Embodiment en Consumentengedrag: Het Effect van Gewicht op de Evaluatie van Voedingsproducten
Masterthesis
Universiteit van Amsterdam, Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Master Sociale Psychologie 2012-2013, 14-06-2013, Amsterdam
Auteur: Studentnummer: Begeleider: Tweede lezer:
Pauline Coumans 10444947 Dr. Nils Jostmann Pum Kommattam
Inhoudsopgave SAMENVATTING
_________________________________________________________
3.
1.
1.1 Introductie embodiment en consumentengedrag_____________
4.
1.2 Embodiment en evaluaties_______________________________
5.
1.2.1 Gewicht en waardebepaling_________________________
5.
1.2.2 Gewicht en productevaluaties________________________
5.
1.2.3 Gewicht en voedingsproducten_______________________
6.
1.3 Gewichtservaring en de grootte-gewicht illusie_______________
6.
1.4 Huidig onderzoek_____________________________________
8.
_________________________________________________________
9.
2.1 Deelnemers en opzet___________________________________
9.
2.2 Procedure____________________________________________
10.
2.3 Materialen____________________________________________
14.
_________________________________________________________
15.
3.1 Deelnemers___________________________________________
15.
3.3 Beschrijvende statistiek_________________________________
15.
3.4 Datapreparatie________________________________________
15.
3.5 Manipulatiechecks en controle variabelen__________________
16.
3.6 Hypothesetoetsing______________________________________
19.
_________________________________________________________
21.
LITERATUUR
_________________________________________________________
26.
APPENDIX
_________________________________________________________
29.
2.
3.
4.
INLEIDING
METHODE
RESULTATEN
DISCUSSIE
2
Embodiment en Consumentengedrag: Het Effect van Gewicht op de Evaluatie van Voedingsproducten Coumans, P. Universiteit van Amsterdam Samenvatting Deze studie bekijkt de invloed van embodiment op de evaluatie van voedingsproducten en op de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Embodiment theorieën stellen dat gewicht zorgt voor een positievere evaluatie van een product. Het onderliggende proces van dit effect werd middels de grootte-gewicht illusie getoetst. Deze illusie stelt dat wanneer objecten identiek zijn in gewicht, een kleiner object als zwaarder wordt beschouwd, dan een groter object. In de experimentele conditie (n = 49) moesten deelnemers twee chocoladerepen beoordelen die van elkaar verschilden in grootte maar gelijk waren in gewicht. In de controle conditie (n = 51) waren de repen even groot en even zwaar. In beide condities verschilden de repen van elkaar in positieve (merk 1) en neutrale (merk 2) wikkelinformatie en moesten de deelnemers de repen meerdere malen optillen. Uit de resultaten blijkt de grootte-gewicht illusie tegen verwachtingen in niet te zijn gerepliceerd en werd er geen significant interactieeffect tussen conditie en wikkelinformatie op de evaluatie van de repen en op de algemene attitude tegenover gezonder snacken gevonden. Over beide condities werd chocoladereep 1 positiever beoordeeld dan chocoladereep 2 en hadden deelnemers gemiddeld een positieve attitude tegenover gezonder snacken. In de discussie werden de resultaten besproken. (197 woorden in abstract)
3
1.1 Introductie embodiment en consumentengedrag Tegenwoordig worden we constant omringd door advertenties met als doel ons consumentengedrag te beïnvloeden (Wänke, 2009). We spenderen dan ook veel tijd aan het evalueren, kiezen of consumeren van producten en diensten. Veel van onze dagelijkse (consumenten) gedragingen bestaan uit keuzes die niet eens intentioneel hoeven te zijn. Keuzes die we maken worden onder andere beïnvloed door de attitudes die we hebben ten opzichte van een product. Attitudes zijn de samenvattende evaluaties die mensen hebben over abstracte of concrete objecten, mensen of groepen (Bohner & Wänke, 2002). Ze bestaan uit drie verschillende componenten: affect (gevoelens jegens het object), cognitie (gedachtes over het object) en gedrag (gedrag richting het object). Attitudes zijn van belang omdat ze van invloed kunnen zijn op ons gedrag en op de intentie om bepaald gedrag te vertonen (Wänke, 2009). Attitudes kunnen op verschillende manieren worden gevormd. Zo kunnen attitudes bewust worden gevormd middels het actief beredeneren van de voor en na delen van een object (Bohner & Wänke, 2002), of minder bewust zoals het aanleren van voorkeuren voor bepaalde objecten (Olson & Fazio’s, 2001, 2002). Ook embodiment blijkt een rol te spelen bij attitude-formatie (Briňol, Petty en Wagner, 2011; Wells & Petty, 1980). Lichamelijke toestanden, zoals de houding van je arm die je aanneemt als je iets zwaars moet vasthouden en het gevoel wat daarmee gepaard gaat, activeren voorstellingen van eerdere gebeurtenissen (Häfner, in press.). Op basis van deze voorstelling neemt men het daarbij behorende oordeel als het ware over en past men dit oordeel toe op de soortgelijke situatie. Dit wordt ook wel embodiment genoemd. Theorieën met betrekking tot embodiment stellen dat kennis een gedeeltelijke simulatie is van zintuiglijke, introspectieve en motorische toestanden (Simmons & Barsalou, 2003). Het review van Briňol en collega’s (2011) laat zien dat lichamelijke ervaring invloed kan hebben op de manier waarop attitudes worden gevormd, gebruikt en de manier waarop mensen attitudes veranderen. Attitude-embodiment effecten vinden dus plaats wanneer lichamelijke toestanden de manier waarop een persoon een object evalueert, verandert (Taylor, Lord & Bond, 2009). Het onderzoek van Wells en Petty (1980) ondersteunt deze bevindingen. Uit deze studie blijkt dat het knikken van het hoofd (zoals bij goedkeuring) tijdens het luisteren van een overredende boodschap kan zorgen voor meer positieve attitudes tegenover de inhoud van de boodschap dan wanneer er met het hoofd werd geschud (zoals bij afkeuring). Lichamelijke ervaringen kunnen dus veel invloed hebben op de manier waarop wij 4
objecten in onze omgeving beoordelen. In dit onderzoek zal onder andere worden onderzocht hoe deze embodiment effecten kunnen zorgen voor een positievere evaluatie van (gezondere) voedingsproducten en voor een positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken. 1.2 Embodiment en evaluaties 1.2.1 Gewicht en waardebepaling: de invloed van gewichtservaring op waardebepaling Embodiment effecten worden op verschillende manieren onderzocht. Zo deden Jostmann en collega’s (2009) onderzoek naar de invloed van gewicht op de belichaming van waarde. In verschillende talen zoals in het Engels, Nederlands en Chinees wordt gewicht als metafoor voor de mate van belang gebruikt. Zo heeft men het bijvoorbeeld over het ‘afwegen van opties’ wanneer er een besluit moet worden genomen. Zoals uit het onderzoek van Jostmann en collega’s (2009) bleek, zorgt het vasthouden van een zwaardere clipboard ervoor dat deelnemers meer waarde toekennen aan abstracte constructen en meer cognitieve moeite investeren in een taak, in vergelijking met een lichtere clipboard. Bovendien bleek het vasthouden van een zwaardere clipboard te zorgen voor meer polarisatie van zwakke en sterke argumenten. Dit suggereert dat het vasthouden van een zwaarder object zorgt voor meer waardebepaling aan een object of mening. Mensen leren door herhaalde ervaringen met zwaardere objecten dat het omgaan met zwaardere objecten meer moeite kost in termen van fysieke kracht of cognitieve planning in vergelijking met lichte objecten. De ervaring met gewicht wordt geassocieerd met een verhoogde lichamelijke of mentale inspanning. 1.2.2 Gewicht en productevaluaties: de invloed van gewichtservaring op productevaluaties Ander onderzoek heeft de invloed van gewicht op consumentenniveau getoetst. Consumenten associëren zwaardere producten in verschillende productcategorieën met betere kwaliteit (bijv. Lindstrom, 2005; Chandler, Reinhard & Schwarz, 2012; Piqueras-Fiszman, Harrar, Alcaide & Spence, 2011; Piqueras-Fiszman & Spence, 2012). Een simpel product als een afstandsbediening kan veel zeggen over de kwaliteit van het merk (Lindstorm, 2005). Hoe zwaarder de afstandbediening des te beter de kwaliteit, tenminste volgens de consument die de evaluatie van kwaliteit eerder baseert op het “gevoel”, het vasthouden van de afstandbediening, dan op het uiterlijk. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom de maker van luxe, zeer betrouwbare producten, Bang & Olufsen, gewicht toevoegde aan hun afstandsbediening (Lindstrom, 2005). Piqueras-Fiszman en Spence (2012) onderzochten dit op de echte markt middels een veldstudie. Er werd gekeken of zwaardere wijnflessen als zijnde beter, of tenminste duurder, 5
