EIM
onderdeel van Panteia
Monitor nieuw ondernemerschap 2006
Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Monitor nieuw ondernemerschap 2006
Zoetermeer, 30 januari 2007
Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Inleiding
9
2
Inleiding deel A: Stand van zaken en ontwikkelingen
11
3
Ondernemers
13
3.1
Mate van ondernemerschap
13
3.2
Ondernemerschap per sector
25
3.3
Kenmerken van ondernemers
28
3.4
Ondernemerschap in steden, stadsdelen en wijken
31
4
Kenmerken van bedrijven
37
4.1
Structuurkenmerken
38
4.2
Bedrijvendynamiek
40
5
Inleiding deel B: Gedrag, prestaties en omgeving
45
6
Gedrag van nieuwe ondernemers
47
6.1
Knelpunten
47
6.2
Gebruik van netwerken
52
7
Prestaties van nieuw ondernemerschap
55
7.1
Overlevingsfracties
55
7.2
Inkomen
56
8
Omgeving
59
8.1
Ondernemersklimaat
59
8.2
Ondernemerschap in de wijken
60
8.3
Stimulering en facilitering van nieuw ondernemerschap
62
8.4
Initiatieven ter stimulering en facilitering van nieuw ondernemerschap in de vier grote steden
63
Bijlage I
Tabellen kenmerken van bedrijven voor specifieke herkomstlanden
73
3
4
Samenvatting N i e u w on d e r ne m e r s ch ap Nieuw ondernemerschap draagt bij aan een grotere diversiteit in het ondernemerslandschap en aan de integratie van allochtonen in de maatschappij. Het aandeel allochtone ondernemers in Nederland is geleidelijk toegenomen van 11,5% in 1999 tot bijna 13% in 2004. Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de allochtone ondernemers is toegenomen van circa 32% in 1999 tot bijna 39% in 2004. Dit komt vooral voor rekening van de niet-westerse allochtone ondernemers. Het aandeel westerse allochtone ondernemers is nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks deze toename blijft de ondernemerschapsquote (het aantal ondernemers per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per bevolkingsgroep) onder de allochtonen achter bij die van de autochtonen. Dit geldt vooral voor de eerste generatie niet-westerse allochtonen en in mindere mate voor de eerste generatie westerse allochtonen. De tweede generatie allochtonen is nog relatief jong. Vooral de tweede generatie niet-westerse allochtonen kent een groot aandeel 15- tot en met 24-jarigen, waarvan een groot deel nog een opleiding volgt. De tweede generatie allochtonen boven de 25 jaar (en met name boven de 35 jaar) wordt juist gekenmerkt door een grotere mate van ondernemerschap. Allochtoon ondernemerschap concentreert zich in de grote steden. Bijna 9% van de autochtone ondernemers is in één van de vier grote steden (G4) gevestigd. Bij de westerse allochtonen ligt dat percentage op 21% en bij de niet-westerse allochtonen op 39%. Dit komt mede doordat ook de allochtone bevolking voor een groot deel woonachtig is in de grote steden.
W e s t e r se a ll o c h t o ne o nd e r ne me r s v a n d e e e r st e ge ne r a t ie De belangrijkste sectoren voor westerse allochtone ondernemers van de eerste generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie. De verschuivingen in de afgelopen jaren tussen de verschillende sectoren zijn beperkt. In Amsterdam zijn de allochtone ondernemers van de eerste generatie nagenoeg in dezelfde typen wijken gevestigd als de autochtone ondernemers. In Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de allochtone ondernemers van de eerste generatie relatief meer te vinden in de ‘achterstandswijken’ (in deze rapportage gekenmerkt als wijken met een lagere gemiddelde woningwaarde).
W e s t e r se a ll o c h t o ne o nd e r ne me r s v a n d e t w e e d e ge ne r a ti e Voor de westerse allochtone ondernemers van de tweede generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie de belangrijkste sectoren. Daarbij neemt het aandeel van de zakelijke dienstverlening toe en dat van de handel en reparatie neemt af. De verdeling van de westerse allochtone ondernemers van de tweede generatie over de verschillende typen wijken komt redelijk overeen met die van de autochtone ondernemers.
5
N i e t - w e s t e r s e a l l o ch t on e on d e r n e m e r s v a n de e e r s te g e n e r a t i e Bij de sectorkeuze van de niet-westerse allochtone ondernemers van de eerste generatie komt het overgrote deel uit op horeca en handel en reparatie. We zien echter wel dat het belang van de horeca geleidelijk afneemt. Eerste generatie niet-westerse allochtone ondernemers in de grote steden zijn sterk geconcentreerd in de achterstandswijken, veel meer dan de eerste generatie westerse allochtone ondernemers.
N i e t - w e s t e r s e a l l o ch t on e on d e r n e m e r s v a n de t we e de ge ne r a t ie De niet-westerse allochtone ondernemers van de tweede generatie kiezen vooral voor de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie. Het aandeel van de zakelijke dienstverlening neemt af en het aandeel van de handel en reparatie en van de horeca groeit. De niet-westerse allochtone ondernemers van de tweede generatie zijn in de grote steden relatief meer gevestigd in de achterstandswijken, echter in aanzienlijk mindere mate dan de eerste generatie niet-westerse allochtone ondernemers.
V r o u we l i j ke a l l o c h t on e o n d e r n e me r s 31% van de ondernemers in Nederland is een vrouw. Bij de westerse allochtone ondernemers van de eerste generatie is het aandeel vrouwen beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde. Het aandeel vrouwelijke ondernemers onder de niet-westerse allochtonen blijft daarentegen juist achter bij het landelijke gemiddelde. Het aantal niet-westerse allochtone ondernemers van de tweede generatie neemt sterk toe (zowel mannen als vrouwen). Maar doordat de groei van het aantal mannelijke ondernemers in deze groep groter is dan de groei van het aantal vrouwelijke ondernemers, is het aandeel vrouwelijke ondernemers onder de niet-westerse allochtonen van de tweede generatie enigszins teruggelopen.
K n e l p u nt e n v a n a l l o ch to n e on d e r ne m e r s Over het algemeen is de aard van de knelpunten die allochtone ondernemers tegenkomen gelijk aan die van de autochtone ondernemers. Alleen ervaren de allochtonen als ondernemer wel meer knelpunten dan de autochtonen. Onder de allochtonen is de positie van de tweede generatie beduidend beter dan die van de eerste generatie. Doordat de tweede generatie al langer in Nederland verblijft, participeren zij ook intensiever in de Nederlandse maatschappij. Zij hebben dan ook minder last van knelpunten dan de eerste generatie allochtone ondernemers. De belangrijkste knelpunten liggen op het gebied van de markt (het vinden van klanten en toegenomen concurrentie, doordat veel allochtone ondernemers zich met dezelfde activiteiten in dezelfde wijken vestigen), de overheid (communicatie met de overheid, nieuwe wet- en regelgeving en kennis van de wet- en regelgeving in Nederland) en de omgeving (de veiligheid in de wijk en de bereikbaarheid van het bedrijf of van de klanten).
O n d e r ne m e r s c h a p in de w i j ke n Een goed ondernemersklimaat in de wijken draagt bij aan de leefbaarheid van die wijken. Actieve verenigingen (buurtverenigingen en ondernemersverenigingen) kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid en het ondernemersklimaat in de wijk. In de grote steden is circa 40% van de ondernemers gevestigd in een wijk waar een buurtvereniging actief is. Daarnaast is circa 40% van de onderne6
mers gevestigd in een wijk waar een ondernemersvereniging actief is. Het lidmaatschap van buurt- en ondernemersverenigingen is echter met name onder de allochtone ondernemers van de eerste generatie beperkt. Verder merken de autochtone ondernemers meer van de activiteiten van de verenigingen dan de allochtone ondernemers. Dit komt onder andere tot uiting in een betere veiligheid, samenhorigheid, betere sociale contacten, betere contacten met de lokale overheden, e.d.
I n i t i a t ie ve n t e r s t i mu l e r i n g e n f a c il i t e r i n g v a n n i e u w o n de r n e me r s c ha p in de vier grote steden Het ondersteunen van allochtone ondernemers lijkt in de grote steden steeds meer te worden opgenomen in het meer algemene startersbeleid. Aanleidingen hiervoor zijn de beperkte bereikbaarheid van allochtone ondernemers en de omvang en diversiteit van de groep allochtone ondernemers. Daarnaast heeft de groeiende groep tweede generatie allochtone ondernemers minder ondersteuning nodig, omdat deze groep gemiddeld beter is geïntegreerd. Ondanks deze beleidstrend loopt er een aantal initiatieven, die zich specifiek richten op nieuwe ondernemers, zoals Partners in Nieuw Ondernemerschap (PiNO) in Den Haag en Partners in Nieuw Ondernemerschap (PNO) in Utrecht.
S a m e nv a t t e n d De veranderingen ten aanzien van nieuw ondernemerschap in Nederland zijn ten opzichte van de vorige monitor op zich niet groot, maar de ontwikkelingen wijzen over het algemeen in de goede richting. Nieuw ondernemerschap neemt toe, met name onder de niet-westerse allochtonen. Er is geleidelijk sprake van meer diversiteit in de branchekeuze van allochtone ondernemers. Daarnaast is gebleken dat de allochtone ondernemers van de tweede generatie het relatief goed doen. Het belang van deze groep onder de allochtone ondernemers is momenteel nog beperkt, maar zal de komende jaren verder toenemen.
7
1
Inleiding A c h te r gr o nd v a n d e mo n i t o r De Monitor Nieuw Ondernemerschap 2006 geeft een actueel beeld van het ondernemerschap onder allochtonen in Nederland. Deze monitor is een update van de Monitor Etnisch Ondernemerschap 20041. Deze monitoren zetten een reeks voort van onderzoeken naar het ondernemerschap onder allochtonen die is begonnen met een inventarisatie van allochtone ondernemers in Nederland in 1992 2, en die is gevolgd door onderzoeken in 19983 en 2000 4. De eerste twee onderzoeken beperkten zich tot het in beeld brengen van de eerste generatie allochtone ondernemers. In de Monitor Etnisch Ondernemerschap 2000 werd een eerste poging ondernomen om ook een beeld te schetsen van de tweede generatie allochtone ondernemers. In de monitor van 2004 is het beeld van de tweede generatie allochtone ondernemers robuuster neergezet dankzij nieuwe databronnen van het CBS. Daarnaast is in de monitor van 2004 het ondernemerschap van allochtonen nadrukkelijker dan voorheen gepositioneerd ten opzichte van het ondernemerschap onder autochtonen.
‘ N i e u w ’ on d e r n e me r s c ha p In de voorgaande monitor werd de term ‘etnisch ondernemerschap’ gehanteerd voor de groep allochtone ondernemers. In de nieuwe monitor wordt hiervoor de term ‘nieuw ondernemerschap’ gebruikt. In de monitor worden steeds twee groepen allochtone ondernemers onderscheiden: niet-westerse allochtonen en westerse allochtonen. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen 1e en 2e generatie allochtone ondernemers en tussen mannelijke en vrouwelijke ondernemers.
O p z e t v a n d e m o n i t or Het kader van de Monitor Nieuw Ondernemerschap 2006 wordt weergegeven door het schema in Figuur 1.
1
EIM (2004), Monitor Etnisch Ondernemerschap 2004.
2
Coopers & Lybrand (1993), Inventarisatie van allochtone ondernemers in Nederland.
3
ITS (1998), Een factor van betekenis; Zelfstandig ondernemerschap van allochtonen in Nederland.
4
ITS (2001), Monitor etnisch ondernemerschap 2000.
9
Figuur 1
Kader Monitor Nieuw Ondernemerschap 2006
kenmerken nieuw ondernemerschap (bedrijven en ondernemer)
• omvang • branchekeuze • verdeling over bevolkingsgroepen • generatie • geslacht • leeftijd • situatie in de 4 grote steden
gedrag gedrag van etnische ondernemers
• knelpunten in de bedrijfsvoering • gebruik van netwerken
prestaties prestaties nieuw ondernemerschap
kwaliteit van etnisch ondernemerschap
structuur
• overlevingsfracties 1e generatie • hoogte en groei inkomens (winst) • groei omzet en werkgelegenheid • bijdrage revitalisering oude wijken
omgeving
initiatieven gericht op stimulering en facilitering
Bron: EIM, 2006.
De informatie over de structuur van het nieuwe ondernemerschap is terug te vinden in deel A. Dat deel geeft een cijfermatig beeld van de stand van zaken en ontwikkelingen ten aanzien van de in het schema vermelde aspecten van nieuwe ondernemers en hun bedrijven. In deel B wordt een beeld gegeven van het gedrag, de prestaties en de omgeving van nieuw ondernemerschap. Er wordt apart aandacht besteed aan de positie van de eerste versus de tweede generatie nieuwe ondernemers en aan de positie van nieuwe vrouwelijke ondernemers.
10
2
Inleiding deel A: Stand van zaken en ontwikkelingen
Deel A van de Monitor Nieuw Ondernemerschap geeft een cijfermatig beeld van de huidige stand van zaken en ontwikkelingen met betrekking tot nieuw ondernemerschap. Hoofdstuk 3 bevat informatie over ondernemers: de mate van ondernemerschap onder allochtonen, ondernemerschap per sector en kenmerken van ondernemers (waarbij het onderscheid tussen 1e en 2e generatie allochtonen). Hoofdstuk 4 geeft informatie over verschillende structuurkenmerken van bedrijven van allochtone ondernemers en over de bedrijvendynamiek. In hoofdstuk 4 gaat het grotendeels om bedrijven van 1e generatie allochtone ondernemers. Vooraf worden hier eerst de gebruikte definities en databronnen kort beschreven.
D e f in i t ie s De definitie van allochtonen die in deze monitor wordt gehanteerd, is conform de definitie die wordt gehanteerd door het CBS. Allochtonen zijn personen die in Nederland woonachtig zijn en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Onder eerste generatie allochtonen worden verstaan: personen die niet in Nederland zijn geboren en die ten minste één in het buitenland geboren ouder hebben. Onder tweede generatie allochtonen worden verstaan: personen die in Nederland zijn geboren, maar die ten minste één ouder hebben die buiten Nederland is geboren. De indeling naar herkomstgroepering die in deze monitor wordt gehanteerd, is conform de indeling die wordt gehanteerd door het CBS. Er worden drie herkomstgroeperingen onderscheiden: − niet-westers allochtoon; herkomstlanden: − Afrika (excl. Zuid-Afrika) − Azië excl. Japan en Indonesië − Zuid- en Midden-Amerika − Turkije − westers allochtoon; herkomstlanden: − Europa excl. Nederland en Turkije − Noord-Amerika − Japan − Oceanië − Indonesië − autochtoon; herkomstland: − Nederland Binnen de categorie niet-westers allochtoon worden, waar mogelijk, vijf belangrijke herkomstlanden van niet-westerse allochtone ondernemers apart onderscheiden, namelijk de herkomstlanden: − Turkije − Marokko − Suriname − Nederlandse Antillen/Aruba
11
− China/Hong Kong
Bronnen De bron voor de informatie over de ondernemers is het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. De uitkomsten van deze statistiek betreffen een integrale telling van allochtone ondernemers door een combinatie van de gemeentelijke basisadministraties (GBA) en de fiscale gegevens van de Belastingdienst (zowel aangiften als aanslagen). De verdere inkleuringen van deze bestanden zijn gebaseerd op enquêtes die het CBS uitvoert. De bron voor de informatie over de kenmerken van bedrijven is: Kamers van Kophandel (VVK), Handelsregister. Het Handelsregister bevat uitsluitend informatie over het geboorteland van de ondernemer en niet van de ouders van de ondernemer. De informatie over kenmerken van bedrijven heeft daarom alleen betrekking op bedrijven van eerste generatie allochtonen. Bij de starters is nu ook aandacht besteed aan de tweede generatie allochtonen. De gegevens voor de eerste generatie allochtonen zijn ontleend aan het Handelsregister; voor de tweede generatie allochtone starters is door EIM een schatting gemaakt mede op basis van aanvullende gegevens van de Belastingdienst.1 Voor de oudere jaren vormt de Monitor etnisch ondernemerschap 2000 de belangrijkste bron. Deze gegevens zijn gecorrigeerd. Er zijn twee correcties uitgevoerd. De eerste correctie hangt samen met het feit dat de definitie van nietwesterse allochtoon is aangepast. Conform de definitie van het CBS en de VVK worden de ondernemers uit Zuid- en Oost-Europa in deze monitor als westerse allochtonen aangemerkt. De tweede correctie hangt samen met de bron. Omdat we voor 1999 en 2002 over gegevens van zowel het CBS als de KvK beschikken, is het mogelijk geweest om voor zowel de absolute aantallen als de sectorverdeling correcties aan te brengen voor de jaren vóór 1999.
