Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
4
Samenvatting
Dit onderzoek brengt beleidseffecten van de subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit (NIOF) 2008 en 2010 in kaart, uitgevoerd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), om te komen uiteindelijk tot meer evidence based beleid.
Hoofdvraag Wat zijn de effecten van de NIOF 2008 en NIOF 2010, in hoeverre komen die effecten overeen met de vooraf geformuleerde beleidsdoelen?
Deelvragen 1. Hoe staat Noord-Nederland er economisch gezien voor en wat is de achtergrond van de regeling? 2. Wat zijn de feiten en cijfers betreffende het gebruik van de regeling? 3. Hoe presteren bedrijven die subsidie hebben ontvangen en bedrijven die geen subsidie hebben ontvangen op bedrijfseconomisch gebied? 4. Wat zijn de effecten van de subsidie op deelnemende ondernemingen volgens ondernemers? 5. Wat is het belang van de regeling en hoe doorslaggevend is deze? 6. Zijn doelen die beoogd zijn, zowel kwalitatief als kwantitatief, bereikt, en wat is het verschil in uitkomsten met de evaluatie van de NIOF 2000 door EIM in 2007?
Methoden
Om te komen tot antwoorden op de diverse deelvragen van de hoofdvraag is gebruik gemaakt van bureau- en veldonderzoek.
Bureauonderzoek Het bureauonderzoek bestaat uit het verzamelen en bestuderen van literatuur en intern aanwezige gegevens. In het bureauonderzoek zijn de deelvragen 1, 2 en 6 uitgewerkt.
Veldonderzoek In het veldonderzoek zijn de deelvragen 3 tot en met 5 uitgewerkt. Onderstaande twee groepen werden in het veldonderzoek onderzocht door middel van een online enquête die via e-mail is verstuurd. •
Ondernemingen die NIOF-subsidie hebben ontvangen tussen 2009 en 2011 De contactgegevens zijn gefilterd uit het datasysteem van SNN.
•
Ondernemingen die geen NIOF-subsidie hebben ontvangen De gecontacteerde MKB-ondernemingen zijn willekeurig getrokken uit een lijst van ondernemingen in Noord-Nederland afkomstig van de Kamer van Koophandel. Deze ondernemingen komen op basis van de SBI-codering (Standaard Bedrijfsindeling) door het CBS in aanmerking komen voor NIOF-subsidie, maar hebben nooit NIOF-subsidie ontvangen.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
5
Groep
Respons van de verstuurde enquêtes
%
2009
17 van de 74
22,97
2010
52 van de 149
34,89
2011
71 van de 174
40,80
Niet-NIOF ontvangers
106 van de 517
20,50
Overall
246 van de 914
26,91%
Enquêtevragen •
Hoe heeft het bedrijf bedrijfseconomisch gezien gepresteerd sinds 2008? Op het gebied van omzetontwikkeling, financiële prestaties, ontwikkeling van het personeelsbestand, ontwikkeling investeringen in R&D, aantal nieuw ontwikkelde producten, diensten en werkwijzen, de effecten van de economische crisis op de onderneming.
•
Aan alléén de NIOF ontvangers: Hebben de volgende zaken zich voorgedaan als gevolg van de subsidie? Omzetverhoging, kostenbesparing, introductie van nieuwe producten, diensten en werkwijzen, personeelsgroei, verbetering bedrijfsproces(sen), meer investeringen in R&D, meer kennis van de markt, een groter concurrerend vermogen.
Resultaten bureauonderzoek Economische situatie Noord-Nederland De Noordelijke economie loopt nog steeds achter ten opzichte van de Nederlandse economie, maar de snelheid van de productiegroei ligt de laatste jaren boven het landelijk gemiddelde. Het beeld dat ontstaat van Noord-Nederland inclusief de resultaten van de delfstofwinningsector (aardgasbaten) is een stuk positiever dan wanneer deze niet meegenomen worden. Wat betreft bijdrage aan de groei van het nationale beeld geldt hetzelfde: de bijdrage is zonder de delfstofwinning marginaal te noemen en de groei van deze bijdrage is lager sinds (en door) de crisis. De productie per hoofd van de bevolking is zonder de delfstofwinning laag vergeleken met het Nederlands gemiddelde. Verder bleek dat Noord-Nederland een kleine speler is in vergelijking met overige provincies wat betreft arbeidsvolume gemeten in arbeidsjaren, en toegevoegde waarde, al groeit het aantal banen in het Noorden ongeveer even hard als nationaal. De werkloosheid is hoger dan landelijk en de arbeidsparticipatie is lager. Het aantal MKB-vestigingen met een SBI code die binnen het bereik van de NIOF valt, neemt in het Noorden toe, maar minder snel dan in de rest van Nederland, hoewel het verschil niet bijzonder groot is. Wordt de delfstoffenwinning niet meegerekend, dan liep het Noorden,
Samenvatting
6
en dan met name Groningen, wat betreft investeringen in vaste activa achter ten opzichte van Nederland in 2008. Er wordt landelijk zowel absoluut als relatief minder geld uitgegeven aan R&D en innovatie, en daarmee daalt het aantal arbeidsjaren dat besteed wordt aan het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en werkwijzen. Nederland staat internationaal gezien niet sterk. Ook in het Noorden is de situatie niet optimaal. Wel is er tegen de landelijke trend in meer geld is gestoken in R&D dan een paar jaar geleden. Tot meer banen heeft dit echter nog niet kunnen leiden. Grootste oorzaak van dit toch enigszins negatieve beeld is overduidelijk de economische crisis. Wat betreft het ondernemingsklimaat in het Noorden is niet veel bekend. Wel werd duidelijk dat er nog mogelijkheden tot specialisatie liggen, en dat het beleid daar ook op gericht is. Verder werd duidelijk dat MKB’ers relatief veel last hebben van regeldruk en administratieve lasten. De Noordelijke economie heeft het economisch faseverschil de afgelopen jaren verkleind, maar verdere ontwikkeling is mede dankzij de terugslag die de economische crisis heeft teweeggebracht, nodig. Dit is mogelijk, zo blijkt uit de laatste jaren. De NIOF-regeling probeert aan de positieve ontwikkeling van het Noorden, en dan met name die binnen het MKB bij te dragen. Met dit onderzoek zullen we zoals gezegd pogen te verhelderen in hoeverre die poging is geslaagd.
