Gescand 2 2 0 6 1 6 A.B.2015.7.15167/EL Advies op een bezwaarschrift inzake subsidies. Rotterdam, 14 juni 2016 Aan het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Voor het uitbrengen van advies hebben wij ons beraden over het bezwaarschrift van de heer M. Walvius namens Advier B.V. te Delft, hierna ook te noemen: bezwaarde. Dit bezwaarschrift is gericht tegen de door de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH namens u genomen besluit van 21 september 2015 houdende de subsidievaststelling Project "Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia BB02c, hierna ook te noemen: project. Het bezwaar is tevens gericht tegen de beslissing van 4 november 2013 om het project te beëindigen. Voordat wij dit advies hebben uitgebracht hebben wij bezwaarde in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in onze vergadering van 17 maart 2016. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt, dat in dit advies wordt vermeld. Feiten Op 25 september 2012 heeft bezwaarde bij het (toenmalige) dagelijks bestuur van Stadsgewest Haaglanden een subsidieverzoek ingediend voor de aanpak "Haalbaarheid studie Multi-Purpose P+R Delft-Zuid" in het kader van het programma Beter Benutten Haaglanden voor een bedrag van € 115.000,-. De aanvraag bestaat uit het format "Plan van Aanpak voor Startbeslissing maatregel Beter Benutten" waaruit blijkt dat de gebiedsaanpak Delft - deelproject Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia Delft - één van de vier projecten van de gebiedsaanpak mobiliteitsmanagement is. Bezwaarde is de uitvoerende organisatie. De andere betrokken organisaties zijn TU Delft, gemeente Delft, OBS, Clen Tech Delta en Technopolis. In het Plan van Aanpak wordt samengevat aangegeven dat de bereikbaarheid van Delft-Zuid en de verbinding naar Delft-Centrum sterk onder druk komt te staan. Bezwaarde beschrijft de problematiek en geeft aan dat die wordt gedomineerd door een tijdelijk netwerkprobleem, maar de mogelijkheid biedt om een structurele oplossing voor autonomie groei en uitbreiding van stedelijke ontwikkeling te implementeren. Eén van de voorgestelde maatregelen vanuit de samenwerkende partijen binnen Poort van Delft is het plaatsen van een slim Multi-Use transferium van permanente aard in Delft. Uitgangspunt hierbij is een locatiekeuze en haalbaarheidsstudie waarbij een hoogwaardig Multi-Use transferium voor zowel een herkomst als bestemming transferium permanent gevestigd kan worden. Het project richt zich op het ontwikkelen van een samenwerkingsverband en een business-case voor een Multi-Use transferium op een of meerdere locaties van permanente aard binnen Delft. De aanvraag van Beter Benutten richt zich enkel op de haalbaarheidsstudie van een Multi-Use Transferium in Delft-Zuid. Onder het kopje "Project management Multi-Use transferium Delft op basis van Groeimodel" wordt het volgende vermeld: "Dit project bevat drie opeenvolgende fases. Deze aanvraag in het kader van Beter Benutten heeft betrekking op fase 1 en 2. De fases die binnen het project beschreven zijn luiden als volgt.: Fase 1: Haalbaarheidsstudie Business Case "Multi-Use Transferium Delft-Zuid"
blad: 2/17
Binnen deze fase staan de haalbaarheidsstudie en concept ontwikkeling van het Multi-Use concept centraal. Onderdeel van de studie: Ontwikkeling grondslag Multi-Use transferium op basis van de voorgestelde gelaagde maatregelen en gedragsmanagement principes Raming beheer & facilitair management transferium Infrastructuur Locatie keuze op basis van overweging van onder andere, ligging ten opzcht van de A4/A13 en vastgoedwaarde grondgebied beoogde transferium locatie Onderzoek Beheersoftware en IT infrastructuur. In navolging van project Sweden: Smart P&R Opstart Monitoring (nulmeting) Stakeholderanalyses Mobiliseren stakeholders Vaststellen mogelijke locaties Inventarisatie bereidheid tot afname parkeercapaciteit bij stakeholders Inventarisatie mogelijke investeerder(s). Daarnaast komt het werven van contractspartners voor co financiering al dan niet volledige financiering voor het volledig benutten van het beoogde Multi-Use transferium Delft-Zuid. Dit als onderdeel van proces tot het opzetten van een pilot locatie. Go / "no go". Op basis van de onderzoeksresultaten van de haalbaarheidsstudie, financieringsmogelijkheden en overtuiging van deelnemende partijen volgt continuering in de vorm van fase 2. Fase 2: Pilot "Multi-Use transferium Delft-Zuid" Fase 2 leidt tot het uitvoeren en plaatsen van een transferium van tijdelijke aard op een vastgestelde locatie binnen Delft. Leidraad voor het verwezenlijken van de transferium zijn de onderzoeksresultaten fase 1. Hierbij worden de verschillende maatregelen binnen de gelaagde aanpak volgens het groeimodel principe stapsgewijs geïntroduceerd. Hetgeen in dit geval betekent dat de reeks voorgestelde maatregelen in stapsgewijze vorm geïntroduceerd en getoetst dienen te worden. Binnen dit proces staan het toetsen van: De haalbaarheid van de voorgestelde gelaagde maatregelen en De invloed van deze maatregelen op rij en parkeergedrag binnen Delft-Zuid en Delft-Centrum en Creëren van draagvlak door het aantonen van concrete resultaten centraal. Toetsing van deze doelstellingen vindt plaats op basis van monitoring van verkeer, interviews en panels met bewoners en instituten in de regio van Delft. Deze vormen onderdeel van het monitoringsprogramma van TNO. Dit programma wordt "overall" uitgevoerd voor de verschillende projecten. Hiernaast dient de geplaatste infrastructuur getoetst te worden op toepasbaarheid binnen de Multi-Use transferium opstelling. De pilot studie dient de volgende resultaten op te leveren; Oordeelrapport haalbaarheid Multi-Use Transferium Delf Zuid bevattende: •
Rapportering audits voor de (individueel) getoetste maatregelen,
•
Rapportering beschrijving potentie gelaagde aanpak.
