten. Alhoewel er uit dit symposium weinig concrete realisaties voortvloeiden voor het secundair onderwijs, bleken de aanbevelingen die door de desbetreffende werkgroep werden geformuleerd een basis te zullen vormen voor de voorstellen geformuleerd in 1998 door de Vlaamse Gemeenschapsminister van Onderwijs met betrekking tot het oprichten van de “topsportscholen”.
“TOPSPORT EN STUDIE” AAN DE VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL: DE OPSTARTFASE In 1988 startte de Vrije Universiteit Brussel het project “Topsport en Studie” (kortweg T&S): enerzijds naar aanleiding van de verhoogde belangstelling voor de problematiek van de studerende topsporters; anderzijds in navolging van de vraag van een zwemmer, die een “scholarship” aangeboden had gekregen vanwege een universiteit in de Verenigde Staten, naar de mogelijkheid om aan een Vlaamse universiteit ook topzwemmen en universitaire studie te kunnen combineren. Op vraag van de toenmalige Rector Prof. Sylvain Loccufier, legde Prof. Paul De Knop de basis voor een project dat via een concrete onderwijsgerichte begeleiding studerende topatleten de mogelijkheid zou bieden om universitaire studies en topsport in meer optimale omstandigheden te kunnen combineren (De Knop, Wylleman, & De Maertelaer, 1991). Het installeren en uitwerken van T&S werd in eerste instantie gebaseerd op de aanwezige expertise inzake topsportbegeleiding. Daarna werd de werking van T&S verfijnd op basis van de ervaring met de begeleiding van topsportstudenten en op basis van het door T&S verricht onderzoek naar de specifieke situatie van de topsportstudent in binnen- en buitenland (cfr. De Knop, Wylleman, De Martelaer, Theeboom, & Wittock, 1996; Wylleman & De Knop, 1995b; Wylleman & De Knop, 1996; Wylleman & De Knop, 1997b; Wylleman & De Knop, 1998a; Wylleman, De Knop, Pluym, & Bogaerts, 1992).
Tijdens de daarop volgende jaren werd T&S getransformeerd van de status van project tot deze van een Centraal Academische Dienst (CAD), geaffilieerd aan de Onderwijsraad en bestaande uit een diensthoofd, medewerker en secretariaat. In een eerste stap werd het operationele doel van T&S bepaald. Gezien de fundamentele verschillen in (top)sportstructuren met de NoordAmerikaanse “interscholastic/intercollegiate sports” (Chelladurai & Danylchuk, 1984), werd het doel van T&S omschreven als het verlenen van een studie- en sportgerelateerde begeleiding waardoor topsportstudenten (a) op een succesvolle wijze hun universitaire studie zouden kunnen aanvangen en voltooien in de studierichting van hun eigen keuze en waardoor ze tegelijkertijd (b) hun sportief niveau zouden kunnen behouden, dan wel verbeteren. Hierbij werd, in tegenstelling tot vele Noord-Amerikaanse universiteiten, het streven naar en het behalen van academisch succes benadrukt en voorop geplaatst. Het behalen van sportieve successen werd niet als hoofddoel naar voren geschoven. In navolging hiervan werd bepaald dat de graadmeter van een succesvolle werking van T&S in eerste instantie zou bepaald worden door de slagingspercentages van de topsportstudenten en pas in tweede instantie in functie van de behaalde sportieve prestaties zou geëvalueerd worden. Het belang van de onderwijsgerichte basis werd ook vastgelegd in het structureel raamwerk van T&S (Wylleman, De Knop, Pluym, & Bogaerts, 1992; Wylleman, De 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 29 -
Knop, & Theeboom, 1993). Dit raamwerk houdt in dat T&S wordt geleid door een lid van het zelfstandig academisch personeel (ZAP), hierbij gesteund door een lid van het assisterend academisch personel (AAP). Er werd bewust gekozen om T&S niet onder de werking van de Sportdienst onder te brengen. De argumentatie hiervoor was tweeërlei: enerzijds staat de noodzaak tot het verlenen van een studiebegeleiding centraal bij topsportstudenten, aangevuld, waar mogelijk, met andere vormen van begeleiding. Anderzijds draagt het deel uitmaken van het onderwijzend korps bij tot een flexibele en rechtstreekse communicatie van het diensthoofd met andere leden van het onderwijzend korps, met de onderwijsverantwoordelijken op centraal en op facultair niveau, alsook met de onderwijsbeleidsintanties van de Vlaamse Gemeenschap (bijvoorbeeld, met de VlIR). Het diensthoofd heeft tot taak de beleidslijnen van het project uit te stippelen en staat ook in voor de contacten met (a) de beleidsverantwoordelijken van de universiteit (ondermeer de Rector, de Onderwijsraad, de Decanen) en (b) met externe organisaties (bijvoorbeeld, met sponsors). Het diensthoofd wordt ook bijgestaan door de Commissie Topsport en Studie, gevormd door twee ZAP-leden (met expertise in de begeleiding van topsporters) en de directeur Competitiesport van het BOIC. Deze commissie verleent advies inzake de erkenningscriteria voor het bekomen van het statuut van topsportstudent, alsook inzake specifieke aanvragen waar geen duidelijke criteria voorhanden zijn (bijvoorbeeld, een snowboarder, een professioneel danser). - 30 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
De medewerker staat, onder leiding van het diensthoofd, in voor de dagelijkse coördinatie, het voorbereiden, het ontwikkelen, het verlenen en het evalueren van de begeleiding, vereist voor het aanpakken van de specifieke problemen van topsportstudenten op studie-, sport- en logistiek vlak. Voorts verzorgt deze ook de dag-dagelijkse contacten met (a) de topsportstudenten, hun ouders, hun trainer/coach; (b) de leden van het ZAP (docenten), AAP (assistenten), de desbetreffende faculteitssecretariaten, en de Diensten Onderwijszaken en Studieadvies; (c) de Sportdienst en de begeleiders die instaan voor de sportfaciliteiten; (d) de Dienst Huisvesting inzake de faciliteiten verleend voor studentenhuisvesting; (e) andere instanties en/of personen betrokken bij T&S of haar activiteiten (bijvoorbeeld de Dienst Communicatie en PR, sponsors, de sportfederaties, het BOIC), en/of die geïnteresseerd zijn in de werking van T&S (bijvoorbeeld de media). In derde instantie werd het organisatorisch kader van T&S uitgestippeld. Vooreerst werd bepaald welke de doelpopulatie van T&S zou zijn. In functie van haar operationeel doel bleek dat de begripsbepaling van “topsportstudent” zowel een academisch als een sportief luik inhield. Voor het academische luik werden stappen ondernomen bij de Onderwijsraad en de Raad van Bestuur van de VUB om het statuut van topsportstudent te laten erkennen. Deze erkenning officialiseerde de topsportstudent als behorend tot een bijzondere doelgroep binnen de VUB-studentenpopulatie. Voor het sportieve luik werd in overleg met het BOIC,
het voormalige VBT van BLOSO, en de Vlaamse Sportfederatie (VSF) de erkenningscriteria bepaald voor wat een topsporter of talentvolle competitiesporter (individuele en ploegsporten) inhoudt. Tijdens de daarop volgende jaren werden deze criteria nog verder verfijnd, zoals bijvoorbeeld voor het zwemmen waar momenteel minima in tijd per discipline worden gehanteerd in plaats van behaalde finaleplaats op een Belgisch kampioenschap. Alhoewel het sportieve niveau door de desbetreffende sportfederatie/liga/-bond dient te worden bevestigd, voorziet de VUB de mogelijkheid tot het erkennen van een talentvolle competitiesporter die, alhoewel deze op het moment van de aanvraag nog niet voldoet aan de gestelde criteria, op aanwijzing van de desbetreffende sportfederatie/liga/-bond toch in staat wordt geacht om in de loop van het komende academiejaar het gestelde minimum te kunnen behalen. Hoofdzaak hierbij was dat T&S men deze jongeren toch een zo optimaal mogelijke kans wenst te bieden om tot een hoger sportief niveau door te stoten en alzo nog tijdens het huidige, dan wel het daaropvolgende academiejaar, aan de erkenningscriteria te voldoen. In vierde instantie werd de inhoudelijke werking van T&S in functie van haar operationeel doel ingevuld. De onderwijsgerichte begeleiding dient tot doel te hebben een topsportstudent de mogelijkheid te verlenen om, rekening houdend met de studievereisten (studietijd en -organisatie) op een zo gunstig mogelijke wijze aan de noden van hun topsportcarrière te voldoen--noden die kunnen variëren van enkele trainingen per week tijdens
de avonduren, tot langdurige buitenlandse afwezigheden (bijvoorbeeld, 3 à 4 maanden gespreid over een academiejaar) bij topsportstudenten die op wereldniveau competitiesport beoefenen. De studieflexibiliteiten dienden dan ook enerzijds de dagelijkse problematiek van de combinatie (bijvoorbeeld, dagelijkse namiddagtraining in de sportclub) aan te kunnen pakken, en anderzijds de topsportstudent de mogelijkheid te bieden om voor een langere periode afwezig te zijn (bijvoorbeeld, een één weekdurende BOIC-stage, een één maanddurende judostage te Japan, of een drie maanddurende deelname aan het Europees en Zuid-Amerikaans snowboard-circuit). De studieflexibiliteiten houden dan ook rekening met kortdurende afwezigheden voor colleges, practische en labo-oefeningen, of voor examens binnen de zittijd. Voor een langdurige afwezigheid of een afwezigheid die zich op een regelmatige dag of periode voordoet, wordt er naar een geïndividualiseerde studieorganisatie gestreefd met als studieflexibiliteiten: de spreiding van de duur van de studieperiode (deeltijds studeren), het spreiden van examens over en/of buiten de zittijden, en het verschaffen van individuele studiebegeleiding. Daar het verlenen van studieflexibiliteiten zowel een organisatorisch als een inhoudelijk aspect heeft, werd er per faculteit een begeleider (veelal een lid van het zelfstandig academisch personeel) aangesteld die topsportstudenten bijstaat inzake de inhoudelijke aspecten van cursussen, de spreiding ervan over meerdere academiejaren, enzovoort. Om de toepassing van studieflexibiliteiten inzake 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 31 -
examenregeling te waarborgen, werd in het algemeen examenreglement van de VUB een paragraaf opgenomen die de mogelijkheid tot afwijkingen vrijwaart, en dit na overleg met de desbetreffende facultaire instantie (Dienst Onderwijszaken, 1997). Op vraag van diverse topsportstudenten en sportinstanties of -clubs werd naast de studiebegeleiding ook de mogelijkheid tot sportbegeleiding ingebouwd. Via de sportfaciliteiten kunnen topsportstudenten een beroep doen op sportwetenschappelijke (bijvoorbeeld sportkinésitherapeutische, sportpsychologische, sportmedische begeleiding) of sporttechnische begeleiding (bijvoorbeeld zwemcoach). Voorts kunnen ze na aanvraag bij T&S ook prioritair gebruik maken van de sportinfrastructuur. Gezien de grote belangstelling vanwege talentvolle zwemmers heeft T&S reeds van bij haar start een beroep gedaan op een zwemcoach om in de noodzakelijke sporttechnische begeleiding te kunnen voorzien. In overleg met de persoonlijke of clubtrainer, of met de technisch directeur van de Vlaamse Zwemliga (VZL), wordt bepaald op welke schema’s de zwemmers aan de dagelijkse zwemtrainingen kunnen deelnemen in het VUB-zwembad. Zwemmers categorie A-Internationaal worden toegestaan om op de eigen schema’s te trainen, terwijl de zwemmers categorie A, B of U op een door de VUBzwemcoach (in overleg met de persoonlijke of clubtrainer) vastgelegd schema dienen te trainen. Uiteraard blijft iedere zwemmer lid van de eigen zwemclub. In samenwerking met de Sportdienst worden er dagelijks (morgen, middag en - 32 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