Achtergrond van de regeling en reconstructie beleidstheorie De regeling vloeit voort uit zowel het landelijke programma “Koers Noord, op weg naar Pieken”, als het Europese “Operationeel Programma Noord”, en wordt ook uit beide programma’s betaald. Dit wordt ook wel “zwaluwstaarten” genoemd door het SNN. De regeling beoogt het midden- en kleinbedrijf te versterken op het gebied van innovatie. Noord-Nederland moet een kennisintensieve economie ontwikkelen. Er zijn ook doelen gesteld wat betreft het aantal te creëren arbeidsplaatsen, het bedrag aan uitgelokte investeringen en het te verlenen subsidiebedrag. Dit onderzoek tracht mogelijke effecten van de regeling te vinden, ook al waren deze niet concreet als doel gesteld. In een theoretische reconstructie van de beleidstheorie is gebleken dat de regeling in theorie de gestelde doelen voldoende afdekt. Ook de concreet gestelde doelen wat betreft uitgelokte vervolginvesteringen, gerealiseerde fte’s en aantal ondersteunde MKB’ers lijken zeer waarschijnlijk te worden gehaald.
Het gebruik van de regeling Tussen 2009 en 2011 ontvingen 531 ondernemingen NIOF-subsidie voor 733 projecten. De ondernemingen waren ongeveer gelijk verdeeld over de drie noordelijke provincies. Het aantal subsidievaststellingen per jaar groeide hard, van rond de 100 in 2009 naar rond de 350 in 2011. In totaal werd zo’n 13,6 miljoen euro uitgekeerd, gemiddeld zo’n 18.500 euro per project. Het merendeel van de projecten waren ontwikkelingsprojecten en strategische marketingplannen. Ondernemers komen in de meerderheid van de gevallen in aanraking met de NIOF via subsidieadviseurs.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Vergelijking met effectevaluatie NIOF door EIM in 2007 De uitkomst van dit onderzoek komt op bijna alle punten overeen met de uitkomsten uit 2007. Wederom blijkt dat ondernemers aangeven dat de subsidie leidt tot een groei van de omzet en een grotere innovatie-output. Ditmaal echter, konden geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over of de verstrekte subsidie al dan niet tot personeelsgroei heeft geleid. De regeling blijkt wederom relatief veel voor ondernemers belangrijke tot zeer belangrijke projecten te ondersteunen. Ditmaal is het verschil tussen ervaren en onervaren bedrijven niet aan bod gekomen. De efficiëntie van de regeling, oftewel de vraag of de regeling het meest efficiënte middel voor doelbereiking is, is ook geen onderwerp van onderzoek geweest. Er is vooral gekeken naar bedrijfseconomische prestaties van ondernemingen in Noord-Nederland en naar de effecten van de uitgekeerde subsidies.
Resultaten veldonderzoek Verschil in bedrijfseconomische prestaties tussen NIOF-ontvangers en nietontvangers? • • • • •
NIOF-ontvangers geven aan sinds 2008 een significant positievere omzetontwikkeling te hebben gerealiseerd. NIOF ontvangers geven aan een significant positievere ontwikkeling wat betreft de grootte van het personeelsbestand te hebben doorgemaakt sinds 2008. NIOF ontvangers geven aan sinds 2008 significant meer geld in Research en Development te hebben gestoken. NIOF ontvangers geven aan significant meer overzicht over de subsidiemogelijkheden die bestaan (in het algemeen) voor hun onderneming te hebben. NIOF ontvangers geven aan significant minder last van de crisis te hebben.
Effecten van de subsidie volgens ondernemers NIOF ontvangers geven in de significante meerderheid van de gevallen aan dat de ontvangen subsidie tot gevolg heeft gehad: • Extra omzet • Introductie van nieuwe en vernieuwde producten • Meer investeringen in Research en Development • Meer kennis van de markt waarop men opereert • Een groter concurrerend vermogen Niet kan gezegd worden of de subsidie heeft geleid tot personeelsgroei of verbeteringen in het bedrijfsproces.
Belang en doorslaggevendheid • •
Samenvatting
Een significante meerderheid van de NIOF ontvangers geeft aan de ondersteuning belangrijk (tot zeer belangrijk) te hebben gevonden. Wederom een significante meerderheid geeft aan zonder de ondersteuning het betreffende project niet te hebben uitgevoerd.
7
8
•
Een significante meerderheid van de groep die het gesubsidieerde project als belangrijk tot zeer belangrijk hebben aangemerkt, geeft aan het project waarschijnlijk niet tot zeker niet zonder die subsidie uitgevoerd te hebben.
Conclusie Geconcludeerd kan worden op basis van wat ondernemers aangeven, dat de NIOF-subsidieontvangers op enkele kernpunten wat betreft bedrijfseconomische prestaties gemiddeld beter presteren dan niet-subsidieontvangers. Of dit veroorzaakt is door de subsidie is onbekend. Het is mogelijk dat de NIOF-regeling simpelweg succesvollere bedrijven aantrekt, of in ieder geval bedrijven met meer potentieel. Verder geven subsidieontvangers wat betreft de specifieke effecten van de subsidie aan, dat de subsidie positieve effecten heeft gehad op de prestaties van de onderneming. De subsidie heeft in de meerderheid van de gevallen volgens de ondernemers geleid tot extra omzet, introductie van nieuwe en vernieuwde producten, meer investeringen in Research en Development, meer kennis van de markt waarop men opereert en een groter concurrerend vermogen.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
9
Inhoudsopgave
Samenvatting
Figuur 1
4 Methoden 4 Bureauonderzoek 4 Veldonderzoek 4 Resultaten bureauonderzoek 5 Het gebruik van de regeling 6 Vergelijking met effectevaluatie NIOF door EIM in 2007 7 Resultaten veldonderzoek 7 Verschil in bedrijfseconomische prestaties tussen NIOF-ontvangers en niet-ontvangers? 7 Effecten van de subsidie volgens ondernemers 7 Belang en doorslaggevendheid 7 Conclusie 8
Inhoudsopgave
9
Inleiding
11
Methoden
14 Bureauonderzoek 14 Vergelijkend onderzoek 14 Veldonderzoek 14 Vragenlijsten 14 Respondenten 16 Responscijfers enquête 17 Statistische analyse en generaliseerbaarheid resultaten 18
Resultaten Resultaten bureauonderzoek Economische context en achtergrond NIOF Achtergron NIOF 2008 en 2010 NIOF 2000 NIOF 2008-2010 Het gebruik van de regeling Alle afgesloten projecten tussen 2009 en maart 2012 Positief afgesloten projecten (vastgesteld) tussen 2009 en 2011 Vergelijking met resultaten effectmeting EIM 2007 en doelbereiking Resultaten veldonderzoek Resultaten enquête
Conclusies en aanbevelingen Conclusies bureauonderzoek Deelvraag 1 De economische situatie van Noord-Nederland en de achtergrond van de regeling Deelvraag 2 Gebruik van de regeling in cijfers Deelvraag 6 Vergelijking met effectevaluatie NIOF door EIM in 2007
Inhoudsopgave
20 20 20 22 23 26 30 31 35 39 41 41 57 57 57 58 58
10
Conclusies veldonderzoek Deelvraag 3 Prestaties van de ondernemingen (zowel subsidieontvangers als niet-subsidieontvangers) Verschil in bedrijfseconomische prestaties tussen NIOF-ontvangers en niet-ontvangers? Deelvraag 4 Effecten van de subsidie volgens ondernemers Deelvraag 5 Belang en doorslaggevendheid van de ontvangen subsidie.