Indien het plaatsen van een definitieve Multi-Use transferium als haalbaar beoordeeld wordt dienen de volgende onderdelen tevens geleverd te worden: Selectieve definitieve locatie Multi-Use transferium Delft-Zuid
blad: 3/17
Vastleggen pakket van eisen Multi-Use transferium met oog op autonome groei en de bestemde doelgroepen. Vastleggen Plan van Aanpak en programma van Eisen en groeiscenario P&R Multi-Use transferium Go / "no go", Resultaten toetsing, acceptatie bij doelgroep en financiering vervolgtraject zijn voorwaarde voor vervolg naar fase 3 "Aanleg Multi-Use transferium Delft-Zuid" op definitieve transferium locatie". Fase 3 hoort niet tot de aanvraag maar is in potentie de start van de bouw van het duurzaam transferpunt Delft. Het onderdeel "Mijlpalen / Planning en kosten" vermeldt een bedrag van € 70.000 als kostenraming fase 1. De geraamde kosten fase 2 zijn € 160.000. Voorts wordt (voor zover thans van belang) aangegeven dat het laatste onderdeel van fase 1, het opstellen groeimodel en contracteren pilotpartners gepland is tussen 02-2013 en 05-2013. Hierna volgt: Go / "no go" - rapportage aan stuurgroep. De eerste activiteiten van fase 2 zijn gepland van 03-2013 - 01-2014, De door bezwaarde ingediende aanvraag eindigt met een weergave van het "Besluit Stuurgroep 18/6/2012": Instemmen met dit plan van aanpak en daarmee de startbeslissing nemen voor maatregel 2c Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia Delft, De voor dit project geraamde gelden van in totaal max € 230.000,- (totaal bedrag ex. BTW) worden conform bovenstaand overzicht onder taakstellen budget en bijlage II bereikbaarheidsverklaring) - gereserveerd door het ministerie van I & M en de betrokken partijen in de uitvoeringsorganisatie voor deze maatregel, onder verantwoordelijkheid van Advier. Het rijksaandeel wordt conform de aangegeven kasritmes gestort in de BDU van het stadsgewest Haaglanden. Op basis van dit plan van aanpak (en evt. bijlagen) wordt besloten tot het in uitwerking en uitvoering nemen van fase 1 van dit project: Haalbaarheidsstudie Business Case "Multi-Use Transferium Delft-Zuid". Zodra op basis van de resultaten van fase 1 meer inzicht is in de haalbaarheid van uitvoering van fase 2 (Pilot "Multi-Use Transferium Delft-Zuid") wordt dit in de vorm van een notitie / bespreekpunt geagendeerd voor de stuurgroep (go/"no go") Subsidieverlening Op 28 november 2012 is door het (toenmalige) dagelijks bestuur van Stadsgewest Haaglanden aan bezwaarde subsidie (uit het mobiliteitsfonds) verleend voor het project "Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia BB02c (Gebiedsaanpak Delft)" vooreen bedrag van € 105.819,33, zijnde het subsidiabele deel van de in aanmerking komende kosten van het project en is gebaseerd op een investering van € 230.000,-. Aangegeven wordt dat het project is aangemeld om in aanmerking te komen voor subsidie uit het mobiliteitsfonds en getoetst is aan de doelstellingen van het geldende regionale verkeers- en vervoerplan, de Regionale Nota Mobiliteit en is opgenomen in het programma Beter Benutten van het mobiliteitsfonds. Aan de subsidie worden een viertal voorwaarden/verplichtingen verbonden. Deze luiden als volgt: a.
De uitvoering van het werk dient na 26-09-2012 en binnen 6 maanden na de datum van deze beschikking te zijn gestart.
blad: 4/17
b.
Bij de jaarlijkse actualisatie van het Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (IPVV) dient
c.
Binnen een termijn van vier weken na ingebruikname of afronding van het project dient
d.
op basis van de resultaten van fase 1, waarin meer inzicht in de haalbaarheid van de
over dit project te worden gerapporteerd. hiervan melding te worden gedaan bij het Stadsgewest Haaglanden. uitvoering van fase 2 (Pilot "Multi-Use transferium Delft-Zuid"") is verkregen, dient dit direct in de vorm van een notitie/bespreekpunt te worden geagendeerd voor de stuurgroep (go/"no go"). Er wordt een voorschot betaald van € 43.727,00. In haar vergadering van 16 september 2013 heeft de Stuurgroep Beter Benutten (hierna ook: Stuurgroep) het project Multi-Use transferium behandeld. Het verslag van deze vergadering is op 4 november 2013 vastgesteld. Op 17 juli 2014 heeft een medewerker van het toenmalige Stadsgewest Haaglanden de heer Walvius van Advier B.V. bericht dat hij hem op 12 november jl. per mail heeft medegedeeld dat de Stuurgroep Beter Benutten op basis van het aangeleverde businessplan / rapportages en contacten met diverse betrokken partijen rondom Poort van Delft, besloten heeft het project "Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia (Gebiedsaanpak Delft), welke is geregistreerd onder projectnummer 12 MDN001/VVB115, te beëindigen. Op 16 juli 2015 heeft Directeur Verkeer namens het Dagelijks Bestuur van metropoolregio Rotterdam Den Haag bezwaarde bericht dat op basis van de door Advier B.V. aangeleverde rapportage fase de Stuurgroep Beter Benutten, als programma organisatie, in afstemming met de wethouders van gemeente Delft / Poort van Delft op 4 november 2013 heeft besloten om het project te beëindigen met een ""no go"" voor het vervolg - fase 2. De MRDH is tot het besluit voor stopzetting van het project gekomen op basis van het niet voldoen aan de volgende grondslagen en criteria van de subsidieverordening (Mobiliteitsfonds Haaglanden 2005) •
Het bereiken van de beoogde doelstellingen met het betrokken project: Uit de onderzoeksresultaten van de haalbaarheidsstudie bleek geen business case met financieringsmogelijkheden en overtuiging van deelnemende partijen. De voorgestelde business case had onvoldoende draagvlak bij stakeholders als gemeente Delft en partijen in Poort van Delft.
Daarmee wordt het project afgesloten op een totaalinvesteringsbedrag van € 70.000,00 (geoormerkt voor fase 1) met een maximale subsidiebedrag van € 32.205,88 (conform het vastgesteld plan van aanpak). Dit betekent dat als gevolg van het aan betaalde voorschot een bedrag van € 11.521,12 teruggevorderd zal worden. Bezwaarde wordt verzocht vóór 1 september 2015 de aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Bestreden besluit Het besluit van 21 september 2015 waarbij de subsidie op grond van artikel 4:46 van de Awb ambtelijk (lees: ambtshalve) wordt vastgesteld op een bedrag van € 32.205,88. Omdat eerder een voorschot is ontvangen van € 43.727,00 wordt een bedrag van € 11.521,12 teruggevorderd. Daartoe wordt het volgende (voor zover thans van belang) overwogen: "Op basis van de door u aangeleverde rapportage fase 1 heeft de Stuurgroep Beter Benutten, als programma organisatie, in afstemming met de wethouders Junius en Guldemond van de gemeente
blad: 5/17
Delf / Poort van Delft op 4 november 2013 besloten om het project te beëindigen met een ""no go"" voor het vervolg - fase 2. De MRDH is tot het besluit voor stopzetting van het project gekomen op basis van het niet voldoen aan de volgende grondslagen en criteria van onze subsidieverordening (Mobiliteitsfonds Haaglanden 2005): •
Het bereiken van de beoogde doelstellingen met het betrokken project. Uit de onderzoeksresultaten van de haalbaarheidsstudie bleek geen business case met financieringsmogelijkheden en overtuiging van de deelnemende partijen. De voorgestelde business case had onvoldoende draagvlak bij stakeholders als gemeente Delft en partijen in Poort van Delft. Hiermee wordt het project afgesloten op een totaal investeringsbedrag van € 70.000,00 (geoormerkt voor fase 1) met een maximale subsidiebedrag van € 32.205,88 (conform het vastgesteld plan van aanpak).
