Eindproject ‘mobiele alarmering’ Inclusiecriteria, exclusiecriteria en meetinstrumenten bij een onderzoek van Stichting ATA, de Hogeschool van Amsterdam en het Academisch Medisch Centrum in opdracht van gemeente Amsterdam
Projectleden Kim van der Poel Steven J. Groeneveld Projectbegeleider Wilma J.M. Scholte op Reimer (HvA) Opdrachtgevers Sophia E.J.A. de Rooij (AMC) Alice C.L. Scheffer (AMC) Stichting ATA Datum 15 juni 2009
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Inhoudsopgave Inhoudsopgave............................................................................................................................2 Inleiding......................................................................................................................................3 Deel I...........................................................................................................................................4 Inclusie- en exclusiecriteria....................................................................................................4 Vooraf bepaalde criteria......................................................................................................4 Methode..............................................................................................................................4 Inclusiecriteria.....................................................................................................................4 Exclusiecriteria....................................................................................................................5 Overzicht van uiteindelijke criteria.....................................................................................6 Meetinstrumenten....................................................................................................................7 Methode..............................................................................................................................7 Baseline vragenlijst.............................................................................................................7 Follow-up vragenlijsten......................................................................................................8 Verkorte vragenlijst.............................................................................................................8 Deel II.........................................................................................................................................9 Implementatie..........................................................................................................................9 Verschillende belangen.......................................................................................................9 Het model van Grol.............................................................................................................9 Planning en organisatie.....................................................................................................10 Afronding..........................................................................................................................11 Deel III......................................................................................................................................12 Overdracht.............................................................................................................................12 Literatuurlijst.............................................................................................................................13 Bijlage 1: Literatuuronderzoek.............................................................................................17 PICO..................................................................................................................................17 Zoekstrategie.....................................................................................................................17 Zoektermen.......................................................................................................................17 Mindmap...........................................................................................................................18 Bijlage 2: Ruwe uitwerking inclusie- en exclusiecriteria.....................................................19 Bijlage 3: Vragenlijsten........................................................................................................24 Uitgebreide vragenlijst......................................................................................................24 Verkorte vragenlijst...........................................................................................................45
2
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Inleiding Technologie als ondersteuning van de wens van ouderen om langer thuis te blijven wonen heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen. Om de veiligheid, de zelfstandigheid en het comfort van ouderen te vergroten zijn een keur van hulpmiddelen op de markt. Een stoellift om de trap op te gaan, een “sta-op” stoel, automatische deuren, allerlei vormen van domotica en ga zo maar door. Rondom veiligheid is vooral de persoonlijke alarmering thuis een bekend fenomeen. Door middel van een druk op een knop kan de oudere in nood een spraakverbinding tot stand brengen met een meldkamer. Afhankelijk van wat er aan de hand is worden er passende maatregelen genomen. De Duitse telecom fabrikant Fonium heeft een alarmeringsapparaat ontwikkeld, genaamd de Butler, welke buitenshuis gebruikt kan worden en werkt op basis van mobiele telefonie. De stichting ATA is in Amsterdam de leverancier van thuisalarmering en handelt meldingen ook af. Deze twee partijen willen samen met KPN de ‘mobiele alarmering’ in Amsterdam introduceren. De gemeente Amsterdam wil aan de hand van een pilot laten onderzoeken “hoe, gebruikmakend van moderne technologische systemen, actieve ouderen gebruik zouden kunnen maken van een vorm van mobiele alarmering” (Agendapunt Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen, 2008). Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek is de gemeente bereid financieel bij te dragen aan het introduceren van het systeem in de gemeente Amsterdam. Het onderzoek onder ouderen in Amsterdam heeft als voornaamste doel om te bepalen of ouderen baat hebben bij mobiele alarmering. De onderzoeksgroep wordt vergeleken met ouderen met thuisalarmering. Dit wordt, naast het absolute aantal keer dat ouderen naar buiten gaan in de onderzoeksperiode, onder andere bepaald aan de hand van toename (of afname) van het gevoel van veiligheid en de kwaliteit van leven. De gegevens worden vergeleken met een gelijkwaardige groep ouderen die gebruik maken van thuisalarmering. Als onderwerp van het eindproject van de opleiding Verpleegkunde aan de Hogeschool van Amsterdam heeft de projectgroep in het kader van het onderzoek een tweetal opdrachten meegekregen vanuit de vraag wie het meeste baat heeft bij mobiele alarmering: “Beschrijf de inclusie- en exclusiecriteria van de onderzoeksgroep ten behoeve van een Randomized Controlled Trial (RCT) welke het verschil is tussen de thuisalarmering en mobiele alarmering onderzoekt.” “Ontwerp aan de hand van de inclusie- en exclusiecriteria een vragenlijst op basis van gevalideerde meetinstrumenten voor het bepalen van baseline gegevens en follow-up gegevens.” Het schrijven dat nu voor u ligt is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel richt zich op de inclusie- en exclusiecriteria voor het onderzoek, vooral beschouwd vanuit de termen ‘kwaliteit van leven’ en ‘gevoel van veiligheid, en de meetinstrumenten die gebruikt kunnen worden voor baseline en follow-up metingen. Het tweede deel gaat in op de implementatie van de resultaten van deel een. Het derde en laatste deel is een overdracht ten behoeve van diegene(n) die gebruik maken van dit schrijven bij het voortzetten en afronden van het onderzoek. Relevante materialen ter ondersteuning en verduidelijking vind u in de bijlagen. 3
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Deel I Inclusie- en exclusiecriteria Vooraf bepaalde criteria Wanneer men spreekt van ‘een oudere’, dan wordt in de gerontologie en geriatrie meestal de grens van 65 jaar aangehouden. 65 jaar is ook de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland. Sommige woordenboeken hanteren de grens echter op 55 jaar. Uiteindelijk is in consensus overeengekomen dat ‘een oudere’ in het onderzoek gedefinieerd wordt als een persoon van 65 jaar of ouder. Voor het benaderen van de onderzoeksgroep wordt gebruik gemaakt van de bestaande database van cliënten bij de stichting ATA. Deze personen zijn allen in het bezit van thuisalarmering. Bedlegerige cliënten kunnen, vanzelfsprekend, niet aan het onderzoek deelnemen, aangezien zij niet de mogelijkheid hebben om naar buiten te gaan. Methode De onderzoekers van het effect van mobiele alarmering verwachten positieve uitkomsten te krijgen die iets zeggen over de kwaliteit van leven, het gevoel van veiligheid en dat gebruikers vaker naar buiten zullen gaan. De projectgroep heeft zich dan ook vooral op deze variabelen gericht bij het zoeken naar en het bepalen van de criteria. De variabelen zijn door de projectgroep uitgebreid met verwante zoektermen door gebruik te maken van een mindmap1. De mindmap vindt u terug in bijlage 1. De projectgroep heeft voornamelijk gebruik gemaakt van artikelen welke in de belangrijkste databases zijn gevonden. Een overzicht van gebruikte zoektermen en zoekmethoden vind u in bijlage 1. De artikelen zijn doorgelezen en relevante uitkomsten zijn gebruikt voor het opstellen van de criteria. Inclusiecriteria Ouderen die recent gevallen zijn, hebben een grotere kwaliteit van leven wanneer zij bewegingsoefeningen uitvoeren en daarmee hun angst om te vallen verkleinen (Lin, Wolf, Hwang, Gong & Chen, 2007). De kwaliteit van leven en autonomie wordt vergroot onder ouderen die na een val revalideert (Landrot, Perrot, Blanc, Beauchet, Blanchon & Gonthier, 2007). Wanneer ouderen een thuisalarmering hebben, ervaren zij meer rust en veiligheid en een betere houding ten opzichte van hun eigen gezondheid (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007). Zoals hierboven al beschreven is deze groep al vanuit vooraf bepaalde criteria geïncludeerd. Het is ook van belang dat een persoon zijn situatie heeft geaccepteerd. Niet iedereen heeft vrede met de noodzaak van een hulpmiddel. Wanneer er acceptatie is, dan draagt dit bij aan het succes van het hulpmiddel (Garceau, Vincent & Robichaud, 2007). Bij minder valide personen met thuisalarmering wordt een groot effect in het onderzoek verwacht (Sherwood & Morris, 1980). Wanneer ouderen actief zijn hebben zij een grotere kans om te vallen (Mann, Belchior, Tomita & Kemp, 2005). Met een alarm buitenshuis zou ook daar snel 1
Een mindmap is een grafische schema dat vertrekt vanuit een centraal thema en daaraan bijzaken en verwante concepten linkt.
