Emancipatie & Man-vrouwverhoudingen; Inpassing Onderwijs en Jongerenwerk
Een inventariserend onderzoek naar manieren om het thema Emancipatie bespreekbaar te maken in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroeps onderwijs en jongerenwerk
Siebrich Visser 24/12/2010
1
Inhoudsopgave
Blz
1. Inleiding
3
2. Inpassing methodiek LOKAAL in het onderwijs 2.1 Jongens & meisjes en de sfeer op school; omgaan met seksistische en homofobische opmerkingen 2.2 Het voortgezet onderwijs Docenten en hun lessen Projecten Inpassing Curriculum VMBO toegespitst op het vak Maatschappijleer Inpassing Curriculum HAVO, VWO toegespitst op het vak Maatschappijleer 2.3 Het middelbaar beroepsonderwijs Inpassing in vak Burgerschap
4
3. Inpassing methodiek LOKAAL in het jongerenwerk 3.1 Jongerenwerk 3.2 Omgaan met machogedrag en vrouwonvriendelijke opmerkingen 3.3 Inpassing methodiek LOKAAL in het jongerenwerk
15 15 15 16
4. Feedback en aanbevelingen voor de methodiek van LOKAAL 4.1 Reacties op de methodiek Leerlingen Jongerenwerkers Docenten Deskundigen 4.2 Aanbevelingen voor thematiek 4.3 Aanbevelingen voor werkvormen Discussietheater en de discussie Inspirators Thuisopdracht; het netwerkonderzoek en het betrekken van ouders bij de methodiek 4.4 Het belang van een open dialoog; aanbevelingen voor docent of trainer 4.5 Rekening houden met jongens 4.6 Het overdraagbaar maken van de methodiek
18 18
4 6
12
20 22
27 28 29
2
1.Inleiding Het bespreken van man-vrouwverhoudingen en emancipatie met jongeren kan leiden tot interessante discussies. Dat is mij, stichting LOKAAL, docenten, jongerenwerkers en andere deskundigen wel duidelijk. Maar hoe kun je een methodiek gericht op het bespreken van deze thematiek met jongeren inzetten in het onderwijs? Hoe kan deze aansluiten bij bestaande onderwijsdoelen, curricula en vakken? Hoe kun je deze ook inzetbaar maken in het jongerenwerk? Wat zijn aanbevelingen van docenten, jongerenwerkers en deskundigen voor zo’n methodiek? Deze vragen stonden centraal in dit inventariserende onderzoek. Het onderzoek kan bijdragen aan de ontwikkeling van een (overdraagbare) methode op het gebied van man-vrouwverhouding en emancipatie. Naar aanleiding van de vraag van Stichting LOKAAL om een inventariserend onderzoek te doen naar methoden en manieren om man-vrouwverhoudingen en emancipatie te bespreken met jongeren ben ik op pad gegaan. Ik heb methodieken bekeken op het internet, organisaties gezocht die zich met het thema bezighouden, docenten en jongerenwerkers benaderd, curricula en methodieken voor het vak maatschappijleer doorgespit. En nu ligt hier een onderzoeksverslag waarin ik heb getracht een zo breed mogelijk beeld te schetsen van de mogelijkheden voor een toekomstige lesmethodiek waarin emancipatie en man-vrouwverhoudingen centraal staan. In het verslag zal ik achtereenvolgens de inpassing van een dergelijke methodiek beschrijven in het onderwijs en in het jongerenwerk. Ik zal afsluiten met een hoofdstuk waarin ik in ga op feedback op de huidige “MEP”methodiek en aanbevelingen voor een vernieuwde overdraagbare methodiek. Met de hulp van alle geïnterviewden, de aansturing van Froukje Jongsma en tips van Floor de Jong is dit onderzoek tot stand gekomen. Dank jullie wel!
3
2. Inpassing onderwijs; waarbij sluit de methodiek van LOKAAL aan? 2.1 Jongens & meisjes en de sfeer op school; omgaan met seksistische en homofobische opmerkingen De methodiek van Lokaal sluit aan bij eventuele problemen op het gebied van verhoudingen tussen jongens en meisjes in de klas. Daarom ga ik in deze paragraaf in op de manier waarop docenten omgaan met opmerkingen en pesterijen op dit gebied in de klas. Naar aanleiding van haar onderzoek op zes middelbare scholen in Canadese steden stelt Elizabeth J. Meyer ( 20081), dat seksistische, vrouwonvriendelijke en homofobische opmerkingen, pesterijen en geweld op dit terrein onderdeel lijken te zijn van de schoolcultuur. Geïnterviewde docenten uit haar onderzoek blijken moeite te hebben in te grijpen bij dit soort pesterijen. Zij voelen zich onvoldoende gesteund vanuit de schoolcultuur en het schoolbeleid om hier iets tegen te kunnen doen. Elizabeth J. Meyer is assistent professor bij het departement Onderwijs aan de Concordia University. Ze is gespecialiseerd in seksuele en homofobische pesterijen en opmerkingen binnen schoolculturen. Het door Elizabeth Meyer geschetste probleem komt niet in die mate naar voren in de gesprekken met docenten op middelbare scholen en MBO’s . De docenten die ik heb geïnterviewd vinden het stuk voor stuk van belang voor een veilige leeromgeving te zorgen. Daarbij hoort voor hen ook het reageren op seksistische, vrouwonvriendelijke en homofobische opmerkingen. Zij stellen dan ook dat ze over het algemeen ingrijpen als ze deze opmerkingen tijdens de les opvangen: ‘Jongens zijn elkaar in het eerste jaar erg aan het aftasten. Ik heb wel een aantal macho’s in de klas, die elkaar soms wegzetten als homo. Het ligt aan de situatie of je op dit soort opmerkingen reageert of niet, maar meestal toch wel. Maar dan op dezelfde manier als wanneer jongens lul tegen elkaar zeggen. Ik heb ook wel eens uitgebreider in de klas gepraat over de vraag: waarom we het woord homo nou als scheldwoord gebruiken. Overigens heb ik ook een openlijk homoseksuele jongen in een van mijn klassen. Het is opvallend dat daar helemaal geen issue van gemaakt wordt.’ Docente Burgerschap Zadkine College ‘Jongens gaan in de discussie over man-vrouwverhoudingen wel eens te ver. (…) Laatst maakte een Turkse jongen een Marokkaans meisje uit voor ‘slechte moslima’. Dan word ik wel boos.’ Docent Maatschappijleer Sint Montfort College Als ik de docente Duits en Nederlands van het Buitenhout College in Almere ( VMBO) vraag of zij problemen ziet op school die passen bij het thema man-vrouwverhoudingen, vertelt zij; ‘Nou eigenlijk niet. Op onze school heerst een vrij ongedwongen, ontspannen sfeer. Wij hebben de drie Ren als motto. Niet rust, reinheid en regelmaat, maar respect, ruimte en resultaat. Wij gaan als docenten respectvol om met de leerlingen en dat krijgen we ook terug. En de leerlingen moeten zich ook met respect naar elkaar toe gedragen. Als er grove taal wordt gebruikt wordt daar dan ook steevast wat van gezegd.(…) Als er problemen zijn komen leerlingen naar ons toe.” Toch vindt deze 1
J. Meyer, Elizabeth 2008 Gendered harassment in secondary schools: understanding teachers’ (non) interventions in Gender & Education
4
docent een project over man-vrouwverhoudingen wel belangrijk: “Ik denk dat je niet moet onderschatten hoe traditioneel ook nog wordt opgevoed in Nederlandse gezinnen. Daarom denk ik dat het goed is dat je ze bewustmaakt van deze thematiek. Zeker ook als je ziet hoe traditioneel meisjes soms in een keer zijn in een relatie. Die jongen bepaalt het helemaal, het meisje valt dan vaak terug in een ‘onderdanige rol’. Ik denk zeker dat het goed is om jongeren daarover na te laten denken.” Natuurlijk zijn er ook wel situaties waarbij je als docent het een en ander opvangt waarop je niet op reageert, maar die je toch lastig vindt om te horen. Over zo’n situatie vertelt de docente Burgerschap van het Zadkine College; ‘Ik liep door de klas langs een groepje jongens en meisjes dat het over seks had en persoonlijke ervaringen daarmee. Een jongen was aan het vertellen over dat hij seks had gehad met zijn vriendinnetje, en dat zij pijn had. Iemand vroeg ‘wat deed je dan’. Toen zei een van de jongens voor de grap ‘Gewoon doordouwen natuurlijk’. Daar zaten bepaald geen stille meisjes bij, maar toch werd geen van de meisjes boos. Dat vond ik wel erg. Maar daar reageerde ik niet inhoudelijk op, het was duidelijk dat dit niet voor mijn oren bedoeld was. Ik zei toen tegen hen van ‘jongens, ik kan dit gewoon horen hè?!’. Ik heb daar dus verder niet op gereageerd, maar ik knoop het wel in mijn oren, als we het een keer over seksualiteit gaan hebben, dan neem ik dat wel mee.’ Een andere lastige situatie is als een docente ervaart dat jongens haar niet serieus nemen om het feit dat zij een vrouw is. Stichting Meander geeft trainingen aan docenten, onder andere op het gebied van multiculturalisme en man-vrouwverhoudingen. Een trainer en adviseur van Stichting Meander vertelt dat vrouwelijke docentes wel eens bij haar komen met dit probleem, ze vertelt hoe de training hierbij kan helpen; “Bij de training hebben docenten de mogelijkheid om dit soort ervaringen uit te wisselen. Sommige, ook vrouwelijke, docenten lukt het wel om respect af te dwingen van diezelfde jongens. Wat is de strategie van zo’n docent? Dit kan de situatie voor andere docentes veranderen. Is het probleem dat ik een vrouw ben en zij uit een bepaalde culturele groep komen, en kan ik er dus niks aan veranderen? Deze veronderstelling kun je loslaten, en omzetten in de uitdaging om je gedrag te veranderen en toch respect af te dwingen van leerlingen.” Op het Sint Montfort College hebben ze ervaring met deze problematiek. Docent geschiedenis en maatschappijleer, vertelt hierover; We hebben hier op school ook een situatie gehad die lastig was naar vrouwelijke docenten. Er waren leerlingen die niet luisterden naar docentes ‘want zij was maar een vrouw. We hebben die strijd inmiddels wel gewonnen. Dat hebben we simpel en duidelijk aangepakt; een vrouwelijke docent is gewoon een docent en daar heb je naar te luisteren, zo simpel is het. (…) Op het moment dat een vrouwelijke docent niet serieus wordt genomen grijp je hard in, dat moet. En als vervolgens nog niet geluisterd wordt dan mag je gewoon een andere school gaan zoeken.” Het is voor docenten soms moeilijk in te schatten in hoeverre bepaalde ideeën nou spelen bij jongeren of niet, zo geeft de docent van het Sint Montfort College aan; Ik kan niet zeggen in welke mate deze (vrouwonvriendelijke) ideeën spelen bij jongens. (…) Ik vind het zorgelijk dat sommige jongens echt zeggen; ‘Ik laat mijn vrouw uit het buitenland komen en sluit haar op in huis’. Hun vader is soms zelf al in Nederland geboren, wat is er dan aan integratie gebeurd? Maar natuurlijk is een deel hiervan ook stoer doen. Maar het is wel opvallend dat je dit meer hoort bij allochtone dan bij autochtone jongens. Nou zitten hier ook niet zo vreselijk veel autochtone jongens meer op school.” 5