Op 16 juli 2015 hebben wij u een brief gestuurd, waarin wij u verzochten uiterlijk vóór 1 september 2015 een verzoek tot subsidievaststelling in te dienen. Helaas hebben wij deze van u niet mogen ontvangen. Op grond van artikel 4:46 van de Algemene Wet Bestuursrecht hebben wij de subsidie voor dit project ambtelijk vastgesteld op € 32.205,88. Deze subsidie wordt ten laste gebracht van het mobiliteitsfonds, programma Beter Benutten. Al eerder heeft u een voorschot ontvangen van € 43.727,00. Dit betekent dat een bedrag van € 11.521,12 teruggevorderd zal worden". Bezwaren Bezwaarde maakt allereerst bezwaar tegen het besluit van 4 november 2013 betreffende de beëindiging van het project. Bezwaarde stelt zich op het standpunt dat de motivering dat de voorgestelde business case onvoldoende draagvlak heeft bij de gemeente Delft en Partijen binnen de poort van Delft onjuist is en niet onderbouwd. In dit verband wordt naar voren gebracht dat de aansluitend op de eerste rapportage van fase 1 vragen en opmerkingen zijn verwerkt in de definitieve rapportage. In de discussie en politiek rondom dit stuk is Advier B.V. niet betrokken / bewust buitengesloten. Verder wordt aangevoerd dat uit de stakeholdersanalyse in fase 1 duidelijk naar voren is gekomen dat er tegenstrijdige belangen zijn bij de partijen (TU en TNO) binnen Poort van Delf t.a.v, de ontwikkeling van een MUTD op Delft Zuid, en dat deze locatie voor de pilot in fase 2 niet het meest geschikt is. Op de voorgestelde locatie is voldoende draagvlak en bereidheid tot investeren, dit is ook door de bij deze locatie betrokken ambtenaar van de gemeente Delft bevestigd. Dit blijkt tevens uit het feit dat de gemeente Delft op deze locatie ook is aangevangen met de realisatie van één van de lagen, zijnde een op- en overslag voor stadsdistributie. Bezwaarder wijst er vervolgens op dat in de mail van 17 juli 2013 door de Raad van Advies Poort (waar Advier geen deel van uitmaakt) is aangegeven dat de Raad van Advies POORT partijen trekker willen zijn voor het vervolg voor Delft Zuid. In dezelfde mail wordt aangegeven dat Advier het plan van Aanpak voor een pilot bij Delfse Poort kan aanvullen. Advier is uitgaande van een afdoende beantwoording van de rapportage en de mail van 17 juli ingezet op de voorbereiding van een "transferium van tijdelijke aard. In september heeft Advier informeel vernomen dat het project stil gelegd zou worden zijn. Op basis hiervan heeft Advier bij de contactpersoon van Haaglanden geïnformeerd wat de status van het project was, wat de inhoudelijke gronden waren voor de "no go", en waarom dit zoals dit behoort niet aan en met de penvoerder (Advier) is medegedeeld en kortgesloten. Achteraf blijkt uit de interne verslagen die Advier dit jaar (2015) heeft ontvangen dat de gemeente Delft (16 09 2013) deze taak op
blad: 6/17
zich genomen zou hebben. Dit is echter nooit gebeurd en nooit aan Advier, de penvoerder, medegedeeld. Uit dezelfde stukken blijkt dat de rapportage van Advier onvoldoende werd bevonden. Aan inhoudelijke en rechtstreekse terugkoppeling/discussie is ondanks meerdere verzoeken tot de dag van vandaag geen gehoor gegeven. Bezwaarde geeft voorts aan dat het besluit en de onderbouwing niet aan haar is medegedeeld, waarbij zij aangetekend dat gezien de communicatie die Advier wel heeft ontvangen, er logischerwijs van uit kon gaan dat fase 2 ingezet kon worden. Terzake wordt naar voren gebracht dat: Haaglanden verzaakt heeft direct te communiceren met de penvoerder en contractpartner Advier over de gang van zaken. En er is achteraf gezien, door Haaglanden, onterecht van uitgegaan dat de gemeente Delft hiervoor zou zorgdragen. Nadat Haaglanden geen invulling heeft gegeven aan het verzoek van de Raad van Advies POORT om trekker te worden van het project is er verzuimd erop toe te zien Advier te informeren dat het project gestopt zou worden en/of erop toe te zien dat de gemeente Delft dit zou doen. Advier heeft meerdere malen verzocht tekst en uitleg te geven aan Haaglanden en tekst en uitleg te krijgen. Het initiatief hiervoor is van haar uitgegaan. Aan de gemaakte afspraken in dit kader is geen opvolging gegeven. Hiertoe zijn meerdere mail verzonden en gesprekken gevoerd. Na het eerste verzoek tot vaststelling van de subsidie (juli 2015) en de daarop volgende verzoeken heeft Advier aangedrongen op een overleg en schriftelijke toelichting en onderbouwing van de "no go". Bezwaarde maakt op de tweede plaats (gezien de feitelijke situatie en de ontwikkeling aansluitend op fase 1 van het project en het bezwaar tegen de stopzetting van het project) bezwaar tegen de subsidievaststelling project "Haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia BB02c" d.d. 21 september 2015. Ter zake van dit bezwaar wordt naar voren gebracht dat uit fase 1 is gebleken dat er wel degelijk een geschikte locatie van een MUTD gevonden is zoals ook blijkt uit de reeds gerealiseerde plannen van stadsdistributie Delft. Indien deze locatie niet voldoet, of zoals uit de recent door Advier ontvangen stukken blijkt beschreven staat dat het onderzoek onvoldoende zou zijn, dan is Advier daarover niet geïnformeerd. De terugvordering is ongegrond gezien het feit dat Advier zowel inhoudelijk als procedureel niet geïnformeerd is door Haaglanden, zelfs na herhaaldelijk verzoek aan de beleids- en betrokken ambtenaren van Haaglanden. Verder geeft bezwaarde aan dat de stakeholdersanalyse het draagvlak voor de aangewezen locatie beschrijft van waaruit het verkeer naar Delft Zuid goed kan worden bediend. De verantwoordelijk ambtenaar voor dit gebied was ook bij de vergadering aanwezig en onderschreef dit draagvlak. Daarbij komt uit deze analyse ook naar voren dat het draagvlak voor een pilot in Delft Zuid onvoldoende is, vanwege strijdige belangen bij TNO / gemeente en de TU Delft. De wens van de partners van de Poort van Delft om toch op deze locatie verder te studeren is strijdig met de uitkomsten van de stakeholdersanalyse en het draagvlak. Het voorstel van bezwaarde is om samen met de gemeente Delft en MRDH in goed overleg af te stemmen op welke wijze de opgebouwde kennis en ervaring positief kan worden aangewend voor de ontwikkeling van SMART HUB's. Dit hangt nauw samen met het feit dat op de uit het onderzoek van Advier geadviseerde locatie de stadsdistributie Delft reeds is gerealiseerd en Advier (risico dragend) partner is van de gemeente Delft aangaande de ontwikkeling van een SMART-Muit Use Hub's systeem in het kader van een CIVITAS aanvraag.