4
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
hulp kunnen zijn. De onderzoekers denken dat dit een veiliger en zekerder gevoel en een gevoel van controle zal geven. Dit wensen veel ouderen wanneer zij naar buiten gaan (Grewal, Lewis, Flynn, Brown, Bond & Coast, 2006). Een gevoel van veiligheid en controle zijn belangrijke factoren bij de kwaliteit van leven (Grewal et al., 2006). Vreemd genoeg blijkt dat ouderen die zich onveilig voelen ook daadwerkelijk een groter risico hebben slachtoffer van een misdrijf te worden (Vanden Boer & Pauwels, 2005). Mogelijk houdt dit verband met het feit dat een onverzorgde buurt een predictor is voor onveiligheidsgevoelens (Vanden Boer et al., 2005). De argumenten lijken een kip en het ei verhaal. Uiteindelijk doet dit voor het onderzoek niet ter zake, daar het onderzoek in een vooraf vastgesteld gebied plaatsvindt vanwege technische eisen. Algemeen verwacht de projectgroep op basis van de literatuur dat mobiele alarmering effect zal hebben op mensen die zich onveilig voelen. De projectgroep vond ook aanwijzingen dat eenzaamheid vermindert door meer naar buiten te gaan. Het is wel van belang te kijken waar dit gevoel van eenzaamheid vandaan komt. Eenzaamheid leidt tot een slechtere kwaliteit van leven en gezondheidsproblemen (van der Zouwe, 2006). De eenzaamheid moet liever geen symptoom van een psychische aandoening zijn. De eenzame persoon moet namelijk wel iets aan de eenzaamheid willen doen wil de interventie kans van slagen hebben (van der Zouwe, 2006). De projectgroep vermoedt daarom dat mobiele alarmering in geval van een symptoom bij een psychiatrische stoornis, zoals depressiviteit, geen effect zal hebben. Exclusiecriteria Dit laatste brengt de projectgroep bij het omschrijven van de mogelijke exclusiecriteria voor de onderzoeksgroep. In het uiteindelijke overzicht van criteria komen deze soms als ‘spiegelbeeld’ terug in de lijst van inclusiecriteria. Wanneer ouderen niet meer in staat zijn om een hulpmiddel in hun leven te incorporeren, omdat het verlies van functie onomkeerbaar is, dan zijn zij niet meer in staat de doelen te behouden (Brandstädter & Greve, 1994). Ouderen moeten de fysieke mogelijkheid hebben om naar buiten te kunnen gaan (Grewal et al., 2006 en Wessels, de Witte, Jedeloo, van den Heuvel & van den Heuvel, 2004). De projectgroep vat dit samen als ‘zelfstandig naar buiten kunnen gaan’ ongeacht het gebruik van hulpmiddelen. Wegwerkzaamheden in of rond de straat waar iemand woont, blijkt van invloed op de mobiliteit van ouderen, vooral wanneer zij minder valide zijn (Clarke, Ailshire, Bader, Morenhoff & House, 2008). Het is praktisch niet haalbaar om hiervoor vooraf criteria te stellen, maar wel van belang om deze te gebruiken voor het uitvoeren van correcties op de eindresultaten. Topinkova (2008) spreekt van het ‘geriatrisch syndroom van frailty2’. Deze patiënten zijn slecht of dreigen snel te verslechteren op sociaal en fysiologische gebied. De projectgroep adviseert deze patiënten niet te includeren omdat zij hoogstwaarschijnlijk niet zelfstandig genoeg zijn. Ook ouderen met slechte ogen kunnen de zelfstandigheid missen om alleen naar buiten te gaan, maar de projectgroep vond hiervoor geen bewijs. Het is voor de persoon zelf in elk geval wel een barrière om deel te nemen aan onderzoek (Fallis et al., 2007). Dit laatste geldt overigens ook voor ouderen met een lage opleiding en analfabetische ouderen (Fallis et al., 2007), maar is volgens de projectgroep geen reden tot excluderen. De projectgroep kon geen bewijs vinden dat deze punten een negatieve invloed op het onderzoek zouden hebben indien zij wel meedoen. Bij analfabetische ouderen is hulp bij het invullen van vragenlijsten mogelijk. Cognitieve problematiek noemen Fallis et al. (2007) ook als barrière. De projectgroep neemt dit als criterium mee, aangezien de deelnemers vragenlijsten moeten invullen en bewust van het hulpmiddel moeten zijn. Ouderen met cognitieve problemen 2
Een duidelijke definitie van ‘frailty’ om als criteria te kunnen gebruiken. De projectgroep laat dit aan hen die de gegevens gaan gebruiken.
5
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
gebruiken soms hun alarmering niet, ook al liggen ze op de grond (Fleming & Brayne, 2009) en de intellectuele mogelijkheden van personen blijken bij te dragen aan het succes van een hulpmiddel (Garceau et al., 2007). Volgens Sherwood et al. (1980) is het grootste effect van thuisalarmering te vinden bij ouderen die niet in een sociaal isolement zitten. Echter, zoals eerder beschreven draagt het aanpakken van eenzaamheid wel bij aan de kwaliteit van leven (van der Zouwe, 2006). Natuurlijk moeten deelnemers wel trouw zijn in het dragen van hun alarm. Porter (2005) ontdekte dat 50% van de cliënten die bij een alarmcentrale aangesloten waren hun alarm niet altijd bij zich of in de buurt hadden. Ook moeten zij in staat zijn om te gaan met nieuwe technologie. Wanneer een oudere al veel gebruik maakt van nieuwe technologie, dan zal deze het makkelijker kunnen gebruiken (Melander-Wikman, Fältholm, & Gard, 2008). Wanneer een oudere het apparaat te complex vindt dan zal deze het niet nodig vinden of niet gebruiken (Fleming & Brayne, 2009). Bosma & Stephan (2003) sluiten zich bij deze mening aan. De projectgroep heeft nagedacht over de privacy van deelnemers aan het onderzoek. Via GPS (Global Positioning System) is de deelnemer voortdurend te traceren. Maar uit onderzoek is gebleken dat ouderen veiligheid verkiezen boven privacy (MelanderWikman et al., 2008). De projectgroep is zich overigens wel bewust dat met de privacygevoelige gegevens door de onderzoekers vertrouwelijk wordt omgegaan. Als laatste heeft de projectgroep stilgestaan bij de mogelijkheid dat het weer invloed heeft op het naar buiten gaan door deelnemers van het onderzoek. Helaas heeft de projectgroep geen bewijs gevonden dat het weer invloed op de uitkomsten kan hebben. Desondanks lijkt het de projectgroep goed om gegevens van een meteorologisch instituut naast de uitkomsten van het onderzoek te leggen en indien mogelijk hiervoor correcties uit te voeren. Overzicht van uiteindelijke criteria Aan de hand van bovenstaande analyse is de projectgroep uitgekomen op de volgende criteria voor inclusie, exclusie en correctie: Inclusiecriteria: • Personen van 65 jaar of ouder • Aangesloten bij stichting ATA voor thuisalarmering • Recent gevallen • Revaliderend • Acceptatie van de persoonlijke situatie en de noodzaak van een hulpmiddel • Minder valide • Actief • Naar buiten willen gaan maar zich daarbij onzeker of onveilig voelen • In staat zijn zelfstandig naar buiten te gaan • In staat om te gaan met nieuwe technologie Exclusiecriteria: • Personen van 64 jaar of jonger • Niet aangesloten bij stichting ATA voor thuisalarmering • Bedlegerige personen • Psychiatrische stoornis • Cognitieve problematiek • Niet trouw dragen van het thuis alarm 6
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Correctiecriteria: • Wegwerkzaamheden in of rond de straat waar persoon woonachtig is • Weersomstandigheden
Meetinstrumenten Op basis van de inclusie- en exclusiecriteria heeft de projectgroep een samengestelde vragenlijst gemaakt waarmee de inclusie- en exclusiecriteria kunnen worden getoetst. De vragenlijst voorziet zowel in het verkrijgen van baselinegegevens als follow-up gegevens. Om de vragenlijst zo nauwkeurig mogelijk te behouden heeft de projectgroep gekeken naar verschillende meetinstrumenten en de validiteit ervan. Het onderstaande stuk bestaat uit de methode, de baseline vragenlijst en de follow-up vragenlijsten. Methode Tijdens het literatuuronderzoek kwam naar voren welke meetinstrumenten gebruikt zijn bij de verschillende onderzoeken waaruit de projectgroep zijn inclusie- en exclusiecriteria heeft onderbouwd. Deze meetinstrumenten zijn bijvoorbeeld de Mini Mental Scale Examination (MMSE) en de World Health Organisation Quality of Life-BREF (WHOQOL-BREF). Naast het literatuuronderzoek naar de criteria heeft de projectgroep onderzoek gedaan naar verschillende meetinstrumenten en de validiteit ervan. Er is gezocht in verschillende databases en zoekmachines zoals Pubmed. De complete zoekstrategie is te vinden in bijlagen 1. Baseline vragenlijst De baselinegegevens worden gebruikt om de interventiegroep en controlegroep met elkaar te vergelijken. Dit wordt ook wel de nul-meting genoemd. Vanuit de opdrachtgever zijn er verschillende meetinstrumenten aangedragen die gebruikt worden in de vragenlijst. Dit zijn de minimale data set en de valvragenlijst. Met deze twee instrumenten worden bijna alle criteria bevraagd en krijgt de projectgroep voldoende gegevens om tot een goede baselinemeting te komen. Voordat deze vragenlijsten gebruikt worden is de projectgroep gaan onderzoeken of deze meetinstrumenten gevalideerd waren. Er is gebleken dat de minimale data set bestaat uit meerdere meetinstrumenten. Deze vragenlijst bevat veel vragen die overeenkomen met andere vragenlijsten die gevalideerd zijn, zoals de Short-Form 36 (SF-36) en de WHOQOL-BREF. Het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam gebruikt de minimale data set bij verschillende onderzoeken en is een gevalideerd meetinstrument. De valvragenlijst is recent gevalideerd door Dr. A.C.L. Scheffer van het AMC, echter is hier op het moment van schrijven nog geen artikel over gepubliceerd. Om alle inclusie- en exclusiecriteria te bevragen waren de minimale data set en de valvragenlijst niet afdoende. De projectgroep heeft ervoor gekozen om een aantal vragen toe te voegen die pasten bij de criteria en gebruik te maken van de Cognitive Impairment Test (CIT) om de cognitie van de deelnemers te testen. De projectgroep heeft gekozen voor de CIT omdat deze een gevalideerd meetinstrument is en net zo goed werkt als de MMSE, zelfs beter bij milde dementie (Brooke & Bullock, 1999). De ervaring van meerdere onderzoekers geeft aan dat deze test goed telefonisch te gebruiken is (Scheffer). De vragenlijsten worden deels door de onderzoekspersonen ingevuld en deels telefonisch gedaan. Door de lengte van de vragenlijst is er een klein risico op non-response. 7
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
De respons kan verhoogd worden door gebruik te maken van kleur, retourenveloppen, een begeleidende brief en contact voor en na het versturen van de vragenlijst (Edwards, Roberts, Clarke, DiGuiseppi, Pratap, Wentz & Kwan, 2002). De projectgroep is het met de onderzoekers eens dat er binnen twee weken een telefonische follow-up moet zijn om de respons optimaal te houden. Op deze manier verhoog je de kans op respons, is de CIT af te nemen en kan de onderzoekspersoon geholpen worden met het invullen van de vragenlijst. Follow-up vragenlijsten Nadat de vragenlijst is verstuurd, geïnventariseerd en de deelnemers gerandomiseerd zijn kan er begonnen worden met het onderzoek. Om de uitkomstmaat van vaker naar buiten gaan, kwaliteit van leven en een veiliger gevoel op straat te onderzoeken zijn er drie follow-up momenten ingepland, na één week, na drie maanden en na zes maanden. Deze momenten zijn gekozen door de opdrachtgevers. Voor deze momenten is een vragenlijst gemaakt die vragen stelt over de mobiliteit, mate van veiligheid en angstgevoelens en gebruik van het apparaat. De vragenlijsten zijn kort zodat deze telefonisch af te nemen zijn. Het gevoel van veiligheid is een subjectief gegeven die door middel van een numerieke schaal gemeten wordt. Op deze manier, kan het verschil gemeten worden. De numerieke schaal is gevalideerd in de valvragenlijst (Scheffer) en bij pijnmetingen, maar nog niet bij inschatten van risico’s (Lukasiewicz, Fischler, Setbon & Flahault, 2001). Hoevaak iemand daadwerkelijk naar buiten gaat is objectief te meten door middel van het GPS systeem dat op de Butler geïnstalleerd is. Dit is echter niet altijd te doen door capaciteitslimieten. De deelnemers krijgen een kalender om op een simpele manier bij te houden hoe vaak en wanneer de deelnemers naar buiten gaan. Na een follow-up wordt gevraagd de kalender op te sturen. Bij de laatste follow-up wordt er gekeken naar het hulpmiddel, de Butler, zelf. Door een kleine vragenlijst in te vullen van dertien vragen wordt er gekeken hoe handig het apparaat in omgang is en of het nu doet wat de deelnemers verwachten. De vragenlijst die hiervoor gebruikt wordt is de Nederlandse versie van de “Quebec User Evaluation of satisfaction with assistive Technology”, de QUEST. Deze vragenlijst is gevalideerd in het Nederlands door het expertisecentrum meetinstrumenten (Wessels, Knops & de Witte, 2003). Verkorte vragenlijst De vragenlijsten zullen primair telefonisch afgenomen worden. Ondanks dat de meeste ouderen gepensioneerd zijn betekend dit niet dat zij altijd tijd hebben om een betrekkelijk lange vragenlijst in te vullen. Om te voorkomen dat er deelnemers niet mee willen werken is er ook een verkorte vragenlijst ter vervanging van de baseline vragenlijst gemaakt om deze groep op te vangen. De vragen komen uit de vragenlijst waarin de minimale data set in is verwerkt. De vragen zijn zodanig samengesteld dat er besproken wordt hoe de mobiliteit, angstgevoelens en cognitief functioneren is. Uit de verkorte vragenlijst blijkt of een deelnemer geïncludeerd kan worden in het onderzoek.