Over het algemeen kun je stellen dat docenten natuurlijk wel eens wat gekke opmerkingen opvangen, maar dat zij daar meestal wel op reageren of op een bepaalde manier op terugkomen. Zoals uit de volgende paragraaf blijkt, zijn opmerkingen in de klas soms ook aanleiding voor het bespreken van het thema man-vrouwverhoudingen. 2.2 Het voortgezet onderwijs (VO) Docenten en hun lessen Binnen het voortgezet onderwijs kunnen thema’s als emancipatie en man-vrouwverhoudingen worden besproken binnen allerlei vakken, zoals verzorging, geschiedenis, maatschappijleer, Nederlands, biologie en drama. Geïnterviewde docenten geven aan dat het onderwerp vooral spontaan naar boven komt, omdat het voor de meeste vakken en niveaus niet een verplicht examenonderwerp is. Docenten van verschillende vakken, zoals maatschappijleer, Nederlands en geschiedenis vertellen dat ze het onderwerp niet ‘specifiek behandelen’, er geen vooropgezette discussie over beginnen, maar dat het alsnog naar voren komt. Bij verschillende docenten en vakken komt het op verschillende manieren naar boven. Docent Geschiedenis en Maatschappijleer Havo & VWO, Sint Montfort College in Rotterdam; “Emancipatie komt wel aan bod in de les en geeft leuke discussies. Ik behandel het onderwerp niet bewust apart, maar het komt wel spontaan op. Het levert leuke discussies, zeker op deze school, waar het grootste deel van de leerlingen van oorsprong allochtoon is. Zeker de Islamitische jongens hebben vaak een heel apart beeld van man-vrouwrelaties. (…) Als we het kiesrecht behandelen bij geschiedenis krijg je soms de gemakkelijke, flauwe reactie “waarom zouden vrouwen kiesrecht moeten krijgen, haar enige recht is het aanrecht”. Dan speel ik daar wel op in, ik laat meisjes daarop reageren. Zo ontstaat de discussie. Ik laat de meisjes liever zelf reageren dan dat ik dat doe, daar worden zij zelf sterker van.” Docente Duits, Nederlands en Decaan VMBO, Buitenhout College in Almere; “Volgens mij wordt er bij ons op school niet echt structureel aandacht besteedt aan het onderwerp man-vrouwverhoudingen. Maar in de mentorlessen, de lessen mens & gezondheid en de lessen Drama komt het thema wel aan bod. (…) Zelf vertel ik aan mijn nieuwe klassen wel altijd over mijn eigen situatie. Dat ik na mijn opleiding altijd gewerkt heb, getrouwd ben op maandagochtend toen ik zes maanden zwanger was, terwijl niemand het wist, mijn eigen naam heb gehouden, gescheiden ben en ongelofelijk blij ben met mijn economische zelfstandigheid. Ik vind het belangrijk om het daarover te hebben en vraag ook aan leerlingen hoe zij het later willen en hoe zij dat zouden aanpakken. Daar praat je dan zo een uur over, dan geef ik dus geen minuut Duits. Want ik vind dat ook belangrijk, voor het opbouwen van onze relatie en ook voor hun bewustzijn over deze thema’s.” Docent & Student Maatschappijleer, Libanon Lyceum in Rotterdam; “Ik besteed niet echt bewust aandacht aan de verhoudingen tussen jongesn en meisjes en aan ‘mannenemancipatie’ in de klas, het is niet echt een thema. In de stof komt het onderwerp Emancipatie soms wel naar voren, maar dan gaat het vooral over de ‘echte verschillen’ tussen mannen en vrouwen, over vrouwenrechten en feminisme. Het gaat dan minder over de praktijk van 6
omgang tussen jongens en meisjes, mannen en vrouwen en taakverdeling. Daar zou wel meer aandacht aan besteed kunnen worden. ” Projecten Naast de aandacht die docenten soms in hun eigen vakken besteden aan man-vrouwverhoudingen worden op scholen ook allerlei projecten gedaan die soms samenhangen met manvrouwverhoudingen en emancipatie. De volgende thema’s of echte projecten worden genoemd; Project gericht op voorlichting over Loverboys Project gericht op alcohol, drugs en geweld Homoseksualiteit (bijvoorbeeld door een voorlichting van het COC of ‘antihomofobiedag’) Nationaal Jeugddebat Veiligheid en grenzen aangeven (bijvoorbeeld ‘baas in eigen soap’) De docenten verschillen van mening over de projecten. Zo zegt één docent; ‘ Voor docenten kunnen projecten een inbreuk zijn op hun taak van het lesgeven. Voor hen zijn die projecten bijzaak. Docenten moeten teveel aandacht geven aan allerlei zaken als dyslexie, ADHD, project hier, project daar. Het gebeurt dan ook dat docenten dan even zo’n film over loverboys moeten laten zien, en dat leerlingen wel aanvoelen dat het ook weer zoiets is dat even moet.’ Een andere docente zegt over de projecten; ‘Ik vind zulke projecten erg zinvol. Bijvoorbeeld meiden bewust maken. Wij hebben op school zelf ook meiden gehad die in aanraking kwamen met loverboys.’ Inpassing curriculum VMBO toegespitst op het vak Maatschappijleer Voor het VMBO zijn algemene onderwijsdoelen,2 die voor alle vakken en sectoren gelden, geformuleerd. De LOKAAL methodiek voor het thema manvrouw verhoudingen en emancipatie sluit aan bij een aantal van de subonderdelen van deze onderwijsdoelen. Hieronder worden kort de onderwijsdoelen en subonderdelen genoemd waarbij de methodiek kan aansluiten. Onderwijsdoel 1; Werken aan vakoverstijgende thema’s 1.1 Het kennen van en omgaan met eigen en andermans normen en waarden. 1.2 Het onderkennen van en omgaan met de verschillen tussen de seksen. 1.7 De maatschappelijke betekenis van betaalde en onbetaalde arbeid. Onderwijsdoel 3; Leren leren 3.7 Op basis van argumenten tot een eigen standpunt komen. Onderwijsdoel 4; Leren communiceren 4. 5 Culturele en seksegebonden verschillen tussen mensen benoemen en hanteren. Onderwijsdoel 6; Leren reflecteren op de toekomst 6.7 Het beoordelen van de eigen mogelijkheden en interesses in het licht van vervolgstudie, beroepen en maatschappelijk functioneren.
2
Het gehele VMBO examenprogramma van Maatschappijleer waarin ook alle vakoverschrijdende vmbo onderwijsdoelen staan is te vinden op; http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57glrndzx7/vhl1j9k2mdv3/f=/bestand.pdf
7
Binnen het vak maatschappijleer worden verschillende van de bovenstaande onderwijsdoelen verder verwerkt3. De volgende eindtermen gelden voor het vak maatschappijleer binnen de verschillende leerwegen van het VMBO. Dit gaat om het gemeenschappelijk deel van het vak Maatschappijleer, dus niet om het keuzevak Maatschappijleer II. In het examenprogramma staan daar nog de concrete vaardigheden onder. Daarin is ook te zien welke concrete vaardigheden daarbij voor welke leerwegen gelden. Deze komen redelijk overeen, maar voor BB (basisberoepsgerichte leerweg) net wat minder verdiepend dan voor KB ( kaderberoepsgerichte leerweg) en GL/TL (gemengde leerweg / theoretische leerweg). Eindtermen Maatschappijleer VMBO Oriëntatie op leren & werken Basisvaardigheden Leervaardigheden maatschappijleer Cultuur & Socialisatie Macht & Zeggenschap Beeldvorming & Stereotypering Als je de bovengenoemde concrete vaardigheden leest wordt al gauw duidelijk dat de methodiek van LOKAAL aan verschillende eindtermen een bijdrage kan leveren. Bij de Basisvaardigheden is het van belang dat leerlingen hun ‘eigen standpunten kunnen benoemen en beargumenteren’. Bij Cultuur en Socialisatie is het onder andere van belang te kunnen ‘beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving en de invloed van het socialisatieproces herkennen en beschrijven’. Bij de laatste eindterm, Beeldvorming en Stereotypering is er een heel duidelijk onderdeel dat goed aansluit bij de methodiek van LOKAAL, dit onderdeel wordt hieronder weergeven: Beeldvorming & Stereotyepering Uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van de rol van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen.
Drie Methodieken Maatschappijleer VMBO Binnen de methodieken Maatschappijleer voor het VMBO wordt op verschillende manieren en in verschillende mate aandacht besteedt aan het thema Emancipatie en Manvrouw verhoudingen. Hieruit blijkt wederom dat het afhankelijk is van de school, de docent en ook van de gekozen methode in welke mate aandacht wordt besteedt aan deze thematiek. Hieronder beschrijf ik kort de aandacht in drie verschillende methoden en ik laat zien hoe deze is ingebed tussen andere thema’s.
3
Recentelijk is het VMBO examenprogramma gewijzigd. De eindtermen zijn hetzelfde, maar de concrete vaardigheden zijn minder uitgebreid, waardoor er ook minder verwijzingen zijn dan eerst naar het thema manvrouwverhoudingen en emancipatie. Ik heb deze beschrijving van het curriculum dus sinds kort nog gewijzigd, hij gaat nu in op de examenstof van 2010.
8
Impuls Uitgeverij Wolters Noordhoff 2007 Maatschappijleer 1 KGT De methode bestaat uit zes hoofdstukken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opvoeding, gedrag leer je Sociale ongelijkheid, bobo’s en nobo’s Macht, wie krijgt zijn zin? Discriminatie, mannen eisen de hoofdrol op Reclame, de grote verleiding Geweld, al bijna geen nieuws meer
Binnen het eerste hoofdstuk ‘Opvoeding, gedrag leer je’ wordt zijdelings ingegaan op manvrouwverhoudingen en emancipatie. Echt duidelijk naar voren komt dit onderwerp natuurlijk in het vierde hoofdstuk, de titel zegt het al; “Discriminatie, mannen eisen de hoofdrol op”. Binnen dit hoofdstuk worden drie paragrafen behandeld, namelijk: 1. Hoe ziet de positie van de vrouw in Nederland eruit? Deze paragraaf richt zich op de huidige rol en taakverdeling mannen en vrouwen in Nederland, met toegevoegd cijfers van het CBS. Verder gaat de paragraaf in op de opvoeding en hoe deze invloed heeft op rolpatronen. 2. Welke opvattingen hebben mensen over de lagere maatschappelijke positie van vrouwen? Weergave van drie meningen; 1. Vrouwen zetten zichzelf buitenspel 2. Girlpower is geen vooruitgang 3. Mannen zetten vrouwen buitenspel 3. Hoe willen de belangengroepen en de overheid de positie van vrouwen verbeteren? Deze paragraaf geeft een beschrijving van de wijze waarop verschillende groepen vrouwen opkomen voor hun belangen. Verder wordt het emancipatiebeleid van de overheid beschreven. 4. “extra paragraaf”: Hoe was de positie van vrouwen in Nederland en welke positie hebben islamitische vrouwen binnen en buiten Nederland? Deze paragraaf gaat in op de twee eerdere feministische golven en de veranderingen, die toen tot stand zijn gebracht. Verder wordt de positie van islamitische vrouwen in islamitische landen en in Nederland beschreven. Het thema emancipatie wordt in deze methode uitgebreid behandelt. Het is overigens opvallend dat deze methode erg op vrouwenemancipatie is gericht en daarbij niet echt ingaat op de rol van jongens en mannen. Verder gaat de methodiek niet echt in op de praktijk van de jongeren zelf. Het is de vraag of deze benadering van emancipatie ook jongens aanspreekt. Team Uitgeverij: Thieme Meulenhoff 2006 Maatschappijleer 1 vmbo-bk en vmbo-kgt4
4
Deze methode heeft twee verschillende boeken, één voor de leerwegen Basis, Kader en één voor de leerwegen Kader, Gemengd, Theoretisch. De methodieken behandelen dezelfde thema’s, alleen bij de KGT is alles net wat diepgaander. Vandaar dat ik het hier als één methode beschrijf.
