Eindverslag Praktijk voor Huid- en Oedeemtherapie Leenen
&
Eindverslag Keuzestage Verpleeghuis Pieter van Foreest De Naaldhorst
Naam: Tamara de Vries Studentnummer: 09023259 Haagse Hogeschool – Huidtherapie
Inhoud: Huidtherapeutische stage 1. Achtergrond informatie 2. Beschrijving verschillende leerdoelen 2.1 Leerdoel: Het adviseren en voorlichten van patiënten over de behandeling die zij zullen ondergaan. 2.2 Leerdoel: De verschillende behandelingsmogelijkheden van oedeem leren. 2.3 Leerdoel: De verschillende littekens en de therapieën daarvan leren. 2.4 Leerdoel: Behandelplan opstellen volgens het HMH.
3. Mijn werkzaamheden in de Huidtherapeutische Praktijk 4. evaluaties 4.1 Tussentijdse evaluatie 4.2 evaluatie begeleiding 4.3 evaluatie terugkomdagen 4.4 evaluatie theorie- praktijk aansluiting
5. Stageopdracht Deskundigheidsbevordering Keuzestage 6. Achtergrond informatie 7. Beschrijving verschillende leerdoelen 7.1 Leerdoel: Gedurende de stageperiode verschillende wonden behandelen. 7.2 Leerdoel: : Hoe is de multidisciplinaire samenwerking binnen de Naaldhorst
8.Mijn werkzaamheden in verpleegtehuis de Naaldhorst 9. evaluaties 9.1 Tussentijdse evaluatie 9.2 evaluatie begeleiding 9.3 evaluatie terugkomdagen 9.4 evaluatie theorie- praktijk aansluiting
10. Bijlage 10.1 Artikel 1 10.2 Artikel 2 10.3 Artikel 3
11. beoordeling huidtherapeutische stage 12. beoordeling keuzestage
1. Achtergrond informatie Mijn huidtherapeutische stage heb ik gelopen bij “Praktijk voor Huid- en Oedeem therapie Leenen te Helmond. Voordat ik daar stage ging lopen ben ik op sollicitatie gesprek geweest, daar kwam al duidelijk naar voren dat ik er veel kon gaan leren. Het gesprek had ik met Mevouw Leenen (eigenaresse praktijk). Samen met haar heb ik mijn leerdoelen doorgenomen en deze waren volgens haar goed te behalen in deze praktijk. Twee dagen in de week zal ik in deze praktijk stage gaan lopen gedurende 10 weken. Mevrouw Leenen heeft al 20 jaar een huidtherapeuten praktijk aan de Molenstraat te Helmond en heeft sinds begin dit jaar een tweede praktijk geopend in een gezondheidscentrum. Er zijn binnen deze praktijken 5 huidtherapeuten werkzaam . Tevens is er een schoonheidsspecialiste aanwezig in het pand. De specialisaties die worden uitgevoerd binnen deze praktijk zijn: Oedeemtherapie Littekentherapie Acne behandelingen Therapeutische elastische kousen aanmeten Ambulante compressie therapie Laser ontharing Elektrische epilatie Borstprothesen Bij deze therapieën wordt gebruikt gemaakt van een groot aantal verschillende apparatuur ter ondersteuning. Enkele voorbeelden zijn: Deep ocsillation, dit apparaat wordt gebruikt bij de behandeling van oedeem. Door een stroomkring te vormen tussen de patiënt en behandellaar gaan de handen van de behandelaar trillen. Hierdoor wordt het behandelde weefsel grondig gemasseerd (MLD) en stimuleert het de afvoer van het vocht (oedeem). Soft laser (koude laser), dit apparaat wordt gebruikt bij de therapie van een onzuivere huid, acne of andere onregelmatigheden van de huid. De softlaser stimuleert het vernieuwingsproces van de beschadigde cellen. Doordat de laser de stofwisseling optimaliseert zorgt het ervoor dat de functie van de cellen wordt verbeterd. Ultrageluid, dit apparaat wordt gebruikt bij verkleefde littekens. De kop van het apparaat wordt warm en deze bevorderd de lokale circulatie en verhogen de rekbaarheid van bindweefsel. Deze werkingen leiden onder meer tot vermindering van pijn. Microdermabrasie, deze methode wordt gebruikt bij littekens van o.a. acne. Endormologie, dit apparaat wordt gebruikt bij oedemen, littekens, cellulitis, verbindweefseling van spieren en huidveroudering. Het is een intensieve bindweefsel massage waardoor het bindweefsel opnieuw wordt gestructureerd. Tevens worden de bloedsomloop en het lymfestelsel gestimuleerd om afvalstoffen af te voeren. Vacuumzuigapparaat, dit apparaat wordt gebruikt bij de behandeling van littekens. Doordat het weefsel door de kop van het apparaat wordt opgezogen en de kop 42 graden wordt, word de doorbloeding gestimuleerd en versoepeld het litteken. Lymfapress, Dit apparaat wordt gebruikt als ondersteuning van manuele lymfdrainage. In deze Praktijk worden verschillende producten gebruikt, namelijk: - Hayoun, voor acne patiënten - Academie - Hanna - Meditopics - Dermolin
2. Beschrijving verschillende leerdoelen
De leerdoelen die ik in mijn stagewerkplan heb beschreven, er welke ik tijdens de stage wil verwezenlijken zijn: Het adviseren en voorlichten van patiënten over de behandeling die zij zullen ondergaan. De therapieën m.b.t. oedeemtherapie leren. Een behandelplan opstellen volgens het HMH. Het is van te voren lastig om leerdoelen op te stellen, omdat je niet weet wat je kan verwachten van de stageperiode. Er zijn in de loop van de stageperiode leerdoelen bijgekomen waarvan ik dacht dat ik deze beheerste. Tevens zijn er leerdoelen samengevoegd, omdat deze in deze praktijk min of meer tegelijk worden uitgeoefend. Vanaf de eerste stagedag merkte ik gelijk dat er veel energie werd gestoken in het begeleiden van mij als stagiair. Direct bij de eerste patiënt mocht ik de “gezonde zijde” van het been behandelen door middel van manuele lymfdrainage. De patiënten vonden het helemaal niet vervelend en toonden begrip voor mijn leerproces. Dit was tevens ook de eerste keer dat ik oedeem en fibrose had gevoeld. Tijdens deze eerste stagedag is er veel verteld over hun aanpak van de verschillende therapieën en welke therapieën het meest worden toegepast. Oedeemtherapie, littekentherapie en acne zijn de meest uitgevoerde behandelingen in deze praktijk. 2.1 Leerdoel: Het adviseren en voorlichten van patiënten over de behandeling die zij zullen ondergaan. Om dit leerdoel te behalen heb ik verschillende intakegesprekken afgenomen bij patiënten. Bij de nieuwe patiënten mocht ik het intakegesprek voeren onder begeleiding van mevrouw Leenen. De eerste keer was dit spannend en moest ik erg nadenken wat ik zou kunnen vragen. Dit was een patiënt die oedeem had in de buik door een darmoperatie. Deze patiënt was meteen erg emotioneel doordat ze waarschijnlijk niet lang meer te leven had, wat ik erg heftig vond. Toen mevrouw Leenen zag dat de patiënt het er erg moeilijk mee had heeft zij het van mij overgenomen. Even vond ik het lastig om op deze patiënt te reageren, maar wat je het beste kan doen is niet teveel nadenken over wat je zou kunnen zeggen maar gewoon je gevoel laten spreken. Het advies aan deze patiënt was om haar twee keer per week te behandelen door middel van manuele lymfdrainage. Ik heb haar uitgelegd wat manuele lymfdrainage doet en wat de resultaten van deze therapie zijn. Tevens heb ik haar wat adviezen gegeven voor thuis, zoals het niet overmatig belasten van het lichaam, luisteren naar het lichaam en oppassen met het stoten van het oedemateuze gebied. Dit kan namelijk wondjes veroorzaken en deze genezen zeer langzaam in oedemateus gebied. Naderhand heb ik samen met mevrouw Leenen besproken wat de volgende keer verbeterd kan worden. Hier kwam uit dat ik alles zelf moet onderzoeken en niet van de patiënt moet uitgaan wanneer zij zegt dat ze erg geen last van heeft. Tevens moest ik meer achtergrond informatie vragen om de medische geschiedenis te achterhalen. Denk hierbij aan andere operaties, medicatie in het verleden, waarom heeft de patiënt deze medicatie geslikt en verdere gezondheid. De tweede intake ging al iets gemakkelijker omdat ik de feedback van de eerste keer had meegenomen naar deze intake. Dit was een patiënt die een schouderoperatie heeft ondergaan. Een aantal maanden na de operatie was de rechterarm oedemateus geworden en ze begreep niet hoe dat kon. Wat bleek is dat het litteken op de schouder strengvorming had en dat daardoor de lymfe afvloed werd belemmerd. Door middel van het laten doen van bepaalde oefeningen kwam naar voren dat door het litteken een functiebeperking in de arm is ontstaan. Terwijl de patiënt van te voren aangaf dat zij de arm goed kon bewegen. Hieruit blijkt dat je als huidtherapeut eerst moet
onderzoeken en niet uit moet gaan van de interpretatie van de patiënt. Het advies voor deze mevrouw was om haar een keer per week te behandelen door middel van manuele lymfdrainage. Tevens heb ik haar oefeningen meegeven om de strengvorming in het litteken te verminderen. De feedback die ik bij deze intake heb gekregen is dat ik niet van de patiënt haar interpretatie mag uitgaan, maar er zelf als behandelaar achter moet komen. Een ander intakegesprek die ik heb gevoerd is met een meisje van 13 jaar oud die van haar over beharing af wilde. Dit meisje was erg onzeker daarover en had een gesloten persoonlijkheid. Ik benaderde haar door eerst even over “koetjes en kalfjes”te praten en daarna over te gaan op de klacht. Ik merkte dat dit voor mijn patiënt prettig was en dat zij zich op haar gemak voelde. Mijn advies voor deze patiënt was om de bovenlip te laseren. Ik heb haar uitgelegd hoe het apparaat werkt en hoe het komt dat daardoor de haren voor 90% niet meer terug komen. Een andere bijzonder intakegesprek wat ik mocht afnemen was een jongen die transgender is en in de beginperiode van zijn transformatie is. Deze jongen was erg onzeker en zijn moeder deed het woord. In het begin van het gesprek vielen er stiltes, maar na bijvoorbeeld te vragen of hij al nieuwe kleding had gekocht reageerde hij erg enthousiast en zag je hem opleven. Mijn advies voor deze patiënt was om de haren op de kaaklijn te behandelen met de laser. De feedback die ik kreeg na de laatste intake, was dat het al een stuk beter ging dan de andere keren. Zelf voelde ik dit ook zo. Mijn laatste afname van een intake was bij een vrouw die een mastectomie heeft ondergaan en daarna is bestraald op de betreffende borst. Hierdoor zijn allemaal kleine haarvaatjes zichtbaar. Dit vond zij storend met het dragen van een t-shirt met een lage hals. Dit gesprek verliep soepel en nadat alle vragen beantwoord waren was mijn advies om de adertjes te coaguleren. Dit leerdoel blijf ik lastig vinden dus ik zal dit leerdoel ook meenemen naar mijn volgende praktijkstages.
2.2 Leerdoel: De verschillende behandelingsmogelijkheden van oedeem leren. Vanaf dag één ben ik aan de slag gegaan met mijn leerdoel over Oedeem en de therapieën daarvan. Ik heb tot nu toe al erg veel verschillende vormen van oedeem gezien en behandeld zoals in het gelaat, aan de borst, de benen, armen, prostaat, en buik. In de praktijk waar ik stage loop wordt veel gebruik gemaakt van apparatuur ter ondersteuning van de manuele therapie (zie achtergrond informatie). Met geen van deze apparaten was ik bekend. Hier heb ik mij in verdiept, omdat ik dit erg interessant vond en de resultaten duidelijk zichtbaar waren na een aantal behandelingen. Nu heb ik al een aantal apparaten mogen gebruiken tijdens behandelingen. Bij de behandeling van verschillende oedemen heb ik de deep oscillation gebruikt, hierdoor wordt het behandelde weefsel grondig gemasseerd en stimuleert de afvloed van het vocht (oedeem). Tijdens de eerste paar stagedagen kreeg ik als feedback dat ik te stevig mijn manuele lymfdrainage toepas en dat dit in een beginstadium van oedeem pijnlijk kan zijn voor de patiënt. Mijn begeleidende huidtherapeute heeft mij laten voelen met welke kracht zij masseert. Deze feedback heb ik meteen meegenomen en ik krijg nu regelmatig te horen van patiënten dat ik prettig masseer. Dagelijks beoefen ik manuele lymfdrainage bij patiënten. Na drie weken mocht ik ook de “ongezonde” zijde behandelen en halverwege nam de huidtherapeute het dan van mij over. In deze praktijk heb ik een eigen agenda waarin patiënten gepland zijn die ik al vaker heb behandeld met manuele lymfdrainage onder begeleiding. Deze patiënten mag ik nu zonder begeleiding behandelen, dit vond ik op het begin wel spannend maar de patiënten reageerde goed op mij en vertelde mij dat het goed aanvoelde. Dit leerdoel is zeker behaald en heb erg veel geleerd tijdens deze stageperiode. Ik heb dit leerdoel behaald doordat de huidtherapeute waar ik op dat moment mee mocht lopen mij erg veel vertelde en uitlegde. Mevr. Leenen stelde tijdens het behandelen ook constant vragen aan mij waarom ik het op die manier doe en wat er precies gebeurt in het weefsel wanneer ik manuele lymfdrainage toepas. Waar ik mij niet bewust van was, was dat bij de vorming van oedeem een litteken de belemmering van het oedeem kon vergroten door de strengvorming van het litteken. En hieruit is een nieuw
leerdoel ontstaan welke ik niet in mijn stagewerkplan had verwerkt. Tevens heb ik in deze praktijk geleerd dat manuele lymfdrainage niet alleen een positieve uitwerking heeft op oedeem, maar ook bij wondverzorging, littekentherapie en acne wordt eerst manuele lymfdrainage toegepast. Dit heeft het een positieve werking op het afvoeren van afvalstoffen die bij wonden of acne voorkomen.
2.3 Leerdoel: De verschillende littekens en de therapieën daarvan leren. Op school hebben wij een stukje littekentherapie gehad door middel van oefenen op medestudenten. De littekens werden gevormd door een penstreep op een arm of been en hier hebben wij verschillende grepen op geleerd. Tijdens mijn eerste stagedag kwam er een mevrouw in de praktijk met een litteken op haar voet. Deze was ontstaan door een operatie aan de tenen en de littekens waren verkleeft op bepaalde plaatsen. Mevrouw Leenen vroeg of ik mijn littekentherapie op deze littekens wilde toepassen. Al snel wees zij mij erop dat ik niet het litteken aan het behandelen was maar het weefsel daarboven. Mevrouw Leenen vroeg meteen hoe ik het op school had geoefend en snapte daardoor waarom ik het litteken op deze manier behandelde. Nu heb ik geleerd hoe ik het litteken naar boven kan krijgen en zo wel het litteken op de juiste manier kan behandelen. Deze feedback heb ik bij iedere volgende littekenbehandeling toegepast. Bij de littekens van de verwijdering van de lymfklieren uit de oksels zie je vaak strengvorming die door kunnen lopen tot aan de elleboog. Dit heb ik ook een aantal keer gezien en behandeld. Wanneer de patiënt haar arm omhoog deed kwamen er 3 strengen naar boven die doorliepen tot de elleboog. Dit veroorzaakte functiebeperking van de arm bij de patiënt. Het doel van de behandeling is om deze strengen weg te masseren. Een aantal patiënten die komen wekelijks terug op de dagen dat ik stage loop en zo heb ik het verschil kunnen waarnemen van het beginstadium van het litteken tot een aantal behandelingen verder. Dit is erg interessant om te zien hoe het litteken vooruit gaat door middel van massage technieken en ondersteunende apparatuur. Een ander interessant litteken wat ik heb behandeld was van een mevrouw die een buikoperatie had ondergaan, maar kreeg daarbij een infectie en moest meerdere malen geopereerd worden. Dit litteken is ongeveer 40 cm lang en 20 cm breed en loopt verticaal over de buik heen. Dit litteken masseren we meest met zijn tweeën, allebei een kant. Het litteken is erg hard en verkleeft, het hoofddoel is om dit litteken soepel te krijgen. Dit willen bij behalen door de randen van het litteken de masseren, hierdoor wordt de doorbloeding gestimuleerd en de voedingstoestand van litteken verbeterd waardoor hij soepeler wordt. Bij dit litteken wordt ook regenmatig gebruik gemaakt van apparatuur om de manuele therapie te ondersteunen. Het ultrageluid apparaat wordt bijvoorbeeld regelmatig toegepast. Dit apparaat stimuleert de doorbloeding van de randen van het litteken en zo wordt de voedingstoestand van het omliggende weefsel van het litteken verbeterd en versoepeld het litteken op den duur. Littekens die ik erg veel behandel zijn de littekens op de borst en onder de oksel na een borstoperatie door borstkanker. Bij deze littekens zie je dat ze erg verkleeft zijn met het onderliggende weefsel. Dit is erg goed te zien wanneer de patiënt haar arm omhoog legt . Dan zie je de hele borst naar boven trekken. Ik heb ook een vrouwelijke patiënt mogen behandelen die in het verleden borstkanker heeft gehad en een borstbesparende operatie heeft ondergaan. Bij de “gezonde” borst is een borstverkleinende operatie toegepast, maar na de genezing van deze borst is het litteken naar binnen getrokken en heeft mevrouw een verminkte borst. Dit litteken moest ik los masseren, ze is al een aantal maanden onder behandeling en ziet wel vooruitgang.