8
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Deel II Implementatie Verschillende belangen Het meest lastige op het gebied van de implementatie van de resultaten was voor de projectgroep het feit dat er verschillende partijen met verschillende belangen betrokken waren. Voor de onderzoekers van de Amsterdam School of Health Professions, de samenwerking van de Universiteit van Amsterdam, het Academisch Medisch Centrum en de Hogeschool van Amsterdam, was het van groot belang dat er vele parameters gemeten zouden worden om de verzamelde data ook later te kunnen gebruiken voor landelijke vergelijkingen. Hieraan heeft de projectgroep eerde gerefereerd als de ‘minimale data set’. Voor Stichting ATA was het van groot belang dat zoveel mogelijk mensen aan het onderzoek zouden deelnemen en het onderzoek zo snel mogelijk zou starten. De angst bestond dat bij een uitgebreide vragenlijst een groot deel van de aangeschreven mensen niet zou willen deelnemen aan het onderzoek. Het bedrijf Fonium en de KPN hebben beide commerciële belangen, maar deze hebben geen invloed gehad op het eindproject, zoals dat nu voor u ligt. Uiteindelijk heeft de projectgroep zelf ook een belang: het produceren van een goed product welke tot een goede beoordeling leidt. Het model van Grol Het algemene model van Grol benoemt een duidelijk stappenplan voor een effectieve implementatie (Grol & Wensing, 2006): • Formuleren van een concreet, goed onderbouwd en haalbaar voorstel voor verandering in de praktijk met duidelijke doelen: De projectgroep heeft geen voorstel ter verandering gedaan, maar eerder een voorstel tot implementatie van de inclusie- en exclusiecriteria en de te gebruiken meetinstrumenten. Dit voorstel is concreet gemaakt door het presenteren van een lijst met criteria en een samengestelde vragenlijst voor het verkrijgen van baseline en follow-up gegevens; • In kaart brengen van de feitelijke zorg en problemen daarin: De projectgroep heeft door middel van literatuuronderzoek gekeken naar problemen en te verwachten problemen bij de onderzoeksgroep. De uitkomsten zijn verwerkt in de inclusie- en exclusiecriteria; • Analyse van de doelgroep en de setting: welke belemmerende en bevorderende factoren spelen een rol in het realiseren van de verandering: Ook dit deel van het model is voortgekomen uit literatuuronderzoek. Daarnaast heeft de projectgroep kennis gemaakt met de verschillende actoren en deelgenomen aan de wekelijkse voortgangsvergaderingen waarin belemmerende en bevorderende factoren werden behandeld. De projectgroep heeft deze factoren voortdurend laten meewegen in het schrijven van het eindproject;
9
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
•
Ontwikkeling en selectie van strategieën om veranderingen in te voeren: strategieën voor zowel een effectieve verspreiding als een effectieve implementatie en behoud van verandering: De ontwikkeling en selectie van veranderstrategieën ging vooral om de praktische uitvoer van het afnemen verschillende vragenlijsten bij de onderzoeksgroep. In goed overleg en door het presenteren van visies tijdens de voortgangsvergaderingen zijn afspraken gemaakt over meetmomenten en meetmethodes, waarbij werd gekeken naar de inzet van studenten van de Universiteit van Amsterdam en het telefonisch afnemen van (delen van de) vragenlijst; • Ontwikkeling en uitvoering van een implementatieplan met activiteiten, taken en tijdspad: In de eerste weken van de periode van het eindproject heeft de projectgroep een ‘startdocument’ aan de betrokken partijen gepresenteerd waarin een plan van aanpak, tijdsplanning en kostenoverzicht zijn opgenomen; • Evaluatie en (eventueel) bijstelling van het plan: continue monitoring aan de hand van indicatoren: Duidelijke indicatoren voor monitoring zijn binnen dit eindproject moeilijk te hanteren. Het gaat immers om een nieuwe vorm van alarmering en een nog uit te voeren onderzoek. Zoals eerder beschreven heeft de projectgroep wel actief deelgenomen aan de voortgangsvergaderingen en op die manier de implementatie kunnen monitoren. Planning en organisatie “Een goede planning van de implementatieactiviteiten (wanneer, waar en hoe gebeurt wat door wie?) is meestal van groot belang voor een succesvolle introductie van nieuwe werkwijzen en veranderingen in de praktijk” (Grol et al., 2006). Grol geeft naar aanleiding van die uitspraak duidelijk aan wat nodig is om dit waar te maken: • Een gemotiveerd team met voldoende expertise: Bij het onderzoek zijn verschillende actoren betrokken geweest met allen een eigen expertise die van belang was voor het onderzoek, zoals onderzoekers, technici, uitvoerenden en leidinggevenden. Hoewel er soms meningsverschillen waren over de invulling van het onderzoek was het doel, een snelle start met een goed onderzoek, voor iedereen gelijk; • Creëren van een context die gunstig is voor verandering: De context voor verandering was reeds aanwezig met het doel van het onderzoek: het invoeren van een nieuwe vorm van alarmering. De projectgroep heeft hier geen significante invloed op gehad; • Betrekken van de doelgroep in het plan: De doelgroep is door de projectgroep op papier bij het onderzoek betrokken door het beschrijven van de criteria voor inclusie en exclusie. De doelgroep is niet actief bij het overleg betrokken geweest. • Zorg dragen voor betrokkenheid van leiders en sleutelfiguren: De projectgroep heeft alle actoren voortdurend op de hoogte gehouden van de gemaakte vorderingen. Op deze manier waren ook de ‘leiders en sleutelfiguren’ altijd op de hoogte.
10
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
•
Goede planning in de tijd: De tijdsplanning van de start van het onderzoek was afhankelijk van meer factoren dan het product wat nu voor u ligt. De projectgroep heeft altijd duidelijke afspraken gemaakt omtrent het afleveren van (delen van) het eindproduct. Deadlines zijn gedurende de gehele periode behaald. Helaas is er door factoren buiten de projectgroep om toch een vertraging in de start van het onderzoek gekomen. • Voldoende middelen en ondersteuning: De projectgroep vindt het belangrijk om betrokken te zijn bij het onderzoek als geheel en niet enkel het deel in het kader van het eindproject. Vandaar dat de projectgroep deelneemt aan de technische testen van het systeem van mobiele alarmering en, binnen de tijdspanne van het eindproject, zal meewerken bij het afnemen van telefonische en/of mondelinge vragenlijsten voor het includeren en excluderen van de onderzoeksgroep en de eerste follow-up. Ook zal de projectgroep meehelpen met het opstellen, versturen, ontvangen en verwerken van correspondentie met cliënten die zijn gevraagd aan het onderzoek deel te nemen. In dit schrijven is ook een overdracht opgenomen welke het voortzetten van het werk voor anderen moet vergemakkelijken. Afronding De projectgroep is vanaf het begin tot het eind enthousiast geweest over het onderzoek en de bijdrage die zij daarin heeft kunnen leveren. De projectgroep hoopt dat dit enthousiasme ook invloed heeft gehad op de andere betrokken partijen bij het onderzoek. Het is belangrijk dat er bij alle partijen een positieve attitude bestaat wil de implementatie een succes worden (Grol et al., 2006). Aan het eind van de projectperiode zal de projectgroep de resultaten mondeling presenteren aan de betrokken partijen door middel van een korte presentatie. De presentatie zal een logisch en overzichtelijk de aanbevelingen en overdracht weergeven in duidelijke taal om een zo groot mogelijk effect te verkrijgen (Grol et al., 2006).