werden beoordeeld. Resultaten laten zien dat het gewicht van de wijnflessen positief en significant waren gecorreleerd met de prijs van de wijn, de mate van significantie was echter afhankelijk van het land van herkomst en het type wijn. Zo was de mate van significantie van de positieve correlatie tussen het gewicht en de prijs van de wijn het hoogste bij ZuidAfrikaanse wijnflessen, gevolgd door Italiaanse wijnflessen, Spaanse wijnflessen en tenslotte Franse wijnflessen. Dit suggereert dat de consument nuttige informatie kan verkrijgen door simpelweg de prijs van de wijn te “voelen”, dat wil zeggen door de wijnfles vast te houden. Gewicht blijkt, behalve op de beoordeling van kwaliteit, ook invloed te hebben op de waardeevaluatie van een product (Chandler et al., 2012). Er werd meer waarde toegekend aan boeken die zwaarder in gewicht waren dan boeken die minder wogen. 1.2.3 Gewicht en voedingsproducten: de invloed van gewichtservaring op de evaluatie van voedingsproducten Piqueras-Fiszman en collega’s (2011) bekeken in hun studie het effect van gewicht op de beoordeling van, de nog redelijk onderbelichte productcategorie, voedingsproducten. Deelnemers moesten drie schalen met yoghurt beoordelen, die van elkaar verschilden in gewicht maar verder identiek aan elkaar waren, terwijl ze de schaaltjes om de beurt met een hand vasthielden. Uit de resultaten bleek dat de zwaardere schaal met yoghurt significant positiever werd beoordeeld. Op dit moment is er weinig empirisch onderzoek gedaan die de vraag behandeld over hoe de gewichtsperceptie van een consument de perceptie van voedsel kan beïnvloeden. Wanneer blijkt dat het verzwaren van een (gezonder) voedingsproduct zorgt voor een positievere evaluatie van het gezonde product en invloed heeft op de motivatie om het (gezondere) product aan te schaffen, zou dit een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van het gezondheidsgedrag van mensen. Er zal in dit onderzoek voor het domein gezonde voedingsproducten worden gekozen maar er worden soortgelijke effecten verwacht voor alle typen voedsel. Hier zou rekening mee moeten worden gehouden bij het ontwerpen van voedingsproducten en hun verpakkingen. Daarnaast zal er exploratief worden onderzocht of het verzwaren van een voedingsproduct, naast het effect op de evaluaties van dat specifieke product, ook invloed heeft op de algemene attitude jegens gezonder snacken en. Dit zou vervolgens wederom effect kunnen hebben op gezondere gedragsintenties van mensen in het algemeen. Om dit te toetsen zal er in deze studie worden gekozen voor het verzwaren van voedingsproducten en zal tevens de algemene attitude jegens gezonder snacken worden gemeten. 6
1.3 Gewichtservaring en de grootte-gewicht illusie: het onderliggende proces Hoewel voorgaande studies dus laten zien dat de ervaring van gewicht kan zorgen voor positievere productevaluaties uit zeer verschillende categorieën (bijv. Piqueras-Fiszman et al., 2011; Chandler et al., 2012), is er nog niet bekend hoe dit effect tot stand komt. Er bestaan hiervoor twee mogelijke verklaringen. Ten eerste zou de verwachting die mensen hebben over hoeveel een object hoort te wegen invloed kunnen hebben op de perceptie van gewicht (Ellis & Lederman, 1998). Ten tweede is het mogelijk dat dit effect tot stand komt door directe sensomotorische feedback uit de spieren (Flanagan & Beltzner, 2000). Om dit te toetsten zal voor dit onderzoek gebruik worden gemaakt van de grootte-gewicht illusie, waarbij het kleinere object, van de twee even zware objecten, zwaarder wordt beoordeeld wanneer deze wordt opgetild (Flanagan & Beltzner, 2000). Deze illusie is zo sterk dat de illusie, zelfs wanneer degene die het object optilt wordt verteld dat de objecten evenveel wegen (Flourney, 1894; Nyssen & Bourdon, 1955) of de objecten herhaaldelijk vasthoudt (Seashore, 1899; Wolfe, 1898), blijft bestaan. Hij is het sterkste wanneer iemand het object vasthoudt zodat deze haptische cues kan verkrijgen over de grootte van het object (Ellis & Lederman, 1993). 1.3.1 Ervaring van gewicht: een cognitief proces? Het onderzoek van Flanagan en Beltzner (2000) ondersteunt de eerste verklaring dat de verwachting die mensen hebben over het gewicht van een object invloed zou hebben op de perceptie van gewicht. Gebaseerd op de verwachting die men heeft over het gewicht van een object gebruikt men aanvankelijk te weinig kracht voor het tillen van het kleinere object en teveel kracht voor het tillen van het grotere object, wanneer deze gelijk zijn in gewicht (o.a. Flanagan en Beltzner, 2000). Hoewel de onjuiste waarneming van het gewicht in dit onderzoek bleef bestaan werd de grijpkracht van de deelnemers aangepast aan het werkelijke gewicht van het object, na het herhaaldelijk tillen van de objecten. Het herhaaldelijk optillen van de objecten zorgde er voor dat deelnemers hun spierspanning in de vingertoppen precies leerden afstemmen op het werkelijke gewicht van het object en vertoonden daarmee dus een zeer nauwkeurige sensomotorische voorspelling. Desondanks bleef de grootte-gewicht illusie bestaan, wat suggereert dat de illusie kan worden veroorzaakt door hoger niveau cognitieve en perceptuele factoren en dat het sensomotorische systeem onafhankelijk van het cognitieve/perceptuele systeem kan opereren. Volgens dit onderzoek zou de grootte-gewicht illusie dus voortvloeien uit cognitieve processen en niet uit sensomotorische feedback. Resultaten uit het onderzoek van Ellis en Lederman (1998) ondersteunen deze bevinding en suggereren dat domein-specifieke semantische kennis het waargenomen gewicht 7
kan beïnvloeden. Golfkenners en leken op het gebied van golf werd gevraagd om het gewicht van echte golfballen en oefen golfballen, die werden verzwaard zodat ze even zwaar waren als echte golfballen, met elkaar te vergelijken. De golfkenners die de verwachting hadden dat de oefenbal lichter zou zijn gaven aan dat de oefenbal zwaarder was. Daarentegen gaven de leken aan dat de ballen even zwaar waren. Verwachtingen die mensen hebben kunnen dus effect hebben op het waargenomen gewicht. Op basis van deze verwachting gebruiken mensen te weinig kracht voor het tillen van het kleine object maar teveel kracht voor het optillen van het grote object, wanneer deze gelijk zijn in gewicht. Lichamelijke toestanden zouden in dit geval dus domein-specifieke semantische kennis activeren waarna men het oordeel dus als het ware over zou nemen en toepassen op de huidige situatie. Deze perceptie van gewicht kan middels de grootte-gewicht illusie worden beïnvloed wat vervolgens mogelijk invloed heeft op een productevaluatie. De verwachting dat een product een bepaald gewicht heeft zou invloed kunnen hebben op de waarneming van het gewicht van het product, wat vervolgens zou kunnen zorgen voor een positievere productevaluatie. 1.3.2 Ervaring van gewicht: door sensomotorische feedback uit de spieren? Een andere verklaring is dat de perceptie van gewicht tot stand komt door directe sensomotorische feedback uit de spieren. Aan de hand van nauwkeurige sensomotorische voorspelling zijn mensen zoals eerder genoemd in staat spierspanning precies af te stemmen op het werkelijke gewicht van een object (Flanagan & Beltzner, 2000). De spierspanning corrigeerde dus voor het daadwerkelijke gewicht, maar de illusie bleef op bewust niveau bestaan. Wanneer het zwaardere object herhaaldelijk wordt opgetild en de illusie zou blijven bestaan zou het effect van embodiment dus voortvloeien uit cognitie. Echter wanneer het zwaardere object herhaaldelijk wordt opgetild en de illusie zou verdwijnen, zouden embodiment effecten kunnen worden toegeschreven aan sensomotorische feedback. Zou de illusie verdwijnen zou dit er voor moeten zorgen dat beide objecten even positief worden geëvalueerd. 1.4 Huidig onderzoek 1.4.1 Doelstelling en Vraagstelling Het hoofddoel van de huidige studie is dus het geven van inzicht in het effect van gewicht op de evaluatie van voedingsproducten en de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Ook zal er worden onderzocht hoe dit effect tot stand komt aan de hand van de grootte8