1
12
De definitie van een starter is bij de Belastingdienst niet geheel gelijk aan die van de Kamer van Koophandel. Bij de Belastingdienst zijn ook overnames en voortzettingen inbegrepen. In de gebruikte database van de Belastingdienst zijn alleen eenmanszaken aanwezig. De bv’s, de vennootschappen onder firma en de maatschappen ontbreken. De schatting is gebaseerd op de verhouding eerste en tweede generatie starters in de database van de Belastingdienst.
3
Ondernemers
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op ondernemerschap naar herkomstgroeperingen (autochtoon, westers allochtoon, niet-westers allochtoon). Aan de orde komen de mate van ondernemerschap, ondernemerschap per sector, kenmerken van ondernemers en ondernemerschap in steden, stadsdelen en wijken1. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar 1e en 2 e generatie allochtonen en wordt aandacht besteed aan vrouwelijk ondernemerschap.
3.1
Mate van ondernemerschap
3 . 1 . 1 E c o n o m i sc h e p a r t ic i p a ti e De maatstaf voor economische participatie is het aandeel van werknemers en ondernemers tezamen als aandeel van de potentiële beroepsbevolking (hier gedefinieerd als de bevolking van 15 t/m 64 jaar). In 2004 bedroeg de economische participatie onder niet-westerse allochtonen 46%. Dat is aanzienlijk lager dan in 2002 (51%). Deze negatieve ontwikkeling hangt primair samen met de verslechtering van de conjunctuur. Door de relatief zwakke positie op de arbeidsmarkt (o.a. laag opleidingsniveau) worden niet-westerse allochtonen zwaarder getroffen door werkloosheid, dan wel trekt men zich geheel terug van de arbeidsmarkt door het ontbreken van perspectief. De economische participatie onder niet-westerse allochtonen is veel lager dan die onder westerse allochtonen en autochtonen, die in 2004 een participatiegraad hadden van 60% (2002: 63%) respectievelijk 65% (2002: 68%). Evenals bij de niet-westerse allochtonen is de participatiegraad onder westerse allochtonen en van autochtonen gedaald. De bijdrage van werknemers in de maatstaf voor economische participatie is bij de westerse allochtonen en bij de autochtonen relatief groot (zie Figuur 2). Bij de niet-westerse allochtonen is het aantal werklozen relatief groot. Meer nog dan de hogere werkloosheid draagt de categorie 'overig' bij aan de lage economische participatie van niet-westerse allochtonen. Deze groep wordt behalve door oudere onderwijsvolgenden voornamelijk gevormd door 'huisvrouwen'. Het aandeel van de arbeidsongeschikten is in alle drie bevolkingsgroepen ongeveer gelijk. De participatie van vrouwen binnen de groep niet-westerse allochtonen is laag.
1
De informatie heeft betrekking op personen die fiscaal als ondernemer, dat wil zeggen als zelfstandige of als directeur-grootaandeelhouder (dga) worden aangemerkt, met andere woorden op personen die voor de inkomstenbelasting inkomen uit onderneming of fiscaal ondernemersloon hebben aangegeven.
13
Figuur 2
Economische participatie naar herkomstgroep, 2004 (%)
niet-westerse allochtonen
overig 37%
werknemers 42%
arbeidsongeschikt 8%
werkloze beroepsbevolking 9%
ondernemers 4%
westerse allochtonen overig 25%
werknemers 52%
arbeidsongeschikt 9% werkloze beroepsbevolking 6% ondernemers 8%
autochtonen overig 22%
arbeidsongeschikt 9%
werknemers 55%
werkloze beroepsbevolking 4% ondernemers 10%
Bron: EIM, op basis van CBS.
3 . 1 . 2 S e c t or k e u z e a l l o ch t o ne n In de volgende figuren is de sectorkeuze van allochtone ondernemers en werknemers weergegeven voor de jaren 2000 en 2004. Daarbij is onderscheid gemaakt naar niet-westerse allochtonen van de 1e generatie (Figuur 3), nietwesterse allochtonen van de 2e generatie (Figuur 4), westerse allochtonen van
14
de 1 e generatie (Figuur 5) en westerse allochtonen van de 2e generatie (Figuur 6). De belangrijkste conclusies uit deze figuren zijn de volgende: − niet-westerse allochtonen van de 1e generatie: − De belangrijkste sector voor niet-westerse allochtone werknemers van de 1 e generatie is de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche), maar het belang neemt af ten gunste van gezondheids- en welzijnszorg en openbaar bestuur en onderwijs. − De belangrijkste sectoren voor niet-westerse allochtone ondernemers van de 1 e generatie zijn horeca en handel en reparatie, maar het belang van de horeca neemt af. − niet-westerse allochtonen van de 2e generatie: − De belangrijkste sectoren voor niet-westerse allochtone werknemers van de 2 e generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie, maar het belang neemt af ten gunste van gezondheids- en welzijnszorg en openbaar bestuur en onderwijs. − De belangrijkste sectoren voor niet-westerse allochtone ondernemers van de 2 e generatie zijn eveneens de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie, maar het belang van de zakelijke dienstverlening neemt af en het belang van de handel en reparatie en van de horeca neemt toe. − westerse allochtonen van de 1e generatie: − De belangrijkste sectoren voor westerse allochtone werknemers van de 1e generatie is de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche), delfstoffen/industrie/energie en handel en reparatie, maar het belang van met name het aandeel van delfstoffen/industrie/energie neemt af. Dit komt vooral ten goede aan het aandeel van de gezondheids- en welzijnszorg. − De belangrijkste sectoren voor westerse allochtone ondernemers van de 1e generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie. De verschuivingen tussen de verschillende sectoren zijn beperkt. − westerse allochtonen van de 2e generatie: − De belangrijkste sectoren voor westerse allochtone werknemers van de 2e generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche), handel en reparatie en openbaar bestuur en onderwijs. Het aandeel openbaar bestuur en onderwijs en het aandeel gezondheids- en welzijnszorg nemen in belang toe. − De belangrijkste sectoren voor westerse allochtone ondernemers van de 2e generatie zijn de zakelijke dienstverlening (waaronder de schoonmaakbranche) en handel en reparatie. Het aandeel van de zakelijke dienstverlening neemt toe en dat van de handel en reparatie neemt af.
15
Figuur 3
Sectorkeuze niet-westerse allochtone ondernemers en werknemers van de 1 e generatie, 2004 en 2000 (%)
Werknemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
25%
30%
35%
aandeel 2000
2004
Ondernemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20% aandeel
2000
Bron: EIM, op basis van CBS.
16
2004
Figuur 4
Sectorkeuze niet-westerse allochtone ondernemers en werknemers van de 2 e generatie, 2004 en 2000 (%)
Werknemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
25%
30%
35%
aandeel 2000
2004
Ondernemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20% aandeel
2000
2004
Bron: EIM, op basis van CBS.
17
Figuur 5
Sectorkeuze westerse allochtone ondernemers en werknemers van de 1 e generatie, 2004 en 2000 (%)
Werknemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
25%
30%
35%
aandeel 2000
2004
Ondernemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20% aandeel
2000
Bron: EIM, op basis van CBS.
18
2004
Figuur 6
Sectorkeuze westerse allochtone ondernemers en werknemers van de 2 e generatie, 2004 en 2000 (%)
Werknemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
25%
30%
35%
aandeel 2000
2004
Ondernemers overige dienstverlening etc. gezondheids- en welzijnszorg openbaar bestuur/onderwijs zakelijke dienstverlening financiële instellingen vervoer, opslag en communicatie horeca handel en reparatie bouwnijverheid delfstoffen/industrie/energie landbouw/visserij 0%
5%
10%
15%
20% aandeel
2000
2004
Bron: EIM, op basis van CBS.
3 . 1 . 3 A a n t a l o n de r ne m e r s In 2004 telde Nederland circa 987.000 ondernemers (1999: circa 926.000). Het aandeel allochtone ondernemers is geleidelijk toegenomen van 11,5% in 1999 tot bijna 13% in 2004. Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de allochto-
19
ne ondernemers is toegenomen van circa 32% in 1999 tot bijna 39% in 2004. Dit komt vooral voor rekening van de toename van het aandeel niet-westerse allochtone ondernemers in het totaal aantal ondernemers. Het aandeel westerse allochtone ondernemers is nagenoeg gelijk gebleven.
Tabel 1
Aantal ondernemers (x 1.000) naar herkomstgroepering, 1999-2005
niet-westers
westers
autochtoon
allochtoon
allochtoon
totaal
1999
819,2
34,0
72,6
925,8
2000
835,1
36,7
74,8
946,6
2001
853,4
41,7
77,8
972,9
2002
841,4
45,4
77,2
964,0
jaar
2003
842,3
47,1
77,3
966,7
2004
1
859,2
49,2
78,2
986,6
2005
2
879,7
52,9
86,5
1.019,1
1
De cijfers van 1999 tot en met 2003 zijn gebaseerd op aanslagen, terwijl de cijfers over 2004 gebaseerd zijn op aangiften (818.300 autochtone ondernemers, 46.800 nietwesterse allochtone ondernemers, 74.500 westers allochtone ondernemers, totaal 939.600). Over het algemeen zijn cijfers op basis van aanslagen ongeveer 5% hoger dan cijfers op basis van aangiften. Op basis hiervan zijn de geschatte aantallen voor 2004 in de tabel weergegeven. Ook in de navolgende tabellen zijn de aantallen ondernemers voor 2004 op deze wijze geschat.
2
Het jaar 2005 is een schatting, mede gebaseerd op de bedrijvendynamiek in dat jaar. De bedrijvendynamiek van de 1 e generatie allochtonen is volledig gebaseerd op de mutatiebalans van het handelsregister (KVK). De bedrijvendynamiek van de 2 e generatie allochtonen is mede gebaseerd op gegevens van de Belastingdienst.
Bron: EIM, op basis van CBS.
Een eerste schatting voor 2005 op basis van bedrijvendynamiekgegevens van de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst laat in 2005 een verdere stijging van het aantal ondernemers zien tot 1.019.100 ondernemers. Alle groepen laten een forse toename zien. Zoals hiervoor is aangegeven neemt het belang van niet-westerse allochtonen toe onder de ondernemers. In Figuur 7 wordt de ontwikkeling van het aantal niet-westerse allochtone ondernemers uitgesplitst in allochtonen van de 1e generatie en van de 2e generatie. Het aandeel ‘2e generatie’ onder de niet-westerse allochtone ondernemers is beperkt, maar neemt wel toe. In 2005 zijn er naar schatting 44.700 niet-westerse allochtone ondernemers van de 1 e generatie en 8.100 niet-westerse ondernemers van de 2e generatie. Het aandeel van de 2 e generatie ligt daarmee op 16%. In 1999 was dit aandeel nog slechts 11%.
20
Figuur 7
Ontwikkeling aantal niet-westerse allochtone ondernemers, 1989-20051
50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1989
1992
1994
1996
1998
1999
2000
1e generatie
1
2001
2002
2003
2004
2005
2e generatie
2004 zijn voorlopige cijfers en 2005 is een schatting.
Bron: EIM, op basis van CBS.
Circa 70% van de niet-westerse allochtone ondernemers heeft als herkomstland Turkije, Marokko, Nederlandse Antillen/Aruba, Suriname of China/Hong Kong. Daarbinnen vormen de Turken het grootste aandeel, gevolgd door de Surinamers en Chinezen. In de periode 1999-2004 groeide de groep Marokkaanse ondernemers het sterkst: +71%. Ook de omvang van de groep Turkse en Antilliaanse ondernemers groeide in die periode sterk: +56% en +47%. Bij de Chinezen en de Surinamers bedroeg de groei respectievelijk 32% en 27%.
Tabel 2
Aantal ondernemers (x 1.000) naar specifieke herkomstlanden (1e en 2 e generatie), 1999-2004
Nederlandse jaar
Turkije
Marokko
Antillen/Aruba
Suriname
China/Hong Kong
1999
7,9
2,8
1,5
6,4
5,3
2000
8,6
3,1
1,8
6,9
5,7
2001
10,1
3,8
1,9
7,4
6,2
2002
11,1
4,2
2,1
8,0
6,2
2003
11,9
4,4
2,2
8,0
6,6
2004 1
12,3
4,8
2,2
8,1
7,0
1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
21
3 . 1 . 4 O n d e r ne m e r s c h a p s q u ot e Een maatstaf om het ondernemerschap onder allochtonen en autochtonen te meten is de ondernemerschapsquote (het aantal ondernemers per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per bevolkingsgroep; zie Tabel 3). De ondernemerschapsquote bedroeg in 2004 onder alle niet-westerse allochtonen gezamenlijk 43 en lag daarmee aanzienlijk lager dan die van de westerse allochtonen (76) en die van de autochtone bevolking (97). In de periode 1999-2004 is de ondernemerschapsquote van de niet-westerse allochtonen sneller gegroeid dan die onder de autochtonen en die onder de westerse allochtonen. Daarbij was de groei onder de 1e generatie niet-westerse allochtonen enigszins hoger dan onder de 2 e generatie niet-westerse allochtonen. Bij de westerse allochtonen groeide de ondernemerschapsquote wel onder de 2e generatie, maar niet onder de 1e generatie. Tabel 3
Ondernemerschapsquote naar herkomstgroepering, 1992-2004 (aantal ondernemers per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per herkomstgroepering)
1999
2002
2003
2004 1
autochtoon
93
96
95
97
niet-westers allochtoon
38
42
42
43
40
45
45
46
niet-westers allochtoon tweede generatie
26
31
30
30
westers allochtoon
73
75
75
76
westers allochtoon eerste generatie
63
63
63
63
westers allochtoon tweede generatie
80
85
85
86
86
89
88
90
herkomstgroepering
niet-westers allochtoon eerste generatie
totaal 1
1992
32
71
1996
37
81
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
De hoogte van de ondernemerschapsquote naar herkomstgroep is mede afhankelijk van de leeftijdsopbouw van de groepen. Zo wordt de lage quote bij de nietwesterse allochtonen van de 2de generatie voor een belangrijk deel verklaard door het grote aandeel 15-24-jarigen in deze groep. Het aandeel van ondernemerschap ligt in deze leeftijdsgroep op voorhand laag. Een groot deel van deze leeftijdsgroep volgt nog een opleiding en is daardoor niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. In Tabel 4 is een uitsplitsing gemaakt van de ondernemerschapsquote onder allochtonen naar herkomstgroep, generatie en leeftijd. Daaruit blijkt dat per leeftijdscategorie de ondernemerschapsquote onder de allochtonen bij de 2 e generatie veel hoger is dan bij de 1e generatie. Daarnaast blijkt de ondernemerschapsquote per leeftijdscategorie bij de niet-westerse allochtonen van de 2e generatie hoger te zijn dan die van de westerse allochtonen van de 2e generatie.
22
Tabel 4
Ondernemerschapsquote van allochtonen naar herkomstgroepering, generatie en leeftijd in 2004 1 (aantal ondernemers per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per herkomstgroepering)
niet-westers
westers
1 e generatie
2 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
15 – 24
9
10
6
9
25 – 34
42
58
40
62
35 – 44
66
129
78
113
45 – 54
63
146
83
116
55 - 64
30
110
68
95
leeftijdsklasse
1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
Onder de specifieke herkomstlanden valt de hoge ondernemerschapsquote bij de 1 e generatie Chinezen op (zie Tabel 5). De ondernemerschapsquote bij deze groep is na 2002 echter niet meer toegenomen. Ook onder de 1e generatie Surinamers en Antillianen is de ondernemerschapsquote na 2002 nagenoeg gelijk gebleven. Bij de 1 e generatie Turken en Marokkanen is nog wel sprake van groei van de ondernemerschapsquote sinds 2002.