11
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Deel III Overdracht Naar aanleiding van het eerder besproken implementatieplan volgt hier een overdracht om het project mobiele alarmering soepel te laten verlopen in de afwezigheid van de projectgroep. In de overdracht staat beschreven wat de betrokken partijen moeten doen om het project goed te laten verlopen. De betrokken partijen zijn Stichting ATA, Dr. Alice Scheffer van het Academisch Medisch Centrum en Dr. Wilma Scholte op Reimer van de Hogeschool van Amsterdam. Omdat de projectgroep wekelijks vergaderingen heeft bijgewoond zijn de betrokken partijen continu op de hoogte gehouden van de voortgang van het project. Wat er nog moet gebeuren verschilt per partij. De meting voor de baseline gegevens wordt gedeeltelijk door de projectgroep gedaan en gedeeltelijk door het AMC, dit in verband met de cognitieve test die telefonisch gedaan moet worden. Het nabellen van de deelnemers gebeurd door het AMC en Stichting ATA, twee weken na het verstrekken van de vragenlijst. Dr. Scheffer en het AMC verzorgen de randomisatie van de deelnemende onderzoekspersonen. Dit wordt blind gedaan zodat de kans op bias zo klein mogelijk is. Na de randomisatie kunnen de Butlers verstrekt worden door de monteurs van de Stichting ATA. De monteurs zijn getraind in het werken met het apparaat en hebben ervaring met ouderen en technologie. De verwachting is dat er vijf a zes apparaten per dag kunnen worden geplaatst. Dit betekent dat de follow-up momenten niet op dezelfde dag vallen. Administratie speelt hierbij een grote rol omdat er bijgehouden moet worden welke deelnemer de Butler wel of niet heeft gekregen. Welk systeem daarvoor gebruikt gaat worden, wordt bepaald door het AMC vanwege diens kennis en ervaring. Eén week na de plaatsing en in gebruik neming van de Butler wordt er telefonisch contact opgenomen om een paar vragen te stellen over het gebruik van het apparaat en het veranderde veiligheidgevoel dat het apparaat geeft. Dit kan gedaan worden door medewerkers van de Stichting ATA of het AMC. De tweede follow-up kan eveneens door hen verzorgd worden. De derde follow-up na zes maanden bevat een grotere vragenlijst waarbij gekeken wordt naar het gebruiksgemak van het apparaat en wordt er weer een cognitie test gedaan om veranderingen van de afgelopen zes maanden te meten. Dit is om eventuele resultaten te corrigeren. In bijlage 3 staan de drie follow-up vragenlijsten met uitleg over hoe deze gebruikt dient te worden. Om het bovenstaande duidelijk over te brengen bij de opdrachtgevers zal de projectgroep in de laatste week van het project een korte presentatie geven. Dit om eventuele veranderingen te bespreken en de bevestiging te krijgen dat het goed overkomt. Het vervolg van het onderzoek ligt nu in de samenwerkende handen van de Stichting ATA, het Academisch Medisch Centrum en the Amsterdam School of Health Professions.
12
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Literatuurlijst Agendapunt “Informatie uitvoering pilots Veiligheid voor ouderen, amendementen mevr. Bos inzake begroting 2008”. Een openbare notitie van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen van de gemeente Amsterdam, woensdag 8 oktober 2008. Batt-Rawden, K.B. & Tellnes, G. (2005). Nature-culture-health activities as a method of rehabilitation: an evaluation of participants health quality of life and function. International Journal of Rehabilitation Research, 28, 175-180. Bond, M.J., Clark, M.S., Smith, D.S. & Harris, R.D. (1995). Lifestyle activities of the elderly: composition and determinants. Disability and Rehabilitation, 17(2), 63-69. Bosma, E. & Stephan, C. (2003). Ouderen en technologie. In T. van der Kruk (red.) Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen: De oudere in de maatschappij (153-164). Utrecht: Uitgeverij Lemma BV. Brandstädter, J. & Greve, W. (1994). The aging self: stabilizing and protective processes. Developmental review, 14(1), 52-80. Brooke, R. & Bullock, R. (1999). Validation of a 6 item cognitive impairment test with a view to primary care usage. International Journal of Geriatric Psychiatry, 14(11), 936-940. Brownsell, S. & Hawley, M.S. (2004). Automatic fall detectors and the fear of falling. Journal of Telemedicine and Telecare, 10, 262-266. Clarke, P., Ailshire, J.A., Bader, M., Morenoff, J.D. & House J.S. (2008). Mobility Disability and the Urban Built Environment. American Journal of Epidemiology, 168, 506-513. Coast, J., Flynn, T.N. , Natarajan, L., Sproston, K., Lewis, J., Louviere, J.J. & Peters, T.J. (2008). Valuing the ICECAP capability index for older people. Social Science & Medicine, 67, 874-882. Cockburn, J., Smith, P.T. & Wade, D.T. (1990). Influence of cognitive function on social, domestic, and leisure activities of community-dwelling older people. International Disability studies, 12(4), 169-172. De Rogalski Landrot, M., Perrot, C., Blanc, P., Beauchet, O., Blanchon, M. & Gonthier, R. (2007). La prise en charge de la peur de tomber apporte-t-elle un bénéfice au patient âgé chuteur vivant en milieu communautaire? À propos d’une étude pilote de 15 cas. Psychologie et Neuropsychiatrie du Vieillissement, 5(3), 225-235. De San Miguel, K. & Lewin, G. (2008). Personal emergency alarms: What impact do they have on older people’s lives? Australasian Journal of Ageing, 27(2), 103-105. Domotica Oplossing voor de toekomst! Eindrapportage Pilotproject Zorgcontact Amsterdam. Een uitgave van SIGRA Amsterdam, september 2005. 13
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Edwards, P., Roberst, I., Clarke, M., DiGuiseppi, C., Pratap, S., Wentz, R. & Kwan, I. (2002). Increasing response rates to postal questionnaires: systematic review. British Medical Journal, 18, doi:10.1136/bmj.324.7347.1183. Fallis, W.M., Silverthorne, D., Franklin, J. & McClement, S. (2007). Client and responder perceptions of a personal emergency response system. Home Health Care Services Quarterly, 26(3), 1-21. Fleming, J. & Brayne, C. (2009). Inability to get up after falling, subsequent time on floor, and summoning help: prospective cohort study in people over 90. British Medical Journal 2008;337:a2227 doi:10.1136/bmj.a2227. Garceau, M., Vincent, C. & Robichaud, L. (2007). La telesurveillance comme outil favorisant la participation sociale des personnes agees a domicile. La Revue canadienne du vieillissement, 26(1), 59-72. Gillespie L.D., Robertson M.C., Gillespie W.J., Lamb S.E., Gates S., Cumming R.G. & Rowe B.H. (2009). Interventions for preventing falls in older people living in the community (Review). Cochrane Database of Systematic Reviews 2009, Issue 2. Art.No.: CD007146. DOI: 10.1002/14651858.CD007146.pub2. Grol, R. & Wensing, M. (2006). Implementatie. Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Grewal, I., Lewis, J., Flynn, T. N., Brown, J., Bond, J., & Coast, J. (2006). Developing attributes for a generic quality of life measure for older people: preferences or capabilities? Social Science & Medicine, 62, 1891–1901. Hieber, A., Oswald, F., Wahl, H.-W. & Mollenkopf, H. (2005). Die Übereinstimmung von Wohnbedürfnissen und ihr Einfluss auf die erlebte Stadtteilverbundenheit. Zeitschrift für Gerontologie und Geriatrie, 38, 293-300. Knipscheer, K., Schoor, N.M. van, Penninx, B.W.J.H. & Smit, J.H. (2008). Levenswaardering bij ouderen (LWO): de validering van een meetinstrument. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 39(4), 133-145. Lee, J.S., Hurley, M.J., Carew, D., Fisher, R., Kiss, A. & Drummond, N. (2007). A randomized clinical trial to assess the impact on an emergency response system on anxiety and health care use among older emergency patients after a fall. Academic Emergency Medicine, 14(4), 301-308. Lin, M., Wolf, S.L., Hwang, H., Gong, S. & Chen, C. (2007). A randomized, controlled trial of fall prevention programs and quality of life in older fallers. Journal of Amarican Geriatrics Society, 55(4), 499–506. Loera, J.A. (2008). Generational Differences in Acceptance of Technology. Telemedicine and e-Health, 14(10), 1087-1090.
14
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Lukasiewicz, E., Fischler, C., Setbon, M. & Flahault, A. (2001). Comparison of three scales to asses health risk perception. Revue d’Epidemiologie et de Sante Publique, 49(4), 377-385. Lundh, U. & Nolan, M. (1996). Ageing and quality of life 1: towards a better understanding. British Journal of Nursing, 5(20), 1248-1251. Lundh, U. & Nolan, M. (1996). Ageing and quality of life 2: understanding successful ageing. British Journal of Nursing, 5(21), 1291-1295. Mann, W.C., Belchior, P., Tomita, R. & Kemp B.J. (2005). Use of Personal Emergency Response Systems by Older Individuals With Disabilities. Assistive Technology, 17, 82-88. Melander-Wikman, A., Fältholm, Y. & Gard, G. (2008). Safety vs. privacy: elderly persons’ experiences of a mobile safety alarm. Health and Social Care in the Community, 16(4), 337346. Mollenkopf, H., Marcellini, F. & Ruoppila, I. (1998). The outdoor mobility of elderly people: a comparative study in three European countries. Studies in Health Technology and Informatics, 48, 204-211. Porter, E.J. (2005). Wearing and using personal emergency respone system buttons. Journal of Gerontological Nursing, 31(10), 26-31. Redd, J.L., Zura, R.D., Tanner, A.E., Walk, E.E., Wu, M.M. & Edlich R.F. (1992 ). Personal Emergency Response Systems. Journal of Burn Care Rehabilitation, 13(4), 453-459. Ribeiro, A.P., Souza, E.R. de, Atie, S., Souza, A.C. de & Schilithz, A.O. (2008). The influence of falls on the quality of life of the aged. Ciênca & Saúde coletiva, 13(4), 12651273. Richtlijn preventie van valincidenten bij ouderen (2004). Een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Van Zuiden Communications BV, Alphen a/d Rijn. Rixt Zijlstra, G.A., Haastregt, J.C.M. van, Rossum, E. van, Eijk, J.Th.M. van, Yardley, L. & Kempen, G.I.J.M. (2007). Interventions to Reduce Fear of Falling in Community-Living Older People: A Systematic Review. Journal of the American Geriatrics Society, 55(4), 603615. Scheffer, A.C., Schuurmans, M.J., Dijk, N. van, Van der Hooftt T. & De Rooij, S.E. (2008). Fear of falling, measurement strategy, prevalence, risk factors and consequences among older persons (review). Age and Ageing, 37, 19–24. Sherwood, S. & Morris, J.N. (1980). A study of the effects of an emergency alarm and response system for the aged: A final report. Grant No. 21 HS01788, National Center for Health Services Research, Hyattsville. Tacken, M. & Caso, O. (1998). Mogelijkheden en beperkingen in de mobiliteit van ouderen, een verkenning in Zoetermeer-Meerzicht. In: Proceedings Colloquium Vervoerplanologisch Speurwerk 1998: Sturen met Structuren, november 1998.