2.4 Leerdoel: Behandelplan opstellen volgens het HMH Dit leerdoel kan ik ook behalen in deze huidtherapeutische praktijk. Alleen wordt dit onderdeel in deze praktijk samengevoegd met het afnemen van een intake. De intake is erg uitgebreid omdat de verzekeraars echt alles willen weten over de klacht en aandoening voordat zij iets willen vergoeden. Tijdens het intakegesprek wordt er meteen verteld aan de patiënt wat de mogelijkheden zouden zijn van de behandeling. (voor verdere informatie zie leerdoel adviseren en voorlichting geven over de behandeling die zij zullen ondergaan).
3. Mijn werkzaamheden in de Praktijk voor Huid- en Oedeemtherapie Leenen Mijn werkzaamheden in de Huidtherapeutische Praktijk te Helmond zijn voornamelijk manuele lymfdrainage op verschillende lichaamsgebieden, littekentherapie, elektrische epilatie en acne behandelingen. Ik heb een aantal eigen patiënten die bij mij komen voor elektrische epilatie in het gelaat. Deze patiënten komen wekelijks bij mij om behandeld te worden. En zo kan ik ook erg mooi zien wat het resultaat is geweest van de voorafgaande behandeling. Tevens heb ik een eigen agenda waar patiënten ingepland zijn die ik mag behandelen. Dit zijn o.a. patiënten voor littekentherapie, oedeemtherapie en acne behandelingen. Alle huidtherapeutische specialisaties heb ik kunnen beoefenen in deze Praktijk. Het enige wat ik weinig heb kunnen oefenen is camouflagetherapie, omdat er in deze periode toevallig geen patiënten voor zijn. Deze specialisatie zou ik in mijn vervolg stages willen beoefenen. Tijdens mijn stageperiode zijn er verschillende leveranciers van producten langs geweest om hun producten te promoten. Deze trainingen mocht ik ook bijwonen. De trainingen die ik heb mogen bijwonen zijn: - Varitex productinformatie. Dit is een fabrikant van steunkousen en een soort zwachtels die patiënten met behulp van klittenband heel gemakkelijk zelf aan kunnen doen. - Dermolin productinformatie. Dit is een verzorgingslijn voor mensen met een overgevoelige huid. De producten bevatten geen conserveringsmiddelen zoals parabenen, geen zeep, geen parfum, geen kleurstoffen en geen broom verbindingen of nikkel. - Anijsolie tegen decubitus. Deze olie bevorderd het doorbloeding van het behandelde gebied. Wordt aangeboden als olie tegen decubitus, maar kan ook gebruikt worden bij littekens, acne en huidveroudering. - Wondverbanden, Deze leverancier had een nieuw border verband ontwikkeld die dunner is dan de meeste verbanden. Deze verbandmiddelen kunnen goed van pas komen bij patiënten die net geopereerd zijn aan bijvoord de borsten. De hechtingen springen er regelmatig hechtingen los en komt er een geringe hoeveelheid vocht uit de wond. Dan is dit verband perfect. - Plie, een leverancier voor lingerie, die extra steun kan bieden aan de borsten na borstoperatie. In de praktijk worden ook borstprothesen aangeboden, ook hier krijg ik ruim de tijd om deze te bestuderen en te kijken welke verschillende soorten er zijn. Er is een mevrouw werkzaam binnen deze praktijk die hierin gespecialiseerd is. Ik heb een dag met haar mee mogen kijken hoe een borstprothese bij een patiënt wordt aangemeten.
4. evaluaties 4.1 Eind evaluatie Op vrijdag 10 juni 2011 is mevrouw Barten langs geweest voor een tussentijdse evaluatie. Ik was zeer enthousiast over mijn werkzaamheden in de praktijk. Mevrouw Leenen werd ook gevraagd om feedback te geven over mij als student. Zij was erg positief over mij en vind dat ik leergierig ben en dat ik op het niveau van 3e jaars student zit. Dit was een erg groot compliment. Ook vertelde ze mij dat ze respect had voor de reis die ik moet maken om stage te lopen. Ik zie dit echter niet als een probleem, omdat ik erg veel geleerd heb tot nu toe. Na de 13 gelopen stagedagen heb ik al veel geleerd en mijn leerdoelen behaald. Nu mijn stage is afgerond kijk ik terug op een zeer interessante en leerzame periode. Van te voren had ik een aantal leerdoelen vastgesteld, maar na een aantal stagedagen gelopen te hebben binnen deze praktijk heb ik voor mij zelf meer leerdoelen opgesteld. 4.2 Evaluatie begeleiding De begeleiding vanuit school vind ik goed, omdat er veel tijd aan wordt besteed en de betreffende leraren gemakkelijk te bereiken zijn via de mail. De begeleiding vanuit mijn stage adres vind ik ook erg goed, als ik met vragen zit nemen zij de tijd om deze te beantwoorden en wanneer iets onduidelijk is leggen zij dit aan mij uit. Hierdoor vind ik het niet eng om dingen te vragen, doordat zij hiervoor open staan. Ik heb met alle 5 de huidtherapeuten mee kunnen lopen om te zien ieder toch op zijn eigen manier behandeld. Van alle vijf de huidtherapeuten heb ik veel geleerd. 4.3 Evaluatie terugkomdagen De terugkomdagen verliepen in het begin erg lastig doordat iedereen het niet nuttig vond. Later zijn er opdrachten verzonnen om de lessen boeiender te maken. Dit heeft wel geholpen en ik vind het ook erg interessant om te horen wat mijn medestudenten op stage mogen/ moeten doen. 4.4 Evaluatie theorie- praktijk aansluiting Wat betreft de theorie-praktijk aansluiting vond ik dat ik met littekentherapie maar weinig wist. En ook totaal niet wist hoe een verkleeft litteken voelde en behandeld moest worden. Hier kan volgens mij tijdens de praktijklessen wel dieper op ingegaan worden. En ook over dat littekens strengvorming kunnen veroorzaken waardoor functiebeperking van de bijvoorbeeld ledematen kan ontstaan. 4.5. Eindanalyse Nu mijn huidtherapeutische stage is afgerond kan ik zeggen dat al mijn leerdoelen zijn behaald. Tevens heb ik de loop van de stageperiode meer leerdoelen opgesteld en deze zijn ook behaald. Deze periode is een zeer leerzame periode geweest en heb nooit spijt gehad van de reistijd die ik ervoor heb moeten afleggen.
5. Stage opdracht Deskundigheidsbevordering 1. Voorbereiding Een interventie die ik regelmatig uitvoer op mijn huidtherapeutische stage is oedeemtherapie, deze interventie zal ik ook gaan gebruiken in mijn literatuurstudie. De specifieke activiteit waar ik mij in wil verdiepen is manuele lymfdrainage. 2. Literatuurstudie Voor de artikelen verwijs ik u naar de bijlage.
3. Verslag Ik heb voor deze interventie gekozen, omdat deze 60% van dag werd uitgeoefend. Tijdens mijn stageperiode heb ik veel geleerd over manuele lymfdrainage vandaar dat ik het erg leuk vind om er een literatuurstudie over te doen. Ik heb voor deze artikelen gekozen, omdat er richtlijnen staan beschreven in de artikelen. Ik vond het erg interessant om na te gaan of de richtlijnen daadwerkelijk in de praktijk ook serieus worden genomen. Dit zal later in mijn conclusie blijken. In artikel 1 staat eerst een stukje beschreven over wat lymfoedeem precies is en waardoor het kan ontstaan. Verder staat er in dit artikel een klein stukje beschreven over de manuele lymfdrainage en dat het effect van deze behandeling tot op heden nog niet wetenschappelijk is bewezen is. Dit vind ik echter best vreemd, omdat ik tijdens mijn stage duidelijk heb gezien dat wanneer de behandeling een week wordt overgeslagen, het arm of been weer zichtbaar dikker is van het vocht. En dit was bij alle patiënten duidelijk te zien. Patiënten gaven ook aan dat wanneer ze voor manuele lymfdrainage geweest waren de klachten weer een aantal dagen verminderd waren. In dit artikel komt tevens naar voren dat er als aanvulling van de therapie een therapeutisch elastische kous gedragen moet worden mits dit mogelijk is. In de praktijk waar ik stage heb gelopen adviseren zijn gemiddeld twee keer per week manuele lymfdrainage te ondergaan en daarbij een therapeutisch elastische kous te dragen. In artikel 2 wordt eerst verteld wat lymfoedeem is en hoe het is ontstaan. Het artikel is geschreven door een fysiotherapeut en een internist – oncoloog. In het artikel staat ook beschreven hoe vaak lymfoedeem voorkomt na bijvoorbeeld een okselklier dissectie. De aantallen zijn aanzienlijk hoog. Er staat niet in het artikel beschreven hoe lymfoedeem tegengegaan kan worden voordat het überhaupt ontstaat. In het stuk over manuele lymfdrainage staat dat het voor alle stadia van lymfoedeem geschikt is en dat deze therapie de weefseldruk verhoogd en het weefsel stimuleert. Wel zijn er een aantal contra-indicaties vermeld namelijk infecties en cadiaal oedeem, metastasen, en recidief tumor. De opmerkingen die in het artikel worden gemaakt zijn: - De methode snel resultaat geeft, maar geen blijvend resultaat - Het oedeem van de romp en genitalien verergert soms - Alleen werkzaam in combinatie met zwachtels en of therapeutisch elastische kousen. In dit artikel staat een stukje waarin staat dat manuele lymfdrainage een rustgevend en ontspannend effect heeft en dat deze behandeling daardoor ook in de laatste levensfase van een patiënt heel erg waardevol kan zijn. Verder staan er in het artikel andere behandelmogelijkheden van lymfoedeem beschreven.
In artikel 3 staat beschreven dat de therapie van lymfoedeem uit 5 delen bestaat ( manuele lymfdrainage, compressietherapie, lymf evaluatie, oefeningen en huidverzorging). Een van die onderdelen is manuele lymfdrainage. Er staat dat manuele lymfdrainage een zachte en ritmische massage is die de zwelling doet terugnemen. En het vocht wordt teruggebracht in het circulatiesysteem van de lymfvaten. Verder staat er beschreven dat manuele lymfdrainage een specialistische behandeling is die niet te hard uitgevoerd mag worden, want dan kunnen er weefsels beschadigen. Er is weinig bewijs dat manuele lymfdrainage de therapie ondersteunt bij het dragen van een compressiemiddel. Volgens dit artikel wordt de manuele lymfdrainage vooral geadviseerd en toegepast bij patiënten die palliatieve zorg krijgen. Maar ook bij lichaamsdelen waar enige vorm van compressie moeilijk is, denk hierbij aan oedeem bij de borsten, genitaliën, hoofd en nekgedeelte. Na dit onderzoek zijn er 742 overlevende van kanker gevraagd of zij voldoende zijn geïnformeerd over de therapieën voor lymfoedeem. Hieruit kwam naar voren dat er maar weinig informatie beschikbaar is over de therapieën van lymfoedeem. De bevindingen die ik heb gedaan in de artikelen wijken soms iets af van hoe ik het in de praktijk heb geleerd. Een voorbeeld is dat een infectie als contra-indicatie wordt benoemd en op school hebben wij dit ook zo geleerd, maar in de praktijk waar ik heb stage gelopen zien zij dit anders. De manuele lymfdrainage wordt juist toegepast op infecties door het weefsel te stimuleren en daardoor wordt de voedingstoestand verbeterd van de infectie bijvoorbeeld bij wondroos waardoor de genezing zal versnellen. Een andere aandoening waarbij zij manuele lymfdrainage toepassen is bij acne, om de zelfde reden als hierboven vermeld. Ik vond ik op het begin erg tegenstrijdig, omdat wij op school juist leren dat een infectie bij het behandeld gebied niet behandeld mag worden. Om een voorbeeld te noemen van het bovenstaande, er kwam in mijn stage instelling een man die wondroos had en deze had erg veel baad bij de wekelijkse behandeling door middel van manuele lymfdrainage. Zijn wonden zijn nu helemaal dicht. Ik heb dit iedere week mogen bekijken en mogen behandelen. Ik vind het jammer dat er niet beschreven staat dat wanneer de patiënt is geopereerd en de wond gesloten is er meteen kan worden begonnen met het toepassen van manuele lymfdrainage. Vaak worden patiënten pas doorgestuurd wanneer het arm, been, borst of gelaat al gezwollen is. Het oedeem is dan veel lastiger terug te dringen. Wat betreft het stukje dat manuele lymfdrainage erg ontspannend en rustgevend kan werken, daar ben ik het erg mee eens. Tijdens mijn stage heb ik verschillende patiënten mogen behandelen die nog maar kort te leven hadden en vonden het heerlijk om even te ontspannen. Zoals in het laatste artikel vermeld staat, dat manuele lymfdrainage het meest wordt toegepast bij lichaamsdelen waarbij geen compressie therapie toegepast kan worden geldt ook zeker in de praktijk. In de praktijk waar ik stage heb gelopen werd mld voornamelijk toegepast op de borsten en het gelaat. Mijn conclusie van de bevindingen uit de artikelen is dat ik het erg jammer vind dat de effecten van manuele lymfdrainage niet wetenschappelijk bewezen zijn. Ik denk dat er met bepaalde onderzoeken wel een wetenschappelijk bewijs naar boven komt. Zelf heb ik ervaren in de praktijk waar ik stage heb gelopen dat patiënten erg veel baad hebben bij manuele lymfdrainage en zij niet zonder deze therapie kunnen. Na deze artikelen gelezen te hebben kom ik tot de conclusie dat mijn stage instelling zich aan de richtlijnen van manuele lymfdrainage houd. Bronvermelding: - Damstra, R.J 2003. CBO richtlijnen Lymfoedeem. Geraadpleegd op 30 juni 2011, www.ntvg.nl - Poage, E 2011. Clinical journal of oncology nursing volume 12 number 6. Geraadpleegd op 30 juni 2011.
-
Verdonk, H.P.M Fysiotherapeut 2005. Richtlijn Lymfoedeem. Geraadpleegd op 30 juni 2011, www.oncoline.nl
6. Achtergrond informatie De zorginstelling heet Pieter van Foreest en de Naaldhorst is een vestiging hiervan. Het is een verpleegtehuis dat al meer dan 30 jaar bestaat. Binnen de Naaldhorst zijn verschillende afdelingen. Enkele voorbeelden van afdelingen: Klaproos = Somatische (chronische) zorg Margriet = Revalidatie zorg Korenbloem = gesloten afdeling, chronische zorg Goudsbloem = Gesloten afdeling, chronische zorg Anemoon = gesloten afdeling, chronische zorg Dagopname In de Naaldhorst van verschillende disciplines gevestigd om de bewoners zo goed mogelijk te ondersteunen tijdens het behandelproces. Enkele disciplines binnen de Naaldhorst zijn: - Fysiotherapeut - Ergotherapeut - Gespecialiseerde artsen voor ouderen - Psycholoog - verpleegkundige Ik heb gedurende een periode van 15 werkdagen meegelopen op de Margriet, de afdeling voor revalidatie. Mensen komen op deze afdeling terecht na bijvoorbeeld amputaties als gevolg van diabetes, operatie aan de heup of andere operaties en na het doormaken van een CVA. Het uitgangspunt van deze afdeling is dat de bewoners ongeveer drie maanden verblijven op de revalidatie afdeling en dan terug naar huis, of een andere vaste woonplaats gaan. Dit is echter niet altijd haalbaar, maar wordt wel naar gestreefd. 7. Beschrijving verschillende leerdoelen 7.1 Leerdoel : Gedurende de stageperiode verschillende wonden behandelen. Mijn leerdoel hier was het ondervinden hoe de wonden binnen dit verpleeghuis worden behandeld. De wonden die voornamelijk voorkomen bij de bewoners van de Naaldhorst zijn decubitis wonden na het doorliggen, operatie wonden en transplantatie wonden. Tijdens mijn sollicitatiegesprek met de praktijkopleider leek het haar leerzaam voor mij om met de arts mee te lopen tijdens de wekelijkse wondenronde. Deze is iedere dinsdag ochtend. Ik heb mijn stagedagen daarop aangepast om zo meer te kunnen leren wat betreft wondverzorging. Er zijn twee artsen werkzaam binnen de Naaldhorst en met beide artsen was er de mogelijkheid om mee te lopen. Wanneer ik met de arts meeliep mocht ik haar assisteren met het zorgplan voor de wonden. En alle wonden werden bekeken en beoordeeld op de gehele afdeling. Ik heb veel verschillende wonden gezien zoals: Een mevrouw die een ongeluk heeft gehad, haar benen waren op de schenen helemaal open. In haar andere onderbeen was een pen gezet welke aan de onderkant van de voet uitstak. Deze wonden heb ik vanaf het begin iedere week bekeken en zo was goed te zien wat de vorderingen waren van de wonden. Doordat mevrouw immobiel was geworden door de breuken in haar benen kwam er een doorligwond op de kuit bij. Dit was een zeer geurende wond en dit vond ik ook erg interessant om mee te maken, omdat er op school alleen maar over gesproken is en ik mij hier niets bij kon voorstellen. Hiervoor is mevrouw ook opgenomen geweest in het ziekenhuis om deze te opereren. Tijdens de wondbehandelingen van deze mevrouw mocht ik de
wondverpleegkundige assisteren met het verzorgen van de wonden.