avond) diverse zwembanen voorbehouden voor de topzwemmers. Voorts werd van bij het opstarten van T&S ook groot belang gehecht aan de fysieke conditie, blessurepreventie en revalidatie van de topsportstudenten. Zodoende werd een sportkinesitherapeut aangesteld om in te staan voor de kinesitherapeutische begeleiding en revalidatie, alsook voor het optimaliseren van de fysieke conditie en de krachttraining van de topsportstudenten (in functie van hun categorie). In overleg met de Sportdienst wordt de fitness-/krachttrainingzaal dagelijks (morgen en middag) ter beschikking van de topsportstudenten gesteld: enerzijds op basis van begeleiding verschaft door de sportkinesitherapeut, anderzijds in functie van vrije, niet-begeleide trainingen. Tenslotte kunnen topsportstudenten (in functie van de noodzaak en rekening houdend met hun categorie) beroep doen op de sportmedische en sportpsychologische begeleiding die in de Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie aanwezig is. Op logistiek vlak kan een topsportstudent steun verkrijgen bij het zoeken naar studentenhuisvesting. Daar huisvesting op of nabij de campus voor vele topsportstudenten het vermijden van tijdverlies (bijvoorbeeld, verplaatsingen VUB-thuis of VUB-sportclub) inhoudt, verleent T&S, in samenwerking met de Dienst Huisvesting, topsportstudenten de mogelijkheid om een studentenkamer te verkrijgen in het T&S-studentenhuis (naast de campus gelegen). Bij het toekennen van een kamer worden vooral de sportieve noden (bijvoorbeeld, de noodzaak om op de campus te verblijven
om efficiënt te kunnen trainen) alsook ten. Het is belangrijk op te merken dat de sociale achtergrond (bijvoorbeeld, een topsportstudent het statuut niet alafstand VUB-thuis, studiejaar, inkomen leen wordt toegekend voor het eerstvolouders) van de topsportstudent in acht gende academiejaar, maar ook een “regenomen. Tenslotte kan een topsport- servejaar” wordt toegekend. Deze topstudent in aanmerking komen voor een sportstudenten die wegens bijvoorbeeld Lotto-studiebeurs. De Lotto-Studiebeur- tegenvallende prestaties of kwetsuren, zen hebben tot doel topsportstudenten het daarop volgende academiejaar niet aan te moedigen in hun streven naar, aan de gestelde erkenningscriteria kundan wel te belonen voor het behalen van nen voldoen, kunnen toch beroep doen zowel goede studie- en sportieve resul- op een minimum aantal studieflexibilitaten. Met deze beurzen benadrukt de teiten. Dit moet deze topsportstudenten Nationale Loterij - Lotto haar steun voor de kans geven om tijdens dit academiedeze jonge talentvolle atleten en spelers jaar opnieuw tot het vereiste sportieve in hun streven om op een zo optimaal niveau op te klimmen. mogelijke wijze hun universitaire studie De inhoudelijke werking van T&S houdt en sportbeoefening op hoog niveau te als zodanig een continue, dagelijkse begeleiding in van de topsportstudenten, combineren. merken dat een van topsportstudent het statuut niet alleen wordt toegekendvan voorhet het verloop eerstvolgende Het verlenen studieflexibiliteiten, waarbij evaluatie van academiejaar, maar ook een “reservejaar” wordt toegekend. Deze topsportstudenten die wegens sporten logistieke faciliteiten wordt de combinatie gehanteerd wordt om de bijvoorbeeld tegenvallende prestaties of kwetsuren, het daarop volgende academiejaar niet aan de tenslotte vastgelegd in kunnen functievoldoen, van dekunnen begeleiding te doen behouden, dan wel aantal bij te gestelde erkenningscriteria toch beroep op een minimum studieflexibiliteiten. Ditde moet deze topsportstudenten de kans geven om tijdens dit academiejaar sportieve noden van topsportstudensturen.
opnieuw tot het vereiste sportieve niveau op te klimmen. De inhoudelijke werking van T&S houdt als zodanig een continue, dagelijkse begeleiding in van de topsportstudenten, waarbij evaluatie van het verloop van de combinatie gehanteerd wordt EVOLUTIE EN EVALUATIE en spelers begeleid (De Knop & Wylleom de begeleiding te behouden, VAN dan wel bij te sturen.
TOPSPORT EN STUDIE
man, 1998). Tabel 1 geeft de evolutie
Evolutie en evaluatie van Topsport en Studie van het totaal aantal topsportstudenten, Tijdens de voorbije tien academiejaren heeft T&S reeds 322 talentvolle atleten en spelers begeleid Tijdens de&voorbije academiejaren verdeeld over diverse sinds (De Knop Wylleman,tien 1998). Tabel 1 geeft de evolutie van het de totaal aantalfaculteiten topsportstudenten, heeft T&S reeds 322 talentvolle atleten het academiejaar 1988-1989 weer. verdeeld over de diverse faculteiten sinds het academiejaar 1988-1989 weer. FAK.
88-89
89-90
90-91
91-92
92-93
93-94
94-95
95-96
96-97
97-98
In %
ESP GF LK LW PO RG TW WET VC
1 2 9 4 2 6 -
8 4 18 3 3 6 3 5 -
13 2 18 3 2 6 4 4 -
15 3 18 5 1 3 4 4 -
12 2 23 7 2 3 6 5 1
13 1 23 4 4 5 9 7 -
7 1 21 5 7 6 9 6 -
12 3 28 4 7 5 3 2 -
11 2 38 4 4 6 6 4 -
12 4 40 4 4 9 10 10 -
17,4 4,0 39,5 6,5 5,7 8,8 9,3 8,7 0,1
ESP= Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen; GF= Geneeskunde en Farmacie; LK= Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie; LW= Letteren en Wijsbegeerte; PO= Psychologie en Opvoedkune; RG= Rechtsgeleerdheid; TW= Toegepaste Wetenschappen; WET=Wetenschappen; VC= Vesalius College) Tabel 1. Aantal topsportstudenten erkend aan de VUB sinds academiejaar 1988-1989 (in absolute aantallen).
Tabel 1. Aantal topsportstudenten erkend aan de VUB sinds academiejaar 1988-1989 (in absolute Tot op heden vertegenwoordigden deze topsportstudenten ruim 45 verschillende sportdisciplines aantallen). (zie Tabel 2).
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 33 SPORTTAK
aantal
SPORTTAK
aantal
SPORTTAK
aantal
Opvoedkune; RG= Rechtsgeleerdheid; TW= Toegepaste Wetenschappen; WET=Wetenschappen; VC= Vesalius College)
Tabel 1. Aantal topsportstudenten erkend aan de VUB sinds academiejaar 1988-1989 (in absolute aantallen).
Tot op heden vertegenwoordigden deze
Tot op heden vertegenwoordigden deze topsportstudenten ruim 45 verschillende sportdisciplines topsportstudenten ruim 45 verschillende (zie Tabel 2).
sportdisciplines (zie Tabel 2).
SPORTTAK
atletiek basketbal gymnastiek kano kayak korfbal mountain bike roeien rugby ski squash tennis voetbal waterpolo zaalvoetbal
aantal
SPORTTAK
aantal
32 26 6 2 2 10 1 8 3 6 5 20 40 4 5
badminton dans handbal karate kickboxen kungfu paardrijden rolschaatsen schermen softbal tafeltennis triatlon volleybal wielrennen zeilen
1 1 12 2 1 1 1 2 7 1 3 8 21 10 9
aantal
SPORTTAK
ballet golf judo karting klimmen minivoetbal powerlifting rope skipping shorttrack snowboard taekwondo veldhockey waterballet windsurfen zwemmen
1 1 5 1 3 3 2 1 2 5 1 5 4 2 33
Tabel 2. Aantal topsportstudenten erkend aan de VUB sinds academiejaar 1988-1989 per sportdiscipline (in
Tabel 2. aantallen). Aantal topsportstudenten erkend aan de VUB sinds academiejaar 1988-1989 per sportdisciabsolute pline (in absolute aantallen). Het meest markante resultaat is het hoge slagingspercentage van de topsportstudenten doorheen de
dat ruim 10% hoger ligtresultaat dan ruim het gemiddelde van de af--een totale studentenpopulatie. delde slagingspercentage van de totale Het meest markante is71% hetrond hogeslagingspercentage voorbije tien academiejaren: het studiejaar met succes slagingspercentage dat ruim 10% hoger ligt de dangemiddelde het gemiddelde slagingspercentage van de totale studentenpopulatie. Tabellen 3 en 4 geven slagingspercentages van de topsportstudenten weer per studentenpopulatie. Tabellen 3 en 4 gedat ruim 10% hoger ligt dande hettopsportstugemiddelde slagingspercentage van de totale studentenpopulatie. slagingspercentage van Tabellen 3 enper 4 faculteit, geven deper gemiddelde slagingspercentages academiejaar, zittijd en per graadstoekenning. van de topsportstudenten weer per ven de gemiddelde slagingspercentages denten doorheen de voorbije tienenacadeacademiejaar, per faculteit, per zittijd per graadstoekenning. van de topsportstudenten weer per acamiejaren: ruim 71% rond het studiejaar SLAGINGSPERCENTAGE PER ACADEMIEJAAR faculteit, SLAGINGSPERCENTAGE PER met succes slagingspercentage 88-89 af--een 89-90 90-91 91-92 92-93 93-94 demiejaar, 94-95ACADEMIEJAAR 95-96 per 96-97 Gemid. per zittijd en per 91-92 het 92-93 93-94 graadstoekenning. 94-95 95-96 96-97 Gemid. dat ruim88-89 10%89-90 hoger90-91 ligt dan gemid�� �� �� �� �� �� �� �� �� 71 ��
��
��
��
��
��
��
��
��
71
SLAGINGSPERCENTAGE PER FACULTEIT SLAGINGSPERCENTAGE PER ��� ��FACULTEIT �� ��� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� ��� �� �� �� ���������������� ������� ��� �� ��������� �������������� �������������� �� ��������� ��������������� ��������� ����������� �� �������������� ������������� �������������� �� ���������������� ������� ������������������� ��������� �������������� �� ��������� ������������ ��������������������� ������������� �������������� ����������������� ��������������� ��������� �� ��������������� ����������� �� ������������� �������������� �� ������������ ��������������������� �������������� ����� �� ���������� �������������������������������� ��� �� ����������������� ����������������������� ��� �� ��� ����� ������������
��������� ��� ������������ �� ��� �������������van Tabel 3.�� Gemiddelde slagingspercentages topsportstudenten de ����� VUB ������������ sinds acade����� ���������� ������������������� �� de ����������������� ������erkend ��� ��aan ��� ��������� ��� ������������ �� ��� ���������� miejaar 1988-1989 per academiejaar en per faculteit. SLAGINGSPERCENTAGE PER ZITTIJD SLAGINGSPERCENTAGE PER ZITTIJD In 1° Zittijd In 2° Zittijd In 1° Zittijd In 2° Zittijd �� �� �� �� SLAGINGSPERCENTAGE PER GRAADSTOEKENNING SLAGINGSPERCENTAGE PER GRAADSTOEKENNING ��� ��������� �� �������������� ��� ��������� �� ����� �������������� � ��� �������������� �� �������� �������������� ��� ����� �������������� � ��� �������� �������������� � ����� �� ���������� ������������������� ��� �� ����������������� ������ ��� �� ��� ����� ������������ ��������� ��� ������� ��������������������� ��� �������������� ��� �� ����������������� ������ ��� �� ��� ����� ������������ ����� �� ���������� Tabel 4. Gemiddelde van de topsportstudenten erkend aan de VUB sinds acade��������� ��� ������� �� slagingspercentages ��� ��������������
- 34 -
Ook de goede sportieve prestaties van deze topsportstudenten hetenvermelden waard. miejaar 1988-1989 perzijn zittijd per slagingsgraad. Ook de goede van deze topsportstudenten het vermelden waard. Hieronder rekenen we niet alleenprestaties de veelvuldige selecties voor nationalezijn ploegen, maar ook diverse 20 JAAR TOPSPORT ENsportieve STUDIE Hieronder rekenen we niet de veelvuldige selecties nationale ploegen, maar diverse medailles op Europese en alleen Wereldkampioenschappen. Envoor uiteraard denken we hier aanook Sebastien medailles Europese en Wereldkampioenschappen. uiteraard denken aan Sebastien Godefroid,opzilveren medaillewinnaar tijdens de 1996En Olympische Spelen we te hier Atlanta. Nu reeds
Ook de goede sportieve prestaties van deze topsportstudenten zijn het vermelden waard. Hieronder rekenen we niet alleen de veelvuldige selecties voor nationale ploegen, maar ook diverse medailles op Europese en Wereldkampioenschappen. En uiteraard denken we hier aan Sebastien Godefroid, zilveren medaillewinnaar tijdens de 1996 Olympische Spelen te Atlanta. Nu reeds maken diverse topsportstudenten hun opwachting voor een mogelijke preselectie voor de komende Olympische Spelen te Sydney. Uiteraard heeft T&S ook uitvallers gekend, met name topsportstudenten die bij het aanvangen en of het voortzetten van de studies vroegtijdig hebben afgehaakt. Weliswaar blijkt dat door middel van een grondige screening van het dossier van de kandidaat-topsportstudenten een dergelijke uitval vrij beperkt is gebleven. Analyse van de meest belangrijke oorzaken van een dergelijke drop-out heeft aangetoond dat deze hoofdzakelijk te wijten is aan (a) een gebrek aan voorbereiding op universitaire studies in het middelbaar onderwijs, (b) een slechte keuze van studierichting, (c) het professionaliseren van de sportcarrière van de topsportstudent (bijvoorbeeld, onder de vorm van een “profcontract” in basketbal of voetbal), en (d) een gebrek aan steun vanuit het psychosociale milieu (met name de ouders, de trainer) (Wylleman, De Knop, De Martelaer, & Teirlynck, 1991). Een gebrek aan steun vanwege de persoonlijke trainer en/of technisch directeur heeft er toe geleid dat er ook “bekende namen”, die op dat moment deel uitmaakten van de Olympische selectie, hun streven naar het combineren
van studie en topsport hebben gestaakt (bijvoorbeeld Brigitte Becue). INITIATIEVEN ONTWIKKELD IN DE MARGE VAN TOPSPORT EN STUDIE Doorheen de voorbije academiejaren werden er in de begeleiding van topsportstudenten ook nieuwe accenten gelegd en nieuwe initiatieven ontwikkeld. In eerste instantie werd vanuit de VUB steeds overleg nagestreefd met andere universitaire centra, zowel in het binnen- als in het buitenland. Binnen de VUSF werden aspecten specifiek aan de begeleiding van topsportstudenten aan bod gebracht. Op internationaal vlak onderhoudt T&S contacten met universiteiten, die gelijkwaardige topsport en studie-initiatieven hebben ontwikkeld in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en in Canada. Zo heeft T&S zowel met de University of Bath als met de University of Surrey (Groot-Brittannië) informatie en expertise inzake begeleiding uitgewisseld (De Knop & Wylleman, 1996; Wylleman & De Knop, 1998b). Op een dergelijke wijze werd T&S ook gevraagd aan de Rijksuniversiteit Groningen (Nederland) alsook in het “Department Career Development and Counseling” van Springfield College (Verenigde Staten) en het “Institute for the Study of Youth Sport” van Michigan State University (Verenigde Staten). Tenslotte werden contacten met de Universität Leipzig (Duitsland) vertaald in een gezamenlijk onderzoeksproject met betrekking tot de carrièreontwikkeling van talentvolle atleten. 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 35 -
In tweede instantie werd op basis van de dagdagelijkse ervaring met de begeleiding van (topsport)studenten, alsook op basis van onderzoek, de ouders en de trainers/coaches van de topsportstudenten van dichtbij betrokken bij het aanvangen van de combinatie door de student. Bij het combineren van universitaire studies en competitiesport op hoog niveau is het inderdaad belangrijk dat de topsportstudent op steun kan (blijven) rekenen van het familiale en het sportieve milieu. Binnen de familie spelen de ouders dan ook een zeer belangrijke rol: niet alleen op financieel en logistiek vlak maar ook op het emotionele vlak. Om ouders van topsportstudenten te helpen in het steunen van hun zoon of dochter betrekt T&S de ouders reeds van bij de aanvang van de studiekopsportcarrière. Ze worden doorheen het eerste academiejaar meerdere malen uitgenodigd om het verloop van de combinatie studie en topsport van hun zoon of dochter voor te bereiden en te evalueren. Vanuit de sportwereld is de steun van de trainer/ coach ook zeer belangrijk. Daar T&S zich niet in de plaats wenst te stellen van de sportclub, of van de trainer/coach worden deze geïnformeerd over het studeren aan de VUB (programma, collegerooster) en over de wijze waarop de topsportstudent wordt begeleid. Het overleg met ouders en trainers/coaches wordt mogelijk gemaakt door, onder andere: • Flexibiliteiten inzake afspraken (aan de VUB tijdens of buiten de kantooruren, thuis bij de topsportstudent, of in de sportclub); • Rechtstreeks contact (buiten kantooruren) mogelijk te maken met de medewerker; - 36 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
• De topsportstudent tijdens trainingen, stages en/of competities op te volgen; • Ouders en trainer/coaches uit te nodigen voor de jaarlijkse Persvoorstelling. In derde instantie werd beslist de begeleiding van topsportstudenten via het “Studie en Talent Educatief Programma” of STEP uit te breiden. STEP verschaft studenten niet alleen informatie, maar leert hen ook sportieve, studie- alsook sociale vaardigheden aan die hen moeten toelaten op een zo succesvol mogelijke wijze (a) de combinatie van universitaire studies en hun sportief talent te voltooien, en om (b) een postuniversitaire carrière aan te vangen. Doorheen het academiejaar biedt STEP workshops aan met betrekking tot: • Het optimaal voorbereiden van universitaire studies, • Het succesvol aanvangen van het eerste studiejaar, • Een succesvolle overgang naar de tweede cyclus, • Het optimaal voorbereiden van een postacademische professionele carrière, • De noodzaak van het continu bijscholen, • De rol van een gezonde voeding, • Een correcte krachttraining, • Het omgaan met competitieverwachtingen en -stress, • De rol van ouders in de talentontwikkeling, • Omgaan met de media, • Het voorkomen en omgaan met kwetsuren. Een laatste initiatief betreft de nauwe samenwerking van T&S met het BOIC en de Belgische Judofederatie/Vlaamse Ju-
dofederatie (BJB/VJF). Deze samenwerking resulteerde tijdens het academiejaar 1997-1998 in het opstarten van een nationaal trainingscentrum judo (“De Judoschool”). Dit centrum brengt Belgische topjudoka’s (zowel juniors als seniors) samen voor gezamenlijke trainingen op de VUB-campus. De VUB biedt de Judoschool een studentenhuis om judoka’s op internaat te plaatsen. Hierdoor kunnen deze hun universitaire studies aan de VUB aanvangen, of in de nabije omgeving van de VUB school lopen aan een instelling secundair onderwijs of hogeronderwijs-buiten-universiteit. Tenslotte kan de Judoschool beroep doen op de sportwetenschappelijke begeleiding die via T&S ter beschikking gesteld wordt. ONDERZOEK IN FUNCTIE VAN TOPSPORT EN STUDIE Om de begeleiding verschaft door T&S te optimaliseren werden tijdens de voorbije jaren verscheidene onderzoekslijnen ontwikkeld. In een eerste fase werd een inventarisatie opgemaakt van initiatieven gericht op de studerende topsporters, en dit zowel in binnen- als buitenland (De Knop, Wylleman, De Martelaer, Theeboom, & Wittock, 1996; Wylleman & De Knop, 1995a). Hierbij werd de struktureel-organisatorische aanpak van deze initiatieven bestudeerd. Dit overzicht maakte duidelijk welke aanpak er in diverse Europese landen werd ontwikkeld en in welke wijze deze zich ontwikkelden. Voorts werd aandacht besteed aan toenmalige Vlaamse initiatieven, zoals het “Tennis en Studie” (Mortsel) van
de Vlaamse Tennisvereniging (VTV), de voormalige Zwemschool (Eeklo) van de Vlaamse Zwemliga, de Balletschool van Antwerpen en de Basketbal-, Voetbalen Wielerschool van Oostende. Deze lijn van onderzoek zal in de nabije toekomst een vervolg kennen met betrekking tot de werking van de recent gestarte “topsportscholen” in het secundair onderwijs. Zo werd recent meegewerkt aan een nota tot het optimaliseren van de organisatie en begeledeiding binnen deze topsportscholen (Vanden Auweele, Van Assche, De Knop, & Vrijens, 1998). Hierbij werd de aandacht gevraagd van de organiserende beleidsinstanties voor een meer globale visie op het combineren van studie en topsport, gesteund door een “totaal-begeleiding”. In een tweede fase werd gepeild naar de specifieke problemen die studerende topsporters zowel in het secundair als in het hoger onderwijs ervaren, alsook naar de mogelijke oplossingen die deze topsporters voorstelden om deze problemen aan te pakken (Wylleman, De Knop, Pluym, & Bogaerts, 1992). De onderzoeksresultaten brachten aan het licht dat in het middelbaar onderwijs 10% van de studerende topsporters geen concrete oplossing hadden voor hun problemen, 16% verlaagde zijn deelname in sportactiviteiten, 40% trachtte via een schema/ plan studie en topsport te combineren, en 30% stelde andere oplossingen (ondermeer via vrienden) voorop. Deze topsportscholieren wensten in grotere mate afwezig te kunnen zijn (60%), inspraak te krijgen in de planning van lessen (38%), de sportinfrastructuur van de school te gebruiken (38%) en inspraak 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 37 -