gewicht illusie. De vraagstelling die hieruit voortvloeit is: zorgt gewicht voor een positievere evaluatie van een gezond voedingsproduct en voor een positievere attitude tegenover gezonder snacken, en komt dit effect tot stand door sensomotorische feedback of vanuit cognitie? 1.4.2 Onderzoeksopzet Om dit te onderzoeken moet de helft van de deelnemers herhaaldelijk twee repen melkchocolade optillen en beoordelen die van elkaar verschillen in grootte maar niet in gewicht. Hiermee wordt beoogd de grootte-gewicht illusie te repliceren. De kleinere reep chocolade (merk 1) bevat positieve (gezondere) wikkelinformatie terwijl de grote chocoladereep (merk 2) neutrale (minder gezonde) wikkelinformatie bevat. Deelnemers in de controle conditie moeten daarentegen herhaaldelijk twee chocoladerepen optillen en beoordelen die gelijk zijn in gewicht én in formaat. Ook hier verschillen de repen van elkaar in positieve (merk 1) of neutrale (merk 2) wikkelinformatie. Dit wordt in beide condities gevolgd door de meting van de evaluatie van de chocoladerepen middels vier verschillende toetsen en de meting van de algemene attitude tegenover gezonder snacken middels een vragenlijst. 1.4.3 Hypothesen Op basis van voorgaande onderzoeken wordt ten eerste verwacht dat de kleinere chocoladereep, na het herhaaldelijk optillen, zwaarder wordt beoordeeld dan de grotere chocoladereep terwijl ze gelijk zijn in gewicht (dit is een replicatie van de grootte-gewicht illusie) (o.a. Flanagan & Beltzner, 2000). Ten tweede wordt er verwacht dat de chocoladereep met positieve (gezonde) wikkelinformatie (merk 1) in beide condities gemiddeld positiever beoordeeld wordt dan de chocoladereep met neutrale wikkelinformatie (merk 2). Op basis van embodiment theorieën wordt er bovendien verwacht dat dit verschil groter is in de experimentele conditie waarin de repen van elkaar verschillen in grootte ten opzichte van de controle conditie waarin de repen even groot zijn. De reep met positieve wikkelinformatie zal, door de lichamelijke ervaring van gewicht, in de experimentele conditie dus nog positiever worden beoordeeld dan in de controle conditie. Tenslotte wordt er verwacht dat positieve wikkelinformatie en gewicht (aan de hand van de grootte-gewicht illusie) zorgen voor een positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken. Er wordt verwacht dat deelnemers een positievere algemene attitude 9
hebben in de conditie waarin de repen van elkaar verschillen in grootte dan deelnemers in de conditie waarin de repen even groot zijn. 2. Methode 2.1 Deelnemers en opzet Aan dit onderzoek hebben 100 studenten deelgenomen. Middels het elektronische inschrijfsysteem DPMS zijn in de weken van 1 tot 19 april overwegend eerstejaars studenten psychologie aan de Universiteit van Amsterdam benaderd. In ruil voor de vrijwillige deelname konden zij een half proefpersoonpunt ontvangen. Het experiment had een 2 (grootte chocoladereep: verschillend versus even groot) x 2 (informatie wikkel chocoladereep: positief versus neutraal) mixed design met een repeated measures op de laatste factor. De eerste afhankelijke variabele, de evaluatie van de chocoladerepen (kwantitatief), werd middels vier toetsen gemeten: een meting van de attitude, waardebepaling, koopintentie en van de smaakevaluatie. De tweede afhankelijke variabele, de algemene attitude tegenover gezond snacken (kwantitatief), werd gemeten middels een vragenlijst met een 7-punts likert-schaal. Deelnemers werden random worden toegewezen aan ofwel de experimentele conditie (n = 49) waarin de repen verschilden in grootte ofwel aan de controle conditie (n = 51) waarin de repen even groot waren. Het onderzoek nam ongeveer 15 minuten in beslag. 2.2 Procedure De afname van het onderzoek vond plaats in het lab op de Universiteit van Amsterdam. Op basis van het proefpersoonnummer werden de deelnemers random ingedeeld in ofwel de experimentele conditie waarin de repen in grootte van elkaar verschilden ofwel in de conditie waarin de repen even groot waren. Voorafgaande aan de afname van het onderzoek werden de repen chocolade, in random volgorde, verticaal naast elkaar klaargelegd op een tafel in een van de twee vierkante vlakken, afgebakend middels tape (zie bijlage 4). Vooraf werd aan de deelnemers gevraagd om een Informed Consent te tekenen en informatiebrochure te lezen waarin participanten werd geïnformeerd dat het doel van het experiment het onderzoeken van de duidelijkheid van de informatie op de chocoladewikkels was. Deelnemers kregen eerst een aantal korte algemene vragen waarna ze in het tweede onderdeel vragen over de repen moesten beantwoorden. In beide condities werden deelnemers schriftelijk geïnstrueerd om de repen, net zoals in het onderzoek van Piqueras-Fiszman en collega’s (2011), om de beurt met hun non dominante hand op te tillen om zo de gestelde 10
vragen schriftelijk met hun anderen hand te kunnen beantwoorden terwijl ze het voorwerp vasthielden. Dit deden de deelnemers terwijl ze op een stoel aan een tafel zaten. Hierbij kregen deelnemers de instructie om voor beide repen om de beurt de laatste twee cijfers van de barcode te noteren, het aantal onverzadigde vetten wat werd vermeld en tenslotte het derde ingrediënt op de wikkels. Op deze manier waren deelnemers dus genoodzaakt de informatie op de wikkel te bestuderen en de repen om de beurt, gedurende naar schatting 5 tot 10 seconden, drie keer op te tillen. Tussen iedere tilprocedure van de repen zal naar schatting enkele seconden hebben gezeten. Vervolgens vond bij alle deelnemers een attitudemeting over de repen plaats en volgden er vragen over de waardebepaling en de koopintentie van de repen. Dit werd gevolgd door vragen met betrekking tot de algemene attitude tegenover gezond snacken waarna ze een blokje chocolade van reep merk 1 mochten proeven waarbij hen naar de smaakperceptie werd gevraagd. Het bakje met de blokjes chocolade was gedurende het gehele onderzoek in zicht. Ook werden er wat demografische gegevens gevraagd en moesten deelnemers manipulatiechecks invullen. De experimentator bevond zich gedurende de afname van het experiment in een andere ruimte, deelnemers werden dus niet geobserveerd. Tenslotte kregen de deelnemers de vraag welke chocoladereep ze tijdens het onderzoek het zwaarste vonden en kregen ze de mogelijkheid om gegevens achter te laten voor een debriefing van het onderzoek zodat zij een korte uitleg van het onderzoeksdoel konden ontvangen. 2.3 Materialen 2.3.1 Chocoladerepen: het gewicht Het gewicht van de chocoladerepen werd gemanipuleerd. Voor dit onderzoek werden vier repen melkchocolade van de Albert Heijn van het merk “Melkchocolade” gebruikt: een grote dubbele reep van 400 gram en drie kleinere repen van 200 gram (zie bijlage 1). Op basis van eerder onderzoek (van Westerop, 2012) werd er verondersteld dat de meeste mensen een positieve attitude hebben tegenover melkchocolade. Het gewicht van de kleinere repen chocolade werden voorafgaande aan de afname van het onderzoek verzwaard tot 400 gram door een klein plat stukje lood van 200 gram, onder de reep, aan de binnenkant van de kartonnen verpakking te plakken. Om er voor te zorgen dat het lood niet verschoof werd deze middels plakband bevestigd aan de reep. Op deze manier was het gewicht van deze reep kleinere reep chocolade identiek aan het gewicht van de grotere reep chocolade. De producten in conditie 1 verschilden dus in omvang van elkaar en maar wogen beiden 400 gram. In conditie 2 werden er twee kleine repen van 200 gram gebruikt die wederom middels lood 11
werden verzwaard tot 400 gram. Door gebruik te maken van een kartonnen verpakking, in plaats van cellofaan, was de reep chocolade zelf niet voelbaar (zie bijlage 1). 2.3.3 Chocoladerepen: de wikkels Om associaties met bestaande merken te voorkomen en om de informatie op de wikkel te manipuleren werden er nieuwe verpakkingen voor het product ontwikkeld (zie bijlage 2). Op de bovenzijde van de reep werd het merk van de reep chocolade vermeld (“merk 1” of “merk 2”). De onderzijde van de reep bevatte informatie over de ingrediënten, productieplaats, houdbaarheidsdatum, logo’s en de barcode. Deze wikkels verschilden van elkaar in de informatie over ingrediënten, barcode en voedingswaarde. Omdat er werd verwacht dat gezonde informatie positief wordt gevonden is er gekozen voor gezonde informatie. Chocolade “Merk 1” bevatte positieve (gezondere) informatie zoals biologisch geteelde ingrediënten, antioxidanten, meer vezels en een kleinere hoeveelheid verzadigde vetten. Wikkel chocolade “Merk 2” bevatte neutralere (minder gezonde) informatie over het product zoals de vermelding van E-waarden, kleurstoffen, minder vezels en een grotere hoeveelheid verzadigde vetten. Over de informatie op beide typen wikkels werden een aantal vragen gesteld zodat deelnemers genoodzaakt waren de repen op te tillen en de informatie te bestuderen. Op deze manier werd bovendien beoogd dat deelnemers onbewust het gewicht van de repen zouden waarnemen. Om te kijken of de informatie vermeld op de wikkels ook daadwerkelijk positief of neutraal werden gevonden werd er een pilotstudie onder 16 vrouwelijke psychologie studenten verricht. Hierbij werd de evaluatie van de wikkels gemeten aan de hand van drie verschillende toetsen: attitudemeting, waardebepaling en koopintentie. Bovendien werd deelnemers gevraagd welk type wikkel ze gezonder vonden. Tenslotte werd hen gevraagd waarom ze, indien ze wikkel merk 1 gezonder vonden, ze dat type wikkel gezonder vonden. Uit het onderzoek van Chandler en collega’s (2012) blijkt namelijk dat gewicht enkel invloed heeft op de evaluatie van een doelobject wanneer men er ook substantieve kennis over heeft. Uit een paired-sample T-test bleek dat wikkel merk 1 positiever werd beoordeeld dan wikkel merk 2. Deelnemers hadden een significant positiever gevoel jegens chocoladereep merk 1 (t(15) = 2.801, p = .013), een positievere waardebepaling tegenover chocoladereep merk 1 (t(15) = 2.526, p = .023) en koopintentie tegenover chocoladereep merk 1 in vergelijking met merk 2 (t(15) = 3.071, p = .008). Van de 16 deelnemers gaven 15 deelnemers bovendien aan merk 1 gezonder te vinden. De deelnemers vonden deze reep over het algemeen gezonder omdat er minder verzadigde vetten in zaten. Op basis van deze pilotstudie werd er 12
