” Elk kind wil sporten! ” Wat is het effect van de eigen bijdrage op de Amsterdamse sportstimulering?
” Elk kind wil sporten! ” Wat is het effect van de eigen bijdrage op de Amsterdamse sportstimulering?
Daniel Nivard Studentnummer: 195789 Nummer afstudeerproject: 1112 - 003 E-mail:
[email protected] Afstudeerdocent: Erik Koning Coach: Jacco Bergsma
Bacheloropleiding Sport, Management & Ondernemen Hogeschool van Amsterdam In opdracht van: Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling Amsterdam Stagebegeleider: Bertram Bouthoorn Datum: 19 april 2012
Onderzoek eigen bijdrage
2
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksverslag van Daniel Nivard van de opleiding Sport, Management en Ondernemen van de Hogeschool van Amsterdam. Deze afstudeeropdracht is gemaakt in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (gemeente Amsterdam, afdeling Sport).
Ik kijk terug op een leerzame stageperiode waar ik inzicht heb gekregen in de werkwijze van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling sport. Tevens heb ik ervaring opgedaan met het principe van Triangulatieonderzoek. Dit is een principe waarbij drie verschillende onderzoeksmethodes worden gebruikt, waardoor het probleem vanuit drie kanten wordt bekeken en benaderd. Het is een uitdaging geweest om met het principe van Triangulatie alle verschillende onderzoeksgegevens te verwerken. Deze methode heeft een duidelijke meerwaarde gehad voor het onderzoek.
Ik wil graag alle betrokkenen van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling sport, SportService Amsterdam (SSA) en de leden van de Werkgroep Eigen Bijdrage bedanken voor de goede sfeer, de collegialiteit en de hulp bij dit onderzoek. Daarnaast wil ik de betrokken combinatiefunctionarissen bedanken voor de tijd die ze hebben vrijgemaakt voor de interviews. Tevens wil ik de scholen bedanken voor hun medewerking bij het afnemen van de enquêtes.
In het bijzonder bedank ik Bertram Bouthoorn senior beleidsadviseur bij DMO sport Amsterdam, tevens mijn stagebegeleider. Tot slot wil ik graag mijn afstudeerdocent Erik Koning bedanken voor zijn feedback en begeleidende rol tijdens de gehele afstudeerfase.
Onderzoek eigen bijdrage
3
Lijst met afkortingen DMO Sport
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Sport
DMO
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
HvA
Hogeschool van Amsterdam
PO
Primair Onderwijs
SMO
Sport, Management & Ondernemen
SSA
SportService Amsterdam
VO
Voortgezet Onderwijs
NSA
Naschools Sportaanbod
SES
Sociaal Economische Status
DWI
Dienst Werk en Inkomen
Onderzoek eigen bijdrage
4
Managementsamenvatting. Aanleiding van dit onderzoek is een discussie die plaatsvindt tussen partijen die zich in Amsterdam bezighouden met sportstimulering. Deze discussie gaat over het nut, noodzaak en effect van het invoeren van een eigen bijdrage voor kinderen die deelnemen aan naschoolse sportstimuleringsprojecten in Amsterdam. Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in het effect van de eigen bijdrage bij sportactiviteiten op de participatie en de doorstroom van leden in de verschillende fases van de sportstimulering. Het onderzoek is voornamelijk gericht op kinderen die opgroeien in financieel zwakkere huishoudens. Het bestaat uit drie deelonderzoeken met alle drie een verschillende methode. Met behulp van interviews zijn combinatiefunctionarissen gevraagd naar hun mening over de eigen bijdrage. Daarnaast is een analyse gemaakt van de Basketbalscool waarbij is onderzocht of deelnemers aan deze Basketbalscool met een stadspas ook doorstromen naar de vereniging. Als derde onderzoek zijn er enquêtes afgenomen bij ouders in Amsterdam Zuidoost om te achterhalen wat de reden is dat hun kind niet sport en of dit een relatie heeft met armoede.
De belangrijkste uitkomst van deze onderzoeken is: de eigen bijdrage is een goed middel om de doorstroom naar structureel sportaanbod vanuit sportstimuleringstrajecten te bevorderen. De voornaamste conclusies uit de drie onderzoeken zijn:
1
De combinatiefunctionarissen konden zelf geen uitspraken doen over de vraag of er een verschil zit in deelname door kinderen die wel of niet in het bezit zijn van een stadspas. Dit is onderzocht door middel van een analyse van de stadspas gegevens bij de Basketbalscool.
2
Uit deze analyse van de Basketbalscool is gebleken dat er geen percentueel verschil is in de doorstroom van leerlingen naar de vereniging tussen leerlingen die wel stadspasgerechtigd zijn en leerlingen die dat niet zijn.
3
Uit de enquêtes afgenomen in Amsterdam Zuidoost is gebleken dat in de meeste gevallen kinderen niet sporten door financiële problemen. De ouders in Zuidoost zouden het liefst financiële steun krijgen om hun kind te laten sporten.
Deze laatste conclusie komt niet overeen met de conclusie uit het onderzoek waarbij is gebleken dat er geen verschil is in doorstroom van kinderen met en zonder stadspas. Deze tegenstrijdigheid is meegenomen in de aanbevelingen over de eigen bijdrage.
Onderzoek eigen bijdrage
5
Uit de drie onderzoeken zijn aanbevelingen gekomen, die zijn onderverdeeld in aanbevelingen voor het beleid en in aanbevelingen voor verder onderzoek. Hieronder staan de vier aanbevelingen voor het beleid:
1 Voer eigen bijdrage in bij alle sporttrajecten. Hierdoor wordt voorkomen dat trajecten waarin een eigen bijdrage wordt gevraagd concurreren met trajecten zonder eigen bijdrage.
2 Pas hoogte van de eigen bijdrage aan per doelgroep en per doelstelling. De verschillende doelgroepen hebben verschillende doelstellingen en hier moet de eigen bijdrage op worden aangepast.
3 Voer de eigen bijdrage per stadsdeel in één keer in, maar ga niet over op stedelijke invoering in één keer. Er moet per stadsdeel gekeken worden naar de lokale situatie, zodat in kaart gebracht kan worden hoe de eigen bijdrage een positieve bijdrage kan leveren.
4 Basisgegevens van de deelnemers beter bijhouden De gegevens van deelnemers die deelnemen aan de verschillende fasen van de projecten, zoals de kennismakingsfase, de oriëntatiefase en de doorstroom-fase moeten beter worden bijgehouden. Hierdoor kan beleid worden vastgesteld op grond van juiste en actuele informatie, in plaats van op aannames. Hieronder staan de aanbevelingen voor vervolgonderzoek: 1
Grotere steekproefanalyse stadspas
Een vergelijking van grotere omvang tussen deelnemerslijsten van verenigingen die deelnemen aan sportstimulerings-trajecten en het databestand van stadspas moet leiden tot een beter beeld van het effect van de verschillende vormen van sportstimulering-aanbod. op kinderen die leven op het sociaal minimum (110% van het wettelijk bestaansminimum).
2
Meer enquêtes onder ouders.
Om de uitspraken betrouwbaarder te maken, zouden er meer enquêtes onder ouders afgenomen moeten worden.
Onderzoek eigen bijdrage
6
Executive summary This sturdy finds its origin in an ongoing discussion in the Amsterdam sports promotion community. Specifically the discussion about the usefulness and impact of the parental contribution to sports activities. The goal of this research is to understand the effect of the contribution to the participation and advancement of children at different stages of the sports promotion trajectories. The research is mainly focused on the group of children who grow up in financially vulnerable households. The study consists of three separate studies employing three different methods. Through interviews, the “combinatie functionarisen” (officials) questioned on their opinion about the parental financial contribution to sports. Secondly we perform an analysis of the basketball school. The study tested whether participants, in the Basketbalscool, with a “stadspas” (city discount pass) also flow through to formal sports clubs. Thirdly parents in Amsterdam south east are surveyed about the reason why their child does not participate in sports.
In general it is clear that the financial parental contribution is a good way to stimulate the flow of processes to promote sport. 1. The officials interviewed could not comment whether the group of children with a city discount pass continue sports in a more formal sports club as a parental financial contribution is introduced. We have investigated this by means of an analysis into this specific group with a city discount pass in the basketball school. 2. According to data from the city discount pass that the same percentage of children with a city discount pass as without a city discount pass flow through to the activity with its own contribution, and even the same percentage eventually flows to the more formal sports clubs. 3. Results of the surveys in south east are as follows: The reason that children do not sports, is in many cases of a financial nature. The parents in south east would prefer to receive financial support for their child to sports.
The survey results and the results of our analysis of the basketball school are at odds. We combined these results with the recommendations of officials on introducing a parental financial contribution.
Onderzoek eigen bijdrage
7
We have divided the conclusions into policy recommendations and recommendations for further research. Below, the four policy recommendations are:
- Introduce a parental financial contribution to sport in all sports trajectories organized by the city. So that the different trajectories do not compete with each other.
- Adjust height of parental financial contribution to each target and objectives formulated. The different sports stimulating projects have different objectives, therefore parental financial contribution needs to be adjusted to specific goals.
- Boroughs should simultaneously introduce a financial contribution for sports activities; however citywide introduction is not recommended. Each district should look at the current local situation to see how a financial contribution can create positive change.