15
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Timmerman-Kok, C. & Weert-Donders, L. de (2007). Eenzaamheid bij ouderen in de regio Gelre-IJssel. Een uitgave van GGD Gelre-IJssel, Kenniscentrum. Topinková, E. (2008). Aging, Disability and Frailty. Annals of Nutrition and Metabolism, 52 (suppl 1), 6–11. Vanden Boer, L. & Pauwels, K. (2005). Onveiligheidsgevoelens? Angst en slachtofferervaring bij ouderen. Een uitgave van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie (België). Veiligheid in Amsterdam: van gevoel naar feiten. Een uitgave van de Dienst Onderzoek en Statistiek en de Directie Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuurdienst van de gemeente Amsterdam naar aanleiding van de gelijknamige conferentie, 20 november 2003. Vincent, C., Reinharz, D., Deaudelin, I., Garceau, M. & Talbot, L.R. (2006). Public telesurveillance service for frail elderly living at home, outcomes and cost evolution: a quasi experimental design with two follow-ups. Health and Quality of Life Outcomes 2006, doi:10.1186/1477-7525-4-41. Wessels, R., Knops, H. & Witte, L. de (2003). D-Quest meetinstrument voor de tevredenheid over een hulpmiddel verstrekking. Een uitgave van het Expertisecentrum Meetinstrumenten voor Revalidatie, Hoensbroek, 2003. Wessels, R.D., Witte, L.P. de, Jedeloo, S., Heuvel, W.P.M. van den & Heuvel, W.J.A van den (2004). Effectiveness of provision of outdoor mobility services and devices in the Netherlands. Cinical Rehabilitation, 18, 371-381. Zouwe, N. van der (2006). Over de drempel. Een inventarisatie van knelpunten en oplossingsrichtingen in Zuid-Holland Noord. Een uitgave van GGD Hollands Midden, mei 2006.
16
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Bijlagen Bijlage 1: Literatuuronderzoek PICO P I C O
Ouderen van 65 jaar en ouder Mobiele alarmering Thuisalarmering Naar buiten gaan, quality of life, veiligheidsgevoel
Zoekstrategie De projectgroep is begonnen met het maken van een mindmap. Vanuit de mindmap heeft de projectgroep samen een lijst met zoektermen samengesteld welke zijn ingevoerd in verschillende databases. De gebruikte databases zijn de Cochrane Library, PubMed, CINAHL en MedLine. De twee belangrijkste zoektermen waren ‘quality of life’ en ‘safety’, welke als MESH zijn ingevoerd. Vanuit brede zoektermen heeft de projectgroep steeds meer zoektermen gecombineerd om tot relevante artikelen te komen. Waar mogelijk waren ‘limits’ ingesteld om enkel te zoeken bij personen van 65 jaar en ouder. Artikelen zijn geselecteerd op basis van titel, abstract en jaar van publicatie. Dit houdt in dat bij meerdere artikelen met eenzelfde onderwerp en conclusie het meest recente onderzoek is gebruikt. De projectgroep heeft meerdere boeken die vanuit de opleiding Verpleegkunde van de Hogeschool van Amsterdam worden aangeboden beoordeeld op bruikbaarheid voor het eindproject. Daarna heeft de projectgroep via Google nog gezocht naar relevante stukken op internet. Na het voltooien van het doorzoeken van de databases en het internet hebben de projectleden de artikelen doorgelezen die door de ander zijn gevonden en uit die artikelen belangrijke informatie gehaald. Uiteindelijk is die informatie door beide projectleden samen gebruikt om tot de inclusie- en exclusiecriteria te komen en de bijbehorende meetinstrumenten. Zoektermen Onderstaande zoektermen zijn gebruikt bij het zoeken naar relevante literatuur: Morbidity, inclusion, exclusion, elderly, geriatric, social, fall risk, quality of life, (feeling of) safety, measure, cognitive function, mobility, falling, prevalence, prevention, going out, leaving home, alarm, personal alarm, mobile alarm, GPS, technical.
17
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Mindmap Veiligheid Fysieke beperking
Comorbiditeit
Thuiswonend
Hulpverlening
Thuisalarmering
GPS
Mobiele alarmering
Hulpmiddelen
Ouderen
Mobiliteit
Valrisico Kwaliteit van leven
Naar buiten gaan
18
Mentale beperking
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Bijlage 2: Ruwe uitwerking inclusie- en exclusiecriteria Ouderen die recent zijn gevallen.
Ouderen die buiten de deur revalideren/oefenen.
Kwaliteit van leven wordt vergroot door bewegingsoefeningen bij ouderen die recent zijn gevallen (Lin, Wolf, Hwang, Gong & Chen 2007). Beweging buiten of naar buiten gaan naar een plek waar geoefend wordt vergroot de QoL.
Kwaliteit van leven wordt vergroot door bewegingsoefeningen bij ouderen die recent zijn gevallen (Lin, Wolf, Hwang, Gong & Chen 2007). Beweging buiten of naar buiten gaan naar een plek waar geoefend wordt vergroot de QoL. Revalidatie draagt bij aan grotere QoL en autonomie bij ouderen (Landrot, Perrot, Blanc, Beauchet, Blanchon & Gonthier, 2007).
Ouderen die al een persoonlijke alarmering hebben.
Patiënten met een PA ervaren meer rust en veiligheid en een betere houding tov hun eigen gezondheid (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007).
Lin: RCT WHOQOL-BREF Tinetti balance and gait Older Americans Resources and Services questionnaire Visual Analog Scale (fear of falling) Geriatric Depression Scale 150 personen verdeeld in 3 interventiegroepen. 65+ jaar, gevallen in afgelopen 4 weken waarbij medische hulp nodig was. Lin: zie hierboven. Landrot: Pilot study ADL IADL SF-36 SAFE MMSE ‘verbal and analogical scales for fear of falling’ 15 personen geincludeerd in onderzoek, score <25 op MMSE, gevallen in afgelopen 6 maanden, in staat te revalideren Fallis: Mixed methodology customer satisfaction (quantative and qualitative) 5-point Likert scales for questions
Ouderen die hun situatie en het hulpmiddel accepteren.
Acceptatie van de setting door de gebruiker van domotica draagt bij aan het succes (Garceau, Vincent, Robichaud, 2007).
Alle deelnemers hadden thuisalarmering. 328 responses by users, 289 responses by next of kin, geen leeftijdsgrens. 300 personen benaderd die in afgelopen 6 maanden hadden gealarmeerd en 325 benaderd zonder dit criterium. Garceau: Kwalitatief onderzoek Disability Creation Process model 4 ouderen, 6 zorgverleners
19
Eindproject ‘mobiele alarmering’
Ouderen die fysiek mindervalide zijn.
Ouderen die actief zijn.
15 juni 2009
De grootste effecten van een persoonlijk alarm vind je bij mensen die minder valide zijn (Sherwood & Morris, 1980, A study of the effects of an emergency alarm and response system for the aged: A final report.). De meeste vallen gebeuren (thuis) tijdens perioden van activiteit, met name wandelen en overstappen (Mann, Belchior, Tomita & Kemp, 2005).
(mantelzorgers?), 7 ‘healthcare system practitioners and industry employees’, 73-80 jaar Sherwood: Randomized controlled trial Kostenanalyse, methode onbekend 551 personen geincludeerd Mann: Survey (semi-structured questionnaire with open and closed questions) Beschrijvende statistiek met SPSS
Ouderen die naar buiten willen gaan.
Ouderen met een gevoel van onveiligheid.
Ouderen willen zich zeker en veilig voelen wanneer ze naar buiten gaan, dit geeft controle (Grewal, I., Lewis, J., Flynn, T. N., Brown, J., Bond, J., & Coast, J. 2006) Een gevoel van veiligheid en controle zijn belangrijke factoren voor een goede kwaliteit van leven. (Grewal, I., Lewis, J., Flynn, T. N., Brown, J., Bond, J., & Coast, J. 2006). Personen die zich onveilig voelen in de buurt hebben een groter risico op misdrijven. (Vanden Boer, L. & Pauwels, K. 2005)
Ouderen die zich eenzaam voelen (maar dit willen aanpakken)
Ouderen bij wie vermindering van mogelijkheid en functie
Personen die eerder een misdrijf hebben meegemaakt voelen zich eerder en vaker onveilig. Een onverzorgde buurt is een belangrijke predictor met betrekking tot onveiligheid en angstgevoelens (Vanden Boer, L. & Pauwels, K. 2005) Eenzaamheid leidt tot slechtere kwaliteit van leven en gezondheidsproblemen. Een interventie heeft alleen zin wanneer de deelnemers energie en tijd erin steken. (Zouwe, N. van der 2006) Assimilatie is het incorporeren van hulpmiddelen in het leven. Hiermee
20
606 personen geincludeerd, 60+ jaar, thuiswonend, met alarm of in verleden een alarm gehad, gehandicapt (mate waarin niet vermeld) Grewal: In-depth interviews Framework qualitative analysis. 40 geselecteerde personen (65+) die in een eigen huis wonen Grewal: Zie hierboven Vanden Boer: Steekproef, mondelinge vragenlijst binaire logistische regressieanalyse 2462 personen (55-90 jaar)
Zouwe: Inventarisatie van knelpunten en oplossingsrichtingen (expert opinions?)
Brandstadter: Expert opinion / article
Eindproject ‘mobiele alarmering’ onomkeerbaar is.
Ouderen die voldoen aan een nog nader te definiëren omschrijving van ‘frailty’.
