Eindrapportage thematische werkgroep afstemming jeugdhulp en smw in het MBO
Typ hier de ondertitel of wis dit vak
Hans Kruijssen Ben Brinkman Utrecht, 15 december 2014
Aanleiding Het schoolmaatschappelijk werk (smw) heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een onmisbare schakel in de ondersteuningsstructuur in het mbo. Naast het bieden van individuele hulp aan studenten en ondersteuning van docenten vervult het smw een belangrijke brugfunctie in de samenwerking met en verwijzing naar vormen van (jeugd)hulp. Met de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten verandert de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp. In de jeugdhulp vindt er een verschuiving van specialistisch naar generalistisch werken plaats. Een generalist is iemand die van alle markten thuis is en over een breed arsenaal aan kennis beschikt om ‘eerste hulp’ te kunnen bieden. De generalist is te zien als een ‘specialist in het generalistische’: iemand die door ervaring en opleiding aanvullende kennis heeft opgedaan. Het idee is dat dankzij de inzet van generalisten problemen minder snel 'medicaliseren', dat het aantal hulpverleners beperkt wordt, dat de hulp zich organiseert rond gezin en school en dat er meer zorg op maat wordt geleverd. De generalist gaat een rol spelen in de verbinding tussen de ondersteuningsstructuur van het onderwijs en het achterliggende veld van de jeugdhulp. Hij of zij gaat het ‘front-office’ vormen van het ‘Centrum Jeugd en Gezin’ (CJG). In de verbinding tussen onderwijs en hulpverlening gaan de taken van generalisten en smw-ers elkaar overlappen. Om dit vraagstuk te onderzoeken is er in het kader van de OCW subsidie “verbinden tussen passend onderwijs en zorg voor Jeugd” (uitgevoerd door het NJi) een thematische werkgroep ingesteld.
2
Vraagstukken en opbrengst De werkgroep1 inventariseerde bij MBO-instellingen op welke wijze het smw en de jeugdhulp zich tot elkaar (gaan) verhouden tegen de achtergrond van de transitie. Het gaat hierbij om vragen als: Op welke wijze vindt de aansluiting tussen smw en jeugdbeleid plaats? Welke effecten (voor het smw) brengt de inzet van generalisten in het mbo met zich mee? Zijn er voorbeelden van effectieve afstemming/taakverdeling tussen smw-ers en generalisten waarbij zowel de onderwijsloopbaan als het jeugdbeleid gediend zijn? Hoe ziet de inhoudelijke en financiële taakverdeling tussen smw en jeugdhulp er uit? Is het wenselijk/mogelijk expertise, taken en verantwoordelijkheden scherp af te bakenen? Hoe ziet de inhoudelijke en functionele aansturing/verantwoording er uit? De opbrengsten van de inventarisatie worden in deze rapportage verbonden aan een aantal aanbevelingen in de notitie ‘MBO als wijk’, binnen hetzelfde kader geschreven.. Zij bieden tegen deze achtergrond een illustratie van de kansen en aandachtspunten in de aansluiting van het MBO met het gemeentelijk jeugdbeleid. De mbo’s uit de themagroep lieten een grote diversiteit aan ontwikkelingen zien. Dit is exemplarisch voor de grote verscheidenheid in dynamiek van het MBO in de gemeentelijke/regionale context. MBO’s kunnen aan de hand van deze publicatie hun eigen ontwikkeling ‘ijken’ en (wellicht) handvatten vinden op welke wijze zij in afstemming met gemeenten laagdrempelige en passende hulp kunnen bieden aan studenten die dat nodig hebben.
1
De deelnemers aan de werkgroep zijn: Friesland College, ROC Midden Nederland, ROC Deltioncollege en het ROC van Twente. Ten behoeve van deze rapportage is elk ROC afzonderlijk geïnterviewd. De meeste ROC’s namen ook deel aan een gezamenlijke uitwisseling. De ontwikkeling in de samenwerking wordt alleen vanuit het perspectief van het mbo belicht.