Andere wonden die ik heb gezien zijn: - Een wond aan de anus na een stomaplaatsing - Een stootwond aan de hand die is gaan ontsteken - Doorligwond aan de enkels door het in bed liggen - Wondjes als gevolg van beenprothesen - Smetwonden in de borst- en buikplooi - Diepe fistel na een buikoperatie Na een aantal keer mee te hebben gelopen met de verpleegkundigen wist ik wat bij iedere patiënt gedaan moest worden wat betreft wondverzorging. Dit staat ook beschreven in een map specifiek voor de wondverzorging. Ik heb de verpleegkundigen mogen assisteren met het verzorgen van bovenstaande wonden. Dit vond ik erg leerzaam en interessant, omdat ik nog nooit een echte wond had behandeld. 7.2 Leerdoel : Hoe is de multidisciplinaire samenwerking binnen de Naaldhorst Dit vond ik een erg interessant leerdoel, omdat er goed moet worden samengewerkt tussen de disciplines om de behandeling van de bewoners tot een zo goed mogelijk resultaat te brengen. Zoals ik al heb gemeld in de achtergrond informatie zijn er verschillende disciplines gevestigd binnen de Naaldhorst. Om dit leerdoel te kunnen behalen heb ik een MDO (multidisciplinair overleg) bijgewoond. Dit is een vergadering met de Behandelende arts, ergotherapeut, fysiotherapeut en de verzorgende. Per MDO worden verschillende bewoners besproken. Er werd dan een patiënt uitgelicht en iedere discipline benoemde zijn of haar ervaringen met deze patiënt. Zo kwam naar voren wat de vorderingen waren. Een voorbeeld is dat de fysiotherapeut aan de verzorgende vraagt hoe een patiënt een transfer uitvoert en wat de verzorgende eraan kan doen om dit zo soepel mogelijk te laten verlopen. Tevens heb ik ook met een arts meegelopen die specifiek een ronde liep voor de wonden van de patiënten. 8. Mijn werkzaamheden binnen verpleegtehuis de Naaldhorst Tijdens mijn sollicitatie gesprek is aan mij gevraagd of ik ook mee wil draaien in de zorg, dus dat wil zeggen helpen met het wassen en aankleden van de bewoners. Ik heb aangegeven dat ik dit geen probleem vind. Mijn stagedag begint om 7.00 uur s’ochtends er wordt dan eerst koffie of thee gedronken om de dag te beginnen. Om kwart over 7 worden de rapportages van de patiënten besproken. En de nachtdienst draagt de dienst over naar de dagdienst. Tijdens mijn eerste stagedagen heb ik voornamelijk meegelopen met mijn stagebegeleidster, omdat ik niet eerder in de ouderenzorg heb gewerkt. In het begin moest ik best wennen, omdat sommige mensen niet veel meer zelf kunnen. De dag begon met het wassen en aankleden van de bewoners. Na een aantal keer meekijken heb ik mijn stagebegeleidster geholpen met het wassen en aankleden we deden dan samen een bewoner. Dan leer dat er speciale trucjes zijn voor het vergemakkelijken van het wassen. Mijn stagebegeleidster ging tijdens mijn stageperiode ook op vakantie en wanneer zij terug zou zijn zou ik zelfstandig kunnen wassen. Dat hadden wij in een tussentijds gesprek afgesproken. In die tijd ben ik steeds met verschillende verzorgers meegelopen. Er is op iedere kamer een map aanwezig waarin staat wat iedere bewoner zelf kan wat betreft het wassen en aankleden. Bijvoorbeeld dat de bewoner de bovenkant zelfstandig kunnen wassen en
aankleden of dat de patiënt helemaal geholpen moet worden met het wassen en aankleden. Door hierin te kijken weet je precies wat je kan doen bij iedere bewoner. Ik ben begonnen met het zelfstandig wassen van patiënten die cognitief nog in orde zijn en nog mee kunnen werken. De mensen konden mij inmiddels al een beetje doordat ik ben meegelopen met de begeleidsters dus vonden de bewoners het geen probleem dat ik ging helpen met verzorgen. Ik heb nu ook versschillende bewoners geholpen die cognitief wat minder in orde zijn. Je merkt dat ze je minder goed begrijpen en dat alles wat meer moeite kost. Een andere werkzaamheid tijdens mijn stage in de Naaldhorst is het delen van eten aan de bewoners. De bewoners vullen een dag van te voren een menu in en dit krijgen zij om 13.00 uur. Tijdens de lunch worden de medicijnen rondgedeeld door de verpleegkundige. Er zijn tevens verschillende hulpmiddelen om patiënten de transfers te laten maken naar het toilet of naar het bed. De hulpmiddelen die gebruikt worden in de Naaldhorst zijn: De Bea, dit is een karretje waar mensen op kunnen gaan staan en zo kunnen de verzorgers diegene verplaatsten naar de gewenste plaats. Dit hulpmiddel wordt gebruikt bij bijvoorbeeld een breuk aan een been of wanneer de patient niet goed te been is. De James, dit is een lift waarbij mensen nog wel kunnen staan maar die omhoog gehesen worden door middel van een band onder de oksels. De eerste paar keer heb ik mijn begeleider geobserveerd hoe de apparaten werken en naderhand heb ik de hulpmiddelen zelf gebruikt. Ik heb tijdens mijn stageperiode meegelopen met een arts die gespecialiseerd is in ouderen. Deze arts was er iedere Dinsdag morgen en loopt dan alle wonden na van de patiënten. De arts vertelde mij veel over de verschillende wondverbandmiddelen die er binnen de Naaldhorst aanwezig zijn. Hieruit blijkt dat de wondbehandelingen binnen de naaldhorst redelijk overeenkomen met de richtlijnen van wondverzorging die wij op school hebben geleerd. Ik vond het erg leerzaam om met de artsen mee te lopen en heb nu verschillende wonden kunnen zien en behandelen onder begeleiding.
9. evaluaties 9.1 evaluatie begeleiding De begeleiding vanuit de Naaldhorst vind ik erg goed, omdat je niet aan je lot wordt overgelaten en er begrip wordt getoond wanneer ik aangeef iets liever niet te willen doen, bijvoorbeeld het ophalen van po’s met ontlasting omdat ik dit niet gewend ben. Verder vond ik dat ik in een hecht team terecht kwam en ik voelde mij binnen dit team erg op mijn gemak. 9.2 evaluatie terugkomdagen De terugkomdagen verliepen in het begin erg lastig doordat iedereen het niet nuttig vond. Later zijn er opdrachten verzonnen om de lessen boeiender te maken. Dit heeft wel geholpen en ik vind het ook erg interessant om te horen wat mijn medestudenten op stage mogen/ moeten doen. 9.3 evaluatie theorie- praktijk aansluiting Ik vond dat de theorie wat betreft wondverzorging wel overeen kwam met de richtlijnen die wij op school hebben geleerd.
9.4 Eindanalyse Voordat ik hier stage ging lopen wist ik niet goed wat ik kon verwachten en liet het op mij af komen. Nu mijn stageperiode erop zit kijk ik terug op een periode waar ik erg veel respect heb gekregen voor de verzorgers van de Naaldhorst. Ze zijn zo lief voor de bewoners en je ziet dat dit erg belangrijk is voor de patiënten, omdat ze het vreselijk vinden om niet meer zelfstandig te zijn. Ik heb erg veel indrukken op gedaan. Ik heb ook zeker veel geleerd van deze stage, ten eerste door het wekelijks meelopen met de arts door middel van de wonden ronde. Maar ik heb ook geleerd hoe je met ouderen om moet gaan en hoe je met dementerende mensen om kan gaan. Ik heb het als een interessante leerperiode ervaren.
10. Bijlage 10.1 Artikel 1 http://www.ntvg.nl/publicatie/cbo-richtlijn-39lymfoedeem39/volledig Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:648-52 Richtlijnen CBO-richtlijn 'Lymfoedeem' R.J. Damstra en C.J.E. Kaandorp - Lymfoedeem is een symptoom van weefselvochtophoping dat ontstaat als gevolg van een ontoereikend lymfafvloedsysteem. De verminderde afvloed kan berusten op een aangeboren of een verworven aandoening, zoals na een behandeling wegens borstkanker. - Vroege diagnostiek van een gezwollen extremiteit en adequate behandeling zijn belangrijk, omdat anders irreversibele weefselveranderingen kunnen optreden. - Anamnese en lichamelijk onderzoek vormen de hoeksteen in het diagnostisch traject. Met lymfoscintigrafie wordt aanvullende informatie verkregen over de functie van het lymfsysteem. - Voorlichting, begeleiding, advies over preventieve maatregelen en zelfzorg zijn belangrijk voor alle patiënten met (risico op) lymfoedeem. - Een behandeling voor lymfoedeem moet op de patiënt worden afgestemd en kan bestaan uit diverse therapeutische mogelijkheden, waaronder manuele lymfdrainage. Een behandeling wordt afgesloten met een therapeutische elastische kous. Lymfchirurgie dient alleen op strikte indicatie en geprotocolleerd te worden verricht in een multidisciplinaire setting, met een lange follow-up. - Lymfoedeem is een aandoening die bij veel medische disciplines voorkomt. Op grond van gedegen kennis van diagnostiek en behandeling wordt een behandelplan opgesteld, met gerichte doorverwijzing naar paramedici. Omdat de aandoening chronisch is, is langdurige follow-up nodig. Gezien de complexiteit van lymfoedeem wordt geadviseerd lokale lymfoedeemprotocollen te ontwikkelen. Lymfoedeem, een aandoening die wordt veroorzaakt door het niet goed functioneren van het lymfsysteem in een of meer gebieden van het lichaam, betekent voor de patiënt verlies van kwaliteit van leven door zwelling, stuwinggevoel, moeheid en tinteling. Om uniformiteit in (vroeg)diagnostiek, behandeling, effectmeting en follow-up te verkrijgen, werd een richtlijn ontwikkeld door vertegenwoordigers van de betrokken medisch-wetenschappelijke verenigingen en andere instellingen (zowel paramedische als verpleegkundige verenigingen en patiëntenorganisaties), met ondersteuning door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO.1 Hierbij werden de gebruikelijke procedures voor richtlijnontwikkeling gevolgd.2 In dit artikel vatten wij de richtlijn samen. Voor alle nuances en overwegingen die tot een bepaald advies hebben geleid, verwijzen wij naar de richtlijn.1 (patho)fysiologie en epidemiologie Lymfoedeem is een verstoring van het dynamisch evenwicht van de hoeveelheid vocht in het interstitium waarbij de afvloed tekortschiet. Er is een klinisch continuüm, waarvan de laatste, irreversibele fase de bekendste is, die van zogenaamd ‘non-pitting’-oedeem (er is geen nablijvend kuiltje in de huid te drukken). Geringe, reversibele zwelling (met ‘pitting’-oedeem) kan een eerste
teken zijn van een decompenserend lymfafvloedsysteem.3 In de latere fase van lymfoedeem ontstaat er cumulatie van eiwit in het interstitium, waardoor fibrosering optreedt. Nonpittingoedeem wijst op lymfoedeem, maar pittingoedeem sluit lymfoedeem niet uit. Bij de etiologische indeling spreekt men van ‘primair’ en ‘secundair’ lymfoedeem. De term ‘flebolymfoedeem’ wordt gebruikt wanneer door flebologische afwijkingen een langdurige overbelasting van het lymfafvloedsysteem ontstaat, dat op den duur insufficiënt wordt. Zogenaamd lipoedeem (eigenlijk ‘lipohypertrofie’) wordt in de praktijk wel met lymfoedeem verward, maar moet hiervan onderscheiden worden.4 De prevalentie van lymfoedeem na borstkankerbehandeling is 13-43, afhankelijk van de aard van de therapie en de gekozen methode om lymfoedeem vast te stellen.2 In een recente studie onder 303 patiënten met borstkanker die alleen een schildwachtklierprocedure hadden ondergaan, ontstond lymfoedeem bij 3 van de patiënten.5 De prevalentie van lymfoedeem na urologische en gynaecologische oncologische ingrepen is 20-60, afhankelijk van bijkomende lymfadenectomie en radiotherapie.2 Diagnostiek Voor de diagnose ‘lymfoedeem’ vormen de anamnese en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek de basis. Als aanvullende diagnostiek kan lymfoscintigrafie een functionele afbeelding geven van het lymfsysteem. Met semikwantitatieve analyse van het scintigram wordt een indruk verkregen van de lymftransportcapaciteit van de onderzochte extremiteit. Lymfoscintigrafie is vooral geïndiceerd indien na voorgaand onderzoek onduidelijkheid bestaat over de aard van het oedeem of de klachten. Voor de interpretatie van scintigrafisch onderzoek beveelt de werkgroep een gestandaardiseerd onderzoeksprotocol aan. vroege diagnostiek Op basis van kleine, retrospectieve onderzoeken zijn er aanwijzingen dat vroegtijdige behandeling van lymfoedeem, wanneer de volumetoename gering is, het uiteindelijke resultaat van een behandeling gunstig beïnvloedt.6 Daarnaast is de ervaring in de werkgroep dat er in een vroege fase minder irreversibele fibrosering bestaat. Vroege diagnostiek van lymfoedeem in de eerste lijn betekent extra alertheid van de huisarts bij patiënten na een erysipelas of met een flebologische aandoening. Een voorstel voor actieve screening in de tweede lijn bij patiënten die zijn behandeld wegens borstkanker of die een uitgebreide urologische of gynaecologische oncologische behandeling hebben ondergaan, is weergegeven in figuur 1. Voor de armen is een afkapwaarde van 10 volumeverandering ten opzichte van de contralaterale niet-aangedane zijde of de preoperatieve uitgangswaarde een goede maat voor de diagnostiek van lymfoedeem, hoewel lymfoedeem ook bij kleinere verschillen kan bestaan.7 trend- en effectmeting Objectieve meting van de volumeverandering van de aangedane extremiteit en vergelijking met de gezonde zijde zijn noodzakelijk om een goede indruk te krijgen van de volumeverandering en daarmee van het ontstaan van lymfoedeem.8 Met volumetrie wordt het volume van een lichaamsdeel direct gemeten of indirect door een formule berekend. Om het werkelijke volume van een extremiteit te bepalen is de waterverplaatsingsmethode de gouden standaard.9 Ook het volume van handen en voeten kan hiermee worden bepaald. De methode is echter arbeidsintensief en in de praktijk niet makkelijk toepasbaar. Andere meetmethoden, die in de praktijk makkelijker zijn uit te voeren, zijn omtrek-, oppervlakte- en gecalculeerde volumemeting. Omtrekmetingen zijn praktisch toepasbaar, mits uitgevoerd volgens
een goed beschreven meetprotocol. De voorkeur gaat uit naar omtrekmetingen op 4 punten (Herpertz-methode), waarmee percentuele volumeveranderingen kunnen worden berekend uit metingen aan de aangedane en de niet-aangedane zijde.10 De uitvoering van deze methode wordt in de richtlijn beschreven.1 Een andere geschikte methode is die van Kuhnke (zogenaamde 4-cmmethode).11 12 Opto-elektronische meting lijkt een betrouwbare en eenvoudige methode om het beenvolume vast te leggen. Voor armen is de methode niet gevalideerd en zwelling van handen en voeten kan er niet mee worden vastgesteld.13 Men kan volumeverandering vaststellen voor de vroege diagnostiek van lymfoedeem door herhaalde metingen in de follow-up bij risicopatiënten. Ook geeft volumemeting een objectieve maat van het effect van een behandelprogramma. begeleiding en behandeling, Informatie en voorlichting. Lymfoedeem grijpt sterk in op het psychosociale functioneren van een patiënt. Daarom vormen preventie en voorlichting essentiële aspecten bij de begeleiding van patiënten met (risico op) lymfoedeem. Aspecten als herkenning van vroege symptomen van lymfoedeem,14 advies over hulpmiddelen, huidverzorging, lichaamsgewicht en de balans tussen belasting en belastbaarheid zijn hierbij belangrijk.15 Behalve voor professionele begeleiding is er een belangrijke rol weggelegd voor patiëntenverenigingen. Door de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) is een project opgezet waarbij patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars een aandachtspuntenlijst voor de patiënt en een communicatierichtlijn voor de arts hebben opgesteld.1 Tenslotte vormt het internet in toenemende mate een bron van informatie voor de patiënten en hulpverleners (Nederlands Lymfoedeem Netwerk: www.lymfoedeem.nl). Niet-operatieve behandeling. De niet-operatieve therapiemogelijkheden zijn voornamelijk gericht op het terugdringen van het oedeem, het herstellen van de functie van een extremiteit en het wegnemen van de klachten. Er bestaan diverse behandelmethoden. Voor geen hiervan is de effectiviteit wetenschappelijk bewezen. In de praktijk is compressietherapie met bandages, al dan niet in combinatie met daaraan voorafgaande manuele lymfdrainage, de belangrijkste therapievorm. Manuele lymfdrainage bestaat uit specifieke, langzame bewegingen en handgrepen die de lymfafvloed stimuleren. Bij flebolymfoedeem bestaat geen primaire indicatie voor manuele lymfdrainage, omdat de lymfafvloed al maximaal is. Compressietherapie is dan het belangrijkst. Fysiotherapie, ademhalingsoefeningen en oefentherapie zijn geïndiceerd om de functie van het houdings- en bewegingsapparaat en de lymfafvloed te verbeteren. Elke lymfoedeembehandeling wordt afgesloten met een therapeutische elastische kous. Deze wordt voorgeschreven en aangemeten door een ter zake kundige en regelmatig gecontroleerd. In principe moet men levenslang een therapeutische elastische kous gebruiken.16 De voorkeur gaat uit naar vlakbreikousen met een hoge elasticiteitscoëfficiënt en weinig lengterek. Bij lymfoedeem aan de benen gaat de voorkeur uit naar een kous van klasse III (een druk van 35-45 mmHg) en soms van klasse IV (> 45 mmHg) en bij armlymfoedeem naar een kous met een druk van tenminste 15 mmHg.17 Medicamenteuze behandeling.