te krijgen in de examenplanning (27%). Deze inspraak werd bijna nooit toegekend (respectievelijk 4% en 3%). In het hoger onderwijs wensten studenten hoofdzakelijk afwezig te kunnen zijn van colleges, practische en labo-oefeningen (62%) en examens te spreiden buiten (36%) of binnen een zittijd (34%). Ook ten aanzien van de sport hadden studerende topsporters concrete vragen, met name in het middelbaar onderwijs afwezig te kunnen zijn van trainingen/ stages/competities (39%), inspraak te krijgen in de planning van trainingen en stages (36%) en in competities (32% en een beter overleg tussen de sportfederatie en de school (36%). In het hoger onderwijs wensten topsportstudenten dat de sportfederatie zou overleg plegen met de universiteit of HOBU (35%), dat ze afwezig zouden kunnen zijn van trainingen, stages en competities (30%), inspraak in de trainings- en competitieplanning (20%) en de mogelijkheid om op trainings- en competitieplaatsen te kunnen studeren (20%). Daar in het middelbaar onderwijs atleten nog in de vormingsfase van hun topsportcarrière zitten, bleek een nood aan een grotere flexibiliteit inzake hun dagelijkse aanwezigheid op school te bestaan. In een vervolgonderzoek zal nagegaan worden in welke mate de problematiek in het secundair onderwijs verminderd is na het opstarten van de topsportscholen. In een derde fase werd onderzoek verricht naar de belangrijkheid van de sociale omgeving van studerende topsporters in het succesvol combineren van studie en topsport (Sloore, De Knop, & Wylleman, 1995; Wylleman & De Knop, 1996; - 38 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
Wylleman & De Knop, 1997a/b; Wylleman & De Knop, 1998a). Resultaten gaven aan dat T&S, gevolgd door de trainer/coach en door de ouders, als belangrijkste personen/instanties ervaren werden voor de wijze waarop ze hun studies en topsportbeoefening wisten te combineren. Andere personen (bijvoorbeeld, medestudenten) of andere instanties (bijvoorbeeld, BOIC) werden als minder belangrijk geëvalueerd. Voorts beoordeelden de topsportstudenten dat ze op voldoende wijze goede contacten hadden met T&S, en dat ze de houding en invloed van T&S als positief vervaarden, meer bepaald, de raadgevende steun in verband met de studies, alsook de emotionele steun onder de vorm van luisteren en aanmoedigen. Ook de rol van de ouders werd als belangrijk ervaren in het combineren van studie en topsport, met name, in functie van hun financiële, logistieke en emotionele/aanmoedigende steun. Deze onderzoeksresultaten leidden ertoe de ouders van topsportstudenten nauwer te betrekken in het aanvangen van de combinatie van studie en topsport. Tenslotte wordt momenteel in een vierde fase onderzocht op welke wijze talentvolle atleten en spelers doorheen hun sportieve carrière evolueren, welke specifieke problemen zij hierbij ervaren en welke personen/instanties hen hierbij van steun kunnen zijn (Wylleman & De Knop, 1997a/b; Wylleman, De Knop, & Sillen, 1998). Hierbij werd reeds vastgesteld dat topsportstudenten tijdens specifieke momenten of transities in hun sportcarrière (bijvoorbeeld, bij de overgang van SO naar HO) nood hebben aan
beoordeelden de topsportstudenten dat ze op voldoende wijze goede contacten hadden met T&S, en dat ze de houding en invloed van T&S als positief vervaarden, meer bepaald, de raadgevende steun in verband met de studies, alsook de emotionele steun onder de vorm van luisteren en aanmoedigen. Ook de rol van de ouders werd als belangrijk ervaren in het combineren van studie en topsport, met name, in functie van hun financiële, logistieke en emotionele/aanmoedigende steun. Deze onderzoeksresultaten leidden ertoe de ouders van topsportstudenten nauwer te betrekken in het een sociaal omgeving. aanvangen vanondersteunende de combinatie van studie en topsport.aan de VUB) zich verder heeft ontwikmomenteel in een vierde fasekeld. onderzocht welke wijzebesteed talentvolleworden atleten Meer Tenslotte bepaaldwordt werd de belangrijkheid Zo zalop aandacht en spelers doorheen hun sportieve carrière evolueren, welke specifieke problemen zij hierbij van de ouderlijke inbreng voor topsport- aan de wijze waarop deze voormalige ervaren en welke personen/instanties hen hierbij van steun kunnen zijn (Wylleman & De Knop, studenten opnieuw bevestigd: topsportstudenten zich hebben 1997a/b; Wylleman, De Knop, in & vergeSillen, 1998). Hierbij werd reeds vastgesteldweten dat lijking tot niet-studerende topsporters, te oriënteren op, en te integreren in bij de topsportstudenten tijdens specifieke momenten of transities in hun sportcarrière (bijvoorbeeld, de overgang van SO HO) nood hebben aanarbeidsmarkt. een sociaal ondersteunende omgeving. Meer blijven ouders vannaar topsportstudenten Deze onderzoeksbevinbepaald werd de belangrijkheid van de ouderlijke inbreng voor topsportstudenten opnieuw langer een steunende rol spelen. In een dingen zullen gehanteerd worden in het bevestigd: in vergelijking tot niet-studerende topsporters, blijven ouders van topsportstudenten volgend zalspelen. onderzocht wor- onderzoek opzetten een workshop het langer eenonderzoek steunende rol In een volgend zalvan onderzocht worden opomtrent welke wijze de carrière professioneel, als sociaalvoorbereiden vlak) van ex-topsportstudenten den op welke(zowel wijze op de carrière (zowelsportief op optimaal van een postaca(afgestudeerd aansportief de VUB) als zichsociaal verder heeft Zo zal aandacht besteed wordenbinnen aan de professioneel, vlak)ontwikkeld. demische professionele carrière wijze waarop deze voormalige topsportstudenten zich hebben weten te oriënteren op, en te van ex-topsportstudenten (afgestudeerd STEP. integreren in de arbeidsmarkt. Deze onderzoeksbevindingen zullen gehanteerd worden in het opzetten van een workshop omtrent het optimaal voorbereiden van een postacademische professionele carrière binnen STEP.
Topsport en Studie aan de Topsport VUB: en Studietijdens de voorbije 20 jaar meer dan 550 aan de VUB: Enkele ontwikkelingen tot en mettothet talentvolle en topatleten uit Enkele ontwikkelingen en metstuderende het academiejaar 2007-2008 academiejaar 2007-2008 niet minder dan 56 verschillende sportIn aantallen en resultaten takken heeft begeleid (zie Tabel 5) en dit Terugkijkend vanuit het academiejaar 2007-2008 kan gesteld worden dat T&S tijdens de voorbije 20 IN AANTALLEN EN RESULTATEN in vergelijking met de dan 45 sportdisciplines jaar meer dan 550 studerende talentvolle en topatleten uit niet minder 56 verschillende Terugkijkend de periode (zie Tabeluit2).de sporttakken heeftvanuit begeleidhet (zie academiejaar Tabel 5) en dit in uit vergelijking met 1988-1998 de 45 sportdisciplines periode 1988-1998 (zie Tabelworden 2). 2007-2008 kan gesteld dat T&S Sporttak
Aantal
Sporttak
Aantal
Acrobatie 1 Powerlifting 2 Atletiek 46 Reddend zwemmen 4 Badminton 2 Roeien 8 Ballet 1 Rope-skipping 1 Baseball 2 Rugby 7 Basketbal 47 Schermen 12 Boksen 1 Short-track 1 Cricket 2 Skeeleren 2 Dans 6 Ski 12 Duatlon 4 Snowboard 5 Formule 3000 1 Softbal 1 Golf 7 Squash 6 Gymnastiek 7 Synchroon zwemmen 5 Handbal 16 Taekwondo 2 Ijshockey 5 Tafeltennis 3 Judo 24 Tennis 31 Inline Hockey 2 Thaï-boxen 1 Kano 3 Triatlon 11 Karate 4 Veldhockey 12 Kayak 2 Voetbal 74 Kick-boxing 2 Volleybal 53 Klimmen 4 Waterpolo 6 Korfbal 18 Wielrennen 17 Kung-fu 1 Windsurfen 3 Minivoetbal 2 Wushu 3 Motorcross 1 Zaalvoetbal 5 Paardrijden 4 Zeilen 16 Pistoolschieten 1 Zwemmen 56 Tabel 5. Overzicht sporttakken van de topsportstudenten sinds het academiejaar 1988-1989 en tot en met het academiejaar 2007-2008. Tabel 5. Overzicht sporttakken van de topsportstudenten sinds het academiejaar 1988-1989 en tot en
met het academiejaar 2007-2008.
Terwijl de meeste topsportstudenten tijdens de afgelopen 20 jaar het statuut verkregen in voetbal, 20 JAAR TOPSPORT ENformule STUDIE - 39 zwemmen of volleybal waren er ook minder voor de hand liggende sporttakken waaronder 3000, kung-fu, pistoolschieten, thaï-boxen en acrobatie.
Korfbal 18 Wielrennen 17 Kano 3 Triatlon 11 Kung-fu 14 Windsurfen 3 Karate Veldhockey 12 Minivoetbal 2 Wushu 3 Kayak Voetbal 74 Motorcross 12 Zaalvoetbal 5 Kick-boxing Volleybal 53 Paardrijden 4 Zeilen 16 Klimmen Waterpolo 6 Pistoolschieten 1 Zwemmen 56 Korfbal 18 Wielrennen 17 Tabel 5. Overzicht sporttakken van de topsportstudenten sinds het academiejaar 1988-1989 en tot en met Kung-fu 1 Windsurfen 3 het academiejaar Minivoetbal 2007-2008. 2 Wushu 3 Terwijl formule 3000, kung-fu, pistoolschieten, Motorcrossde meeste topsportstudenten 1 Zaalvoetbal 5 Paardrijden 4 staZeilen 16 Terwijl de topsportstudenten de afgelopen 20 jaaren hetacrobatie. statuut verkregen voetbal, tijdens demeeste afgelopen 20 jaar tijdens het thaï-boxen Deze in topsportPistoolschieten 1 Zwemmen 56 zwemmen of volleybal waren er zwemmen ook minder voor hand liggende sporttakken waaronder formule tuut in voetbal, of destudenten werden doorheen hun comTabel verkregen 5. Overzicht sporttakken van de topsportstudenten sinds het academiejaar 1988-1989 en tot en met het 3000, kung-fu, pistoolschieten, thaï-boxen en acrobatie. academiejaarwaren 2007-2008. volleybal er ook minder voor de binatie binnen acht faculteiten (en het
Deze topsportstudenten werden doorheen hun combinatie binnen acht faculteiten (en het Vesalius
hand sporttakken waaronder Vesalius begeleid (zie Tabel 6). College) begeleid Tabel 6). Terwijlliggende de meeste(zie topsportstudenten tijdens de afgelopen 20 College) jaar het statuut verkregen in voetbal,
zwemmen of volleybal waren er ook minder voor de hand liggende sporttakken waaronder formule
Topsportstudenten (in %) Faculteit 3000, kung-fu, pistoolschieten, thaï-boxen en acrobatie. Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen 15,3 Deze topsportstudenten (en het Vesalius Geneeskunde en Farmacie werden doorheen hun combinatie binnen acht faculteiten5,6 College)enbegeleid (zie Tabel 6). Letteren Wijsbegeerte 8,7 Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie 41,2 Psychologie 5,8 Topsportstudenten (in %) Faculteit en Opvoedkunde Rechtsgeleerdheid 9,2 Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen 15,3 Toegepaste Wetenschappen 4,7 Geneeskunde en Farmacie 5,6 Wetenschappen 9,5 Letteren en Wijsbegeerte 8,7 Tabel 6. Aantal topsportstudenten Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie (in %) ingeschreven in een studieprogramma 41,2 in één van Tabel 6. Aantal topsportstudenten (in %) ingeschreven inacademiejaar een studieprogramma acht faculteiten van het academiejaar 1988-1989 tot en met het 2007-2008. in één Psychologie en Opvoedkunde 5,8 van Rechtsgeleerdheid 9,2 acht faculteiten van het academiejaar 1988-1989 tot en met het academiejaar 2007-2008. Toegepastehebben Wetenschappen 4,7 Daarbij tijdens 20 jaar T&S de meeste topsportstudenten een studierichting binnen de Wetenschappen 9,5 faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie gekozen, gevolgd door een opleiding binnen de Het gemiddeld slagingspercentage Daarbij tijdens 20 jaar Tabel 6. hebben Aantal topsportstudenten (inT&S %) de ingeschreven in een studieprogramma in één bevan faculteit Economische, Sociale en Politieke wetenschappen en vervolgens binnen de faculteit acht faculteiten van het academiejaar 1988-1989 tot en met het academiejaar 2007-2008. meeste topsportstudenten een studie- draagt over de periode van 1988-2008
Wetenschappen.