blad: 7/17
Verweerschrift Is aangehecht. Verslag hoorzitting Op 17 maart 2016 vond er een hoorzitting plaats, ten overstaan van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, bestaande uit: de heer mr. J.H.P. Hofs,
plv. voorzitter,
de heer mr. J.C.G. Fijen
lid
de heer mr. M. Scholtz
lid
De commissie werd bijgestaan door mevr. Mr. E.B.M. Lansbergen, secretaris (plv.) van de commissie. Namens bezwaarde is de heer M. Walvius ter hoorzitting verschenen. Van de zijde van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verschenen de heer mr. H. Zwennes, en mevrouw mr. B. Livain. De voorzitter opent de hoorzitting, introduceert en stelt de aanwezigen aan elkaar voor en legt in het kort de procedure uit. Hierna krijgt de heer Walvius het woord van de voorzitter om desgewenst het bezwaar toe te lichten. De heer Walvius wijst op het bestaan van de oorspronkelijke aanvraag. Het indienen van deze aanvraag zou worden gedaan door een stichting die zou worden opgericht waarin ook ondernemers en TNO zouden participeren. Op het laatste moment, vanwege de tijdsdruk, is de aanvraag in vieren geknipt. Het argument van het Stadsgewest was dat het totale bedrag boven het Europese aanbestedingsbedrag uitkwam. Op die manier is Advier B.V. de directe aanvrager van de subsidie voor de haalbaarheidsstudie geworden. Zoals gezegd, is de aanvraag in vieren geknipt. Zo is bijvoorbeeld ook subsidie gevraagd voor Slim Reizen en Stadsdistributie. Afgesproken is dat de financiering onder partijen verdeeld zou worden. Een cofinanciering dus. Op enig moment werd Advier als penvoerder aangewezen en moest zij voor cofinanciering zorgdragen, voor de financiering van de andere projecten. Vervolgens brengt de heer Walvius naar voren dat Advier B.V. van mening is dat zij niet netjes is behandeld. Dit kan als volgt worden toegelicht. De vraag rees wat er mis was met het rapport. Dat is begin 2013 geweest. Advier B.V. heeft het initiatief genomen om met Haaglanden hierover om de tafel te gaan. Ook zou er een gesprek gearrangeerd worden met de heer Benschop. Maar er gebeurde niets, er kwam niets, geen enkel commentaar. Er is gevraagd wat er niet goed was aan het rapport, ook schriftelijk is dit verzocht. Uiteindelijk kwam pas na de laatste brief, 21 september, het verslag. De heer Walvius antwoordt vervolgens desgevraagd dat het rapport van juni 2013 dateert. Maar al vóór juni was aangegeven dat het rapport moest worden aangepast. In de tussentijd is Advier doorgegaan met de pilot. Ambtenaren waren daarbij aanwezig. Van de TU hoorde Advier dat het project was gestopt. Dat is vreemd. Partijen zitten immers met z'n allen om de tafel om er iets moois van te maken. De heer Walvius antwoordt desgevraagd dat Advier informeel van de TU gehoord had dat het project was gestopt. 4 maanden na juni 2013 is Advier gestopt met fase 2. Dit vanwege de contracts verplichtingen. De heer Walvius antwoordt hierna desgevraagd dat hij gevraagd heeft aan Haaglanden waarom het rapport niet goed was. Pas vorig jaar is met het verslag daarop geantwoord. Voordat moment is alleen gezegd dat het rapport onvoldoende was.
blad: 8/17
De heer Walvius antwoordt desgevraagd dat oorspronkelijk vier partijen subsidie hebben aangevraagd. Op verzoek van Haaglanden is de aanvraag in vieren geknipt. Advier B.V. is verantwoordetijk. De voorzitter leest voorwaarde 4 uit de verleningsbeschikking voor luidende als volgt: "op basis van de resultaten van fase 1, waarin meer inzicht in de haalbaarheid van de uitvoering van fase 2 (Pilot "Multi-Use transferium Delft-Zuid") is verkregen, dien dit direct in de vorm van een notitie/bespreekpunt te worden geagendeerd voor de stuurgroep (go/"no go")". De heer Walvius vraagt aan de heer Walvius hoe Advier B.V. deze voorwaarde begrepen heeft. De heer Walvius antwoordt hierop dat, zoals dit meestal gaat bij projecten, er duidelijk iets moet zijn dat wat er bedacht is, niet kan. Het is een proces. De hefboom moet omhoog voordatje verder kan. De Walvius bevestigt dat hij de voorwaarde zo heeft begrepen dat er een Go moet zijn voordat er verder kan worden gegaan. Mevrouw Livain brengt naar voren dat dit ook zo in de aanvraag van Advier staat. De heer Walvius merkt op dat er een gezamenlijk belang is. Hij heeft inderdaad het format aangeleverd. De heer Zwennes geeft aan dat excuses richting Advier op zijn plaats zijn. De communicatie blijkens uit het dossier verdient geen schoonheidsprijs. De onduidelijkheid aan de kant van Advier is begrijpelijk. Voor wat betreft de gevraagde subsidie geeft de heer Zwennes aan dat er zich in de gemeente Delft een tijdelijk probleem voordeed in de infrastructuur. Hiervoor wilde men een oplossing. Er zijn vier programma's bedacht door Delft en Advies. Voor één programma heeft Advier subsidie gevraagd bij Haaglanden. Haaglanden heeft twee eisen gesteld. De eerste is dat er een gedragen oplossing door alle partijen moet zijn. De tweede is dat er een business plan aan de oplossing ten grondslag moet liggen. Op basis van die grondslagen is de subsidie verleend. Vervolgens zijn er zaken door elkaar gaan lopen. Advier levert vier rapporten, maar niet duidelijk is dat het definitieve rapporten zijn. Wellicht dat het om het totale beeld gaat. In rapport vier zegt Advier dat in samenspraak met het Programmateam Poort van Delf is gekozen voor een bredere aanpak dan is voorgesteld in het Plan van Aanpak in het Format Beter benutten. Met andere woorden: Advier heeft in overleg met partijen definitief eigenhandig besloten tot een bredere aanpak. Partijen