Ouderen met slechte ogen
Ouderen met een lage opleiding
Analfabetische ouderen
Ouderen met cognitieve problematiek
15 juni 2009 kunnen doelen en aspiraties (bv 2x daags naar buiten) behouden blijven. Assimilatie is het meest bruikbaar indien vermindering van mogelijkheid en functie (waarvoor hulpmiddelen beschikbaar zijn) in beginstadium of omkeerbaar zijn (Brandstadter & Greve, 1994, The aging self: stabilizing and protective processes. Developmental Review). Patiënten met het ‘geriatrisch syndroom van frailty’ kunnen slecht omgaan met inwendige en uitwendige stressoren, zijn kwetsbaar en hebben een verminderde capaciteit om de fysiologische en psychosociale homeostase te behouden (Topinkova, 2008). Deze patiënten zijn al te slecht of dreigen snel ernstig te verslechteren op sociaal en fysiologisch gebied. Dit is een van de barrières waardoor minder mensen een persoonlijke alarmering willen en minder snel aan een onderzoek deelnemen (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007)
Dit is een van de barrières waardoor minder mensen een persoonlijke alarmering willen en minder snel aan een onderzoek deelnemen (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007) Dit is een van de barrières waardoor minder mensen een persoonlijke alarmering willen en minder snel aan een onderzoek deelnemen (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007) Dit is een van de barrières waardoor minder mensen een persoonlijke alarmering willen en minder snel aan een onderzoek deelnemen (Fallis, Silverthorne, Franklin & McClement, 2007)
Topinkova: Expert opinion / article / recomendations
Fallis: Mixed methodology customer satisfaction (quantative and qualitative) 5-point Likert scales for questions Alle deelnemers hadden thuisalarmering. 328 responses by users, 289 responses by next of kin, geen leeftijdsgrens. 300 personen benaderd die in afgelopen 6 maanden hadden gealarmeerd en 325 benaderd zonder dit criterium. Fallis: Zie hierboven
Fallis: Zie hierboven
Fallis: Zie hierboven Garceau: Kwalitatief onderzoek Disability Creation Process model
Intellectuele mogelijkheden van de gebruiker van domotica draagt bij aan het succes (Garceau, Vincent, Robichaud, 2007).
21
4 ouderen, 6 zorgverleners (mantelzorgers?), 7 ‘healthcare system practitioners and industry
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009 employees’, 73-80 jaar Personen met slecht cognitief functioneren liggen langer op de grond na een val, ook al is er een alarmeringsapparaat aanwezig (Fleming, J. & Brayne, C. 2009).
Ouderen in een sociaal isolement
Ouderen die hun persoonlijke alarmeren niet trouw dragen.
De grootste effecten van persoonlijke alarmering vind je bij mensen die niet sociaal geïsoleerd zijn (Sherwood & Morris, 1980).
Er is bevonden dat 50% van cliënten hun persoonlijke alarmering niet altijd om hebben of in de buurt hebben (Porter, 2005).
Fleming: Cohort study, 1 year follow-up Repeated surveys since baseline have gathered data on a range of variables including sociodemographics, physical and mental health, function, and detailed cognitive assessment16 that included the mini-mental state examination. 110 personen (90+ jaar) Sherwood: Randomized controlled trial Kostenanalyse, methode onbekend 551 personen geincludeerd Porter: Deel van groter longitudinaal onderzoek Interviews uitgewerkt in NUD*IST
Ouderen bij wie in de straat wegwerkzaamheden plaatsvinden of op korte termijn gaan plaatsvinden.
Ouderen die fysiek niet sterk genoeg zijn om naar buiten te gaan
De conditie van de straat heeft effect op de mobiliteit van ouderen met een zwaardere invaliditeit in neuro-musculaire en bewegingsgerelateerde functies (Clarke, Ailshire, Bader, Morenhoff & House, 2008).
Ouderen willen zich zeker en veilig voelen wanneer ze naar buiten gaan, dit geeft controle (Grewal, I., Lewis, J., Flynn, T. N., Brown, J., Bond, J., & Coast, J. 2006) Om de hoeveelheid activiteiten te vergroten moeten personen buitenshuis kunnen mobiliseren. (Wessels, R.D., Witte, L.P. de, Jedeloo, S., Heuvel, W.P.M. van den & Heuvel, W.J.A van den 2004)
22
7 personen, 80+ jaar, minstens 1 kind, minstens 1 jaar weduwe, wonend op zelfde plek als met echtgenoot, self-rated health status: ‘less than excellent’. Clarke: Vergelijkend onderzoek persoonomgeving Observatie van omgeving volgens ‘Systematic Social Observation (SSO)’ door geblindeerde observatoren. Zelf gerapporteerde vragenlijsten en SSO zijn verwerkt in SAS software. 1195 personen, 45+ jaar Grewal: In-depth interviews Framework qualitative analysis. 40 pre-geselecteerde personen (65+) die in een eigen huis wonen Wessels: Analyse van follow-up met IPPA IPPA
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009 Cohen responsiveness index
Ouderen die slecht met nieuwe technologie om kunnen gaan
Personen die ervaring hebben met mobiele telefoons en computers ervaren mobiele alarmering als positief, zij kunnen het apparaat makkelijk gebruiken (MelanderWikman, A., Fältholm, Y. & Gard, G. 2008) Personen die het apparaat te complex vinden of het niet nodig vinden zullen het apparaat niet gebruiken. (Fleming, J. & Brayne, C. 2009) Ouderen moeten met het apparaat overweg kunnen en dit ook onthouden. Een begrijpelijke mondelinge instructie en vooraf oefenen is dan ook een vereiste. (Bosma, E. & Stephan, C. 2003)
59 personen uit 2 onderzoeken, 18+ jaar, mobiliteitsproblemen (?), geen cognitieve stoornissen Melander-Wikman: Kwalitatief onderzoek van een mobiel alarm (!!) Kwalitatieve interviews Latent content analysis Consensus door experts 4 personen, gezond, zonder functionele beperkingen 5 personen met functionele beperkingen Alle personen ‘uitgezocht’ door personeel van een thuiszorg organisatie Fleming: Cohort study, 1 year follow-up Repeated surveys since baseline have gathered data on a range of variables including sociodemographics, physical and mental health, function, and detailed cognitive assessment16 that included the mini-mental state examination. 110 personen (90+ jaar)
Ouderen die privacy boven veiligheid verkiezen.
Tijdens deze studie gaven de proefpersonen aan de privacy ondergeschikt was aan de veiligheid die het apparaat gaf. (MelanderWikman, A., Fältholm, Y. & Gard, G. 2008)
23
Bosma: Expert opinions Melander-Wikman: Zie hierboven.
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Bijlage 3: Vragenlijsten Uitgebreide vragenlijst Geboortedatum deelnemer: Postcode deelnemer: Geslacht:
Man Vrouw
¨ ¨
PERSOONLIJKE GEGEVENS Er volgen enkele vragen over persoonlijke gegevens. Kunt u aankruisen welk antwoord het beste bij u past? 1
In welk land bent u geboren? Nederland Anders, nl. …………………..
2
In welk land is uw vader geboren? Nederland Anders, nl. …………………..
3
In welk land is uw moeder geboren? Nederland Anders, nl. …………………..
4
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgemaakt? Minder dan 6 klassen van lagere school 6 klassen van lagere school, LOM-school, MLK-school Meer dan lagere school / basisschool zonder verder afgesloten opleiding Ambachtschool MULO / MMS / MAVO / Middelbaar beroepsonderwijs Hogeschool HBS / gymnasium / atheneum/ Universiteit / Technisch Hogeschool / Landbouw Hogeschool Anders, nl. …………………..
24
Eindproject ‘mobiele alarmering’
5
15 juni 2009
Wat is uw burgerlijke staat? Gehuwd Gescheiden Weduwe / weduwnaar / partner overleden Ongehuwd Duurzaam samenlevend, ongehuwd Samenlevend met kind WOONSITUATIE
6
Wat is uw woonsituatie? Zelfstandig Verzorgingshuis / woonzorgcentrum Verpleeghuis Anders, nl. ………………….. GEZONDHEID EN ZIEKTEN
Hieronder volgt een aantal vragen over uw gezondheid. Wilt u het hokje aankruisen dat het beste bij u past ? 7
Hoe is in het algemeen uw gezondheid? Uitstekend Erg goed Goed Redelijk Slecht
8
Hoe zou u nu uw gezondheid in het algemeen beoordelen, als u dat vergelijkt met een jaar geleden? Veel beter dan een jaar geleden Iets beter dan een jaar geleden Ongeveer hetzelfde als een jaar geleden Iets slechter dan een jaar geleden Veel slechter dan een jaar geleden
25
Eindproject ‘mobiele alarmering’
9
15 juni 2009
Wilt u voor de volgende ziekten en aandoeningen beantwoorden of u die in de afgelopen 12 maanden heeft gehad of nog steeds heeft?
ja
nee
weet ik niet
Suikerziekte
¨
¨
¨
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA
¨
¨
¨
Hartfalen
¨
¨
¨
Een vorm van kanker (kwaadaardige aandoening)
¨
¨
¨
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
¨
¨
¨
Onvrijwillig urineverlies (incontinentie)
¨
¨
¨
Gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) van heupen of knieën
¨
¨
¨
Botontkalking (osteoporose)
¨
¨
¨
Gebroken heup
¨
¨
¨
Andere botbreuken dan gebroken heup
¨
¨
¨
Duizeligheid met vallen
¨
¨
¨
Prostaatklachten (niet prostaatkanker of prostaatontsteking)
¨
¨
¨
Depressie
¨
¨
¨
Angst-/paniekstoornis
¨
¨
¨
Dementie
¨
¨
¨
Gehoorproblemen
¨
¨
¨
Problemen met zien
¨
¨
¨
Hartinfarct/ Angina pectoris
¨
¨
¨
26
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
10 Had u de afgelopen maand herhaaldelijk hulp nodig van iemand? (huishouden, bereiden van maaltijden etc.) nee ja 11 Heeft u de laatste 24 uur hulp nodig gehad bij uw dagelijkse verzorging? (wassen, aankleden, toilet)? nee ja 12 Bent u de afgelopen 12 maanden opgenomen geweest in het ziekenhuis? nee ja indien ja, hoe vaak? ………………….. waarvoor? ………………….. 13 Kunt u, al dan niet met bril, goed zien? nee ja 14 Heeft u herhaaldelijk problemen met uw geheugen? nee ja 15 Hoeveel verschillende medicijnen gebruikt u? ………………….. 16 Bent u de afgelopen 6 maanden ongewenst afgevallen? nee ja 17 Heeft u de afgelopen maand weinig interesse of plezier in dingen gehad? nee ja
27
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
18 Bent u de afgelopen 3 maanden één of meerdere keren gevallen? nee ja 19 Bent u de afgelopen maand op de spoedeisende hulp geweest? nee ja indien ja, hoe vaak? ………………. waarvoor? ………………… 20 Bent u de afgelopen maand buiten kantooruren op de huisartsenspoedpost geweest? nee ja indien ja, hoe vaak? waarvoor? ………………….. 21 Kunt u, al dan niet met gehoorapparaat, goed horen? nee ja 22 Welke dag is het vandaag? ………………… TAKEN EN BEZIGHEDEN VAN HET DAGELIJKS LEVEN Er volgen verschillende vragen over uw bezigheden in het dagelijkse leven. Wilt u het antwoord aankruisen voor de situatie zoals deze nu is.