3
Friesland College Voorgeschiedenis Het Friesland College, de gemeente Leeuwarden en de provincie Friesland hebben elkaar reeds in 2010 gevonden in een gezamenlijk initiatief om het risico op voortijdig schoolverlaten te verkleinen door contactpersonen uit de (jeugd)zorg snel en laagdrempelig inzetbaar te maken voor ondersteuning in het onderwijs. Ieder van deze partijen heeft daartoe middelen geïnvesteerd in een project onder de titel ‘School als werkplaats’ (SAW). Elf in de (jeugd) zorg en welzijn actieve partijen namen deel aan het project. In SAW staat school als werkplaats vooral voor de doorontwikkeling van het idee van de school als vindplaats. In SAW gaat het erom dat hulpverlening en onderwijs daadwerkelijk een gezamenlijke uitvoeringspraktijk ontwikkelen. Daarvoor is het nodig dat iedere instelling het eigen specialisme niet langer centraal stelt maar in plaats daarvan de student in zijn context als uitgangspunt neemt. Het eigen specialisme wordt in eerste instantie ondergeschikt gemaakt aan de feitelijke vraag en/of het actuele probleem. De specialist stelt zich dus op als generalist die tot op zekere hoogte aan de slag gaat met de vraagstukken die zich voordoen. De generalist moet daarbij zelf bewaken wanneer zich het moment aandient om de verbinding te leggen naar meer specialistische inzet en expertise. De inzet van het SAW-team richt zich op alle studenten van het Friesland College in Leeuwarden, ongeacht waar zij woonachtig zijn.
Huidige situatie In Leeuwarden2 is de SAW-methodiek inmiddels op alle niveaus geïmplementeerd. Dit betekent dat alle smw-ers werken volgens de SAW-werkwijze en -als generalist- onderdeel uitmaken van het SAW-team. Eén van de voordelen van deze ‘transitie’ van smw naar SAW is dat de activiteiten van de voormalige smw-er nu veel efficiënter zijn: hij ziet veel meer mensen op een dag, mede doordat hij niet meer op afspraak werkt. De productiviteit neemt toe door de grotere flexibiliteit. De SAW-er werkt in de klas, naast de coach (= mentor/studieloopbaanbegeleider) en tussen de studenten terwijl de smw-er voorheen meer aan de rand van het onderwijsproces zijn activiteiten uitvoerde in plaats van in het hart. Dat zorgt ook voor een belangrijk onderscheid tussen smw en SAW: SAW richt zicht op alle studenten terwijl het smw zich richtte op een deel van hen. De specifieke inbreng vanuit de smw-er in het SAW-team bestaat uit het leggen van de verbinding met het onderwijs(proces). Dat is zijn specialisme. Smw-generalisten staan dichter bij docenten en kennen de onderwijscultuur en het handelen beter dan ‘externe’ generalisten. De SAW-ers vormen gezamenlijk een multidisciplinair team waarin de verschillende expertises direct beschikbaar zijn. Er kan desgewenst direct handelend worden opgetreden. Verwijzen verloopt kwalitatief beter en vaak sneller omdat men onderling korte lijnen heeft. Het feit dat de ‘externe’ generalist ook nog gedeeltelijk bij de moederorganisatie werkzaam is cruciaal in dit proces.
Financiën en regie Met het onderbrengen van alle smw-ers bij het SAW-team levert het Friesland College een substantiële eigen bijdrage aan de financiering van het team. De overige SAW-ers worden op dit moment bekostigd door de gemeente, provincie of zorgverzekeraar. Er is sprake van een vermenging van geldstromen en integrale financiering van een team dat dezelfde werkwijze hanteert. De projectleiding van het Friesland College heeft functionele bevoegdheden in de aansturing van de generalisten. 2
Op de locatie Heerenveen van het ROC Friesland College gaat SAW ook van start. SAW op deze locatie wordt geen exacte kopie van SAW in Leeuwarden. In deze rapportage wordt deze ontwikkeling verder buiten beschouwing gelaten.
4
ROC Midden Nederland Voorgeschiedenis De komst van het jeugdteam mbo in het ROC is tot stand gekomen in een overleg tussen de CvBvoorzitter en de wethouder jeugd van Utrecht. Hier kwam ter sprake of het mogelijk was om een hulpaanbod voor mbo-studenten te ontwikkelen naast de komst van buurtteams. In beide gevallen zouden visie en beleid grotendeels in de praktijk ontwikkeld moeten worden. Het gaat om een project met een looptijd van anderhalf jaar waarbij het jeugdteam mbo wordt gezien als één van de acht buurtteams Jeugd en Gezin van de gemeente Utrecht. Het jeugdteam is als enige niet verbonden aan een buurt maar in plaats daarvan aan een locatie van ROC Midden Nederland (MN). Het jeugdteam mbo werkt voor alle studenten tot en met 23 jaar, ongeacht hun woongemeente.