- Better tracking of basic participant information. Data on participants and there continued participation in sports should be tracked more accurately. Goroups should be tracked in all phases of sports participation. Which groups go from city organized sports to club sports, which groups do stay active and which do not.
And below are the two recommendations for further research:
- Sample a larger group of city sports participants. If better basic data is compiled a larger sample of youths in sports projects can be tracked. Coupling the city discount pass database to sports club membership data to better assess the effect of sports stimulation projects on youths in families living below 110% of minimum income.
- More parental/youth surveys To create a more accurate view of participants opinions, more surveys should be taken among youths and or parents.
Onderzoek eigen bijdrage
8
Inhoudsopgave
Voorwoord………………………………………………………………………………………...3 Lijst met afkortingen…………………………………………………………………………......4 Management samenvatting……………………………………………………………………....5 Management summary……………………………………………………………………….......7 1. Inleiding…………………………………………………………………………………….....10 1.1 Aanleiding & Onderzoekvraag………………………………………………………11 1.2 Deelvragen…………………………………………………………………………...13 1.3 Onderzoeksmethodiek……………………………………………………………......15 2. Theoretisch kader………………………………………………………………………… …20 2.1 De 5 P’s…………………………………………………………………………....... 20 2.2 Algemeen feiten over sport en uitgaven……………………………………………...21 2.3 Armoede Landelijk versus Amsterdam……..………………………………………..22 2.4 Sportdeelname en armoede…………………………………………………………..23 2.5 Doelstellingen op verschillende niveaus…..…………………………………………24 3. Resultaten……………………………………………………………………………………..26 3.1 Mening Combinatiefunctionarissen..………………………………………………...26 3.2 Analyse stadspas Basketbal………………………………………………………….28 3.3 Enquêtes ouders Zuidoost…………………………………………………………....30 4. Conclusies……………………………………………………………………………………..34 5. Aanbevelingen………………………………………………………………………………...36 5.1 Aanbevelingen Beleid………………………………………………………………..37 5.2 Overige Aanbevelingen...............…………………………………………………….38 Bronnen:…………………………………………………………………………………………39 Bijlage……………………………………………………………………………………………40 1 Overzicht gesproken Combinatiefunctionarissen..…………………………………….40 2 Benaderden Scholen……………………………………………………………………40 3 Enquêtes…………………………………………………………………………..........41
Onderzoek eigen bijdrage
9
1. Inleiding In de loop der jaren is sport steeds belangrijker geworden in de samenleving. Sport is goed voor de gezondheid, en creëert een sterke samenwerking tussen verschillende partijen en brengt mensen bij elkaar en dient als middel voor integratie. Daarom wordt sport door de gemeente Amsterdam als heel belangrijk gezien. Sporten is echter niet voor alle Amsterdammers even goed realiseerbaar. Vooral in stadsdelen waar veel inwoners met een lage Sociaal Economische Status (SES) wonen is de sportdeelname onder jongeren te laag. De huidige economische crisis maakt het voor deze groepen niet makkelijker. Daarom zijn er in de stadsdelen met veel inwoners met een lage SES, voor jongeren naschoolse sporttrajecten opgezet. Hier kunnen ze gratis of tegen een laag tarief sporten. Begin 2011 is er binnen de gemeente een discussie ontstaan over de vraag of er voor deze trajecten een eigen bijdrage kan, en moet worden gevraagd. Tijdens mijn stageperiode heb ik voor DMO Sport onderzoek gedaan naar het effect van een eigen bijdrage op participatie van kinderen/ jongeren met een lage SES. Dit was een lastiger klus dan ik op voorhand had verwacht. Gegevens over deelnemersaantallen waren nauwelijks voorhanden en in verband met de privacywetgeving mag je niet zomaar kijken of iemand recht heeft op bijvoorbeeld stadspaskorting. Alle betrokken partijen hadden vooraf een duidelijke mening. Die was meestal niet gebaseerd op feiten of enig onderzoek maar meer op gevoel.
Ik hoop dat ik met dit onderzoek wat helderheid heb kunnen brengen in deze discussie over het effect van het vragen van een eigen bijdrage bij naschools sportaanbod op de sportparticipatie van jongeren/ kinderen uit gezinnen die leven op het bestaansminimum. De opdracht tot dit onderzoek komt van de werkgroep eigen bijdrage, en de bevindingen zullen worden gedeeld met, en gepresenteerd aan, deze werkgroep.
Werkgroep eigen bijdrage: De werkgroep is opgezet vanuit het ambtelijk overleg sport om antwoord te geven op de vraag welk effect de eigen bijdrage heeft. De leden zijn beleidsadviseurs van stadsdelen en medewerkers van DMO sport en SSA
Onderzoek eigen bijdrage
10
1.1 Aanleiding & onderzoekvraag Het heffen van een eigen bijdrage voor deelname aan naschoolse sportactiviteiten is een actueel onderwerp binnen het Amsterdamse sportbeleid. Er bestaan verschillende ideeën over het effect – en de noodzaak - van het vragen van een eigen bijdrage op de sportparticipatie en wat het effect is van het aanbieden van gratis naschools sportaanbod. Een opsomming van de meningen en ideeën die nu rondgaan in de werkgroep eigen bijdrage: -
Gratis naschools aanbod belemmert de participatie van kinderen bij sportverenigingen. Ouders van kinderen betalen minder snel de contributie voor een vereniging als (in de eigen school) gratis aanbod voorhanden is. Vanuit verenigingen is steeds vaker de opmerking te horen dat dit oneerlijke concurrentie is.
-
Er is een toenemende trend van zapgedrag bij kinderen zichtbaar; grote groepen oriënteren zich in het naschools aanbod op de mogelijkheden maar een vervolgstap wordt niet meer gezet. De drie stappen: kennismaken, oriënteren en bekwamen worden in de sportstimulering programma’s nauwelijks afgemaakt. Kinderen bouwen daardoor geen enkele (club) binding op met een specifieke sport.
-
Door de gemeentelijke heroverwegingen is het waarschijnlijk dat er de komende jaren minder middelen beschikbaar zijn dan in de afgelopen perioden. Er moet daarom worden gezocht naar een financieringsmethodiek waarmee toch zoveel mogelijk kinderen worden bereikt.
-
Verder klinken vanuit SSA geluiden om de doorstroom naar de verenigingen verplicht te maken. Een van de trajecten waarin dit is toegepast is tafeltennis. Bij het sportstimuleringstraject tafeltennis mag een kind één vol jaar aan het tafeltennistraject deelnemen, en dan moet je doorstromen naar een vereniging.
Hier staat een aantal argumenten tegenover: -
Op dit moment komen er – door de recessie - explosief veel gezinnen bij die leven op of onder het wettelijk bestaansminimum. Het lijkt daardoor geen geschikt moment om geld te vragen voor een activiteit die tot op dit moment gratis is. De doelgroep van gemeentelijke sportstimulering bestaat vooral uit kinderen/ jongeren met een lage SES. Juist bij deze groepen speelt het kostenargument een rol.
-
Sportstimulering heeft de afgelopen periode een andere invulling gekregen. Waar het doel vroeger vooral lag in het ontsluiten van verenigingsport voor kinderen/jongeren, is
Onderzoek eigen bijdrage
11
de sport tegenwoordig ook een belangrijk middel bij het stimuleren tot een gezonde, actieve leefstijl. Voor een gezonde leefstijl met voldoende beweging is lidmaatschap bij een sportvereniging geen vereiste. Wel een structuur waarin voor - vooral voor de lage SES groepen – de drempel tot sport en bewegen zo laag mogelijk is. In bijvoorbeeld het programma JUMP-in is een gezonde leefstijl met voldoende beweging het hoofddoel en participatie bij een sportvereniging een subdoel. Dit subdoel is opgenomen omdat er vanuit wordt gegaan dat in gezinnen waar kinderen lid kunnen/mogen worden van een vereniging er meer (sociale) steun is voor gezond gedrag dan bij gezinnen waar dit niet het geval is.
DMO sport heeft zich op het standpunt gesteld dat het invoeren van een eigen bijdrage slechts kan plaatsvinden als duidelijk is dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor sportdeelname aan naschools sportaanbod door een belangrijke doelgroep van het gemeentelijk sportbeleid: kinderen uit minimagezinnen. Omdat er zo weinig bekend is over de effecten van het invoeren van een eigen bijdrage is met SSA afgesproken dat er pas een besluit wordt genomen over het invoeren van een eigen bijdrage als er een goed beeld is van het effect van het invoeren van een eigen bijdrage. De aanleiding is de tekst uit het programakkoord over sport. Programakkoord sport: “Sport is gezond. Het verbindt en verbroedert. Zowel topsport als breedtesport verdienen een prominente plek in Amsterdam. Sport moet voor iedereen toegankelijk zijn.” 1
Vooral de laatste zin “ Sport moet voor iedereen toegankelijk zijn” blijft hangen. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen wat de effecten zijn van de eigen bijdrage, zowel op participatie bij de lage inkomens als de effecten op de doorstroom naar de verenigingen. Daarom is de volgende onderzoeksvraag vastgesteld:
Wat zijn de effecten van het betalen van een eigen bijdrage in het naschoolse sportstimuleringsaanbod op participatie bij georganiseerde sport?