Bij primair lymfoedeem hebben farmaca geen waarde. Bij de behandeling van secundair lymfoedeem na een mastectomie is het gebruik van coumarine niet effectief gebleken.18 Van rutoside of diosmine-hesperidine (niet geregistreerd in Nederland) is bij secundair lymfoedeem geen klinisch relevant effect vastgesteld.19 Operatieve behandeling. Mondiaal gezien wordt lymfchirurgie (lymfoveneuze shunts, lipolymfosuctie) op geringe schaal toegepast met wisselend resultaat.20 Lipolymfosuctie heeft een plaats bij gefibroseerd lymfoedeem met functionele stoornissen, waarbij de patiënt nadien levenslang een therapeutische elastische kous moet dragen.21 De werkgroep adviseert lymfchirurgie alleen te overwegen als adequate, maximale niet-operatieve behandeling na 12 weken objectief en subjectief geen resultaat geeft. Lymfchirurgie dient geprotocolleerd plaats te vinden binnen een multidisciplinaire setting en met langdurige controle. follow-up en organisatie van zorg Vroege diagnostiek en follow-up. Voor een goede uitvoering van een lymfoedeemrichtlijn moeten werkafspraken worden gemaakt voor alle aspecten rond lymfoedeem, zoals voorlichting, trend- en effectmeting van het volume, behandeling en follow-up. Een gerichte controle op het ontstaan van lymfoedeem kan worden gekoppeld aan de regelmatige oncologische controles of aan de gebruikelijke controles rond de aanmeting van een therapeutische elastische kous. De werkgroep is van mening dat de adviezen in de richtlijn grotendeels van toepassing zijn op alle vormen van lymfoedeem. Organisatie van zorg. De diagnose ‘lymfoedeem’ wordt door een arts gesteld, waarna een gericht behandelplan wordt opgesteld. Lymfoedeem wordt in allerlei medische disciplines gezien. Het verdient aanbeveling lymfoedeemnetwerken op te zetten waarin medici en paramedici nauw samenwerken om een behandelplan op te zetten en uit te voeren. Een en ander kan plaatsvinden met een multidisciplinair lymfoedeemspreekuur, waarbij een protocolhouder (dat is een arts) met deskundigheid op meerdere terreinen de procesbewaking uitvoert. Een stroomdiagram voor lymfologische zorg is weergegeven in figuur 2. Nazorg. Omdat lymfoedeem een chronische aandoening is, zijn langdurige behandeling en controle belangrijk. In een stabiele onderhoudsfase kan de behandeling bestaan uit het dragen van een therapeutische elastische kous die volgens protocol wordt gecontroleerd en vervangen. Tijdens deze nazorg vindt effectmeting plaats, waarbij een volumeverandering kan worden gerapporteerd aan de behandelend arts, zodat deze eventuele aanvullende therapie kan voorschrijven. Tijdens de followup wordt behalve over effectmeting informatie gegeven over preventie en huidverzorging, hulpmiddelen en zelfbehandeling. Een programma voor zelfmanagement kan de zelfstandigheid van patiënten vergroten en hun leren een eigen bijdrage te leveren aan het onder controle houden van het lymfoedeem.22 De leden van de werkgroep waren: R.J.Damstra, dermatoloog (voorzitter), Drachten; H.J.H.in den Bosch, fysiotherapeut-bewegingswetenschapper, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (CBO) (secretaris); C.J.E.Kaandorp, arts, CBO (plaatsvervangend secretaris); J.Bonnema, chirurg,
Leiden; W.V.Dolsma, radiotherapeut-oncoloog, Groningen; I.J.W.M.Gerhardt-Dijkshoorn, huid- en oedeemtherapeut, Den Haag; K.W.Havesman, patiëntenvertegenwoordiger en bestuurslid Stichting Werkgroep Lymfoedeem, Heerenveen; J.Huizinga, verpleegkundige, Groningen; A.E.de Kuijer, patiëntenvertegenwoordiger en bestuurslid Borstkanker Vereniging Nederland, Utrecht; L.Nieuborg, chirurg, Maastricht; M.J.Nooitgedacht-de Haas, nucleair-geneeskundige, Amersfoort; J.S.Rietman, revalidatiearts, Groningen; C.C.D.van der Rijt, internist-oncoloog, Rotterdam; M.Schinkelshoek, fysiotherapeut, Almere; G.Severs-Holman, verpleegkundig consulent oncologie, Drachten; J.B.Storm van Leeuwen, plastisch chirurg, Zwolle; E.A.Sijmons, gynaecoloog, Utrecht; J.C.J.M. Veraart, dermatoloog, Maastricht; H.P.M.Verdonk, fysiotherapeut, Utrecht; M.M.Versluijs, programmamedewerker Kwaliteit en Zorg Innovatie, Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie, Utrecht; A.P.van der Wind, compressiespecialist, Heemstede; G.R.Wolthuis†, huisarts, Wijnjewoude; F.O. Wouda, bestuurslid Orthobanda, Delft. P.J.M.Kil, uroloog, was betrokken namens de Nederlandse Vereniging voor Urologie. De CBO-richtlijn ‘Lymfoedeem’ is te bestellen bij Van Zuiden Communications, Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn. Belangenconflict: geen Gezondheidszorg CBO.
gemeld.
Financiële
ondersteuning:
Kwaliteitsinstituut
voor
de
Aanvaard op 02 October 2002 Namens de werkgroep waarvan de leden aan het eind van dit artikel staan vermeld. Ziekenhuis Nij Smellinghe, afd. Dermatologie en Flebologie, Drachten. R.J.Damstra, dermatoloog. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Postbus 20.064, 3502 LB Utrecht. Mw.dr.C.J.E.Kaandorp, arts. Correspondentieadres: mw.dr.C.J.E.Kaandorp (
[email protected]).
Literatuur 1. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Richtlijnlymfoedeem. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications; 2002. 2. Everdingen JJE van. Van consensus naar CBO-richtlijn.Ned Tijdschr Geneeskd1999;143:20869. 3. Damstra RJ, redacteur. Lymfoedeem in de praktijk.Drachten: Stichting Lymfologie Centrum Noord Nederland; 2000. 4. Strossenreuther RHK. Lipödem und Cellulites, sowieandere Erkrankungen des Fettgewebes. Keulen: Viavital; 2001. 5. Sener SF, Winchester DJ, Martz CH, Feldman JL, CavanaughJA, Winchester DP, et al. Lymphedema after sentinel lymphadenectomy forbreast carcinoma. Cancer 2001;92:748-52. 6. Ramos SM, O'Donnell LS, Knight G. Edema volume, nottiming, is the key to success in lymphedema treatment. Am J Surg1999;178:311-5. 7. Stanton AWB, Levick JR, Mortimer PS. Current puzzlespresented by postmastectomy oedema (breast cancer related lymphoedema). VascMed 1996;1:213-25.
8. Stanton AWB, Badger C, Sitzia J. Non-invasive assessmentof the lymphedematous limb. Lymphology 2000;33:122-35. 9. Stranden E. A comparison between surface measurements andwater displacement volumetry for the quantification of leg edema. J Oslo CityHosp 1981;31:153-5. 10. Herpertz U. Messung und Dokumentation von Ödemen. ZLymphol 1994;18:24-30. 11. Kuhnke E. Volumbestimmung aus Umlangmessungen. FoliaAngiologica 1976;24:228-32. 12. Megens AM, Harris SR, Kim-Sing C, McKenzie DC.Measurement of upper extremity volume in women after axillary dissection forbreast cancer. Arch Phys Med Rehabil 2001;82:1639-44. 13. Stanton AWB, Northfield JW, Holroyd B, Mortimer PS,Levick JR. Validation of an optoelectronic limb volumeter (Perometer).Lymphology 1997;30:77-97. 14. The 18 steps to prevention of lymphedema in the lowerextremities. New York: National Lymphedema Network; 1998. 15. Pain SJ, Purushotham AD. Lymphoedema following surgeryfor breast cancer. Br J Surg 2000;87:1128-41. 16. Swedborg I. Effects of treatment with an elastic sleeveand intermittent pneumatic compression in post-mastectomy patients withlymphoedema of the arm. Scand J Rehabil Med 1984;16:35-41. 17. College voor zorgverzekeringen (CVZ). Hulpmiddelenkompas:handreiking bij het indiceren, typeren, selecteren, leveren en evalueren vanhulpmiddelen. Therapeutisch elastische kousen. 1e dr. (pilot). Amstelveen:CVZ; 2002. 18. Loprinzi CL, Kugler JW, Sloan JA, Rooke TW, Quella SK,Novotny P, et al. Lack of effect of coumarin in women with lymphedema aftertreatment for breast cancer. N Engl J Med 1999;340:346-50. 19. Mortimer PS, Badger C, Clarke I, Pallett J. A doubleblind randomized, parallel-group, placebocontrolled trial ofO-(beta-hydroxyethyl)-rutosides in chronic arm oedema resulting from breastcancer treatment. Phlebology 1995;10:51-5. 20. Cruchten LH van, Nieuborg L. Diagnostiek en behandelingvan lymfoedeem. Ned Tijdschr Geneeskd1995;139:653-7. 21. Brorson H, Svensson H. Liposuction combined withcontrolled compression therapy reduces arm lymphedema more effectively thancontrolled compression therapy alone. Plast Reconstr Surg 1998;102:1058-67. 22. Lymfoedeem Werkgroep Drachten. Zelfmanagement cursus voorpatiënten met lymfoedeem in de provincie Friesland.Zorgvernieuwingsproject 2002. Drachten: Nij Smellinghe;2002
10.2 Artikel 2 Lymfoedeem Landelijke richtlijn, Versie: 1.1 Methodiek: Consensus based Verantwoording: Redactie Palliatieve zorg: richtlijnen voor de praktijk Inhoudsopgave Colofon...................................................................................................................................................1 Inleiding..................................................................................................................................................2 Vóórkomen.............................................................................................................................................3 Ontstaanswijze.......................................................................................................................................4 Oorzaken.................................................................................................................................................5 Diagnostiek.............................................................................................................................................6 Beleid en behandeling............................................................................................................................................8 Integrale benadering..............................................................................................................................8 Behandeling oorzaak..............................................................................................................................9 Niet-medicamenteus..............................................................................................................................9 Leefregels...............................................................................................................................................9 Huidverzorging......................................................................................................................................10 Hulpmiddelen........................................................................................................................................10 Elevatie..................................................................................................................................................10 Zwachtelen............................................................................................................................................10 Elastische kous......................................................................................................................................11 Oefentherapie......................................................................................................................................12 Manuele lymfedrainage.......................................................................................................................12 Pneumatische compressie....................................................................................................................12 Medicamenteus....................................................................................................................................12 Complicaties..........................................................................................................................................13 Stappenplan..........................................................................................................................................14 Bewijsvoering.......................................................................................................................................14 Samenvatting.......................................................................................................................................16 Referenties............................................................................................................................................18 Disclaimer..............................................................................................................................................21
Colofon Auteurs De eerste versie van de richtlijn lymfoedeem werd in 1996 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland. De huidige versie werd in samenwerking met de Werkgroep Palliatieve Zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland en de Werkgroep Quapal van het Integraal Kankercentrum Oost in 2005 herschreven door: · H.P.M. Verdonk, fysiotherapeut, UMC Utrecht · A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht · R. J.A. Krol, oncologieverpleegkundige, Integraal Kankercentrum Oost, Nijmegen De samenvatting is geschreven door: · J.R.G.Gootjes, zorgmanager hospice, IKA · M.Nolet, huisarts IKO Commentatoren Commentaar werd geleverd door:
· A.M.S. van Aarnhem, huisarts · J. van Andel, huisarts · M. van den Beuken-van Everdingen, internist · J. de Boer, verpleegkundige · M. van Bommel, huisarts · F. van Heest, huisarts · L. Homans, verpleegkundig specialist oncologie · M.H. Hoogenboom-Gresnigt, verpleeghuisarts · J.W. Leer, radiotherapeut · T. Olden, verplegingswetenschapper · C.C.D. van der Rijt, internist-oncoloog · E. Schimmel, verpleegkundig consulent thuiszorg · D.J.Th. Wagener, internist-oncoloog Commentaar op de samenvatting werd geleverd door: · J. de Boer, verpleegkundig consulent, IKN · N.E. Engels-Keegstra, oncologieverpleegkundige, consulent IKO · A.P. Jobse, huisarts, consulent palliatieve zorg IKMN · A. Kiela, verpleegkundig consulent IKW · C.H.P. Lenssen, verlpeegkundig consulent IKL · S.M. Lunter, adviseur PR en communicatie IKST · C.V.M. Vahedi Nikbakht-van de Sande, staffunctionaris zorg IKR · J. Vogel-Boezeman, consulent diëtetiek IKZ · M. van de Watering, verpleeghuisarts, consulent IKA 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1)
Inleiding Onder lymfoedeem wordt verstaan een (zichtbare) zwelling van weefsel door ophoping van eiwitrijk vocht in het interstitium ten gevolge van een stoornis in aanleg of functie van lymfestructuren of een afvloed belemmering van de lymfevaten. Lymfoedeem treedt meestal op in een arm of een been, maar kan ook optreden in de romp, de hals, het gezicht, de vulva, de penis en/of het scrotum. Een eenmaal ontstaan lymfoedeem is zonder behandeling een progressieve aandoening die kan leiden tot functievermindering van arm of been. Er is altijd een verhoogde kans op infecties. Hoe eerder een juiste behandeling wordt ingesteld, des te beter is het resultaat en des te sneller wordt dit resultaat bereikt. Bij lymfoedeem is er een vergrote kans op het optreden van een schimmelinfectie (met name van de voeten), wondroos (erysipelas) of cellulitis. Bij infectie evenals bij een trauma treedt er een reactieve hyperemie op die op zichzelf weer leidt tot een toename van het oedeem. Tevens leidt een infectie tot versterkte fibrosering en/of vervetting, hetgeen blijvend lymfoedeem tot gevolg kan hebben. Lymfoedeem leidt vaak tot een bewegingsbeperking. Als gevolg hiervan bestaat er een vergrote kans op het optreden van diepe veneuze trombose, met name in de benen. In deze richtlijn wordt alleen de diagnostiek, preventie en behandeling van lymfoedeem besproken dat is veroorzaakt door een maligniteit of door de behandeling daarvan. De richtlijn beperkt zich tot lymfoedeem bij patiënten met kanker in de palliatieve fase. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Vóórkomen Lymfoedeem komt voor bij ongeveer 20% van de vrouwen die een gemodificeerde radicale mastectomie met okselkliertoilet hebben ondergaan. Indien na deze ingreep radiotherapie op de oksel heeft plaatsgevonden, stijgt de incidentie naar ongeveer 30%. Na borstsparende chirurgie in combinatie met okselkliertoilet en radiotherapie treedt lymfoedeem op in ca. 10% van de gevallen. Ook na uitsluitend een schildwachtklierbiopsie kan lymfoedeem optreden. In ongeveer de helft van de gevallen ontstaat het oedeem in de eerste twee jaar, waarvan 40% in het eerste jaar en 10% in het tweede jaar. Bij het vulvacarcinoom en het cervixcarcinoom bedraagt de prevalentie van lymfoedeem 40-60% resp. 30-50%. Na behandeling van blaas-, prostaat- en peniscarcinoom treedt lymfoedeem op in 15-30% van de gevallen. Het treedt met name op na lymfeklier-dissectie (retroperitoneaal, bekken of lies) en/of radiotherapie op het bekken of de lies. Ook na lymfeklierdissecties bij regionaal gemetastaseerde melanomen is lymfoedeem een bekende complicatie. Na klierdissectie in de lies ontstaat tot in 30% van de gevallen lymfoedeem van het been aan de geopereerde zijde. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Ontstaanswijze Het lymfesysteem zorgt voor de afvoer van vocht en grote deeltjes die niet door de capillairen kunnen worden opgenomen, zoals eiwitten en bacteriën. Deze worden door lymfecapillairen geresorbeerd en gaan verder via een uitgebreid netwerk van lymfebanen en -klieren. Uiteindelijk mondt de lymfe uit in het veneuze systeem via de ductus thoracicus. Lymfevaten hebben evenals bloedvaten gladde spieren in hun vaatwand. Beweging van ledematen, waardoor passieve compressie van de lymfebanen door contracties van dwarsgestreepte spieren optreedt, is de belangrijkste factor in de voortbeweging van lymfe. De terugvloed wordt verhinderd door de aanwezigheid van kleppen. De belangrijkste functies volgen uit het bovenstaande en zijn de afvoer van weefselvocht en de bescherming van het lichaam tegen infecties.