Huidige situatie Het jeugdteam mbo hanteert dezelfde uitgangspunten als de buurtteams jeugd en gezin. Het team werd ingericht volgens het principe ‘nieuw voor oud’: geen nieuw (hulp)systeem naast het bestaande maar in plaats van het bestaande systeem. Eén smw-er van het ROC werd toegevoegd aan het team Sinds begin 2014 is het team, inclusief eigen teamleider, gehuisvest op één vestiging van het ROC van waaruit men de nieuwe werkwijze op deze locatie vormgeeft. Gaandeweg wil men een nieuwe methodiek ontwikkelen. Het uitgangspunt ‘nieuw voor oud’ zorgde er voor dat de smw-ers op deze locatie, behoudens het deel van de smw-formatie dat werkt ten behoeve van studenten ouder dan 23 jaar, zijn vertrokken naar andere locaties van het ROC. Het jeugdteam koos een andere invalshoek dan het smw. Het jeugdteam reageerde alleen op basis van een hulpvraag van de student en niet op signalen vanuit het onderwijs. De werkwijze, los van de bestaande zorgstructuur, zorgde voor interne verwarring. Zo konden bv. studenten met financiële problemen zich zowel bij het (spreekuur van) het jeugdteam melden als bij het specifieke schuldhulpverleningsproject dat het ROC al in huis had. Afstemming bleek lastig. In bovenstaande situatie kwam verandering toen er een managementwisseling plaatsvond bij het jeugdteam en er een leidinggevende kwam met affiniteit met en ervaring in het onderwijs. Bovendien waren de bestuurlijke opvattingen over de samenwerking gaan schuiven. Deze factoren maakten het mogelijk dat er een route van gezamenlijke visieontwikkeling is ingezet. Er is sprake van afstemming van jeugdteam en zorgstructuur en groeiend vertrouwen in de uiteindelijke uitkomst. Probleem is momenteel wel dat de doelstellingen en evaluatiecriteria voor deze pilot nog onvoldoende duidelijk en afgestemd zijn. Het bijdragen aan voorkomen van voortijdig schoolverlaten is bijvoorbeeld geen primaire doelstelling voor het jeugdteam. ROC Midden Nederland weet niet of men in de toekomst de smw-ers wil laten opgaan in het jeugdteam. Dat is afhankelijk van de ontwikkelingen. Het ROC ziet het jeugdteam, vanwege de nabijheid, als een grote kans voor de doelgroep van het mbo. Voorwaarde voor mogelijke integratie in de toekomst is wel dat in de gemeenschappelijk te bereiken doelen (ook) terugdringing van VSV wordt opgenomen. De noodzaak voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie en doelen is duidelijk.
Financiën en regie Het ROC financiert de smw-er in het jeugdteam en bekostigt de werkplekken. De hulpverleners in het team worden bekostigd door de gemeente, provincie en een grote zorgverzekeraar. Het team kent een eigen gemeentelijke aansturing.
5
ROC ter AA Voorgeschiedenis De werkzaamheden van het smw bestonden op ROC ter AA vooral uit het bieden van procesmatige hulp aan studenten. Voor preventieve activiteiten was nauwelijks tijd, dit tot onvrede van de smwers. Bij het nadenken over een oplossing werd een bezoek gebracht aan het Frieslandcollege en kwam de SAW-werkwijze bij ter AA in beeld. Het CvB was enthousiast over deze aanpak. De gemeente Helmond was op dat moment bezig om de aansluiting tussen O&O (Opgroei en Opvoed) medewerkers en het onderwijs vorm te geven in het kader van de transitie jeugdzorg. Het mbo kreeg van de gemeente toestemming om 64 uur O&O-formatie in te zetten volgens de “InHuis” werkwijze zoals de SAW-methodiek bij ter AA werd genoemd. Deze werkwijze kent een primair preventief karakter. Middels het VSV-project “InHuis” werden ook andere zorgpartners ‘verleid’ hun bijdrage als InHuis generalist te leveren ging het project begin 2014 van start. Het smw maakte geen onderdeel uit van het InHuisteam, maar behoorde tot de afdeling IBZ (Intake, Begeleiding, Zorg). De komst van de generalisten werd door de smw-ers aanvankelijk als (mogelijk)bedreigend ervaren, wellicht zouden zij smw-taken gaan overnemen. Gevolg was dat er intern verschillende casuistiekbespekingen (IBZ, ZAT, InHuis) naast elkaar plaatsvonden en het, ook voor de student, waar taken en verantwoordelijkheden lagen.