geconcludeerd dat wikkel merk 1 met gezondere informatie positiever werd beoordeeld dan de neutrale informatie merk 2. 2.3.4 Vragenlijst 1: evaluatie chocoladerepen Om te onderzoeken of de lichamelijke ervaring van gewicht voor een positievere productevaluatie zorgt werd de evaluatie van de deelnemers over de twee repen chocolade gemeten. Deze meting bestond uit vier verschillende toetsen: een meting van de attitude, waardebepaling, koopintentie en smaakevaluatie zoals in de masterthese van Westerop (2012) (zie bijlage 3). Deelnemers beantwoorden alle vragen schriftelijk. Ten eerste werd de attitude van de deelnemers tegenover beide repen chocolade gemeten door deelnemers te vragen naar het gevoel wat ze bij het de repen hadden middels een honderd puntschaal (in millimeters) van negatief naar positief. Deelnemers konden een kruisje plaatsen op de lijn. De minimum score van 1mm betekende dat de deelnemers een negatief gevoel hadden over de chocolade. De maximumscore is 100mm, wat betekende dat deelnemers een positief gevoel hadden ten opzichte van de chocolade. Ten tweede werd deelnemers, net zoals in het onderzoek van Piqueras-Fiszman en collega’s (2011), gevraagd naar de waarden die zij toekenden aan de repen door te vragen hoe duur of goedkoop ze dachten dat 100 gram chocolade van reep merk 1 of 2 zou zijn. Wederom een lijn met een honderdpuntschaal (in millimeters). Aan de linkerkant stond “heel goedkoop”, aan de rechterkant “heel duur”. De minimumscore van 1 mm betekende dat de deelnemer dacht dat de reep heel goedkoop was, 100 mm dat de deelnemer dacht dat de reep heel duur was. Ten derde werd, wederom net zoals in het onderzoek van Piqueras-Fiszman en collega’s (2011), de koopintentie van de deelnemers op een honderdpuntschaal (in millimeters) gemeten. De vraag die hierbij werd gesteld was: “Hoe waarschijnlijk of onwaarschijnlijk is het dat je de repen chocolade (merk 1 of 2) in de winkel zou kopen?”. Met aan de linkerkant van de lijn “heel onwaarschijnlijk” en aan de rechterkant “heel waarschijnlijk”. De maximumscore van 100 mm wilde zeggen dat het heel waarschijnlijk zou zijn dat de deelnemer de chocolade in de winkel zou gaan kopen, de minimum score van 1 mm dat het heel onwaarschijnlijk is dat ze de chocolade in de winkel zouden kopen. Tenslotte werd er een smaakevaluatie afgenomen. Hierbij werd deelnemers gevraagd een blokje chocolade te proeven van de chocoladereep merk 1. In werkelijkheid werd hier, net zoals in het onderzoek van Westerop (2012), chocolade van het merk Albert Heijn Delicata gebruikt. Middels deze smaakevaluatie en het in zicht brengen van de stukjes chocolade 13
gedurende het hele onderzoek werd getracht enkel in te spelen op de anticipatie en motivatie van de deelnemers. Daarom is er gekozen voor enkel een smaakevaluatie. Na het proeven werd hen gevraagd aan te geven hoe lekker ze de chocolade vonden. Dit wederom door een kruisje te plaatsen op een honderdpuntschaal (in millimeters) met aan de rechterzijde “helemaal niet lekker” en aan de linkerzijde “heel lekker”. De maximumscore van 100 mm betekende dat de deelnemer een de chocolade heel lekker vond, de minimumscore van 1 mm, dat de deelnemer de chocolade helemaal niet lekker vond. 2.3.5 Vragenlijst 2: algemene attitude gezond snacken Om te onderzoeken of gewicht ook invloed heeft op de algemene attitude van deelnemers tegenover gezond snacken werd er een vragenlijst van vier items geconstrueerd (zie bijlage 3). Hierin werd deelnemers gevraagd hoe belangrijk ze gezond eten vinden, dat ze niet te ongezond snacken en tenslotte dat een snack, of een product over het algemeen, niet teveel vetten, suikers en calorieën bevat. Er werd hier een 7-punts likert-schaal voor worden gebruikt met als ankers 1=“heel onbelangrijk” en 7=“heel belangrijk. Een betrouwbaarheidsanalyse op de items van de geconstrueerde vragenlijst met betrekking tot de algemene attitude tegenover gezonder snacken toonde aan dat Cronbach’s α = .79, wat suggereert dat de vragenlijst intern betrouwbaar is. 2.3.6 Manipulatiechecks en controle variabelen Ook werden er een aantal manipulatiechecks verricht. Om de grootte-gewicht illusie te onderzoeken werd deelnemers op het einde van het onderzoek gevraagd op een honderdpuntschaal aan te geven welk product zij tijdens het onderzoek het zwaarste vonden. Ook ditmaal zetten zij op een lijn met een honderdpuntschaal (in millimeters) een kruisje. Aan de rechterkant stond: “Reep 2” en aan de linkerkant: “Reep 1”. De maximumscore van de schaal was 100 mm, wat betekende dat de deelnemer reep 2 het zwaarst vond. De minimumscore is 1 mm, wat betekende dat de deelnemer reep 1 het zwaarst vond. Deze vraag zal naar schatting 2 à 3 minuten na de lichamelijke ervaring van het gewicht zijn beantwoord. Om te kijken of de deelnemers de informatie aandachtig hadden bestudeerd werd een korte geheugentaak afgenomen na de evaluatie van de reep chocolade. Ook werd de deelnemers gevraagd wanneer ze voor het laatst hadden gegeten, wat ze hadden gegeten en hoeveel honger ze hadden. Mogelijk zou de hoeveelheid honger invloed kunnen hebben op de smaakperceptie, of op het idee daarover.
14
Tevens werd de deelnemers gevraagd of, en wanneer, ze voor het laatst koffie of andere cafeïne houdende dranken hadden genuttigd en wanneer ze voor het laatst hadden gerookt. Dit kon mogelijk invloed hebben op de beoordeling van de chocolade en smaakperceptie. Daarnaast werd deelnemers gevraagd wat hun gewicht en lengte was zodat hun Body Mass Index (BMI) berekend kon worden, of ze op hun gewicht letten, een dieet volgden en of ze in het verleden hadden gelijnd. Deze dienden als controle voor een mogelijk negatieve initiële attitude van de deelnemers jegens chocolade in verband met de wens om gewicht te verliezen. De algemene attitude van de deelnemers ten opzichte van chocolade werd bovendien gemeten door deelnemers te vragen wat hun favoriete smaak chocolade was, hoe lekker zij chocolade over het algemeen vonden en hoe vaak zij chocolade aten om zo te controleren voor een initiële negatieve attitude over chocolade in het algemeen. De motivatie van de deelnemers werd gemeten door hen te vragen hoe leuk ze het onderzoek vonden en hoe gemotiveerd ze tijdens het invullen van de vragenlijst waren. Ook werd er gevraagd hoe moeilijk ze het experiment vonden. Tenslotte werd deelnemers gevraagd of ze allergisch waren voor ingrediënten in chocolade en of ze al eerder aan dergelijk onderzoek hadden deelgenomen. Als dit het geval was werden zij uit de data gefilterd. 2.3.7 Demografische gegevens Tenslotte werd er gebruik gemaakt van een vragenlijst voor de demografische gegevens van de deelnemers. Hierbij werd gevraagd naar het geslacht, de leeftijd, studie van de deelnemers en of de deelnemers links- of rechtshandig waren. 3. Resultaten 3.1 Deelnemers Van de 100 deelnemers zijn er zes niet meegenomen in verdere analyses, omdat bij hen het onderzoek niet adequaat was afgenomen. Uiteindelijk bleven er 94 deelnemers over, waarvan 7 linkshandig en 87 rechtshandig, met een gemiddelde leeftijd van 20,57 jaar (SD = 2,06). Hiervan waren 20 man en 74 vrouw. 3.2 Beschrijvende statistiek Uit een Chi-kwadraat toets bleek dat de verdeling van mannen en vrouwen niet significant van elkaar verschilden over de twee condities, (p = .051). 15
In het onderzoek werd een vraag gesteld waarbij de vergelijking werd gemaakt tussen de twee repen (“Welke chocoladereep vond je tijdens het onderzoek het zwaarst?” met hierbij de antwoordopties “Reep 1” aan de linkerzijde en “Reep 2” aan de rechterzijde). Voor deze vragen werd voor iedere deelnemer de afwijking van het gemiddelde berekend. Dit werd gedaan door van alle antwoorden het gemiddelde van de vraag (50 millimeter op een honderdpuntschaal) af te trekken. Met betrekking tot de afhankelijke variabele algemene attitude tegenover gezonder snacken ,werden de scores op de vier items samengevoegd tot een gemiddelde aangezien de Cronbach’s α = .79, wat wil zeggen dat de vragenlijst intern betrouwbaar is. Statistische analyses werden gedaan door SPSS v. 20.0. te gebruiken. 3.3 Datapreparatie Vier deelnemers hadden deelgenomen aan soortgelijk onderzoek en werden uit de data gefilterd. Daarnaast werden twee deelnemers niet meegenomen in verdere analyses vanwege foutieve afname van het onderzoek. Een deelnemer gaf bovendien aan door de verpakking heen te kunnen kijken en af te kunnen lezen dat de repen identiek waren. Deze deelnemer werd ook uit de data gefilterd. Tenslotte gaf een andere deelnemer aan het gebruikte merk van de chocolade voor de smaakevaluatie te herkennen aan het logo. De score van de deelnemer op deze variabele werd niet meegenomen in de verdere analyses. Aan de hand van Z-scores werd vervolgens gecontroleerd op uitschieters. Hierbij werd een grens gesteld van -3 tot 3 standaarddeviatie op vragen met betrekking tot de evaluatie van de chocoladerepen en de algemene attitude over gezonder snacken. Een deelnemer had een score lager dan -3 op de vraag wat het gevoel was ten opzichte van chocoladereep 1. Een andere deelnemer had een score lager dan -3 op de vraag hoe belangrijk of onbelangrijk hij of zij gezond eten vindt. De score van de deelnemers op deze variabelen werden niet meegenomen de verdere analyses. Daarnaast werden de Z-scores berekend voor de manipulatiechecks en controle variabelen. In totaal waren er acht deelnemers met een Z-score lager dan -3. Drie deelnemers vonden het onderzoek heel moeilijk. De overige deelnemers vonden het experiment over het algemeen significant makkelijker dan het gemiddelde (50 millimeter), t(93) = 18.10, p = .000. Verder hadden vier deelnemers een zeer negatieve gemoedstoestand en had een deelnemer een zeer sombere gemoedstoestand. Andere deelnemers hadden een significant hogere score op de vraag in hoeverre ze vrolijk of somber waren t(93) = 75.37, p = .000, en op de vraag in hoeverre ze positief of negatief waren t(93) = 23.03, p = .000. Bij de andere controle 16