Bij beschadiging van het lymfesysteem wordt de afvloed van lymfe belemmerd, hetgeen tot gevolg heeft dat zich vocht ophoopt in het interstitium. Dit leidt tot functievermindering van spieren en gewrichten. Door de verminderde pompwerking van de spieren wordt het oedeem verder versterkt. Indien sprake is van een veneuze afvloedbelemmering (b.v. ten gevolge van trombose of decompensatio cordis) is de capillaire filtratie verhoogd. Deze verhoogde capillaire filtratie leidt tot een abnormaal hoog aanbod aan het lymfesysteem. Doordat de capaciteit van dit systeem beperkt is, stromen de lymfevloeistoffen via de collectoren terug naar de huid (‘dermal backflow'). Het oedeem ontstaat onderhuids in het gebied dat draineert op een bepaald klierstation. Dat dit vooral in de aangrenzende extremiteit en in mindere mate in de aangrenzende romp ontstaat, heeft te maken met de beperkte mogelijkheden tot collateraalvorming in de extremiteiten. De International Society for Lymphology hanteert de volgende stadiëring: · Stadium 1: Het oedeem is nog indrukbaar (‘pitting'), reversibel en eenvoudig te reduceren met elevatie. · Stadium 2: Er is fibrosering en vetstapeling opgetreden; het oedeem is niet meer indrukbaar ("non-pitting"); elevatie helpt niet meer. · Stadium 3: Het oedeem blijft bestaan. In het eindstadium ontstaat de zogenaamde elephantiasis. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Oorzaken De belangrijkste oorzaken van lymfoedeem bij patiënten met kanker zijn: · lymfeklierdissectie (hals, oksel, retroperitoneaal, bekken of lies) · bestraling van oksel, bekken of lies (geeft fibrosering van het lymfesysteem) · lymfangitis carcinomatosa c.q. ingroei en/of compressie van lymfevaten door (recidief) tumor of metastasen In sommige gevallen ontstaat of verergert lymfoedeem als gevolg van uitlokkende factoren, zoals: · infecties van arm of been · trauma of overbelasting van arm of been · veneuze afvloedbelemmering door veneuze insufficiëntie, trombose of veneuze compressie door tumor · hypoproteïnemie · overgewicht · inactiviteit 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Diagnostiek Diagnostiek Bij het ontstaan of verergeren van oedeem is het belangrijk na te gaan of er sprake is van lymfoedeem, en zo ja, of dit een gevolg is van een tumorrecidief of van metastasen en in hoeverre andere factoren een rol spelen. Lymfoedeem op basis van tumorrecidief of metastasen wordt vaak gekenmerkt door een snel progressief oedeem, vaak centraal gelokaliseerd in de extremiteit, waarbij er vaak ook tekenen van veneuze of neurogene compressie aanwezig zijn. De uitgebreidheid van de diagnostiek is daarbij afhankelijk van de gezondheidstoestand van de patiënt. Anamnese en lichamelijk onderzoek zijn de belangrijkste onderdelen van de diagnostiek.
Anamnese · medische voorgeschiedenis: chirurgische ingrepen, radiotherapie, trombose in het verleden, varices, parese, paralyse? · is het oedeem geleidelijk of snel ontstaan? · is er een oorzaak aan te geven? · is er een relatie met inspanning of zwaartekracht? · zijn er aanwijzingen voor tumoractiviteit (elders)? · is er sprake van een infectie, trauma of overbelasting (inclusief warmte/ koude), waardoor (lymf)oedeem zou kunnen ontstaan? · hoelang is het interval tussen de eerdere behandeling en het moment, waarop lymfoedeem ontstaat? · waar is het oedeem gelokaliseerd? · is het oedeem ontstaan na een periode van geringe mobiliteit van het betreffende ledemaat? · worden knellende kledingstukken gedragen? · zijn er functionele beperkingen als gevolg van het lymfoedeem? · is er sprake van pijn of neurologische uitval? Lichamelijk onderzoek · afklemming van arm of been door knellende kleding/sieraden of te zware borstprothese · lokalisatie en uitgebreidheid oedeem. Ter vastlegging hiervan worden de volgende methodes gebruikt: ¨ voor de vroegdiagnostiek: Herpertz-methode (alleen bij eenzijdig oedeem).Hierbij worden vier punten gedefinieerd vanaf de middelvinger resp. de derde teen tot aan de schouder resp. de lies. De omtrek wordt gemeten met behulp van een meetlint. Om tot een berekend volume te komen, wordt voor alle vier meetpunten gebruik gemaakt van de formule: ( (circumferentie zieke zijde) - 1) X 100% (circumferentie gezonde zijde) Het gemiddelde van de vier berekeningen geeft het procentueel verschil in omvang tussen de oedemateuze en het gezonde ledemaat aan. ¨ voor de follow-up: methode van Kühnke. Hierbij wordt het te meten ledemaat denkbeeldig verdeeld in schijven van 4 cm breed. Door middel van een omtrekmeting wordt het volume van één schijf bepaald en via summatie het volume van alle schijven en dus het te meten ledemaat. Bij deze methode is het belangrijk een eenduidig markeringspunt te bepalen, waarop de eerste omtrek wordt gemeten. Bij het been is dat meestal de onderrand van de malleolus lateralis en bij de arm de proximale afgrenzing van het processus styloideus of de proximale afgrenzing van het nagelbed van de middelvinger. ¨ voor aanzienlijk lymfoedeem (elephantiasis) of .midline.-lokalisaties (gelaat, genitaliën): gestandaardiseerde fotografie · pitting/non-pitting oedeem · Stemmers teken: bij het nemen van een huidplooi van de basisphalanx van (met name de tweede) teen vindt men in aanwezigheid van lymfoedeem een brede, verdikte, niet indrukbare en soms helemaal niet op te pakken huidplooi; dit teken is nooit vals-positief, maar kan wel vals-negatief zijn. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1)
Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) · kleur ledemaat ook na belasting, drukpijnlijkheid · toestand huid: atrofie of juist hyperkeratose, induratie, hyperpigmentatie, vochtigheid, littekens · palpatie van lymfomen · functieonderzoek ledemaat · tekenen van infectie (erysipelas, cellulitis, schimmelinfectie) · tekenen van veneuze insufficiëntie of trombose · tekenen van neurologische uitval (sensibel of motorisch) · arteriële doorbloeding · andere tekenen van decompensatio cordis Aanvullend onderzoek Zo nodig kan aanvullende diagnostiek worden verricht:
· echo/doppleronderzoek ter uitsluiting van veneuze trombose · echo, CT-scan of MRI van extremiteit, oksel/lies of kleine bekken voor diagnostiek van tumorrecidief of metastasen NB: Lymfografie en flebografie zijn gecontra-indiceerd, omdat deze tot een toename van het lymfoedeem kunnen leiden. Differentiaaldiagnose Bij de differentiaaldiagnose moeten de volgende diagnoses als oorzaak van het oedeem worden overwogen: · veneuze insufficiëntie, trombose of decompensatio cordis (tabel 1); NB: Regelmatig is er sprake van een combinatie van lymfoedeem en veneus oedeem. · infecties, m.n. erysipelas · nierfunctiestoornissen · neurogene afwijkingen · arteriële insufficiëntie · hypoproteïnemie Veneus oedeem Lymfoedeem Kleur blauw bij staan bleek bij staan Pitting/non-pitting oedeem pitting oedeem variabel pitting/non-pitting Drukpijn plaatselijk lichte drukpijn geen drukpijn Verdeling oedeem tenen oedeemvrij tenen, voetrug en been kunnen oedemateus zijn Trofische stoornissen induratie, hyperpigmentatie,ulcera hyperkeratose, papillomatose Verbetering door elevatie ja variabel Tabel 1. Verschillen tussen veneus oedeem en lymfoedeem. Uit: H.P.M. Verdonk. Oedeem en oedeemtherapie, 2000 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1)
Beleid en behandeling Beleid Per patiënt wordt een behandelplan opgesteld, afhankelijk van de ernst van het oedeem, de toestand van de patiënt, de levensverwachting en de behandelingsmogelijkheden. Bij voorkeur wordt het behandelplan in samenspraak met de patiënt vastgesteld, nadat eventueel overleg met andere, in lymfoedeem gespecialiseerde, disciplines (gespecialiseerd verpleegkundige, fysiotherapeut, ergotherapeut, huidtherapeut, dermatoloog, revalidatie-arts, orthopedisch instrumentmaker) heeft plaatsgevonden. Goede voorlichting vormt een wezenlijk onderdeel van de behandeling.Tevens moet er aandacht zijn voor de psychosociale problemen als gevolg van het veranderd lichaamsbeeld en de ervaren functionele beperkingen. De verpleegkundige kan een belangrijke rol spelen bij informatie, instructie, educatie en begeleiding. Bij patiënten met kanker in de palliatieve fase is chirurgische behandeling (lymfaticoveneuze anastomose) vrijwel nooit een optie. Deze zal in deze richtlijn dan ook niet verder worden besproken. Met conservatieve behandeling kan gemiddeld een reductie van 50% van het lymfoedeem worden bereikt bij stadium 1 en 2 lymfoedeem. Integrale benadering Voorlichting Voor voorlichting dient ruim tijd te worden uitgetrokken, omdat deze afgestemd moet worden op de omstandigheden van de individuele patiënt. Daarom kan niet volstaan worden met schriftelijke standaardadviezen. De volgende punten zijn van belang: · wat is lymfoedeem, wat zijn behandelingen en prognose? Nadat het lymfoedeem eenmaal is ontstaan wordt preventie van het opnieuw optreden c.q. toename van het lymfoedeem en complicaties een voortdurend punt van aandacht. · leefregels en huidverzorging (zie verder) · toepassing van hulpmiddelen (zie verder) · het belang van therapietrouw en snel reageren bij het opnieuw optreden c.q. toename van het lymfoedeem of tekenen van infectie · het verstrekken van de folder Lymfoedeem bij kanker van het Koningin Wilhelmina Fonds · patiënten en hulpverleners kunnen via diverse instanties informatie opvragen: ¨ Stichting Werkgroep Lymfoedeem (tel. 0513-624979) ¨ Borstkanker Vereniging Nederland (tel. 030-2917222) ¨ Stichting Olijf (bij gynaecologische kanker) (tel. 033-4633299) ¨ Nederlands Lymfoedeem Netwerk ¨ Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie binnen de Lymfologie ¨ Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten Communicatie Het lymfoedeem en de behandeling hebben ingrijpende gevolgen voor de patiënt, wat een grote belasting kan geven. Wanneer hier onvoldoende aandacht voor is, bestaat het risico dat therapieontrouw onopgemerkt blijft, waardoor het behandelplan niet tijdig wordt aangepast, met het risico op complicaties. De volgende onderwerpen verdienen de aandacht: · wat zijn concreet de gevolgen van het lymfoedeem voor het dagelijks functioneren. Is het nodig hiervoor andere disciplines (ergotherapie, thuiszorg) in te schakelen? · bespreekbaar maken van psychosociale problematiek als gevolg van veranderd lichaamsbeeld, schaamte, beperkingen in het uitvoeren van rolverwachtingen, confrontatie met het voortschrijden van het ziekteproces
· het motiveren van de patiënt, mede afhankelijk van de ziektefase en de mogelijkheden hiertoe, om te blijven bewegen en de elastische kousen te blijven dragen, zolang dit mogelijk is. Probeer bij belemmerende factoren tot een oplossing te komen Continuïteit van zorg · Spreek met alle betrokken disciplines af wie de regie houdt over het behandelplan. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) · Zorg ervoor dat iedere aanpassing in het plan aan de betrokkenen wordt doorgegeven. · Zorg bij overplaatsing of opname voor een goede overdracht om af te spreken hoe de behandeling van het lymfoedeem in de nieuwe setting kan worden voortgezet. Behandeling oorzaak Behandeling van de onderliggende oorzaak Indien het lymfoedeem veroorzaakt wordt door ingroei in of compressie van lymfevaten door tumor, kunnen radiotherapie, hormonale therapie of chemotherapie worden overwogen. Niet-medicamenteus Symptomatische behandeling: niet-medicamenteus Conservatieve symptomatische behandeling bestaat bij voorkeur uit een combinatie van:
· ondersteunende maatregelen (leefregels, huidverzorging en hulpmiddelen) · elevatie van de oedemateuze extremiteit (alleen bij beginnend lymfoedeem) · ambulante compressietherapie: ¨ zwachtelen (compressiemethode, voornamelijk in de ontstuwingsfase), gevolgd door: ¨ gebruik van een therapeutische elastische kous (voornamelijk in consolidatiefase) · oefentherapie · lymfedrainage (manueel en/of met behulp van compressieapparatuur Leefregels Leefregels richten zich op het intact houden van de nog functionerende lymfevaten en het vermijden van overbelasting van bloedvaten in het lichaamsdeel. · Voorkom infecties, trauma.s en overbelasting van het aangedane lichaamsdeel. · Meet de bloeddruk niet aan de aangedane zijde. · Laat armen en benen niet te lang afhangen. Leg ze bij voorkeur hoog en beweeg ze regelmatig. · Overweeg bij lymfoedeem van het been het bed licht in Trendelenburg- of Fowlerstand te zetten. · Liggen en lopen is beter dan zitten en staan. Vermijd overmatige inspanning, indien hierdoor het oedeem verergert. · Gebruik therapeutische elastische kous bij activiteit die leidt tot oedeem. · Vermijd overgewicht. · Inspecteer de huid van het oedemateuze ledemaat dagelijks op wondjes e.d. · Draag geen knellende kleding of sieraden; draag bij armoedeem een functionele beha (juiste cupgrootte, brede schouder-banden en rugbpanden); zorg voor een lichte, goedpassende borstprothese. · Draag bij voorkeur katoenen kleding. Dit ventileert en absorbeert vocht, waardoor de huid beter
droog blijft. · Wees voorzichtig met heet of koud water, sauna, warme of koude kompressen, paraffine-behandeling en te veel zon. · Wees voorzichtig met klassieke massages en bewegingsoefeningen: te krachtige massages en oefeningen leiden ook tot een versterkte bloedtoevoer, destructie van de lymfestructuur in de bovenste huidlagen en een toename van het oedeem. · Denk bij scrotaal oedeem aan gebruik van een suspensoir of strakke zwembroek..s Nachts en bij bedrust scrotum hoog leggen met behulp van een opgerolde handdoek. Denk bij genitaal oedeem aan gebruik van een wielrenbroek, hierbij blijft oedeem onderaan de broek wel bestaan. · Adviseer een anti-decubitusmatras bij dreigende decubitus. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) Huidverzorging Huidverzorging heeft als doel het voorkomen van infecties door het intact houden en beschermen van de huid en adequate behandeling van laesies. · Liever geen injecties, infusen, accupunctuur. Bescherm de huid bij dagelijkse bezigheden, bijvoorbeeld door het dragen van handschoenen. · Maak bij ontharen geen gebruik van scheermesjes en wees alert op irritaties van ontharingscrèmes. Gebruik het liefst een ladyshave. · Zorg voor goede huidverzorging. Bij een matige conditie van de huid wordt aanbevolen om de huid dagelijks te verzorgen met lauwwarm water en eventueel zeep/wascrème met neutrale pH-waarde (niet geparfumeerd) en de huid daarna droog te deppen. · Indien de huid erg droog is, smeer deze dagelijks in met crème of zalf met een pH waarde van 5, bijvoorbeeld Eucerine crème. · Herken c.q. behandel huidschimmels, eczeem en allergieën. · Is er toch een wondje ontstaan, desinfecteer de huid dan met chloorhexidine in alcohol en verbind het zorgvuldig (zie ook .behandeling van complicaties.). Hulpmiddelen De volgende hulpmiddelen kunnen worden gebruikt bij patiënten met lymfoedeem: · .polysling.. Bij (dreigend) oedeem van de arm door uitschakeling van de spierpomp of bij immobilisatie (bijvoorbeeld humerusfractuur) kan de polysling. worden gebruikt om de invloed van de zwaartekracht zoveel mogelijk op te heffen. De polysling wordt over de niet aangedane schouder aangebracht en heeft een draagvlak voor de onderarm. Het gebruik van een mitella wordt afgeraden, omdat door compressie in de schouder de afvoer van het lymfesysteem extra kan worden belemmerd. Een .collar and cuff. (aangebracht over de niet aangedane schouder) heeft als nadeel een mogelijke lokale compressie van de onderarm . · verbandschoenen. Lymfoedeem van het onderbeen en de voetrug maakt het gebruik van normaal schoeisel vaak onmogelijk. Verbandschoenen vormen vaak een goede tussen-oplossing tussen normaal en aangepast schoeisel. Informeer voor deze verbandschoenen bij de revalidatieafdeling, ergotherapeut of fysiotherapeut · individuele aanpassingen. Soms moet gezocht worden naar individuele aanpassingen voor de patiënt, waarbij gipsmeester, orthopedisch instrumentmaker en ergotherapeut betrokken kunnen zijn, bijvoorbeeld als het lymfoedeem tot ernstige functie- en/of bewegingsbeperking leidt of als er een combinatie van lymfoedeem en huiddefecten bestaat · stoel. Indien de patiënt nog uit bed komt en oedeem heeft aan het onderlichaam, kan gebruik gemaakt worden van een (tuin)stoel met verstelbare rugleuning Door een glooiende zithouding
wordt de druk op het onderlichaam ontlast. · rollator bij loopstoornissen als gevolg van massaal lymfoedeem · rolstoel met verstelbare beenleggers · verstelbaar bed met mogelijkheid van Trendelenburg- en Fowlerpositie Elevatie Indicatie: beginnend oedeem, bij infectie en na trauma/fractuur. Elevatie moet alleen bij beginnend lymfoedeem worden toegepast. Langdurige elevatie leidt tot verminderde werking van de spierpomp en tot immobiliteit van de gewrichten.