9
De methode bestaat uit zeven hoofdstukken; 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Allemaal anders Opvoeders Stage Lopen Actie! Sterren Vrijheid Opgepakt
Binnen hoofdstuk 1. Allemaal anders wordt ingegaan op discriminatie, maar daarbij gaat het niet of nauwelijks over discriminatie van mannen / vrouwen. Binnen hoofdstuk 3 wordt er in paragraaf 3.5 ingegaan op discriminatie op het werk. Hierbij gaat het ook kort over discriminatie ten aanzien van vrouwen op het werk. Binnen hoofdstuk 5 over Sterren! Gaat het in de paragrafen 5.2 en 5.3 over de invloed van media en soaps. Hierbij gaat het ook over de invloed hiervan op stereotypen man en vrouw. Paragraaf 5.4 heet “Mannen & Vrouwen” en gaat in op hoe mannen en vrouwen worden gepresenteerd op televisie en hoe dit zich verhoudt tot de werkelijkheid. De paragraaf gaat ook in op rollen van mannen en vrouwen en hoe deze zijn veranderd in de Nederlandse samenleving. In deze methode wordt het thema man-vrouwverhoudingen en emancipatie niet heel expliciet besproken, behalve in één deelparagraaf. Verder komt het in de zijlijnen naar voren binnen de verschillende hoofdstukken. Blikopener Uitgeverij: Malmberg 2006 Maatschappijleer 1 vmbo bovenbouw De methode bestaat uit zes hoofdstukken; 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Jongens & Meisjes Ik en de groep Regels? Welke Regels? Leven in een rechtsstaat Sport in beweging Integreren in Nederland
Binnen het eerste hoofdstuk wordt al direct expliciet ingegaan op manvrouw verhoudingen en emancipatie. Het hoofdstuk bestaat uit acht paragrafen: 1. Geboren of gemaakt Deze paragraaf gaat in op aangeboren en gevormde verschillen tussen jongens en meisjes en de gevormde rolpatronen. Ook begrip vooroordelen komt naar voren. 2. Deze paragraaf ‘Alleen verschillend of ook minder’ gaat in op sociale ongelijkheid (tussen mannen en vrouwen) en ook op typische beroepen voor mannen en vrouwen. En de rolverdeling werk – huishouden. 3. Gaat veranderen vanzelf? 10
4.
5.
6.
7.
8.
Deze paragraaf gaat in op de veranderingen op het gebied van man-vrouwverhoudingen door feminisme en emancipatie. Ook emancipatie van mannen. Verder gaat het in op gelijke kansen beleid van de overheid. Opgroeien tussen twee culturen Deze paragraaf gaat over hoe de rolverdeling tussen jongens en meisjes is bij allochtonen, de paragraaf gaat specifiek in op Turken en Marokkanen. Van alle kanten bekeken; hoe is het werk verdeeld? Deze paragraaf gaat in op de praktijk in Nederland door emancipatieposters van de overheid te tonen en cijfers van het CBS. Voornamelijk over de sociale verdeling van werk en huishouden waarbij ook de ambities van jongens en meisjes betrokken worden. De pittige paragraaf; Zit het verschil tussen de oren? Deze paragraaf gaat in op verschillen tussen hersens van jongens en meisjes en gevolgen voor hun verschillende kwaliteiten. Daarnaast gaat de paragraaf in op de verwachtingen die deze typerende verschillen oproepen. Maatschappijleer in de praktijk In deze paragraaf staan opdrachten om verschillen tussen tijdschriften voor jongens en voor meisjes en ook verschillen in schoolcijfers tussen jongens en meisjes vast te stellen. Laat zien wat je kunt! Het geëmancipeerde bedrijf In deze paragraaf wordt opdracht gegeven om voorwaarden te bedenken voor bedrijven om gelijkheid tussen man en vrouw te creëren.
In de rest van de hoofdstukken komt het thema man-vrouwverhoudingen zijdelings naar voren. Zo gaat paragraaf 3.5 in op seksueel geweld en 6.6 op stereotypen, vooroordelen en discriminatie. Deze methode laat de man-vrouwverhoudingen dus uitgebreid aan de orde komen. Inpassing in het curriculum HAVO/VWO toegespitst op het vak maatschappijleer HAVO en VWO kennen vijf dezelfde domeinen binnen het examenprogramma5 van Maatschappijleer. Hierbij worden niet, zoals bij het VMBO, ook nog vakoverschrijdende onderwijsdoelen genoemd. De vijf domeinen zijn: Domein A Vaardigheden Domein B Rechtsstaat Domein C Parlementaire democratie Domein D Verzorgingsstaat Domein E Pluriforme samenleving. De thematiek van manvrouwverhoudingen en emancipatie sluit minder goed aan op deze domeinen dan bij de eindtermen van het VMBO, waar ook thema’s als socialisatie en stereotypering belangrijk zijn. De thema’s worden dan ook niet, zoals in het examenprogramma van het VMBO, expliciet genoemd in de bijbehorende subdomeinen en vaardigheden.
5
Deze eindtermen voor het vak maatschappijleer voor HAVO & VWO zijn te vinden op; http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57glrndzx7/vhkumj5t50yd/f=/bestand.pdf en http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57glrndzx7/vhkumk3thbye/f=/bestand.pdf
11
Binnen vaardigheden vallen informatievaardigheden en benaderingswijzen. Omdat de methodiek van LOKAAL erg op discussie en argumentatie gericht is, sluit deze wel mooi aan bij de vaardigheid ‘een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden’. Binnen HAVO en VWO zou de thematiek verder zijdelings kunnen aansluiten bij subdomein E3 ‘De praktijk van de Pluriforme Samenleving’, waarbij één van de genoemde vaardigheden is; ‘op basis van bronnen de verschillen in leefomstandigheden, gewoonten en gebruiken van (afstammelingen van) migranten enerzijds en de autochtone meerderheid van de bevolking anderzijds verklaren’. Methoden Maatschappijleer voor HAVO en VWO heb ik niet bekeken. De docent maatschappijleer op het HAVO en VWO op het Sint MontfortCollege zegt wel hierover; ‘Ja, emancipatie en manvrouwverhoudingen, dat kan in de zijlijn genoemd worden, maar is geen duidelijk, structureel onderwerp in de methode.’
2.3 Het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) Inpassing in het vak Burgerschap “Met het competentiegericht leren in het MBO is bij ons ook het vak ‘Burgerschap’ ingevoerd. Het vak heet eigenlijk “Leren, Loopbaan & Burgerschap”, maar bij ons worden deze eerste twee kerntaken door de studieloopbaanbegeleider gegeven. Ik, opgeleid als docent maatschappijleer, geef het vak Burgerschap. (…) Bij ons hebben eerste en tweedejaars studenten twee uur per week het vak Burgerschap, dat is een luxe.” ( Docente Burgerschap Zadkine College Rotterdam) Door de grote autonomie van de verschillende opleidingscentra loopt de invulling van het vak LLB nog erg uiteen. Hierover wordt nog gediscussieerd in de politiek en er worden verschillende adviezen geleverd vanuit instanties, waaronder de NLVM6. Hieronder zal ik naar aanleiding van het vastgestelde document LLB in 20077 weergeven op welke manier de thematiek manvrouwverhoudingen en emancipatie aansluiten bij dit vak. Het vak Leren, Loopbaan en Burgerschap bestaat uit de volgende zeven kerntaken:
Leren
1. Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken 2. Stuurt de eigen loopbaan
Loopbaan
Politiek Domein
Economisch Domein
6 7
3. Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding 4. Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie 5. Functioneert als kritisch consument
http://nvlm.nl/onderwijs/mbo/ Dit document is te vinden op; http://taalinmbo.kennisnet.nl/internelinks/documentllenb
12
Sociaal Cultureel Domein
6. Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte 7. Zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap)
Vervolgens zijn in het document allerlei competenties verbonden aan de verschillende kerntaken, waaronder ook ‘overtuigen en beïnvloeden’ en ‘formuleren en rapporteren’, die kunnen aansluiten bij de discussiemethodiek en de bijbehorende interviewopdracht van de methodiek van stichting LOKAAL. Binnen de beschrijving van de zeven kerntaken staat de thematiek van man-vrouwverhoudingen en emancipatie niet expliciet genoemd. Toch wordt de thematiek soms wel behandeld binnen het vak. Zoals al gezegd werd; de invulling van het vak loopt nogal uiteen. De docente Burgerschap van het Zadkine College licht dit toe; ‘Als opleiding kun je kiezen voor een bepaalde lesmethode, die invloed heeft op de inhoud die je behandelt. Wij hebben gekozen voor de methode ‘Nieuw Schokland’ waarbij kerntaak 6, het sociaal culturele domein, vrij uitgebreid wordt behandeld. Daarbinnen zijn Individualisme en Emancipatie belangrijke thema’s, jullie lesmethode sluit daar het beste bij aan. (…) Binnen kerntaak 7 wordt naast Alcohol en Drugs ook het thema seksualiteit behandeld.” In het volgende citaat is te lezen op welke manier dezelfde docente het thema emancipatie bespreekt en hoe daarop wordt gereageerd; “Ik heb een filmpje laten zien van de strijd van de Dolle Mina’s. Hierop werd vrij lacherig gereageerd. Vervolgens heb ik verwezen naar mijn eigen oma en mijn vriendinnen. Mijn vriendinnen werken allemaal deeltijd en hun vriend voltijd. Meisjes reageren daarop vrij vlak, ‘ja, ja, zo gaat dat’. Over zichzelf zijn de meisjes daarin verschillend, sommigen zeggen heel uitgesproken ‘dat gaat mij niet gebeuren, ik volg mijn ambities’, anderen houden zich op de vlakte en weer veel andere meisjes stellen duidelijk dat ze hun eigen kinderen willen opvoeden, ze niet naar de kinderopvang willen brengen. Ik probeer ze soms wel een beetje te triggeren,dat het bijvoorbeeld slecht is dat mannen vaak meer verdienen dan vrouwen, maar daar maken ze zich niet erg druk over. De emancipatiestrijd van vrouwen, daarbij voelen deze meisjes zich niet zo betrokken.(…) Ik heb vooral autochtone leerlingen in mijn klas, misschien dat er voor allochtone meisjes wel meer speelt.”