Tabel 5
Ondernemerschapsquote eerste generatie voor specifieke herkomstlanden, 1992-2004 (per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per herkomstland)
1992
1996
1999
2002
2003
2004 1
Turkije
29
34
44
55
57
58
Marokko
14
17
19
24
25
27
Nederlandse Antillen/Aruba
11
17
20
19
20
20
Suriname
19
26
31
37
37
37
120
193
185
183
183
herkomstland
China/Hong Kong 1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
3 . 1 . 5 R e g i on a l e sp r e i d i n g ond e r ne me r s De regionale spreiding van autochtone en allochtone ondernemers verandert nauwelijks in de loop der jaren (zie Tabel 6). Twee op de drie niet-westerse allochtone ondernemers en meer dan de helft van de westerse allochtonen zijn gevestigd in West-Nederland. Dit is beduidend meer dan bij de autochtone ondernemers, waarbij 44% is gevestigd in het westen.
23
Tabel 6
Regionale spreiding van ondernemers naar herkomstgroepering, 1999, 2002 en 2004 1 (%)
autochtoon regio
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
totaal
1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
Noord
11
11
12
4
4
4
6
6
6
11
11
11
Oost
22
22
22
14
14
15
17
17
16
21
21
21
West
44
44
44
69
69
68
54
55
56
46
46
46
Zuid
23
23
22
13
13
13
23
22
22
22
22
22
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
totaal 1
2004 zijn voorlopige cijfers
Bron: EIM, op basis van CBS.
De ondernemerschapsquote (aantal ondernemers per 1.000 personen beroepsbevolking) van de allochtonen is in het westen van Nederland hoger dan in de andere landsdelen (zie Tabel 7). Dit geldt vooral voor de westerse allochtonen (zowel van de 1e als van de 2 e generatie) en in mindere mate voor de niet-westerse allochtonen.
24
Tabel 7
Ondernemerschapsquote per landsdeel, 2004 (aantal ondernemers per 1.000 personen beroepsbevolking), naar herkomstgroep (voorlopige cijfers)
landsdeel
herkomstgroep
Noord
autochtoon
Oost
West
Zuid
Totaal
autochtoon
1 e generatie
2 e generatie
totaal
96
96
niet-westers allochtoon
41
31
39
westers allochtoon
57
80
70
47
72
92
totaal
96
autochtoon
98
98
niet-westers allochtoon
45
30
42
westers allochtoon
54
80
70
48
69
91
totaal
98
autochtoon
98
98
niet-westers allochtoon
47
32
44
westers allochtoon
70
93
82
54
71
89
totaal
98
autochtoon
96
96
niet-westers allochtoon
46
27
42
westers allochtoon
55
79
70
50
70
90
totaal
96
autochtoon
97
97
niet-westers allochtoon
46
31
43
westers allochtoon
63
86
76
52
70
90
totaal
97
Bron: EIM, op basis van CBS.
3.2
Ondernemerschap per sector
3 . 2 . 1 S e c t or e n he r k o m st g r oe p e r i n g Bij de beschouwing van de economische participatie van allochtonen (werknemers en ondernemers) in paragraaf 3.1.2 is reeds uitgebreid stilgestaan bij de sectorkeuze. In Tabel 8 wordt de sectorkeuze van ondernemers vergeleken naar herkomstgroepering voor 1999, 2002 en 2004. Daarbij valt vooral op dat de horeca voor niet-westerse allochtone ondernemers weliswaar de belangrijkste sector is, maar dat het belang in de periode 1999 - 2004 gedaald is. Bij de westerse allochtonen is de zakelijke dienstverlening de belangrijkste sector voor ondernemers. Bij de westerse allochtone ondernemers is daarnaast minder sprake van verschuivingen in de sectorverdeling dan bij de niet-westerse allochtone ondernemers.
25
Tabel 8
Sectorverdeling ondernemers naar herkomstgroepering, 1999, 2002, 2004 (%) niet-westers
westers
autochtoon
allochtoon
allochtoon
totaal
19
2
5
17
delfstoffen/industrie/energie
6
5
6
6
bouwnijverheid
9
3
7
9
24
26
22
24
horeca
5
32
8
6
vervoer, opslag en communicatie
4
3
4
4
financiële instellingen
2
1
2
2
16
14
24
17
openbaar bestuur/onderwijs
1
3
2
2
gezondheids- en welzijnszorg
5
3
9
5
overige dienstverlening etc.
9
8
12
9
100
100
100
100
16
2
4
14
6
4
6
6
bouwnijverheid
10
5
7
10
handel en reparatie
22
24
19
21
horeca
5
28
7
6
vervoer, opslag en communicatie
5
5
4
5
financiële instellingen
2
1
2
2
18
16
25
19
openbaar bestuur/onderwijs
1
3
2
2
gezondheids- en welzijnszorg
6
3
9
6
overige dienstverlening etc.
9
8
14
10
100
100
100
100
15
2
3
14
6
4
5
5
bouwnijverheid
11
5
8
10
handel en reparatie
21
25
20
22
horeca
5
27
7
6
vervoer, opslag en communicatie
4
5
4
4
financiële instellingen
3
1
3
3
19
16
26
19
openbaar bestuur/onderwijs
2
3
2
2
gezondheids- en welzijnszorg
5
4
9
6
overige dienstverlening etc.
9
8
13
9
100
100
100
100
jaar
sector
1999
landbouw/visserij
handel en reparatie
zakelijke dienstverlening etc.
totaal 2002
landbouw/visserij delfstoffen/industrie/energie
zakelijke dienstverlening etc.
totaal 2004
landbouw/visserij delfstoffen/industrie/energie
zakelijke dienstverlening etc.
totaal Bron: EIM, op basis van CBS.
26
3 . 2 . 2 G e ne r a ti e e n s e c t o r De sectorkeuze van 1e generatie en van 2e generatie allochtone ondernemers verschilt (zie Tabel 9). Zowel niet-westerse allochtone ondernemers als westerse allochtone ondernemers van de 2e generatie kiezen minder voor de horeca dan de 1 e generatie allochtone ondernemers. Bij de niet-westerse allochtonen kiest de 2 e generatie meer voor de zakelijke dienstverlening, gevolgd door de handel en reparatie en de overige dienstverlening.
Tabel 9
Sectorverdeling eerste en tweede generatie ondernemers, 1999, 2002 en 2004 (%)
niet-westers allochtoon sector
westers allochtoon
1999
2002
2004
1999
2002
2004
landbouw/visserij
2
2
2
3
2
2
delfstoffen/industrie/energie
5
4
4
6
5
5
bouwnijverheid
3
4
5
5
6
7
handel en reparatie
26
25
26
21
19
19
horeca
35
31
30
11
10
10
vervoer, opslag en communicatie
3
4
5
3
4
4
financiële instellingen
1
1
1
2
2
2
12
15
14
25
26
26
openbaar bestuur/onderwijs
3
3
3
2
2
2
gezondheids- en welzijnszorg
3
3
3
9
9
8
overige dienstverlening etc.
7
8
7
14
15
15
100
100
100
100
100
100
landbouw/visserij
3
2
1
6
4
4
delfstoffen/industrie/energie
3
4
3
6
6
6
bouwnijverheid
6
7
7
7
8
8
handel en reparatie
22
21
23
23
20
20
horeca
14
12
13
6
6
5
vervoer, opslag en communicatie
5
7
7
4
5
4
financiële instellingen
3
2
2
2
3
3
22
25
23
23
25
26
openbaar bestuur/onderwijs
3
2
3
2
2
2
gezondheids- en welzijnszorg
5
5
5
8
9
9
14
14
13
12
13
13
100
100
100
100
100
100
Eerste generatie
zakelijke dienstverlening etc.
totaal Tweede generatie
zakelijke dienstverlening etc.
overige dienstverlening etc. totaal Bron: EIM, op basis van CBS.
27
3 . 2 . 3 S e c t or e n sp e c i f ie k e he r k o m st l a nd e n Het grote aandeel horeca bij de sectorkeuze van allochtone ondernemers komt vooral voor rekening van de ondernemers uit China en Hong Kong (zie Tabel 10). Ruim driekwart van de ondernemers uit China en Hong Kong is actief in de horeca. Bij Turken en Marokkanen is meer sprake van een evenwichtige verdeling over sectoren, waarbij detailhandel en horeca de belangrijkste sectoren zijn. Antillianen en Surinamers zijn vooral in de dienstverlening actief, met name de zakelijke dienstverlening.
Tabel 10
Sectorverdeling van ondernemers uit specifieke herkomstlanden, 2004 (%)
Nederlandse Antillen/
China/
Turkije
Marokko
Aruba
Suriname
Hong Kong
landbouw/visserij
4
2
1
0
0
delfstoffen/industrie/energie
6
3
4
3
0
bouwnijverheid
7
6
12
6
1
groothandel en reparatie
13
11
7
8
6
detailhandel
18
21
7
12
6
horeca
21
18
5
8
76
vervoer, opslag en communicatie
7
11
3
6
1
financiële instellingen
1
0
1
2
0
14
13
26
24
6
openbaar bestuur/onderwijs
3
5
3
7
0
gezondheids- en welzijnszorg
1
1
11
9
1
overige dienstverlening etc.
4
8
18
13
2
onbekend
1
1
2
2
1
100
100
100
100
100
sector
zakelijke dienstverlening etc.
totaal Bron: EIM, op basis van CBS.
3.3
Kenmerken van ondernemers
3 . 3 . 1 G e s l a ch t 31% van de ondernemers in Nederland is een vrouw (zie Tabel 11). Bij de westers allochtone ondernemers van de 1e generatie is het aandeel vrouwen beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde. Het aandeel vrouwelijke ondernemers onder de niet-westerse allochtonen blijft daarentegen juist achter bij het landelijke gemiddelde. Daarnaast zien we dat onder de niet-westerse allochtonen van de tweede generatie het aandeel vrouwelijke ondernemers zelfs is teruggelopen. Uit de achterliggende cijfers blijkt dat het aantal niet-westerse allochtone onder-
28
nemers toeneemt, maar dat de groei van het aantal mannelijke ondernemers in deze groep groter is dan de groei van het aantal vrouwelijke ondernemers.
Tabel 11
Aandeel vrouwelijke ondernemers naar herkomstgroepering en generatie, 1999, 2002 en 2004 (%)
herkomstgroepering
1999
2002
2004
autochtoon
31
31
31
niet-westers allochtoon totaal
28
26
27
niet-westers allochtoon eerste generatie
27
26
27
niet-westers allochtoon tweede generatie
33
30
29
westers allochtoon totaal
37
37
36
westers allochtoon eerste generatie
43
42
42
westers allochtoon tweede generatie
33
33
33
totaal
32
32
31
Bron: EIM, op basis van CBS.
Het aandeel vrouwelijke ondernemers verschilt sterk naar herkomstland (zie Tabel 12). Onder de ondernemers uit China en Hong Kong is het aandeel vrouwelijke ondernemers het hoogst (43% in 2004), gevolgd door de ondernemers uit de Nederlandse Antillen/Aruba (35% in 2004) en Suriname (32% in 2004). Het aandeel vrouwelijke ondernemers bij de Turken en Marokkanen blijft daarentegen achter, respectievelijk 17% en 14% in 2004. Daarnaast neemt ook het aandeel vrouwen onder de Turkse ondernemers af. Bij de groepen uit China/Hong Kong, Nederlandse Antillen/Aruba en Suriname is sprake van een toename van het aandeel vrouwelijke ondernemers. Tabel 12
Aandeel vrouwelijke ondernemers naar specifieke herkomstlanden, 1999, 2002 en 2004 (%)
herkomstland
1999
2002
2004
Turkije
19
17
17
Marokko
14
12
14
Suriname
31
31
32
Nederlandse Antillen/Aruba
33
33
35
China/Hong Kong
40
40
43
Bron: EIM, op basis van CBS.
Wanneer wordt gekeken naar het aandeel vrouwelijke ondernemers per sector, dan blijkt dat de verschillen tussen autochtonen en westerse allochtonen beperkt zijn (zie Tabel 13). Alleen de sectoren landbouw en zakelijke dienstverlening kennen bij de westerse allochtonen een relatief hoog aandeel vrouwelijke ondernemers. Bij de niet-westerse allochtonen ligt het aandeel vrouwelijke ondernemers over vrijwel de gehele linie lager dan bij de beide andere herkomstgroepen. Dit geldt in het bijzonder voor de landbouw en het onderwijs.
29
Tabel 13
Aandeel vrouwelijke ondernemers per sector naar herkomstgroepering, 2004 (%)
niet-westers
westers
autochtoon
allochtoon
allochtoon
totaal
landbouw/visserij
28
16
37
28
delfstoffen/industrie/energie
26
22
29
26
bouwnijverheid
12
6
11
12
handel en reparatie
33
25
37
33
horeca
41
29
39
38
vervoer, opslag en communicatie
22
12
26
21
financiële instellingen
25
28
29
25
zakelijke dienstverlening etc.
28
27
35
28
openbaar bestuur/onderwijs
38
20
44
37
gezondheids- en welzijnszorg
48
50
46
48
overige dienstverlening etc.
53
46
51
53
totaal
31
27
36
31
sector
Bron: EIM, op basis van CBS.
3.3.2 Leeftijd De leeftijdsverdeling van de westerse allochtone ondernemers komt redelijk overeen met de leeftijdsverdeling van autochtone ondernemers (zie Tabel 14). Daarnaast zien we bij zowel westerse allochtone ondernemers als autochtone ondernemers een lichte verschuiving naar de hogere leeftijdscategorieën. De niet-westerse allochtone ondernemers zijn gemiddeld beduidend jonger dan de ondernemers uit de andere herkomstgroepen, maar ook hier is sprake van een lichte toename in de gemiddelde leeftijd.
30
Tabel 14
Leeftijd van ondernemers naar herkomstgroepering, 1999, 2002 en 2004 (%)
leeftijdsca-
autochtoon
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
totaal
tegorie 1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
2
2
2
7
6
6
2
2
1
2
2
2
25 t/m 34
19
17
15
33
32
29
18
16
15
20
18
16
35 t/m 44
30
31
31
37
38
38
29
30
30
30
31
31
45 t/m 54
29
28
28
18
19
20
31
30
29
29
28
28
55 t/m 64
15
19
19
4
5
6
16
19
20
15
18
19
65 jaar en
5
3
5
1
0
1
4
3
5
4
3
4
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
t/m 24 jaar
ouder totaal
Bron: EIM, op basis van CBS.
3.4
Ondernemerschap in steden, stadsdelen en wijken
3.4.1 Steden N i e u w on d e r ne m e r s ch ap i n d e gr o te s te d e n Allochtoon ondernemerschap concentreert zich in de grote steden. Bijna 9% van de autochtone ondernemers is in één van de vier grote steden (G4) gevestigd. Bij de westerse allochtonen ligt dat percentage op 21% en bij de niet-westerse allochtonen op 39%. Dit komt mede doordat ook de allochtone bevolking voor een groot deel woonachtig is in de grote steden. In Tabel 15 is de ontwikkeling van het aantal ondernemers naar herkomst weergegeven voor de vier grote steden. Uit de cijfers valt af te leiden dat het aantal allochtone ondernemers in de vier grote steden sneller groeit dan het aantal autochtone ondernemers. Daarbij groeit het aantal niet-westerse allochtone ondernemers harder dan het aantal westerse allochtone ondernemers. Binnen de groep niet-westerse allochtone ondernemers groeit het aantal ondernemers van de 2e generatie weer sneller dan het aantal ondernemers van de 1e generatie.