Onderzoek eigen bijdrage
12
In dit onderzoek speelt het wel of niet stadspasgerechtigd zijn een belangrijke rol. Hieronder de criteria op basis waarvan wordt bepaald wie recht heeft op een stadspas. Stadspas criteria: Rechthebbend moeten inwoners van Amsterdam zijn. - van 65 jaar of ouder - met een Wajong-uitkering - met een uitkering van de Dienst Werk en Inkomen volgens de Wet Werk en Bijstand (WWB) - die kwijtschelding ontvangen van de Gecombineerde aanslag van de Dienst Belastingen Amsterdam
- die een uitkering van UWV (bijvoorbeeld WIA of WW) ontvangen, maar alleen als zij daarbij een toeslag ontvangen volgens de Toeslagenwet Bij de laatste drie punten hieronder krijgen ook de partner en inwonende kinderen van 3-18 jaar een Stadspas.2
1.2 Deelvragen Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag zijn de volgende vier deelvragen opgesteld: Deelvraag 1 Wat is de rol en invloed van de eigen bijdrage bij verschillende sportstimuleringsprojecten in Amsterdam volgens de combinatiefunctionarissen?
De combinatiefunctionarissen hebben in Amsterdam het meest met de eigen bijdrage te maken. Zij zijn de spil tussen de verschillende stappen in de sportstimulering. Ze geven lessen tijdens gym, NSA en op verenigingen. Het voornaamste doel van de combinatiefunctionaris is een verbeterde doorstroom naar verenigingen. De combinatiefunctionarissen hebben door hun directe contact met de doelgroep volgens SSA een goed beeld van het effect van de eigen bijdrage. Daarom bestaat het eerste deel van het onderzoek uit het beantwoorden van de vraag welk beeld de combinatiefunctionarissen hebben van het effect van de eigen bijdrage op kinderen uit minima
1 2
Gemeente Amsterdam Programakkoord Amsterdam 2010-2014 http://www.stadspas.nl/over_stadspas/stadspas_criteria/
Onderzoek eigen bijdrage
13
gezinnen met betrekking tot sportparticipatie. Staan ze positief tegenover de eigen bijdrage of juist niet? Merken ze dat het een drempel vormt of levert de eigen bijdrage juist meer doorstroom op? Daarnaast is gekeken naar de wijze waarop de projecten in Amsterdam zijn opgezet. Hierdoor wordt duidelijk op welke verschillende manieren sportstimulering wordt toegepast in de Amsterdamse sport. Daardoor wordt zichtbaar welke factoren bij sportstimuleringsprojecten succesvol zijn en welke minder en welke rol de eigen bijdrage daarbij speelt.
Wat zijn de meningen van de combinatiefunctionarissen over de eigen bijdrage?
Deelvraag 2 Is bij het naschools sportaanbod zonder eigen bijdrage het percentage kinderen met een stadspas hetzelfde als bij vervolgaanbod met eigen bijdrage?
Bij deze vraag wordt gekeken naar de eerste stap van sportstimulering; het kennismakingsaanbod. Uit vooronderzoek bleek dat de Basketbalscool zich goed leent voor dit onderzoek: een goed lopend project dat in verschillende stadsdelen op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. De Basketbalscool functioneert als een soort “voorportaal” voor de echte vereniging. De keuze is voor de Basketbalscool is gemaakt in samenspraak met SSA en de stagebegeleider. Aan de hand van dit project van de Basketbalscool is de deelvraag onderzocht wat het effect is van de eigen bijdrage op het percentage stadspasgerechtigde kinderen bij de overgang van het kennismakingsaanbod naar het vervolgtraject. Onderzocht is of het percentage kinderen met een stadspas dat deelneemt aan het gratis kennismakingsaanbod hetzelfde is als het percentage kinderen met een stadspas dat doorstroomt naar het vervolgtraject met de eigen bijdrage. De vergelijking van dit vervolgtraject werd gemaakt bij de Basketbalscool. Door deze vergelijking is vast te stellen of de eigen bijdrage invloed heeft op de participatie van kinderen met een stadspas bij een vervolgtraject waarin een eigen bijdrage moet worden betaald.
Onderzoek eigen bijdrage
14
Deelvraag 3 Is bij de Basketbalscool ( Met eigen bijdrage ) het percentage stadspaskinderen hetzelfde als bij de kinderen die doorgestroomd zijn naar de vereniging?
Bij deze deelvraag wordt gekeken naar de laatste fase in de sportstimulering: de stap van het vervolgtraject naar lidmaatschap van de vereniging. Door de percentages stadspasgerechtigde kinderen te vergelijken met de percentages uit de vorige twee stappen, wordt achterhaald of alle kinderen de stap naar de verenigingen kunnen maken; ook de kinderen met een stadspas. We onderzoeken of het percentage kinderen met een stadspas dat deelneemt aan de Basketbalscool waar een eigen bijdrage wordt gehanteerd hetzelfde is als het percentage kinderen met een stadspas dat doorstroomt naar de vereniging, waar contributie moet worden betaald. Door deze vergelijking kunnen we vaststellen of de eigen bijdrage invloed heeft op de participatie van kinderen met een stadspas bij de doorstroom naar de vereniging.
Deelvraag 4 Ervaren ouders van niet sportende kinderen de kosten als belangrijkste belemmering
Uit literatuuronderzoek blijkt dat financiële kosten een van de belemmerende factoren is voor de sportdeelname. In deelvraag 4 is onderzocht of ouders kosten als een belangrijke drempel ervaren bij de keuze hun kind wel of niet deel te laten nemen aan (structureel) sportaanbod. Daarnaast onderzoeken we welk deel van de ouders de kosten als belemmering ziet. De ouders zijn uiteindelijk degenen die beslissen over de activiteiten van een kind, op deze leeftijd.
Onderzoek eigen bijdrage
15
1.3 Onderzoeksmethodiek
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van DMO afdeling Sport. Dit onderzoek is gedaan vanuit een triangulatiemethodiek. Triangulatie wil zeggen dat het probleem vanuit meerdere kanten wordt onderzocht. Vanuit verschillende gezichtpunten krijg je een vollediger beeld van het onderwerp. Er is gekozen voor deze methode omdat dit in deze moeilijke situatie de beste keuze was. De keuze voor deze methodiek is genomen op advies van lector Jan Janssens en in samenspraak met Bertram Bouthoorn.
Met behulp van drie methodes wordt geprobeerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag. De methodes zijn: -
Interviews met zes combinatiefunctionarissen
-
Analyse gegevens Basketbalscool Zuidoost via stadspas
-
Enquêtes scholen Zuidoost
Er is gekozen om de onderzoeken zoveel mogelijk te richten op stadsdeel Zuidoost. De reden hiervoor is dat het basketbaltraject in dit stadsdeel goed is opgezet. Een andere reden is dat er in Zuidoost een discussie wordt gevoerd over de eigen bijdrage. Bijna al het naschoolse sportaanbod in Zuid Oost is gratis en wordt aangeboden in de setting van de brede School. De Sportparticipatie in Zuid Oost is echter laag Hieronder zullen de verschillende delen van het onderzoek behandeld worden.
Interview combinatiefunctionarissen Om de eerste deelvraag te kunnen beantwoorden, is er gebruik gemaakt van interviews onder combinatiefunctionarissen. Er is gekozen om zes combinatiefunctionarissen te interviewen. (Bijlage 1) De combinatiefunctionarissen zijn geworven en aangesteld door SSA. Door hun aanstelling bij scholen en verenigingen hebben zij het beste zicht op welke projecten goed lopen. Combinatiefunctionarissen zijn actief in vijf takken van sport. Het interview heeft als doel te achterhalen hoe de organisatie van de verschillende sportstimuleringstrajecten is en wat de meningen van de combinatiefunctionarissen zijn over de eigen bijdrage zodat een beeld ontstaat van het effect tot nu toe.
Onderzoek eigen bijdrage
16
Tijdens het interview zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen -
Hoe is de opzet van het stimuleringsproject waar de combinatiefunctionaris bij betrokken is?
-
Hoe is de doorstroom naar verenigingen?
-
Wordt wel of geen een eigen bijdrage gevraagd?
-
Wat is de mening over het effect eigen bijdrage?
Tijdens het interview was ook ruimte ingebouwd voor verdieping. Indien nodig kon een ander onderwerp behandeld worden dat waardevol was voor het onderzoek.
Analyse gegevens Basketbalscool Bij de interviews is ook “de registratie van basisgegevens van deelnemers” besproken. Er is onderzocht of deze gegevens goed geregistreerd werden. Hierbij is gekozen om de wijze van registreren van de Basketbalscool te bekijken. Omdat de Basketbalscool onderdeel van een langlopend project is heeft dit als voordeel dat alle verschillende factoren en fasen van een sportstimuleringstraject aanwezig zijn. Het project heeft bovendien betrouwbare en complete deelnemersgegevens. Een ander voordeel is dat het basketbaltraject in elk stadsdeel een Basketbalscool heeft. Er is, in overleg met de coördinator van de Basketbalscool, gekozen voor een onderzoek in Amsterdam Zuid Oost omdat in dit stadsdeel het percentage stadspasgerechtigden hoog is. Het doel van de analyse is om een beeld te krijgen van de percentages kinderen met een stadspas in de verschillende fasen.