en Delft zijn het kennelijk eens. Vervolgens heeft Advier met partijen de scope van de aanvraag veranderd. Dat betekent dat het rapport niet voldoet waarvoor de subsidie is verleend. De Stuurgroep Beter Benutten heeft beslist op basis van de rapporten. Er wordt niet voldaan aan de twee voorwaarden. Op basis daarvan heeft de Stuurgroep besloten tot een "no go". Dan begint de onduidelijkheid. Los van het feit dat van ambtelijke zijde één week later contact is geweest met Advier over de "no go" beslissing wat later in een e-mail is bevestigd. Een officieel stuk aan Advier over de "no go" beslissing is niet aangetroffen, noch een beschikking waarin de "no go" is vastgelegd. Pas later heeft de Metropoolregio dit gedaan. Dit is te laat, maar volstrekt helder is dat Advier niet voldeed aan de twee grondslagen, te weten de vereiste draagvlak door alle partijen en het businessplan waaruit blijkt dat het project een bijdrage levert aan de bereikbaarheid in Delft. Eigenhandig is door Advier de scope veranderd. De heer Walvius geeft aan dat onderdeel van de Haalbaarheidsstudie de locatiestudie Delft-Zuid is. Delft Zuid heeft een verkeersprobleem. Uit die studie kwam naar voren dat het verkeersmodel van TNO en gemeente Delft absoluut geen draagvlak had om iets te doen omdat Delft een juridische gevecht met de grondeigenaar had. De locatiestudie heeft wel draagvlak. Advier heeft hierover geadviseerd, ambtenaren van de gemeente Delft zaten hier bij. De voorzitter vraagt aan de heer Walvius een reactie op de stelling van de Metropoolregio dat Advier eigenstandig de scope van het project heeft veranderd.
blad: 9/17
De Walvius geeft aan dat hij het daar niet mee eens is. De locatiestudie was onderdeel van de Haalbaarheidsstudie. Advier heeft een andere strategie geadviseerd, dat hoort bij het advies van Advier. De heer Zwennes merkt op dat het zwart op wit staat dat de Poort van Delft samen met Advier de scope heeft gewijzigd. Mevrouw Livain brengt naar voren dat de "no go'V Go beslissing is neergelegd bij de Stuurgroep. De voorzitter vraagt of het zo is dat de beslissing van de Stuurgroep de definitieve redenen is om de subsidie te beëindigen. De heer Zwennes antwoordt hierop bevestigend en licht toe dat de helft van het bedrag uit "Beter Benutten" komt. Nogmaals wordt aangegeven dat de Stuurgroep beslist over de "no go" / Go. De heer Zwennes geeft hierna desgevraagd aan dat zijns inziens de "no go" beslissing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Stuurgroep Beter Benutten besluit niet over de subsidie. Dat is Haaglanden geweest. Mevrouw Livain vult aan dat de Stuurgroep over het project ging, de Stuurgroep heeft ook de startbeslissing genomen. Het is de Stuurgroep die de scope kan wijzigen. De commissie geeft aan dat uit de stukken blijkt dat Advier een mail heeft gekregen over het stopzetten van fase 2 en vraagt aan de heer Walvius of Advier het initiatief heeft genomen in die zin dat zij zich hierover gewend heeft tot Haaglanden of de Stuurgroep. De heer Walvius geeft aan dat hij zeker aan de bel heeft getrokken op basis van de mail. Hij heeft ook een toelichting moeten geven aan de Poort van Delft of aan de Stuurgroep. Maar Advier is buiten spel gezet. De commissie heeft van de heer Walvius begrepen dat hij een poging heeft gedaan om duidelijkheid te verkrijgen over het project. Dat de heer Walvius geen duidelijkheid heeft gekregen, niets heeft gehoord, is op zich niet netjes te doen, maar bij het uitblijven van een Go beslissing, is het toch niet aan Advier om te zeggen dat er wordt doorgegaan met het project. De commissie vraagt de heer Walvius om een reactie. De heer Walvius geeft aan hij toen, in september/oktober 2013, is gestopt met het project. Vervolgens wijst de heer Walvius op een gehouden gesprek met de ambtenaren waarbij het ging om de vraag hoe de kwestie kon worden opgelost. Feitelijk is er op de door Advier aangegeven locatie gebouwd. De commissie vraagt aan de vertegenwoordiger van de Metropoolregio of het standpunt was dat het door Advier ingediende rapport niet goed genoeg was, dat op basis van het rapport niet kon worden bereikt wat het bestuursorgaan wilde. De heer Zwennes geeft aan dat in de oorspronkelijke beschikking Beter Benutten twee doelstellingen staan. Met het rapport wordt niet duidelijk gemaakt dat de doelstellingen worden behaald. Daarom is er een "no go" beslissing genomen. Fase 2 is voor het Programma Beter Benutten daarmee niet meer aan de orde. Dat de gemeente Delft wel door wilde gaan, staat buiten dit besluit, is niet relevant. Mevrouw Livain merkt op dat het ingewikkelde in deze zaak erin zit dat de voortzetting van de subsidie afhankelijk is van een "no go"/ Go beslissing van de Stuurgroep. Dat gaat buiten de Metropoolregio om. De "no go" beslissing betreft geen inhoudelijke toetst van de Metropoolregio. Dat doet de Stuurgroep. Dat maakt deze zaak ingewikkeld. De voorzitter vraagt in hoeverre er door de Metropoolregio gekeken is naar de "no go" beslissing door de Stuurgroep. Is er naar dit besluit kritisch gekeken in die zin dat is afgevraagd of deze beslissing ook een Go beslissing had kunnen zijn. Anders gezegd, is de beslissing van de Stuurgroep betrokken bij de beëindiging waar het de inhoud betreft. Mevrouw Livain antwoordt hierop bevestigend en wijst in dit verband op het verslag van de Stuurgroep. De heer Zwennes voegt toe dat vlak na de "no go" beslissing, binnen één week, de "no go" beslissing is gecommuniceerd met Advier. Dit blijkt uit de mail die bij de stukken zit.