31
Tabel 15
Aantal ondernemers (x 1.000) naar herkomstgroepering, vier grote steden, 1999, 2002 en 20041
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
autochtoon
totaal
1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
1999
2002
2004
Amsterdam
31,3
33,3
33,7
5,8
7,8
8,3
7,7
8,5
8,9
44,8
49,5
50,9
Rotterdam
16,8
17,4
17,2
3,5
4,3
4,8
2,6
2,8
2,8
22,9
24,6
24,8
Den Haag
13,8
15,6
15,3
3,0
4,5
4,7
2,9
3,3
3,3
19,7
23,4
23,3
8,1
10,3
10,3
1,0
1,3
1,5
1,3
1,5
1,5
10,3
13,1
13,3
Utrecht 1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
V e r de l i n g va n d e o n de r n e me r s n a ar he r k o m stg r o e p e r in g De ontwikkeling van de verdeling van de ondernemers naar herkomstgroepering geeft een beeld van de veranderingen in het belang van allochtone ondernemers in de grote steden (zie Tabel 16). In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is ongeveer een op de drie ondernemers van allochtone afkomst. In deze steden is het belang van allochtone ondernemers sinds 1999 toegenomen. In Utrecht is iets minder dan een kwart van de ondernemers van allochtone afkomst. In Utrecht is dit ook nauwelijks veranderd sinds 1999. De grootste groep allochtone ondernemers wordt in de vier grote steden gevormd door niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. De kleinste groep wordt gevormd door de nietwesterse allochtonen van de tweede generatie. Tabel 16
Verdeling aantal ondernemers naar herkomstgroepering, vier grote steden, 1999, 2002 en 20041
1999
2002
2004
autochtoon
70%
67%
66%
niet-westers allochtoon eerste generatie
11%
14%
14%
niet-westers allochtoon tweede generatie
2%
2%
3%
westers allochtoon eerste generatie
8%
8%
9%
westers allochtoon tweede generatie
9%
9%
8%
100%
100%
100%
autochtoon
73%
71%
69%
niet-westers allochtoon eerste generatie
14%
15%
17%
niet-westers allochtoon tweede generatie
2%
2%
3%
westers allochtoon eerste generatie
5%
5%
5%
westers allochtoon tweede generatie
6%
7%
6%
100%
100%
100%
Amsterdam
totaal Rotterdam
totaal
32
1999
2002
2004
autochtoon
70%
67%
66%
niet-westers allochtoon eerste generatie
14%
17%
18%
niet-westers allochtoon tweede generatie
1%
2%
2%
westers allochtoon eerste generatie
6%
6%
6%
westers allochtoon tweede generatie
9%
8%
8%
100%
100%
100%
78%
78%
77%
niet-westers allochtoon eerste generatie
8%
8%
9%
niet-westers allochtoon tweede generatie
1%
2%
2%
westers allochtoon eerste generatie
5%
5%
5%
westers allochtoon tweede generatie
8%
7%
7%
100%
100%
100%
Den Haag
totaal Utrecht autochtoon
totaal 1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
O n d e r ne m e r s c h a p s q u ot e De ondernemerschapsquote (aantal ondernemers per 1.000 personen beroepsbevolking) laat tussen de vier grote steden en naar herkomstgroepering grote verschillen zien (zie Tabel 17). De Amsterdamse bevolking blijkt met een ondernemerschapsquote van 95 het meest ondernemend te zijn. De Rotterdamse bevolking is daarentegen het minst ondernemend met een quote van 60. In de vier grote steden zien we dat de autochtonen en de westerse allochtonen van de tweede generatie het meest ondernemend zijn en dat met name de groep nietwesterse allochtonen van de tweede generatie sterk achterblijft.
Tabel 17
Ondernemerschapsquote naar herkomstgroepering (aantal ondernemers per 1.000 personen van de potentiële beroepsbevolking per herkomstgroepering), vier grote steden, 1999, 2002 en 20041
1999
2002
2004
107
118
121
niet-westers allochtoon eerste generatie
40
49
50
niet-westers allochtoon tweede generatie
29
35
34
westers allochtoon eerste generatie
91
92
97
113
123
127
86
93
95
Amsterdam autochtoon
westers allochtoon tweede generatie totaal
33
1999
2002
2004
autochtoon
71
77
78
niet-westers allochtoon eerste generatie
32
33
35
niet-westers allochtoon tweede generatie
22
24
23
westers allochtoon eerste generatie
49
53
51
westers allochtoon tweede generatie
70
80
77
totaal
58
61
60
autochtoon
78
88
86
niet-westers allochtoon eerste generatie
39
52
50
niet-westers allochtoon tweede generatie
28
27
29
westers allochtoon eerste generatie
61
64
62
westers allochtoon tweede generatie
85
99
98
totaal
67
75
73
autochtoon
67
77
74
niet-westers allochtoon eerste generatie
31
39
42
niet-westers allochtoon tweede generatie
21
31
35
westers allochtoon eerste generatie
64
65
62
westers allochtoon tweede generatie
76
79
80
totaal
61
69
67
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
1
2004 zijn voorlopige cijfers.
Bron: EIM, op basis van CBS.
3 . 4 . 2 S t a d s d e l e n e n w ij k e n Net als de allochtone bevolking zijn ook de allochtone ondernemers veelal geconcentreerd in bepaalde stadsdelen en wijken. Allochtonen zijn daarbij vaker geconcentreerd in achterstandswijken. Een indicatie voor de stand van de wijken en buurten wordt gevormd door de gemiddelde woningwaarde. De gemiddelde woningwaarde in achterstandswijken is daarbij lager dan die in andere wijken. Voor de vier grote steden is in Tabel 18 de verdeling van de ondernemers naar herkomstgroep over de buurten naar gemiddelde woningwaarde weergegeven. In de vier grote steden blijkt de verdeling van de westers allochtone ondernemers van de 2e generatie redelijk overeen te komen met die van de autochtone ondernemers. Dat geldt ook voor de westers allochtone ondernemers van de 1e generatie in Amsterdam. De westers allochtone ondernemers van de 1e generatie in Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn relatief meer in de wijken met een lagere gemiddelde woningwaarde gevestigd. Voor de niet-westers allochtone ondernemers geldt dat in veel sterkere mate. Daarbij zien we dat de 1e generatie nietwesterse allochtone ondernemers nog meer in de achterstandswijken zijn gevestigd dan de 2e generatie.
34
Tabel 18
Verdeling van de ondernemers over buurten (naar gemiddelde woningwaarde) in de vier grote steden 2004, naar herkomst
niet-westers allochtoon
westers allochtoon
autoch-
1 e gene-
2 e gene-
1 e gene-
2 e gene-
totaal
toon
ratie
ratie
ratie
ratie
< 100
15
10
38
30
11
8
100 - 150
40
40
41
43
42
41
150 - 200
27
30
16
18
28
28
≥ 200
18
20
5
9
19
23
100
100
100
100
100
100
4
3
8
9
4
2
100 - 150
64
60
79
77
66
60
150 - 200
20
23
10
10
18
21
≥ 200
12
14
3
4
12
17
100
100
100
100
100
100
< 100
49
42
79
76
45
36
100 – 150
22
25
7
12
23
26
150 – 200
14
16
10
10
15
16
≥ 200
15
17
4
2
17
22
100
100
100
100
100
100
< 100
10
7
32
29
11
4
100 - 150
39
37
46
38
47
39
150 - 200
39
42
22
33
31
44
≥ 200
12
14
0
0
11
13
100
100
100
100
100
100
gemiddelde woningwaarde (x € 1.000) Amsterdam
Rotterdam < 100
Den Haag
Utrecht
Bron: EIM, op basis van CBS.
35
4
Kenmerken van bedrijven
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kenmerken van bedrijven naar herkomstgroeperingen (autochtoon, westers allochtoon, niet-westers allochtoon)1. Daarbij wordt aandacht besteed aan de structuurkenmerken en aan de dynamiek. Waar het gaat over bedrijven van allochtone afkomst, gaat het in dit hoofdstuk uitsluitend om allochtonen van de 1e generatie. In bijlage I worden diverse structuuren dynamiekgegevens voor een aantal specifieke herkomstlanden weergegeven, namelijk voor Turkije, Marokko, Nederlandse Antillen/Aruba, Suriname en China/Hong Kong. In het totaal waren in 2005 826.500 bedrijven actief in Nederland, waarvan circa 13% allochtone bedrijven. Ruim 40% van deze 108.100 allochtone bedrijven betreft niet-westerse allochtonen (zie Tabel 19).
Tabel 19
Aantal bedrijven naar herkomstgroepering, 2005
herkomstgroepering
aantal bedrijven
aandeel (promille)
niet-westers allochtoon 1 e generatie
44.600
54
w.v. Turkije
11.400
14
Marokko
4.500
5
Nederlandse Antillen/Aruba
2.000
2
Suriname
7.500
9
China/Hong Kong
6.400
8
63.500
77
autochtoon en allochtoon 2 e generatie
718.400
869
totaal
826.500
1.000
westers allochtoon 1 e generatie
Bron: EIM, op basis van KVK.
1
De informatie over diverse kenmerken van bedrijven heeft alleen betrekking op actieve bedrijven, d.w.z. bedrijven waar een ondernemer inkomen genereert, ongeacht het aantal uren dat de ondernemer in het bedrijf werkzaam is. Dit aantal ligt ruim 100.000 hoger dan bij het CBS in de reguliere bedrijvenstatistiek. Het CBS hanteert daarin een scherpere definitie van een onderneming. Het verschil wordt vooral (ca. 75.000) veroorzaakt door de deeltijdondernemers. Deze worden door het CBS niet meegeteld. Bij de bedrijvenstatistiek van het CBS zijn soms juridische bedrijven samengevoegd als feitelijk van een eenheid sprake is. Verder heeft de informatie in dit hoofdstuk uitsluitend betrekking op bedrijven die worden gekenmerkt door enige vorm van ondernemerschap, dat wil zeggen dat er sprake is van aan het bedrijf verbonden eigenaren, mede-eigenaren, vennoten en/of enig aandeelhouders. Zogenaamde structuurondernemingen (holdings, beursgenoteerde ondernemingen, e.d.) zijn derhalve niet in de cijfers meegenomen.
37
4.1
Structuurkenmerken
4 . 1 . 1 B e d r i j fs g r oo t t e In meer dan de helft van de bedrijven is slechts één - soms parttime - persoon werkzaam (zie Tabel 20). Bij de autochtone bedrijven gaat het om 55%, bij de westerse allochtone bedrijven om 57% en bij de niet-westerse allochtone bedrijven om 53%. Bij de niet-westerse allochtone bedrijven is de gemiddelde omvang kleiner dan bij bedrijven van de andere herkomstgroeperingen. Daarnaast is ook het gemiddeld aantal ondernemers per bedrijf bij de niet-westerse allochtone bedrijven lager.
Tabel 20
Bedrijfsgrootte naar herkomstgroepering, 2006 (%)
niet-westers
westers
autochtoon
allochtoon
allochtoon
en allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
7
10
12
12
1
46
47
43
43
2 t/m 4
38
26
32
32
5 t/m 9
6
7
8
8
10 t/m 49
3
7
5
4
50 t/m 99
0
1
0
0
100 en meer
0
2
0
1
100
100
100
100
4
11
5
5
1,05
1,18
1,14
1,14
aantal werkzame personen alleen parttime
totaal gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf gemiddeld aantal ondernemers per bedrijf Bron: EIM, op basis van KVK.
4 . 1 . 2 R e ch t s v or m Ruim 40% van de bedrijven in Nederland heeft als rechtsvorm de eenmanszaak (zie Tabel 21). Dit is ook de eenvoudigste vorm om een bedrijf te starten. Dit is waarschijnlijk ook mede de reden dat meer dan de helft van de niet-westerse allochtone bedrijven kiest voor de eenmanszaak als rechtsvorm. Bij Surinaamse en Marokkaanse bedrijven zijn zelfs bijna twee op de drie bedrijven een eenmanszaak. Chinezen kiezen daarentegen veel meer voor de vof (59% van de Chinese bedrijven). Bij westerse allochtonen is de BV de meest gebruikte rechtsvorm (45% van de westerse allochtone bedrijven).
38
Tabel 21
Rechtsvorm naar herkomstgroepering, 2006(%)
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
eenmanszaak
54
38
43
43
vof/cv
30
17
27
27
bv
15
45
30
30
overig
1
0
0
0
totaal
100
100
100
100
rechtsvorm
autochtoon en
Bron: EIM, op basis van KVK.
4.1.3 Leeftijd Bedrijven van niet-westerse allochtonen zijn gemiddeld jonger dan bedrijven van autochtonen (zie Tabel 22). 27% van de niet-westers allochtone bedrijven is niet ouder dan 2 jaar. Bij de westers allochtone bedrijven is dat 24% en bij de autochtone bedrijven 16%. Bij de specifieke herkomstlanden zien we dat ongeveer 30% van de Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse bedrijven niet ouder is dan 2 jaar, terwijl dat bij de Chinese bedrijven slechts 14% is. Chinese bedrijven zijn gemiddeld veel ouder dan de bedrijven van de andere herkomstgroeperingen.
Tabel 22
Leeftijd van de bedrijven naar herkomstgroepering, 2006 (%)
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
1 jaar
15
14
9
10
2 jaar
12
10
7
7
3 jaar
9
6
6
6
4 jaar
7
5
5
5
5 jaar
7
5
5
5
6 t/m 9 jaar
17
18
18
18
10 t/m 19 jaar
21
25
25
25
20 jaar en meer
12
17
25
24
100
100
100
100
leeftijd bedrijf
totaal
autochtoon en
Bron: EIM, op basis van KVK.
39
4.2
Bedrijvendynamiek
4 . 2 . 1 S t a r t e n d e o n d e r n e me r s In 2005 waren er naar schatting ruim 80.000 startende ondernemers. Hiervan was 32% van allochtone herkomst. Dit komt neer op 25.500 ondernemers. Zoals Tabel 23 laat zien, is het aantal startende ondernemers ten opzichte van 2002 fors toegenomen. Het aandeel allochtone ondernemers is gelijk gebleven. In Tabel 23 is een verdere verdeling gemaakt van de allochtone startende ondernemers naar herkomst en generatie. Bij de westerse allochtonen houden de 1e en de 2 e generatie elkaar redelijk in evenwicht, maar bij de niet-westerse allochtonen is de groep 1e generatie startende ondernemers veel omvangrijker dan de 2e generatie. Wel is de relatieve toename onder de 2e generatie niet-westerse allochtone startende ondernemers het grootst. Tabel 23
Startende ondernemers naar herkomst en generatie
2002
2005
35,3
55,3
niet-westers allochtoon 1e generatie
5,7
7,7
niet-westers allochtoon 2e generatie*
1,5
2,7
westers allochtoon 1e generatie
3,9
7,2
westers allochtoon 2e generatie*
5,5
7,8
51,8
80,7
autochtoon
totaal * ruwe schatting Bron: EIM, mede op basis van KvK en Belastingdienst.
Van de 1e generatie allochtone startende ondernemers is op basis van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel een verdeling naar sector te maken. Niet-westers allochtone ondernemers beginnen relatief vaak een bedrijf in de, zakelijke dienstverlening, detailhandel, groothandel en in mindere mate horeca (zie Tabel 24). Ten opzichte van de vorige monitor is het aandeel groothandel en detailhandel onder de niet-westers allochtone starters enigszins afgenomen. In 2005 startten relatief veel westerse allochtonen een bedrijf in de bouw. Het aandeel westerse allochtone starters in de bouw is ten opzichte van 2003 meer dan verdubbeld. De toename is volledig toe te schrijven aan de Midden- en OostEuropeanen. Onder de Chinezen is nog steeds de horeca de belangrijkste sector voor startende ondernemers, gevolgd door de groothandel en de zakelijke dienstverlening. Het belang van de groothandel en de detailhandel onder de Chinese starters is ten opzichte van 2003 verminderd, ten gunste van de zakelijke dienstverlening. Bij ondernemers uit de Antillen en Suriname zien we dat ruim een kwart van de starters een bedrijf in de zakelijke dienstverlening begint. De belangrijkste sector voor startende Marokkanen is nog de detailhandel, maar wel minder dan in 2003.