gerekend nog1988-2008 steeds 70% – ruim 10% richting binnen de faculteit Het gemiddeld slagingspercentage bedraagt over topsportstudenten de periode van gerekend nog steeds Daarbij hebben tijdens 20 jaar Lichamelijke T&S de meeste een studierichting binnen de 70% – ruim 10% hoger dan het gemiddelde totaledan studentenpopulatie. Hiermee kantotale T&S hoger het gemiddelde van de Opvoeding en Kinesitherapie gekozen,van de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie gekozen, gevolgd door een opleiding binnen de blijven op een succesvolle van haar topsportstudenten (zie Tabel 7). dekan faculteitbogen Economische, Sociale begeleiding enbinnen Politiekede wetenschappen en vervolgens binnen faculteit studentenpopulatie. Hiermee T&S gevolgd door een opleiding Wetenschappen. op een succesvolle begefaculteit Economische, Sociale en Poli- blijven bogenSlagingspercentage Academiejaar Het gemiddeld slagingspercentage bedraagt over de periode van 1988-2008 gerekend nog steeds 1988-1989 60% leiding haar topsportstudenten (zie tieke en bin-van de 70% –wetenschappen ruim 10% hoger dan vervolgens het gemiddelde totale van studentenpopulatie. Hiermee kan T&S 1989-1990 72% Tabel 7). nen debogen faculteit Wetenschappen. blijven op een succesvolle begeleiding van haar topsportstudenten (zie 1990-1991 67% Tabel 7). 1991-1992 59% 1992-1993 81% Academiejaar Slagingspercentage 1993-1994 74% 1988-1989 60% 1994-1995 72% 1989-1990 1995-1996 63% 1990-1991 67% 1996-1997 63% 1991-1992 59% 1997-1998 75% 1992-1993 81% 1998-1999 71% 1993-1994 74% 1999-2000 83% 1994-1995 72% 2000-2001 68% 1995-1996 63% 2001-2002 74% 1996-1997 63% 2002-2003 66% 1997-1998 75% 2003-2004 70% 1998-1999 71% 2004-2005 61% 1999-2000 83% 2005-2006 79% 2000-2001 68% 2001-2002 74% 2002-2003 66% 2003-2004 70% 2004-2005 61% 2005-2006 79% 2006-2007 58% Gemiddeld 70% Tabel 7. Overzicht slagingspercentages sinds het erkennen van het statuut van topsportstudent in het 1 academiejaar 1988-1989 tot en met het academiejaar Tabel 7. Overzicht slagingspercentages sinds het2006-2007 erkennen van het statuut van topsportstudent in het
academiejaar 1988-1989 tot en met het academiejaar 2006-2007 1 1Tenslotte
bleven de topsportstudenten veelvuldige topsportprestaties vestigen. Naast de veelvuldige Bij de berekening voor het academiejaar 2006-2007 dient rekening gehouden te worden met de gewijzigde stuBelgische titels en records, nationale selecties werden ook verscheidene Europese, Wereld- en diefl exibiliseringprestaties (o.a., creditsysteem, Olympische neergezet.model-/individueel Tijdens 20 jaarstudietraject). T&S werden, onder andere, Sebbe Godefroid (zeilen), Min Dezillie (zeilen), Ann Simons (judo), Kathleen Smet (tratlon), Karla van der Boon (Nederlands Olympisch waterpoloteam dames), Nathan Kahan (atletiek), Ingeborg Marx - 40 - 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE (gewichtheffen), Brigitte Becue (zwemmen), Ulla Werbrouck (judo), Heidi Rakels (judo), Brigitte Becue (zwemmen) als topsportstudenten voor Olympische deelname geselecteerd. En uiteraard
deelgenomen (zie foto).
Tenslotte bleven de topsportstudenten veelvuldige topsportprestaties vestigen. Naast de veelvuldige Belgische titels en records, nationale selecties werden ook verscheidene Europese, Wereld- en VUB’ers die deelgenomen hebben aan de OlymOlympische prestaties neergezet. VUB’ers Tijdens die deelgenomen hebben aan de Olympische Spelen 2000 te Sydney (vlnr) dhr. Roger Van Meerbeeck (delegatieleider BOIC), dhr. Eddy Desmedt (Teamleader BOIC), Prof. Pauldhr. De Knop (diensthoofd Topsport en pische Spelen 2000 te Sydney (vlnr) Roger 20 jaar T&S werden, onder andere, SebStudie), dhr. François Narmon (voorzitter BOIC), Ann Simons, Karla van der Boon, Kathleen Smet, Sebastien Van Meerbeeck (delegatieleider BOIC), dhr. Eddy Godefroid, Prof. Ben Van Camp (rector), Min Dezillie en Inge Marx. be Godefroid (zeilen), Min Dezillie (zei(Teamleader BOIC), Prof. Paul De Knop len), Ann Simons (judo), KathleenUiteraard Smetwordt Desmedt er ook uitgezien naar de prestaties van Jérôme Truyens (veldhockey) en Dirk Van (diensthoofd TopsportSpelen en Studie), François worden beide Tichelt tijdens de komende Olympische te Beijing.dhr. Mogelijkerwijze (tratlon), Karla van der Boon (NedertopsportstudentenNarmon nog in Beijing vervoegd BOIC), door TomAnn Vangeneugden (voorzitter Simons, (zwemmen). Karla van lands Olympisch waterpoloteam dames), der Boon, Kathleen Smet, Sebastien Godefroid, Externe en interne samenwerking Nathan Kahan (atletiek), IngeborgTijdens Marx Prof. Ben Van (rector), Minvan Dezillie en Inge topsportstudenten de periode 1998-2008 heeftCamp T&S ook ten voordele haar (kandidaat-) een intensieve samenwerking opgezet met diverse organisaties zowel binnen als buiten de VUB. (gewichtheffen), Brigitte Becue (zwemMarx. Voor de VUB vormt een belangrijk onderdeel van de begeleiding van haar topsportstudenten men), Ulla Werbrouck (judo), Heidi Raniet alleen de gehanteerde erkenningscriteria maar ook de begeleiding tijdens het eerste jaar waarin jonge topsporters starten met hun combinatie van studie en topsport aan de VUB. In functie hiervan kels (judo), Brigitte Becue (zwemmen) Uiteraard wordt er ook uitgezien naar als topsportstudenten voor Olympische de prestaties van Jérôme Truyens (veldBij de berekening voor het academiejaar 2006-2007 dient rekening gehouden te worden met de gewijzigde studieflexibilisering (o.a., creditsysteem deelname geselecteerd. En uiteraard model-/individueel studietraject). hockey) en Dirk Van Tichelt tijdens de herinneren we ons de Olympische pres- komende Olympische Spelen te Beijing. taties van: Mogelijkerwijze worden beide topsport• Sebbe Godefroid met zilver in zeilen studenten nog in Beijing vervoegd door tijdens de Olympische Spelen 1996 te Tom Vangeneugden (zwemmen). Atlanta, • Ann Simons met brons in judo tijdens EXTERNE EN INTERNE de Olympische Spelen 2000 te Syd- SAMENWERKING ney, • Kathleen Smet met een vierde plaat in Tijdens de periode 1998-2008 heeft T&S triatlon tijdens de Olympische Spelen ook ten voordele van haar (kandidaat-) 2004 te Athene. topsportstudenten een intensieve saVermeldenswaardig is dat ook andere menwerking opgezet met diverse orgaVUB alumni of docenten, waaronder di- nisaties zowel binnen als buiten de VUB. verse voormalige topsporters, hebben Voor de VUB vormt een belangrijk onaan de Olympische Spelen als begelei- derdeel van de begeleiding van haar ders van het Belgisch Olympisch Team topsportstudenten niet alleen de gehanwaaronder François Narmon (voorzit- teerde erkenningscriteria maar ook de ter BOIC), Eddy De Smedt (Teamleader), begeleiding tijdens het eerste jaar waarin Renno Roelandt (sportdokter BOIC), jonge topsporters starten met hun comFrank Dewitte (sportkinesist) en Marc binatie van studie en topsport aan de Goossens (logistiek medewerker) deelge- VUB. In functie hiervan werd – onder de nomen (zie foto). vorm van een convenant – een gestruc1
tureerde samenwerking opgezet met 13 topsportfederaties (zie Tabel 8). 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 41 -
niet alleen de gehanteerde erkenningscriteria maar ook de begeleiding tijdens het eerste jaar waarin jonge topsporters starten met hun combinatie van studie en topsport aan de VUB. In functie hiervan werd – onder de vorm van een convenant – een gestructureerde samenwerking opgezet met 13 topsportfederaties (zie Tabel 8).
Tabel 8. Overzicht van de (top)sportfederaties die een convenant afgesloten hebben met de VUB.
Deze convenanten stonden toe om in eerste instantie de erkenningscriteria voor het statuut van topsportstudent zo correct als mogelijk vast te leggen en te hanteren. Door het hanteren van de sportieve maatstaven die door de betrokken topsportfederatie zelf naar voor geschoven worden, kan de kwaliteit van het sportieve niveau van de kandidaattopsportstudenten gegarandeerd worden. Het uiteindelijk toekennen van het statuut wordt dan in overleg binnen de stuurgroep Vrije Universiteit Brussel-topsportfederatie bepaald. Vervolgens was de VUB dankzij deze convenanten ook in staat om topsportfederaties bij te staan die een “topsportschool” beheren en daarbij hun leerlingen/topsport te begeleiden in een meer optimale transitie van secundair onderwijs in de topsportschool naar hoger onderwijs (aan de VUB). Op deze wijze heeft T&S tijdens verscheidene academiejaren in diverse topsportscholen workshops over de vereisten en de mogelijke problemen van de transitie van het secundair naar het hoger onderwijs verzorgd. Dankzij deze convenanten hebben deze (top)sportfederaties een topsportbeleid kunnen voeren waarin op een actieve en gestructureerde wijze aandacht wordt besteed aan het optimaliseren van de combinatie van topsport en universitaire studie voor hun beloftevolle en topsporters. Tijdens de laatste jaren initiëerde T&S ook een nauwere samenwerking met de associatiepartner van de VUB, met name de Eramus Hogeschool Brussel. Op deze wijze werd er binnen de Universitaire - 42 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
Vlaamse Yachting Federatie
Vlaamse Handbalvereniging
Vlaamse Atletiekliga
Vlaamse Judofederatie
Vlaamse Volleybalbond
Vlaamse Tennisvereniging
Vlaamse Basketballiga
Vlaamse Zwemfederatie
Vlaamse Schermbond
Vlaamse Ski en Snowboardfederatie
Vlaamse Vereniging voor Golf
Koninklijke Belgische Korfbalbond – Vlaamse Liga
Wielerbond Vlaanderen
����� �� ��������� ��� �� �������������������� ��� ��� ��������� ���������� ������ ��� �� ����
Associatie Brussel niet alleen naar een hanteren van uniforme erkenningscriteria en –procedure gestreefd maar wordt er momenteel ook gewerkt aan het aanbieden van studierichtingen die een maximale studie- en examenflexibiliteit aan topsportstudenten van het hoogste sportieve niveau kunnen aanbieden. Tot deze selectie behoren momenteel reeds vanuit de VUB de Master Lichamelijke Opvoeding (met specialisatie Training en Coaching, Sportmanagement, Fitheid en Gezondheid en Lerarenopleiding) en vanuit de Erasmus Hogeschool Brussel de Master Toegepaste Taalkunde (met specialisatie Tolken, Vertaalkunde, Journalistiek) en de professionele Bachelor Toegepaste Informatica (met specialisatie Multimedia, Network Management, Industriële Informatica en IT Business Management Solutions). Tengevolge van de nauwe samenwerking met topsportfederaties enerzijds en van deze met de Erasmus Hogeschool Brussel anderzijds, werd door T&S de mogelijkheid gecreëerd om niet alleen individuele topsportstudenten te begeleiden maar ook ploegen doorheen hun combi-
Deze convenanten stonden toe om in eerste instantie de erkenningscriteria voor het statuut van topsportstudent zo correct als mogelijk vast te leggen en te hanteren. Door het hanteren van de sportieve maatstaven die door de betrokken topsportfederatie zelf naar voor geschoven worden, kan de kwaliteit van het sportieve niveau van de kandidaat-topsportstudenten gegarandeerd worden. Het uiteindelijk toekennen van het statuut wordt dan in overleg binnen de stuurgroep Vrije
natie van studie en topsport te steunen. Zo werd tijdens het academiejaar 20072008, in samenwerking met de Vlaamse Volleybalbond (VVB) en onder leiding van topsportcoördinator Marc Spaenjers, het project Beloftenteam Volleybal Jongens gestart. Het VVB Beloften Team is een talentontwikkelingsproject in een onderwijsomgeving waarbij spelers tussen 18 en 22 jaar de mogelijkheid krijgen om zich optimaal te ontwikkelen in sport en studie. De VVB heeft sinds een vijftal jaren de beste Vlaamse talenten tussen 14 en 18 jaar onder zijn hoede in de Topsportschool en breide dus vanaf september 2007 een verlengstuk aan die opleiding door met de afgestudeerden van die school een team te vormen in eerste nationale. Met het project Beloftenteam jongens wordt dus de leemte tussen de topsportschool en het volleybal in eredivisie gedicht. De behoefte om een belofteteam op te richten is gegroeid uit de vaststelling dat geen enkele jongere na de topsportschool onmiddellijk bij een professionele club terecht kan. Sommigen starten in een ploeg die beduidend minder traint dan de twintig trainingsuren die de jongens in de topsportschool krijgen. Anderen die wel in een topploeg belanden, verkommeren meestal op de bank. Dit is de sportieve reden waarom de bond dit project opstart. De jongeren van vandaag zijn cruciaal voor de toekomstige nationale ploeg, die zich moet trachten te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2012 en 2016. Daar het ook belangrijk is dat deze talenten verder studeren na het beëindigen van hun humaniorastudies werd dus een nauwe samenwerking met de VUB aangegaan in een project dat op de volgende pijlers steunt: een aangepast studietraject
op hoog niveau, een twintigtal trainingsuren onder leiding van de beste trainers, competitiewedstrijden in 1ste nationale en minimaal 50 wedstrijden (buiten hun internationale wedstrijden als nationaal team) als belangrijke vorm van sportieve opleiding.