Huidige situatie Inmiddels is ROC-intern de ontwikkeling naar één geïntegreerd casuïstiekoverleg in gang gezet en wordt voor studenten helder bij wie zij voor welk probleem terecht kunnen. Smw-ers gaan onderdeel uitmaken van het InHuis team en gaan (gedeeltelijk) ook als generalist werken. Voor een ander deel blijven zij als smw-er studenten procesmatige hulp bieden. Het ‘wij/zij denken’ tussen smw en generalisten is hiermee doorbroken. De gemeente maakt inmiddels contractafspraken met zorgaanbieder en onderscheidt hierbij preventie en curatie. Hierdoor is de kans groot dat er verschuivingen gaan komen in de zorgpartners die in de preventieve aanpak van InHuis participeren. Ter AA vindt dit een zorgelijke ontwikkeling en is in overleg met deze organisaties (bv. verslavingszorg) om hen als generalist ‘in huis’ te behouden. Continuering levert immers bv. bij externe verwijzingen veel voordelen op. Tegen de achtergrond van een gemeente (Helmond) die zich, ingegeven door contractbesprekingen en inspanningen t.b.v. de transitie jeugdzorg terugtrekt en op dit moment niet meer actief participeert in het “InHuis”overleg dat een hele opgave. De huidige rol van de gemeente brengt met zich mee dat er geen gemeen- schappelijke doelstellingen tussen gemeente en ter AA voor InHuis zijn geformuleerd. Het ROC heeft inmiddels zijn eigen doelen gesteld. Cliënttevredenheid en reductie van VSV staan hierbij centraal. Ter AA hoeft bij de inzet van generalisten en bij verwijzingen geen rekening te houden met de woonplaats van de jongere. Alle studenten worden bediend. Belangrijke voordelen van de komst van de generalisten voor ter AA is dat er bij problematiek nu snel gehandeld kan worden, de zorgpartners zijn immers nabij. Daarnaast is de drempel voor slb-ers om met, en over, leerlingen met zorgvragen te praten verlaagd. Tenslotte is de interne deskundigheid vergroot en makkelijk inzetbaar.
Financiën en regie ROC ter AA financiert het smw, de gemeente de O&O-medewerkers van InHuis. Overige generalisten staan op de loonlijst van de betrokken zorgaanbieders. De regie betreffende “InHuis” ligt bij ROC ter AA.
6
ROC Deltioncollege Voorgeschiedenis In 2013 kwam in het kader van de transitie van de jeugdzorg overleg tussen het mbo en de gemeente Zwolle op gang. Hier kwam een mbo-pilot uit voort waarin de mbo-instellingen Deltion en Landstede participeren. Deze pilot is in het najaar van 2013 van start gegaan met bestuurlijke steun van alle deelnemende partijen. Primair doel van de pilot is het oefenen met generalistisch werken. Twee smw-ers van Deltion en twee CJG-ers gaan met een vergelijkbaar takenpakket op het ROC aan de slag. Voor Deltion gaat het hierbij om een andere manier van werken ten opzichte van de huidige smw-ers. In de pilot moet o.a. duidelijk worden welke delen van de taakstelling van de generalist tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren en welke delen tot de verantwoordelijkheid van het mbo.