Het traject voor introductie en doorstoom naar verenigingen ziet er bij basketbal als volgt uit. Fase 1: Introductie lessen tijdens school (Drie keer onder schooltijd tijdens gymles) -> doorstroom van kinderen die interesse hebben naar fase 2: oriëntatiefase na schooltijd. Fase 2: Naschools sportaanbod ( Na schooltijd, geen eigen bijdrage ) -> doorstroom naar fase 3, In fase 3 vindt ook instroom van kinderen uit projecten op andere scholen plaats. Fase 3: Basketbalscool ( Na schools, structureel en met betalen van een eigen bijdrage)
Onderzoek eigen bijdrage
17
-> doorstroom naar de vereniging (25 %) Fase 4: Vereniging ( Doorstroom naar vereniging, onder andere selectie op talent)
In verband met de Wet Bescherming Persoonsgegevens mogen “normale persoonsgegevens” zoals voornaam, achternaam, lid van een sportvereniging - en “bijzondere persoonsgegevens” , zoals medische of financiële gegevens - niet zonder toestemming worden samengevoegd. Door samenwerking met afdeling stadspas van DMO is toestemming gekregen om bij 75 kinderen, die deelnemen aan de verschillende fasen van sportstimulering, te bekijken of deze stadspas gerechtigd zijn. Deze vergelijking moet handmatig worden gedaan. Daardoor is er een groter aantal dan 75 niet mogelijk. Er is gekozen om een steekproef te nemen van •
25 kinderen in fase 2 te nemen (gratis aanbod)
•
25 kinderen in de Basketbalscool fase 3 ( met eigen bijdrage ).
•
25 kinderen die doorgestroomd zijn naar de vereniging vanuit de Basketbalscool.
Hierdoor wordt zichtbaar welk percentage van de deelnemers in de verschillende fases stadspasgerechtigd is. Bij een effectief project mag het percentages stadspasgerechtigde kinderen tijdens de verschillende fases niet te ver teruglopen. De postcodes van de 75 kinderen die geselecteerd zijn, worden handmatig vergeleken met de bestanden van stadspas. Hierdoor ontstaat inzicht per fase waardoor vastgesteld kan worden of de eigen bijdrage een negatief of een positief effect heeft op de participatie van de groep kinderen uit stadspasgezinnen. Hiermee kan antwoord worden gegeven op deelvraag twee & drie.
Enquêtes Als derde methode om gegevens te verzamelen is gekozen voor het afnemen van enquêtes (bijlage 3). Deze keuze is gemaakt om antwoord te kunnen geven op deelvraag vier. De enquêtes zijn ingezet om te achterhalen of ouders de kosten van sport als drempel ervaren om hun kind deel te laten nemen aan georganiseerde sport, en of het moeten betalen van een eigen bijdrage hierbij wel of niet een doorslaggevend rol speelt.
Onderzoek eigen bijdrage
18
Scholen: Om voldoende gegevens te krijgen uit de enquêtes was het belangrijk dat minimaal twee scholen wilden meewerken aan de enquêtes. Er is gekozen om zeven scholen in de buurt van de Basketbalscool in Zuidoost te benaderen. Dit waren drie Jump-In scholen en vier niet Jump-In scholen. De scholen zijn in eerste instantie benaderd vanuit SSA. Hierna zijn de scholen benaderd met uitleg over het onderzoek. Uiteindelijk hebben twee scholen hun medewerking verleend. De rest heeft om verschillende redenen besloten niet deel te nemen aan het onderzoek. ( bijlage 2 )
Respons: Er is gekozen om de scholen verschillende manieren te geven om de enquêtes weg te zetten bij de ouders: meegeven aan de kinderen en weer inleveren of laten invullen tijdens de ouderavond. De tweede manier had de voorkeur omdat vooraf werd aangenomen dat de respons dan het hoogst zou zijn. De As-Soeffah school had geen ouderavond of contactmoment tijdens het afnemen van de enquêtes. Deze school heeft de enquêtes uitgedeeld aan de kinderen en gevraagd om hem ingevuld mee terug te nemen. Basisschool Samenspel had wel een contactmoment met ouders in de vorm van een avond met 10 minutengesprekken en heeft de enquêtes op dit moment laten afnemen.
Naast een duidelijke opzet van het onderzoek is het belangrijk om een goed beeld te krijgen van de situatie met betrekking tot kosten en armoede. In het volgende hoofdstuk worden deze punten in een theoretisch kader gezet.
Onderzoek eigen bijdrage
19
2. Theoretisch kader Dit hoofdstuk gaat in op het theoretisch kader waaruit dit onderzoek is verricht. Allereerst wordt er ingegaan op de prijs ( kosten ) voor sporten, daarna wordt er gekeken worden naar sport en kosten. In de daarop volgende paragraven wordt er specifieker gekeken naar de armoede landelijk (Macro niveau), Amsterdam (Meso niveau) en ZO ( Micro niveau). Daarna wordt ingegaan op de invloed van armoede op sportdeelname. In de laatste paragraaf zal ingegaan worden op de rol van de eigen bijdrage en hoe dit op verschillende niveaus met elkaar in verband staat. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om verschillende aspecten van de eigen bijdrage en hoe deze in Amsterdam word gebruikt in relatie tot elkaar goed tegen het licht te kunnen houden en de resultaten van dit onderzoek te kunnen toetsen aan de theorie.
2.1 De vijf P’s De kosten voor sport is een van de factoren voor het afnemen van een “dienst” zoals sport. Inde literatuur wordt gesproken over de vijf P’s. 3 Deze vijf P’s staan voor: •
Product ( Sport, Naschools, vereniging etc )
•
Plaats ( Locatie en afstand tot locatie)
•
Prijs ( Kosten bijv. eigen bijdrage of contributie )
•
Promotie ( bekendheid en hoe wordt er geworven )
•
Personeel ( trainer en hoe goed deze lesgeeft)
Deze vijf P’s zijn van belang in het proces dat mensen doet besluiten tot het gebruiken van een dienst. Ons onderzoek zal ingaan op de P van Prijs. De Prijs is namelijk de eigen bijdrage.
3
Philip Kotler (2006) Principes van Marketing Amsterdam, Pearson ( 4de druk )
Onderzoek eigen bijdrage
20
2.2 Algemene feiten over sport en uitgaven In deze paragraaf gaan we in op algemene feiten van sport en de kosten van sport. Dit is relevant voor het verdere onderzoek omdat hierin de koppeling kosten en sport van essentieel belang is. Er wordt de afgelopen jaren steeds meer gesport. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van twaalf jaar en ouder tussen 1975 en 2005 steeds meer uren in de week zijn gaan sporten (uren zonder reistijd )4 1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
1.5
2.1
1.8
2.1
1.8
2.6
In uren per week Zelf sporten
1.5
Als er gekeken wordt naar de redenen om niet te sporten door kinderen tussen de 6 en 11 jaar, is de eerste reden dat ze al genoeg beweging hebben. De tweede reden is echter dat het te duur is ( 28%) Bij de 12-17 jarigen vindt 23% sport te duur. Dit argument is bij deze groep de derde reden is om niet te sporten. De reden ”sport is te duur” word vaker gegeven door geïnterviewden uit arme gezinnen. 5 In de tabel hieronder zullen we per huishoudtype aangeven hoeveel er aan de sport wordt uitgegeven. Gemiddeld gaat 49% van de totaalkosten voor sport naar contributie of lesgelden. Uitgaven aan sport (euro’s) per jaar
1992
2000
2007
gemiddelde per lid van het huishouden (euro) 2007
alleenstaand, 40 jaar of jonger
224
282
328
328
paar, 40 jaar of jonger
374
467
589
295
gezin, jongste kind 6 jaar of jonger
331
545
718
179
gezin, jongste kind 7 jaar of ouder
461
654
908
235
paar, ouder dan 40 jaar
119
240
383
192
alleenstaand, ouder dan 40 jaar
47
103
132
132
alle huishoudens
246
356
458
203
4 5
SCP / MI Rapportage sport 2008 Den Haag, SCP / MI Rapportage sport 2010 Den Haag blz. 56
Onderzoek eigen bijdrage
21
2.3 Armoede Landelijk versus Amsterdam In deze paragraaf kijken we naar de armoede in Nederland, in Amsterdam en het stadsdeel Zuidoost. Hierdoor is het mogelijk een beeld te schetsen van de omvang van de groepen die door het invoeren een eigen bijdrage mogelijk belemmert worden bij hun participatie bij sport. Landelijk wordt “niet-veel-maar-toereikend” als criterium voor armoede gebruikt. Dit is een budgetbenadering waarbij armoede afgemeten wordt aan normbedragen. Dit normbedrag bestaat uit minimale uitgaven voor voedsel, kleding en wonen en enkele andere essentiële kosten. In 2010 zijn er in totaal 6,9 miljoen huishoudens. 6,5 % zit beneden de armoede grens. Dat komt neer op één miljoen personen die deel uitmaken van 462000 huishoudens Wat verder opvalt, is dat kinderen uit eenoudergezinnen vaker in armoede opgroeien; 24 % tegenover 10 %. Binnen deze gezinnen hebben vooral de grotere gezinnen, waarbij het kind minstens twee of meer minderjarige broers of zussen heeft, een veel grotere kans op armoede. Van de grote eenoudergezinnen is de helft arm. Overigens is ook de kans met twee ouders en een groot gezin het risico op armoede groter dan normaal.6 De gemeente Amsterdam heeft zich met het armoedebeleid sinds 2006 gericht op huishoudens met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum. Als toetsbedrag gelden de volgende netto jaarinkomens: ( De volgende getallen zijn uit 2010). •
Voor een alleenstaande maximaal 12.027 euro.