Heeft u hulp nodig bij … ja
Nee
23
… baden of douchen?
¨
¨
24
… het aankleden?
¨
¨
25
… kammen van de haren of scheren?
¨
¨
28
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
26
… het naar het toilet gaan?
¨
¨
27
… het omgaan met geld?
¨
¨
28
… opstaan uit een stoel?
¨
¨
29
… het lopen?
¨
¨
30
… het eten?
¨
¨
31
… het gebruiken van de telefoon?
¨
¨
32
… reizen?
¨
¨
33
… het boodschappen doen?
¨
¨
34
… het bereiden van een maaltijd?
¨
¨
35
… huishoudelijk werk?
¨
¨
36
… het innemen van medicijnen?
¨
¨
37
Maakt u gebruik van incontinentiemateriaal
¨
¨
29
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Op de volgende bladzijde staan nog enkele vragen over uw dagelijkse bezigheden. Het is de bedoeling, dat u de vraag beantwoordt, alsof u de activiteit op dit moment zou moeten verrichten en op de manier zoals u dat in uw eigen leefomgeving gewend bent te doen. U kunt telkens kiezen tussen vier antwoorden. U kruist het antwoord… •
… ja aan als u de activiteit zelfstandig kan uitvoeren.
•
… ja met moeite aan als u de activiteit alleen langzaam kunt uitvoeren of met uitzonderlijke hulpmiddelen (prothese, krukken, rollator, etc.)
•
… nee aan als u de activiteit fysiek niet kunt uitvoeren, als u bij de uitvoering hulp van anderen nodig heeft, of als uw klachten door de uitvoering teveel verergeren.
•
… weet niet aan als u zich de activiteit niet kunt voorstellen.
30
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
ja
ja met moeite
nee
weet ik niet
Kunt u … 38
... een fietstocht van 2 uur maken?
¨
¨
¨
¨
39
... een trap oplopen met boodschappen?
¨
¨
¨
¨
40
... stofzuigen met verschuiving van meubels?
¨
¨
¨
¨
41
… voor meerdere dagen boodschappen doen?
¨
¨
¨
¨
42
… met bus, tram of metro reizen?
¨
¨
¨
¨
43
… langer dan 15 minuten wandelen?
¨
¨
¨
¨
44
… de nagels van uw tenen knippen?
¨
¨
¨
¨
45
… 10 minuten lang staan voor loket of kassa?
¨
¨
¨
¨
46
… een voorwerp uit een hoog kastje pakken?
¨
¨
¨
¨
47
… een trap oplopen?
¨
¨
¨
¨
48
… naar het postkantoor of de bank gaan?
¨
¨
¨
¨
49
… een bed verschonen?
¨
¨
¨
¨
50
… douchen?
¨
¨
¨
¨
51
… een ei bakken en op brood doen?
¨
¨
¨
¨
52
… een voorwerp van de vloer oprapen?
¨
¨
¨
¨
53
… een krant lezen?
¨
¨
¨
¨
54
… de tafel afruimen na de maaltijd?
¨
¨
¨
¨
55
… een appel schillen en in stukjes snijden?
¨
¨
¨
¨
56
… koffie of thee zetten?
¨
¨
¨
¨
57
… een lange broek aan- en uitdoen?
¨
¨
¨
¨
58
… een jas aan- en uittrekken?
¨
¨
¨
¨
59
… naar het toilet gaan?
¨
¨
¨
¨
GEESTELIJK WELBEVINDEN 31
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
De volgende vragen gaan over hoe u zich de afgelopen maand heeft gevoeld. Wilt u het antwoord aankruisen dat het beste bij u past? 60 Hoe vaak bent u in de afgelopen maand erg nerveus geweest? Altijd Heel vaak Redelijk vaak Soms Bijna nooit Nooit 61 Hoe vaak heeft u zich de afgelopen maand kalm en rustig gevoeld? Altijd Heel vaak Redelijk vaak Soms Bijna nooit Nooit 62 Heeft u zich de afgelopen maand somber,verdrietig of wanhopig gevoeld? nee ja 63 Hoe vaak heeft u zich de afgelopen maand neerslachtig en somber gevoeld? Altijd Heel vaak Redelijk vaak Soms Bijna nooit Nooit
32
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
64 Hoe vaak heeft u zich de afgelopen maand gelukkig gevoeld? Altijd Heel vaak Redelijk vaak Soms Bijna nooit Nooit 65 Hoe vaak heeft u zich de afgelopen maand zo somber gevoeld dat niets u kon opvrolijken? Altijd Heel vaak Redelijk vaak Soms Bijna nooit Nooit BELEMMERINGEN IN SOCIAAL FUNCTIONEREN 66 Hoe vaak hebben uw lichamelijke gezondheid of emotionele problemen gedurende de afgelopen 4 weken uw sociale activiteiten (zoals bezoek aan vrienden of naaste familieleden) belemmerd? Voortdurend Meestal Soms Zelden Nooit KWALITEIT VAN LEVEN
67 Hoe is in het algemeen uw kwaliteit van leven? Uitstekend Erg goed Goed Redelijk Slecht 33
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
68 Welke rapportcijfer zou u uw leven op dit moment geven? Rapportcijfer (van 0 tot 10):
69 Hoe zou u uw kwaliteit van leven in het algemeen beoordelen, als u dat vergelijkt met een jaar geleden? Veel beter dan een jaar geleden Iets beter dan een jaar geleden Ongeveer hetzelfde als een jaar geleden Iets slechter dan een jaar geleden Veel slechter dan een jaar geleden VAL VRAGENLIJST 70 Bent u door uw huisarts naar de spoedeisende hulp verwezen ? Ja Nee 71 Woont u alleen? Ja Nee
72 Kreeg u voor de val reeds hulp van partner, vrienden, buren of van thuiszorg/ wijkverpleging? Ja Nee 73 Krijgt u sinds de val hulp van partner, vrienden, buren of van thuiszorg/ wijkverpleging? 60 Ja 61 Nee 74 Hoe vaak bent u dan de afgelopen 12 maanden gevallen ?
34
__________
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
74 Hoe vaak valt u gemiddeld? Dagelijks Ten minste 1 keer per week. Ten minste 1 keer per maand Ten minste 1 keer per jaar 75 Valt u meestal …. Thuis Elders Allebei 76 Wat was volgens u de oorzaak van de (laatste) val: Ongelukje/struikelen Flauwvallen Weet ik niet meer Anders, namelijk ___________________ 77 Is er iemand die een val gezien heeft: Nee Ja, namelijk__________________ De volgende vragen betreffen alle valpartijen die u hebt meegemaakt, ook al was het de eerste keer. 78 Als u valt of het gevoel hebt bijna te vallen, treedt dit dan op: (meerdere antwoorden mogelijk)
ja
nee
weet ik niet
bij het opstaan (uit bed of stoel)
¨
¨
¨
na draaien met uw hoofd of scheren
¨
¨
¨
’s nachts bij het uit bed gaan
¨
¨
¨
binnen 2 uur na het eten van een maaltijd
¨
¨
¨
35
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
tijdens het hoesten of lachen
¨
¨
¨
op het toilet bij plassen of ontlasting
¨
¨
¨
bij warm weer/een warme omgeving
¨
¨
¨
na lang staan
¨
¨
¨
bij emotionele stress/pijn
¨
¨
¨
als gevolg van een ongelukje (bijvoorbeeld struikelen)
¨
¨
¨
tijdens inspanning
¨
¨
¨
ja
nee
weet ik niet
duizeligheid
¨
¨
¨
zwart voor de ogen of licht in het hoofd
¨
¨
¨
hartkloppingen
¨
¨
¨
pijn op de borst
¨
¨
¨
tintelingen in handen of rondom mond
¨
¨
¨
kortademigheid
¨
¨
¨
opstijgend gevoel vanuit de buik
¨
¨
¨
wazig zien/dubbelzien
¨
¨
¨
hoofdpijn
¨
¨
¨
transpireren
¨
¨
¨
misselijkheid/braken
¨
¨
¨
79 Voelt u de val aankomen? Ja Nee 78 Indien ja, wat voelt u dan? (meerdere antwoorden mogelijk)
36
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
79 Wat voor gelaatskleur heeft u voordat u valt? Normale gelaatskleur Bleek Rood Onbekend 80 Treden er tijdens of vlak na de val de volgende klachten op? (meerdere antwoorden mogelijk)
ja
nee
weet ik niet
Bewustzijnsverlies
¨
¨
¨
Trekkingen van het lichaam
¨
¨
¨
Verstijving/ verkramping van het lichaam
¨
¨
¨
Incontinentie van urine
¨
¨
¨
Incontinentie van ontlasting
¨
¨
¨
Bijten op de tong
¨
¨
¨
Niet kunnen opstaan na een val
¨
¨
¨
Uitval van kracht of van het gevoel in ledematen
¨
¨
¨
Moeite met praten
¨
¨
¨
Verwardheid
¨
¨
¨
Bewustzijnsverlies, indien ja, hoe lang duurt dit? Minder dan 1 minuut 1-5 minuten meer dan 5 minuten
37
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Verwardheid, indien ja, hoe lang duurt dit? Minder dan 1 minuut 1-5 minuten meer dan 5 minuten Mobiliteit 81 Had u moeite met lopen? Ja Nee 82 Gebruikte u een hulpmiddel bij het lopen? Nee Ja, namelijk: o Stok o Driepoot o Rollator o Rolstoel o Scootmobiel o Anders, namelijk: ________ 83 Had u een goed evenwicht?
ja
nee
84 Had u pijn in uw voeten of benen?
ja
nee
85 Had u een minder gevoel in uw voeten of benen?
ja
nee
86 Had u minder kracht in één of beide benen?
ja
nee
87 Had u klachten van stijfheid van de gewrichten?
ja
nee
88 Was u voor de val bang om te vallen? 1
2
3
4
(kruist u het hokje aan dat van toepassing is) 5
6
Niet
7
8
9
10 Heel erg
Bang
bang
38
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
89 Bent u bang om te vallen? 1
2
3
(kruist u het hokje aan dat van toepassing is) 4
5
6
7
Niet
8
9
10 Heel erg
Bang
ban
Botontkalking 90 Heeft u wel eens iets gebroken na het 50e levensjaar? Ja, nl _______________ Nee 91 Heeft u een of meerdere ingezakte rugwervels? Ja Nee Weet niet 92 Heeft u moeder ooit haar heup gebroken? (hoeft niet gerelateerd te zijn aan een val) Ja Nee Weet niet 93 Weegt u minder dan 60 kg (vrouw) of minder dan 67 kg (man)? Ja Nee 94 Ligt u meer dan 20 uur per dag in bed of op de bank? Ja Nee 95 Hoe vaak komt u buiten? Dagelijks Wekelijks Maandelijks Vrijwel nooit 39
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
96 Gebruikt u melkprodukten ? Ja (zoals melk, kaas en yoghurt) Nee Indien ja, hoeveel glazen melk/karnemelk per dag?________ glazen per dag hoeveel boterhammen met kaas per dag?________ boterhammen per dag hoeveel schaaltjes yoghurt/vla per dag?________ schaaltjes per dag 97 Hoe vaak doet u aan lichamelijke inspanning? ( bijv ½ uur wandelen, fietsen of zwemmen) Dagelijks 3 keer per week Wekelijks Maandelijks Vrijwel nooit Gezichtsvermogen 98 Kunt u de krant goed lezen? Ja Nee 99 Kunt u de laatste 6 maanden aanzienlijk minder goed zien ? Ja Nee 100
Maakt u gebruik van een hulpmiddel voor het zien?