(vlnr) Claudio Gewehr (coach), Mathias Van Damme (4), Ruben Van Hirtum (6), Pieter Verhees (9), Leonard De Schrijver (13), Bram Van den Dries (1), Robin De Bont (10), Yves Kruyner (2), Wim Backaert (7), Stefaan De Brabander (3), Matthias Valkiers (5), Simon Van de Voorde (8), Steven Vanmedegael (assistant coach) en Luc De Leenheer (technical coördinator).
Tot op heden behaalde het Beloftenteam jongens niet alleen goede studieresultaten, maar zette ook reeds topprestaties neer (o.a., een 3de plaats op het EK U18 te Wenen, een 6de plaats tijdens het WK U18 te Tijuana). Terwijl het hier individuele toppers betreft, zal ook de Vlaamse Zwemfederatie, die reeds verschillende academiejaren een samenwerking met de VUB had, onder leiding van topsportcoördinator Lode Grossen op eenzelfde wijze een project uitbouwen voor haar elitezwemmers en dit met het doel deze toppers doorheen hun studies te begeleiden op weg naar de Olympische Spelen 2012 te Londen. 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 43 -
Tenslotte heeft T&S tijdens de laatste eigen topsportbeoefening, van de begeacademiejaren ook een nauwe samen- leiding die haar/hem verschaft wordt en werking uitgewerkt met de faculteit Li- van de omgeving waarin hij/zij topsport chamelijke Opvoeding en Kinesitherapie. beoefent. Meer bepaald werd gewerkt aan een stu- In functie van de noden die zich ook dietraject Lichamelijke Opvoeding spe- voordoen binnen de wereld van topcifiek voor topsportstudenten van het coaches gaat T&S ook nagaan op welke hoogste sportieve niveau (categorie A- wijze dit studietraject kan opengesteld internationaal). Dit studietraject wordt worden voor professioneel tewerkgein functie van de vereisten die zich voor- stelde coaches/trainers die aan de topdoen binnen hun topsportactiviteiten sportfederaties verbonden zijn. Op deze zoveel als mogelijk geïndividualiseerd wijze zal T&S in samenwerking met, on(o.a., via zelfstudie, afstandsonderwijs, der andere, de faculteit Lichamelijke Opinhaallessen) aangeboden. Zo is binnen voeding en Kinesitherapie, een aanbod de Bacheloropleiding Lichamelijke Op- kunnen verschaffen voor de groeiende voeding voor bijna 1/3 opleidingson- vraag aan continue vorming en bijschoderdelen (51 SP op een totaal van 180 ling die in het Vlaamse (professionele) SP) specifiek toegankelijk gesteld voor trainerskader leeft. topsporters van het hoogste sportieve niveau. Inhoudelijk wordt binnen deze ALS VOORBEELDFUNCTIE opleidingsonderdelen aangesloten op de topsportbeoefening van de topspor- Doorheen de voorbije academiejaren ters en de topcoaches zelf via 3 modules werd op basis van onderzoek verricht aanbod kunnen verschaffen voor de groeiende vraag aan continue vorming en bijscholing die in het binnen de context van, onder andere, “Topsportspecifi eke trainerskader carrièreplanning” Vlaamse (professionele) leeft. waarbij de topsporter op systematische T&S het oorspronkelijke ontwikkelingsAls voorbeeldfunctie wijze vanuit diverse invalshoeken een model (zie Figuur 1) verder ontwikkeld Doorheen de voorbije academiejaren werd op basis van onderzoek verricht binnen de context van, onderstaande holistisch sportanalyse dientT&S te verrichten van zowel de tot het(zie onder andere, het oorspronkelijke ontwikkelingsmodel Figuur 1) verder ontwikkeld tot het talentontwikkelingsmodel (zie Figuur 2). onderstaande holistisch sporttalentontwikkelingsmodel (zie Figuur 2). Leeftijd Sportieve ontwikkeling Individuele ontwikkeling Psychosociale ontwikkeling
Studie- en beroepscarrière
10 Initiatiefase Schoolkind Ouders Siblings Peers
Lager onderwijs
20
15 Ontwikkelingsfase Puber Peers Trainer Ouders
Secundair onderwijs
25
30
Discontinuatiefase
Perfectiefase Adolescent
35
Jong volwassene
Volwassene
Partner Trainer
Familie (Trainer)
Hoger onderwijs
Professionele carrière
Figuur 2. Holistisch sporttalentontwikkelingsmodel (Wylleman & Lavallee, 2004).
Noot. De leeftijden zijn approximatief en kunnen sportspecifieke verschillen vertonen. 2004). Figuur 2. Holistisch sporttalentontwikkelingsmodel (Wylleman & Lavallee, Noot. De leeftijden zijn approximatief en kunnen sportspecifieke verschillen vertonen.
- 44 -
Dit holistische sporttalentontwikkelingsmodel maakt duidelijk dat de (jonge) topsporter op een wijze EN moet kunnen omgaan met de specifieke vereisten en transities in en uit iedere 20succesvolle JAAR TOPSPORT STUDIE sportontwikkelingsfase. Dit betekent dat een talentvolle jongere niet steeds op eenzelfde wijze kan
Dit holistische sporttalentontwikkelingsmodel maakt duidelijk dat de (jonge) topsporter op een succesvolle wijze moet kunnen omgaan met de specifieke vereisten en transities in en uit iedere sportontwikkelingsfase. Dit betekent dat een talentvolle jongere niet steeds op eenzelfde wijze kan gesteund worden en dat zowel ouders en trainers/coaches flexibel moeten kunnen inspelen op de wisselende noden van de jonge atleet. Zo zullen talentrijke jongeren dankzij hun intrinsieke motivatie en gedrevenheid, familiale steun en transfer van vaardigheden die ze in de sport gebruiken naar het studeren (bijvoorbeeld de vaardigheid om tijd op een efficiënte wijze te beheren) er meestal ook in slagen om topsport en studie goed te combineren. Deze vaardigheden zijn ook zeker belangrijk bij de transitie van secundair naar hoger onderwijs omdat de talentvolle jonge atleet mogelijks ook zal verhuizen (van thuis naar een studentenkamer), met een nieuwe trainingsomgeving zal geconfronteerd worden, en zelfstandiger zal moeten zijn in het dagelijkse studentenleven. Het beschikken over goede psychosociale en leefstijlvaardigheden zullen bijdragen tot het al dan niet succesvol kunnen blijven combineren van topsport en studie in het hoger onderwijs. Zowel dit model als de organisatie en werking van T&S van de VUB hebben als voorbeeld gediend voor de ontwikkeling van specifieke initiatieven. Op basis van dit model werd in eerste instantie de begeleiding van de studerende topsporters aan de VUB tijdens de voorbije jaren door T&S verder ge-
optimaliseerd. Naast het steunen van laatstejaars leerlingen/topsport van topsportscholen in het voorbereiden op en maken van de transitie van het secundair naar het hoger onderwijs, werd ook de aandacht voor de inbreng van de ouders bij de voorbereiding op en het steun geven tijdens het eerste studiejaar aan de VUB van hun studerende topsportbeoefende zoon/dochter geïntensifieerd. Ook de samenwerking met diverse (top )sportwetenschappelijke experts van het Brussels Expertisecentrum voor Sport en Topsport (BEST-sport) van de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie werd uitgebreid. In tweede instantie werd de werking van T&S van de VUB in 2003 als ankerpunt genomen door het Vlaamse topsportbeleid bij het ontwikkelen van een initiatief ten gunste van het globale hoger onderwijs in Vlaanderen, met name het “Bloso-Topsportstudentenproject Hoger Onderwijs”. Dit project stelt zich tot doel via het statuut van “topsporters/studenten” maximale kansen te bieden om een studie in het hoger onderwijs aan te vangen en succesvol te voltooien. Het richt zich dan ook naar topsporters afgestudeerd in het secundair onderwijs, erkend als niet-professionele sporters of “nietstatutaire profs” (d.w.z., topsporters die voltijds met sport bezig zijn, maar niet van de sport zelf kunnen leven) en niet in aanmerking komend voor het traject “Tewerkstellingscontract bij de Vlaamse overheid”. Op basis van de organisatie en werking van Topsport en Studie van de VUB werd de belangrijke rol van de onderwijsinstellingen (hogeschool, universiteit) zelf in het optimaliseren van deze 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 45 -
combinatie erkend en onder de noemer “topsportonderwijsinstelling” geoperationaliseerd. Een topsportonderwijsinstelling dient, onder andere, het statuut van topsporter/student aan te bieden, de studieflexibiliteiten waarop topsporters/studenten kunnen beroep doen binnen de onderwijsregeling te specificeren, en een commissie, dienst of departement te voorzien exclusief gericht op het optimaliseren van de combinatie van studie en topsport door topsporters/studenten. Voorts dient er een aanspreekpunt (studiebegeleider topsport) voor topsporters/studenten te zijn waarmee in functie van het individueel trainingstechnisch programma, onder andere, een individueel studietraject kan uitgestippeld worden en nagegaan kan worden wat de meest optimale studiebegeleiding (bijvoorbeeld, gewettigde afwezigheid voor werk- en praktische oefeningen, spreiding en verplaatsen van examendata, bijscholing en inhaallessen) is. De onderwijsinstelling dient in globo dus – zoals het geval is aan de VUB – een duidelijk en concreet intra-scolair “topsportvriendelijk klimaat” aan haar studerende topsporters aan te bieden. Bnnen dit project werd ook rekening gehouden met het feit dat studerende topsporters veelal slechts via een studiespreiding – en dus langere studietijd – tot een optimale combinatie kunnen komen. Daarom voorziet het Topsportstudentenproject Hoger Onderwijs ook in een financiële compensatie van, onder andere, de kosten verbonden aan het uitwerken en begeleiden van een individueel studietraject, van de hogere studiekosten en van het uitstel van een beroepsinkomen. In - 46 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
functie van het sportieve niveau van de topsporter/student worden deze onkosten door het Bloso en het BOIC op sportief en op studievlak vergoed aan zowel de sportfederatie, de topsportonderwijsinstelling als de topsporter/student zelf. Zowel Frederik Vandormael (schermen), Tom Vangeneugden (zwemmen), Corinne Van Hombeeck (acrogym) en Dirk Van Tichelt (judo) hebben op deze wijze tijdens één of meerdere academiejaren op contractuele wijze hun studie met topsport gecombineerd. In derde instantie heeft dit holistisch sporttalentontwikkelingsmodel model ook gediend als basis voor het project Carrièrebegeleiding dat, dankzij financiering door de Vlaamse minister van Sport, door T&S in samenwerking met de vakgroep Sportbeleid en –Management (onderzoeksgroep Sportpsychologie en Mentale Begeleiding) in 2007 werd ontwikkeld en wordt gecoördineerd. Naar analogie met gelijkaardige initiatieven in zowel Australië en Canada als in ons omringende landen (o.a., Groot-Brittannië, Nederland, Duitsland, Frankrijk) beoogt het project “Carrièrebegeleiding” een optimale leefsituatie voor (jonge) topsporters te creëren en hun vaardigheden te maximaliseren zodat ze de eigen leefsituatie kunnen optimaliseren. Zo spitst Kristel Taelman – als voormalig VUBtopsportstudente judo in de opleiding Agogiek – zich als carrièrebegeleider, in samenwerking met de betrokken topsportfederaties en topsportscholen, toe op het voorbereiden en begeleiden van talentvolle jongeren tijdens de diverse transities die zich doorheen hun sportcarrière kunnen voordoen en voorziet
op deze wijze dan ook in wat als “extrasportieve” begeleiding kan betiteld worden. Deze begeleiding, die kan variëren tussen het geven van informatie tot het verschaffen van effectieve persoonlijke ondersteuning, gebeurt zowel op individuele basis als in groep en richt zich, onder andere, op het aanleren van vaardigheden als time management, communicatie vaardigheden, projectmanagement. Daarnaast verzorgt de carrièrebegeleider ook workshops voor leerlingen/topsport, topsporters/studenten, ouders, trainers en andere begeleiders over het belang van carrièreontwikkeling, de transitie
van de (topsport)school naar een (topsp ort)onderwijsinstelling hoger onderwijs, het optimaliseren van de leefsituatie als (jonge) topsporter, studieplanning en studiemethodiek voor leerlingen/topsport en topsporter/studenten. Terwijl T&S tijdens de voorbije 20 jaar een belangrijke motor is geweest in het aanmoedigen en bewerkstelligen van de combinatie hoger onderwijs en topsport, mag het duidelijk zijn dat ze tijdens de komende jaren een voortrekkersrol zal blijven spelen in het optimaliseren van de combinatie hoger onderwijs en topsport.