blad: 10/17
De voorzitter merkt op dat van de zijde van het bestuursorgaan wordt aangegeven dat er geen draagvlak is bij de gemeente Delft en vraagt de heer Walvius hierop te reageren. De heer Walvius geeft aan dat de Raad van Advies (met daarin de wethouder verkeer, een vertegenwoordiger van TNO en een vertegenwoordiger van de TU Delft en in welke raad later een extra wethouder is toegevoegd) de studie toch van belang vonden in Delft Zuid. In die periode is door TNO en Delft een poging gedaan van het geld van het Transferium te herleiden. Dit is niet gelukt. Toen is er een mail gestuurd naar de heer Benschop waarbij is aangegeven dat Advier door wil gaan met het advies. De heer Walvius geeft hierna aan dat als de Stuurgroep Beter Benutten van oordeel is dat het rapport onvoldoende is, dan moet aangeven wat er niet goed is. Dat is nooit gebeurd, dat is nooit duidelijk geworden. Er is gezegd dat er geen draagvlak is. Maar als er die locatie wel ontwikkeld gaat worden, dan gaat dit bij Advier er niet in. De voorzitter vraagt de heer Zwennes om een reactie. De heer Zwennes geeft aan dat er sprake is van een samenspel tussen Advier en de Poort van Delft. Er zijn documenten hierover voorhanden. Vandaar dat hij hierover geen opmerkingen kan maken. De commissie geeft aan dat in het verweerschrift van de Metropoolregio het standpunt wordt ingenomen dat het bezwaar tegen de "no go" beslissing niet ontvankelijk is. De heer Zwennes merkt op dat Advier al in 2013 bezwaar hadden kunnen indienen tegen de "no go" beslissing. De commissie vraagt of er een formeel moment is op basis waarvan Advier dit had kunnen weten. De heer Zwennes geeft aan dat het hier gaat om informele momenten en wijst in dit verband op de emails en gesprekken. De voorzitter geeft aan dat de commissie zich voor de vraag geplaatst ziet of de beslissing van 4 november 2013 een besluit is in de zin van de Awb. Mevrouw Livain brengt naar voren dat de stopzetting een besluit is van de Stuurgroep Beter Benutten en niet van Haaglanden. Voor wat betreft de inhoud gaat de Stuurgroep over het project. Haaglanden, nu de Metropoolregio, is de beheerder van de pot met geld. De heer Walvius merkt op dat het Beter Benutten programma van het Ministerie van l&M is een privaat-publieke samenwerking voorstaat. Binnen die samenwerking moet men aan elkaar wennen, maar weet men ook wat te doen. Als de stuurgroep niet goed besluit, dan gaat men toch verder. Het bestuurlijk trio, de regio, het ministerie en het bedrijfsleven trekken samen op. Hierna antwoordt de heer Walvius desgevraagd dat Advier in september/oktober 2013 gestopt is met het project. Aan de heer Benschop is kenbaar gemaakt dat Advier door wil gaan. Er waren verder geen op en/of aanmerkingen meer en de voorzitter sloot, onder dankzegging van ieders aanwezigheid, de hoorzitting. Ontvankelijkheid De vaststellingsbeschikking dateert van 21 september 2015 en is op dezelfde datum verzonden. Het bezwaarschrift is gedagtekend 23 oktober 2015 en is op 30 oktober 2015 ontvangen. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en voldoet voorts aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarmee het bezwaar in zoverre ontvankelijk kan worden geacht. Regelgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:31 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
blad: 11/17
1.
Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Artikel 4:33 Awb Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat: a.
De subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter
b.
De subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het
uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden Artikel 4:37 Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot: a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten; c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie; d. de te verzekeren risico's; e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten; f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn; g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden; h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover. 2 Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing Artikel 4:38 •
Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
•
Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.
•
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.
Artikel 4:42 beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7 Artikel 4:45 •
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.
blad: 12/17
•
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Artikel 4:46 Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast. •
2 De subsidie kan lager worden vastgesteld indien: o
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
o
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
o
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
o
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
•
3 Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Artikel 4:47 bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien: •
a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de
•
b. toepassing wordt gegeven aan artikel 44, vierder lid, of
•
c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt
subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd. Artikel 4:57 •
Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
•
2 Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
•
3 Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde
•
4 Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de
subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak. dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijfjaren zijn verstreken. Verordening mobiliteitsfonds Haaglanden 2005 Artikel 7 uitgaven van en subsidies uit het fonds 1.
Ten laste van het fonds komen de uitgaven en subsidies ten behoeve van:
a.
Regionale projecten, waarover het algemeen bestuur een realisatiebesluit heeft genomen;
b. Programmaprojecten, waaraan het dagelijks bestuur een bijdrage uit het fonds heeft toegekend, en passend binnen het budget, dat het algemeen bestuur voor het programma heeft vastgesteld; c.
Exploitatie van openbaar vervoer en projecten ten behoeve van exploitatie van openbaar vervoer, waaraan het dagelijks bestuur een bijdrage uit het fonds heeft toegekend, en
blad: 13/17
passend binnen het budget, dat het algemeen bestuur voor exploitatie van openbaar vervoer heeft vastgesteld. Hoofdstuk 7 subsidiëring kleine, middelgrote en programmaprojecten Artikel 19 aanvraag voor subsidie. 1.Een subsidieaanvraag kan bij het dagelijks bestuur worden ingediend voor: a. b. c. programmaprojecten, die zijn opgenomen in het desbetreffende programma, zoals vastgesteld door het dagelijks bestuur; d. 2.
3.Een subsidieaanvraag, als bedoeld in het eerste lid, onder c, voor een project uit het programma Beter Benutten, kan alleen worden ingediend nadat daarvoor een startbeslissing (ondertekend plan van aanpak) is genomen zoals is bedoeld in de Bereikbaarheidsverklaring Beter Benutten Haaglanden d.d. Artikel 20 voorwaarden aan de subsidieaanvraag. a. (...)
m. in het geval van een project uit het programma Beter Benutten, de startbeslissing. Artikel 28 de subsidieverlening 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval: a. De grondslag van de subsidie, berekend op grond van artikel 26, en het maximale bedrag waarvoor subsidie wordt verleend: b. Het jaar of de jaren, waarin de subsidie tot uitbetaling komt; c. De verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend. 2. Tot de verplichtingen bedoeld in het eerste lid, onder c, behoren in ieder geval" a. De termijn waarbinnen met de uitvoering van het project begonnen moet zijn; b. De wijze waarop de termijn waarbinnen over de voortgang van het werk moet worden gerapporteerd. Artikel 30 aanvraag tot subsidievaststelling 1. De subsidieontvanger doet binnen een termijn van 26 weken na ingebruikname van een project of na afrond van een project daarvan mededeling aan het dagelijks bestuur. De mededeling gaat vergezeld van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. De termijn kan op verzoek binnen de eerst gestelde termijn eenmaal met ten hoogste 26 weken worden verlengd. 2.
De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een eindrapportage, voorzien van een accountantsverklaring omtrent de kosten en baten van het project.