variabelen in het onderzoek; de hoeveelheid honger die deelnemers hadden, hoe lekker ze melkchocolade en chocolade over het algemeen vonden, de mening over hoe gemotiveerd deelnemers waren, hoe geëngageerd deelnemers bij het onderzoek waren en hoe leuk ze het onderzoek vonden, werden geen afwijkende Z-scores getoond. Deelnemers hadden gemiddeld een significant positievere stemming dan het gemiddelde (t(93) = 23.029, p = .000), vonden het onderzoek significant leuker dan het gemiddelde (t(93) = 22.038, p = .000) en waren significant betrokken bij het onderzoek (t(93) = 6.583, p = .000). 3.4 Manipulatiechecks en controle variabelen 3.4.1 Grootte-gewicht illusie Om te controleren of de grootte-gewicht illusie is gerepliceerd werd eerst een T-toets voor onafhankelijke steekproeven gedaan. Hieruit bleken deelnemers uit conditie 1 en 2 niet significant van elkaar te verschillen op de evaluatie van het gewicht van de repen chocolade, t(92) = .017, p = .986. Uit een One sample T-toets bleek bovendien dat de deelnemers in conditie 1 chocoladereep merk 1 niet significant zwaarder vonden dan chocoladereep merk 2 (M = 47, SD = 40.47), t(45) = -.503, p = .618. Om te controleren of de gebruikte grootte-gewicht illusie wel sterk genoeg was, is na de afname van het onderzoek nog een pilotstudie met studenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen gedaan (n = 10) gedaan. Hieruit bleek dat de gemiddelde score van de deelnemers significant verschilde van het gemiddelde, t(10) = .-9.911, p = .000. Chocoladereep merk 1 werd significant zwaarder beoordeeld dan chocoladereep merk 2. 3.4.2 Smaakperceptie De tijd wanneer mensen voor het laatst hadden gegeten (t(93) = -.493, p = .623), cafeïne houdende dranken hadden gedronken (t(93) = -.089, p = .929) of kort voor het experiment hadden gerookt (t(93) = 2.74, p = .444), bleken geen invloed te hebben op de smaakperceptie. 3.4.3 Voorkeur type chocolade Deelnemers vonden chocolade over het algemeen gemiddeld lekkerder dan het gemiddelde (50 millimeter), t(93) = 29.28, p =.000. Met betrekking tot de voorkeur voor een bepaalde soort chocolade stond melkchocolade gemiddeld op de derde plek (M = 3.04, SD = 1.61). Deelnemers vonden noten chocolade gemiddeld het lekkerste (M = 2.99, SD = 1.53), gevolgd door crispy chocolade (M = 3.00, SD = 1.51). Witte chocolade stond gemiddeld op de vierde plek (M = 3.62, SD = 1.83). Pure chocolade gemiddeld op de vijfde plek (M = 3.67, SD = 1.55).. Tenslotte werd extra pure chocolade gemiddeld het minst lekker bevonden (M = 4.78, 17
SD = 1.71). Deelnemers vonden melkchocolade bovendien gemiddeld significant lekkerder dan het gemiddelde (50 millimeter), t(93) = 12.30, p = .000. Deelnemers met een negatieve attitude tegenover melkchocolade werden uitgesloten in verdere analyses. Tenslotte at 41.4 procent van de deelnemers gemiddeld tussen de 0 en 2 keer per week chocolade en 31 procent van de deelnemers tussen de 2 en 4 keer per week. 3.4.3 Body Mass Index Op basis van het berekende BMI per deelnemer kan worden gesteld dat 71 deelnemers een normaal gewicht hadden (BMI: 18.5 tot 25), zeven deelnemers ondergewicht (BMI: < 18.5), acht deelnemers licht overgewicht (BMI: 25 tot 27), vijf deelnemers matig overgewicht (BMI: 27 tot 30), twee deelnemers ernstig overgewicht (BMI: 30 tot 40) en een deelnemer ziekelijk overgewicht (BMI > 40). Om te kijken of het BMI van de deelnemers invloed had op de algemene attitude tegenover gezonder snacken werd een T-toets voor onafhankelijke steekproeven gedaan. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen deelnemers met overgewicht en deelnemers met een normaal gewicht of ondergewicht. Met betrekking tot de algemene attitude tegenover gezonder snacken was er geen significant verschil in de gemiddelden tussen de twee groepen, t(92) = -1.606, p = .112. 3.4.4 Letten op gewicht Met betrekking tot de algemene attitude tegenover gezonder snacken bleek er uit een T-toets voor onafhankelijke steekproeven een significant verschil te zijn in de gemiddelde score van deelnemers die wel of niet op hun gewicht letten, t(92) = 5.524, p = .000. Deelnemers die op hun gewicht letten hadden gemiddeld een significant positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken (M = 5.10, SD = .827) dan deelnemers die niet op hun gewicht letten (M = 5.10, SD = .827). Met betrekking tot de evaluatie van de chocoladerepen was er een significant verschil tussen deelnemers die wel op hun gewicht letten en deelnemers die daar niet op letten op de gemiddelde score koopintentie merk 2, t(92) = -2.2408, p = .018. Deelnemers die niet op hun gewicht letten scoorden gemiddeld hoger (M = 58.03, SD = 24.48) op koopintentie merk 2 dan deelnemers die wel op hun gewicht letten (M = 46.98, SD = 19.95). Dit effect is echter waarschijnlijk toe te schrijven aan toeval. 3.4.5 Dieet Met betrekking tot de algemene attitude tegenover gezonder snacken bleek er een significant verschil te zijn in de gemiddelden van deelnemers die wel of niet op dieet waren, t(92) = 3.519, p = .001. Deelnemers die op dieet waren (M = 5.50, SD = .83) hadden gemiddeld een 18
significant positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken dan deelnemers die niet op dieet waren (M = 4.43, SD = .92). 3.5 Hypothesetoetsing 3.5.1 Effect conditie en wikkelinformatie op evaluatie chocoladerepen Om het effect van conditie en wikkelinformatie op de evaluatie van de chocoladerepen te toetsen werd er een 2 (grootte chocoladereep: verschillend versus even groot) x 2 (informatie wikkel chocoladereep: positief versus neutraal) dubbel multivariate repeated measures Analysis of Variance gedaan op wikkelinformatie met de evaluatie van de chocoladereep (bestaande uit drie maten) als afhankelijke variabele. Er bleek een significant hoofdeffect te zijn van wikkelinformatie op de evaluatie van de chocoladerepen (F(3,90) = 3.505, p = .019, eta2 = .105). Chocoladereep merk 1 werd gemiddeld significant positiever beoordeeld dan chocoladereep merk 2 (zie tabel 1.1). De manipulatie bleek dus te zijn geslaagd. Tabel 1.1 Gemiddelde Score van Deelnemers (met Standaarddeviatie) op Gevoel, Waardebepaling en Koopintentie bij Chocoladereep Merk 1 en Chocoladereep Merk 2.
n = 94
Gevoel
Waardebepaling
Koopintentie
Chocolade Merk 1
67.81 (15.23)**
53.95 (19.00)
56.85 (24.16)*
Chocolade Merk 2
63.15 (15.11)
48.91 (16.81)
51.69 (22.54)
*significantie bij p < .01 **significantie bij p <.001 Note. Een lage score betekent heel negatief, goedkoop of onwaarschijnlijk. Een hoge score betekent heel positief, duur of waarschijnlijk.
Er was echter geen significant hoofdeffect van conditie (F(3,90) = .272, p = .846, eta2 = .009). Deelnemers in conditie 1 verschilden gemiddeld niet significant van deelnemers in conditie 2 met betrekking tot de evaluatie van de chocoladerepen. Bovendien was er geen significant interactie-effect tussen conditie en wikkelinformatie op de evaluatie van de chocoladerepen (F(3,90) = 1.159, p = .330, eta2 = .037). Deelnemers verschilden niet van elkaar in de gemiddelde score op de evaluatie van de chocoladerepen. Over beide condities werd chocoladereep merk 1 positiever beoordeeld dan
19
chocoladereep merk 2 (zie tabel 1.2). Dit verschil was niet significant groter in conditie 1 in vergelijking met conditie 2. Tabel 1.2 Gemiddelde Score van Deelnemers (met Standaarddeviatie) per Conditie op Gevoel, Waardebepaling en Koopintentie bij Chocoladereep Merk 1 en Chocoladereep Merk 2.
n = 94
Conditie
Gevoel
Waardebepaling
Koopintentie
Chocolade Merk 1 1
68.74 (14.36)
56.21 (17.69)
59.24 (21.76)
2
66.85 (16.11)
51.71 (20.12)
54.46 (26.28)
Chocolade Merk 2 1
61.30 (15.25)
47.24 (16.21)
52.26 (19.58)
2
65.00 (14.93)
50.58 (17.39)
51.13 (25.26)
Note. Een lage score betekent heel negatief, goedkoop of onwaarschijnlijk. Een hoge score betekent heel positief, duur of waarschijnlijk.