59 59 59 59 59
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Inleiding
Aanleiding onderzoek De effecten van beleid en meer specifiek van subsidies zijn lang onderbelicht gebleven. En voor een aanzienlijk deel geldt dat nog steeds. Op Rijksniveau blijkt men, ook de laatste jaren, weinig weet te hebben van de effecten die subsidieregelingen sorteren. Dit terwijl er voor wettelijke subsidies toch al jaren een vijfjaarlijkse evaluatieplicht bestaat. Tot noch toe worden echter vaak alleen de beleidsprocessen en daadwerkelijke verleningsprocessen en output geëvalueerd, en niet gesorteerde effecten (outcome)1. Een vaak gedane aanbeveling aan bestuursorganen die subsidieregelingen opstellen en uitvoeren zegt dat, veel meer dan nu het geval is, duidelijke doelstellingen moeten worden geformuleerd voorafgaand aan de vaststelling en uitvoering van een subsidieregeling. Duidelijke, en bovendien concreet geformuleerde doelstellingen vergroten de kans dat na afloop duidelijke conclusies over de effecten van gevoerd subsidiebeleid kunnen worden getrokken aanzienlijk2. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: SNN) maakt al langer gebruik van deze inzichten en laat haar beleid de laatste jaren steeds doorlichten, om daarmee bij te dragen aan de totstandkoming van meer ‘evidence- en goalbased’ subsidiebeleid. Om enige voorbeelden te geven: het Kompasprogramma werd halverwege en aan het einde van het programma geëvalueerd. In 2007 werd de NIOF 2000 al geëvalueerd en recentelijk werd een effectmeting uitgevoerd van 10 jaar exportstimuleringsbeleid van het SNN en de Kamer van Koophandel Noord-Nederland3. Met dit onderzoek willen wij de effecten meten van de NIOF-regelingen 2008 en 2010, een regeling die innovatie in het midden- en kleinbedrijf (MKB) door middel van subsidies wil stimuleren.
Doel onderzoek Met dit onderzoek willen wij ten eerste de effecten van de NIOF-regeling zo inzichtelijk mogelijk weergeven. Het streven is om ons zowel op kwantitatieve als kwalitatieve gegevens te baseren. Daaraan ten grondslag ligt de veronderstelling dat cijfers veel zeggen maar niet alles. Kwalitatieve gegevens geven de nodige extra inhoudelijke verdieping. Een tweede doel van dit onderzoek is het ontwikkelen en, indien mogelijk, implementeren van een model-effectmeting, die hopelijk in de toekomst gemakkelijk kan worden toegepast op andere regelingen.
Hoofdvraag Wat zijn de effecten van de NIOF 2008 – 2010 regelingen, in hoeverre komen die effecten overeen met de vooraf geformuleerde beleidsdoelen?
1 http://www.binnenlandsbestuur.nl/financien/nieuws/nieuws/harde-kritiek-rekenkamer-op-subsidiebeleid.2305169.lynkx, Randstedelijke rekenkamer 2012, Bressers, 1993. 2
http://www.necker.nl/nieuws/206-uitvoering-subsidiebeleid-gemeenten-niet-verbeterd
3
Döring, Linde, Wassing en Keuning 2012, Tien jaar exportstimuleringsbeleid door SNN en Kvk, wat zijn de effecten?
Inleiding
11
12
Deelvragen
Figuur 2
1. Hoe staat Noord-Nederland er economisch gezien voor en wat is de achtergrond van de regeling? 2. Wat zijn de feiten en cijfers betreffende het gebruik van de regeling? 3. Hoe presteren bedrijven die subsidie hebben ontvangen en bedrijven die geen subsidie hebben ontvangen op bedrijfseconomisch gebied? 4. Wat zijn de effecten van de subsidie op deelnemende ondernemingen volgens ondernemers? 5. Wat is het belang van de regeling en hoe doorslaggevend is deze? 6. Zijn doelen die beoogd zijn, zowel kwalitatief als kwantitatief, bereikt, en wat is het verschil in uitkomsten met de evaluatie van de NIOF 2000 door EIM in 2007? 1. Hoe staat Noord-Nederland er economisch gezien voor en wat is de achtergrond van de regeling? De ontwikkelingen wat betreft Bruto Binnenlands Product (en Bruto Regionaal product), arbeidsontwikkelingen, investeringen in vaste activa, investeringen in Research en Development en Innovatie, en ontwikkelingen op het gebied ondernemerschap in het Noorden zullen beknopt worden besproken. Ook de achtergrond van de regeling komt kort aan bod. 2. Wat zijn de feiten en cijfers betreffende het gebruik van de regeling? Feiten en cijfers over de NIOF passeren de revue: bedragen, gemiddelden, aantal gebruikers, enzovoort. 3. Hoe presteerden bedrijven die subsidie hebben ontvangen en bedrijven die geen subsidie hebben ontvangen vanaf 2009 (of indien later opgericht, vanaf de oprichting) op bedrijfseconomisch gebied? Hoe staat de onderneming ervoor? Zowel van ondernemingen die subsidie hebben ontvangen als van ondernemingen die geen subsidie hebben ontvangen op basis van de NIOF-regeling, is onderzocht hoe ondernemingen er volgens de ondernemers voorstaan wat betreft omzetontwikkeling, financiële prestaties, personeelsontwikkeling, ontwikkeling en introductie van nieuwe producten, diensten of werkwijzen, overzicht over bestaande subsidiemogelijkheden, en effecten van de economische crisis. 4. Wat zijn de effecten van de subsidie op deelnemende ondernemingen volgens ondernemers? Wat zijn de effecten van de subsidie die ondernemers zelf bemerken? Uiteraard zijn hier alleen NIOF-subsidieontvangers onderzocht. 5. Wat is het belang van de regeling en hoe doorslaggevend is deze? Hebben ondernemers overzicht over bestaande subsidiemogelijkheden voor de onderneming? Hoe doorslaggevend is de subsidie geweest voor de uitvoering van een project? En hoe belangrijk was het gesubsidieerde project voor de onderneming?
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
6. 6. Zijn doelen die beoogd zijn, zowel kwalitatief als kwantitatief, bereikt, en wat is het verschil in uitkomsten met de evaluatie door EIM in 2007? Achteraf wordt geanalyseerd of de NIOF zijn doelen bereikt heeft en hoe deze zich verhouden tot de resultaten van de in 2007 door onderzoeksbureau EIM uitgevoerde evaluatie van de NIOF 2000-regeling. In de hierna volgende hoofdstukken zal allereerst besproken worden hoe het onderzoek is uitgevoerd, en vervolgens welke resultaten er zijn gevonden. Op basis daarvan worden vervolgens per deelvraag conclusies getrokken en worden de in het rapport gedane aanbevelingen nog eens op een rij gezet.