•
Voor een alleenstaande ouder maximaal 15.464 euro.
•
Voor een stel met of zonder kind maximaal 17.182 euro.
In Amsterdam zijn in totaal 430.419 huishoudens, waarvan 71.564 minimahuishoudens (16,6 %). Iets minder dan drie kwart (69,3%) daarvan leeft al langer dan drie jaar van een minimuminkomen. Binnen 42.689 minimahuishoudens (60%) had minimaal een persoon een stadspas. Iets meer dan een kwart van de jongeren in Amsterdam groeit op in een minimumhuishouden ( 25.5% ) Het gaat hier om totaal 36.312 jongeren. 7 Als we inzoomen op stadsdeel Zuidoost waar we een deel van het onderzoek houden, blijkt dat daar 9377 minimahuishoudens (22,4 %) zijn. In 2009 gaf 34 % van de Amsterdammers aan moeite te hebben om rond te komen. In Zuidoost heeft een groter percentage moeite om rond te komen, namelijk 38%. Dit heeft uiteraard te maken met de verschillen in de sociaal economische status tussen groepen.8 6 7 8
CBS/SCP Armoedesignalement 2011 Gemeente Amsterdam DWI Amsterdamse Armoede Monitor2010 Gemeente Amsterdam DMO De staat van de stad Amsterdam VI blz. 98
Onderzoek eigen bijdrage
22
2.4 Sportdeelname en armoede. In deze paragraaf wordt ingegaan op de invloed van armoede op de sportdeelname.
Uit een rapport van het SCP (2008) blijkt dat gemiddeld driekwart van de kinderen (73%) aan sport doet inclusief zwemles. 70% daarvan sport in clubverband. Het onderzoek is ook ingegaan op verschillende inkomensgroepen. Arme kinderen zijn in twee groepen onderverdeeld; Kinderen uit bijstandsgezinnen en “overig arm”. (overig arm < 120% van het sociaal minimum )
Als we kijken hoeveel deze groepen sporten, komen we uit op 44% sport voor de bijstandskinderen, en 60% sport van de overige armen. Terwijl de participatie bij sport van de niet arme kinderen 77% is. (Niet arm is ≥ 120% van het sociaal minimum.) Bijna een kwart van de niet arme kinderen zit op meer dan één sportclub. Bij de groep bijstandkinderen is dat 10% en bij de groep overige arm is dat 15 %. Dit toont dat kinderen uit gezinnen met een inkomen op - of onder het sociaal minimum beduidend minder aan sport deelnemen dan hun rijkere leeftijdsgenoten. 75% van de arme kinderen die niet aan sport deelneemt geeft aan dit (misschien) wel te willen. Dit is ongeacht het gezinsinkomen en de hoogte daarvan. Negen van de tien kinderen zit op een sport of zou daarop willen zitten. Interesse om te sporten hangt blijkbaar niet samen met armoede. Maar de feitelijke deelname hangt duidelijk wel samen met het inkomen.9
9
Gerda Jehoel-Gijsbers Kunnen alle kinderen meedoen? SCP Den Haag 2009 Blz. 36 37
Onderzoek eigen bijdrage
23
2.5 Doelstellingen op verschillende niveaus. In deze paragraaf zijn de doelen op het gebied van sport op macro- meso - en microniveau samengevat. Hierdoor wordt duidelijk wat de verhoudingen tussen de niveaus zijn.
Doelen op macroniveau ( landelijk ) Het volgende doel is geformuleerd door Platform Sport, Bewegen en Onderwijs10 Dit zijn landelijke doelstellingen
-
Het Platform Sport, Bewegen en Onderwijs heeft als doelstelling dat in 2012 minimaal 50% van de jongeren voldoet aan de beweegnorm ( zie table )
Het sporten en lid worden van een sportvereniging levert een positieve bijdrage aan het halen van de beweegnorm.
Beweegnormvoor kinderen (4 / 18 jaar): Dagelijks 60 minuten bewegen/sporten, waarbij de lichamelijke activiteit ten minste twee dagen per week gericht moet zijn op het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid.
Doelen op mesoniveau ( stedelijk ) Het College van B&W en de gemeenteraad van Amsterdam stellen doelen voor Amsterdam op het gebied van sport vast . De gestelde doelen zijn opgenomen in het Sportplan 2009-2012. Het Sportplan is verdeeld in vijf sterpunten: 1 Jonge Amsterdammers: talent ontwikkelen 2. Volwassenen: iedereen actief 3. Sportverenigingen: maatschappelijk actief 4. Topsport: Olympische inspiratie 5. Sportinfrastructuur: ruimte voor sport.
10
http://sportbewegenenonderwijs.nl/ (Platform Sport, Bewegen en Onderwijs bezocht op 8 juni
2011).
Onderzoek eigen bijdrage
24
In Sterpunt 1 en 3 zijn doelstellingen opgenomen die betrekkingen hebben op de eigen bijdrage. 11
DMO sport heeft een operationele doelstelling, deze luidt als volgt: “In 2012 doet 80% van de kinderen één keer per week sport en 50% twee keer per week”. In dit onderzoek is per sterpunt onderzocht welke doelstellingen met de eigen bijdrage te maken hebben. Deze doelen zijn hieronder opgenomen in de tabel.
Doelen uit Sportplan 2009-2012. Doel Nr.
Doelen waar een eigen bijdrage een thema bij is
Sportplan Ster 1 4
Alle basisscholen hebben een naschools sportaanbod, zelfstandig of als onderdeel van een wijkarrangement;
5
Op alle ca. 100 scholen met een lage SES wordt een schoolsportvereniging opgericht,
8
Minimaal 30 school, buurt en stadstoernooien en competities per jaar, daarnaast meer (grootstedelijke) sportevenementen
Ster 3 35
Het kader van sportverenigingen is geprofessionaliseerd door verenigingsondersteuning, onder andere met de inzet van combinatiefuncties en clustermanagers;
36
Het aandeel verenigingen dat zich richt op het bereiken van sociaal-maatschappelijke doelen groet van 20% naar 25%. In 2012 verzorgen sportverenigingen 50% van het naschoolse sportaanbod.
Binnen sterpunt 1 is buiten bovengenoemde doelstellingen een aantal doelen opgenomen, die veel met doorstroom en sportstimulering te maken hebben, maar niet direct met de eigen bijdrage. Deze doelen zijn niet opgenomen in de tabel.
Doelen op microniveau ( uitvoering niveau ) De doelen van SSA met betrekking tot sportstimulering zijn de volgende: - Betere doorstroom naar vereniging. - Meer sportparticipatie.
11
Gemeente Amsterdam DMO. Sport plan 2009-2012
Onderzoek eigen bijdrage
25
De eigen bijdrage is geen doel maar een middel. Dit middel wordt ingezet bij het laagste niveau om de doelstellingen te helpen realiseren.
3. Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het triangulatieonderzoek behandeld worden. We zullen de resultaten van de drie verschillende onderzoeken apart behandelen. Hiermee zal antwoord worden geven op de deelvragen die aan het begin van het verslag zijn genoemd.
3.1 Mening Combinatiefunctionarissen Deze paragraaf zal antwoord worden gegeven op deelvraag 1. 1. Wat is de rol en invloed van de eigen bijdrage bij verschillende sportstimuleringsprojecten in Amsterdam volgens de combinatiefunctionarissen? Om een duidelijke conclusie te kunnen trekken over de indrukken die de combinatiefunctionarissen hebben over de rol van de eigen bijdrage hebben we met zes combinatiefunctionarissen gesproken. De combinatiefunctionarissen hebben binnen het Amsterdamse sportstimuleringsbeleid de rol om kinderen te laten kennismaken met een sport en ze te stimuleren en te begeleiden naar de vereniging(en) waar zij aan gekoppeld zijn. Hiervoor zijn in bijna alle gevallen tussenvormen gemaakt tussen de gymlessen en de vereniging. De eigen bijdrage zou in sommige gevallen een positieve bijdrage hebben op de doorstroom. Er is gevraagd welke combinatiefunctionarissen met de eigen bijdrage werkten. Vijf van de zes combinatiefunctionarissen vroeg in het seizoen 2010-2011 aan de deelnemers een eigen bijdrage. Zij waren er allemaal positief over. Een veel gehoord argument was dat het grotere betrokkenheid van de ouders creëert, wat weer leidt tot betere doorstroom naar de vereniging door de kinderen. De combinatiefunctionarissen vinden dat de eigen bijdrage een belangrijke factor is maar zeker niet de enige. Wat een andere belangrijke factor is, is een goede samenwerking tussen combinatiefunctionarissen, het stadsdeel, de verenigingen en de scholen. De sportstimulering moet vooral toegankelijk zijn voor de kinderen: dit vraagt om een heldere organisatie met zo min mogelijk instanties. Wat verder naar voren kwam is dat ouders en kinderen aan een eigen bijdrage moeten wennen. Er is in eerste instantie een iets lagere opkomst, die vervolgens langzaam weer aantrekt. Vijf van de zes combinatiefunctionarissen geven aan dat ze niet weten welke invloed de
Onderzoek eigen bijdrage
26
eigen bijdrage heeft op de allerarmste deelnemers. Voor hun gevoel valt het mee. Wel zijn er bij verschillende projecten ouders die gebruik maken van het jeugdsportfonds of de scholierenregeling.