6
De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het
dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie.
blad: 14/17
De overwegingen Bezwaarde is met haar aan u gerichte bezwaarschrift allereerst opgekomen tegen het besluit van de Stuurgroep Beter Benutten (hierna ook: de Stuurgroep) van 4 november 2013 om het project te beëindigen met een "no go" voor het vervolgen van project fase 2. Uit de overgelegde stukken heeft de commissie opgemaakt dat op 4 november 2013 het verslag van de vergadering van de stuurgroep van 16 september 2013 is vastgesteld in welke vergadering de stuurgroep fase 2 van het project heeft beoordeeld als zijnde een "no go". Nog daargelaten dat het hier niet gaat om een door u genomen beslissing, brengt deze beoordeling/beslissing van de Stuurgroep naar het oordeel van de commissie geen zelfstandig rechtsgevolg teweeg. Het betreft een beslissing van feitelijke aard. De rechtsbescherming tegen het niet-vervuld zijn van de voorwaarde/verplichting ter zake van de "gobeslissing" dient te worden gevonden in vaststelling van de subsidie zoals neergelegd in uw besluit van 21 september 2015. Voor zover bezwaarde met haar aan u gerichte bezwaarschrift tevens heeft willen ageren tegen de beslissing van de Stuurgroep van 4 november 2013 betreffende de beëindiging van het project, is dit bezwaar niet ontvankelijk. De commissie ziet zich voor de vraag geplaatst of terecht en op juiste gronden met het besluit van 21 september 2015 de subsidie is vastgesteld op een bedrag van € 32.205,88 en of terecht en op juiste gronden een bedrag van € 11.521,12 is teruggevorderd. De commissie overweegt als volgt. Ingevolge de toepasselijke Verordening mobiliteitsfonds Haaglanden 2005 kan (voor zover thans van belang) een subsidieaanvraag voor een project uit het programma Beter Benutten alleen worden ingediend nadat daarvoor een startbeslissing is genomen als bedoeld in de Bereikbaarheidsverklaring Beter Benutten Haaglanden. Ingevolge deze verordening, meer concreet artikel 20, is de startbeslissing één van de indieningsvereisten. Op 25 september 2012 heeft bezwaarde een subsidieaanvraag ingediend voor de aanpak "Haalbaarheid studie Multi-Purpose P+R Delft-Zuid" in het kader van het programma Beter Benutten Haaglanden. Vastgesteld wordt dat bezwaarde, voor zover thans van belang, voldaan heeft aan het indieningsvereiste van de startbeslissing van de Stuurgroep. De startbeslissing (d.d. 18 juni 2012) is door bezwaarde opgenomen in de subsidieaanvraag. De commissie stelt vast dat de startbeslissing van de stuurgroep niet volledig onvoorwaardelijk (niet zonder enige voorbehoud) is. In dit verband is van belang dat een onderdeel van de startbeslissing is dat op basis van de resultaten van fase 1 inzicht is vereist in de haalbaarheid van de uitvoering van fase 2. Een en ander dient te worden vorm gegeven middels agendering van een notitie/bespreekpunt voor de stuurgroep (go/no go). Vastgesteld wordt dat bezwaarde in haar subsidieaanvraag tussen fase 1 en fase 2 het aanleveren van een "go/no go-rapportage" aan de stuurgroep heeft ingebouwd. In de subsidieverlening van 28 november 2012 heeft het toenmalige dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden bezwaarde subsidie verleend voor een bedrag van € 105.819,33. Dit bedrag ziet op beide fasen van het project. In onderdeel 5 van de subsidieverlening is (voor zover thans van belang) onder sub d de voorwaarde/verplichting opgenomen luidende als volgt: op basis van de resultaten van fase 1, waarin meer inzicht in de haalbaarheid van de uitvoering van fase 2
blad: 15/17
(Pilot "Multi-Use transferium Delft-Zuid") is verkregen, dient dit direct in de vorm van een notitie/bespreekpunt te worden geagendeerd voor de stuurgroep (go/no go). Het namens u ingenomen standpunt is, althans zo heeft de commissie uw vertegenwoordiger begrepen, dat uit onderdeel 5 sub d van de voorwaarden/verplichtingen volgt dat subsidieverlening fase twee een voorwaardelijk karakter heeft. Anders gezegd: subsidie voor fase 2 wordt alleen verstrekt als er een "go-beslissing" is van de Stuurgroep Beter Benutten. Gelet op de startbeslissing van de Stuurgroep, onderdeel vier en vijf, de aanvraag van bezwaarde waarin is opgenomen dat tussen de eerste en tweede fase een "go /no go-rapportage" aan de stuurgroep wordt overgelegd, de risicoanalyse in de aanvraag en in aanmerking genomen dat bezwaarde ter hoorzitting heeft verklaard dat hij deze voorwaarde zo heeft begrepen dat er een "gobeslissing" voorhanden moest zijn voordat er met fase twee van het project kon worden verder gegaan, wordt dit standpunt door de commissie gevolgd. Voorts acht de commissie hier van belang dat uit het verhandelde ter hoorzitting naar voren is gekomen dat bezwaarde vanwege het uitblijven van een "go-beslissing" van de Stuurgroep in september 2013 / oktober 2013 is gestopt met het project. Vaststaat en niet in geschil is dat de Stuurgroep Beter Benutten geen "go-beslissing" t.a.v. fase 2 van het project heeft genomen. Vastgesteld wordt dat aan de onderhavige voorwaarde niet wordt voldaan. Bezwaarde heeft in bezwaar naar voren gebracht dat in september 2013 informeel is vernomen dat het project stil gelegd zou worden. Nimmer is met haar kortgesloten en nimmer is medegedeeld wat de inhoudelijke gronden waren voor een "no go". Bezwaarde heeft later moeten vernemen dat haar rapportage onvoldoende werd bevonden. Het had op de weg gelegen van de Stuurgroep Beter Benutten om Advier aan te geven wat er niet goed was. Aan een inhoudelijke en rechtstreekse terugkoppeling en/of discussie is ondanks meerdere verzoeken geen gehoor gegeven, aldus bezwaarde. De commissie overweegt dat door bezwaarde geen stukken zijn overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat zij bij de Stuurgroep Beter Benutten meerdere schriftelijke verzoeken heeft neergelegd om met het oog op de gewenste "go-beslissing" met haar terug te koppelen. Ten aanzien van het gestelde door bezwaarde dat gezien de communicatie die zij van de stuurgroep wel heeft ontvangen er logischerwijs vanuit kon worden gegaan dat fase 2 ingezet kon worden, overweegt de commissie dat het gestelde evenmin door bezwaarde is onderbouwd met stukken. De commissie overweegt dat ook op grond van het verhandelde ter