3.5.4 Effect conditie en wikkelinformatie op algemene attitude gezonder snacken Om het effect van conditie en wikkelinformatie op de algemene attitude tegenover gezonder snacken te toetsen werd een repeated measures MANOVA gedaan. Ditmaal met de algemene attitude tegenover gezond snacken als afhankelijke variabele. Er was een significant hoofdeffect van wikkelinformatie op de algemene attitude van deelnemers tegenover gezonder snacken, F(1,92) = 49882.35, p = .000, eta2 = .998. Echter was er geen significant interactie-effect tussen conditie en wikkelinformatie op de algemene attitude tegenover gezonder snacken, F(1,92) = .39, p = .534, eta2 = .004. Er blijkt dus geen verschil te zijn in gemiddelde score op de algemene attitude tegenover gezonder snacken over de twee condities. Zowel deelnemers in conditie 1 (M = 4.55, SD = .91) als deelnemers in conditie 2 (M = 4.54, SD = 1.01) hadden gemiddeld een positieve algemene attitude tegenover gezonder snacken. 3.5.5 Extra analyse Omdat de grootte-gewicht illusie niet gerepliceerd bleek te zijn is er gekeken of deelnemers uit conditie 1, waar de grootte-gewicht illusie wel werd gevonden (n = 20), verschilden in hun evaluatie van de chocoladerepen in vergelijking met deelnemers uit conditie 1 waar de grootte-gewicht illusie niet werd gevonden (n = 22). Om dit te toetsen werd er een 2 (groottegewicht illusie: wel versus niet) x 2 (informatie wikkel chocoladereep: positief versus 20
neutraal) repeated measures Analysis of Variance (MANOVA) gedaan op wikkelinformatie met de evaluatie van de chocoladereep als afhankelijke variabele. Uit de resultaten bleek er geen significant hoofdeffect van grootte-gewicht illusie op de evaluatie van de chocoladerepen, F(3,38) = .501, p = .684, eta2 = .038. Uit een T-toets voor onafhankelijke steekproeven bleek bovendien dat grootte-gewicht illusie geen significant effect had op de algemene attitude tegenover gezonder snacken, t(39) = .087, p = .931.
4. Discussie 4.1 Vraagstelling en hypothesen Deze studie is opgezet om meer inzicht te geven in de invloed van embodiment op consumentenniveau. Hoewel voorgaande studies laten zien dat de ervaring van gewicht kan zorgen voor positievere productevaluaties uit zeer verschillende categorieën, is er in de literatuur nog weinig bekend over de relatie tussen gewicht en de evaluatie van de categorie voedingsproducten. Bovendien is er nog niet onderzocht of gewicht, naast de invloed op een specifiek product, mogelijk ook invloed heeft op de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Tenslotte is het nog niet bekend hoe dit proces tot stand komt. Om dit te onderzoeken werd de grootte-gewicht illusie aangehaald. Onderzocht werd dus of gewicht zorgt voor een positievere evaluatie van een voedingsproduct en voor een positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken, en of dit effect tot stand komt door sensomotorische feedback of vanuit cognitie. Een van de vier hypothesen werd bevestigd. Uit de resultaten bleek dat de size-weight illusie niet werd gerepliceerd. Deelnemers in de conditie waarin de repen van elkaar verschilden in formaat vonden de kleinere, verzwaarde, chocoladereep niet significant zwaarder dan de grotere, niet verzwaarde, chocoladereep. Dit is niet in lijn met de eerste hypothese en komt niet overeen met de bevindingen uit voorgaand onderzoek (o.a. Flanagan & Beltzner, 2000). De tweede hypothese dat de chocoladereep met positieve wikkelinformatie in beide condities gemiddeld significant positiever wordt beoordeeld dan de chocoladereep met neutrale wikkelinformatie, werd daarentegen wel bevestigd. Dit verschil was echter, tegen verwachtingen in, niet groter in de conditie waarin de repen van elkaar verschilden in grootte. De reep met positieve wikkelinformatie werd niet significant positiever bevonden in de conditie waarin de repen van elkaar verschilden in grootte in vergelijking met de conditie waarin ze even groot waren. Dit komt niet overeen met embodiment theorieën (o.a. Piqueras-Fiszman et al., 2011). Deelnemers in de conditie waarin 21
de repen van elkaar verschilden in formaat hadden geen significant positiever gevoel tegenover de kleinere (zwaardere) reep met positieve wikkelinformatie, schatten deze reep niet duurder in en hadden niet de intentie om deze reep eerder aan te schaffen dan de grotere (lichtere) reep met neutrale wikkelinformatie, in vergelijking met de deelnemers in de controle conditie. Tenslotte was er geen significant interactie-effect tussen conditie en wikkelinformatie op de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Deelnemers hadden geen positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken in de conditie waarin de repen van elkaar verschilden in grootte dan deelnemers in de conditie waarin de repen even groot waren. Gewicht, aan de hand van de grootte-gewicht illusie, en wikkelinformatie blijken in deze studie dus niet te zorgen voor een positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken. Op basis van de resultaten kan dus geconcludeerd worden dat gewicht in deze studie niet lijkt te zorgen voor een positievere evaluatie van de (kleinere) chocoladereep met positieve wikkelinformatie of voor een positievere algemene attitude tegenover gezonder snacken. In het kader van de theorie die tot op heden bekend is, geven de conclusies gemaakt in deze studie geen ondersteuning aan de veronderstelling dat gewicht invloed heeft op de evaluatie van voedingsproducten. Het is daarom raadzaam in te gaan op zowel kritiekpunten als mogelijke alternatieve verklaringen waarom de gevonden resultaten niet in lijn zijn met de verwachtingen. Het volgende gedeelte van de paragraaf zal dan ook aan deze twee punten worden toegewijd.
4.2 Kanttekeningen en alternatieve verklaringen 4.2.1 Tilprocedure chocoladerepen Een praktische verklaring voor het ontbreken van significante resultaten met betrekking tot de hypothesen dat de reep met positieve wikkelinformatie in de conditie, waarin de repen van elkaar verschillen in formaat, positiever beoordeeld zou worden dan in de controle conditie waarin de repen even groot zijn, is wellicht toe te schrijven aan de gebruikte procedure. Deelnemers vonden de kleinere, verzwaarde, reep niet significant zwaarder dan de grotere, niet verzwaarde, reep wat suggereert dat de manipulatie van de grootte-gewicht illusie wellicht is mislukt. Dit heeft bovendien ook mogelijk gevolgen had voor het ontbreken van een effect van gewicht en wikkelinformatie op de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van de replicatie van de groottegewicht illusie is de gebruikte tilprocedure van de repen. Deelnemers kregen bij de afname 22
van het onderzoek schriftelijk de instructies om de repen om de beurt met hun non dominante hand te pakken en vragen over de wikkels te beantwoorden. Er is bij de afname van het onderzoek gekozen om de deelnemers niet te observeren vanwege mogelijke vertekeningen van de resultaten in verband met mogelijke sociale wenselijkheid. De experimentator heeft deze handeling dus niet geobserveerd waardoor er niet met zekerheid kan worden gesteld of deelnemers de repen daadwerkelijk hebben opgetild. Er kan dan ook niet worden uitgesloten of deelnemers de repen enkel hebben gekanteld om de vragen te beantwoorden. Als dit het geval is zou dit van invloed zijn kunnen zijn op de gewichtsperceptie. Er zou dan geen verschil zijn in de kracht die deelnemers hoeven uit te oefenen om de repen te kantelen waardoor ze mogelijk even zwaar werden beoordeeld. Daarnaast werd de deelnemers tijdens de tilprocedure ook gevraagd de laatste twee cijfers van de barcode te noteren. Echter verschilde de barcode van de twee merken van plaats op het etiket. De barcode stond bij wikkel merk 1 verticaal links van het etiket, terwijl deze bij wikkel merk 2 horizontaal aan de bovenkant van het etiket was geplaatst (zie bijlage 2). Mogelijk heeft dit ook gezorgd voor een verschil in kracht die deelnemers moesten uitoefenen om de repen te tillen wat van invloed kan zijn geweest op de gewichtsperceptie. Uit een pilotstudie na de afname van het onderzoek waarin deelnemers na het herhaaldelijk optillen van beiden repen werd gevraagd het gewicht van beiden repen te beoordelen, bleken deelnemers de kleine, verzwaarde, reep wel significant zwaarder te beoordelen dan de grotere, niet verzwaarde, reep. Hiermee kan dus de suggestie dat de grootte-gewicht illusie niet sterk genoeg zou zijn worden weerlegd. In vervolgonderzoek is het dus wenselijk om de tilprocedure van de voedingsproducten aan te passen en de procedure te observeren. Zo zou het etiket moeten worden aangepast en zou er in de instructies duidelijker moeten worden gemeld dat het kantelen van de repen niet is toegestaan en de repen bij deze tilprocedure niet in contact mogen blijven met de tafel. Mogelijk zou er dan wel een effect van gewicht zichtbaar zijn op de evaluatie van een voedingsproduct en de algemene attitude tegenover gezonder snacken. Bovendien zou er dan meer verduidelijking kunnen worden gecreëerd over het onderliggende proces van dit effect.