Dit geeft aan dat deze ouders moeite hebben met het betalen van de contributie maar ook dat er arme kinderen doorstromen naar de verenigingen. Eén van de combinatiefunctionarissen uit Noord die een eigen bijdrage van vijf euro voor tien lessen bij stadspaskinderen hanteert gaf het volgende aan:
“Ik heb 50 kinderen op woensdag, waarvan 47 allochtone kinderen van Marokkaanse Turkse Surinaamse afkomst, En wel arm, misschien wel de armste in Amsterdam en ze betalen allemaal”
De combinatiefunctionarissen gaven aan dat al deze kinderen hun bijdrage betaalden en er zelfs sprake van een wachtlijst was. De projecten moeten echter, volgens deze combinatiefunctionarissen, niet alleen op doorstroom naar verenigingen gericht zijn , maar vooral ingezet worden om kinderen te laten sporten. Niet iedereen leeft in een situatie waarbij doorstromen naar een vereniging mogelijk is. Voor deze groep is een structureel NSA juist ideaal. De talenten zullen waarschijnlijk toch wel doorstromen. Dat houdt eigenlijk in dat je voor elk kind een ander doel hebt.
Ook volgens een andere combinatiefunctionaris is de eigen bijdrage geen drempel. Hij moest wel
Onderzoek eigen bijdrage
27
met stadsdeel Nieuwwest in onderhandeling om de bijdrage in te mogen voeren. Het stadsdeel was tegen een eigen bijdrage omdat ze verwachtten dat er niemand zou komen. Nu heeft hij toch een grote groep kinderen die sport voor één euro per les. Beiden combinatiefunctionarissen geven wel aan dat bij de eerste invoering mensen er wel aan moeten wennen. Het blijkt echter dat ouders en kinderen er redelijk snel aan gewend zijn. Ze geven allebei wel aan dat de lessen wel van goede kwaliteit moeten zijn. Anders hebben ouders het er niet voor over. Waar hebben we het eigenlijk over als we het over een eigen bijdrage hebben, hoe hoog is die? Als je kijkt naar de zes trajecten van deze combinatiefunctionarissen dan gaat het om een eigen bijdrage die varieert van 50 cent per les tot de drie euro per les. Opvallend is dat de cijfers over doorstroom en deelname niet door alle combinatiefunctionarissen even goed worden bijgehouden. Dit is een punt dat wordt meegenomen in hoofdstuk 5 (aanbevelingen).
Antwoord deelvraag 1 De combinatiefunctionarissen vinden de eigen bijdrage een positieve invloed hebben op de sportstimulering projecten in Amsterdam.
Onderzoek eigen bijdrage
28
3.2 Analyse stadspas basketbal In deze paragraaf zullen we antwoord geven op deelvraag twee en drie. 2 Is bij het naschools sportaanbod zonder eigen bijdrage het percentage kinderen met een stadspas hetzelfde als bij vervolgaanbod met eigen bijdrage?
Tijdens dit onderzoek zijn sommige gegevens niet naar boven gekomen; het is niet gelukt om namen en gegevens te krijgen van de NSA. De oorzaak hiervan was dat deze vorm van sportstimulering in Zuidoost niet door de centrale stad wordt georganiseerd, maar door het stadsdeel en de lokale brede schoolorganisatie. Er is geprobeerd om via een ander kanaal de gegevens te achterhalen. Maar het bleek dat de namen niet werden bijgehouden omdat het gratis aanbod was. Er was geen een administratie. Om toch een vergelijking te kunnen maken is er voor gekozen om de gegevens van de Basketbalscool te vergelijken met het percentage stadspaskinderen in het stadsdeel Zuid Oost, waar de Basketbalscool gevestigd is. Hierdoor kan vastgesteld worden of er minder of juist meer stadspaskinderen deelnemen aan een sportproject waar een eigen bijdrage wordt gevraagd, in vergelijking met het percentage stadspaskinderen in de omgeving. In deze omgeving is het overige naschoolse sportaanbod gratis.
Nominaal % Stadspas
Stadsdeel
Basketbalscool
Zuidoost 22.4 %
6 / 27 22.2 %
In Zuidoost zijn totaal 9377 minimahuishoudens. Dat is 22,3 % van het totaal aantal huishoudens. Van de Basketbalscool zijn 30 namen van deelnemers vergeleken met het bestand van Stadspas. Drie konden niet gevonden worden en zijn niet meegenomen in de vergelijking. Van de 27 overgebleven deelnemers bleken zes in het bezit van een stadspas. Dat is 22.2 %, hetgeen gelijk ligt aan het stadsdeelgemiddelde op het gebied van minima.
3 Is bij de Basketbalscool ( met eigen bijdrage ) het percentage stadspaskinderen hetzelfde als bij de kinderen die doorgestroomd zijn naar de vereniging?
We mochten uiteindelijk twee keer 30 namen vergelijken met het stadspassysteem. De namen van de kinderen zullen verder niet in dit rapport voorkomen, omdat deze gegevens vertrouwelijk zijn.
Onderzoek eigen bijdrage
29
Bij de Basketbalscool waren zes kinderen in het bezit van een stadspas op een totaal van 27 kinderen. Bij de leden die doorgestoomd waren naar de vereniging bleken acht van de dertig kinderen in het bezit van een stadspas.
Kosten ( euro ) Nominaal % Stadspas
Basketbalscool
Vereniging
1,5 per les 6 / 27 22.2 %
160 per jaar 8 / 30 26 %
Als je kijkt naar deze cijfers is er sprake van een groter percentage stadspaskinderen bij de groep kinderen die is doorgestroomd naar de vereniging dan bij de groep die deelneemt aan de Basketbalscool. Dit is echter niet significant omdat de steekproef te klein is. In het hoofdstuk 5 (aanbevelingen) wordt hier op teruggekomen. In de tabel hieronder word aangegeven hoeveel procent van de kinderen een stadspas heeft. De percentages liggen heel dicht bij elkaar en gaan bij de laatste kolom (vereniging) zelfs omhoog. Antwoord deelvraag 2 & 3 In dit sportstimuleringstraject ligt de doorstroom van kinderen met of zonder recht op een stadspas gelijk; eenzelfde percentage stadspaskinderen stroomt door naar de volgende stap in het sportstimuleringtraject als in de eerdere fase actief was..
% Stadspas
Stadsdeel
Basketbalscool
Vereniging
22.4 %
22.2 %
26 %
3.3 Enquêtes ouders Zuidoost In deze paragraaf zal antwoord worden gegeven op deelvraag 4.
4 Ervaren ouders van niet sportende kinderen de kosten als belangrijkste belemmering? De enquêtes zijn op twee scholen in Amsterdam Zuidoost verspreid onder ouders van kinderen uit groep vijf en groep zes. Hij bestond uit negen vragen, o.a.: of hun kinderen wel of niet aan sport deelnemen, waar werd gesport, in welk verband er werd gesport en wat de redenen waren om niet te sporten. Een voorbeeld van de enquête is opgenomen in Bijlage 3.
Op de As-Soeffah school werd door 105 ouders de enquête ingevuld. Op de tweede school
Onderzoek eigen bijdrage
30
Samenspel hebben we 150 ouders gevraagd de enquête in te vullen tijdens de ouderavond. Er zijn in totaal 74 reacties op de enquêtes binnengekomen die compleet waren ingevuld. De enquête is ingevuld door ouders van 40 meisjes en 34 jongens. We zullen de antwoorden op de vragen hieronder weergeven. Bij vraag 1 wordt gevraagd of het kind wel of niet sport. Bij JA als antwoord wordt verder gegaan met vraag 2/6. Bij NEE of Nee niet meer, wordt meteen door gegaan met vraag 7, 8 en 9. In de volgende tabel is te zien hoeveel kinderen aan sport doen. Vraag 1
Sport uw kind?
Ja
32 ( 43 % )
Nee
33 ( 45 % )
Uit de cijfers blijkt dat 43 % van de ondervraagde kinderen aan sport doet. 56% doet niet, of niet meer aan sport.
Sport uw kind: JA vraag 2/6 Vraag 2 is: welke sport doet uw kind. Hier valt vooral op dat vechtsporten en voetbal erg vaak worden genoemd; acht keer zitten de kinderen op voetbal en 9 keer op een vechtsport.
Vervolgens is gevraagd waar de kinderen de sport beoefenen. Vraag 3
Waar beoefent uw kind deze sport?
Bij een sportvereniging
12
( 38 % )
Bij een commerciële instelling
7
( 23 % )
Bij een naschoolse sportactiviteit
7
( 23 % )
Bij een sport buurtclub
5
( 16 % )
Onderzoek eigen bijdrage
31
Daarnaast is gekeken hoeveel contributie er betaald word door de ouders. Vraag 4
Hoeveel contributie betaalt u voor uw kind?