hoorzitting er geen aanknopingspunten zijn dat van de zijde van de Stuurgroep of van de zijde van de Metropoolregio de suggestie is gewekt dat er een "go-beslissing" lag. Met bovengenoemde punten legt bezwaarde "de bal" bij de Stuurgroep maar daarbij gaat bezwaarde er ten onrechte aan voorbij dat de in de subsidieverlening opgenomen voorwaarde niet aan de Stuurgroep maar aan haar gericht is. Anders gezegd: wat door bezwaarde hier wordt aangevoerd neemt niet weg dat er geen "go-beslissing" is van de Stuurgroep. Deze bezwaargrond kan bezwaarde dan ook niet baten. Het standpunt van bezwaarde dat de subsidievaststelling en terugvordering ongegrond is gezien het feit dat Advier zowel inhoudelijk als procedureel niet geïnformeerd is door Haaglanden, zelfs na herhaaldelijk verzoek aan de beleids- en betrokken ambtenaren van Haaglanden, wordt door de commissie dan ook niet gevolgd. Overigens kan de commissie zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de communicatie in het hele subsidietraject te wensen overliet. Kennelijk heeft zich veel in de mondelinge sfeer afgespeeld. Ter hoorzitting is door uw vertegenwoordiger erkent dat de communicatie in dit dossier niet de
blad: 16/17
schoonheidsprijs verdient. Echter, alles overziende, zijn wij met u van oordeel dat dit niet afdoet aan de juistheid van de door genomen vaststellingsbeschikking. Wij overwegen daartoe verder nog het volgende. Uit de vaststellingsbeschikking van 21 september 2015 wordt afgeleid dat de "no go-beslissing" van de Stuurgroep Beter Benutten en daarmee het ontbreken van een "go-beslissing" van deze Stuurgoep gestoeld is op een negatieve beoordeling van de Stuurgroep van de onderzoeksresultaten van fase 1 van het project. Het ontbreken van een business case met financieringsmogelijkheden en de overtuiging van de deelnemende partijen liggen aan de negatieve beoordeling ten grondslag. Vertrekpunt in de onderhavige subsidiekwestie is dat met de subsidieverlening van 28 november 2012 aan bezwaarde een projectsubsidie is verleend overeenkomstig haar aanvraag van 25 september 2012. Bezwaarde heeft de onder de stukken bevindende vier rapporten opgesteld in het kader van de haalbaarheidsstudie Multi-Use Transferia Delft met het oog op het krijgen van groen licht van de Stuurgroep voor fase 2. Hoewel uit het verweerschrift lijkt te volgen dat alleen de rapporten MUTD Deskresearch en het MUTD Visiedocument de door de stuurgroep beoordeelde rapporten zijn, hebben wij uit het verhandelde ter hoorzitting begrepen dat alle vier de rapporten door de Stuurgroep Beter Benutten in de beoordeling zijn betrokken. Deze Stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het (toenmalige) stadsgewest Haaglanden, Rijkswaterstaat, de gemeente Den Haag, het ministerie l&M en VNO-NCW. De commissie heeft geen reden om te twijfelen aan de deskundige beoordeling van de Stuurgroep. Verder wordt nog het volgende overwogen. Zoals hierboven al een paar keer is aangegeven, richtte de subsidieaanvraag zich op de haalbaarheidsstudie van een Multi-Use Transferium in Delft-Zuid. Vastgesteld dient te worden dat de rapporten MUTD Deskresearch en het MUTD Visiedocument geen business case bevatten voor een Multi-Use Transferium in Delft - Zuid. Een haalbaarheidsstudie en een financiële onderbouwing voor een Transferium in Delft-Zuid wordt in de rapporten MUTD Locatieselectie en MUTD Management Summary evenmin gegeven. In het rapport MUTD Locatieselectie worden twee door bezwaarde als kansrijk beoordeelde transferiumproposities (het Campustransferium en het Transferium Delftse Poort) besproken. Een financieel hoofdstuk bevat dit rapport niet. Het rapport MUTD Management Summary bevat een voorstel t.a.v. de in het rapport MUTD Locatieselectie besproken transferia. Voor wat betreft de financiering wordt aangegeven dat nog nader moet worden bekeken hoe de financiering het beste vorm kan worden gegeven, dat er m.b.t. de financiering afspraken moeten worden gemaakt. Uw conclusie dat wat door bezwaarde is gerapporteerd niet strookt met hetgeen waarvoor de subsidie aan bezwaarde is verleend, wordt door de commissie gevolgd. Wij overwegen verder nog het volgende. In het rapport MUTD Management Summary wordt op blz 7 vermeld dat in samenspraak met het Programma team Poort van Delft is gekozen voor een wat bredere aanpak dan is voorgesteld in het Plan van Aanpak in het Format Beter Benutten, waarin m.n. gefocusseerd is op een Multi-Use transferium in Delft-Zuid. In de gekozen aanpak is uitgegaan van meerdere zoekgebieden, waar mogelijk een transferiumfunctie gerealiseerd kan worden. Door uw vertegenwoordiger is ter hoorzitting, onweersproken door bezwaarde, gesteld dat bezwaarde eigenhandig, zonder goedkeuring van de Stuurgroep, heeft besloten tot een bredere aanpak van het project dan waarvoor de subsidie is verleend. Wij verenigen ons met uw standpunt dat de Stuurgroep op dit punt het doorslaggevende laatste woord heeft. Het gestelde door bezwaarde dat de locatiestudie onderdeel was van de Haalbaarheidsstudie waarvoor de subsidie is verleend en het
blad: 17/17
adviseren van een andere strategie hiervan onderdeel uitmaakt, vindt geen steun in de omschrijving van het project fase 1 en 2 waarop de subsidieverstrekking is gebaseerd. Bezwaarde heeft noch aangetoond, noch aannemelijk gemaakt dat zij binnen de kaders van de subsidieverlening de ruimte had de scope van het subsidieproject te wijzigen. Op grond van het bovenstaande is de commissie tot de slotsom gekomen dat het door bezwaarde bestreden besluit waarbij de subsidie is vastgesteld op een bedrag van € 32.205,88 de toets der kritiek kan doorstaan Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan u in redelijkheid niet tot terugvordering van (een gedeelte van) het uitgekeerde voorschot kan overgaan.
Conclusie Op grond van het voorgaande adviseren wij u dan ook: - de bezwaren tegen de beslissing van de Stuurgroep Beter Benutten om het project te beëindigen niet-ontvankelijk te verklaren; - de bezwaren tegen het besluit tot de vaststelling van de subsidie en de bezwaren tegen de terugvordering ongegrond te verklaren; - het bestreden besluit te handhaven. De Algemene Bezwaarschriftencommissie, De secretaris,
De voorzitter,
Mevrouw mr. E.B.M. Lansbergen, plv.
de heer mr. J.H.P. Hofs, plv.