Inleiding
13
14
Methoden
In dit hoofdstuk worden de methoden besproken waarvan gebruik is gemaakt tijdens het uitvoeren van dit onderzoek.
Bureauonderzoek
Een belangrijk deel van het onderzoek, namelijk de deelvragen 1, 2, 6 en 7 behelzen het inwinnen van informatie uit bronnen anders dan ondernemers zelf, dus bijvoorbeeld statistische gegevens uit databanken, informatie uit interne documenten enz. Het bureauonderzoek mondt uit in een inleidend gedeelte dat de beleidsachtergrond, reconstructie van de beleidstheorie en de landelijke en regionale economische situatie beschrijft (voor zover relevant voor het onderzoek).
Vergelijkend onderzoek Deelvraag 6 behelst een vergelijking van de resultaten van dit onderzoek met de resultaten van eerder onderzoek, namelijk de NIOF 2000 evaluatie van onderzoeksbureau EIM uit 2007. Wat werd toen geconcludeerd, en hoe strookt dat met de conclusies van dít onderzoek?
Veldonderzoek
De antwoorden op de vragen die vallen onder de deelvragen 3, 4 en 5 zullen via een enquête verkregen worden.
Vragenlijsten De vragenlijst bestaat uit 9 vragen voor de controlegroep en 10 vragen voor de hoofdgroep, en kon in minder dan 5 minuten worden ingevuld. De drempel om mee te werken moest laag blijven om een zo hoog mogelijke respons te ontvangen. Daarom ook werden van een ondernemer zo min mogelijk exacte aantallen en harde cijfers gevraagd, omdat het opzoeken van deze gegevens tijd kost. Eventuele non-respons kan een gevaar zijn voor de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. De responscijfers en resultaten zullen in het hoofdstuk Resultaten verder aan de orde komen. Over alle vragen moet worden opgemerkt dat ze niet vragen naar harde cijfers, maar naar een inschatting van een ondernemer. Verondersteld wordt in dit onderzoek dat een ondernemer weet waar een onderneming staat en daarover alleszins betrouwbare uitspraken kan doen. Dit neemt niet weg dat deze gegevens, omdat ze gebaseerd zijn op een inschatting, toch wat minder betrouwbaar moeten worden geacht dan harde cijfermatige gegevens. Daarbij komt dat de ondernemers die subsidie hebben ontvangen misschien door die ontvangen steun een positievere houding hebben ten opzichte van het SNN, en daardoor de positieve effecten van de subsidie zouden kunnen overschatten. In hoeverre dit zich voordoet is nagenoeg onmogelijk te onderzoeken.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Uitwerking deelvraag 3 Hoe presteert de onderneming? Gevraagd is aan beide groepen, wel en niet subsidieontvangers, hoe het bedrijf zich heeft ontwikkeld op de volgende punten: • omzetcijfers • financiële prestaties • personeelsgroei • investeringen in R&D • het aantal nieuw ontwikkelde en vermarkte producten (innovaties in de zin van de NIOF-regeling) • het effect van de economische crisis Bovengenoemde punten geven een kernachtig beeld van hoe een onderneming op de meest essentiële onderdelen presteert. We vragen zowel naar het brede begrip omzetcijfers als naar het wat smallere begrip financiële prestaties (winst/verlies). Immers, een onderneming die verlies maakt hoeft niet perse een ongezond bedrijf te zijn. Personeelsgroei is een van de belangrijkste indicatoren, aangezien een van de hoofddoelstellingen van het SNN een hogere economische groei in het Noorden, en daarmee het scheppen van banen in het Noorden is. Innovativiteit hebben we gepoogd te meten door zowel te vragen naar cijfers betreffende investeringen in Research & Development als naar het aantal nieuwe producten dat ontwikkeld en op de markt gebracht is, een belangrijk onderdeel van de NIOF-subsidieregeling. Beseft moet worden dat deze twee indicatoren van innovatie niet volledig het begrip ‘innovatie’ afdekken, simpelweg omdat dit begrip niet een vaststaande definitie heeft. Aangezien dit onderzoek gebruikt maakt van enquêtes die zo kort en bondig mogelijk moeten zijn, beperken wij ons tot deze twee indicatoren. Wij vragen ook naar het effect van de economische crisis om erachter te komen of er een verschil bestaat wat dat betreft tussen beide ondervraagde groepen4.
Uitwerking Deelvraag 4 Effecten van de subsidie voor ontvangers? Ontvangers van subsidie wordt een aantal mogelijke effecten van de ontvangen subsidie voorgelegd, waarvan men met ‘ja’ of ‘nee’ kan aangeven of deze zich hebben voorgedaan of niet. Het betreft de volgende mogelijke effecten van de ontvangen subsidie: • Omzetgroei • Kostenbesparing • Meer personeel in dienst • Meer investeringen in R&D 4
Lanser, D. en H. v.d. Wiel, Innovatiebeleid in Nederland: de (on)mogelijkheden van een effectmeting, Centraal Plan Bureau, 2011
Methoden
15
16
• • • •
Innovatieve producten ontwikkeld en op de markt gebracht Verbeteringen in het bedrijfsproces Meer kennis van de markt Groter concurrerend vermogen
Uitwerking deelvraag 5 Wat is het belang en de meerwaarde van de subsidie voor ondernemers? Deze vraag die wederom aan beide groepen is gesteld, probeert te meten in hoeverre ondernemers overzicht (denken te) hebben over de subsidiemogelijkheden die er bestaan voor de onderneming. Ook zal worden onderzocht of voor beide groepen een (al dan niet) significant verschil bestaat. Figuur 3
Zou het project waarvoor subsidie is ontvangen ook zonder subsidie zijn uitgevoerd? Deze vraag moet duidelijkheid verschaffen over de doorslaggevendheid van de subsidie; was het project ook uitgevoerd zonder subsidie? Ondernemers hadden de keuze uit 5 ordinaal geschaalde antwoorden en een weet-niet-categorie.
Wat is het belang van het gesubsidieerd project geweest voor de onderneming? Deze vraag, alleen gesteld aan subsidieontvangers, is vooral van belang in samenhang met de vorige. Wanneer ondernemers bijvoorbeeld aangeven dat een project van groot belang is geweest voor de onderneming, en ook aangeven dat de subsidie doorslaggevend is geweest, dan zou gesteld kunnen worden dat de subsidie het meest effectief is geweest. Ondernemers konden een keuze maken uit 4 antwoordmogelijkheden: niet zo belangrijk, belangrijk, heel belangrijk of weet ik niet.