Methodieken Burgerschap MBO Zoals al voor de methodieken Maatschappijleer gold, geldt hier nog meer dat verschillende methodieken meer of minder ingaan op de thematiek man-vrouwverhoudingen en emancipatie. Veel van de methodieken Burgerschap zijn alleen maar online beschikbaar, voor toegang tot deze methoden zijn licenties nodig. Hieronder bespreek ik twee methoden die wel op papier beschikbaar zijn. Nieuw Schokland Uitgeverij: Deviant 2008 Burgerschap
13
De methode bestaat uit acht delen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De kern van burgerschap(toegevoegde kerntaak) Politiek domein (kerntaak 3) Economisch domein (kerntaak 4) Kritisch consumeren ( kerntaak 5) Sociaal Cultureel domein ( kerntaak 6) Vitaal Burgerschap ( kerntaak 7) Milieu & Energie ( toegevoegde kerntaak) Wereldburgerschap ( toegevoegde kerntaak)
Deel 5, het Sociaal Cultureel domein wordt onderverdeeld in zeven hoofdstukken: De mens en zijn omgeving; Identiteit; Individualisering; De veranderende maatschappij; Regels & Recht; Emancipatiebewegingen; Integratie. Hoewel de thematiek van man-vrouwverhoudingen en emancipatie kan aansluiten bij verschillende hoofdstukken zoals identiteit, individualisering en de veranderende maatschappij, wordt in het zesde hoofdstuk expliciet ingegaan op emancipatie. Daarbij wordt ingegaan op de gelijkheidsgedachte, de grondwet en op emancipatie van verschillende groepen, waaronder in paragraaf 6.3; Emancipatie van de vrouw. Deze paragraaf gaat in op de gelijke rechten van man en vrouw in de universele verklaring van de Rechten van de Mens. Verder gaat het in op perioden in de geschiedenis waarin die gelijkheid niet altijd vanzelfsprekend was, de feministische golven en de huidige situatie. Deel 6, Vitaal Burgerschap, wordt onderverdeeld in drie hoofdstukken, waarbij het derde hoofdstuk gaat over Seksualiteit. Dit kan ook aansluiten bij de thematiek over man-vrouwverhoudingen en emancipatie. Context! Uitgeverij: Edu’ actief 2009 Leren, loopbaan en burgerschap Deze leermap is ingedeeld naar de zeven kerntaken. De zesde kerntaak, Sociaal Cultureel Domein, waarbij de thematiek man-vrouwverhoudingen en emancipatie het beste aansluit, bestaat uit vijf thema’s; 1. 2. 3. 4. 5.
Wie ben ik?; Met wie leef ik samen?; Normen & Waarden; Politie & Justitie; Vrijwilligerswerk & Vrijetijdsbesteding.
Hoewel de thematiek van manvrouw verhoudingen en emancipatie zouden kunnen aansluiten bij veel van deze thema’s ( behalve politie & justitie) wordt in de paragraven niet specifiek ingegaan op man-vrouwverhoudingen of emancipatie.
14
3. Inpassing Methodiek LOKAAL in het jongerenwerk 3.1 Jongerenwerk Om te kijken hoe een methodiek als die van LOKAAL zou passen in het jongerenwerk heb ik drie jongerencentra van verschillende welzijnsorganisaties (Stichting Welzijn Feyenoord, Youth For Christ en Disck) bezocht in Rotterdam en met drie jongerenwerkers gesproken. Het jongerenwerk trekt over het algemeen vooral jongens aan in de leeftijdsgroep van ongeveer 12 tot 25 jaar. Soms is er een speciale meidenwerkster, en worden er avonden speciaal voor meiden georganiseerd. Groepen jongeren met dezelfde etnische achtergrond zoeken elkaar op in de jongerencentra. In het ene centrum komt een meerderheid Antilianen, in het andere centrum een meerderheid Marokkanen. Dit heeft natuurlijk ook wel te maken met de wijk waarin het jongerencentrum zich bevindt. Binnen het jongerenwerk wordt meestal gewerkt met inloopavonden, waar jongeren gewoon binnen kunnen komen en kunnen ‘chillen’. Verder zijn er soms gerichte activiteiten, zoals zaalvoetbal, koken en kickboxen. Soms is er ook sprake van wat coaching van de jongeren, bijvoorbeeld bij het zelf organiseren van activiteiten, of individuele mentorgesprekken met oudere jongeren. Het jongerenwerk kan jongeren met problemen ook doorsturen naar allerlei instanties die ze kunnen helpen. Heel soms zijn er ook thema-avonden, maar dat is toch wat lastiger omdat jongeren op vrijwillige basis komen en niet erg zitten te wachten op allerlei voorlichtingen. 3.2 Omgaan met machogedrag en vrouwonvriendelijke opmerkingen De jongerenwerkers bevestigen stuk voor stuk dat er regelmatig sprake is van grove taal en ook van ‘vrouwonvriendelijke opmerkingen’. Dit hangt ook weer samen met het stoer doen en het machogedrag van de jongens onder elkaar. Een jongerenwerker van Disck zegt; “Er worden hier sowieso ook dingen gezegd die niet kunnen. Het is hier geen moskee of kerk. Het zijn jongeren.” Op de vraag of er wel eens onrespectvol over meisjes gesproken wordt, zegt hij; “Ja, dat gebeurd sowieso heel vaak.” Een Jongerenwerker van Stichting Welzijn Feyenoord vertelt wat jongeren dan zeggen; “Dan hoor je ze praten van ‘Ik ken die bitch niet eens en ik heb haar geregeld’. Het hoeft niet eens waar te zijn, het is ook stoerdoenerij”. De jongerenwerkers vertellen ook dat ze wel altijd reageren als zulke dingen gezegd worden. Jongerenwerkers hebben verschillende manieren van reageren, maar meestal wordt er wel even over in gesprek gegaan. Jongerenwerker van Stichting Welzijn Feyenoord vertelt over zijn manier van reageren; “Het thema man-vrouwverhoudingen en Emancipatie wordt niet echt besproken hier, ik begin er niet zelf over. Maar soms hoor ik hoe ze erover praten, dan spreek ik ze daar wel op aan. Als ze bijvoorbeeld met een meisje naar bed zijn geweest kunnen ze daar heel disrespectvol over praten.(…) In eerste instantie spreek je ze direct aan, op het moment dat het gebeurt. Later proberen we er nog wel eens individueel op terug te komen. Als je ze voor de groep zo aanspreekt, kan het goed zijn dat ze zoiets hebben van ‘ik laat me niet kennen’. Nu heb je twee momenten waar op je ze bewustmaakt van wat ze zeggen. Soms staan jongeren er wel voor open als je ze er later individueel op aanspreekt. Ik zeg dan soms van ‘Stel dat je later een vrouw hebt en een dochter, hoe vind je het als er dan zo over hen gesproken wordt.“
15
Ook de jongerenwerker van Disck gaat het gesprek met jongeren aan; “Als ik bijvoorbeeld hoor dat een jongen een meisje een hoer noemt, vraag ik; ‘waarom noem je haar een hoer?’ Noem eens een reden. Vaak krijg je dan de reactie van ‘ze heeft seks met veel jongens, ze is makkelijk..’ Dan zeg ik van, je hoeft haar dan niet perse een hoer te noemen, want een hoer werkt achter de ramen en verdient daar haar geld mee. Ook zeg ik vaak; Als jij met verschillende meisjes gaat, ben jij dan ook een… (…) Ze denken er dan wel over na, snappen het wel, maar accepteren het niet.” 3.3 Inpassing methodiek LOKAAL in het jongerenwerk Het lijkt de jongerenwerkers niet eenvoudig, maar ook niet onmogelijk om een methodiek als die van LOKAAL toe te passen binnen het jongerenwerk en op die manier met de jongeren in gesprek te gaan over man-vrouwverhoudingen en emancipatie. Jongerenwerker van stichting Welzijn Feyenoord legt een van de moeilijkheden uit; ‘Wij werken met jongeren die hier vrijwillig heenkomen, het is heel lastig om jongeren te motiveren om hierheen te komen om een onderwerp te bespreken. De meeste jongeren hier zitten op school, dan gaan ze niet naar het jongerenwerk om les te krijgen.(…) Een vreemde die een voorlichting komt geven, dat werkt niet.” Om het voor jongeren, die vrijwillig naar een jongerencentrum komen, aantrekkelijk te maken moet je met iets goeds komen. De jongerenwerkers zijn positief over werken met theater. Je moet in ieder geval dingen bedenken die jongeren aantrekken. Iets wat ervoor zorgt dat het leuk is, en niet een saaie voorlichting. Jongerenwerkers hebben daarvoor enkele ideeën. Misschien sluiten niet al deze ideeën aan bij de methodiek van Lokaal of zijn ze onuitvoerbaar. Ze kunnen misschien wel inspiratie bieden. Vandaar dat ik hieronder twee ideeën noem; Een bekende persoon, bijvoorbeeld een (eventueel lokale) rapper uitnodigen. Dat spreekt de doelgroep aan. Een film die aansluit bij het thema laten zien. Een van de jongerenwerkers vertelt dat tv kijken met de jongeren vaak tot allerlei gesprekken leidt. Het jongerencentrum The Mall van Youth for Christ (YFC) is het enige centrum dat daadwerkelijk thema-avonden heeft met groepen jongens. De jongerenwerker vertelt hierover; “ Wij hebben in dit centrum elke dinsdag meidengroep, waar allerlei thema’s worden behandeld, o.a. naar aanleiding van de methodiek ‘super women’. Sinds kort doe ik één keer per maand ook een thema-avond met jongens. Dit staat nog in de kinderschoenen. De jongens wilden net als de meiden ‘een avond speciaal voor hen’. Ik heb hen een aantal thema’s laten kiezen, waaronder ook seksualiteit, die ik afgelopen vrijdag heb behandeld.(…) Graag wil ik nog een avond ingaan op relaties, dat leeft en vind ik belangrijk. Wij hebben nog niet echt een methodiek hiervoor, die zouden we wel kunnen gebruiken.(…) Het is nog wel zoeken. De avond over seksualiteit verliep nog niet vlekkeloos. Ik heb gemerkt dat het moeilijker is om met jongens in gesprek te gaan dan met meiden. Jongens zijn sneller afgeleid, hebben meer dynamiek en participatie nodig. Verder kan het aanbieden van eten een goede toevoeging zijn.” De jongerenwerker van YFC werkt voornamelijk met Antilianen. Hij vertelt dat binnen een bepaalde groep van de Antilliaanse cultuur het een patroon is dat moeders alleen hun kind opvoeden. Zij raken 16
dan zwanger en in de begintijd verdwijnt de vader als medeopvoeder al uit beeld. Veel van de jongens die in het centrum komen groeien zo op, zonder vaderfiguur. “Bij met name deze jongens zie je dat ze seksueel heel vroeg actief zijn. Vrouwen worden dan potentiële seksobjecten. Een vaste relatie is denk ik iets waar ze ten diepste sterk naar verlangen, maar waar ze niet in geloven. Ze hebben dat voorbeeld niet gehad, zijn alleen door hun moeder opgevoed. Uiteindelijk zullen zij kinderen krijgen, maar hun rol als vader kennen zij daarbij niet.” De jongerenwerker maakt zich hier zorgen over. Het thema relaties zou hij dan ook graag met jongeren bespreken. Hij denkt dat de meeste van deze jongeren niet toe zijn om na te denken over later op het vlak van manvrouwverhoudingen. Ze worstelen nog te veel met hoe ze überhaupt een relatie op moeten bouwen. De methodiek van LOKAAL zou daarop kunnen inspelen. De jongerenwerker van Welzijn Feyenoord zegt dat hij zo’n bijeenkomst met een methode van LOKAAL niet aan zijn jongeren zou willen opleggen, maar als het ze interessant lijkt zou het samen met de jongeren willen opzetten. In het volgende hoofdstuk kom ik nog terug op verdere tips voor de methode van de jongerenwerkers.