Huidige situatie In de pilot zijn twee smw-ers3 met de generalistische werkwijze aan de slag gegaan bij PLUS Deltion4. De overige smw-ers op het Deltion College bleven gewoon als smw-er werkzaam. Voor de generalist is een profiel opgesteld. De generalisten zijn naast hun smw-taken o.a. als intermediair tussen school en externe hulpverleningsinstanties werkzaam. Belangrijk verschil met de reguliere taken van de smw-er is dat zij nu als generalist regievoerder zijn en als zodanig de instellingen in de hulpverlening kunnen bevragen over de plaatsing en de voortgang van het traject dat de student daar volgt. De smw-generalist zorgt ook voor terugkoppeling van deze informatie. Hij bevordert dat de problematiek van de student zodanig hanteerbaar wordt dat de schoolloopbaan kan worden voortgezet en is als ‘linking-pin’ tussen school en externe hulp verantwoordelijk voor passende communicatie. De generalisten zijn op de (onderwijs)werkvloer werkzaam. Zij worden al tijdens de intake betrokken en zijn dagelijks beschikbaar voor consult aan docenten en voor crisisinterventie. De (tussentijdse) opbrengst van de pilot is o.a. dat de scheidslijn tussen de begeleidingstaken waarvoor de docent verantwoordelijk is en de taken van de smw-generalist duidelijker wordt. Docenten kunnen zich daarbij primair op de schoolgerelateerde problematiek richten. Voor de student is er in de nieuwe werkwijze één aanspreekpunt binnen school en staat zijn hulpvraag centraal. Dit vergroot, volgens de generalisten de zelfredzaamheid van de student. De afstemming tussen onderwijs en externe hulp blijkt soms lastig vanwege wachtlijsten of omdat plannen niet op elkaar zijn afgestemd. De generalisten merken dat er bij alle hulpverleningsinstanties bereidheid is om aan te schuiven bij multidisciplinaire overleggen op school. Tegelijkertijd blijkt dat deze instanties nauwelijks op eigen initiatief contact met de school (generalisten) opnemen. Knelpunt is dat de pilot alleen samen met de gemeente Zwolle wordt uitgevoerd voor studenten uit die gemeente. Maar meer dan 80% van de studenten woont buiten Zwolle. Inzet van het ROC is dat er binnen het ROC geen verschil wordt gemaakt tussen studenten op basis van woonplaats. Het ROC wil voor de aansluiting met het jeugdbeleid gezien worden als aparte ‘wijk’.
Financiën en regie De generalistische inzet van de beide smw-generalisten bij Deltion Plus wordt gefinancierd vanuit gemeentelijke projectgelden. Aansturing vindt vanuit Deltion plaats.
3
Vanwege de verlate start van de CJG-ers als generalist bij het ROC richt de rapportage zich alleen op dit deel van de pilot. 4 PLUS Deltion is gepositioneerd bij de entreeopleidingen en omvat trajecten voor studenten uit alle niveaus met specifieke (psychosociale en/of keuze)problematiek . Er is een concentratie van studenten met multiproblematiek.
7
ROC van Twente Voorgeschiedenis Het ROC van Twente heeft met 14 gemeenten te maken als het gaat om jeugdbeleid. In de uitwerking van de transitie jeugdzorg opereren die voor wat betreft het lokale hulpaanbod autonoom. Dit zorgt voor een situatie waarbij met de 14 gemeenten afzonderlijk afspraken gemaakt moeten worden. In de visie van het ROC onderschatten de gemeenten de specifieke dynamiek van het MBO,mede in relatie tot het woonplaatsprincipe. Daarnaast zijn gemeenten (nog) onduidelijk over de dienstverlening op het gebied van hulp aan jongeren van 18 jaar en ouder. De gemeenten hanteren als uitgangspunt dat het mbo kan aansluiten op de wijkgerichte aanpak. Het gaat hierbij in totaal om vele wijkteams en/of loketten waarmee het ROC contact zou moeten gaan onderhouden. Zo’n werkwijze is voor het mbo niet efficiënt als het gaat om het doorverwijzen van studenten naar de hulpverlening. Het ROC van Twente is van mening dat de transitie jeugdzorg er niet toe mag leiden dat de zorgvuldig opgebouwde begeleidingsstructuur van het ROC schade oploopt. Voorwaarde daarvoor is dat bij de ontwikkeling van nieuwe vormen van samenwerking wordt aangesloten bij de ‘wereld van het mbo’ en de leefwereld van mbo-studenten.