4.2.2 Retrospectieve aspect gewichtsevaluatie Een andere verklaring voor het ontbreken van de replicatie van de grootte-gewicht illusie is het feit dat deelnemers vooraf niet werden gewezen op de latere gewichtsevaluatie. Tijdens 23
het beantwoorden van vragen over de wikkels werd geacht dat deelnemers onbewust het gewicht zouden waarnemen. In voorgaande studies naar de grootte-gewicht illusie werd deelnemers direct gevraagd naar de lichamelijke ervaring van het gewicht van de twee objecten (o.a. Flanagan & Beltzner, 2000). In de huidige studie werd deelnemers pas op het einde gevraagd welke reep zij het zwaarste vonden. Dit retrospectieve aspect heeft mogelijk invloed gehad op de resultaten. In het onderzoek van Flanagan, King, Wolpert en Johansson (2001) bleek dat de illusie na het herhaaldelijk tillen van objecten die gelijk waren in gewicht maar verschilden in grootte zelfs na 24 uur bleef bestaan. Deelnemers behouden informatie over het gewicht van de objecten en gebruikte deze informatie om de juiste spierspanning te voorspellen. Dit bewaarde sensomotorische geheugen suggereert dat deelnemers interne ‘modellen’ vergaarden van de grootte-gewicht stimuli die voor latere voorspelling zou kunnen worden gebruikt. Het sensomotorische geheugen lijkt dus meer stabiel en niet vergankelijk. Deze resultaten suggereren dus dat de tijd die er in deze studie zat tussen de lichamelijke ervaring van het gewicht en uiteindelijke beoordeling van het gewicht van de objecten in principe niet van invloed hoeft te zijn op de gewichtsevaluatie. Echter kan het feit dat de deelnemers, in tegenstelling tot andere onderzoeken met betrekking tot de groottegewicht illusie, vooraf niet werden geattendeerd op deze gewichtsevaluatie wel effect hebben gehad op de evaluatie hiervan. Mogelijk hebben sommige deelnemers zich in de huidige studie bij het beantwoorden van deze vraag laten leiden door de visuele input (formaat) en niet door het sensomotorische geheugen. In het vervolg zou men de deelnemers de objecten bijvoorbeeld op het einde nogmaals kunnen laten optillen voor het beantwoorden van deze vraag. 4.2.3 Tijd tussen gewichtservaring en evaluatie Een laatste verklaring voor het ontbreken van een significant effect van gewicht op de evaluatie van de repen is de tijd die tussen het optillen van de repen en de evaluatie van de repen zat. Deelnemers kregen instructies de repen om de beurt op te tillen om op die manier vragen te kunnen beantwoorden over de wikkels. Deze informatie werd niet gebruikt maar in de vragenlijst die daarop volgde werd gevraagd de repen te evalueren. In het onderzoek van Piqueras-Fiszman en collega’s (2011) moesten deelnemers de yoghurt uit de schaaltjes meteen beoordelen na het optillen en proeven. Mogelijk heeft de tijd die tussen de lichamelijke ervaring van gewicht en de beoordeling van de repen zat invloed gehad op de evaluatie. 24
4.3 Vervolgonderzoek In vervolgonderzoek zou men rekening moeten houden met de beperkingen van het huidige onderzoek. Zo zou de tilprocedure moeten worden aangepast en geobserveerd, bovendien zou de tijd tussen het tillen van de repen en de evaluatie daarvan mogelijk kunnen worden verkort. Wellicht worden er dan wel significante resultaten gevonden. Daarnaast zou men ook kunnen kijken naar de substantieve kennis die men over voedingsproducten heeft. Uit het onderzoek van Chandler en collega’s (2012) blijkt dat gewicht alleen invloed heeft op de evaluatie van een object wanneer men daar ook substantieve kennis over heeft. Echter is hier nog geen onderzoek naar gedaan met betrekking tot voedingsproducten. In vervolgonderzoek zou men kunnen controleren of er een verschil is tussen deelnemers die veel substantieve kennis over een bepaald (voedings-) product hebben en deelnemers die weinig kennis over dat (voedings-) product hebben. In dit onderzoek namen voornamelijk hoogopgeleide vrouwelijke studenten deel. Deze doelgroep heeft over het algemeen meer dan gemiddelde kennis over voedingswaarden en ingrediënten in producten. Wellicht houdt een andere steekproef, te denken aan leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, minder bezig met hun voeding. Waarmee zou kennis met betrekking tot voedingsproducten lager kan zijn waardoor het effect van gewicht mogelijk minder sterk is dan de gebruikte steekproef die veel substantieve kennis over voedingsproducten hebben. 4.4 Eindconclusie Hoewel de huidige bevindingen niet in lijn zijn met de gestelde verwachtingen kunnen ze als aanloop dienen ten behoeve van uitbreidend onderzoek op het gebied van embodiment op consumentenniveau. Voorgaande onderzoeken lieten zien dat gewicht wel degelijk van invloed kan zijn op de evaluatie van voedingsproducten. Om de theorie te toetsen is meer onderzoek dus noodzakelijk. Naast de theoretische implicatie zou vervolgonderzoek kunnen worden geïmplementeerd voor verscheidende doeleinden, te denken aan consumentengedrag en gezondheidsgedrag van mensen. Wanneer de grootte-gewicht illusie in vervolgonderzoek wel wordt gerepliceerd zou dit mogelijk effect hebben op de evaluatie van de voedingsproducten. Blijkt het verzwaren van een (gezonder) voedingsproduct te zorgen voor een positievere evaluatie van het product en invloed te hebben op de motivatie om het (gezondere) product aan te schaffen, zou dit een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van het gezondheidsgedrag van mensen. Wanneer bovendien blijkt dat het verzwaren van een voedingsproduct, naast het effect op de evaluaties van dat specifieke product, ook invloed heeft op de algemene attitude jegens gezonder snacken zou het daarmee ook invloed kunnen 25
hebben op gezondere gedragsintenties van mensen in het algemeen. Onderzoek naar de invloed van embodiment aan de hand van belichaming van gewicht is dus wel degelijk een ‘gewichtige’ zaak. Referentielijst Bohner, G., & Wänke, M. (2002). Attitudes and Attitude Change. Hove: Psychology Press. Briňol, P., Petty, R. E., & Wagner, B. C. (2011). Embodied Attitude Change: A SelfValidation Perspective. Social and Personality Psychology Compass,5, 1039-1050. Chandler, J.J., Reinhard, D., & Schwarz, N. (2012). To judge a book by its weight you need to know its content: Knowledge moderates the use of embodied cues. Journal of Experimental Social Psychology, 48, 948-952. Ellis, R. R. & Lederman, S. J. (1993). The role of haptic versus visual volume cues in the size-weight illusion. Percept. Psychophys. 53, 315–324. Ellis, R.R., & Lederman, S.J. (1998). The golf-ball illusion: evidence in top down processing in weight perception. Perception, 27, 193-201. Flanagan , J.R., Beltzner, M.A. (2000). Independence of perceptual and sensorimotor predictions in the size-weight illusion. Nature Neuroscience, 3, 737-741. Flanagan, J.R., King, S., Wolpert, D.M., & Johansson, R., S. (2001). Sensomotor prediction and memory in object manipulation. Canadian Journal of Experimental Psychology, 55, 89-97 Flourney, T. (1894). De l’influence de la perception visuelle des corps sur leur poids apparent [The influence of visual perception on the apparent weight of objects]. L’Année Psychologique 1, 198–208. Jostmann, N. B., Lakens, D., & Schubert, T. W. (2009). Weight as an embodiment of importance. Psychological Science, 20(9), 1169-1174. Häfner, M. (in press.). When body and mind are talking: Interoception moderates embodied cognition. Experimental Psychology, 1-18. Lindstrom, M. (2005). Brand sense: How to build brands through touch, taste, smell, sight and sound. London: Kogan Page. Nyssen, R., & Bourdon, J. (1955). Contribution to the study of the size-weight illusion by the method of P. Koseleff. Acta Psychol. 11, 467–474. Olson, M. & Fazio, R. (2001). Implicit attitude formation through classical conditioning.
26
Psychol. Science, 12, 413–17. In Crano, W. D., & Prislin, R. (2006). Attitudes and persuasion. Annual Review Psychology, 57, 345 -74. Olson, M. & Fazio, R. (2002). Implicit acquisition and manifestation of classically conditioned attitudes. Soc. Cogn., 20, 89–104. In Crano, W. D., & Prislin, R. (2006). Attitudes and persuasion. Annual Review Psychology, 57, 345 -74. Piqueras-Fiszman, B., Harrar, V., Alcaide, J., & Spence, C. (2011). Does the weight of the dish influence our perception of food? Food Quality & Preference, 22, 753–756. Piqueras-Fiszman, B., & Spence, C. (2012). The weight of the bottle as a possible extrinsic cue with which to estimate the price (and quality) of the wine? Observerd correlations. Food Quality and Preference, 25, 41-45. Taylor, C.A., Lord, C.G., & Bond, F.C. (2009). Embodiment, Agency, and Attitude Change. Journal of Personality and Social Psychology, 97, 946-962. Wänke, M. (2009). Frontiers in Social Psychology: The Social Psychology of Consumer Behavior. Psychology Press. Seashore, C. E. (1899). Some psychological statistics. 2. The material weight illusion. Univ. Iowa Studies Psychol. 2, 36–46. Simmons, K., & Barsalou, L. W. (2003). The similarity-in-topography principle: Reconciling theories of conceptual deficits. Cognitive Neuropsychology, 20, 451–486. Wells, G. L., & Petty, R. E. (1980). The effects of overt head movements on persuasion: Compatibility and incompatibility of responses. Basic and Applied Social Psychology, 1, 219–230. Westerop, M. (2012). Embodiment en waardebepaling: de invloed van gewicht op de beoordeling van voedingsproducten.(Masterthese, Universiteit van Amsterdam, Nederland). Wolfe, H. K. (1898). Some effects of size on judgements of weight. Psychol. Rev. 5, 25–54
27
Appendix Bijlage 1: De chocoladerepen
Conditie 1: Chocoladereep merk 1 (met positieve wikkelinformatie) en chocoladereep merk 2 (met neutrale wikkelinformatie). Beiden 400 gram.