Is er wel eens een project niet uitgevoerd terwijl dat met subsidie wél zou zijn uitgevoerd? Deze vraag is alleen gesteld aan niet-subsidieontvangers, en poogt te achterhalen of subsidie verschil zou hebben kunnen maken voor een ondernemer. Deze vraag heeft een hypothetische aard en dus moeten de uitkomsten goed op waarde worden geschat.
Respondenten De hoofdgroep De hoofdgroep bestaat uit in totaal 397 ondernemingen die op basis van de NIOF subsidie hebben ontvangen (vastgestelde bedragen) tussen 2009 en 2011, waarvan het emailadres bekend was bij het SNN en die de enquête hebben ingevuld. De groep die in 2009 subsidie ontving bestaat uit 74 ondernemingen, de groep die in 2010 subsidie ontvang bestaat uit 149 ondernemingen en de groep die in 2011 subsidie ontving uit 174 ondernemingen.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
17
De controlegroep De controlegroep bestaat uit 517 ondernemingen die wel voldeden aan de criteria om in aanmerking te komen voor subsidie (geregistreerd onder de juiste SBI-codes bij de Kamer van Koophandel Noord), maar die nooit daadwerkelijk subsidie op basis van de NIOF hebben ontvangen.
Respondenten in schema MKB met ‘NIOF-SBI-code’ in Noord-Nederland
NIOF-subsidie-ontvangen
2009
2010
Geen NIOF-subsidie-ontvangen
2011 Willekeurige steekproef uit KvK-register
Responscijfers enquête Hieronder worden de responscijfers van de enquête besproken. De daadwerkelijke inhoudelijke resultaten van de enquête volgen in het hoofdstuk “Resultaten”, in de paragraaf “Resultaten veldonderzoeken”. Groep
Respons
%
2009
17 van de 74 verstuurde enquêtes
22,97
2010
52 van de 149 verstuurde enquêtes
34,89
2011
71 van de 174 verstuurde enquêtes
40,80
Niet-NIOF ontvangers
106 van de 517 verstuurde enquêtes
20,50
Overall
246 van de 914 verstuurde enquêtes
26,91%
De enquête is verstuurd op 14 mei 2012. Op 23 en 30 mei is een herinnering gestuurd. De enquête werd gesloten op 4 juni 2012.
Methoden
18
Vooraf werd verwacht dat de respons het laagst zou zijn in de groep niet-NIOF ontvangers, deze heeft nooit met de NIOF te maken gehad en voelt waarschijnlijk het minst de verplichting de enquête in te vullen. Van de subsidieontvangers werd verwacht dat de minste respons ontvangen zou worden van de 2009-groep, gevolgd door de 2010-groep en daarna de 2011-groep. Dit op basis van de veronderstelling dat de ondernemers die kortgeleden subsidie hebben ontvangen zich het meest ‘verplicht’ voelen om mee te werken aan het onderzoek. Onze verwachtingen zijn, zoals te zien in bovenstaande tabel, uitgekomen. De totale respons van 26,91% is boven verwachting, ondernemers ontvangen veel verzoek tot deelname aan enquêtes, en kunnen of willen niet op al deze verzoeken ingaan. Op basis van die veronderstelling was de verwachting dat de totale respons ongeveer 20% zou bedragen.
Statistische analyse en generaliseerbaarheid resultaten Gepoogd is vast te stellen of er een verschil bestaat tussen twee groepen: ondernemers die wel subsidie hebben ontvangen op basis van de NIOF-regeling en ondernemers die geen subsidie hebben ontvangen. Wat is het verschil tussen beide groepen in bedrijfs economische prestaties? Beide groepen krijgen dezelfde vragen voorgelegd. Deze vragen hebben allemaal 5 antwoordmogelijkheden op ordinaal niveau. Elke antwoordmogelijkheid is gekoppeld aan een waarde, lopend van -2 voor de meest negatieve antwoordmogelijkheid tot aan 2 voor de meest positieve antwoordmogelijkheid. Wanneer alle antwoorden op de enquête zijn geïnventariseerd is een gemiddelde te berekenen per groep. Zo wordt zichtbaar hoe de groep gemiddeld per vraag scoort en of daar verschil in bestaat. Vervolgens kan, mocht er een verschil gevonden worden, met een Independent Samples T-test in SPSS Statistics berekend worden of dit verschil voor de groepen die de enquête hebben ingevuld berust op toeval of niet. Een tweede deel van dit onderzoek richt zich op het vinden van de effecten die de NIOF heeft gesorteerd voor ondernemingen. Ondernemers wordt gevraagd voor mogelijke effecten die in de vraag gegeven worden aan te geven of deze zich wel of niet hebben voorgedaan. Het antwoord ‘ja’ is gescoord met het cijfer 1, het antwoord ‘nee’ met het cijfer 0. Ook hier kan vervolgens vastgesteld worden welk antwoord het meest gegeven is, en ook of dit berust op toeval, door middel van een One Sample T-test, wederom met behulp van SPSS Statistics. Een derde deel van het onderzoek poogt te achterhalen wat het belang van projecten waarvoor subsidie is ontvangen is geweest, en daarop aansluitend of het project ook zou zijn uitgevoerd wanneer geen subsidie was ontvangen. De antwoorden op deze vragen naar belang en doorslaggevendheid worden ook getest op significantie doormiddel van een One Sample T-test. De resterende vraag blijft echter: zeggen deze resultaten ook daadwerkelijk iets over de populatie waaruit de onderzochte groepen zijn getrokken, namelijk alle MKB’ers in het
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Noorden die qua SBI-codering binnen het bereik van de NIOF vallen? Zijn de resultaten generaliseerbaar? Er zijn in dit onderzoek aan verschillende groepen vragen gesteld, te weten aan niet-subsidieontvangers, aan subsidieontvangers en aan beide groepen. Per groep zal hierna uitgelegd worden hoe en in hoeverre de gegeven antwoorden gegeneraliseerd kunnen worden naar de gehele populatie.
Generalisatie resultaten vragen gesteld aan beide groepen Het aantal MKB’ers met de juiste SBI-codering bedraagt ongeveer 54.000 in het Noorden. Om over een populatie met een dergelijke omvang betrouwbare uitspraken te kunnen doen, is idealiter een steekproef van zo’n 380 ondernemingen nodig, wanneer uitgegaan wordt van een betrouwbaarheidsniveau van 95% in combinatie met een foutmarge van 5% (een gegeven antwoord in de steekproef wijkt dan met 95% zekerheid niet meer dan 5% in negatieve of positieve zin af van de werkelijke situatie in de populatie). Dat aantal wordt in dit onderzoek, met 246 ingevulde vragenlijsten, niet gehaald. Dat wil echter niet zeggen dat de resultaten van dit onderzoek in het geheel niet te generaliseren zijn. Met de in dit onderzoek ontvangen respons kunnen nog steeds voldoende solide berekeningen worden uitgevoerd. Wel moet in het achterhoofd gehouden worden dat de resultaten van dit onderzoek, om praktische redenen, voort zijn gekomen uit een relatief kleine steekproefgrootte.