Referenties • Chelladurai, P., & Danylchuk, K.E. (1984). Operative goals of intercollegiate athletics: Perceptions of athletic administrators. Canadian Journal of Applied Sport Sciences, 9, 33-41. • De Knop, P., & Wylleman, P. (1996). An analysis of the policy of the Vrije Universiteit Brussel concerning the combination of top-level sport and study. Voordracht gehouden tijdens het colloquium “Sport and Higher Education into the 21ste Century”, University of Bath, Bath, UK: 22-24.04.96 • De Knop, P., & Wylleman, P. (1998). 10 Jaar Topsport en Studie. Brussel, Belgium: Vrije Universiteit Brussel. • De Knop, P., Wylleman, P., & De Maertelaer, K. (1991). De combinatie van universitaire studies en topsportbeoefening in Vlaanderen (The combination of university studies and top-level sport in Flanders). In P. Wylleman, G. Schiltz, & N. Vanhaeren (Eds.), Proceedings Internationaal Symposium ‘Top level Sport and Study’ (pp. 58-67). Brussel: VUSF. • De Knop, P., Wylleman, P., De Martelaer, K., Theeboom, M., & Wittock, H. (1996). New management for university sport, European Journal for Sport Management, 3(1), 35-47. • Delecluse, C. (1986). Studie- en beroepsperikelen bij topsporters. Sport, 3, 52-54. • Dienst Onderwijszaken (1997). Examenreglement. Brussel: VUB. • Lanning, W. (1982). The privileged few: special counseling needs of athletes. Journal of Sport Psychology, 4, 19-23. • Nelson, E.S. (1982). The effects of career counseling of freshman college athletes. Journal of Sport Psychology, 4, 32-40. • Olympic News (December, 1994). De 61 aanbevelingen en conclusies van het IOC Conges [The 61 recommendations and conclusions of the IOC Congress], 11-12. • Redactie (1991). Resoluties Congres Sport 2000. Sport, 1, 13-42. • Simon, R.L. (1991). Intercollegiate athletics: do they belong on campus? In J. Andre & D.N., James (Eds.), Rethinking college athletics (pp. 43-68). Philadelphia: Temple University Press.
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 47 -
• Sloore, H., De Knop, P., & Wylleman, P. (1995). Onderzoek naar de invloed van het sociale netwerk en specifieke interpersoonlijke relaties op het combineren van studie en topsport. Brussel: VUB-OZR. • Underwood, C. (1984). The student athlete: Eligibility and academic integrity. Michigan, MI: Michigan State University Press. • Vanden Auweele, Y., Van Assche, E., De Knop, P., & Vrijens, J. (1998). Begeleiding van de jongeren in de topsportscholen. Leuven: FLOK. • Withford, D. (1990). The student athlete: Myth or reality? College Magazine, 2, 37-41. • Wylleman, P,. De Knop, P., Menkehorst, H., Theeboom, M., & Annerel, J. (1993). Van topsporter naar ex-topsporter. De noodzaak tot het optimaliseren van het beëindigen van de topsportcarrière. In Rijsdorp, K. et al. (Red.), Handboek voor Lichamelijke Opvoeding en Sportbegeleiding (pp. IV.3.Wyll.1IV.3.Wyll.24). Deventer: Van Loghum Slaterus. • Wylleman, P. (1997). Talentdetectie en talentbegeleiding: Een sportpsychologisch perspectief. Voordracht gehouden tijdens het Internationaal Symposium ‘Talent in de sport’, Gent: BVLO-UG, 11.10.97 • Wylleman, P., & De Knop, P. (1995a). Athlètes de haut niveau et enseignement: perspective Européenne sur la combinaison d’etude et sport de haut niveau. Voordracht gehouden tijdens het Congres d’Etude et Sport, Montréal, Canada: Université de Montréal-Ecole de Mortagne, 27-29.01.95. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1995b). The influence of the social network on young student-athletes. Voordracht gehouden tijdens het International Congress on Physical Education and Sport of Children, Bratislava, Slovakije: FIEP, 13-16.08.95. • Wylleman, P. & De Knop, P. (1996). Combining academic and athletic excellence: The case of elite student-athletes. Voordracht gehouden tijdens het International Conference of the European Council for High Ability “Creativity and Culture”, Wenen, Oostenrijk: ECHA, 19-22.10.96. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1997a). Elite student-athletes: Issues related to career development and social support. Paper presented at the 12th Annual Conference on Counseling Athletes, Springfield, US: Springfield College, 29.05-01.06.97. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1997b). The role and influence of the psycho-social environment on the career transitions of student-athletes. In Bangsbo et al. (Eds.), Book of abstracts 2nd Annual Congress of the European College of Sports Science (pp. 90-91). Copenhagen: University of Copenhagen. • Wylleman, P. & De Knop, P. (1998a). The role of parents in student-athletes transition into higher education. Voordracht gehouden tijdens het 28th Congress of the International Association of Applied Psychology, San Francisco, US: IAAP-APA, 9-14.08.98. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1998b). The psycho-social needs of student-athletes. Voordracht gehouden tijdens het 3rd International on the Elite scholar/athlete, Guildford, UK: University of Surrey, 27.11.98 • Wylleman, P., & Lavallee, D. (2004). A developmental perspective on transitions faced by athletes. In M. Weiss (Ed.), Developmental sport and exercise psychology: A lifespan perspective (pp. 507-527). Morgantown, WV: Fitness Information Technology. • Wylleman, P., De Knop, P., & Sillen, D. (1998). Former Olympic athletes’ perceptions of retirement from high-level sport. Voordracht gehouden tijdens het 28th Congress of the International Association of Applied Psychology, San Francisco, US: IAAP-APA, 9-14.08.98. • Wylleman, P., De Knop, P., & Theeboom, M. (1993). Academic problems and achievements of elite athletes at university (Elite athletes in higher education). Voordracht gehouden tijdens het FISU/CESU-Conference van de XVII Universiade, Bufallo, United States: University at Bufallo, 0911.07.93. • Wylleman, P., De Knop, P., De Martelaer, K., & Teirlynck, P. (1991). Combining top-level sport and university studies: Problems, possible solutions and the need for an international perspective. In - 48 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
FISU/CESU, Proceedings XVI Universiade - FISU/CESU Conference (pp.399-410). Sheffield, United Kingdom: Sheffield City Polytechnic. • Wylleman, P., De Knop, P., Pluym, T., & Bogaerts, K. (1992). The top-level athlete in secondary and higher education in Flanders. In UNISPORT (Ed.), Proceedings Olympic Scientific Congress - Vol. 2 (p. PED 103). Malaga, Spain: Unisport. • Wylleman, P., Schiltz, G., & Vanhaeren, N. (1990). Proceedings International Symposium ‘Top-level sport and Study’. Brussel, Belgium: BLOSO-VBT/VUSF.