17
4. Feedback en aanbevelingen voor de methodiek van LOKAAL 4.1 Reacties op de methodiek In deze paragraaf schets ik eerst wat korte algemene reacties die komen op de methodiek van LOKAAL. In de vervolgparagrafen zal ik specifiek ingaan op aanbevelingen voor verschillende onderdelen van de methode. Leerlingen Na één van de MEPbijeenkomsten op het Albeda College in Rotterdam heb ik vier studenten Sociaal en maatschappelijke dienstverlening geïnterviewd na de tweede bijeenkomst (in totaal vonden drie bijeenkomsten plaats met deze groepen studenten). Alle vier de geïnterviewde studenten waren erg enthousiast over de lesopzet en trainer van Stichting LOKAAL. Hier een aantal korte reacties; “Ik vond de les wel leuk. Dit onderwerp heb ik nog nooit eerder besproken op school, ook niet op de middelbare school.” (mannelijke student sociaal en maatschappelijke dienstverlening) “Ik vond de les leerzaam, je krijgt een goed beeld van de verschillende ideeën die mensen over man-vrouwverhoudingen hebben. Je komt er achter dat mensen er echt een andere kijk op hebben dan jij.” (vrouwelijke studente sociaal en maatschappelijke dienstverlening) “Het is zeker relevant om dit onderwerp te bespreken. (…) Het heeft mij wel aan het denken gezet. Ik ga voortaan wel van te voren nadenken over mijn salaris als ik een sollicitatiegesprek heb. ” (vrouwelijke studente sociaal en maatschappelijke dienstverlening) “Het zou leuker zijn als je de situatie gaat omdraaien. Nu hebben we precies gezien hoe het in het dagelijks leven gaat. Als je in een scène ziet dat een man parttime en een vrouw fulltime werkt, dan ben ik heel benieuwd hoe de vrouwen gaan reageren.” (vrouwelijke studente sociaal en maatschappelijke dienstverlening) De leerlingen zijn zeer positief over de grappige en prikkelende theaterstukjes en vinden het vooral erg leuk om allerlei verschillende meningen over het onderwerp te horen. De belangrijkste tip die deze leerlingen meegaven was om ook de andere kant, waarbij de vrouw fulltime werkt te laten zien in een sketch. De bestaande sketch hierover hebben deze leerlingen door tijdgebrek gemist. Docenten De geïnterviewde docenten reageren verschillend op de methodiek van Stichting LOKAAL. De docenten vinden het wel een belangrijk onderwerp om over te praten met jongeren, maar vooral de overdraagbaarheid van de methodiek, daar verschillen de meningen over. Hierbij wat korte reacties; “Ik ben hier heel dubbel in. Aan de ene kant, het is wel nodig. Aan de andere kant heb je grote kans dat als je jongeren echt zo’n lessenserie aanbiedt aan de hand van een lespakket gegeven door de docent, veel jongeren niet zullen luisteren. Dan denk ik dat zo’n aanpak, met externen en met een toneelstukje dat prikkelt, beter werkt. “ (Docent HAVO/VWO Sint Montfort College)
18
“Zeker om via sketches in gesprek te gaan hierover lijkt me goed.” ( Docent MBO Zadkine College) “Zo’n project lijkt mij erg goed. Vooral met provocerende theatersketches; zeker in het VMBO heb je ze dan direct. Ik denk dat het goed kan werken. Je houdt ze een spiegel voor en laat ze reageren.” ( Docent VMBO Buitenhout College) Het is duidelijk dat de docenten positief zijn over het project en vooral de inzet van provocerende theatersketches waarderen. Op de overdraagbaarheid van de methodiek, ook naar docenten toe, kom ik nog terug. Jongerenwerkers De drie jongerenwerkers die ik heb gesproken waren op zich positief over het project van Stichting LOKAAL. Echter uit ervaring weten ze dat het opzetten van ‘lesprogramma’s’ en ‘thema-avonden’ binnen het jongerenwerk niet gemakkelijk is. Wat reacties; “De theatervorm lijkt mij leuk, dat helpt jongeren zich in te leven in rollen.” (Jongerenwerker YFC) “Ik vind het zeker belangrijk dat ook jongens worden betrokken bij emancipatie. Als meiden en jongens met elkaar in aanraking komen moet het toch van beide kanten komen. Hetzelfde geldt voor seksualiteit. Meiden kunnen wel voorgelicht worden, maar dat moet ook voor jongens gelden. En zo is dat bij emancipatie ook.” (Jongerenwerker Stichting Welzijn Feyenoord) “Mijn ervaring is dat ze niet al te veel thema-avonden willen binnen het jongerenwerk. Er moet iets te halen zijn. Als je dit wil inzetten bij het jongerenwerk moet je als organisatie in gesprek gaan met jongerenwerkers; wat speelt er, wat willen de jongeren. Dan kun je samen met zo’n jongerenwerker gaan kijken waar je het over gaat hebben. (Consulent Stichting De Meeuw) Deskundigen Naast leerlingen, docenten en jongerenwerkers heb ik veel verschillende deskundigen gesproken. Deskundigen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling, seksuele voorlichtingprogramma’s, ‘genderspecifiek’ werken, emancipatie, jongeren en onderwijs. Vanuit deze hoeken komen wederom verschillende reacties op de methodiek van Stichting LOKAAL, hierbij wat korte reacties; “Voor jongeren is dat sowieso al een ver van je bed show. Ik denk dat een ‘schoolcultuur’ neerzetten van respect en ingrijpen bij incidenten veel meer invloed heeft dan al die lessen over van alles en nog wat. Het is wel goed om die lessen te bespreken, maar zet het in een kader. Een kader van schoolregels, dat de directeur er misschien ook wat over zegt.” (Adviseur, Movisie) “Het woord emancipatie is bij vele instanties identiek aan ‘vrouwenemancipatie’, wat dan vaak betekent; meiden een stap vooruit, jongens een stap terug. Veel jongens en mannen zien alles wat met emancipatie te maken heeft als inleveren en verlies. (…) Dus ik denk dat in alles wat jullie doen, je ook het perspectief van jongens en mannen moet meenemen, en niet
19
alleen in verwijtende/ moraliserende zin.” ( Lauk Woltring8, specialist op het gebied van Jongens, mannelijke ontwikkeling, sekse en gender) “Het bespreken van deze onderwerpen is van groot belang, ook zodat leerlingen zelf leren communiceren met leerlingen uit andere culturen. Daar zullen ze in hun beroep ook profijt van kunnen hebben.” ( Trainer en adviseur Stichting Meander) “Ik denk wel dat zulke sketches wat oproepen, goeie gesprekken op kunnen leveren, maar laat ze meer doen dan alleen spreken, dat doen ze bij andere vakken ook al. Alleen spreken zet nog niet genoeg aan tot nadenken.” (Projectmedewerker Nationale Jeugd Raad, ontwikkeling methodiek LATER!) In de volgende paragrafen zal ik verder ingaan op de aanbevelingen van deskundigen voor verschillende onderdelen van de methodiek van stichting LOKAAL. 4.2 Aanbevelingen voor de thematiek In deze paragraaf zal ik ingaan op aanbevelingen voor de thematiek die de methodiek van Stichting LOKAAL behandelt. Veel docenten, jongerenwerkers en deskundigen geven aan dat het van groot belang is de jongeren van je doelgroep zelf te betrekken bij het bepalen van de thema’s waar je over gaat praten. Het is belangrijk om dicht bij de belevingswereld te blijven van de jongeren zelf. ‘Later’ kan een ver van hun bed show zijn, maar is wel heel belangrijk om over na te denken. Dit hangt ook weer af van met welke groepen je staat te praten. Verder kun je ook thema’s bespreken die dichter bij de eigen levensfase van jongeren staat. De sketches die LOKAAL momenteel gebruikt heb ik aan verschillende deskundigen en docenten voorgelegd en zij vinden de thematiek zeker relevant en ook wel herkenbaar voor jongeren. Er zijn overigens wel suggesties voor andere thema’s die ook bij de thematiek van man-vrouwverhoudingen en emancipatie horen. Zoals ik al eerder aangaf liet jongerenwerker van Youth for Christ weten dat de thematiek te veel gericht is op ‘later’ voor de jongeren waar hij mee werkt. Dat is volgens hem nog een brug te ver voor deze jongeren, die nog niet eens weten hoe zij een stabiele relatie op moeten bouwen. Hij vindt overigens over later nadenken wel belangrijk. Het bespreken van het opbouwen van relaties in het hier en nu kan overigens ook goede gevolgen hebben voor later, denkt hij. Docente Burgerschap op het Zadkine College geeft het belang aan van de flexibiliteit met thema’s; “Er moet rekening gehouden worden met de diversiteit van jongeren in Rotterdam. Als je verschillende type scènes (theater of dvd) kunt kiezen als docent is dat handig, dan kan de methodiek aansluiten op verschillende doelgroepen (etniciteit, leeftijd, niveau). Hieronder een lijst met aanbevolen thema’s; Arbeidsparticipatie van vrouwen (hierbij kunnen ook cijfers worden genoemd. Veel cijfers hierover zijn te vinden in documenten van E-quality of bij het CBS) Het momentele achterblijven van jongens in het onderwijs en feminisering van het onderwijs.