40
Tabel 24
Sector van starters naar herkomstgroepering, 2005 (%)
niet-westers
westers
autochtoon
allochtoon
allochtoon
en allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
landbouw/visserij
4
7
6
6
industrie
3
4
4
4
bouwnijverheid
9
33
14
15
groothandel
16
9
9
10
detailhandel
19
8
15
14
horeca
10
3
3
4
vervoer/communicatie
6
2
3
3
financiële instellingen
1
1
1
1
onroerend goed
1
1
1
1
20
21
29
28
onderwijs
3
1
2
2
overige dienstverlening
8
10
13
12
100
100
100
100
sector
zakelijke dienstverlening
totaal Bron: EIM, mede op basis van KVK
4 . 2 . 2 O p h e ff i n ge n Voor alle herkomstgroeperingen geldt dat de meeste opheffingen worden geregistreerd in de sectoren waar ook de meeste starters zijn te vinden. Bij de westerse allochtonen en de autochtonen vinden de meeste opheffingen plaats in de zakelijke dienstverlening (ongeveer een kwart). Bij de niet-westerse allochtonen zien we de meeste opheffingen in de detailhandel (bijna een kwart). Bij de specifieke herkomstlanden valt vooral bij de Chinezen het grote aantal opheffingen in de horeca op (33%) en bij de Marokkanen het grote aantal opheffingen in de detailhandel (31%).
41
Tabel 25
Sector van opheffingen naar herkomstgroepering, 2005 (%)
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
landbouw/visserij
3
3
3
3
industrie
3
6
5
5
bouwnijverheid
5
12
9
9
groothandel
17
15
13
14
detailhandel
23
12
19
19
horeca
13
7
6
6
vervoer/communicatie
7
4
5
5
financiële instellingen
1
2
3
3
onroerend goed
1
2
2
2
19
25
23
23
onderwijs
2
2
2
2
overige dienstverlening
6
10
10
9
100
100
100
100
sector
zakelijke dienstverlening
totaal
autochtoon en
Bron: EIM, op basis van KVK.
Bedrijven van niet-westerse allochtonen (1e generatie) hebben bij opheffing gemiddeld een kortere tijd bestaan dan bedrijven van westerse allochtonen (1 e generatie) en van autochtonen. 41% van de opgeheven niet-westerse allochtone bedrijven was niet ouder dan 2 jaar. Bij de westerse allochtonen is dat 32% en bij de autochtonen 25% (zie Tabel 26). Voor alle specifieke herkomstlanden geldt dat circa 40% van de opgeheven bedrijven niet ouder was dan 2 jaar, ook bij de Chinezen. Bij de Chinezen is daarnaast sprake van een relatief groot aantal oudere bedrijven die zijn opgeheven. Als we de situatie in 2005 vergelijken met die in 2003, dan valt op dat bij de niet-westerse allochtonen (1e generatie) het aandeel opheffingen tot 2 jaar oud afneemt, terwijl dat aandeel bij de westerse allochtonen (1e generatie) juist toeneemt. De daling van het aandeel jonge bedrijven onder de opheffingen treedt vooral op bij Turken en Marokkanen.
42
Tabel 26
Leeftijd van het bedrijf bij opheffing naar herkomstgroepering, 2005 (%)
niet-westers
westers
allochtoon
allochtoon
allochtoon
1 e generatie
1 e generatie
2 e generatie
totaal
1 jaar
24
18
13
15
2 jaar
17
14
12
12
3 jaar
13
10
9
10
4 jaar
10
8
8
8
5 jaar
6
7
6
6
6 t/m 9 jaar
14
15
17
16
10 t/m 19 jaar
12
18
19
18
4
10
16
15
100
100
100
100
leeftijd bedrijf
20 jaar en meer totaal
autochtoon en
Bron: EIM, op basis van KVK.
43
5
Inleiding deel B: Gedrag, prestaties en omgeving
In deel B wordt ingegaan op een aantal aspecten van het gedrag, de prestaties en de omgeving van ondernemers. Bij het gedrag wordt aandacht besteed aan knelpunten die ondernemers ervaren en aan het gebruik van netwerken. Bij prestaties komen aan de orde de overlevingsfracties en het inkomen. Bij omgeving wordt ingegaan op het ondernemersklimaat (in de wijken) en de stimulering en facilitering van nieuw ondernemerschap (in de vier grote steden).
I n f or m a t i e br o n ne n Deel B is vooral gebaseerd op de volgende bronnen: − literatuur, − websites van de vier grote steden en gesprekken met ambtenaren, − een telefonische enquête onder ondernemers. De literatuur is gebruikt voor het inventariseren van knelpunten en van initiatieven voor het stimuleren en ondersteunen van nieuw ondernemerschap. Hiervoor zijn de volgende rapporten gebruikt: − Bijvoet, C.C., Ondernemerschap en inburgering, Economisch Bureau ING, 2005. − Gemeente Haarlem, Analyse en oplossingsrichtingen stimulatie allochtone ondernemers in Haarlem, 2002. − Meijaard, J., Raad op maat, ING Bank N.V., 2006. − Ministerie van Economische Zaken et al., Actieplan ‘Nieuw ondernemerschap’, 2005. − Tillaart, H. van den en J. Doesborgh, Demografie etnisch ondernemerschap in de detailhandel, ITS, Nijmegen, 2004. De websites van de vier grote steden en gesprekken met ambtenaren waren gericht op het inventariseren van initiatieven voor het stimuleren en ondersteunen van nieuw ondernemerschap en op het inventariseren van de impact van nieuw ondernemerschap op de revitalisering van de oude wijken. Specifieke aandacht is besteed aan het PiNO-project in Den Haag. De telefonische enquête onder ondernemers was gericht op het inventariseren van knelpunten die ondernemers ervaren, van het lidmaatschap van verenigingen en netwerken en van verwachtingen voor 2007. Voor de enquête is gebruik gemaakt van een bestand van ondernemers (allochtonen en autotonen) dat in het kader van een eerder onderzoek naar nieuw ondernemerschap is gebruikt en waarbij de betreffende ondernemers toen hebben aangegeven bereid te zijn om ook aan een volgend onderzoek mee te werken. Aan de enquête hebben 225 ondernemers meegewerkt. Daarbij zijn de volgende drie groepen onderscheiden: 1e generatie allochtonen (76 respondenten), 2e generatie allochtonen (72 respondenten) en autochtonen (77 respondenten). Bij de 1e en 2 e generatie allochtonen betrof het voor het overgrote deel niet-westerse allochtonen.
45
6
Gedrag van nieuwe ondernemers
In dit hoofdstuk wordt op twee aspecten van het gedrag van ondernemers ingegaan, namelijk de knelpunten die ondernemers ervaren en de mate waarin ondernemers deelnemen aan of lid zijn van netwerken of ondernemersverenigingen. Daarbij is het vooral van belang of er verschillen zijn tussen allochtone en autochtone ondernemers en of er bij de allochtone ondernemers verschillen zijn tussen 1 e generatie en 2e generatie allochtonen.
6.1
Knelpunten
6 . 1 . 1 K n e l p u nt e n v a n a l l o ch to n e on d e r ne m e r s De afgelopen jaren zijn een aantal rapportages verschenen die ingaan op de knelpunten die ervaren worden door nieuwe ondernemers in het proces van het starten van hun onderneming. Hieronder wordt een overzicht gegeven van deze knelpunten, zoals die in de rapportages naar voren zijn gekomen.
L a a g o p l e i di n g s n i ve a u Ondernemers met een etnische achtergrond hebben in vergelijking met autochtone ondernemers gemiddeld een lager opleidingsniveau. Dit uit zich onder andere in een taalachterstand, waardoor het aanboren en benaderen van nieuwe markten en afnemers bemoeilijkt wordt. Daarnaast schiet de aanwezige basiskennis vaak tekort om de ondernemer in aanmerking te laten komen voor een ondernemerscursus of begeleidingstraject1.
Gebrekkige voorbereiding Nieuwe ondernemers hebben de neiging overenthousiast van start te willen gaan. Deze impulsiviteit leidt ertoe dat men zich niet verdiept in regelgeving rond bijvoorbeeld belastingen of dat men zich niet oriënteert op de markt. Door de gebrekkige voorbereiding lopen de nieuwe ondernemers vaak al snel tegen problemen op. Zo is het zonder solide businessplan moeilijk om via formele wegen financiering te vinden. Daarnaast kan de ondernemer in een later stadium in de clinch raken met de belastingdienst2. Het lage opleidingsniveau houdt verband met de gebrekkige voorbereiding: hoger opgeleide ondernemers zijn zich meer bewust van de positieve effecten van een gedegen voorbereiding, bovendien bezitten zij meer competenties om een businessplan op te stellen.
M a t i g e ne tw e r k v or m ing Ingegeven door hun taalachterstand stellen etnische ondernemers zich niet communicatief op naar partijen in hun bedrijfsomgeving als deze buiten hun eigen taalgroep vallen. Daardoor nemen zij ook niet deel aan voor hun bedrijfsactiviteiten belangrijke netwerken, waardoor mogelijkheden tot nieuwe zakenrelaties en relevante informatie over markt- en maatschappelijke ontwikkelingen 1
Zie Gemeente Haarlem, 2002.
2
Zie Economisch Bureau ING, 2005.
47
gemist worden1. Daarbij komt dat nieuwe ondernemers zich onderling ook nauwelijks organiseren in ondernemersnetwerken1.
B e p e r k te inf o r m a t ie - e n a d v i e s ge ne g e n he i d Nieuwe ondernemers hechten vaak niet veel belang aan officiële informatie. Hun kennis van wet- en regelgeving is daardoor onder de maat, waardoor bijvoorbeeld ook hun bedrijfsadministratie niet op orde is. Door deze kennisachterstand ligt miscommunicatie of zelfs conflict met een overheidsinstantie op de loer. Omdat van kwade opzet in die gevallen meestal geen sprake is, leidt de beperkte informatiegeneigdheid uiteindelijk tot een gevoel van wantrouwen of argwaan ten opzichte van de overheid1. Uit onderzoek blijkt temeer dat nieuwe ondernemers een lagere adviesgeneigdheid hebben: zij achten betaald advies minder noodzakelijk dan hun autochtone evenknie2. Uit datzelfde onderzoek komt naar voren dat nieuwe ondernemers van mening zijn dat hulp vragen bij de overheid een zwaktebod is. Mede daarom doen nieuwe ondernemers eerder een beroep op familie dan op externe partijen als zij advies nodig hebben. Het is aannemelijk te veronderstellen dat deze adviezen uit de relationele sfeer kwaliteitsarmer zijn dan advies van externe partijen, met alle gevolgen van dien.
G e r in g e b e n a d e r in g v an i n s t an t ie s e n de e ln am e a a n on d e r st e u n i n gsi n i t i a t ie ve n De bovengenoemde barrières leiden ertoe dat nieuwe ondernemers weinig in contact treden met instanties en initiatieven die hen kunnen helpen. Dat kan zijn omdat ze hierin beperkt worden door hun kennisachterstand (taal, basiskennis), omdat ze niet op de hoogte zijn van het bestaan van dergelijke mogelijkheden of omdat ze de meerwaarde er niet van inzien.
E e n z i j d i ge b r a n c h e k e u z e Nieuwe ondernemers die een onderneming starten, kiezen vaak voor branches waar een hoger bedrijfsrisico geldt. Het betreft dan bijvoorbeeld het imiteren van de bedrijfsvoering van een allochtone collega, die een specifieke nichemarkt in zijn bevolkingsgroep bedient. Door dit kloongedrag raakt de nichemarkt al snel gefrustreerd, waardoor de concurrentie en het aantal bedrijfsbeëindigingen stijgen. Daarnaast kiezen nieuwe ondernemers voor makkelijk toegankelijke branches, zoals horeca en detailhandel. Door de laagdrempelige toetreding zijn er al veel ondernemers actief en is er minder perspectief op een respectabel marktaandeel.
M o e it e m e t f i n a n c ie r i n g Nieuwe ondernemers ontberen door reeds genoemde barrières vaak een goed onderbouwd ondernemingsplan. Dit is echter niet de enige reden waarom banken slechts sporadisch nieuwe ondernemers financieel ondersteunen. De nieuwe ondernemer weet vaak niet hoe hij een bank moet benaderen voor een lening,
48
1
Zie Ministerie van Economische Zaken, 2005.
2
Zie EIM, 2006.
daarnaast is hij onvolledig op de hoogte van de eisen die gekoppeld zijn aan een kredietverstrekking. Ook beschikt de nieuwe ondernemer in het algemeen niet over formele onderpanden voor een lening en vraagt hij kleine kredieten, die voor banken minder interessant zijn om te verstrekken1. Daardoor valt men vaker terug op geldverstrekkers in zijn eigen omgeving.
O m g a n g s n or m g e ke n me r k t d o or i nf o r m a l i te i t e n ve r t r ouw e n Nieuwe ondernemers hebben een informele manier van omgaan met mensen in hun netwerk. Veel transacties en afspraken worden daardoor in goed vertrouwen aangegaan, bijvoorbeeld in kredietverstrekking aan klanten. Ook ontbreken vaak contracten in samenwerkingsverbanden. Deze informele bedrijfsvoering werkt dubieuze debiteuren en een algeheel gebrek aan overzicht in de hand2.
U i t g a n g s p os i t i e 2e ge ne r a t ie n i e uw e o n de r n e m e r s b e te r In de discussie over de barrières voor nieuwe ondernemers dient onderscheid gemaakt te worden in 1e generatie nieuwe ondernemers en 2e generatie nieuwe ondernemers. Voor de 2e generatie geldt dat zij al langer in Nederland verblijven of zelfs geboren zijn in Nederland, waardoor zij intensiever participeren in de Nederlandse maatschappij. Zo hebben zij veelal een volwaardig opleidingstraject gevolgd, beheersen ze de Nederlandse taal beter en zijn ze beter op de hoogte van de Nederlandse cultuur. De genoemde barrières zijn daarom over het algemeen minder van toepassing op deze generatie1. Dat blijkt ook uit het gegeven dat nieuwe ondernemers uit de tweede generatie zich meer spreiden over diverse sectoren 3 en dat zij veel betere overlevingskansen hebben4.
6 . 1 . 2 K n e l p u n t e n i n d e pr a k t i j k In de telefonische enquête onder ondernemers in grote steden is op een groot aantal terreinen gevraagd of de ondernemers knelpunten ervaren. Dit betreft de volgende terreinen: − personeel − markt − verandering/ontwikkeling − overige bedrijfsvoering − overheid − omgeving. In Figuur 8 is aangegeven het aantal ondernemers naar herkomstgroep (in procenten) dat knelpunten ervaart op de verschillende aspecten. Daaruit blijkt dat de 1 e generatie allochtonen de meeste knelpunten ervaart en de autochtonen de minste. De 2e generatie allochtonen zit daar tussenin. Op de meeste terreinen geldt dat 1 e generatie allochtone ondernemers de meeste knelpunten ervaren. Alleen op personeelsgebied en op overheidsterrein ervaren zowel de 1e als de 2e generatie allochtone ondernemers meer knelpunten dan hun autochtone colle-
1
Zie Ministerie van Economische Zaken, 2005.
2
Zie Economisch Bureau ING, 2005.
3
Zie Ministerie van Economische Zaken, 2005.
4
Zie ITS, 2004.
49
ga’s. Over de gehele linie lijken de belangrijkste knelpunten te liggen op het gebied van de markt, de overheid en de omgeving. Uit antwoorden van de respondenten blijkt dat de aard van de knelpunten veelal niet verschilt tussen de verschillende herkomstgroepen en generaties, maar dat wel meer allochtone ondernemers (en dan vooral van de eerste generatie) last hebben van de knelpunten. Alle groepen van knelpunten zullen hierna worden toegelicht. Figuur 8
Mate waarin knelpunten door ondernemers zijn genoemd, naar herkomstgroepering 1 (in %)
Personeel Het aannemen van personeel Het ontslaan van personeel Ziekte van personeel Het regelen van pensioenen Markt Het vinden van klanten Toegenomen concurrentie Samenwerken met andere ondernemers Verandering/ontwikkeling Het veranderen van het bedrijf Het doen van investeringen Het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten Overige bedrijfsvoering Het verzekeren van het bedrijf Strakke eisen bij het voeren van de boekhouding Overheid Communicatie met de overheid Nieuwe wet- en regelgeving Kennis van de wet- en regelgeving in Nederland Omgeving Het vinden van nieuwe bedrijfsruimte De veiligheid in de wijk De bereikbaarheid van het bedrijf of van de klanten
Andere knelpunten Geen knelpunten 0
5
allochtoon 1e generatie
1
15
20
25
30
allochtoon 2e generatie
35
40
45
50
autochtoon
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
50
10
P e r s o ne e l Rond het aannemen en ontslaan van personeel ervaren zowel 1e als 2 e generatie allochtone ondernemers aanzienlijk vaker knelpunten dan autochtone ondernemers. Bij het aannemen van personeel gaat het vooral om een gebrek aan geschikt personeel. Bij het ontslaan van personeel spelen vooral de benodigde tijd (juridische procedures) en de kosten (procedures en vergoedingen). Ondernemers ervaren het als onredelijk dat het hen erg lastig wordt gemaakt om niet functionerende werknemers te ontslaan.