Zwachtelen Zwachtelen met korte rekzwachtel Compressie 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) Indicaties Ter ondersteuning van manuele lymfedrainage en/of behandeling met compressieapparatuur Ernstig, vaak langer bestaand lymfoedeem Contra-indicatie Arteriële insufficiëntie, infectie, trombose Functie Ondersteuning van spierpomp en verhoging van interstitiële druk, waardoor vloeistof sneller geresorbeerd wordt. Opmerkingen · Aanleggen door ervaren persoon, meestal huidtherapeut, fysiotherapeut of verpleegkundige met ervaring. · Goede polstering is belangrijk, dat wil zeggen een dikkere veerkrachtige onderlaag (bijvoorbeeld wattenrol) om tot een betere drukverdeling van de zwachtels te komen en te voorkomen dat zwachtels gaan insnoeren. · Zwachtels vastzetten met pleisters op het verband, en niet met bijgevoegde metalen clips, om huidbeschadiging te voorkomen. · Dag en nacht dragen, dagelijks inspecteren en éénmaal per week wisselen (vaker bij afzakken). · Na afdoen huidverzorging (zie Preventie). Ondersteunend (minder strak) Indicatie Ernstige toename van bestaand lymfoedeem, niet meer behandelbare vorm ten gevolge van tumorrecidief, in combinatie met behandeling met compressieapparatuur Functies Ondersteuning van huid en onderliggend weefsel Vermindering van pijn door te strak staande huid Ontlasting van bijvoorbeeld het schoudergewricht
Elastische kous
Therapeutische elastische kous Soort Voor armen een vlakgebreide maatkous van minimaal klasse II (dat wil zeggen hogere drukklasse dan bij veneus oedeem), voor benen een vlakgebreide maatkous van minimaal klasse III Indicaties Beginnend lymfoedeem Als behandeling in de consolidatiefase (om de gereduceerde omvang te behouden) Contra-indicatie Arteriële insufficiëntie; in dat geval maatkous van lichtere drukklasse Functie Consoliderend, niet therapeutisch Opmerkingen · Kousen worden aangemeten door speciaal opgeleid persoon: huidtherapeut, bandagist of een orthopedisch instrumentenmaker. De kous wordt per been aangemeten: let op links en rechts. · Therapeutische elastische kousen zijn dik en niet modieus. Dunnere naadloze kousen werken in het algemeen onvoldoende en zijn warmer doordat deze meer kunststof bevatten. · De kous geeft een hoge druk in rust en lagere druk bij bewegen. Daarom worden ze vóór het opstaan aangetrokken en bij het naar bed gaan uitgetrokken. Hulp door een ervaren verpleegkundige kan aangewezen zijn. Als men zonder kousen rondloopt kan er weer snel oedeem optreden waardoor de kousen gaan knellen. .s Avonds na afdoen huidverzorging (zie Preventie). · De kousen moeten minimaal éénmaal per week gewassen worden. Hierdoor blijven de rubberdraden soepel. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) · De kousen moeten 4x per jaar beoordeeld worden op hun effectiviteit en zo nodig vervangen worden. · Hulpmiddelen voor het aantrekken hiervan zijn te verkrijgen in de thuiszorgwinkels. · Bij lymfoedeem van het been moet de patiënt gemotiveerd worden om te blijven lopen. Oefentherapie Het aangedane ledemaat moet zo veel mogelijk gebruikt worden, waarbij overbelasting echter voorkomen moet worden. De volgende oefeningen kunnen worden voorgeschreven: Armen: schouders in bed duwen, helemaal uitstrekken en beide armen langs de oren strekken. Benen: kringetjes draaien met de voeten, voeten optrekken en om de beurt een knie buigen en strekken, daarbij bilspieren aanspannen. Opmerking: patiënten met lymfoedeem neigen er toe minder met het aangedane ledemaat te bewegen. Door immobilisatie neemt het oedeem echter alleen maar toe.
Manuele lymfedrainage
Indicatie Stadium 1-2 lymfoedeem (Relatieve) contra-indicatie Recidief tumor, metastasen, infectie Functie Verhogen van weefseldruk en stimuleren van het oppervlakkig lymfesysteem Opmerkingen · Manuele lymfedrainage wordt toegepast van proximaal naar distaal. · Alleen blijvend effect in combinatie met het gebruik van zwachtels en/of therapeutisch elastische kousen. · De techniek is door patiënt of familieleden aan te leren! · Deze behandelingen worden gegeven door met name fysiotherapeuten en huidtherapeuten. Pneumatische compressie Indicatie Stadium 2-3 lymfoedeem en lymfoedeem met arteriële insufficiëntie (Relatieve) contra-indicatie Infectie, cardiaal oedeem Functie Verplaatsen van vocht en zachter maken van het gefibroseerde weefsel. Opmerkingen · Deze methode geeft snel, maar niet blijvend resultaat. · Oedeem van de romp en genitalia verergert soms. · Voornamelijk werkzaam na manuele drainage. · Alleen werkzaam in combinatie met zwachtels en/of therapeutisch elastische kousen. · Deze behandelingen worden gegeven door met name fysiotherapeuten en huidtherapeuten. · In overleg met de verzekeraar is ook thuisbehandeling mogelijk, als de toestand van de patiënt dit nodig maakt. Medicamenteus
Symptomatische therapie: medicamenteus Medicamenteuze behandeling met diuretica is bij lymfoedeem niet of nauwelijks effectief. Indien ook sprake is van veneus oedeem ten gevolge van een decompensatio cordis kan een proefbehandeling met chloortalidon 1 dd 25-50 mg per os worden overwogen. Andere medicamenteuze behandelingen (m.n. coumarines (antistolling) en benzopyronen (rutoside en 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Richtlijn: Lymfoedeem (1.1) diosmine-hesperidine)) zijn bij gerandomiseerd onderzoek niet effectief gebleken. Complicaties Erysipelas/cellulitis (.wondroos.) Hierbij is sprake van een al dan niet scherp gedemarkeerd gebied met roodheid en zwelling, vaak in combinatie met koorts. Het wordt meestal veroorzaakt door een streptokok. Om verergering van het lymfoedeem te voorkomen is het van groot belang de diagnose snel te stellen en snel te starten met antibiotische behandeling:
· fenoxymethylpenicilline 4 dd 500 mg per os gedurende 14 dagen · alternatief: benzylpenicilline 4 dd 1-2,5 miljoen IE intraveneus gedurende 14 dagen · bij recidiverende erysipelas ondanks behandeling van het lymfoedeem: overweeg onderhoudstherapie met benzathine-benzylpenicilline 1,2 miljoen IE om de 4 weken intramusculair of fenoxymethyl-penicilline 2 dd 250 mg per os · in geval van penicilline-allergie: erytromycine 4 dd 250-500 mg per os of 4 dd 500 mg intraveneus of claritromycine 2 dd 250 tot 500 mg per os. Rust en elevatie van het aangedane lichaamsdeel zijn ook van belang. Het gebruik van bandages wordt meestal tijdelijk gestaakt. Lekkage van lymfevocht Soms is het lymfoedeem nattend. Dit is meestal een gevolg van scheurtjes in de huid, veroorzaakt door een te hoge spanning van de huid of door een wond, waardoor lymfe en/of wondvocht naar buiten sijpelt. De huid moet dagelijks gereinigd worden met leidingwater (thuis), aquadest of NaCl 0,9% (ziekenhuis). De huid moet droog gedept worden met steriele gazen en vervolgens gedesinfecteerd worden met chloorhexidine in alcohol. De scheurtjes in de huid worden afgedekt met vette gazen en daarover een schuimverband met hoge absorptiecapaciteit. De frequentie van het verband wisselen wordt bepaald door de mate van lymfelekkage; de verbanden mogen niet doordrenkt raken (verweking van de huid). Vervolgens wordt gezwachteld met korte rek zwachtels. Meestal is behandeling gedurende enkele dagen voldoende. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Stappenplan Diagnostiek 1. Anamnese en lichamelijk onderzoek 2. Bij verdenking op veneuze trombose: echo/Doppler onderzoek 3. Bij verdenking op compressie door tumor: echografie, CT-scan, MRI Beleid 1. Bij obstructie van lymfebanen door tumor of metastasen: overweeg radiotherapie, hormonale therapie of chemotherapie. 2. Indien er sprake is van gecombineerd veneus oedeem en lymfoedeem, is behandeling van het veneuze oedeem van groot belang. 3. Voorlichting over en toepassing van leefregels, huidverzorging en hulpmiddelen. 4. Bij een beginnend lymfoedeem (stadium 1) bestaat de behandeling uit: ¨ gecombineerde behandeling: à elevatie à zwachtelen met korte rekzwachtel à oefentherapie à manuele lymfedrainage ¨ na de ontstuwingsfase: vervolgen met therapeutische elastische kous ¨ indien na ongeveer zes weken onvoldoende effect bereikt wordt: pneumatische compressieapparatuur (maximale druk 60 mm Hg), afhankelijk van de voorkeur van de behandelaar 5. Bij een forser of een wat langer bestaand oedeem (stadium 2) bestaat de behandeling uit: ¨ gecombineerde behandeling: à zwachtelen met korte rekzwachtel à manuele lymfedrainage à pneumatische compressieapparatuur (maximale druk 60 mm Hg), vaak in sessies
van bijvoorbeeld 10 tot 20 massages in enkele weken, waarna eventueel overname door patiënt of familie à oefentherapie ¨ na de ontstuwingsfase: afsluiten van de behandeling met een therapeutische elastische kous Bewijsvoering Behandeling Niveau van bewijsvoering Referentie(s) Leefregels, huidverzorging en hulpmiddelen 4 Erickson 200110 Elevatie 4 Erickson 200110 Zwachtelen met korte rekzwachtels, oefentherapie, therapeutische elastische kous, manuele lymfedrainage, pneumatische compressie-therapie en combinaties hiervan1 3 CBO-richtlijn 200219, Erickson 200110, Harris 200114, Kligman 200418 1 De effectiviteit van deze behandelingen is aangetoond met behulp van klinisch onderzoek. Vrijwel altijd worden deze behandelingen in combinatie toegepast. Op basis van vergelijkend onderzoek zijn geen eenduidige conclusies mogelijk over de effectiviteit van de afzonderlijke componenten en over de optimale combinatie ervan. 06/19/2011 Lymfoedeem (1.1) Samenvatting Betekenis voor de patiënt Lymfoedeem is een voelbare en zichtbare zwelling van het weefsel door verminderde afvoer van eiwitrijk vocht uit het interstitium. Klachten die voorkomen bij lymfoedeem zijn: strak en zwaar gevoel, pijn, pijn in gewrichten, omvangtoename, verdikte huidplooien. Het aangedane lichaamsdeel is vaak warmer maar niet rood. De volgende stadiëring wordt gehanteerd: stadium 1: het oedeem is indrukbaar, reversibel en verdwijnt bij hoogleggen. stadium 2: het oedeem is slecht indrukbaar, het weefsel voelt verhard aan. Het oedeem verdwijnt niet meer bij hoogleggen. stadium 3: het oedeem blijft bestaan met huidveranderingen zoals lymffistels en huidverdikking.
Oorzaken Oncologisch:
· lymfklierresectie · radiotherapie · ingroei en/of compressie van lymfevaten door tumor of metastasen Niet oncologisch: · infectie, trauma of overbelasting van arm of been · veneuze afvloedbelemmering door bijv. trombose, inactiviteit of overgewicht Algemene maatregelen Tref tijdig maatregelen die de kwaliteit van leven ten goede kunnen komen:
· ruimzittende katoenen kleding · regelmatig bewegen en de aangedane ledematen iets hoger leggen tijdens rust/slaap · anti-decubitusmatras bij dreigende decubitus · goede huidverzorging, voorkómen van ¨ infecties ¨ wondjes ¨ overbelasting ¨ extreme hitte en koude · geen bloedafname en bloeddrukmeting aan oedemateuze arm · compressietherapie vraagt om deskundigheid en ervaring Stadium 1: · elevatie · ambulante compressietherapie: zwachtelen met korte rekzwachtel. Kan dag en nacht worden gedragen · oefentherapie en manuele lymfdrainage, eventueel ook aan te leren door de patiënt of verzorgenden
· na ontstuwingsfase: therapeutische elastische maatkous (vlakgebreid klasse 2/3) laten maken, overdag te dragen · bij onvoldoende effect na 6 weken: pneumatische compressietherapie Stadium 2 en 3: compressieapparatuur (lymfpress) in principe alleen te gebruiken in combinatie met manuele lymfdrainage, zwachtelen en/of elastische kousen.
Medicamenteuze maatregelen Geen, ook diuretica zijn niet geïndiceerd bij lymfoedeem.
10.3 Artikel 3 Clinical Journal of Oncology Nursing • Volume 12, Number 6 • Demystifying Lymphedema 951 Ellen Poage, MSN, FNP-C, MPH, CLT-LANA, Marybeth Singer, MS, APN-BC, AOCN®, ACHPN, Jane Armer, PhD, RN, FAAN, Melanie Poundall, RN, and M. Jeanne Shellabarger, RN, MSN Cancer treatment is the leading cause of lymphedema in developed countries. Development and severity of lymphedema have a significant impact on comfort, psychological distress, and overall quality of life. Incidence statistics have ranged from 5%–60%, with onset of symptoms ranging from immediately after treatment to 30 years after treatment. Oncology nurses caring for patients throughout the cancer trajectory have a critical role to play in early assessment of risk, prompt identification of lymphedema, and implementation of evidence-based, individualized treatment plans in collaboration with therapists. As part of an Oncology Nursing Society (ONS) project team, the authors of this article undertook a review of current literature to identify effective interventions for the treatment of secondary lymphedema. Following the guidelines established by the ONS EvidenceBased Practice Resource Team, the authors evaluated current clinical practice guidelines, systematic reviews, and research studies conducted since 1998. The team reviewed and synthesized the literature and developed evidence tables and a Putting Evidence Into Practice® (PEP) card. The data were reviewed by experts in the field of lymphedema management. The lymphedema ONS PEP card, a user-friendly, succinct summary of interventions, was released at the 33rd Annual ONS Congress in May 2008. Demystifying Lymphedema:. Ellen Poage, MSN, FNP-C, MPH, CLT-LANA, is a certified lymphedema therapist and nurse practitioner at the Rehabilitation Associates of Naples in Fort Myers, FL; Marybeth Singer, MS, APN-BC, AOCN®, ACHPN, is a nurse practitioner at the Massachusetts General Hospital Gillette Center for Breast Cancer in Boston; Jane Armer, PhD, RN, FAAN, is a professor in the Sinclair School of Nursing at the University of Missouri and director of nursing research at the Ellis Fischel Cancer Center, both in Columbia; at the time this article was written, Melanie Poundall, RN, was a staff nurse in the infusion unit at the Massachusetts General Hospital Gillette Center for Breast Cancer; and M. Jeanne Shellabarger, RN, MSN, is a coordinator of the breast clinic at the Ellis Fischel Cancer Center. No financial relationships to disclose. (Submitted June 2008. Accepted for publication August 24, 2008.) Digital Object Identifier: 10.1188/08.CJON.951-964 L ymphedema is caused by a disruption or malformation of the lymphatic system that results in high-protein swelling of the affected body part. Although it may be acute or chronic, transient or progressive, lymphedema often is seen clinically as a chronic, progressive condition starting with seemingly innocuous superficial swelling that waxes and wanes. If left untreated, lymphedema may evolve into a permanent, disfiguring condition which is manageable but no longer reversible or curable. Primary lymphedema has no known acquired causes and develops from an insufficiency in structure and/or function of the lymphatic system. The insufficiency is characterized by a failure of the lymph system to keep up with the lymph load demands of the affected body part. Secondary lymphedema is more common and, in developed countries, often is caused by surgical removal of lymph nodes or the use of radiation on lymph nodes during breast cancer treatment. The staging and treatment of cancers of the head and neck, ovaries, vulva, prostate, and any other cancer that may involve removal and/or irradiation of lymph nodes for managing disease also can trigger secondary lymphedema. Lymphedema is the result of hydrophilic protein congestion of the interstitial spaces in the tissues of the limb(s) or trunk (Mortimer, 1998), causing swelling of the affected area (see Figure 1). Primary and secondary lymphedema can be treated with similar approaches (Foldi, 1998). 952 December 2008 • Volume 12, Number 6 • Clinical Journal of Oncology Nursing Lymphedema may cause debilitating, distressing, and disfiguring changes (Armer, Radina, Porock, & Culbertson, 2003; Foldi, 1998; Ridner, 2002) at every stage (see Table 1). Early recognition and treatment of lymphedema provide optimal outcomes and may alleviate or minimize the physical and emotional burden of the
condition. More than 2.47 million breast cancer survivors living in the United States (Ries et al., 2007) are at risk of developing lymphedema after treatment. The occurrence of lymphedema after breast cancer treatment has been estimated to be 5%–60%, with some onset as late as 30 years after treatment (Armer & Stewart, 2005; Petrek & Heelan, 1998). If the estimate of lymphedema incidence is set at 25%, more than 600,000 breast cancer survivors would be affected. Most of the research to date has focused on upper-extremity lymphedema following breast cancer treatment. Relatively few research-supported interventions exist for lymphedema in other areas of the body. Despite the pervasive risk of lymphedema following treatment, research is lacking to support many of the clinical recommendations proposed to reduce the risk of lymphedema or prevent its progression to more advanced and permanent stages (Ridner, 2002). Lymphedema may initially be dismissed as swelling, discomfort, and inflammation after surgery. Other early indications of lymphedema include self-reported sensations of heaviness, swelling, tingling, fatigue, or aching (Armer et al., 2003). In addition, axillary paresthesia and pain in the breast, chest, and arm have been reported as symptoms of lymphedema (Bani et al., 2007), although they also may be associated with other after-treatment effects. Given the common and seemingly transient nature of early-onset lymphedema, patients and providers often ignore the early warning signs and deny their significance. This article was developed out of a need to have nurses take notice of complaints often regarded as minor and to offer appropriate evidence-based interventions for reducing risk of and treating lymphedema. In a study of 263 patients with lymphedema, Jeffs (2006) found that 156 (59%) patients developed symptoms within the first year after surgery, but only 92 (35%) of the patients sought assistance from a specialist within three months of symptom onset. Twenty-nine patients (17%) delayed treatment longer than 12 months from onset because of a lack of awareness of their condition or therapy options. Increasing awareness and access to trained therapists have the potential to reverse the deleterious effects of delayed treatment. The authors of this article critically reviewed the literature to identify and evaluate evidence-based interventions for cancerrelated secondary lymphedema. The goal was to accurately describe lymphedema, its myriad consequences, and evidencebased interventions so oncology nurses can confidently identify patients who are at risk for or who are experiencing early-stage lymphedema and recommend prompt and effective interventions. Methods The Oncology Nursing Society’s (ONS’s) Lymphedema Putting Evidence Into Practice® (PEP) team consisted of two advanced practice nurses, two staff nurses, and a nurse researcher. The team undertook a thorough review of current literature to identify effective interventions for the treatment of secondary lymphedema. The evidence-based review consisted of evaluation of current clinical practice guidelines, systematic reviews, and research studies reported from 1997–2007. Subclinical or pre-lymphedema. Typically includes all patients who have had lymph node dissection. Swelling is not evident, although impaired lymph flow is present. The stage may last for a long time. Accumulation of fluid and protein in tissue is present. Elevation may influence the limb; pitting may be present. Includes swelling that does not reduce with elevation; pitting is present with fibrosis. Fibrotic tissue has indiscernible pitting; includes skin thickening and large limb volume known as elephantiasis, a morbid condition where lymphstasis and chronic inflammation develop into fibrosclerosis and additional tissue swelling (Foldi, 1998). Note. From “The Diagnosis and Treatment of Lymphoedema. Consensus Document of the International Society of Lymphology,” by the International Society of Lymphology, 2003, Lymphology, 36(2), pp. 85–86. Copyright 2003 by the International Society of Lymphology. Adapted with permission.