8
www.laukwoltring.nl
20
Docente Burgerschap Zadkine College zegt hierover; “Je kunt bespreken met jongens wat zij daar zelf van vinden. Je hoort ook veel in het nieuws over de hoeveelheid vrouwen die in het onderwijs werkt, dat jongens alleen nog maar vrouwen tegenkomen. Je kunt ook aan jongens vragen wat zij daar nou zelf van vinden. Die worden in deze discussie nog wel veel overgeslagen. Daar zou je ook een scène over kunnen doen. “ Flirten, Relaties & Seksualiteit De thema’s Relaties en Seksualiteit worden door velen aangedragen. Dit zijn thema’s die volgens deskundigen, docenten en jongerenwerkers wel sterk spelen bij jongeren en waar ze graag over willen praten / nieuwsgierig naar zijn. Velen vinden dat dit zeker samenhangt met man-vrouwverhoudingen en emancipatie. Docenten, jongerenwerkers en deskundigen geven aan dat er veel onwetendheid is op dit gebied. Ze bevelen aan vraagstukken te behandelen als; ‘Wat zijn je wensen, wat zijn je grenzen?’; ‘Hoe bouw je een relatie op?’; ‘Hoe pak je flirten aan?’. Overigens zijn er ook veel bestaande methodieken van onder andere Rutgers Nisso Groep die sterk ingaan op deze thema’s. Alsnog zou je deze thematiek wel kunnen betrekken bij de huidige thematiek van LOKAAL. Homoseksualiteit Homoseksualiteit is ook een veelgenoemd thema dat belangrijk wordt gevonden om in dit verband te bespreken. Jongerenwerker YFC , zegt hierover; “Dit is wel echt een taboe onder deze jongeren (in jongerencentra). Niemand durfde dit thema in te vullen toen ik ze allerlei thema’s voorlegde voor de thema-avond. Op een voorlichtingsavond over homoseksualiteit zou ook niemand komen. Dit onderwerp zou je dus bij andere thematiek moeten inpassen. Het is belangrijk, al speelt het misschien niet eens bij henzelf, dat deze jongeren daar wel mee leren omgaan. “ Toekomst, Rolverdeling, taakverdeling en opvoeding In dit verband noemen deskundigen en docenten een aantal interessante vragen om te bespreken; Hoe hebben je ouders het thuis verdeeld, hoe zou jij het willen? Hoe hebben je ouders jou opgevoed? Noem één ding dat je goed vindt, noem één ding dat je anders zou doen. Hoe ziet jou leven er over vijf jaar uit? Geweld Verschillende deskundigen geven aan dat dit een thema is dat sterk ‘gegenderd’ is. Jens van Tricht (trainer, coach en adviseur, gespecialiseerd op mannelijkheid); “Geweld, daar kun je het ook met jongens en meisjes over hebben. Het is belangrijk om aan te geven dat niet alle jongens dader zijn en dat dat ook helemaal niet hoeft. Er is een belangrijke rol en verantwoordelijkheid weggelegd voor meisjes; namelijk stoer en gewelddadig gedrag van jongens niet belonen. Want het is natuurlijk ook zo dat de stoerste jongens vaak ook de meest populaire jongens zijn.” 21
Straatcultuur Dit thema wordt genoemd door jongerenwerker van YFC. Hij verwijst hierbij naar de aflevering over straatcultuur, waarbij ook ingegaan wordt op het slaan van meisjes, van ‘Rauw & Puur’. Mannelijkheid & Vrouwelijkheid Vriendschap School Passie; waar loop je warm voor? Adviseur Movisie; “ Hierbij kun je de vraag stellen of bepaalde passies meer bij meisjes of bij jongens passen.” Diversiteit; Er kunnen ook andere vormen van diversiteit, zoals etniciteit, nationaliteit, leeftijd, opleiding, betrokken worden bij het thema. Soaps Dit is voor veel jongeren een referentiekader. Je kunt het hebben over de vraag of dit nu werkelijkheid is of niet. 4.3 Aanbevelingen voor werkvormen In deze paragraaf zal ik een schets maken van de reacties op de methodiek van LOKAAL en de aangeleverde tips en ideeën van jongerenwerkers, docenten en deskundigen voor werkvormen. De reacties op het inzetten van theater, inspirators en het inzetten van een netwerkonderzoek (bijvoorbeeld door het interviewen van ouders / grootouders) zijn vrij positief. Er zijn wel verschillende opmerkingen over, die ik per onderdeel zal bespreken. Hiernaast zal ik ook lijstjes maken met ideeën voor werkvormen die ingezet zouden kunnen worden in de methodiek, aangeleverd door de jongerenwerkers, docenten en deskundigen. Discussietheater en de discussie Hoewel het discussietheater in een overdraagbare methodiek misschien niet meer inzetbaar zal zijn, heb ik het toch besproken met de respondenten. Bijna iedereen is hier enthousiast over. Het prikkelt jongeren, sleept ze mee en lokt absoluut reacties uit. Wat een aanbeveling is van vele docenten, jongerenwerkers en deskundigen, is om er meer participatie in te brengen van jongeren zelf. Om ze niet alleen te laten kijken en discussiëren, maar ze ook te laten participeren in het theater. Een van de reacties komt van de projectmedewerkster en opzetter van het onderzoek LATER! en het bijbehorende spel LATER! van de Nationale Jeugdraad. Het onderzoek en het spel waren gericht op welke manier jongeren hun toekomst bekijken en vooral ook de verschillende rollen en taken die zij daarin hebben. Het spel LATER! was als onderzoeksinstrument bedoelt, maar bleek een goede 22
methode om jongeren te laten nadenken en in gesprek te laten gaan over de toekomst. Ze beschrijft het succes van de methode; “In deze methode zorgen we er echt voor dat jongeren zelf veel inbreng hebben. Zij voeren het gesprek, het verloop van het gesprek en het spel is afhankelijk van hoe leerlingen zelf het spel spelen. Er is wel veel ruis in de klas, maar leerlingen zijn wel echt met het onderwerp bezig. Vaak horen we ze al pratende over dit onderwerp de klas uitgaan.” Een verbeterpunt vond ze dat het kaartjes leggen bij het spel ( de leerlingen moeten door middel van kaartjes leggen bepalen hoeveel uur ze aan welke rollen in hun latere leven willen besteden) op een gegeven moment wat monotoon werd. Het belang van afwisseling kan LOKAAL zeker meenemen. Haar kritiekpunt op de methodiek van LOKAAL is dat ze het kijken naar toneelstukjes en het in gesprek gaan alleen wat passief vindt. Ze stelt; “Het klinkt wat passief. Laat leerlingen en studenten zelf meer inbrengen. Je moet leerlingen er bij betrekken, laat ze zelf een sketch spelen, doe rollenspellen. En zorg ervoor dat zij zelf het gesprek bepalen en niet de trainer.” Ook anderen stellen voor rollenspellen toe te voegen aan de methodiek. Een moeilijk punt wat dit betreft wordt genoemd door een van de jongerenwerkers. Hij stelt dat toen hij met jongeren aan theater ging werken, dat niet zo goed lukte omdat de jongeren het toch wel erg spannend vonden. Toch zijn de meesten enthousiast over het inzetten van theater. Vooral in combinatie met rollenspellen met de jongeren. Adviseur Movisie; “Spreek in scenario’s en maak het concreet. Aan jongens kun je beter vragen wat ze zouden doen in een situatie dan wat ze er van vinden. En laat maar zien wat je dan doet. Rollenspellen kunnen goed werken. Dat hoef je niet zo te noemen, maar je kunt gewoon zeggen na zo’n toneelstuk van wat zou jij doen? Nou, speel het maar uit.” Ook zijn er aanbevelingen voor de manier van bespreken met jongeren. Zo geeft de docente van het Buitenhout college aan dat klassikaal bespreken beperkend kan werken. Ze is bang dat je dan te maken krijgt met de dynamiek van de ‘grootste schreeuwers’ en ‘de stille leerlingen’. Ze stelt dat het indelen in kleinere groepjes goed kan werken. Ook bij het spel LATER! bleek het werken in groepjes goed te werken. Werkvormen die dialoog en participatie ten goede kunnen komen: Het inzetten van rollenspellen ( verschillende respondenten stelden dit voor) Jens van Tricht (coach, trainer en adviseur, gespecialiseerd in mannelijkheid) heeft zelf de methode ‘Toffe Jongens’ ontwikkelt. Deze methodiek is gericht op het voorkomen van geweld, door opzoek te gaan naar wat mannelijkheid nou betekent. Toen hij deze methodiek toepaste op groepen jongens van het MBO, technische opleiding, merkte hij dat alleen in gesprek gaan niet goed werkte. Wat wel werkte was fysieke oefeningen inbrengen. Bijvoorbeeld door als fysieke oefening te doen alsof je als jongen door een steeg loopt, en er komt een andere jongen voorbijgelopen. Het voorbeeld is gericht op geweld, maar de methodiek kan ook werken bij andere thema’s. Lauk Woltring9 (specialist op het gebied van Jongens, mannelijke ontwikkeling, sekse en gender) heeft ook een idee voor rollenspellen. Hij stelt voor dat je lastige situaties kunt laten uitspelen, waarbij jongeren dan eventueel een ‘envelop tips’ van het 9
Zie ook: www.laukwoltring.nl
23
publiek kunnen trekken, een ‘troefkaart’, of hulp van twee andere leerlingen kunnen krijgen. Bijvoorbeeld bij een lastige situatie van groepsdruk, als jongen heb je bijvoorbeeld een andere mening dan je vrienden, of als meisje wil je aan je vriendinnen uitleggen dat je niet naar bed wil met je vriendje voor het huwelijk, zonder een muts gevonden te worden. Woltring: “Zo ‘empower’ je jongeren en laat je ze op een realistische manier nadenken over hun eigen dilemma’s. “ Een forumgesprek houden: Je laat jongens en meiden een aantal vragen over de ander voorbereiden: ‘Alles wat je altijd al had willen weten over meisjes / jongens, maar wat je nog nooit kon vragen’. En dan moeten ze elkaars vragen beantwoorden, zonder dat daar verder commentaar op komt. Je kunt hierbij spelregels bedenken; het moeten nieuwsgierige niet beschuldigende vragen zijn. Eén vraag tegelijk. Om het spannend te maken zet je jongens en meisjes tegenover elkaar. ( Adviseur Movisie – ‘De inhoud en nabespreking van dit spel kunnen erg interessant zijn. Het is leuk om te merken dat jongens en meisjes met verschillende typen vragen komen, maar beide wel allerlei oordelen over elkaar hebben die verstopt zitten in de vragen’) Een werkvorm die ingaat op mannelijkheid & vrouwelijkheid, deze lopen door elkaar heen. Het inschatten van mannelijkheid / vrouwelijkheid op een schaal van één tot tien. Ben je nou een heel mannelijke jongen ( een 10) of meer een zeventje? Het is van belang dat je een veilige sfeer creëert. Je kunt ook met wat voorbeelden komen, bijvoorbeeld is Robbie Williams een 1 – 10? En waarom is dat nou zo? Dit kun je ook inzetten naar de acteurs van jullie theater of van de filmpjes die jullie inzetten. ( idee komt van adviseur Movisie) Deel de leerlingen in groepjes in van vier to zes leerlingen. Stel ze hebben net iets gezien in theater / filmpje. Je zet hierover een stelling op het bord, iedereen moet daar even in stilte over nadenken. Daarna schrijft iedereen zijn / haar gedachten op een groot papier. Daarna vertel je in de groepjes aan elkaar wat je opgeschreven hebt en waarom. Daarover ga je in discussie. (Docente Buitenhout College – ‘Doordat je ze verplicht laat nadenken zijn leerlingen veel meer betrokken. Dat is belangrijk, zeker bij VMBO leerlingen. Door de leerling die altijd wat zegt, hebben anderen geen tijd om na te denken. Op deze manier kan iedereen er eerst over nadenken”) Zorg dat je gemengde groepjes maakt, bijv. drie meisjes, drie jongens. Bij het werken met groepjes heb je misschien wel meer begeleiders nodig, misschien kun je er wat mensen van de school bij betrekken. Laat de leerlingen wel weer bij elkaar komen als één klas, nadat je in groepjes hebt gewerkt. Als je leerlingen een filmpje of theatersketch laat kijken, kun je van te voren zeggen; na dit stukje wijs ik vier leerlingen aan die mij moeten vertellen wat er is laten zien. Op die manier kun je iedereen erbij betrekken. Breng competitie in de methodiek, bijvoorbeeld bij een debat of een spel. (Hiermee kwamen verschillende docenten en deskundigen. Zij gaven aan dat dit voornamelijk voor jongens erg goed kan werken.) Verdeel de groep voordat je begint met de discussie in verschillende vakken die verschillende groepen vertegenwoordigen (Bijvoorbeeld mannen, vrouwen, ouders, werkgevers). Op die manier kun je jongeren letterlijk verschillende perspectieven laten verdedigen. Zorg dat er 24