Per jaar in euros 100 of minder
2
100 - 150
10
150 - 200
6
200- 250
1
250 – 300
1
Uit de enquêtes blijkt dat het grootste deel van de ouders een contributie betaalt tussen de €100 en de €200 euro per jaar. Voor ouders die de contributie van de sport voor hun kind niet kunnen betalen zijn er regelingen in Amsterdam. De volgende vraag ging over het gebruik dat ouders maken van een subsidieregeling. Vraag 5
Maakt u gebruik van het jeugdsportfonds of andere subsidies om de contributie van uw kind te betalen?
Ja
4
( 18 % )
Vier van de - in totaal 22 – ouders maken gebruik van een subsidieregeling. Dit is 18 %. Als je dat vergelijkt met het aantal huishoudens in Zuidoost dat leeft op het sociaal minimum (22 %) dan zit dit redelijk dicht op elkaar. Volgens de verzamelde gegevens (hoofdstuk 2.3) heeft in Zuidoost 38 % van de huishoudens het moeilijk om rond te komen. Dit verschil is verklaarbaar door de inkomensval. Vraag 6 gaat over de eigen bijdrage bij de naschools sportaanbod. Alleen bij basketbal is er een eigen bijdrage, bij alle andere sporten is het aanbod gratis. Dit komt voort uit het beleid van stadsdeel Zuidoost en de brede school.
Sport uw kind: NEE Vraag 7. 8. 9. De vragen 7, 8 en 9 zijn ingevuld door ouders waarvan de kinderen niet of niet meer sporten. We hebben gevraagd naar de reden waarom de kinderen niet of niet meer sporten. Ook is gevraagd of er specifieke hulp geboden kan worden waardoor de kinderen wel gaan sporten. Dit deel geeft de meeste relevante inzichten voor dit onderzoek.
Onderzoek eigen bijdrage
32
Vraag 7
Als uw kind momenteel niet aan sport doet, wat is dan daarvoor de redenen?
vanwege medische redenen
1
vanwege financiële redenen
17
vanwege vervoersproblemen
3
vanwege dat u niet weet welke sport voor uw kind mogelijk is en waar hij vindt sporten niet leuk
9 1
Er zijn twee antwoorden die er het meest uitspringen. Dat zijn: niet weten welk aanbod beschikbaar en/of geschikt is en financiële redenen. Er zijn veel ouders die financiële redenen aandragen als reden dat hun kinderen niet sporten. Dit is opvallend, want in Zuidoost is het complete naschoolse aanbod gratis.
Vraag 8 was voor de ouders van de kinderen die nu niet meer sporten. In drie gevallen sporten de kinderen niet meer om financiële redenen. Deze ouders konden het echt niet meer betalen en in drie andere gevallen kwam het door vervoersproblemen.
In de laatste vraag is onderzocht op welke wijze het voor ouders makkelijker gemaakt kan worden zodat hun kind kan gaan sporten.
Vraag 9
Wanneer zou uw kind wel willen/kunnen sporten?
beter en leuker sport aanbod
14
financiële steun
17
afstand tot vereniging kleiner maken
9
Antwoord deelvraag 4 De ouders van niet sportende kinderen in Zuidoost ervaren kosten in 38 % van de gevallen als belemmering.
Onderzoek eigen bijdrage
33
4. Conclusies In dit hoofdstuk zullen we de conclusies behandelen. Het triangulatieonderzoek is in drie onderzoeken opgedeeld. We zullen per onderzoek de conclusie opnemen. Ook zullen we alle conclusies toetsen aan de literatuur zodat er een terugkoppeling ontstaat naar het theoretisch kader. Op deze wijze ontstaat een compleet beeld waaruit de aanbevelingen kunnen worden gedaan. De conclusies bevatten ook het antwoord op de onderzoeksvraag.
Onderzoeksvraag: Wat zijn de effecten van het betalen van een eigen bijdrage in naschools sportstimulering aanbod op participatie bij georganiseerde sport?
Interviews: We zullen beginnen de conclusies te bespreken die aan de hand van de interviews met de combinatiefunctionarissen zijn gemaakt. De belangrijkste conclusie vanuit deze interviews is, is
Onderzoek eigen bijdrage
34
dat de meerderheid van de combinatiefunctionarissen positief tegenover de eigen bijdrage staat. De combinatiefunctionarissen zien de eigen bijdrage als een wezenlijk onderdeel van de sportstimulering en een succesvol middel voor de doorstroom naar verenigingen. Hieruit kun je concluderen dat de eigen bijdrage een positief bijdrage levert aan de stimulering en doorstroom. Het meest gehoorde argument is dat het een vorm van betrokkenheid creëert bij zowel kind als ouders. Als kanttekening wil ik hier wel bij plaatsen dat het doel van de combinatiefunctionarissen is om zoveel mogelijk doorstroom te bereiken. We kunnen dus niet weten of ze ook helemaal goed oog hebben voor de stadspaskinderen. Dit staat niet in hun opdracht en hier worden ze ook niet op afgerekend. Dit staat in contrast met de laatste zin van het programakkoord. “Sport moet voor iedereen toegankelijk zijn”
Analyse stadspas Basketbal: We hebben hier de gegevens van de deelnemers vergeleken met stadspasgegevens. Er is geen afname van het percentage stadspasdeelnemers tijdens het sportstimuleringstraject. De conclusie die je hier kan trekken is dat in het sportstimuleringprogramma in Zuidoost alle kinderen, rijk of arm, in nagenoeg hetzelfde percentage doorstromen. Dit wordt verder ondersteund met een stuk uit het literatuur hoofdstuk 2.4.Negen van de tien kinderen zit op een sport zit of zou daarop willen zitten. Interesse om te sporten hangt blijkbaar niet samen met armoede. Maar de feitelijke deelname wordt sterk beïnvloed door financiële factoren. Enquêtes:
Volgens de enquêtes doet de helft van de ondervraagde kinderen in Zuidoost niet aan sport. Als je kijkt naar de landelijk cijfers dan sport 44% van de bijstandskinderen. Je kunt dus concluderen dat het zwakke scholen zijn die we ondervraagd hebben. Op deze scholen sporten minder kinderen dan gemiddeld. 47 % van de ouders waarvan de kinderen niet of niet meer sporten geeft aan dat dit een financiële reden heeft.
Als je dit vergelijkt met het onderzoek waarin 28% van de ouders van kinderen van 7 tot 11 jaar aangeeft sport te duur te vinden, (H2.2) kan je als conclusie trekken dat de resultaten uit de enquête redelijk overeen komen met de resultaten van eerder gedaan landelijk onderzoek. De landelijke resultaten komen overeen met resultaten van de in Zuidoost gehouden enquête. De conclusie uit de enquête is dat veel ouders sport te duur vinden en vaak te ver weg. Hier moet bij de organisatie van sportstimuleringstrajecten rekening mee worden gehouden.
Onderzoek eigen bijdrage
35
Een andere belangrijke conclusie is dat ouders van kinderen die wel sporten, ondanks hun financiële omstandigheden, weinig gebruik maken van bestaande subsidieregelingen,
Samenvattend: Als je deze conclusies leest kom je eigenlijk tot drie hoofdconclusies: -
De eigen bijdrage is een goed instrument om de doorstroom van kinderen naar structureel sportaanbod te stimuleren. ( Gesprek combinatiefunctionarissen )
-
In een sportstimuleringstraject dat georganiseerd wordt vanuit het model dat de Basketbalscool hanteert stromen ook de armere kinderen door. ( Basketbalscool )
-
De voornaamste reden dat kinderen niet sporten is financieel. ( Enquêtes )
Opvallend is dat de conclusies uit de verschillende onderzoeken niet eensluidend zijn; ze bevatten een tegenstrijdigheid: Eén conclusie wijst op een positief effect van de eigen bijdrage en de andere conclusie pleit juist tegen een eigen bijdrage. Dit heeft mij als onderzoeker aan het denken heeft gezet. De drie de conclusies kloppen namelijk wel maar zijn tegenstrijdig. De oorzaak van deze tegenstrijdigheid is meteen de moeilijkheid van het onderzoek geweest, zoals ook aan het begin van het onderzoek is vermeld.
Deze tegenstrijdigheden zullen worden gewogen en vervolgens meegenomen is de aanbevelingen.
Onderzoek eigen bijdrage
36
5. Aanbevelingen Na het analyseren van de resultaten en de conclusies is er overleg geweest met leden van de werkgroep eigen bijdrage. Dit is gedaan om hun mening te horen over de resultaten en de conclusies, maar ook om draagvlak te creëren voor de aanbevelingen. De conclusies en bevindingen zijn gedeeld in dit overleg. Aan eind is afgesproken dat de werkgroepleden de scriptie toegestuurd krijgen zodat ze de aanbevelingen hebben en deze kunnen betrekken bij het beleid van de stadsdelen en de centrale stad. Hieronder zullen we de aanbevelingen behandelen. De aanbevelingen zijn in twee delen gesplitst. In het eerste deel heb ik aanbevelingen geschreven voor het beleid van DMO, SSA en de stadsdelen. In het tweede deel heb ik de aanbevelingen opgenomen voor een eventueel vervolgonderzoek.