Clinical Journal of Oncology Nursing • Volume 12, Number 6 • Demystifying Lymphedema 953
included MEDLINE®, the National Library of Medicine’s database,CINAHL®, CancerLit, and the EBM Cochrane database. Some 218 articles were extracted, reviewed, and categorized with the ONS Weight of the Evidence classification system (see Table 2). Detailed evidence tables were created, reviewed, and weighted following PEP team reviews and conference calls from August to November 2007. An ONS PEP card was developed based on this review, externally reviewed by experts in the field of lymphedema management, revised, and finalized in May 2008. A detailed list of defined terms is available at www.ons.org/outcomes/volume4/ anxiety.shtml (see Table 3). Many studies investigating interventions for the treatment of lymphedema are limited by small sample size, lack of control groups, and limited follow-ups. The rigors of current therapies also may pose considerable challenges for patients and clinicians alike as they are dependent on access to lymphedema therapists. Effective Interventions for Reducing the Risk for and Promoting Treatment of Secondary Lymphedema Recommended for Practice Complete decongestive therapy: Complete decongestive therapy (CDT), also recognized in the literature as complex decongestive physiotherapy and complex physical therapy, is the recommended treatment for lymphedema. CDT combines multiple modalities with the purpose of achieving the maximum possible swelling reduction in a limb or affected body area. Several studies support the use of CDT for the treatment of lymphedema (Browning, 1997; Moseley, Carati, & Piller, 2007). In addition, rigorously developed practice guidelines support the use of CDT (Lymphoedema Framework, 2006; National Lymphedema Network Medical Advisory Committee, [NLN MAC], 2006). CDT is a two-phase therapy which initially includes an intensive phase when the limb volume is reduced during treatment by a therapist (NLN MAC, 2006) and a maintenance phase when the patient is instructed in self-management. The intensive phase is comprised of five components or modalities: manual lymph drainage (MLD); compression applied through short-stretch compression bandages and compression garments; meticulous skin and nail care; remedial exercise; and education in self-care. The maintenance phase consists of simple lymphatic drainage, nightly compression bandaging (CB), daytime use of compression garments, skin care, and exercise. CDT reduces congested interstitial lymphatic fluid and excess limb volume and has been shown to improve shoulder range of motion (Didem, Ufuk, Serdar, & Zumre, 2005; Szuba, Achalu, & Rockson, 2002) and decrease pain (Hamner & Fleming, 2007; Moseley et al., 2007). Hamner and Fleming reported that 76 of 135 patients (56%) had pain associated with their lymphedema. After CDT, 56 of the 76 patients (74%) were pain free. However, the study was retrospective and did not distinguish stage. Description Effectiveness is demonstrated by strong evidence from rigorously designed studies, metaanalyses, or systematic reviews. Expected benefit exceeds expected harms. Effectiveness has been demonstrated by supportive evidence from a single rigorously conducted controlled trial, consistent supportive evidence from well-designed controlled trials using small samples, or guidelines developed from evidence and supported by expert opinion. Clinicians and patients should weigh the beneficial and harmful effects according to individual circumstances and priorities. Data currently are insufficient or are of inadequate quality.Lack of effectiveness is less well established than those listed under not recommended for practice. Ineffectiveness or harm clearly is demonstrated, or cost or burden exceeds potential benefit. Examples At least two multisite, well-conducted, randomized, controlled trials (RCTs) with at least 100 subjects Panel of expert recommendation derived from explicit literature search strategy; includes thorough analysis, quality rating, and synthesis of evidence One well-conducted RCT with fewer than 100 patients or at one or more study sites Guidelines developed by consensus or expert opinion without synthesis or quality rating RCTs, meta-analyses, or systematic reviews with documented adverse effects in certain populations Well-conducted case control study or poorly controlled RCT Conflicting evidence or statistically insignificant results Single RCT with at least 100 subjects that showed no benefit. No benefit and unacceptable toxicities found in observational or experimental studies.
No benefit or excess costs or burden from at least two multisite, well-conducted RCTs with at least 100 subjects. Discouraged by expert recommendation derived from explicit literature search strategy; includes thorough analysis, quality rating, and synthesis of evidence Note. Based on information from Mitchell & Friese, n.d. 954 December 2008 • Volume 12, Number 6 • Clinical Journal of Oncology Nursing MLD A treatment technique that uses a series of rhythmic, light strokes to reduce swelling and improve the return of lymph to the circulatory system (Lymphatic Research Foundation, 2006). The technique encourages fluid away from congested areas by increasing activity of normal lymphatics and bypassing ineffective or obliterated lymph vessels. MLD is widely advocated, but little research data conclusively support its use (Badger, Preston, Seers, & Mortimer, 2004; McNeely et al., 2004; Williams, Vadgama, Franks, & Mortimer, 2002; Woods, 2003). The most appropriate techniques, optimal frequency, and indications for MLD, as well as the benefits of treatment, have not been clarified. MLD is a specialist’s skill that requires regularpractice to maintain competence. Deep, heavy-handed massage should be avoided because it may damage tissues and exacerbate edema by increasing capillary filtration (Lymphoedema Framework, 2006). Term Definition Simplified self-massaging techniques that normally take about 20 minutes and are done daily. Physical therapist or other specialist also can teach a partner, friend, or relative how to perform the massage (Activa Health Care, n.d.). The technique incorporates simplified hand movements in a set sequence, which work across lymphatic watersheds toward functioning lymphatics. Treatment is mainly to the neck and trunk area, although the limb may be treated depending on patient need and the condition of the limb. No oils or creams are used (British Lymphology Society, 1999). Note. Based on information from Oncology Nursing Society, 2008. 956 December 2008 • Volume 12, Number 6 • Clinical Journal of Oncology Nursing sleeves or garments, but use did not increase. Adherence with effective self-care interventions is an area ripe for additional research to help improve outcomes and quality of life in cancer survivors. Infection treatment: Patients with lymphedema are at increased risk for infection. Cellulitis, an acute infection of the skin and underlying tissue that is characterized by painful swelling, erythema, and heat, often is caused by normal skin flora entering through a break in the skin (Braunwald et al., 2001). The most common cause of infection in the lymphedematous limb is group A hemolytic streptococcus bacterium or Streptococcus pyogenes, although the emergence of Staphylococcus aureus co-infection, particularly with concerns for methicillin-resistant S. aureus, and co-infection with numerous other organisms, must be considered in at-risk populations (Bernard, 2008; Lymphoedema Framework, 2006). Erysipelas is an acute superficial non-necrotizing dermal infection caused by S. pyogenes that is characterized by rapid onset of fiery red edema of the affected extremity with well-defined indurated borders (Bernard; Braunwald et al.). Despite effective treatment, generally with penicillin- based therapies, swelling may persist. Immediate attention to signs of infection and prompt initiation of antibiotic therapy are critical to preventing sepsis. Antibiotic coverage should include coverage for strep and staph species. Careful history of trauma and injury is important, although, in many cases, no injury is apparent. The presence of comorbidities, age, neutropenia, and allergies will determine antibiotic choices. Antibiotics for first-line treatment include penicillin-based therapies (if no history of allergy exists), either orally (if no signs of systemic infection are seen) or by IV. Oral penicillins,
such as amoxicillin and dicloxacillin, often are used and continued for a period of no less than 14 days or until inflammation has resolved. For patients with penicillin allergy, clindamycin or clarithromycin may be used (Bernard, 2008; Lymphoedema Framework, 2006). Consult with infectious disease colleagues regarding antibiotic choices, particularly in the case of recurrent infection. One of the most common errors made when treating an infection in the lymphedematous limb is too short of a treatment course. At least a 14-day course of antibiotic therapy after an acute episode has responded clinically is recommended (Lymphoedema Framework); it may take one to two months of therapy for symptoms to completely resolve in some patients. Antibiotics should begin as soon as possible. Criteria for hospital admission include presence of • Fevers, hypotension, tachycardia, confusion, or vomiting • Continuing symptoms despite oral antibiotics for 48 hours • Unresolved local symptoms despite the use of first- and second-line oral antibiotics. Simple lymph drainage and MLD should be avoided during acute infection with fever. If tolerated, reduced-tension compression garments or CB may be applied. Prolonged periods without compression should be avoided (Lymphoedema Framework, 2006), and Bernard (2008) suggested aggressively initiating treatment after infection to decrease edema. Recurrent infections occur in up to 20% of patients (Bernard); the most frequent reason for treatment failure is lack of adherence with prescribed drug regimen. Reducing underlying edema may assist in reducing the risk of recurrent infections (Bernard). Patients with a history of lymphedema and prior cellulitis (see Figure 2) should routinely have a two-week supply of oral antibiotics on hand, particularly for travel (Lymphoedema Framework). In a retrospective analysis of more than 601 cases of breast cancer in 580 women, Indelicato et al. (2006) found an 8% incidence of delayed breast cellulitis. Delayed breast cellulitis consists of diffuse breast erythema, edema, tenderness, and slight warmth occurring at least three months after definitive surgery and more than three weeks after completion of radiation therapy. Erythema has no distinct erysepiloid edges and has an insidious onset and indolent course (Indelicato et al.). The median time of onset in Indelicato et al. was 226 days; range was 137 days to 16.1 years. Breast or trunk edema is a complication of breast cancer treatment that has not been widely studied. Impaired lymphatics and injury likely play a role in the development of delayed breast cellulitis. Breast cellulitis was significantly more prevalent in women with arm edema (Indelicato et al., 2006). Risk factors for the development of cellulitis include obesity, tumor size, number of lymph nodes removed (> 5), and presence and aspiration of postoperative seroma or hematoma. Of the patients who developed cellulitis (n = 50), 22% went on to develop recurrent cellulitis and one went on to electively undergo mastectomy because of intractable breast pain. This study is limited to a single institution but does represent one of the largest cohorts of patients reported and analyzed to date with regard to infection in the breast where lymphedema is a risk and often overlooked. Likely to Be Effective Maintaining optimal body weight: Studies examining patient-related factors in women who develop lymphedema after breast cancer treatment are becoming more prevalent. One important patientrelated factor is weight according to body mass index. Evidence exists that a body mass index greater than 30 is a risk factor for lymphedema (Mahamaneerat, Shyu, Stewart, & Armer, in press; Ridner & Dietrich, 2008; Soran et al., 2006). Ridner and Dietrich age-matched their sample (N = 64) of breast cancer survivors with and without lymphedema within three years of therapy and found statistically significant group differences in body mass index for lymphedema occurrence, with higher weights associated with higher occurrence of lymphedema. Although how body weight affects lymphedema is unknown, evidence indicates that it does influence lymphedema development and affects management. A prospective longitudinal study of breast cancer survivors 12 months after surgery found higher risk of lymphedema among survivors of higher body mass index (Mahamaneerat et al., in press). Likewise, efforts to reduce body weight may influence
lymphedema volume and improve management. In a study (N = 64) by Shaw, Mortimer, and Judd (2007), weight loss by caloric reduction was compared with fat reduction alone and to a third control group with no dietary interventions. Although no differences seemed to exist among the groups (largely from a lack of dietary adherence), weight loss by whatever means appeared to benefit arm volume (p = 0.002). End results showed significant reductions in body mass index (p = 0.008) in the intervention groups compared to the control group. Causality could not be demonstrated but findings such as these may help researchers understand the characteristics of patients at higher risk of developing lymphedema following breast cancer and allow nurses and other healthcare professionals to target a particular population with interventions to reduce the risk of lymphedema development. Manual lymph drainage: MLD, one of the five modalities of CDT, decongests and softens tissues. Through a gentle, specialized, manual technique, MLD creates a pressure gradient that stimulates the lymphatic flow from one area to another. Although systematic reviews support the effectiveness of MLD in combination with other CDT components (Browning, 1997; Lymphoedema Framework, 2006; Moseley et al., 2007) and the added value of MLD with CB in treating lymphedema, little evidence exists to support MLD’s sole use for the purpose of limb volume reduction independent from CDT (Lymphoedema Framework). In a randomized, controlled trial by Didem et al. (2005), the study group (n = 27) received standard CDT (MLD, multilayer CB, limb elevation, remedial exercises, and skin care). The control group (n = 26) had standard therapy without MLD. A 55.7% reduction in arm edema was seen in the study group and 36% reduction in the control group (Didem et al.), indicating that the difference was the use of MLD. In a prospective randomized, controlled trial by McNeely et al. (2004) with clearly defined inclusion and exclusion criteria (N = 45), researchers looked at the reduction of arm volume from MLD in combination with CB to that achieved by CB alone. Although no significant difference was seen between the groups in terms of volume reduction (p = 0.8) or percentage reduction (p = 0.3), the study did not address reduction of subjective symptoms (McNeeley et al.). In a systematic review by Moseley et al. (2007), MLD was found to contribute to the improvement of selfreported patient symptoms and MLD was recommended for symptom management in palliative care (Lymphoedema Framework, 2006). In a summary of three years of treatment data collected from patients with lymphedema after breast cancer treatment (N = 168), breast edema showed the most improvement when MLD was performed (Jeffs, 2006). MLD may be the only intervention possible in cases involving head and neck, genital, or breast swelling and in palliative care situations where compression by bandaging or garments is not well tolerated or not possible (Jeffs; Lymphoedema Framework, 2006). Because the MLD practitioner requires training at the specialist level (Lymphoedema Framework, 2006; McNeely et al., 2004; Moseley et al., 2007; NLN MAC, 2008b), the lymphedema therapist must individualize CDT and may exclude certain modalities (such as potentially performing MLD alone without CB) based on the patient’s premorbid condition and stage of lymphedema at diagnosis. An 80-question survey by Bani et al. (2007) of 742 breast cancer survivors found that providing patients with information about MLD directly correlated with use. Numerous shortcomings exist in the available literature regarding MLD. A general lack of consistency is seen in study design, sample sizes often are small, criteria are poorly defined, and many lack long-term follow-up. Most studies did not assess the effects of treatment on range of motion, pain, function, body image, quality of life, and tissue quality (pitting, fibrosis). However, a small number of well-designed studies focusing on MLD do support that it is likely to be an effective intervention for lymphedema. Benefits Balanced With Harms Exercise: Exercise and movement therapies play an important role in CDT by supporting cardiovascular health, muscle strength, and functional capacity, as well as stimulating the