beweging is, dus laat ze op een gegeven moment wisselen van ‘vak’. ( Idee van Lauk Woltring) Laat jongeren collages maken van ‘de ideale vrouw’ en ‘de ideale man’. Ga daar vervolgens over in discussie. Je kunt quizjes doen om het onderwerp bespreekbaar te maken. Met mening en kennisvragen. Bijvoorbeeld met vragen; Hoveel procent van de vrouwen denk je dat economisch zelfstandig is? of Hoeveel procent van de koks is man? ( Idee van Arthie Schimmel, voormalig docente maatschappijleer en nu beleidsadviseur E-quality – “Quizjes zijn wel leuk. (…) Meisjes en jongens reageerden verbaasd op de feitelijke cijfers.”) Student en docent maatschappijleer, HR, Libanon lyceum stelt verschillende vormen van discussie voor; Lagerhuisvorm, waarbij leerlingen verplicht voor of tegen een spelling moeten zijn (“Dit stimuleert out of the box – denken. Dit vinden vmbo-leerlingen overigens nog wel moeilijk, die vallen gauw terug op hun eigen mening) Debatten in kleinere groepjes, dit kun je competitief maken door met verschillende groepjes en een jury te werken. Klassikale discussie naar aanleiding van een centrale vraag / stelling
Inspirators De deskundigen en docenten waarmee ik het inzetten van inspirators heb besproken reageren hierop vrij positief. Het ligt er wel aan op welke manier en in welke mate je het inzet: Docent en student maatschappijleer, HR, Libanon Lyceum; “Dat kan wel werken, maar je moet wel oppassen met te veel van dit soort projecten met inspirators. Dan heeft het geen impact meer. Maar er is wel behoefte aan perspectief, daarbij kunnen inspirators helpen, vooral ook op het VMBO. Leerlingen op HAVO en VWO zijn al kritischer naar inspirators. Een persoon met status uit de gemeenschap kan goed werken, dat kan wel impact hebben.“ Lauk Woltring (specialist op het gebied van Jongens, mannelijke ontwikkeling, sekse en gender) vindt inspirators een goed idee, maar het ligt er wel aan op welke manier je ze inzet; “Laat inspirators dan realistische verhalen over hoe hij/ zij het thuis en op werk heeft geregeld. Echte mensen met echte verhalen waaraan de jongeren ook nog vragen kunnen stellen, dat vinden ze schitterend. Laat ze vertellen hoe zij het een en ander hebben aangepakt, hoe mensen daarop reageerden etc. Het moeten realistische mensen zijn, dan kan het perspectief bieden voor jongeren.” Docente Buitenhout College VMBO; “Het inzetten van inspirators vind ik heel goed. Dat spreekt aan. Zeker als je ook wat ouders weet te charteren. Ouders als inspirators laten vertellen, dat werkt wel.” Docente Zadkine College MBO; “Als docenten zelf zo’n methodiek oppakken kan een externe inspirator, die het echt zelf leuk vindt om daarover te vertellen, een goede toevoeging zijn. Ik denk dat leerlingen dat ook erg leuk vinden. Want ja, mijn verhaal over mijn zoon en m’n oma, dat kennen ze nu wel. “
25
Docenten en deskundigen zijn dus zeker positief over een externe inspirator. Het kan zelfs als manier dienen om ouders bij het project / de methodiek, te betrekken. Thuisopdracht; een netwerkonderzoek en het betrekken van ouders bij de methodiek De meeste docenten en deskundigen zijn enthousiast over een thuisopdracht in de vorm van een netwerkonderzoek. Het zou goed zijn om leerlingen hun ouders of anderen uit de omgeving te laten interviewen of juist mensen die verder van hen af staan, die hen nieuwe perspectieven kunnen bieden. Een onderzoeker en een beleidsadviseur van E-quality vertelden mij over de methodiek Jongleren die de organisatie E-quality samen met docenten verzorging hebben opgezet. Deze methodiek is gericht op jongeren in het voortgezet onderwijs en gaat over de combinatie van werken & zorgen. Deze methodiek werkte met de opdracht aan leerlingen om hun opa of oma te interviewen over hoe zij werken en zorgen combineerden. De beleidsadviseur vertelt over de goede werking van deze interviews; “Op verschillende scholen hadden jongeren hun grootouders geïnterviewd, zo van hoe ging de verdeling van zorg & werk bij jullie. Dat gaf een enorm leuke presentatie van ervaringen binnen gezinnen. Zowel van Nederlanders als van mensen die niet altijd in Nederland hebben gewoond. Het was goed er achter te komen hoe bij de verschillende gezinnen de verdeling was geweest. En hoe weinig vanzelfsprekend het was, dat het was zoals het was.” Verder raden verschillende docenten en deskundigen een vorm van verwerking aan, bijvoorbeeld in de vorm van een verslag, dat aansluit bij deze opdracht. De respondenten verschillen van mening of dit nou de manier is om ouders bij het thema te betrekken. De een denkt dat het een goede manier is om dialoog thuis te stimuleren, juist ook in gezinnen waar weinig over dit soort dingen gesproken wordt. De docent van het Sint Montfort College is op zich positief over het interviewen van ouders maar is wel bang dat sommige moeders niet vrijuit zullen praten over het verschil tussen haar wensen en de praktijk van de taakverdeling. Er zijn veel verschillende reacties op de vraag of je ouders wel of niet bij de methodiek moet betrekken. Sommige mensen vinden dit niet zo belangrijk en bovendien ingewikkeld, anderen lijkt het juist erg belangrijk. De leeftijd en het stadium van de doelgroep is hierbij van belang. Voor studenten in het MBO is het betrekken van ouders minder relevant dan bij jongere leerlingen in het voortgezet onderwijs. Vele docenten en deskundigen wijzen op de ingewikkelde opgave om ouders bij zoiets te betrekken. Anderen wijzen juist op het belang ouders erbij te betrekken. Als je ouders wil inlichten over de thematiek waarover gesproken wordt op school wordt geadviseerd duidelijk de toegevoegde waarde en de functie van het project aan de ouders uit te leggen. Verder zijn er een aantal manieren om ouders te betrekken genoemd: Zoals bij de opdracht in de huidige methodiek; het interviewen van ouders Het uitnodigen van ouders als inspirators Het uitnodigen van ouders bij een presentatie van leerlingen over bijvoorbeeld emancipatie. Soms hebben scholen avonden waarop het een en ander gepresenteerd wordt door leerlingen voor hun ouders. Dan kan er ook een presentatie worden gegeven over het thema van dit project.
26
4.4 Het belang van een veilige sfeer en een open dialoog Docenten en deskundigen wijzen op het belang van een veilige sfeer in de klas en een open dialoog. Hiermee wordt gedoeld op het serieus nemen van de verschillende opvattingen van de jongeren. Adviseur en trainer van Stichting Meander stelt dat het van groot belang is als trainer of docent na te gaan met wat voor doel je de discussie ingaat. Veel docenten zitten bij dit soort onderwerpen daarmee in de knoop. Wil je leerlingen hun innerlijke overtuiging beïnvloeden? Wil je ze ergens van overtuigen? Wil je ze aan het denken zetten? Wil je hun gedrag in de klas veranderen? Ze zegt; “Het willen overtuigen van leerlingen van je eigen ideaalbeeld werkt vaak niet. Je krijgt dan te maken met weerstand en zelfverdediging, in plaats van dat er een open gesprek plaats kan vinden.” Verder geeft ze aan dat het als trainer of docent van groot belang is echt open te staan voor alle opvattingen en ideeën in de klas. Ze stelt; “Alleen op die manier kun je een veilige sfeer creëren waarin normen en waarden van alle groepen kunnen worden blootgelegd. Ga niet uit van bepaalde groepen, maar van alle leerlingen. Niet alleen allochtonen hebben te maken met normen en waarden van thuis. Iedereen komt voor keuzes te staan als; wat neem ik mee van thuis, wat wil ik anders doen? Wat is mijn eigen opvatting hierover en wat is daar anders aan dan de opvatting van mijn ouders?” Ze stelt bovendien dat openheid ervoor zorgt dat jongeren zich veilig genoeg voelen om over hun eigen ideeën na te denken; “Door daadwerkelijk open te staan voor andere opvattingen, andere argumenten, een andere realiteit van iemand, bied je ook een veilige sfeer voor de leerling om zijn / haar eigen opvattingen te uiten en hierop te kunnen reflecteren. Dit helpt om leerlingen zelf opener te laten zijn voor andere opvattingen en gedragingen. “ Een open dialoog is dus van groot belang. Daarbij is het volgens de deskundigen nog steeds mogelijk om afspraken te maken over wat je wel en niet zegt. Ook adviseur en trainer van Rutgers Nisso Groep, die trainingen geeft over het bespreekbaar maken van seksualiteit, vindt dit van belang; “Voor het bespreken van seksualiteit door docenten met leerlingen is de benadering van belang. Wat kan helpen is dat van te voren duidelijke afspraken gemaakt worden over wat je wel en niet zegt, welke woorden je wel of niet gebruikt. Maar ook door duidelijk te laten merken dat iedereen zijn of haar eigen opvatting mag hebben over seks, dat daar niet één boekje voor is. Het enige boek dat je daar naast moet leggen is het wetboek.” Hij benadrukt, net als anderen, dat een veilige sfeer en vertrouwen in de klas belangrijk zijn. Hij geeft daarbij tips hoe je zo’n sfeer kunt creëren; “Het gaat er om hoe je het vertelt, of je open staat voor de groep, de gelegenheid geeft om vragen te stellen en dat je ook hun expertise erkent. Met andere woorden dat je zegt van ‘Nou, jullie zijn nou 15, jullie zullen vast wel weten wat seksualiteit is, wat denken jullie, waar heeft seksualiteit mee te maken?’Je schrijft dan wat dingen op het bord. En soms komen ze dan met een of andere moderne term/ straattaal, dan vraag je van ‘hee, wat is dat, dat ken ik niet, leg eens uit’. Of als iemand een vraag heeft, kun je ook de andere leerlingen laten meedenken. Geef ruimte om ze te laten vertellen wat ze weten. Zo schep je gelijkwaardigheid en geef je de ruimte om een prettige vertouwde sfeer te creëren.” Lauk Woltring (specialist op het gebied van Jongens, mannelijke ontwikkeling, sekse en gender) adviseert verder een realistische dialoog aan te gaan en geen grote ideaalbeelden te schetsen of ze deze laten uitspreken; “ In zo’n les kun je als jongen zeggen dat je bepaalde dingen nooit meer zult zeggen, later op een bepaalde manier wil inrichten. Maar vaak is de alledaagse werkelijkheid 27