Nee Ja, namelijk _____________________ Urinewegen 101
Heeft u moeite om de plas op te houden?
Ja Nee 102
Hoe vaak moet u ’s nachts uit bed om te plassen ? _________________ 40
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Sociale situatie: 103
Leefsituatie?
Gehuwd Weduwe/weduwnaar Gescheiden Alleenstaand Woont samen met ________ 104
Hoe woont u?
Zelfstandig wonend zonder hulp Zelfstandig wonend met hulp (bv partner/ thuiszorg) Verzorgingshuis Verpleeghuis 105
Bezoekt u sinds de val een fysiotherapeut ?
Ja Nee Indien ja, hoe vaak gaat u naar de fysiotherapeut ?
________ keer per week ________ keer in totaal
106
Bent u na uw val bij uw (waarnemend) huisarts geweest ?
Ja Nee Indien ja, hoe vaak bent u bij uw (waarnemend) huisarts geweest ? 107
________ keer
Is uw (waarnemend) huisarts na de val bij u thuis geweest ?
Ja Nee Indien ja, hoe vaak is uw (waarnemend) huisarts bij u geweest ? 108
Rookt U?
Nee Ja, namelijk ________ sigaretten/dag
41
________ keer
Eindproject ‘mobiele alarmering’
109
15 juni 2009
Gebruikt u alcohol?
Nee Ja, namelijk ________ glazen/week 110
Heeft u zich de afgelopen maand somber, depressief of wanhopig gevoeld?
Ja Nee 111
Had u de afgelopen maand weinig interesse of plezier in dingen?
Ja Nee 112
Kruis aan voor welke onderstaande ziektebeelden u behandeld bent (geweest).
Diabetes mellitus (suikerziekte) Bereorte/ herseninfarct Hoge bloeddruk Oogafwijkingen Hartaanval Schildklierafwijkingen Kanker Anders, nl______________ 113
Wat voor medicijnen gebruikt u op dit moment? Naam medicijn
Dosis
Hoe vaak gebruikt u dit medicijn?
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ________________________________________________
42
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
OVERIGE VRAGEN 114 Heeft u een mobiele telefoon? Ja Nee 115 Indien ja, maakt u hier gebruik van? Ja, regelmatig Nee, ik heb hem nooit bij me. Alleen in noodgevallen. 116 Voelt u zich veilig op straat? Ja Nee 117 Kunt u aangeven hoe veilig u u voelt op straat 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Zeer
Zeer
veilig
Onveilig
118 Is het gevoel van onveiligheid een reden om niet naar buiten te gaan? Ja Nee 119 Wilt u vaker naar buiten gaan? Ik vind het prima zoals het nu gaat. Ik wil graag vaker naar buiten 120 Vergeet u uw huisalarmering soms te dragen? Ja Nee Soms doe ik hem af bij -----------------------------------120 Heeft iemand u geholpen bij het invullen van deze vragenlijst? Nee, ik heb de lijst alleen ingevuld Ja, iemand heeft mij geholpen met het invullen van de lijst 121 Zo ja, waaruit bestond de hulp? Enkel het noteren van de antwoorden, de antwoorden heb ik zelf gekozen. Ik heb samen met degene die hielp de antwoorden gekozen en genoteerd. Degene die hielp heeft (in belangrijke mate) de antwoorden voor mij gekozen en genoteerd. 43
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
6 CIT Item 1. In welk jaar zijn we nu? 2. In welke maand zijn we nu? Herhaal de volgende zin: “de heer Jan de Vries, Molenstraat 12, Groningen”
goed: O
fout: 4
goed: O
fout: 3
oefenen van geheugenzin die bij 6 moet worden herinnerd 3. Hoe laat is het nu? goed: O
fout:
marge van een uur 4. Tel terug van 20 naar 1
goed: O
1 fout: 2
>1 fout: 4
5. Zeg de namen van de maanden in omgekeerde volgorde op
goed: O
1 fout: 2
>1 fout: 4
6. herhaal de geheugenzin
goed: O 3 fout: 6
1 fout: 2 4 fout: 8
2 fout: 4 >4 fout:10
Werkwijze Omcirkel de juiste score bij ieder item (alles goed: score; alles fout: score 28) en tel deze 6 getallen op Score 0-10: wjist op geen tot lichte verstoring van het cognitief functioneren 11-28: wijst op matige tot ernstige verstoring van het cognitief functioneren
44
3
Totaal: ……..
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Verkorte vragenlijst Geboortedatum deelnemer: Geslacht:
PERSOONLIJKE GEGEVENS 1
Wat is uw burgerlijke staat? Gehuwd Gescheiden Weduwe / weduwnaar / partner overleden Ongehuwd Duurzaam samenlevend, ongehuwd Samenlevend met kind
2
Wat is uw woonsituatie? Zelfstandig Verzorgingshuis / woonzorgcentrum Verpleeghuis Anders, nl. ………………….. MEDISCHE GEGEVENS
3
Hoe is in het algemeen uw gezondheid? Uitstekend Erg goed Goed Redelijk Slecht
4
Wilt u voor de volgende ziekten en aandoeningen beantwoorden of u die in de afgelopen 12 maanden heeft gehad of nog steeds heeft? ja
nee
weet ik niet
Suikerziekte
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA
45
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
Hartfalen
Een vorm van kanker (kwaadaardige aandoening)
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
Onvrijwillig urineverlies (incontinentie)
Gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) van heupen of knieën
Botontkalking (osteoporose)
Gebroken heup
Andere botbreuken dan gebroken heup
Duizeligheid met vallen
Prostaatklachten (niet prostaatkanker of prostaatontsteking)
Depressie
Angst-/paniekstoornis
Dementie
Gehoorproblemen
Problemen met zien
Hartinfarct/ Angina pectoris
8
Kunt u, al dan niet met bril, goed zien? nee ja
9
Kunt u, al dan niet met gehoorapparaat, goed horen? nee ja
46
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
10 Heeft u herhaaldelijk problemen met uw geheugen? nee ja VALLEN EN MOBILITEIT 11 Bent u de afgelopen 3 maanden één of meerdere keren gevallen? nee ja 12 Hoe vaak valt u gemiddeld? Dagelijks Ten minste 1 keer per week Ten minste 1 keer per maand Ten minste 1 keer per jaar 13 Wat was volgens u de oorzaak van de (laatste) val: Ongelukje/struikelen Flauwvallen Weet ik niet meer Anders, namelijk ___________________ 14 Heeft u moeite met lopen? Ja Nee 15 Gebruikt u een hulpmiddel bij het lopen? Nee Ja, namelijk: o o o o o o
Stok Driepoot Rollator Rolstoel Scootmobiel Anders, namelijk: ________
47
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
16 Bent u bang om te vallen? 1
2
3
(kruist u het hokje aan dat van toepassing is) 4
5
6
7
8
Niet
9
10 Heel erg
bang
bang
17 Hoe vaak komt u buiten? Dagelijks Wekelijks Maandelijks Vrijwel nooit VEILIGHEID 18 Heeft u een mobiele telefoon? Ja Nee 19 Indien ja, maakt u hier gebruik van? Ja, regelmatig Nee, ik heb hem nooit bij me Alleen in noodgevallen 20 Voelt u zich veilig op straat? Ja Nee 21 Kunt u aangeven hoe veilig u zich voelt op straat? (1 is zeer veilig, 10 is zeer onveilig) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Zeer veilig
Zeer onveilig
22 Is het gevoel van onveiligheid een reden om niet naar buiten te gaan? Ja Nee 23 Wilt u vaker naar buiten gaan? Ik vind het prima zoals het nu gaat Ik wil graag vaker naar buiten 48
Eindproject ‘mobiele alarmering’
15 juni 2009
24 Heeft iemand u geholpen bij het invullen van deze vragenlijst? Nee, ik heb de lijst alleen ingevuld Ja, iemand heeft mij geholpen met het invullen van de lijst 25 Zo ja, waaruit bestond de hulp? Enkel het noteren van de antwoorden, de antwoorden heb ik zelf gekozen Ik heb samen met degene die hielp de antwoorden gekozen en genoteerd Degene die hielp heeft (in belangrijke mate) de antwoorden voor mij gekozen en genoteerd 6 CIT Item 1. In welk jaar zijn we nu? 2. In welke maand zijn we nu? Herhaal de volgende zin: “de heer Jan de Vries, Molenstraat 12, Groningen” oefenen van geheugenzin die bij 6. moet worden herinnerd 3. Hoe laat is het nu? marge van een uur 4. Tel terug van 20 naar 1 5. Zeg de namen van de maanden in omgekeerde volgorde op 6. herhaal de geheugenzin Werkwijze Omcirkel de juiste score bij ieder item (alles goed: score; alles fout: score 28) en tel deze 6 getallen op Score 0-10: wjist op geen tot lichte verstoring van het cognitief functioneren 11-28: wijst op matige tot ernstige verstoring van het cognitief functioneren
49
goed: O goed: O
fout: fout:
4 3
goed: O
fout:
3
goed: O
1 fout: 2
>1 fout: 4
goed: O
1 fout: 2
>1 fout: 4
goed: O 3 fout: 6
1 fout: 2 4 fout: 8
2 fout: 4 >4 fout:10 Totaal: ……..