5.1 Aanbevelingen beleid: In deze paragraaf zijn de aanbevelingen beschreven die betrokken moeten worden voor beleidskeuzes.
- Voer een eigen bijdrage in bij alle sportstimuileringstrajecten De eigen bijdrage zou moeten worden ingevoerd bij alle Amsterdamse sportstimuleringstrajecten, zowel in de SSA trajecten en de trajecten die stadsdelen op het gebied van doorstroom realiseren als in de brede school. Er moet echter een onderscheid gemaakt worden tussen trajecten op grond van het doel. Wat hier van belang is dat de verschillende trajecten niet met elkaar concurreren omdat het ene traject gratis is en het andere niet.
- Pas de hoogte eigen bijdrage aan per doelgroep en per doelstelling. De hoogte van de eigen bijdrage is een belangrijk sturingsinstrument en heeft te maken met het doel van het traject. Als het doel doorstroom is dan dient de eigen bijdrage echt als opstap naar de verenigingscontributie en moet de bijdrage een substantieel bedrag zijn dat relatie heeft met de contributie die bij de vereniging moet worden betaald. Met de hoogte moet worden geëxperimenteerd. Voor trajecten die als doel hebben de sportparticipatie te verbeteren en niet mikken op lidmaatschap bij een vereniging dient de eigen bijdrage als gewenning aan de principiële boodschap dat sport geld kost. Daarnaast is het een onderdeel van deze aanbeveling
Onderzoek eigen bijdrage
37
om stadspaskinderen een vrijstelling te bieden voor het betalen van de eigen bijdrage, of een lagere eigen bijdrage te vragen. Dit vanwege de conclusie dat veel arme kinderen niet sporten vanwege financiële redenen.
- Stadsdeel gelijk invoeren, maar niet stedelijk invoering. Er moet rekening worden gehouden met een aantal randvoorwaarden als de eigen bijdrage ingevoerd wordt. De eigen bijdrage zou per stadsdeel ingevoerd moeten worden. Er moet per stadsdeel gekeken worden naar de huidige situatie om vervolgens te kijken hoe de eigen bijdrage een positieve bijdrage kan leveren. Deze voorzichtigheid is nodig omdat de bijdrage anders juist een negatieve invloed zal hebben. Een algemene regel vanuit de centrale stad, doet geen recht aan de diversiteit van de sport in Amsterdam en de wisselende omstandigheden in stadsdelen en wijken. - Basisgegevens deelnemers beter bijhouden Opvallend tijdens dit onderzoek was dat een deel van de trainers de deelnemers / doorstroomgegevens niet goed bijhield. Deelnemers-gegevens zoals namen en adressen, wie er wel en niet doorstroomt naar de volgende fase moeten beter worden bijgehouden. Zonder deze gegevens kunnen implementatie en beleid niet worden geëvalueerd en is het daardoor nauwelijks mogelijk betere en efficiëntere keuzes te maken. Momenteel wordt er in de mist een koers uitgezet.
5.2 Overige Aanbevelingen. In deze paragraaf zijn de aanbevelingen opgenomen voor een eventueel vervolgonderzoek. Ook de algemene aanbevelingen zijn hier beschreven.
- Steekproefanalyse stadspas groter Met beter bijgehouden basisgegevens kan een grotere stadspasanalyse kunnen maken, die breder is dan alleen basketbal en verder gaat dan alleen Zuidoost. Hiervoor moet wel een aanvraag worden ingediend in het kader van de wet bescherming persoonsgegevens en de laatstgenoemde aanbeveling (beter bijhouden basisgegevens deelnemers) worden uitgevoerd.
- Meer enquêtes onder ouders. Bij een vervolg zou de omvang van het onderzoek met enquêtes onder ouders moeten worden
Onderzoek eigen bijdrage
38
vergroot en ook in verschillende wijken moeten worden uitgevoerd. Hierdoor worden de uitspraken betrouwbaarder en geven een breder beeld.
Onderzoek eigen bijdrage
39
Bronnen.
Beleidsdocumenten. 1 Gemeente Amsterdam Programakkoord Amsterdam 2010-2014 4 Sociaal en Cultureel Planbureau / Mulier Instituut Rapportage sport 2008 Den Haag, 5 Sociaal en Cultureel Planbureau / Mulier Instituut Rapportage sport 2010 Den Haag blz. 56 6 Centraal Bureau voor de Statistiek / Sociaal en Cultureel Planbureau Armoedesignalement 2011 7 Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse Armoede Monitor2010 8 Gemeente Amsterdam Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling De staat van de stad Amsterdam VI blz. 98 9 Gerda Jehoel-Gijsbers Kunnen alle kinderen meedoen? SCP Den Haag 2009 Blz. 36 37 10 Gemeente Amsterdam Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Sport plan 2009-2012 Boek. 3 Philip Kotler (2006) Principes van Marketing Amsterdam, Pearson ( 4de druk ) Sites. 2 http://www.stadspas.nl/over_stadspas/stadspas_criteria / ( bezocht op 14 maart 2012 ) 11 http://sportbewegenenonderwijs.nl/ ( Platform Sport, Bewegen en Onderwijs bezocht op 8 juni 2011).
.
Onderzoek eigen bijdrage
40
Bijlage: 1. Overzicht gesproken Combinatie Functionarissen
Naam
Vereniging
Paul AMVJ / United Molenaar Oost Urbian Vreds n.v.t. Menno n.v.t. Garrett Bas Ormondt Phanos Remco Van DWV Triller Laki Lakner ProBuild Lions
Functie
Tak van sport
fte
Datum gesprek
Uitvoerend
Tafeltennis
30
06-10-11
Coördinerend Coördinerend /uitvoerend
Basketbal Volleybal
38 38
13-10-11 19-10-11
Uitvoerend Uitvoerend
Atletiek Voetbal
24 38
19-10-11 27-10-11
Uitvoerend
Basketbal
38
27-10-11
2. Benaderden Scholen Scholen die benaderd zijn voor afnemen enquêtes. Naam scholen Wel deelnemen Vorm Samenspel Ouder avond As-Soeffah Mee geven Niet deelnemen Het Klaverblad Basisschool Achtsprong Wereldwijs Bijlmerhorst De Rozemarn
Jump-in Ja Ja Reden niet deelnemen Verhuizing Inspectiebezoek Geen contact Te druk Geen tijd, druk met KBA
School
Aantal Kinderen
Aantal Response
Samenspel
150
52
As-Soeffah
105
22
Onderzoek eigen bijdrage
Aantal Response 22 52
41
3. Enquêtes
Sport
VRAGENLIJST Beste ouders. Deze vragenlijst gaat over uw kind in groep 5/6 Het invullen van de vragenlijst neemt 1 minuut van uw tijd in beslag Uw antwoorden worden vertrouwelijk behandeld en niet met derden gedeeld.
Bij voorbaat dank
Vragen: We zullen u enkele vragen stellen over uw kind en zijn /haar sport gedrag. Maar eerst willen we graag wat achtergrond informatie
Voornaam en Achternaam van uw kind Naam school Leeftijd
Jaar
Geslacht
Jongen / Meisje ( doorhalen wat niet juist is )
Stadspas
Ja / Nee
1. Sport uw kind? ( zwemles telt niet mee ) O JA ( ga verder met vraag 2 ) O NEE ( ga verder met vraag 7 & 9 )
Onderzoek eigen bijdrage
42
O NEE NIET MEER, vroeger wel ( ga verder met vraag 8 & 9 ) 2. Welke sport beoefent uw kind? ……………………………………………………………………… 3. Waar beoefent uw kind deze sport? O Bij een sportvereniging ( Ga verder met vraag 4 & 5 ) O Bij een commerciële instelling ( Ga verder met vraag 4 & 5 ) O Bij een naschoolse sport activiteit ( Ga verder met vraag 6 ) O Bij een sportbuurt club ( Ga verder met vraag 6 ) 4. Hoeveel contributie betaalt u voor u kind?
O 100 euro of minder per jaar O 100 - 150 euro per jaar O 150 - 200 euro per jaar O 200 - 250 euro per jaar O 250 - 300 euro per jaar O 300 euro of meer per jaar
5. Maakt u gebruik van het jeugdsportfonds of andere subsidies om de contributie van uw kind te betalen?
O Ja O Nee
6. Is er een eigen bijdrage bij de sport?
O Ja O Nee
7. Als uw kind momenteel niet aan sport doet, wat is dan daarvoor de redenen? ( meerdere antwoorden mogelijk! ) O vanwege medische redenen O vanwege financiële redenen O vanwege vervoersproblemen O vanwege dat u niet weet welke sport voor uw kind mogelijk is en waar O hij vindt sporten niet leuk O anders, namelijk: 8. Als uw kind momenteel niet meer aan sport doet, wat is dan daarvoor de redenen? ( meerdere antwoorden mogelijk! ) O vanwege medische redenen O vanwege financiële redenen O vanwege vervoersproblemen O vanwege motivatie problemen O anders, namelijk: 9. Wanneer zou uw kind wel willen/kunnen sporten? ( meerdere antwoorden mogelijk! ) O beter en leuker sport aanbod O financiële steun O afstand tot vereniging kleiner maken O anders, namelijk:
Bedankt voor uw medewerking! Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Onderzoek eigen bijdrage
43