Conditie 2: Chocoladereep merk 1 (met positieve wikkelinformatie) en chocoladereep merk 2 (met neutrale wikkelinformatie). Beiden 400 gram. 28
Bijlage 2: Wikkels chocoladerepen Onderzijde merk 1.
Onderzijde merk 2.
Op de bovenzijde van de reep werd het merk van de reep chocolade vermeld (merk 1 of 2) zoals weergegeven in bijlage 1. De onderzijde van de reep bevatte informatie over de ingrediënten, productieplaats, houdbaarheidsdatum, logo’s en de barcode. Chocolade Merk 1 bevatte positieve informatie, Chocolade Merk 2 neutrale informatie.
29
Bijlage 3: De vragenlijsten Onderstaande vragenlijst is gebaseerd op de gebruikte vragenlijst in het onderzoek van Westerop (2012). Alle deelnemers dienen deze vragenlijst schriftelijk in te vullen. Onderzoek “Een duidelijke chocoladeverpakking?” Beste deelnemer, Welkom en dank voor je deelname aan dit onderzoek! Dit onderzoek gaat over chocolade en consumentengedrag. We zijn benieuwd naar de duidelijkheid van de informatie op de wikkels van chocolade. De vragenlijst bestaat uit 5 onderdelen en zal ongeveer 15 minuten in beslag nemen. Het is voor het onderzoek van belang dat je alle vragen invult. Als er onduidelijkheden zijn kun je de proefleider raadplegen! Je gegevens zullen uiteraard anoniem blijven. Voordat we beginnen krijg je eerst kort wat algemene vragen. Onderdeel 1. Algemene vragen
Wat is je geslacht?
□
Man
□
Vrouw
Hoe oud ben je? __________ jaar
Wat studeer je? ____________________________
In welk studiejaar zit je? _________________
Ben je links- of rechtshandig?
Wanneer heb je voor het laatst gegeten? ________________________________________
linkshandig rechtshandig
Wat heb je voor het laatst gegeten? ________________________________________
Hoeveel honger heb je op dit moment? | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | heel weinig
heel veel
Wanneer heb je voor het laatst koffie of andere cafeïne houdende dranken gedronken ________________________________________________________________________________
Hoe lang ben je? _____________ M
Hoeveel weeg je? ______________ KG
Let je op je gewicht?
Ben je op dieet?
Ja
Nee
Ja
Nee
30
Heb je in het verleden een dieet gevolgd? Ja
Zo ja, wanneer? _________________________________________
Nee
Ben je allergisch voor ingrediënten in chocolade? (bijvoorbeeld lactose, melkeiwit, soja of noten) Ja
Nee
Zo ja, waarvoor? ________________________________________
Nee
Zo ja, wanneer heb je voor het laatst gerookt? ________________
Rook je? Ja
Wat vind je van chocolade over het algemeen? (Plaats een kruisje op de lijn) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Vies Lekker Geef voor de volgende soorten chocolade middels een ranking aan welke chocolade je het lekkerste vindt en welke je het minst lekker vindt. Hierbij betekent 1 “het meest lekker” en 6 “het minst lekker”. ___ Witte chocolade
___ Extra pure chocolade
___ Melk chocolade
___ Noten chocolade
___ Pure chocolade
___ Crispy chocolade
Hoe vaak eet je gemiddeld per week chocolade? (omcirkel het antwoord wat van toepassing is) 0-2
2-4
4-6
6-8
8-10
> 10
Hieronder zie je een korte lijst met expressies die verschillende stemmingen karakteriseren. Omcirkel voor de volgende drie expressies het cijfer wat het beste bij je huidige stemming past. Ik voel me op dit moment… Somber
1
2
3
4
5
6
7
Vrolijk
Moe
1
2
3
4
5
6
7
Energiek
Negatief
1
2
3
4
5
6
7
Positief
Als je hiermee klaar bent kun je door naar onderdeel 2.
31
Onderdeel 2 Productevaluatie Je ziet twee repen chocolade voor je liggen. Je krijgt een aantal vragen over de wikkels van de repen chocolade. Volg nu a.u.b. stap voor stap onderstaande instructies. 1. Pak chocoladereep Merk 1 met je non-dominante hand op en zoek de laatste twee cijfers van de barcode op. Noteer deze nu met je andere hand op de volgende lijn: ____________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 1 nu terug. 2. Pak nu chocoladereep Merk 2 met je non-dominante hand op en zoek wederom de laatste twee cijfers van de barcode op. Noteer deze nu met je andere hand op de volgende lijn: ____________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 2 nu terug. 3. Pak nu chocoladereep Merk 1 met je non-dominante hand op en zoek de hoeveelheid onverzadigde vetten op. Noteer dit nu met je andere hand op de volgende lijn: ____________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 1 nu terug. 4. Pak nu chocoladereep Merk 2 met je non-dominante hand op en zoek wederom de hoeveelheid onverzadigde vetten op. Noteer dit nu met je andere hand op de volgende lijn: ____________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 2 nu terug. 5. Pak nu chocoladereep Merk 1 met je non-dominante hand en zoek het 3e ingrediënt op de verpakking. Noteer deze nu met je andere hand op de volgende lijn: ___________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 1 nu terug. 6. Pak nu chocoladereep Merk 2 met je non-dominante hand en zoek het 3e ingrediënt op de verpakking. Noteer deze nu met je andere hand op de volgende lijn: ____________________________________________________________________________ Leg chocoladereep Merk 2 nu terug.
Als je hiermee klaar bent mag je door naar onderdeel 3.
32
Onderdeel 3. Vragen over de chocoladereep (3 vragen) Beantwoord de volgende vragen over de repen chocolade die je zojuist hebt bestudeerd. Wat was je gevoel ten opzichte van de chocoladerepen? (Zet een kruisje op de door jou bepaalde plek op de lijn) Chocolade Merk 1 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Negatief Positief Chocolade Merk 2 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Negatief Positief Hoe duur of goedkoop denk je dat 100 gram van de repen chocolade zou zijn? (Zet een kruisje) Chocolade Merk 1 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel goedkoop
Heel duur
Chocolade Merk 2 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel goedkoop
Heel duur
Hoe waarschijnlijk of onwaarschijnlijk is het dat je de repen chocolade in de winkel zou kopen? (Zet een kruisje) Chocolade Merk 1 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel onwaarschijnlijk
Heel waarschijnlijk
Chocolade Merk 2 | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel onwaarschijnlijk
Heel waarschijnlijk
33
Onderdeel 4 vragen over voeding (4 vragen) Omcirkel het antwoord wat voor jou van toepassing is. Er zijn geen goede of fouten antwoorden. Het gaat om jouw mening.
Hoe belangrijk of onbelangrijk is gezond eten voor je? Heel onbelangrijk
1
2
3
4
5
6
7
Heel belangrijk
7
Heel belangrijk
Hoe belangrijk of onbelangrijk is het voor je dat je niet te ongezond snackt? Heel onbelangrijk
1
2
3
4
5
6
Hoe belangrijk of onbelangrijk vind je het dat een snack (bv. chocolade) niet teveel vetten, suikers en calorieën bevat? Heel onbelangrijk
1
2
3
4
5
6
7
Heel belangrijk
Hoe belangrijk of onbelangrijk vind je het dat een product over het algemeen niet teveel vetten, suikers en calorieën bevat? Heel onbelangrijk
1
2
3
4
5
6
7
Heel belangrijk
Pak nu een blokje van chocolade merk 1 die op tafel klaar staat. Beantwoord vervolgens onderstaande vraag. Als je hier mee klaar bent mag je door naar het laatste onderdeel.
Hoe lekker vind je de chocoladereep? (Zet een kruisje op de lijn) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Helemaal niet lekker
Heel erg lekker
34
Onderdeel 5 Tot slot.. Wat vind je van melkchocolade? (Plaats een kruisje op de lijn) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Vies Lekker Probeer je te herinneren welke informatie er op de wikkel van chocolade Merk 1 stond (meerdere antwoorden mogelijk!) Biologisch geteelde ingrediënten Belangrijke antioxidanten “geeft snelle energie” E322 Kleurstoffen Welke reep chocolade bevatte de meeste verzadigde vetten? Chocolade Merk 1
Chocolade Merk 2
Hoe moeilijk of makkelijk vond je het om dit onderzoek te doen? (zet een kruisje) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel moeilijk
Heel makkelijk
Hoe vervelend of leuk vond je het om dit onderzoek te doen? (zet een kruisje) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel vervelend
Heel leuk
Hoe geëngageerd was je tijdens dit onderzoek? (zet een kruisje) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Helemaal niet
Helemaal wel
Hoe voel je je op dit moment? (zet een kruisje) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Heel negatief
Heel positief
Heb je eerder aan soortgelijk onderzoek deelgenomen? Ja Zo ja, welk onderzoek? ___________________________________ Nee Heb je nog opmerkingen of zijn je dingen opgevallen tijdens dit onderzoek? Dit kan van alles zijn (open vraag): …………………………………………………………………………………………………………….. …........................................................................................................................................................................ ..............................….......................................................................................................................................... -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Welke reep vond je tijdens het onderzoek het zwaarste in gewicht? (Zet een kruisje op de lijn) | ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- ----- | Reep 1 Reep 2
35
Bijlage 4: Afbakening vlakken
Afbakening vlakken chocoladerepen merk 1 en merk 2 aan de hand van tape.
36