Markt Op marktaspecten blijken behoorlijk veel ondernemers last te hebben van toegenomen concurrentie. De verschillen tussen autochtone en allochtone ondernemers zijn hierbij klein. Het vinden van klanten is vooral voor 1e generatie allochtone ondernemers een belangrijk knelpunt. De toegenomen concurrentie heeft vooral betrekking op: − veel concurrenten in de buurt/wijk (doordat veel allochtone ondernemers zich met dezelfde activiteiten in dezelfde wijken vestigen); − het idee dat concurrenten zich tegenwoordig makkelijker kunnen vestigen dan vroeger (gemeente laat alles toe); − last van concurrentie van grote ketens en grote bedrijven (die volgens sommige ondernemers zelfs onder de kostprijs aan zouden bieden). De problemen met het vinden van klanten hebben vooral te maken met: − bereikbaarheid (winkelgebieden); − teruglopende markten en concurrentie van bedrijven verder weg.
V e r an d e r i ng / o n t w i k k e li n g Ondernemers hebben nagenoeg in gelijke mate knelpunten op het gebied van het veranderen van het bedrijf, het doen van investeringen en de ontwikkelingen van nieuwe producten en diensten. Daarbij hebben steeds de allochtone (vooral van de 1 e generatie) wat meer last van de knelpunten. Specifiek bij het doen van investeringen ondervinden de 1e generatie allochtone ondernemers aanzienlijk meer knelpunten dan hun autochtone en 2e generatie allochtone collega’s. Het gaat hierbij vrijwel uitsluitend om problemen bij het verkrijgen van kapitaal voor het doen van de investeringen.
O v e r i ge b e d r i j f s v oe r i ng Bij de overige aspecten van de bedrijfsvoering leveren vooral de eisen voor het voeren van de boekhouding, en in mindere mate het verzekeren van het bedrijf, knelpunten voor ondernemers. Voor beide aspecten gelden de knelpunten in sterkere mate voor de 1e generatie allochtone ondernemers. Knelpunten op het gebied van de boekhouding liggen vooral bij de vele regels, de ingewikkeldheid van de regels en het vele werk dat daar uit voortkomt.
O v e r he i d Overheidsaspecten zijn een zeer belangrijke bron van knelpunten voor ondernemers. Zowel de communicatie met de overheid, nieuwe wet- en regelgeving als de complexiteit van wet- en regelgeving geeft de ondernemers hoofdbrekens. De communicatie met de overheid en de nieuwe wet- en regelgeving geven allochtone ondernemers beduidend meer problemen dan de autochtone ondernemers (zowel bij 1 e als 2 e generatie allochtonen). De 1e generatie allochtone onderne-
51
mers hebben flink meer knelpunten bij de kennis over wet- en regelgeving dan hun autochtone collega’s. De 2e generatie allochtone ondernemers nemen een middenpositie in. Bij de communicatieproblemen gaat het vooral over de communicatie met de belastingdienst en de communicatie met gemeenten (onder andere over vergunningen). Zowel de knelpunten ten aanzien van nieuwe weten regelgeving als die ten aanzien van de kennis van de Nederlandse wet- en regelgeving hebben betrekking op de vele en snelle veranderingen. Deze zijn moeilijk bij te houden voor de ondernemers in het MKB.
Omgeving Bij de omgeving geeft de bereikbaarheid voor veel ondernemers (ongeacht de herkomst en generatie) problemen. Het gaat daarbij onder andere om parkeerproblemen en parkeerbeleid (waaronder de hoge parkeertarieven), files, wegopbrekingen, afsluitingen, verstopte binnensteden, e.d. Bij de veiligheid in de wijk hebben de allochtone (en dan vooral van de 1e generatie) ondernemers veel meer last van knelpunten dan de autochtone ondernemers. Dit heeft betrekking op inbraken, overvallen, diefstal, vernieling, e.d. Deze ondernemers zijn vaker actief in de ‘slechtere’ wijken. Het vinden van nieuwe bedrijfsruimte blijkt in sterkere mate problemen op te leveren voor de 1e generatie allochtone ondernemers. Het gaat daarbij om de beschikbaarheid van geschikte bedrijfsruimte en om de betaalbaarheid. Een 1 e generatie allochtone ondernemer komt blijkbaar moeilijk aan verplaatsing toe zodra hij of zij dat wil.
6.2
Gebruik van netwerken Aan de ondernemers die hebben meegewerkt aan de telefonische enquête is gevraagd of zij lid zijn van ondernemersverenigingen in de wijk, van landelijke netwerken en/of van allochtone netwerken. Allochtone ondernemers zijn minder vaak lid van ondernemersverenigingen dan autochtone ondernemers. Bij de allochtone ondernemers zijn de 1e generatie allochtonen weer minder vaak lid dan de 2 e generatie allochtonen (zie Tabel 27). Allochtone netwerken en ondernemersverenigingen blijken een zeer beperkte rol te spelen, met name voor de 2e generatie allochtone ondernemers.
52
Tabel 27
Aantal ondernemers in grote steden dat lid is van netwerken of ondernemersverenigingen, naar herkomstgroep 1 (in %) allochtoon 1 e
allochtoon 2 e
generatie
generatie
autochtoon
ondernemersvereniging in de wijk
20
24
29
landelijke netwerken/ondernemersverenigingen
29
35
53
8
3
netwerken/ondernemersverenigingen
allochtone netwerken/ondernemersverenigingen 1
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
De redenen om geen aansluiting te zoeken bij landelijke netwerken of ondernemersverenigingen verschillen naar herkomst en naar generatie. Bij de 1e generatie allochtone ondernemers spelen onbekendheid en kosten een belangrijke rol. Autochtone en 2e generatie allochtone ondernemers geven vaker aan dat zij geen behoefte hebben aan zo’n netwerk of vereniging en dat zij er geen toegevoegde waarde van verwachten. Ook deze ondernemers noemen het kostenargument, maar minder prominent.
53
7
Prestaties van nieuw ondernemerschap
In dit hoofdstuk komen de prestaties van nieuw ondernemerschap aan bod. Daarbij wordt gekeken naar: overlevingsfracties, inkomen en ondernemerschap in de wijken. Daarbij wordt (waar relevant en mogelijk) onderscheid gemaakt naar herkomstgroepering en naar generatie.
7.1
Overlevingsfracties Van alle bedrijven die in 1994 zijn opgericht, bestaat in 2006 nog bijna een op de drie (zie Tabel 28). Bedrijven van autochtone ondernemers kennen de hoogste overlevingsfractie, gevolgd door die van westerse allochtonen. De overlevingsfractie van niet-westerse allochtone ondernemers is het kleinst. Slechts 17% van de bedrijven die in 1994 door niet-westerse allochtone ondernemers zijn opgericht, bestaat in 2006 nog. Wanneer we de starters uit 2002 vergelijken met die uit 1998 dan blijken de overlevingsfracties te zijn gedaald. Het aantal starters uit 2002 dat na 1,5 en na 3,5 jaar nog bestaat is lager dan het aantal starters uit 1998 dat na 1,5 en na 3,5 jaar nog bestaat. Dit geldt in sterkere mate voor de allochtone starters. Tabel 28
Overlevingsfracties (%) na gemiddeld 1,5, 3,5, 5,5, 7,5, 9,5 en 11,5 jaar van de cohorten bedrijven uit 1994, 1998 en 2002 naar herkomstgroepering (bij allochtonen gaat het om de 1 e generatie, autochtonen zijn incl. 2 e generatie allochtonen)
na 1,5
na 3,5
na 5,5
na 7,5
na 9,5
na 11,5
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
niet-westers allochtoon
65
nb
29
24
20
17
westers allochtoon
nb
nb
39
31
26
22
autochtoon
nb
nb
51
44
38
34
totaal
80
nb
49
41
36
32
niet-westers allochtoon
65
43
32
25
westers allochtoon
74
51
38
30
autochtoon
82
64
53
46
totaal
80
62
50
43
niet-westers allochtoon
61
38
westers allochtoon
66
44
autochtoon
80
62
totaal
77
58
herkomstgroepering cohort 1994
cohort 1998
cohort 2002
nb = niet bekend. Bron: EIM, op basis van KVK.
55
7.2
Inkomen O n d e r ne m e r s i n k o me n In Tabel 29 is het ondernemersinkomen naar herkomstgroepering en generatie weergegeven. Het ondernemersinkomen dat niet-westerse allochtone ondernemers uit het bedrijf halen is lager dan het ondernemersinkomen van autochtonen. Dit geldt voor zowel de winst uit de onderneming voor zelfstandigen als het fiscaal loon van een directeur-grootaandeelhouder. Westerse allochtone ondernemers halen daarentegen hogere inkomsten uit hun onderneming dan autochtone ondernemers. Bij de niet-westerse allochtonen blijven de inkomsten van de directeuren-grootaandeelhouders van de 1 e generatie achter bij die van de 2e generatie. Bij de westerse allochtonen blijven zowel de winsten van zelfstandigen als de inkomsten van de directeuren-grootaandeelhouders van de 1e generatie achter bij die van de 2e generatie.
Tabel 29
Ondernemersinkomen (x € 1.000) naar herkomstgroepering, 1999, 2002 en 2004
fiscaal loon directeurenwinst zelfstandigen
grootaandeelhouders
herkomstgroepering
1999
2002
2004
1999
2002
2004
autochtoon
20,9
20,7
22,2
41,4
47,0
49,6
niet-westers allochtoon
18,3
18,9
18,2
41,8
46,4
48,5
w.v.
1 e generatie
16,8
46,1
2 e generatie
16,5
50,8
westers allochtoon w.v.
20,8
21,2
22,6
43,9
49,3
52,6
e
20,4
50,8
e
23,5
52,7
1 generatie 2 generatie
totaal
20,7
20,6
21,9
41,6
47,1
49,7
Bron: EIM, gebaseerd op CBS.
D e e i ge n be d r i j f s p r e s t at i e s i n 2 0 0 7 Meer dan 60% van de ondernemers heeft positieve verwachtingen over zijn eigen bedrijfsprestaties in 2007. Bijna een kwart van de 2e generatie allochtone ondernemers verwacht zelfs veel betere resultaten in 2007. Dat is beduidend meer dan bij de autochtone en bij de 1e generatie allochtone ondernemers (zie Figuur 9).
56
Figuur 9
Verwachtingen van ondernemers in grote steden voor eigen bedrijfsprestaties in 2007, naar herkomstgroep 1
allochtoon 1e generatie
allochtoon 2e generatie
autochtoon
0%
10%
veel beter
1
20% iets beter
30%
40%
50%
niet veel verandering
60%
70%
iets slechter
80%
90%
veel slechter
100% weet niet
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
57
8
Omgeving
8.1
Ondernemersklimaat H e t o n d e r n e m e r s k l i m aa t i n Ne d e r l a n d i n 2 0 0 7 Meer dan de helft van de ondernemers is positief over het economisch klimaat in 2007. Dat geldt voor zowel autochtone als allochtone ondernemers (zie Figuur 10).
Figuur 10 Verwachtingen van ondernemers in grote steden voor het economische klimaat in 2007, naar herkomstgroep 1
allochtoon 1e generatie
allochtoon 2e generatie
autochtoon
0%
10%
veel beter
1
20% iets beter
30%
40%
50%
niet veel verandering
60%
70%
iets slechter
80%
90%
veel slechter
100% weet niet
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
V e r an d e r i ng e n in he t o n d e r n e me r s k l i m a a t Aan ondernemers in grote steden is in de telefonische enquête gevraagd wat er volgens hen moet veranderen aan het ondernemersklimaat in Nederland. De meest genoemde wensen verschillen niet naar herkomstgroep en hebben vooral betrekking op: − minder regels, minder papierwerk, zeker voor kleinere bedrijven en voor starters, − minder belasting, zeker voor kleinere bedrijven en voor starters, − meer bekwaam personeel, − goedkoper personeel, goedkopere bedrijfsruimte, e.d., − meer bewegingsvrijheid voor kleine ondernemers, − snellere vergunningprocedures, − soepeler ontslagrecht, − e.d.
59
Enkele allochtone ondernemers van de 1e generatie gaven aan dat er sprake moet zijn van gelijke behandeling van allochtone en autochtone ondernemers. Daarnaast gaan de gewenste veranderingen van allochtone ondernemers van de 1 e generatie meer in de richting van betere mogelijkheden specifiek voor kleinere bedrijven en starters.
8.2
Ondernemerschap in de wijken O n d e r ne m e r s k l i m a a t in d e w i j ke n Een goed ondernemersklimaat in de wijken draagt bij aan de leefbaarheid van die wijken. Uit de resultaten van de enquête onder ondernemers in een aantal grote steden blijkt dat rond de 40% van de ondernemers optimistisch is over het ondernemersklimaat in de eigen wijk (zie Figuur 11). Circa 40% van de ondernemers verwacht namelijk dat het ondernemersklimaat in de eigen wijk in 2007 verbetert. Daarbij zijn de allochtone ondernemers van de 2e generatie het meest optimistisch.
Figuur 11 Verwachtingen van ondernemers in grote steden voor het ondernemersklimaat in de eigen wijk in 2007, naar herkomstgroep 1
allochtoon 1e generatie
allochtoon 2e generatie
autochtoon
0%
10%
veel beter
1
20% iets beter
30%
40%
50%
niet veel verandering
60%
70%
iets slechter
80%
90%
veel slechter
100% weet niet
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
V e r an d e r i ng e n in he t o n d e r n e me r s k l i m a a t i n d e w i j k e n Aan ondernemers in grote steden is in de telefonische enquête gevraagd wat er volgens hen moet veranderen aan het ondernemersklimaat in hun stad en wijk.
60
De meest genoemde wensen verschillen niet naar herkomstgroep en hebben vooral betrekking op: − veiligheid, − parkeermogelijkheden, − bereikbaarheid, − eerlijke concurrentie, − e.d.
Actieve verenigingen in de wijk Actieve verenigingen (buurtverenigingen en ondernemersverenigingen) kunnen een belangrijke bijdragen leveren aan de leefbaarheid en het ondernemersklimaat in de wijk. In de grote steden blijkt circa 40% van de ondernemers gevestigd te zijn in een wijk waar een buurtvereniging actief is (zie Tabel 30). Daarnaast is circa 40% van de ondernemers gevestigd in een wijk waar een actieve ondernemersvereniging actief is. Ondernemers merken duidelijk meer van de activiteiten van buurtverenigingen dan van de activiteiten van ondernemersverenigingen in de wijk. Verder merken de autochtone ondernemers meer van de activiteiten van de verenigingen dan de allochtone ondernemers. De merkbaarheid van de activiteiten van buurtverenigingen en ondernemersverenigingen in de wijk komt onder andere tot uiting in: − betere veiligheid, − saamhorigheid, betere sociale contacten, e.d. − speelvoorzieningen voor kinderen, − betere aankleding van de wijk, schonere wijken, − organisatie van bijeenkomsten, − buurtkranten, − organisatie van festiviteiten, − contacten met de lokale overheden, − e.d.
Tabel 30
Aantal ondernemers in grote steden waar buurtverenigingen en ondernemersverenigingen actief zijn in de wijk, naar herkomstgroep 1 (in %)
buurtvereniging die kwaliteit omgeving
allochtoon 1 e
allochtoon 2 e
generatie
generatie
40
42
autochtoon 38
verbetert - merkbaarheid van de activiteiten
actieve ondernemersvereniging in de wijk
67
40
77
40
79
43
- merkbaarheid van de activiteiten
53
55
70
- eigen lidmaatschap
50
41
33
- eigen bijdrage
67
35
55
1
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
61
Daar waar sprake is van een actieve ondernemersvereniging in de wijk is minder dan de helft van de ondernemers lid van die vereniging. Autochtone ondernemers zijn het minst lid van een ondernemersvereniging in de wijk, namelijk slechts een op de drie. Bij de allochtone ondernemers van de 1e generatie is de helft lid van de ondernemersvereniging in de wijk. Daarnaast zijn de allochtone ondernemers van de 1e generatie zelf het meest actief in de ondernemersvereniging. Tweederde van deze ondernemers die lid zijn levert ook zelf een bijdrage aan de vereniging. Dit betreft financiële bijdragen, het bijwonen van vergaderingen en bijeenkomsten, het meewerken aan projecten en het bekleden van functies binnen de vereniging (voorzitter, penningmeester, e.d.)