Huidige situatie Het ROC van Twente heeft een notitie geschreven waarin men de visie op de uitgangspunten in de samenwerking tussen het smw en het jeugdbeleid heeft vastgelegd. Het gaat hierbij vooral om gelijkschakeling 18-/18+, snelheid, drempelloosheid en de student als eigenaar van het dossier. Deze notitie is aan alle 14 gemeenten gestuurd met het verzoek om concrete afspraken over de afstemming te maken voor 1 januari a.s. Het ROC streeft hierbij naar één afspraak over de werkwijze in de samenwerking die voor alle gemeenten geldt i.p.v. afstemming met de verschillende loketten die verbonden zijn aan de toekomstige 30 zorgloketten en wijkteams in de regio. Er is momenteel geen sprake van gezamenlijke visie-ontwikkeling tussen mbo en gemeenten Op dit moment heeft er nog geen overleg plaatsgevonden, de gemeenten willen pas eind november/december om de tafel als de contracten met de zorgaanbieders rond zijn en de consulenten/wijkcoaches bekend zijn. Het ROC zet bij de verdere ontwikkeling aansluiting mbo-jeugdzorg in op een paar uitgangspunten: Verdere doorontwikkeling van het ZAT waarin de casusbespreking wordt bijgewoond door een ‘wijkcoach’. Een eventuele verwijzing loopt via hem/haar. Deze doorontwikkeling kan afbouw van het ZAT tot gevolg hebben richting aansluiting op de gemeentelijke zorgstructuur als blijkt dat min of meer overbodig geworden schakels niet (meer) efficiënt blijken te werken. Later in het schooljaar komt dit nader aan de orde. Eventuele aansluiting van een specialist van het loopbaancentrum bij een bespreking op wijkniveau. In dat geval zijn er wel problemen te verwachten rond de bekostiging van deze inzet. Het ROC van Twente gaat per 1 januari a.s. jeugdartsen van de GGD inkopen. Zij kunnen rechtstreeks verwijzen.
Financiën en regie Het ROC is van mening dat gemeenten (financieel) verantwoordelijk zijn voor de aansluiting door: de inzet van wijkcoaches te bekostigen die aansluiten bij ZAT-casuïstiekbesprekingen. en/of het ROC te bekostigen indien (outreachende) inzet wijkniveau plaatsvindt. NB. Hier zijn nog geen afspraken over gemaakt. Men wil eerst de nieuwe samenwerking in beeld krijgen.
8
MBO als wijk: verbinden vanuit een ander perspectief In november 2014 verscheen de notitie ‘MBO als wijk’ van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Hierin zijn op basis van interviews met zes mbo’s de kansen en aandachtspunten geformuleerd in de aansluiting tussen het mbo en gemeentelijk (jeugd)beleid. Het onderzoek pretendeert niet representatief te zijn voor het gehele land, maar is vooral een analyse van de do’s en dont’s op basis van de ervaringen van de zes voorlopers. In deze rapportage worden een aantal aanbevelingen uit dit onderzoek verbonden met de ontwikkelingen over de afstemming van het smw in het mbo en het gemeentelijke jeugdbeleid, zoals hiervoor beschreven. Ze dienen als een nadere inkleuring van de aanbevelingen in ‘MBO als wijk’.
Het begrip ‘MBO als wijk’ In de notitie wordt de wijze van samenwerken door het mbo met partijen die ondersteuning (gaan) bieden, zoals gemeenten en zorgaanbieders, en de schaal waarop dat gebeurt geduid met de term ‘MBO als wijk’. Het idee daarachter is om de mbo-instelling als organisatorische eenheid te beschouwen bij de inrichting van de samenwerking tussen mbo en hulpverlening. De notitie gaat hier verder op in. In de toelichting staat(p.7): “Veel studenten volgen een opleiding buiten hun eigen wijk. Ook veranderen zij tijdens hun opleiding soms van woonwijk of zelfs van woongemeente. Het organiseren van zorg dichtbij vraagt om andere oplossingen dan een puur wijkgerichte aanpak (..) Door het MBO als wijk te zien, kan binnen instellingen worden gezocht naar vormen van hulp en ondersteuning die aansluiten bij de principes van de nieuwe wetgeving en aansluiten bij de vragen, behoeften en specifieke kenmerken van studenten in deze leeftijdsfase.” De notitie stelt dat de komende tijd twee vragen centraal staan: hoe kunnen we het principe van MBO als wijk nog steviger verankeren in het denken over doorgaande schoolloopbanen en continuïteit van ondersteuning? En hoe zorgen we voor een goede aansluiting tussen ‘MBO als wijk’ en de verdere ontwikkeling van gemeentelijke wijkteams? De discussie over mbo als wijk speelt ook op de locaties die aan de orde komen in deze notitie. Daarover kan opgemerkt worden dat bij drie van de vijf deelnemers (Frieslandcollege, ter AA en ROC Midden Nederland) het denken in termen van mbo als wijk realiteit is. Bij deze drie ROC’s kunnen alle studenten ongeacht hun woonplaats bij de generalist terecht. Bij het ROC Deltioncollege, waar dit niet het geval is en slechts 17% van de studenten uit Zwolle afkomstig is, worden de mogelijkheden met betrekking tot deze ontwikkelingsrichting de komende maanden verder verkend. Het ROC van Twente moet constateren dat de gemeenten in de regio -vooralsnogdit mbo niet als wijk zien.