Generalisatie resultaten vragen alleen gesteld aan niet-ontvangers Zoals in de tabel te lezen is, reageerden 106 van de 517 niet-ontvangers op de vragenlijst. De steekproefgrootte van 517 is wederom deel van de populatie van grofweg 54.000 ondernemers in Noord-Nederland die wat SBI-codering betreft vallen binnen het bereik van de NIOF. De ideale steekproefgrootte zou wederom 380 ondernemingen zijn, met een betrouwbaarheidsniveau van 95% en een foutmarge van 5%. Er zijn 106 reacties binnengekomen. Wederom moet gezegd worden dat niet het ideale aantal is bereikt, maar dat dit niet betekent dat daardoor in het geheel geen gefundeerde uitspraken meer kunnen worden gedaan.
Generalisatie resultaten vragen alleen gesteld aan ontvangers De populatie ontvangers behelst, zo bleek uit het bureauonderzoek 531 ontvangers. Daarvan zijn er 397 die een verzoek tot het invullen van de enquête hebben ontvangen. 140 ondernemers reageerden daadwerkelijk. De ideale steekproefgrootte voor een populatie van 531 ondernemingen zou ongeveer 220 ondernemingen bedragen. Wederom is het ideale aantal in dit onderzoek niet gehaald. Herhaald moet echter wederom worden dat niet dit niet betekent dat daardoor in het geheel geen gefundeerde uitspraken meer kunnen worden gedaan.
Methoden
19
20
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd.
Resultaten bureauonderzoek Economische context en achtergrond NIOF Het volgende deel beschrijft bondig te hoe de Noord-Nederlandse economie zich ontwikkelt aan de hand van een aantal economische kernbegrippen. Het is voor ons onderzoek belangrijk inzicht te krijgen in landelijke en regionale economische trends, om de NIOF-regelingen in de juiste context weer te kunnen geven. Deze context is logischerwijs van grote invloed op het effect dat de regelingen hebben gesorteerd, en deze effecten kunnen dan ook niet los van deze (macro)economische situatie gezien worden. Hieronder schetsen wij beknopt een beeld van de landelijke en regionale (Noord-Nederlandse) economie in enkele voorgaande jaren wat betreft BBP-, arbeids-, investerings- en ondernemerschapsontwikkelingen. Deze aspecten zijn allen van belang voor de ontwikkeling van de belangrijkste doelgroep van de NIOF-regelingen: het MKB. De noordelijk economie loopt nog steeds achter ten opzichte van de Nederlandse economie, maar de snelheid van de productiegroei ligt de laatste jaren boven het landelijk gemiddelde. Het beeld dat ontstaat van Noord-Nederland inclusief de resultaten van de delfstofwinningsector (aardgasbaten) is een stuk positiever dan wanneer deze niet meegenomen worden. Wat betreft bijdrage aan de groei van het nationale beeld geldt hetzelfde: de bijdrage is zonder de delfstofwinning marginaal te noemen en de groei van deze bijdrage is lager sinds (en door) de crisis. Het BBP (Bruto Binnenlands Product) per hoofd is zonder de delfstofwinning laag vergeleken met het Nederlands gemiddelde, maar mét de delfstofwinning het hoogste in heel Nederland. Verder bleek dat Noord-Nederland een kleine speler is in vergelijking met overige provincies wat betreft arbeidsvolume gemeten in arbeidsjaren, en toegevoegde waarde, al groeit het aantal banen in het Noorden ongeveer even hard als nationaal. De werkloosheid is hier relatief hoger dan landelijk, de arbeidsparticipatie is tevens lager. Het aantal NIOF-MKB vestigingen neemt in het Noorden toe, maar minder hard dan in de rest van Nederland, hoewel het verschil niet bijzonder groot is. Wordt de delfstoffenwinning niet meegerekend, dan liep het Noorden achter, en dan met name Groningen, wat betreft investeringen in vaste activa ten opzichte van Nederland in 2008. Er wordt landelijk zowel absoluut als relatief minder geld uitgegeven aan R&D en innovatie, en daarmee daalt het aantal arbeidsjaren dat besteed wordt aan het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en werkwijzen. Nederland staat internationaal gezien niet sterk. Ook in het Noorden is de situatie niet optimaal, hoewel er tegen de landelijke trend in wel meer geld is gestoken in R&D dan een paar jaar geleden. Tot meer banen heeft dit echter nog niet kunnen leiden. Grootste oorzaak van dit toch enigszins negatieve beeld is overduidelijk de economische crisis. Wat betreft het ondernemingsklimaat in het Noorden is niet veel bekend. Wel werd duidelijk dat er nog mogelijkheden tot specialisatie liggen,
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
en dat het beleid daar ook op gericht is. Verder werd duidelijk dat MKB’ers relatief veel last hebben van regeldruk en administratieve lasten5. De noordelijke economie heeft het economisch faseverschil de afgelopen jaren verkleind, maar verdere ontwikkeling is mede dankzij de terugslag die de economische crisis heeft teweeggebracht, nodig en, zo blijkt uit de laatste jaren, ook mogelijk. De NIOF-regeling probeert aan de positieve ontwikkeling van het Noorden, en dan met name het MKB bij te dragen. Met dit onderzoek zullen we zoals gezegd pogen te verhelderen in hoeverre die poging is geslaagd.
5
Resultaten
Bovenstaande gegevens zijn verkregen uit de database van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
21
Achtergron NIOF 2008 en 2010 22
16
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
NIOF 2000 De programma’s Het SNN gaf in de periode 2000-2006 uitvoering aan het programma “Kompas voor het Noorden”, dat als hoofddoel had het versterken van de ruimtelijk-economische structuur in Noord-Nederland, vooral gemeten in de zin van werkgelegenheidsverbetering. Kompas voor het Noorden werd gefinancierd door zowel het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), als het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Dit alles was nodig gezien het geconstateerde economische faseverschil tussen NoordNederland en Nederland als geheel. Kwantitatief hoofddoel was het creëren van tussen de 13.300 en 22.700 additionele arbeidsplaatsen. In 2006 stelde het SNN het doel uiteindelijk vast op 15.000 additionele arbeidsplaatsen. Ter bereiking van het hoofddoel werden drie deelprogramma’s ontworpen, waarvan de eerste in het kader van dit onderzoek het meest relevant is.