20 Jaar Topsport en Studie in publicaties • De Knop, P., Boutmans, J., & Wylleman, P. (1990). Internationaal Symposium “Topsport en Studie”, Sport, 4, 49-53. • De Knop, P., Boutmans, J., & Wylleman, P. (1990). Internationaal Symposium “Topsport en Studie”, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, 100, 31-34. • Wylleman, P., Schiltz, G., & Vanhaeren, N. (1990). Proceedings Internationaal Symposium ‘Topsport en Studie’. Brussel: VUSF-BLOSO, 71p. • De Knop, P., Wylleman, P., & De Maertelaer, K. (1991). De combinatie van universitaire studies en topsportbeoefening in Vlaanderen. In P. Wylleman, G. Schiltz, & N. Vanhaeren (Eds.), Proceedings Internationaal Symposium ‘Top level Sport and Study’ (pp. 58-67). Brussel: VUSF. • Vrijens, J., & Wylleman, P. (1991). Resoluties inzake Topsport en Studie in het Hoger Onderwijs Buiten Universiteit en het Universitair Onderwijs (Resolutions on Top-level sport and Study in the Higher Education level outside of University and at University level). In P. Wylleman, G. Schiltz, & N. Vanhaeren (Eds.), Proceedings Internationaal Symposium ‘Top level Sport and Study’ (pp. 20-21). Brussel: VUSF. • Wylleman, P., De Knop, P., De Martelaer, K., & Teyrlinck, P. (1991). Combining toplevel sport and university studies: Problems, possible solutions and the need for an international perspective. In Proceedings XVI universiade – FISU/CESU Conference. Sheffield. • Wylleman, P., De Knop, P., Pluym, T., & Bogaerts, K. (1992). The top-level athlete in secondary and higher education in Flanders. In UNISPORT (Ed.), Proceedings Olympic Scientific Congress - Vol. 2 (p. PED 103). Malaga, Spain: Unisport. • Wylleman, P., De Knop, P., & De Mulder, E. (1993). De topsportstudent in Vlaanderen, Sportpsychologie Bulletin, 1(4), 13. • Wylleman, P. (1994). Persoverzicht Studie en Topsport, INFO-VUSF, februari. • Wylleman, P. (1994). Persoverzicht Studie en Topsport, INFO-VUSF, september, 12-13. • Wylleman, P. (1995). Studie en topsport: Typisch voorbeeld van het Belgisch amateurisme? (Study and top-level sport: A typical example of Belgian amateurism?), INFO-VUSF, februari, p. 12 • De Knop, P., Wylleman, P., De Martelaer, K., Theeboom, M., & Wittock, H. (1995). A new management for university sport. In EASM (Ed.), Third European Congress on Sport Management (pp. 89-111). Budapest: EASM. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1995). De rol van de ouders en de coach bij het combineren van studie en topsport, INFO-VUSF, mei, 12-13. • De Knop, P., Wylleman, P., De Martelaer, K., Theeboom, M., & Wittock, H. (1996). New management for university sport. European Journal for Sport Management, 3(1), 35-47. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1997). The role and influence of the psycho-social environment on the career transistions of student-athletes. In Bangsbo et al. (Eds.). Book of abstracts 2nd Annual Congress of the European College of Sports Science (pp. 90-91). Copenhagen: University of Copenhagen. 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 49 -
• Wylleman, P. (1998). 10 jaar Topsport en Studie (VUB), INFO-VUSF, 1 (jan), 9. • De Knop, P., Wylleman, P., Van Hoecke, J., & Bollaert, L. (1999). Sports management - A European approach to the management of the combination of academics and elite-level sport. In S. Bailey (Ed.), Perspectives – The interdisciplinary series of Physical Education and Sport Science. Vol. 1. School sport and competition (pp. 49-62). Oxford: Meyer & Meyer Sport. • De Knop, P., & Wylleman, P. (2000). De combinatie van studie en topsport in een maatschappelijke, organisatorische en onderzoekscontext, Nieuw Tijdschrift, 2, 69-96. • Wylleman, P. (2001). Topsportscholen. Abstractenboek Studiedag “Begeleiding van jonge topsporters” (pp. 15-16). Gent: Vereninging voor Kinesiologie – Nederlandse Vereniging Bewegingswetenschappen. • Wylleman, P., & De Knop, P. (2001). Providing quality management in the combination of academics and high level sport. In Book of Proceedings of the 9th European Congress on Sport Management (pp. 364-365). Vitoria-Gasteiz, Spanje: European Association for Sport Management • Wylleman, P., De Knop, P., & Schouterden, N. (2001). Managing elite athletes: A career transitions perspective. In Book of Proceedings of the 9th European Congress on Sport Management (pp. 287288). Vitoria-Gasteiz, Spanje: European Association for Sport Management. • Wylleman, P., De Knop, P., & Schouterden, N. (2002). Combining sport for all and elite sport in higher education: A case study. In Book of abstracts of the 9th World Sport for All Congress 2002. Sport for all and elite sport: rivals or partners? (p. 107). Arnhem, Nederland: IOC – NOC/NSF. • Wylleman, P., De Knop, P. & Schouterden, N. (2002). Combiner le sport pour tous et le sport de haut niveau à l’université: étude de cas. Sport pour Tous et Sport d’élite: adversaires ou partenaires? Livre des résumés – 9è Congrès mondial du sport pour tous (p. 107). Arnhem, Nederland: IOC – NOC/ NSF. • Wylleman, P., De Knop, P., & Schouterden, N. (2002). Managing the combination of higher education and elite sports: Evaluation of services provided to elite student-athletes. In Book of proceedings of the 10th European Congress on Sport Management (pp. 168-169). Jyvaskyla, Finland: European Association Sports Management – Univeristy of Jyvaskyla. • Wylleman, P., De Knop, P. & Taks, M. (2002). Sport en carrièretransitie. In : De Knop, P. & Vanreusel, B., Sportsociologie: het spel en de spelers (pp. 384-392). Amsterdam: Elsevier. • Wylleman, P., Verdet, M-C., Leveque, M., & De Knop, P. (2004). Athlètes de haut niveau, transitions scolaires et rôle des parents, STAPS, 64, 71-87. • De Knop, P. & Wylleman, P. (2004). The policy of the Vrije Universiteit Brussel concerning the combination of top-level and study. In University Sport Bilbao (Ed.), Conference University Sport Bilbao 2004 (pp. 1-35). Bilbao, Spain: University Sport Bilbao. • Eliaerts, P., Van Aken, I., & Wylleman, P. (2006). Topsportscholen. In P. De Knop, J. Scheerder en H. Ponnet, Sportbeleid in Vlaanderen – Volume I : Trends, visies, cases en cijfers (pp. 219-224), Brussel : Publicatiefonds Vlaamse Trainerschool - Bloso. • Wylleman, P., De Knop, P., Maeschalck, J. & Taks, M. (2006). Sport en carrière-ontwikkeling. In De Knop, P., Scheerder, J. & Vanreusel, B. (Eds.), Sportsociologie : Het spel en de spelers (pp. 493-499). Maarssen: Elsevier. • Van Aken, I., Wylleman, P., Taelman, K., De Knop, P. & Clonen, J. (2008). Het recht van een getalenteerd kind om al dan niet sportkampioen te worden. Tijdschrift Jeugd- en Kinderrechten, 2, 101-109.
- 50 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE
20 Jaar Topsport en Studie in presentaties • De Knop, P., Wylleman, P., & De Martelaer, K. (1990). De combinatie van universitaire studies en topsportbeoefening in Vlaanderen. Tijdens het Internationaal Symposium Topsport en Studie. Brussel: VUSF – Bloso, 20.10. • Vrijens, J., & Wylleman, P. (1990). Resoluties inzake Topsport en Studie in het hoger onderwijs buiten universiteit en het uninversitair onderwijs. Tijdens het Internationaal Symposium Topsport en Studie. Brussel: VUSF – Bloso, 20.10. • Wylleman, P., De Knop, P., De Martelaer, K., & Teyrlinck, P. (1991). Combining toplevel sport and university studies: problems, possible solutions and the need for an international perspective. Tijdens de FISU/CESU-Conference van de XVI Universiade. Sheffield, United Kingdom: Sheffield City Polytechnic, 15-17.07. • Wylleman, P., De Knop, P., Pluym, T., & Bogaerts, K. (1992). The top-level athlete in secondary and higher education in Flanders (Belgium). Tijdens het Olympic Scientific Congress. Malaga, Spain: Unisport, 14-18.07. • Wylleman, P., De Knop, P., & Theeboom, M. (1993). Academic problems and achievements of elite athletes at university (Elite athletes in higher education). Tijdens de FISU/CESU-Conference van de XVII Universiade. Bufallo, United States: University at Bufallo, 09-11.07. • De Knop, P., De Martelaer, K., Wittock, H. Teyrlinck, P., & Wylleman, P. (1993). Toward a more hedonistic and commercial university sport. Tijdens de FISU/CESU Conference – XVII Universiade. Bufallo, USA: University at Bufallo, 09-11.07. • Wylleman, P. (1995). Athlètes de haut niveau et enseignement: perspective Européenne sur la combinaison d’etude et sport de haut niveau. Tijdens het Congres d’Etude et Sport (Study and Sport). Montréal, Canada: Université de Montréal-Ecole de Mortagne, 27-29.01. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1995). The influence of the social network on young student-athletes. Tijdens het International Congress on Physical Education and Sport of Children. Bratislava, Slovakia: FIEP, 13-16.08. • De Knop, P., De Martelaer, K., Theeboom, M., Wittock, H., & Wylleman, P. (1995). Toward a new management in university sport. Tijdens het 3rd European Congress on Sport Management. Budapest, Hungary: EASM, 21-23.09. • De Knop, P., Wylleman, P. (1996). An analysis of the policy of the Vrije Universiteit Brussel concerning the combination of top-level sport and study. Tijden het Sports Colloquium Sport and Higher Education into the 21st Century. Bath, UK: University of Bath, 22-24.04. • Wylleman, P. & De Knop, P. (1996). Combining academic and athletic excellence: The case of elite student-athletes. Tijdens de International Conference of the European Council for High Ability “Creativity and Culture”. Vienna, Austria: ECHA, 19-22.10. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1997). Elite student-athletes: Issues related to career development and social support. Tijdens de 12th Annual Conference on Counseling Athletes. Springfield, US: Springfield College-Department Career Development and Counseling, 29.05-01.06. • Wylleman, P., De Knop, P., & Van Slembrouck, Y. (1997). The role and influence of the psycho-social environment on the career transitions of student-athletes. Tijdens de 2nd Annual Conference of European Council for Sport and Science. Copenhagen, Denmark: 20-23.08. • Wylleman, P., & De Knop, P. (1998). The role of parents in student-athletes’ transition into higher education. Tijden het 24th International Congress of Applied Psychology “The challenge for applied psychology: Bridging the Millennia”. San Francisco, USA: IAAP, 9-14.08. • De Knop, P., & Wylleman, P. (1998). Topsport en Studie: Maatschappelijke, organisatorische en onderzoekscontext. Tijdens de BOIC-Olympische Academie. De Panne: 11-12.11. 20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE - 51 -
• Wylleman, P., & De Knop, P. (1998). The psycho-social needs of elite student-athletes. Tijdens de 3th International Symposium on Elite Student-Athletes. Guildford, UK: University of Surrey-Academic Sports Scholarship Programme, 27.11. • Wylleman, P. (1999). A career assistance program for elite and student-athletes. Tijdens de Workshop Career Transitions. Copenhagen, Denmark: Olympic Team Denmark, 08.12. • Wylleman, P., & De Knop, P. (2001). Providing quality management in the combination of academics and high level sport. Tijdens het 9th EASM congres. Vitoria-Gasteiz, Spain: EASM, 19-23.09. • De Knop, P., Wylleman, P., & Schouterden, N. (2001). An analyses of the policy of the VUB concerning the combination of top-level sport and study. Tijdens het Fourth Asia-Pacific Congress of Sports and Physical Education University Presidents. Hong Kong, 15-19.12. • Wylleman, P., De Knop, P., & Schouterden, N. (2002). Managing the combination of higher education and elite sports: Evaluation of services provided to elite student-athletes. Tijdens het 10th EASM Congress. Jyvaskyla, Finland: European Association Sports Management – Univeristy of Jyvaskyla, 04-07.09. • Wylleman, P., De Knop, P., & Schouterden, N. (2002). Combining sport for all and elite sport in higher education: A case study. Tijdens het IOC Congress Sport for All. Arnhem, the Netherlands: IOC, 2730.10. • Wylleman, P. (2003). Le support des athlètes de haut niveau en Belgique. Tijdens het 20ème Université Sportive d’Eté. Nantes, France: UNCU, 26.08. • Wylleman, P. (2004). The combination of the athletic and educational career and lifestylemanagement for elite athletes. Tijdens de Conference “Education in Elite Sport in Europe”. Saarbrücken: Deutscher Sportbund, 05-07.07.04. • Parker, R., & Wylleman, P. (2004). Support for elite athletes across Europe. Tijdens het “European Forum on Lifestyle Management for Elite Athletes”. Londen: UK Sport, 27-28.04. • Wylleman, P. & K. Taelman (2007). Carrièrebegeleiding en de combinatie van studie en topsport. Tijdens het 10th ENAS Conference ‘Securing the Future of University Sport’. Ghent Belgium: European Network of Academic Sport Services – Universiteit Gent, 09.11.
- 52 -
20 JAAR TOPSPORT EN STUDIE