‘MBO als wijk’ in relatie tot de aansluiting van het smw en het gemeentelijk jeugdbeleid We verbinden tenslotte twee aanbevelingen uit de notitie ‘MBO als wijk’ aan de opbrengsten in de inventarisatie van ontwikkelingen tussen het smw en het jeugdbeleid. Zorg voor een verbonden visie en gezamenlijke sturing op resultaat De notitie ‘MBO als wijk’ concludeert dat de zes mbo’s die model staan voor de ontwikkeling ‘mbo als wijk’ allen een visie hebben op de aansluiting met het gemeentelijk jeugdbeleid. Daarbij is echter nog niet altijd sprake van een gezamenlijke visie, samen met de gemeente, die op uitvoeringsniveau leidt tot een gezamenlijke aanpak. “De instellingen geven aan dat bewustwording over ieders bijdrage aan deze visie (..) nog veel aandacht vraagt. “ (p.17) Daarbij wordt het belang benadrukt van een duidelijke sturing op proces en inhoud en de overeenstemming over de meerwaarde en resultaten van de gezamenlijke aanpak.
9
Onder de deelnemers in de thematische werkgroep blijkt dat alleen bij het Friesland College er sprake is van gezamenlijke visieontwikkeling tussen mbo en de gemeente Leeuwarden en gezamenlijke sturing op resultaat. Vanaf de start is VSV reductie een hoofddoel terwijl er tegelijkertijd ook aandacht is voor de effecten op het jeugdbeleid. Het Friesland College schrijft op dit moment het succes van de School Als Werkplaats o.a. toe aan het feit dat bestuurders destijds vanuit een gezamenlijke visie beleid hebben ontwikkeld, dat vervolgens de werkvloer heeft bereikt en dat zij bestuurlijk betrokken zijn gebleven. Gemotiveerd door de huidige (VSV)resultaten in Leeuwarden vindt nu het overleg met Heerenveen en 7 a 8 omringende gemeenten plaats om de SAW-methodiek ook op de locatie in Heerenveen te implementeren. In Helmond heeft ter AA de uitgangspunten van School Als Werkplaats geïmplementeerd. Daarbij ontbreekt echter een vergelijkbaar bestuurlijk draagvlak als in Friesland. Er is (nog) geen sprake van een gezamenlijk visieontwikkeling met de gemeente en formulering van gemeenschappelijke doelstellingen. Tegen de achtergrond van de transitie onderhandelt het ROC nu rechtstreeks met de organisaties die de generalisten leveren over een voorzetting van hun deelname aan InHuis. De gemeente is hierin geen partij. Ook de situatie bij ROC Midden Nederland laat zien dat er bij de start onvoldoende overeenstemming was over een gezamenlijke visie, doelen en afgestemde werkuitvoering. Het jeugdteam was aanvankelijk met eigen spelregels en aansturing in het mbo werkzaam zonder aansluiting met en inbedding in de zorgstructuur. Nu groeit inmiddels gezamenlijk eigenaarschap en ontstaat een gezamenlijk kader voor beleid, uitvoering en resultaten. In Zwolle werd het ROC Deltioncollege door de gemeente uitgenodigd om over de aansluiting te praten. Hier is de pilot uit ontstaan. Aanvankelijk lag ook hier het accent op de aansluiting van het mbo op het gemeentelijk jeugdbeleid . Daar begint verandering in te komen. Er is inmiddels sprake van een open houding over en weer waarbij het zoeken van gezamenlijke oplossingen die passen bij de doelgroep centraal staat. Bij het ROC van Twente komt overleg met de gemeenten in een laat stadium tot stand. Het ontwikkelen van een gezamenlijke visie en sturing op resultaat lijkt hier (nog) niet aan de orde, ondanks dat er in het voorjaar van 2013 oriënterende gesprekken zijn geweest tussen het ROC en