B i j d r a g e v a n n ie u w ond e r ne me r sch a p a a n d e r e vi t a l i se r in g v a n ou d e wijken Ondernemers waarderen het wanneer ze actief betrokken zijn bij de verbetering van de omgeving van het bedrijf. Een deel heeft ook echt het gevoel dat de activiteiten concreet positieve effecten hebben op het ondernemersklimaat in de wijk. Deze ondernemers zien niet alleen de verbeteringen, maar zijn ook optimistisch, vooral de 2e generatie allochtone ondernemers (zie boven, 10% veel beter, Figuur 11). Er is een aanzienlijke groep ondernemers vooral onder de autochtonen die cynisch zijn. Zij hebben het gevoel dat er weinig verandert en doen dus ook niet mee aan het verbeteren van de wijk. Er ligt natuurlijk een uitdaging om iedereen mee te krijgen. De ondernemers vertellen ook over situaties waarbij de lokale overheid goede ideeën om de wijk te verfrissen juist weer frustreert omdat vergunningen om dingen buiten te doen niet worden gegeven.
8.3
Stimulering en facilitering van nieuw ondernemerschap M e r k b a a r he i d v a n o ve r h e i d s b e l e i d o m o n d e r ne m e r s ch a p t e s ti m u le r e n De overheid probeert op vele manieren ondernemerschap te stimuleren. Uit de enquête onder ondernemers in grote steden komt naar voren dat slechts een beperkt deel van de ondernemers hier iets van merkt, namelijk 16% van de autochtone ondernemers, 13% van de allochtone ondernemers van de 2e generatie en 12% van de allochtone ondernemers van de 1e generatie (zie Tabel 31). Van specifiek overheidsbeleid gericht op het stimuleren van ondernemerschap onder allochtonen zegt 15% van de allochtone ondernemers van de 1e generatie en 17% van de allochtone ondernemers van de 2e generatie iets te merken.
Tabel 31
Merkbaarheid van overheidsbeleid om ondernemerschap te stimuleren (aantal ondernemers dat er iets van merkt in %), naar herkomstgroep1 allochtoon 1 e
allochtoon 2 e
generatie
generatie
autochtoon
gericht op ondernemerschap
12
13
16
gericht op ondernemerschap onder allochtonen
15
17
overheidsbeleid
1
Het overgrote deel van de 1 e en 2 e generatie allochtonen betreft niet-westerse allochtonen.
Bron: EIM, 2006.
62
G e b r ui k v an d i e ns t e n v a n d e ov e r h e i d e n K am e r s v a n Ko o p h a n d e l Autochtone ondernemers lijken de weg naar de overheid en naar de Kamers van Koophandel beter te kunnen vinden dan de allochtone ondernemer. 65% van de autochtone ondernemers maakt gebruik van de diensten van de overheid en van de Kamers van Koophandel, tegen 55% van de allochtone ondernemers van de 1 e generatie en 47% van de allochtone ondernemers van de 2e generatie. Het gaat hierbij vooral om diensten van de Kamers van Koophandel (uittreksels, bedrijfsinformatie, startersinfo, etc.). Bij gemeenten gaat het vooral om vergunningen.
8.4
Initiatieven ter stimulering en facilitering van nieuw ondernemerschap in de vier grote steden Deze paragraaf geeft een overzicht van initiatieven in de vier grote steden ter stimulering van nieuw ondernemerschap. Eerst wordt in paragraaf 8.4.1 ingegaan op de trend in beleid rond het vraagstuk dat naar voren is gekomen uit het deskresearch. Vervolgens wordt in de paragrafen 8.4.2 tot en met 8.4.5 een aantal initiatieven beschreven die zijn geïnitieerd door de gemeenten Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag. In paragraaf 8.4.6 wordt het project PiNO in Den Haag nader belicht, omdat in het kader van dit project een samenwerkingsplatform is opgericht waarin sleutelactoren rond nieuw ondernemerschap hun inspanningen bundelen.
8 . 4 . 1 B e l e i d s tr e nd Uit de eindmeting van de Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat1 blijkt dat er een trend is ontstaan naar generiek beleid ter stimulering van ondernemerschap. Waar etnisch ondernemerschap voorheen centraal stond in de belangstelling van gemeentelijke beleidsontwerpers, is ondersteuning van deze doelgroep nu veelal opgenomen in meer algemeen startersbeleid. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren. Ten eerste is gebleken dat voor op ‘nieuwe’ ondernemers gerichte projecten soms niet de verwachte animo bestaat. Ten tweede geeft het kleine aantal ‘nieuwe’ ondernemers in sommige gemeenten geen aanleiding voor gerichte ondersteuning. Bij andere gemeenten is deze populatie juist weer zo groot, dat een meer algemeen beleid beter geschikt wordt geacht. Daarnaast is de etnische afkomst binnen de groep ‘nieuwe’ ondernemers dermate divers, dat een specifiek beleid niet op al deze achtergronden aansluit. Tot slot geeft de groeiende groep tweede en derde generatie allochtonen minder aanleiding voor gericht beleid, aangezien deze groep gemiddeld beter geïntegreerd is. Ondanks deze beleidstrend loopt er een aantal initiatieven die zich specifiek richten op nieuwe ondernemers.
8.4.2 Amsterdam De gemeente Amsterdam richt haar beleid niet specifiek op ‘nieuwe’ ondernemers. In Amsterdam geldt dat een grote groep van de starters van etnische afkomst is, waardoor met een generiek beleid deze doelgroep ook bereikt wordt. Daarnaast is uit ervaring met eerdere projecten die wel specifiek op ‘nieuwe’ on1
Ecorys Neerland bv, Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat, Rotterdam, 2005.
63
dernemers gericht waren, gebleken dat het moeilijk was om kandidaten te werven. Het gerichte karakter lijkt deze ondernemers af te schrikken, onder meer omdat ze niet als allochtone starter maar als reguliere starter gezien willen worden. Naast het generieke beleid ondersteunt de gemeente een klein aantal initiatieven dat in meer of mindere mate gericht is op ‘nieuwe’ ondernemers.
MON1 Het Marokkaans Ondernemers Netwerk (MON) is een initiatief voor actieve zelfstandige ondernemers van Marokkaanse afkomst in Amsterdam. MON organiseert netwerkbijeenkomsten voor Marokkaanse ondernemers, waarin zij kennis kunnen nemen van facetten rond ondernemerschap en ondersteuning van hun activiteiten en mogelijkheden tot samenwerking kunnen vinden. Daarbij heeft MON de volgende doelstellingen: − het bieden van een platform ter versterking van onderling ondernemerscontact met als doel het verzamelen en versterken van relevante ondernemersinformatie, − het bieden van een spil tussen de informatiebehoefte enerzijds en het bestaande aanbod van diensten in Amsterdam anderzijds, − zich inzetten voor het verbeteren van het imago van Marokkaanse ondernemers en research doen naar statistische gegevens, − het bewust maken van kansen en bedreigingen binnen het ondernemerschap, − streven naar professionalisering en verbetering van ondernemersvaardigheden, − aansluiting zoeken bij reeds gevestigde relevante netwerken. Hiertoe organiseert de MON themabijeenkomsten met professionele sprekers en meer informele netwerkbijeenkomsten waar ondernemers elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast onderhoudt MON een website die een interactieve en informatieve functie heeft. Vijf ambassadeurs van de MON (vijf succesvolle Marokkaanse ondernemers) zetten zich in voor de werving en promotie van het netwerk. Punt van aandacht is om die ondernemers te bereiken die minder op de voorgrond treden. Juist deze groep kan baat hebben bij de bronnen die het netwerk te bieden heeft. De meer communicatief vaardige Marokkaanse ondernemers weten de weg naar het netwerk te vinden
W e r e l d s O nd e r ne me n 2 Werelds Ondernemen richt zich op het verbeteren van de professionaliteit van de Amsterdamse ‘nieuwe’ ondernemers. Deze kampen met verschillende knelpunten die het ondernemen moeilijk en complex maken, waardoor ze economisch kwetsbaar zijn. In Amsterdam is een aantal initiatieven gericht op het ondersteunen van startende en reeds gevestigde ondernemers, maar ‘nieuwe’ ondernemers worden daarbij soms moeilijk bereikt. Werelds Ondernemen tracht de aansluiting van ondernemers bij deze initiatieven te verbeteren. Daarbij werkt het samen met ondernemersorganisaties zoals MKB Amsterdam, brancheorganisaties en winkeliersverenigingen. Ook probeert Werelds Ondernemen een brug te slaan tussen ondernemers en kennisinstellingen. Op die manier worden de kracht, ken-
64
1
www.mon-amsterdam.nl
2
www.wereldsondernemen.nl
nis en contacten van verschillende belangrijke partijen gebundeld, waarmee ondernemers hun voordeel kunnen doen. Daarnaast vormt Werelds Ondernemen een informatiebron voor startende ondernemers. Zo worden thematische netwerkbijeenkomsten georganiseerd, en wordt een ondernemerswedstrijd georganiseerd waarbij ondernemers worden begeleid in het opstellen van hun businessplan. Ondernemers kunnen een voorlichtingsfilm opvragen waarin wordt ingegaan op de verschillende fases in het starten van een onderneming. De website biedt actuele en relevante informatie. Ten slotte ondersteunt Werelds Ondernemen zogenaamde Change Agents: ervaren en succesvolle Amsterdamse ondernemers die een adviesrol vervullen voor hun collegaondernemers.
D e O n de r ne m e r s h u iz e n De gemeente Amsterdam heeft sinds 2000 een aantal ondernemershuizen in de stad opgezet ten behoeve van laagdrempelige advisering aan (startende) ondernemers. Op vier plekken in de stad (Zuid-Oost, Oost, West binnen de Ring en Nieuw-West) zijn Ondernemershuizen opgericht waar (startende) ondernemers terecht kunnen voor persoonlijk advies tegen een zeer lage kostprijs. Daarnaast organiseert ieder Ondernemershuis netwerkbijeenkomsten en thematische workshops. Specifieke doelgroep zijn de ondernemers die niet genoeg hebben aan de begeleiding en advisering vanuit de Kamer van Koophandel, maar die niet de financiële middelen hebben om een commercieel bureau in te schakelen. De praktijk leert dat een grote groep etnische ondernemers de weg naar de Ondernemershuizen weet te vinden.
8.4.3 Utrecht De gemeente Utrecht richt zich met specifiek beleid voor ‘nieuwe’ ondernemers meer op de niet-westerse allochtone ondernemers. Daarbij stelt zij zich als doel om de ontwikkeling en groei van ‘nieuw’ ondernemerschap te stimuleren en te ondersteunen. Samen met de KvK Utrecht heeft de afdeling Economische Zaken van de gemeente hiertoe in 2006 het partnership Partners in Nieuw Ondernemerschap (PNO) opgericht. Doelstelling enerzijds is het bevorderen van ondernemerschap onder de allochtone beroepsbevolking. Anderzijds wordt ingezet op een professionalisering van het ondernemerschap met toegankelijker dienstverlening, een betere voorbereiding, meer stagebedrijven, hogere adviesgeneigdheid, hoger kennisniveau en meer en effectieve netwerken. Daartoe wordt de samenwerking gezocht met onder andere regionale allochtone ondernemersverenigingen, de Belastingdienst en bancaire instellingen. Initiatieven specifiek ter ondersteuning van nieuw ondernemerschap of die een grote groep nieuwe ondernemers bereiken, worden waar mogelijk geïntegreerd in de activiteiten van PNO. Inhoudelijk worden deze initiatieven hieronder kort beschreven.
M e n t o r P lu s In Utrecht liep in de periode 2002-2006 het project Mentor Plus, gericht op de ondersteuning van etnische ondernemers in het opzetten en in stand houden van een gezonde onderneming. De etnische ondernemers werden gekoppeld aan ervaren autochtone ondernemers, die in de rol van coach de ondernemer hielpen
65
met organisatorische en strategische vraagstukken, hem bekend maakten met administratieve zaken en hem introduceerden in ondernemersnetwerken. Voorwaarde was dat de deelnemende ondernemer maximaal vijf jaar actief was met zijn huidige onderneming. In de looptijd van het project hebben 120 ondernemers en evenzoveel coaches geparticipeerd. Inmiddels is het project afgerond, de coaches zijn opgenomen in de nationaal opererende Stichting Ondernemersklankbord.
S t i c h t in g W i j k i n Be d r i jf W e s t f l an k De Stichting is een initiatief van de KvK en de gemeente Utrecht en heeft als doel het duurzaam stimuleren van de economische bedrijvigheid in wijken met een sociaal-economische en stedenbouwkundige achterstand1. Daarbij zijn de volgende drie doelstellingen geformuleerd: het verhogen van de kwaliteit van het individuele ondernemerschap; het verhogen en professionaliseren van de organisatiegraad van ondernemers; en het signaleren van kansen en knelpunten rond ondernemerschap. Een team van drie bedrijfsadviseurs is verbonden aan de Stichting, die een looptijd kent tot eind 2006. Inmiddels heeft een eindevaluatie plaatsgevonden2. Daaruit blijkt dat de eerste twee doelstellingen zijn gerealiseerd. Met de ondersteunende activiteiten ter verhoging van de kwaliteit van het ondernemerschap zoals doorlichting van businessplannen, het scannen van ondernemersvaardigheden en doorverwijzingen zijn de beoogde aantallen ondernemers bediend. Ook zijn er nu meer verenigingen en netwerken van ondernemers actief, die bovendien meer leden hebben en actiever en professioneler werken. Daardoor zijn concrete problemen in de wijk aangepakt, waarbij aantoonbare resultaten zijn geboekt. In het licht van de derde doelstelling zijn op verschillende manieren knelpunten en kansen inzichtelijk gemaakt. De terugkoppeling van ervaringen van ondernemers naar de KvK en de gemeente Utrecht heeft echter in mindere mate plaatsgevonden, waardoor leereffecten bij laatstgenoemde instellingen minder zijn opgetreden dan op voorhand was gehoopt.
U t r e c h ts S ta r t e r s T r aj e c t 3 Het Utrecht Starters Traject biedt aan starters uit de gemeente Utrecht een uitgebreide en gratis dienstverlening aan. Deze dienstverlening omvat ondersteuning in de vorm van voorlichting, advisering en begeleiding in de voorbereidingsen startfase van ondernemingen, waarbij bijvoorbeeld ingegaan wordt op de haalbaarheid en financierbaarheid van het businessplan. Daarbij worden drie fases onderscheiden. In eerste instantie kunnen ondernemers met hun vragen terecht bij een telefonische helpdesk, waar men direct geholpen wordt. In het geval de vraag niet beantwoord kan worden in het telefonische consult, kan men een afspraak maken voor een oriënterend gesprek. Hierbij wordt een algemene beoordeling gemaakt van de ondernemersvaardigheden en de levensvatbaarheid van het bedrijfsidee. Als de uitkomst van dit gesprek positief is, komt men in aanmerking voor een persoonlijk begeleidingstraject. Het traject wordt uitge-
66
1
Zie Economische Zaken Gemeente Utrecht, 2006.
2
ITS, Evaluatie Wijk in Bedrijf Westflank, Nijmegen, 2006.
3
www.utrecht.nl
voerd door adviesbureau K+V. In de praktijk blijkt dat een grote groep etnische ondernemers gebruik maakt van dit traject.