moeilijker. In bepaalde situaties gedraag je je anders dan je je had voorgesteld / aan jezelf had beloofd in zo’n les. Het niet nakomen van beloften aan jezelf, dat werkt vernederend. Dan ontstaat het belang die belofte aan jezelf teniet te doen, te relativeren. De les werkt dan eerder averechts. Dus ga geen grootse idealen voorstellen, maar houdt het gesprek heel reëel; wat wil je, hoe wil je dat bereiken, wat is daar voor nodig, wat zijn de problemen die je tegen kunt komen.” 4.5 Rekening houden met jongens Het project van Lokaal heet het MannenEmancipatieProject, ofwel MEP. Deze term zorgt nog wel voor wat verwarring, want wat wordt er nou bedoeld met mannenemancipatie? LOKAAL vindt het van belang dat emancipatie van twee kanten komt, immers alleen op die manier kan er gelijkwaardigheid ontstaan. Emancipatie wordt meestal geassocieerd met de emancipatie van vrouwen, terwijl het ook van belang is jongens en mannen hierbij te betrekken. Jongens vormen dan ook een belangrijke doelgroep in de te vormen methodiek van stichting LOKAAL. Daarom heb ik verschillende deskundigen geïnterviewd die gespecialiseerd zijn op het werken met jongens, mannelijkheid en gender. Lauk Woltring vindt het van essentieel belang dat een project gericht op emancipatie ook het perspectief van jongens meeneemt; “En niet alleen in verwijtende,moraliserende zin. Dan monteer je al je eigen ondergang, dat werkt niet. Het belang dat jongens hebben moet worden meegenomen. Wat zijn dilemma’s van jongens, hoe gaat hun bestaan er uit zien, wat zijn hun mogelijkheden hierbinnen? (…) Ik hoop dat jullie project ook in zal gaan op het perspectief van jongens. En dan niet allen wat zij moeten inleveren. Dat is heel belangrijk, anders mis je ze altijd.” Deskundigen geven aan dat verschillen tussen jongens en meisjes zijn waar je in de methodiek of als docent/ trainer rekening mee kunt houden. In welke mate je dit moet doen, daarover verschillen de meningen. Hoewel de specialisten aangeven dat deze verschillen wel wat zwart-wit zijn en generaliseren, vinden ze het toch belangrijk er rekening mee te houden. Overigens zijn er ook deskundigen die vinden dat je dit niet zo sterk moet doen, omdat je daarmee verschillen in stand houdt. Ik ga hier verder niet in op deze discussie en zal de aangegeven verschillen waar rekening mee gehouden kan worden hieronder bespreken. Verschillende deskundigen en ook jongerenwerkers geven aan dat ‘het gesprek’ meer een meisjesdan een jongensterrein is. Dit geldt dus ook voor de discussie. Zij geven aan dat de taligheid van meisjes groter is dan jongens. Adviseur van Movisie benadrukt het belang van het concreet aanspreken van jongens; “Dat betekent dat je jongens beter kunt aanspreken met ‘wat ga je doen’ dan ‘wat denk je hierover’. Als je bijvoorbeeld dat toneelstuk doet, kun je meisjes wel vragen wat ze er van vinden. Maar jongens kun je beter aanspreken in de vorm van scenario’s, van; ‘wat zou jij in zo’n situatie doen’.” Ook wordt gezegd dat voor jongens in ontwikkeling beweging van groot belang is. Consulent van stichting de meeuw zegt; “ Jongens moet je niet zo vragen naar hun gevoel. Die moet je aan het werk zetten, laten bewegen, dan wordt het testosteron wat lager en komen ze wel bij hun gevoel, en kunnen ze dit ook beter onder woorden brengen. “ De sociale vaardigheidstraining ‘Rots & Water10’
10
http://rotsenwater.nl/site/www/index.cfm?fuseaction=default&CFID=5291066&CFTOKEN=94643048
28
zou je een voorbeeld kunnen noemen van ‘genderspecifiek werken’, want hoewel deze training tegenwoordig ook gevolgd wordt door meisjes, is deze speciaal ontwikkeld voor jongens. Het is een ‘psychofysieke training’ waarbij vele fysieke oefeningen worden ingezet om een balans te vinden tussen weerbaarheid en solidariteit; ‘rots & water’. Het inzetten van fysieke oefeningen en rollenspelen wordt dan ook aanbevolen door verschillende deskundigen. Een ander voorbeeld van ‘genderspecifiek werken’ zijn de twee spellen die Rutger’s Nisso Groep uitgeeft om met jongeren in gesprek te gaan over seksualiteit. Er is een spel speciaal voor jongens (Boys R Us) en een spel speciaal voor meisjes ( Girls Choice). “Een belangrijk verschil is dat het spel voor jongens competitief is, terwijl in het spel voor meisjes competitie een veel minder belangrijke rol speelt. Competitie is erg belangrijk voor jongens” zo legt adviseur en trainer van RNG uit. Verschillende deskundigen adviseren dan ook te experimenteren met het apart werken met jongens en meisjes. Adviseur Movisie; “Om nou rekening te houden met die verschillen kun je meisjes en jongens apart van elkaar aanpreken. Afhankelijk van het onderwerp kun je groepen helemaal uit elkaar halen of met binnen / buitenkring werken. Als jongens in de binnenkring zitten voeren zij het gesprek, moeten meisjes luisteren. Eventueel kun je één plek openhouden in de binnenkring voor vragen of opmerkingen van meisjes. En omgekeerd. Dan zorg je er voor dat je beide beelden goed voor het daglicht krijgt. “ Als ik Jens van Tricht (trainer, coach en adviseur gespecialiseerd in mannelijkheid), vraag of hij op specifieke manieren om zou gaan met jongens en meisjes zegt hij; “Nee, zo generaliserend zou ik het nooit doen. Dan ga je een categorisering maken die je eigenlijk wil vermijden. Er zijn bovendien altijd meisjes die jongensachtiger zijn dan sommige jongens en jongens die meisjesachtiger zijn dan sommige meisjes, als je dat op die manier wil categoriseren. Wat ik wel zou doen is werken met jongens apart en met meisjes apart en ze dan weer bij elkaar brengen. Want daar gebeuren verschillende dingen in. Dat is leuk om ze te laten ervaren. We hebben immers wel met z’n allen geleerd dat dit man-vrouwverschil belangrijk is. Bewustmaking over verschillende rollen en wat we daar mee doen, daarbij kan dat apart zetten helpen. En ook in het kader van de veiligheid; meisjes zullen sommige dingen liever niet zeggen waar jongens bij zijn en andersom zal dat ook zo zijn.” 4.6 Het overdraagbaar maken van de methodiek Om de methodiek overdraagbaar te maken en toegankelijk voor scholen en jongerenwerk als product, zullen sommige onderdelen van de methodiek misschien moeten sneuvelen. Omdat stichting LOKAAL nog zoekende is in hoe dit aan te pakken heb ik het met jongerenwerkers, docenten en deskundigen over de overdraagbaarheid van de methodiek gehad. Daarbij komen twee belangrijke onderdelen aan de orde, namelijk of je kunt werken met docenten in plaats van met externe trainers en of je kunt werken met een dvd in plaats van met theater. In deze paragraaf zal ik ingaan op deze twee onderdelen van de methodiek. De meeste docenten en deskundigen hebben de voorkeur in het onderwijs met dit type projecten met externe trainers te werken in plaats van met docenten van de school zelf. Dit heeft twee belangrijke redenen. Ten eerste belast je docenten, die al erg veel taken hebben, niet met nog een opdracht. Ten tweede wordt het voor jongeren ‘iets anders’ dan de gewone ‘saaie’ les van de docent doordat er een externe trainer komt. Docente van het Buitenhout College (VMBO) zegt hierover; “Je 29
kunt het combineren, maar ik zou in de eerste plaats met externe mensen werken. Die maken het ook anders hè. Als je dat weer als mentor of docent doet, dan hebben ze zoiets van;’heb je haaaar weer hoor’. Leerlingen vinden het hartstikke leuk en spannend als er mensen van buiten komen.” Overigens begrijpen de docenten en deskundigen dat een externe trainer hartstikke duur is. Er zijn ook docenten die vinden dat docenten het wel degelijk zelf kunnen oppakken, zoals de docente Burgerschap op het Zadkine College; “Ik denk wel dat docenten zelf zo’n methode kunnen oppakken. Je moet je product heel duidelijk maken, niet belerend en uitgaan van de kracht van jongeren zelf. Dan moet het wel kunnen.” Hierbij stelt ze wel eisen aan de methodiek; “Er moet wel een goede uitleg zijn voor docenten over de toegevoegde waarde van jullie methode, want er wordt heel veel gemaakt op allerlei thema’s. Verder is het van belang, zeker in het onderwijs, aansluiting te zoeken bij leerdoelen van vakken. Bij burgerschap zou jullie thematiek goed passen binnen kerntaak 5, het sociaal-culturele domein.” Binnen het jongerenwerk wordt aangegeven dat jongerenwerkers zelf wel het meeste vertrouwen hebben van de jongeren om over deze onderwerpen te praten. Samenwerking van Lokaal met de jongerenwerkers wordt aangeraden. Het werken met filmpjes wordt binnen het jongerenwerk redelijk positief ontvangen, al vindt iedereen het jammer dat theater wegvalt. Jongerenwerker YFC; “Als je filmpjes gaat gebruiken moet het niet te lang duren en moet je zorgen voor interactie. Multimedia is wel een succes. Ik zou een dvd met handleiding misschien wel gebruiken. Dat is aantrekkelijker dan alleen wat blaadjes. (…) Uiteindelijk hebben wij als jongerenwerkers natuurlijk wel de beste band met de jongeren om met hen in gesprek te gaan. Maar soms kan iemand van buiten ook goed werken. Samenwerking lijkt me goed. Wij jongerenwerkers zijn goed één op één met jongeren en met groepen, maar soms minder met voorlichtingen en theater. Iemand van buitenaf zou zeker fijn zijn als ondersteuning daarvoor. Nog sterker dan in het jongerenwerk vinden docenten en deskundigen het jammer dat theater wegvalt. De meningen verschillen over de vraag of theater vervangen kan worden door filmpjes; Docent en student maatschappijleer HR, Libanon Lyceum; “Ik denk dat toneel beter werkt dan een dvd, meer impact heeft, omdat jongeren daar echt ingetrokken worden, zeker als ze zelf meedoen.” Docente burgerschap Zadkine College; “Ik denk dat filmpjes zeker ook goed kunnen werken. Als het echt sprekende filmpjes zijn, niet te lang en ingewikkeld. Ik zou niet zo snel bestaande filmpjes nemen, daar kan dan ook weer allerlei dingen inzitten waardoor de discussie wordt afgeleid. Je moet zorgen dat het filmpje echt goed aansluit op de discussie die je wilt voeren. Ik zou het niet afhankelijk maken van het internet, want echt niet alle scholen hebben daar al goede mogelijkheden voor met beamer en al. Dan lijkt een dvd mij handiger. Freezemomenten en rollenspellen n.a.v. filmpjes lijken me een goed idee, als je het goed inleid en goed uitlegt. Je moet hierbij echt voor goede faciliteiten en uitleg zorgen, zowel van jullie methode naar de docent als van de docent naar de leerling”. Hoewel de meeste respondenten de voorkeur hebben voor een externe trainer en theater, vinden velen dat het werken met een dvd of ‘youtube-applicatie’ ook een mogelijkheid is. Als je dit door docenten zelf laat doen moet je ze een goede handleiding aanreiken en eventueel een training aanbieden. Dit kan ook verzorgd worden door andere organisaties of deskundigen zoals Stichting 30
Meander of Jens van Tricht. Er zijn verder nog verschillende tips genoemd voor het werken met en maken van filmpjes. Die zet ik hieronder op een rijtje; Als je zelf filmpjes gaat maken werkt het goed om vanaf het begin de doelgroep er bij te betrekken. Adviseur en trainer RNG; “Dat is iets waar wij veel mee werken. Bijvoorbeeld de film ‘begrijp me goed’ hebben we in samenwerking met jongeren zelf gemaakt. Wij bedachten situaties en script, jongeren veranderden dit weer en gaven er hun eigen kleur aan. Dan kun je aansluiten bij de taal, muziek etc. van jongeren.” Gebruik maken van bestaand beeldmateriaal; videoclips, youtube, soaps, reclamebeelden Eigen theatersketches op youtube zetten Doe inspringtheater n.a.v. filmpjes, laat filmpjes op verschillende manieren aflopen. Gebruik korte filmpjes, 10 minuten is de max. De filmpjes van Just like U kunnen een inspiratiebron zijn, deze staan op youtube; Verder geven sommige docenten aan dat voor het alsnog uitvoeren van theater eventueel ouderejaars van bepaalde opleidingen kunnen worden ingezet. Volgens docente Burgerschap op het Zadkine College kan dit bijvoorbeeld wel met de ouderejaars studenten in de mbo-opleiding Leisure.
31