Programma’s Kompas voor het Noorden 1. Economische kerngebieden/versterking marksector (Markt) Versterking van de marksector en concentratie van wonen en werken in economische kerngebieden en het bevorderen van een versterkte economische groei. 2. Stedelijke centra (Stad) Een verdergaande concentratie van wonen en werken in de steden om daarmee de stedelijke economie te stimuleren en het draagvlak voor voorzieningen te verbreden en ervoor te zorgen dat het Noorden ook op langere termijn over vitale, bereikbare steden beschikt. 3. Landelijk gebied (Land) Het creëren dan wel het verbeteren van een aantrekkelijke omgeving als essentiële voorwaarde voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het Noorden.6 Elk deelprogramma is op zijn beurt uitgewerkt in thema’s. De thema’s binnen het eerste programma: M1: Het verbeteren van de vestigingsvoorwaarden voor bestaande en nieuwe bedrijven in de kernzones M2: Versterken van de Noord-Nederlandse marktsector w.o. stimulering van het MKB M3: Het versterken van het arbeidsaanbod in Noord-Nederland M4: Optimaliseren van de infrastructuur De thema’s werden verder uitgewerkt in maatregelen. De subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit (NIOF) 2000, die in werking trad op 1 juni 2000, was gericht op het versterken van de marktsector in Noord-Nederland, en volgens de bestuurscommissie Economische Zaken een uitwerking van de maatregelen: 6
Resultaten
Brochure NIOF 2000
23
24
M.2.2, M.2.3.B en M.2.3.C, die vallen binnen de categorie ‘bedrijfsgerichte maatregelen’7: M.2.2 Generieke stimulering vernieuwende activiteiten in het MKB (kennistransfer wat betreft exporteren, innoveren, toeleveren, uitbesteden, product- en procesontwikkeling, enz.) M.2.3.b Financiële stimulering strategische bedrijfsactiviteiten M.2.3.c Branchedoorlichtingen en –acties Bovengenoemde maatregelen werden verbonden aan een set output- en resultaatindicatoren. Zo werd onder output bijvoorbeeld (voor zover relevant voor de NIOF) verstaan aantal deelnemende MKB-bedrijven (aan innovatietrajecten) dat financiële bijstand ontvangt en het aantal samenwerkingsverbanden tussen onderwijs en bedrijfsleven. Onder resultaten werd (voor zover relevant voor de NIOF) verstaan: bruto gecreëerde full time equivalenten (hierna: fte’s), tijdelijke werkgelegenheid, uitgelokte investeringen en aantal startende ondernemingen.8 Een aantal van de resultaatindicatoren vonden wij terug in voortgangsrapportages van de NIOF 2000, ze worden hieronder schematisch weergegeven. NIOF 2000 had in het begin van het jaar 2000 blijkens de eerste aanvraag voor een Europese financiële bijdrage als kwalitatieve doelstelling het middels subsidies verhogen van het kennisniveau binnen het de sector midden- en kleinbedrijf (hoewel subsidie aan grote bedrijven niet geheel uitgesloten werd), om zo bij te dragen aan versterking van de economische structuur in Noord-Nederland. De redenen voor die doelstelling waren zowel het zojuist al genoemde faseverschil tussen de Noord-Nederlandse economie en de economie van Nederland als geheel, als het feit dat de regeling Regionale Bedrijfsgerichte Stimulering door het ministerie van Economische Zaken niet werd verlengd, omdat deze niet specifiek genoeg werd geacht. Op basis van de NIOF 2000 werden subsidies verleend voor strategische activiteiten van bepaalde categorieën ondernemingen uit het middenen kleinbedrijf op het gebied van innoveren, marktverkenning, haalbaarheidsonderzoeken, marketingplannen en exporteren. In de regeling werd dit enigszins geconcretiseerd. Subsidie kon worden verleend voor9: 1. samenwerkingsverbanden van ondernemingen onderling en ondernemingen met kennisinstellingen (“clusterprojecten”) 2. nieuwe producten en productieprocessen van individuele ondernemingen 3. vermarkting van nieuwe producten en diensten door individuele ondernemingen 4. internationalisering door het in dienst nemen van een exportdeskundige
7
EIM-rapport Actualisering Evaluatie van het Kompas voor het Noorden blz. 7,10/13.
8
Aanvraag EFRO financiering NIOF 2000. Overzicht indicatoren KOMPAS-programma.
9
Brochure NIOF 2000
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
25
Meer concreet werden de volgende doelen gesteld: Indicatoren
Doelstelling(kwantitatief)
Gerealiseerd (eind 2011)
Aantal ondernemingen begunstigd
3852
3420
Werkgelegenheid gecreëerd
469 fte
1293 (direct + indirect)
bedrijven)
€ 72.365.847
€ 99.146.543
Totaal investeringen (direct)
€ 131.574.268
€ 155.450.625
Uitgelokte investeringen (bijdrage
Zoals te zien is, valt het aantal gesubsidieerde ondernemingen tegen gelet op de doelstelling, zijn er meer fte’s gerealiseerd dan beoogd en meer uitgelokte en totale investeringen. In de kwalitatieve doelstelling van de NIOF 2000 versie 2001 (neergelegd in het jaarlijkse uitvoeringsbesluit) werd het woord (op het gebied van) “exporteren” vervangen door het woord “internationalisering”, een ruimere term. De tekst van de regeling werd echter niet ingrijpend veranderd. In mei 2007 werd de NIOF 2000 geëvalueerd door Buck Consultants/EIM10. De uitkomsten van deze evaluatie waren dat “de NIOF 2000 een positief effect heeft gehad op de aanvragende ondernemingen. De projecten die zijn uitgevoerd hebben een duidelijk positief effect gehad op de omzetgroei, de afzetgroei en personeelsgroei. De verwachting is, gezien de inhoud van de regeling, dat de effecten van de NIOF 2008 vergelijkbaar zijn. Een andere uitkomst van de evaluatie van Buck Consultants was dat tussen de 51 en 55% van de aanvragende bedrijven hebben aangegeven dat ook zonder de NIOF 2000-subsidie het project zou zijn uitgevoerd. Dit is het zogenaamde ‘deadweight loss’. Binnen een subsidieregeling is een zekere ‘deadweight loss’ een normaal verschijnsel.”11 Hier is echter wel sprake van een redelijk hoge mate van deadweight loss. De NIOF 2000 was in z’n geheel beschouwd dus effectief te noemen. Uit later onderzoek van EIM (2010) bleek dat het Noorden het faseverschil aan het verkleinen was, maar het was nog niet verdwenen. Het regionale beleid als geheel werd als effectief beoordeeld, maar de versterking van de innovatitviteit liet een wisselend beeld zien.12
BCI/EIM Juni 2007; vernieuwd instrumentarium voor kennis- en innovatiestimulering in Noord-Nederland. 11 Advies aan Dagelijks Bestuur door H. Emmens, geschat augustus 2008, voorstel tot verlenging NIOF. 12 EIM 2010, Regionaal economisch beleid voor Noord-Nederland. 10
Resultaten
26
NIOF 2008-2010 De programma’s Het SNN voert in de periode 2007-2013 het nieuwe programma “Koers op Noord, op weg naar pieken”, alsmede het Operationeel Programma Noord (Europees programma) uit. Het SNN voerde en voert naast deze programma’s een aantal subsidieregelingen uit, waaronder de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010.