de drie grote gemeenten om tot enkele uitgangspunten te komen in de samenwerking. Het mbo heeft geïnvesteerd in gesprekken met de verschillende gemeenten over de toekomst van het jeugdbeleid. Vooralsnog is dat geen aanleiding voor een gezamenlijk optreden van de gemeenten in de regio in het overleg met het ROC van Twente. Zorg voor een heldere taakverdeling en samenwerking tussen betrokken voorzieningen De notitie ‘MBO als wijk’ stelt dat de inhoudelijke inrichting (o.a.) vorm krijgt in de modellen voor de aansluiting tussen het mbo en het gemeentelijk jeugdbeleid. “De fysieke nabijheid als kwaliteitverhogende factor in de samenwerking is voor het MBO van wezenlijk belang.” (p.18) De inventarisatie laat zien dat deze nabijheid kan leiden tot een team van generalisten waar ook het smw in op gaat. Zo zijn bij het Friesland College, waar de aansluiting een structurele basis heeft, de smw-ers inmiddels onderdeel van een geïntegreerd team van generalisten. Ondanks deze integratie kan er sprake zijn van een heldere taakverdeling waarbij enerzijds ieder op een zelfde wijze aanspreekbaar is voor studenten en anderzijds tegelijkertijd voor collega’s aanspreekbaar is op het eigen specialisme en de discipline specifieke contacten. Ook ROC Midden Nederland denkt na over een ontwikkeling in de richting van een geïntegreerd team, inclusief de smw-er als generalist, op voorwaarde dat de doelen van dit team ook in schoolse termen (reductie VSV) een verankering krijgt. Bij ROC ter AA is een ontwikkeling gaande waarbij de smw-er (gedeeltelijk) als generalist gaat werken. Voor een deel van hun werktijd blijft smw procesmatige hulp verlenen.
10
Bij ROC Deltioncollege is op dit moment nog niets te zeggen over de toekomstige taakverdeling. Het ROC heeft het initiatief genomen om samen met gemeente en ketenpartners te onderzoeken of en in hoeverre o.a. SAW van het Friesland College en andere voorbeelden interessant zijn in de verdere doorontwikkeling. Bij het ROC van Twente is het op dit moment nog onduidelijk of de vertegenwoordiger vanuit wijkteams zich in de aansluiting naar het MBO gaat bewegen of andersom. De taakverdeling en samenwerking moet hier nog vorm krijgen. Duidelijk is dat daar waar MBO’s voor een onderscheid tussen smw en generalist kiezen het smw meer schoolgericht adviseert en de generalist de schakel naar de voorzieningen buiten het MBO vormt. Bij deze variëteit aan ontwikkelingen is essentieel dat er een functionele aansluiting ontstaat tussen uitvoerders van het jeugdbeleid en uitvoerders van de zorgstructuur van het mbo zodat ‘ketenkwaliteit’ ontstaat. In de notitie ‘mbo als wijk’ wordt gesteld dat “Ketenkwaliteit duidt op de wijze waarop samenwerkingspartners elkaar benutten om tot de beste kwaliteit van dienstverlening te komen.” (p.16) Als mbo en gemeenten er in slagen het principe van ‘MBO als wijk’ als uitgangspunt te nemen in de wijze waarop de aansluiting van het jeugdbeleid op de zorgstructuur (en het smw) vormt krijgt zal deze ‘ketenkwaliteit’ toenemen. Dit komt de dienstverlening aan de student ten goede. En uiteindelijk gaat het daarom. Tenslotte: het verdient aanbeveling om de ontwikkeling van het proces van verbinding tussen schoolmaatschappelijk werk en het gemeentelijk jeugdbeleid nader te volgen en in 2015 te onderzoeken hoe de afstemming en wijze van aansluiting van het gemeentelijk jeugdbeleid met het MBO vorm krijgt.
11