function of the lymphatic system. Integrating exercise requires an individualized approach (Lymphoedema Framework, 2006) and should be part of a systematic approach to rehabilitation for all patients with (or at risk for) secondary lymphedema (NLN MAC, 2008c). Historically, heavy resistance training has been discouraged for patients with lymphedema; however, current evidence is somewhat unclear and the recommendation may be changing (Bicego et al., 2006; Lymphoedema Framework; Moseley et al., 2007). In the past, healthcare professionals believed that exercise could exacerbate or lead to lymphedema in women at risk. Patients were advised to avoid upper-body exercises because of the belief that exercise increased the flow of blood to tissues, adding to the workload of the lymph system and overwhelming an already compromised system. However, the claim is not supported by current literature. Exercise increases muscle mass, which increases the muscular pump that the flow of lymph depends on. Exercise increases flexibility and strength and helps combat obesity, which is another risk factor for lymphedema. A review of the literature indicated that upper-extremity exercise may well be safe within certain parameters. Two randomized, prospective clinical trials (Ahmed, Thomas, Yee, & Schmitz, 2006; de Rezende et al., 2006) concluded that supervised exercise did not increase the risk for or exacerbate lymphedema. The trials involved weight training but were limited by small numbers of participants and short follow-up time. Research by Harris and Niesen-Vertommen (2000) demonstrated evidence that women with breast cancer could engage in upper-extremity exercise without developing lymphedema. Exercises included 20–30 minutes of a brisk aerobic workout, stretching, and resistance training of back and upper extremities. Limb volume monitoring revealed no significant changes. The 958 December 2008 • Volume 12, Number 6 • Clinical Journal of Oncology Nursing study, however, was limited by not using a consistent time of day for measuring arm circumference, and arm circumference alone was used as a measure of lymphedema. Courneya et al. (2003) conducted a randomized, controlled trial evaluating the effect of exercise on lymphedema development. Patients were placed in experimental (n = 24) and control (n = 28) groups. Three patients in the experimental group developed lymphedema, compared to none from the control group: clinically significant but not statistically significant findings. Sandel, Judge, and Landry (2005) used a crossover design in a randomized, controlled trial (N = 30) to evaluate the effect of dance and movement therapy on lymphedema in women who had undergone surgery for breast cancer. Three women reported lymphedema at baseline, but no additional lymphedema events occurred. A pilot study by Kolden et al. (2002) examined 40 women treated for stages I–III breast cancer to evaluate the safety and availability of an exercise program. Eighty-eight percent of participants completed planned sessions with noted improvement in flexibility, aerobic capacity, bench press strength, leg press strength, mood, and well-being. However, the study was limited by a lack of control group and no long-term follow-up. Common limitations were noted in all of the studies reviewed for this article. Examining exercise as a risk factor is difficult because the interventions for breast cancer involve wide variations in treatment, which could impact outcomes. Diverse measurement tools were used, including upper-extremity circumference measurement, upper-extremity volume measurement by perometry, and bioelectrical impendence monitor. In addition, most of the studies involved follow-up of less than one year. A uniform tool for measuring lymphedema and common definitions of the exercise intervention intensity must be applied to compare findings across studies. Additional investigation with larger samples and longer follow-up time frames are needed before any definite conclusions can be reached regarding safety and benefit of exercise for women at risk for or with lymphedema. However, no definite evidence exists to support the commonly administered advice that upper-extremity light exercise or movement is a risk factor or contributing factor to the development of lymphedema. Potential benefits must be balanced with potential harm on a case-by-case basis until more evidence exists (NLN MAC, 2008b). The evidence to date can, however, provide guidance to patients after treatment for breast cancer.Prophylactic antibiotics for recurrent infections: Because antibiotic resistance continues to be a public healthissue, decisions about the use of prophylactic antibiotics forpatients at risk for infection should be made in collaboration
with a treating primary care physician and, perhaps, an infectiousdisease specialist. Recurrent infection occurs in almost25% of patients with lymphedema who experience an episode of initial cellulitis (Bernard, 2008; Indelicato et al., 2006). For patients with lymphedema who have had two to three infections per year, daily prophylaxis should be considered with careful evaluation of risks and benefits (Bernard; Lymphoedema Framework, 2006). First-line antibiotics commonly used in this setting include penicillin or erythromycin (in the event of penicillin allergy). Second-line agents for prophylaxis include clindamycin and clarithromycin (Bernard; Lymphoedema Framework). Most of the data on prophylactic use of antibiotics are gleaned through case reports and retrospective cohort studies (Bernard). Surgical intervention: Many of the case studies presented in the literature related to potentially promising surgical therapies for lymphedema focus on managing the most challenging lymphedematous limbs. Recurrent infection or lack of response to more conservative approaches, such as compression bandaging, will sometimes lead to consideration of lymphatic grafting, lymphovenous anastomosis, liposuction, or even amputation. These approaches should be reserved for carefully selected patients (Lymphoedema Framework, 2006) for whom alternatives and more traditional treatments have failed. Author Contact: Ellen Poage, MSN, FNP-C, MPH, CLT-LANA, can be reached at
[email protected], with copy to editor at
[email protected]. References Activa Health Care. (n.d.). Lymphedema. Retrieved November 21, 2007, from http://www.activahealthcare.co.uk/content/condi tions/lymphoedema.html?t=2 Ahmed, R.L., Thomas, W., Yee, D., & Schmitz, K.H. (2006). Randomized controlled trial of weight training and lymphedema in breast cancer survivors. Journal of Clinical Oncology, 24(18), 2765–2772. Armer, J.M., Radina, M.E., Porock, D., & Culbertson, S.D. (2003). Predicting breast cancer related lymphedema using self-reported symptoms. Nursing Research, 52(6), 370–379. Armer, J.M., & Stewart, B.R. (2005). A comparison of four diagnostic criteria for lymphedema in a post-breast cancer population. Lymphatic Research and Biology, 3(4), 208–217. Badger, C., Preston, N., Seers, K., & Mortimer, P. (2004). Physical therapies for reducing and controlling lymphoedema of the limbs. Cochrane Database of Systematic Reviews, 4, CD003141. Bani, H.A., Fasching, P.A., Lux, M.M., Rauh, C., Willner, M., Eder, I., et al. (2007). Lymphedema in breast cancer survivors: Assessment and information provision in a specialized breast unit. Patient Education and Counseling, 66(3), 311–318. Barclay, J., Vestey, J., Lambert, A., & Balmer, C. (2006). Reducing the symptoms of lymphoedema: Is there a role for aromatherapy? European Journal of Oncology Nursing, 10(2), 140–149. Bernard, P. (2008). Management of common bacterial infections of the skin. Current Opinion in Infectious Disease, 21(2), 122–128. Bicego, D., Brown, K., Ruddick, M., Storey, D., Wong, C., & Harris, S.R. (2006). Exercise for women with or at risk for breast cancerrelated lymphedema. Physical Therapy, 86(10), 1398–1405. Braunwald, E., Fauci, A., Kasper, D., Hauser, S., Longo, D., & Jameson, J. (2001). Harrison’s principles of internal medicine (15th ed.). New York: McGraw Hill. British Lymphology Society. (1999). Guidelines for the use of MLD and SLD. Retrieved November 21, 2007, from http://www.lym
phoedema.org/bls/membership/guidelines.htm Browning, C. (1997). Lymphoedema: Prevalence, risk factors, and management: A review of research. Kings Cross, Australia: NHMRC National Breast Cancer Center. Carati, C.J., Anderson, S.N., Gannon, B.J., & Piller, N.B. (2003). Treatment of postmastectomy lymphedema with low-level laser therapy. Cancer, 98(6), 1114–1122. Casley-Smith, J.R., & Casley-Smith, J.R. (1996). Lymphedema initiated by aircraft flights. Aviation, Space, and Environmental Medicine, 67(1), 52–56. Centers for Disease Control and Prevention. (2008). Body mass index. Retrieved July 31, 2008, from http://www.cdc.gov/nccdphp/ dnpa/healthyweight/assessing/bmi/index.htm Courneya, K.S., Mackey, J.R., Bell, G.J., Jones, L.W., Field, C.J., & Fairey, A.S. (2003). Randomized controlled trial of exercise training in postmenopausal breast cancer survivors. Cardiopulmonary and quality of life outcomes. Journal of Clinical Oncology, 21(9), 1660–1668. de Rezende, L.F., Franco, R.L., de Rezende, M.F, Beletti, P.O., Morais, S.S., & Gurgel, M.S. (2006). Two exercise schemes in postoperaClinical Journal of Oncology Nursing • Volume 12, Number 6 • Demystifying Lymphedema 963 tive breast cancer: Comparison of effects on shoulder movement and lymphatic disturbance. Tumori, 92(1), 55–61. Didem, K., Ufuk, Y.S., Serdar, S., & Zumre, A. (2005). The comparison of two different physiotherapy methods in treatment of lymphedema after breast surgery. Breast Cancer Research and Treatment, 93(1), 49–54. Foldi, E. (1998). The treatment of lymphedema. Cancer, 83(Suppl. 12), 2833–2834. Forner-Cordero, I., Navarro-Monsoliu, R., Munoz-Langa, J., AlcoberFuster, P., & Rel-Monza, P. (2007). Use of a nanocrystalline silver dressing on lymphatic ulcers in patients with chronic lymphoedema. Journal of Wound Care, 16(5), 235–239. Gordon, K., & Mortimer, P. (2007). A guide to lymphedema. Expert Review of Dermatology, 2(6), 741–752. Gothard, L., Stanton, A., MacLaren, J., Lawrence, D., Hall, E., Mortimer, P., et al. (2004). Non-randomized phased II trial of hyperbaric oxygen therapy in patients with chronic arm lymphedema and tissue fibrosis after radiotherapy for early breast cancer. Radiotherapy and Oncology, 70(3), 217–224. Greene, A.K., Borud, L., & Slavin, S.A. (2005). Blood pressure monitoring and venipuncture in the lymphedematous extremity. Plastic and Reconstructive Surgery, 116(7), 2058–2059. Hamner, J.B., & Fleming, M.D. (2007). Lymphedema therapy reduces the volume of edema and pain in patients with breast cancer. Annals of Surgical Oncology, 14(6), 1904–1908. Harris, S.R., & Niesen-Vertommen, S.L. (2000). Challenging the myth of exercise induced lymphedema following breast cancer: A series of case reports. Journal of Surgical Oncology, 74(2), 95–98. Indelicato, D.J., Grobmyer, S.R., Newlin, H., Morris, C.G., Haigh, L.S., Copeland, E.M., et al. (2006). Delayed breast cellulitis:
An evolving complication of breast conservation. International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics, 66(5), 1339–1346. International Society of Lymphology. (2003). The diagnosis and treatment of peripheral lymphedema. Consensus document of the International Society of Lymphology. Lymphology, 36(2), 84–91. Jeffs, E. (2006). Treating breast cancer–related lymphoedema at the London Haven: Clinical audit results. European Journal of Oncology Nursing, 10(1), 71–79. Johansson, K., Lie, E., Edkahl, C., & Lindfeldt, J. (1998). A randomized study comparing manual lymph drainage with sequential pneumatic compression for treatment of postoperative arm lymphedema. Lymphology, 31(2), 56–64. Jones, S., Bowler, P.G., & Walker, M. (2005). Antimicrobial activity of silver containing dressings is influenced by dressing conformability with wound surface. Wounds, 17(90), 263–270. Kaviani, A., Fateh, M., Yousefi Nooraie, R., Alinagi-Zadeh, M.R., & Ataie-Fashtami, L. (2006). Low-level laser therapy in management of postmastectomy lymphedema. Lasers in Medical Science, 21(2), 90–94. Kolden, G.G., Strauman, T.J., Ward, A., Kuta, J., Woods, T.E., Schneider, K.L., et al. (2002). A pilot study of group exercise training (GET) for women with primary breast cancer: Feasibility and health benefits. Psycho-Oncology, 11(5), 447–456. Koul, R., Dufan, T., Russell, C., Guenther, W., Nugent, Z., Sun, X., et al. (2007). Efficacy of complete decongestive therapy and manual lymphatic drainage on treatment-related lymphedema in breast cancer. International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics, 67(3), 841–846. Lymphatic Research Foundation. (2006). Lymphedema glossary. Retrieved January 9, 2008, from http://www.lymphnotes.com/ gloss.php Lymphoedema Framework. (2006). Best practice for the management of lymphedema: An international perspective. London: MEP Ltd. Mahamaneerat, W.K., Shyu, C.R., Stewart, B.R., & Armer, J.M. (in press). Post-op swelling and lymphoedema following breast cancer treatment: A baseline-comparison BMI-adjusted approach. Journal of Lymphoedema. McNeely, M.L., Magee, D.J., Lees, A.W., Bagnall, K.M., Haykowsky, M., & Hanson, J. (2004). The addition of manual lymph drainage to compression therapy for breast cancer related lymphedema: A randomized controlled trial. Breast Cancer Research and Treatment, 86(2), 95–106. Mitchell, S.A., & Friese, C.R. (n.d.). Weight of evidence. Retrieved September 14, 2008, from http://www.ons.org/outcomes/ tables/sleep/woe.shtml Mortimer, P.S. (1998). The pathophysiology of lymphedema. Cancer, 83(Suppl. 12), 2798–2802. Moseley, A.L., Carati, C.J., & Piller, N.B. (2007). A systematic review of common conservative therapies for arm lymphoedema secondary
to breast cancer treatment. Annals of Oncology, 18(4), 639–646. National Lymphedema Network Medical Advisory Committee. (2006). Position statement of the National Lymphedema Network. Topic: Treatment. Retrieved November 21, 2007, from http://www.lymphnet.org/pdfDocs/nlntreatment.pdf National Lymphedema Network Medical Advisory Committee. (2008a). Position statement of the National Lymphedema Network. Topic: Air travel. Retrieved January 9, 2008, from http:// www.lymphnet.org/pdfDocs/nlnairtravel.pdf National Lymphedema Network Medical Advisory Committee. (2008b). Position statement of the National Lymphedema Network. Topic: Exercise. Retrieved January 9, 2008, from http:// www.lymphnet.org/pdfDocs/nlnexercise.pdf National Lymphedema Network Medical Advisory Committee. (2008c). Position statement of the National Lymphedema Network. Topic: Lymphedema risk reduction practices. Retrieved January 9, 2008, from http://www.lymphnet.org/pdfDocs/ nlnriskreduction.pdf Oncology Nursing Society. (2008). Lymphedema definition list. Retrieved November 11, 2008, from http://www.ons.org/outcomes/ volume4/lymphedema.shtml Petrek, J.A., & Heelan, M.C. (1998). Incidence of breast carcinomarelated lymphedema. Cancer, 83(Suppl. 12), 2776–2781. Ridner, S.H. (2002). Breast cancer lymphedema: Pathophysiology and risk reduction guidelines. Oncology Nursing Forum, 29(9), 1285–1295. Ridner, S.H., & Dietrich, M.S. (2008). Self-reported co-morbid conditions and medication usage in breast cancer survivors with and without lymphedema Oncology Nursing Forum, 35(1), 57–63. Ridner, S.H., Mongtomery, L.D., Hepworth, J.T., Stewart, B.R., & Armer, J.M. (2007). Comparison of upper limb volume measurement techniques and arm symptoms between healthy volunteers and individuals with known lymphedema. Lymphology, 40(1), 35–46. Ries, L.A., Melbert, D., Krapcho, M., Stinchcomb, D.G., Howlander, N., Horner, M.J., et al. (Eds.). (2007). SEER cancer statistics review, 1975–2005. National Cancer Institute. Retrieved November 4, 2008, from http://seer.cancer.gov/csr/1975_2005 964 December 2008 • Volume 12, Number 6 • Clinical Journal of Oncology Nursing Sandel, S.L., Judge, J.O., & Landry, N. (2005). Dance and movement program improves quality of life measures in breast cancer survivors. Cancer Nursing, 28(4), 301–309. Shaw, C., Mortimer, P., & Judd, P.A. (2007). A randomized controlled trial of weight reduction as a treatment for breast cancer-related lymphedema. Cancer, 110(8), 1868–1874. Soran, A., D’Angelo, G., Begovic, M., Ardic, F., Harlak, A., Samuel Wieand, H., et al. (2006). Breast cancer-related lymphedema— What are the significant predictors and how do they affect the severity of lymphedema? Breast Journal, 12(6), 536–543. Stout-Gergich, N.L., Pfalzer, L.A., McGarvey, C., Springer, B., Gerber, L.H., & Soballe, P. (2008). Preoperative assessment enables the
early diagnosis and successful treatment of lymphedema. Cancer, 112(12), 2809–2819. Swedborg, I. (1984). Effects of treatment with an elastic sleeve and intermittent pneumatic compression in post-mastectomy patients with lymphoedema of the arm. Scandanavian Journal of Rehabilitation Medicine, 16(1), 35–41. Szuba, A., Achalu, R., & Rockson, S.G. (2002). Decongestive lymphatic therapy for patients with breast carcinoma-associated lymphedema. Cancer, 95(11), 2260–2267. Teas, J., Cunningham, J.E., Cone, L., Jansen, K., Raghavan, S.K., Nitcheva, D.K., et al. (2004). Can hyperbaric oxygen therapy reduce breast cancer treatment-related lymphedema? A pilot study. Journal of Womens Health, 13(9), 1008–1018. Vignes, S., Porcher, R., Arrault, M., & Dupuy, A. (2007). Long–term management of breast cancer-related lymphedema after intensive Receive free continuing nursing education credit for reading this article and taking a brief quiz online. To access the test for this and other articles, visit http://evaluationcenter.ons.org. After entering your Oncology Nursing Society profile username and password, select CNE Listing from the left-hand tabs. Scroll down to Clinical Journal decongestive physiotherapy. Breast Cancer Research and Treatment, 101(3), 285–290. Williams, A.F., Vadgama, A., Franks, P.J., & Mortimer, P.S. (2002). A randomized controlled crossover study of manual lymphatic drainage therapy in women with breast cancer-related lymphoedema. European Journal of Cancer Care, 11(3), 254–261. Woods, M. (2003). The experience of manual lymph drainage as an aspect of treatment for lymphoedema. International Journal of Palliative Nursing, 9(4), 336–342. Zuther, J.E. (2005). Lymphedema management: The comprehensive guide for practitioners. New York: Thieme Medical Publishers. Put Evidence Into Practice For more information about evidence-based interventions for lymphedema, including the Putting Evidence Into Practice® resource card for lymphedema, definitions, evidence tables, and a complete list of references, visit www.ons.org/outcomes/volume4/lymphedema.shtml. PEP resources for several other nursing-sensitive patient outcomes are available at www.ons.org/outcomes. The Clinical Journal of Oncology Nursing wants to hear how you use the PEP resources to improve the quality of cancer care that you deliver. E-mail
[email protected] to share your experiences withnurses everywhere.
11. Beoordeling Huidtherapeutische stage
12 beoordeling Keuzestage