8 . 4 . 4 R o t te r d a m Namens de gemeente is het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam belast met (onder andere) de economische ontwikkeling van de stad Rotterdam. Twee hoofddoelen daarin zijn het stimuleren van verbreding en versterking van de economie en excellente dienstverlening aan ondernemers1. Deze doelstelling blijkt ook uit de volgende passage uit de missie van OBR: ‘Wij willen de ondernemers in onze stad zo veel mogelijk ondersteunen en samen nieuwe ontwikkelingen in gang zetten’. Daartoe heeft OBR een aantal initiatieven zelf opgezet en levert het een substantiële bijdrage aan andere. De initiatieven zijn over het algemeen gericht op een brede doelgroep, waarmee gezien de demografische samenstelling van deze groep ook een groot aantal nieuwe ondernemers wordt bereikt.
K a n s e nz o n e s Het project Kansenzones richt zich op ‘het versterken van het vestigingsklimaat voor ondernemers en op het stimuleren van investeringen in de gebieden die als Kansenzones zijn aangewezen’2. Een verbeterd vestigingsklimaat moet onder andere leiden tot meer nieuwe ondernemingen in de gebieden en tot betere resultaten van de bedrijven. Kansenzones kent voor ondernemers een aantal gunstige regelingen, waaronder de Ondernemersregeling. Ondernemers die willen investeren in duurzame bedrijfsmiddelen kunnen in aanmerking komen voor een investeringspremie van 50%, tot een maximum van € 100.000,-. Een andere regeling betreft het OZB-fonds: een deel van de onroerende-zaakbelasting die ondernemers in de Kansenzones afdragen, wordt gestort in een fonds ter verbetering van de algemene bedrijfsomgeving. Voor jonge starters die zich willen vestigen in de Kansenzones is er het Jonge Starterstraject, waarin zij begeleid worden in het schrijven van een ondernemingsplan. Ook komen zij in aanmerking voor bedrijfsruimtes.
D e O n de r ne m e r s w i n ke l In samenwerking tussen de Kamer van Koophandel, het Regionaal Bureau Zelfstandigen, de Belastingdienst en het OBR is met De Ondernemerswinkel een centraal punt ingericht waar ondernemers uit Rotterdam en omstreken terecht kunnen voor advies en informatie over uiteenlopende zaken die een startende of gevestigde ondernemer bezighouden. De Ondernemerswinkel is gevestigd in de KvK Rotterdam.
S t i m u le r in g H e r s tr u ct ur e r i n g D e t ai l h a n d e l In elf aangewezen gebieden in Rotterdam kunnen ondernemers in de detailhandel subsidie krijgen als zij hun bedrijf fysiek willen veranderen. Daarbij kan het gaan om een verbouwing, een herinrichting of een bedrijfsverplaatsing. Als aan de voorwaarden wordt voldaan verstrekt de gemeente een subsidie van 30%, tot een maximum van € 25.000,-.
1
www.obr.rotterdam.nl
2
www.obr.rotterdam.nl
67
O n d e r s te u ni n g O n de r ne m e r s R o t te r d a m OBR vergoedt startende en gevestigde ondernemers een gedeelte van de kosten die zij maken tijdens advies- en ondersteuningsactiviteiten. Op die manier kan 50% van de totale kosten worden gesubsidieerd, waarbij een maximum geldt van € 1.000,- per ondernemer.
Mentorraad De gemeente koppelt mentoren met ruime praktijkervaring in ondernemerschap aan Rotterdamse ondernemers. Daarbij wordt gekeken naar de adviesbehoefte en het profiel van de ondernemer. De mentoren stellen kosteloos en belangeloos hun expertise ter beschikking.
M u l t ic u l tu r e e l O n d e r ne m e r s c h a p Aanleiding voor het project ‘Multicultureel Ondernemerschap’ ligt in het grote potentieel van hoog opgeleide allochtonen in Rotterdam, waarvan een relatief grote groep werkloos is of onder zijn niveau werkt. In opdracht van OBR begeleidt en adviseert organisatieadviesbureau B&R aspirant-ondernemers uit deze groep in de verschillende onderdelen van het ondernemerschap. Professionele coaches worden ingezet om de starters te helpen met het bedrijfsconcept, de financiën, personeel en organisatie, netwerken etc.
8.4.5 Den Haag De gemeente Den Haag voert een generiek beleid voor starters, wat impliceert dat ‘nieuwe’ ondernemers geen specifieke doelgroep vormen. Door de bevolkingssamenstelling in Den Haag worden echter veel ‘nieuwe’ ondernemers met het beleid bereikt. Doel is niet zozeer om de kwantiteit van startende ondernemers te verhogen, maar om de starters een kwaliteitsimpuls te geven. Daarmee wordt een langere leeftijdsverwachting van de onderneming nagestreefd. Het beleid stoelt op vier pijlers: − Voorlichting: het vergroten van de bekendheid van ondersteunende initiatieven onder de doelgroep. − Begeleiding: de aantallen ondernemers die begeleid worden dienen te worden verhoogd. In totaal hebben in 2006 115 starters in de verschillende starterstrajecten geparticipeerd. Op een totaal bestand van 2.700 starters wordt dat als te weinig beschouwd. Enerzijds komt dit lage aantal voort uit de beperkte vraag vanuit ondernemers, anderzijds schiet de capaciteit van begeleidende instanties tekort. Begeleiding is wel degelijk noodzakelijk, omdat blijkt dat ondernemers het op eigen kracht niet redden. Met name voor de ‘nieuwe’ ondernemers geldt dat het ondernemingsplan ver achterblijft bij de standaarden die nodig zijn om in aanmerking te komen voor een starterskrediet. − Financiering: de gemeente verstrekt starterskredieten, onder andere vanuit het Startersfonds. Daarnaast subsidieert de gemeente het starterstraject van de KvK voor ondernemers met een inkomen tot maximaal € 1.500,-. − Huisvesting: de gemeente biedt panden aan waar starters tegen gunstige voorwaarden kantoor kunnen houden. De nadruk in de beleidsuitvoering ligt sterk bij de eerste twee punten. De financieringsmogelijkheden zijn reeds aanwezig, maar kunnen in veel gevallen niet
68
worden verstrekt. Dat heeft alles te maken met de povere kwaliteit van ondernemingsplannen. Daarom worden een goede voorlichting (meer mensen in begeleidingstrajecten) en een goede begeleiding (betere ondernemingsplannen) heel belangrijk geacht. Ander aandachtspunt is een betere monitoring van starters. Goede jaarlijkse overzichten van start-ups, (redenen van) faillissementen, branchekeuze etc. zijn nu niet voorhanden. Met die overzichten is het ontwerpen van meer gericht beleid mogelijk. Een oorzaak van de ondoorzichtigheid is dat in Den Haag de laatste jaren initiatieven ter stimulering van ‘nieuw’ ondernemerschap als paddestoelen uit de grond zijn geschoten. Een overzicht van starters is daarmee moeilijk te krijgen, helemaal lastig is het om de starters daarna te blijven volgen. De gemeente Den Haag streeft daarom naar een situatie waarin één partij een regiefunctie vervult en als frontoffice fungeert voor startende ondernemers. Uit het ondernemersbeleid van de gemeente is een aantal initiatieven voortgekomen, waarvan een aantal hieronder kort wordt beschreven.
S u b s i d i ë r i ng S t a r te r s t r a j e c t Kv K De Kamer van Koophandel Haaglanden biedt ondernemers een introductietraject aan ter voorbereiding op hun bedrijfsstart. Deelnemers kunnen zelf hun begeleidingspakket samenstellen, waarin ze de keuze hebben uit verschillende onderdelen zoals persoonlijk advies, coaching of cursussen. De totale kosten van dit pakket bedragen € 800,-. De gemeente Den Haag biedt starters met een maandelijks inkomen tot € 1.500,- een subsidie aan van € 700,- als ze willen deelnemen aan het Starterstraject.
S t a r te r sf o nd s De gemeente beschikt over een Startersfonds waarop ondernemers die moeite hebben om hun bedrijfsfinanciering via commerciële weg rond te krijgen een beroep kunnen doen. Maximaal kan men € 15.000,- lenen tegen een rente van 5%. Het totaal beschikbare bedrag in het fonds is € 1,7 miljoen, waarvan € 1 miljoen is toegekend door het Europese subsidieprogramma Doelstelling 2.
V B M - B u s i ne s s c l u b De gemeente Den Haag verstrekt een subsidie aan de VBM-Businessclub, een netwerkvereniging voor en door allochtone en autochtone ondernemers in Den Haag. De VBM-Businessclub ‘bouwt aan een stevig multicultureel netwerk, waarin de leden kennis, ervaringen en adviezen kunnen uitwisselen, om een bijdrage te leveren aan een gezond economisch (business-to-business)klimaat in Den Haag en omstreken’ 1 .
Stabij De gemeente heeft in 1997 de Haagse Startersbemiddelingsmaatschappij opgericht (Stichting Stabij). Inmiddels is Stabij zelfstandig en begeleidt zij onder andere in opdracht van de gemeente startende ondernemers. Daarnaast kunnen
1
www.vbmbusinessclub.nl
69
ondernemers bij Stabij terecht voor cursussen op het gebied van ondernemerschap.
8.4.6 PiNO Den Haag Als laatste wordt wat dieper ingegaan op het project PiNO1, dat medio 2006 van start is gegaan in Den Haag en dat mede gefinancierd wordt door het Ministerie van Economische Zaken.
P a r tn e r s in N i e u w O n de r ne m e r s ch ap Eerder werd een aantal knelpunten omschreven die specifiek gelden voor ‘nieuwe’ ondernemers. De doelgroep van ‘nieuwe’ ondernemers is voor een aantal organisaties juist een belangrijke, die gezien de specifieke knelpunten een toegesneden benadering behoeft. Om die benadering optimaal in te vullen, hebben de gemeente Den Haag, de Kamer van Koophandel Haaglanden, de Belastingdienst en de Rabobank Den Haag PiNO opgericht.
Gedeeld belang Alle organisaties hebben er belang bij om ‘nieuwe’ ondernemers zo goed mogelijk te bereiken. Voor de KvK vloeit dat belang voort uit hun missie, ook de gemeente is vanzelfsprekend gebaat bij een floriserende etnische ondernemersgroep. De Belastingdienst komt vaak in aanraking met ondernemers die vanwege een gebrek aan inzicht en kennis van administratieve wet- en regelgeving hun zaken niet op orde hebben. De Rabobank ten slotte heeft als speerpunt in haar beleid om de bekendheid onder starters te vergroten. In Den Haag is 13% van de starters van allochtone afkomst, een percentage dat in de toekomst waarschijnlijk alleen maar zal stijgen.
Doel Doel van het samenwerkingsverband is om nieuw ondernemerschap in de Haagse regio te bevorderen. De vier kernpartners worden versterkt door de aangesloten partners Stabij, Ondernemersklankbord, VBM-Businessclub, Regioregisseur (Haagse Hogeschool), InHolland, Mondriaan Onderwijsgroep, MKB Den Haag en het Instituut voor Nieuw Ondernemerschap. Afgevaardigden van de vier kernpartners vormen het bestuur dat het beleid uitstippelt, waarbij de aangesloten partners ideeën aandragen.
A c t i v i te i te n Hoofdactiviteit van PiNO is het organiseren van themabijeenkomsten, waarbij ondernemers over uiteenlopende zaken worden ingelicht. Kenmerkend voor de bijeenkomsten is het kleinschalige karakter (20 tot 30 deelnemers), waardoor interactiviteit wordt bevorderd. Daarnaast vinden de bijeenkomsten plaats op de locatie van de KvK in de Schilderswijk. De nabijheid en de bekende omgeving voor de nieuwe ondernemers bevorderen de laagdrempeligheid. Inmiddels zijn de eerste sessies met thema’s als financiering en ondernemersvaardigheden met succes afgerond.
1
70
www.pinodenhaag.nl
Naast de themabijeenkomsten organiseert de Belastingdienst maandelijkse informatieavonden voor startende ondernemers. Hierbij zijn ook vertegenwoordigers van de andere partners aanwezig, waardoor interactie tussen de partijen mogelijk wordt gemaakt. Momenteel wordt gewerkt aan een wekelijks inloopspreekuur bij de KvK in de Schilderswijk, waar de kernpartners vragen van ondernemers kunnen beantwoorden.
Knelpunten Omdat het project zich nog in een pril stadium bevindt, hebben knelpunten zich nog niet geopenbaard. Er zijn wel punten van aandacht. PiNO is in trek bij allerlei partijen die de doelgroep willen bedienen. Er moet gewaakt worden voor zogenaamde ‘freeriders’, die de activiteiten van PiNO willen gebruiken om aan klantenwerving te doen. Daarnaast moet diversiteit onder de deelnemende ondernemers gehandhaafd worden, zodat niet telkens dezelfde groep aanwezig is bij de themabijeenkomsten.
71
BIJLAGE I
Tabellen kenmerken van bedrijven voor specifieke herkomstlanden
Tabel 32
Bedrijfsgrootte naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse aantal werkzame personen
China/
AntilTurkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
4
6
14
10
4
1
44
53
60
58
15
2 t/m 4
42
35
20
26
65
5 t/m 9
7
4
3
4
14
10 t/m 49
3
2
3
2
2
50 t/m 99
0
0
0
0
0
100 en meer
0
0
0
0
0
100
100
100
100
100
alleen parttime
totaal Bron: EIM, op basis van KVK.
Tabel 33
Rechtsvorm naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse Antil-
China/
Turkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
eenmanszaak
55
65
62
66
25
vof/cv
31
29
16
19
59
bv
13
6
22
14
15
overig
1
0
0
1
1
totaal
100
100
100
100
100
rechtsvorm
Bron: EIM, op basis van KVK.
73
Tabel 34
Leeftijd van de bedrijven naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse Antil-
China/
Turkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
1 jaar
17
19
19
16
8
2 jaar
12
13
12
12
6
3 jaar
9
10
8
9
5
4 jaar
8
8
7
7
4
5 jaar
9
8
7
7
3
6 t/m 9 jaar
19
16
18
19
12
10 t/m 19 jaar
19
18
21
22
23
7
8
8
8
39
100
100
100
100
100
leeftijd bedrijf
20 jaar en meer totaal Bron: EIM, op basis van KVK.
Tabel 35
Sector van starters naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse China/
AntilTurkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
landbouw/visserij
7
3
4
5
1
industrie
5
2
4
4
1
bouwnijverheid
14
9
20
8
1
groothandel
15
13
8
12
21
detailhandel
18
25
16
14
16
horeca
10
7
3
5
33
6
11
1
6
3
1
0
1
1
0
1
0
0
2
0
18
20
26
27
18
onderwijs
2
4
2
4
1
overige dienstverle-
3
6
15
12
5
100
100
100
100
100
sector
vervoer/communicatie financiële instellingen onroerend goed zakelijke dienstverlening
ning totaal Bron: EIM, op basis van KVK.
74
Tabel 36
Sector van opheffingen naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse Antil-
China/
Turkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
landbouw/visserij
5
1
3
3
0
industrie
5
3
5
3
2
bouwnijverheid
7
6
14
6
1
groothandel
16
15
11
14
22
detailhandel
20
31
11
15
22
horeca
14
11
6
10
33
7
10
4
8
3
1
1
1
2
1
1
0
2
3
1
21
16
25
22
11
onderwijs
1
2
2
4
1
overige dienstverle-
2
4
16
10
3
100
100
100
100
100
sector
vervoer/communicatie financiële instellingen onroerend goed zakelijke dienstverlening
ning totaal Bron: EIM, op basis van KVK.
Tabel 37
Opheffingen, verdeeld naar leeftijd van het bedrijf naar specifieke herkomstlanden, 2005 (%)
Nederlandse China/
AntilTurkije
Marokko
len/Aruba
Suriname
Hong Kong
tot 1 jaar
24
25
23
23
25
2 jaar
17
19
20
15
15
3 jaar
14
16
14
13
9
4 jaar
11
10
10
9
4
5 jaar
6
6
4
6
2
6 t/m 9 jaar
14
13
15
18
11
10 t/m 19 jaar
11
9
9
12
17
3
2
5
4
17
100
100
100
100
100
leeftijd bedrijf
20 jaar en meer totaal Bron: EIM, op basis van KVK.
75
EIM
onderdeel van Panteia
Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
ITALIËLAAN 33
T. 079 343 02 00
POSTBUS 7001
F. 079 343 02 02
2701 AA ZOETERMEER
E.
[email protected] WWW.EIM.NL