OP Noord Het EFRO heeft blijkens haar algemene bepalingen als doelen: • convergentie • regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid • Europese territoriale samenwerking De tweede doelstelling is voor de NIOF-regelingen het meest belangrijk, deze wordt vaak aangeduid als “Doelstelling 2”. Voor de nieuwe programmaperiode 2007 - 2013 zet de EU met haar regionaal beleid in op het versterken van het concurrentievermogen, economische groei, innovatie en duurzame ontwikkeling. Om deze doelen te verwezenlijken heeft de EU diverse doelstellingen vastgesteld in de EFRO Verordening van 5 juli 2006. In artikel 5 van de Verordening staan de voor de NIOF-regelingen belangrijke doelen op het gebied van regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, en deze houden samengevat het volgende in13,14: Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid De prioriteiten in het kader van de doelstelling “regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” kunnen in drie categorieën worden ingedeeld: • innovatie en kenniseconomie, met name verbetering van de regionale capaciteit voor OTO en innovatie, ondernemerschap en het creëren van nieuwe financiële instrumenten voor ondernemingen; • milieu en risicopreventie, hetgeen inhoudt: herstellen van vervuilde terreinen, stimuleren van het energierendement, bevorderen van schoon openbaar stadsvervoer en uitwerken van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te voorkomen en te beheersen; • toegang tot vervoers- en telecommunicatienetwerken van algemeen economisch belang, met name versterking van de secundaire netten en stimulering van de toegang van het MKB tot de informatie- en communicatietechnologie (ICT).
13 14
http://europa.eu/legislation_summaries/agriculture/general_framework/g24234_nl.htm VERORDENING (EG) Nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999, art. 2 (doel) en art. 3 (reikwijdte), art. 5(concurrentie en wergelegenheid).
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
De NIOF 2008 valt binnen prioriteit I van de EFRO voor de Operationele Programma’s: Innovatie, Ondernemerschap en Kenniseconomie. Meer specifiek is de NIOF 2008 een uitwerking van actielijn 1c van OP EFRO: Stimulering van ondernemerschap.15 Het ministerie van Economische zaken creëerde in de beleidsnota “nationaal strategisch referentiekader, structuurfondsen 2007-2013” een raamwerk voor de uitvoering van Operationele Programma’s, om de uitvoering te kunnen coördineren op nationaal niveau. Onder het nationaal strategisch referentiekader vallen vijf Operationele Programma’s, waarvan vier programma’s op regionaal niveau (uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en één programma op nationaal niveau (uit het Europees Sociaal Fonds). Centraal staat steeds versterking van het concurrentievermogen.16 In deze beleidsnota wordt Noord-Nederland als volgt omschreven: Noord-Nederland wordt gekenmerkt door een gevarieerd landschap met grote natuur- en cultuurhistorische waarden met een beperkte verstedelijking in één nationaal en enkele regionaal stedelijke netwerken. Alhoewel de beperkte verstedelijking een nadeel is voor de economische dynamiek, ontwikkelde de werkgelegenheid zich hier beter dan het Nederlands gemiddelde. Dit komt onder andere door een toename van het aantal bedrijfsvestigingen, waaronder startende ondernemers. Wel is de werkloosheid in Noord-Nederland hoger dan het Nederlands gemiddelde. Daarbij is het opleidingsniveau van de beroepsbevolking relatief lager en kent Noord-Nederland een relatief lage participatiegraad, alhoewel deze laatste in Noord-Nederland een sterkere stijging kende dan in de rest van Nederland en dan met name onder vrouwen. In Noord-Nederland bevindt zich een aantal economische speerpunten en sleutelgebieden, zoals Energy Valley, Astron/Lofar en watertechnologie met (inter)nationale potentie en groeiperspectieven. Sterke punten van het noordelijk ondernemersklimaat zijn onder andere de goede ontsluiting en bereikbaarheid, hoge uitgifte van bedrijfslocaties, lage woning- en grondprijzen en de goede kwaliteit van lucht en water alsmede landschap en natuur. Keerzijde zijn echter de relatief grotere afstand tot de andere economische kerngebieden in Nederland en de genoemde lagere economische dynamiek.17 Over innovatie wordt verder gezegd (met betrekking tot heel Nederland, maar natuurlijk met name van belang voor het Noorden): Waar kennisontwikkeling kan worden beschouwd als ‘zaaien’, moet het via de weg van innovatie en ondernemerschap leiden tot ‘oogsten’. Dit is een punt waarop Nederland niet sterk scoort. Investeren in innovatie is daarom een topprioriteit. Dit sluit ook aan op de aanbeveling van de Europese Commissie uit het Annual Progress Report van het Nationaal Hervormingsprogramma voor Lissabon (december 2006). (..) Samenwerking tussen bedrijven kan worden gestimuleerd door clustervorming te ondersteunen. Bedrijven in ontwikkeling zijnde clusters kunnen bijeen worden gebracht. Vooral op het grensvlak
Resultaten
15
Subsidieaanvraagformulier voor aanvragen binnen Koers Noord en/of OP-Noord.
16
Nationaal Strategisch Referentiekader 2007, blz. 4
17
Nationaal Strategisch Referentiekader 2007, blz. 18
27
28
tussen sectoren/technologiegebieden liggen kansen om kennis uit te wisselen en tot nieuwe innovaties te komen18 De NIOF 2008 en 2010 weerspiegelen duidelijk deze woorden, ze zijn er een concretisering van. Noord-Nederland richt zich in het Operationeel Programma Noord op de volgende doelstelling, die gebaseerd is op de hierboven geschetste situatiebeschrijving. “Transitie van de Noord-Nederlandse economie naar een kenniseconomie waarin ontwikkeling en implementatie van innovatie en technologie samengaan met een versterking van de ruimtelijke kwaliteiten in stad en platteland.” Overgang naar een kenniseconomie en innovatie stelt het SNN in het licht van deze doelstelling als hoogste prioriteit. De NIOF is een uitwerking van deze prioriteit. Naast deze prioriteit wordt ook gewerkt aan het realiseren van attractieve regio’s en attractieve steden, wat zelfs gezien kan worden als een voorwaarden voor het bereiken van bovengenoemde doelstelling.19 Er zijn drie sleutelgebieden die mondiaal een belangrijke rol kunnen (gaan) vervullen en dus voor het Noorden van groot belang zijn: Energy Valley, het Watercluster en (multi) sensortechnologie (met als belangrijkste project ASTRON/LOFAR). Daarnaast zijn er vijf “Speerpuntsectoren” met groot innovatiepotentieel waar het regionale beleid hoofdzakelijk betrekking op heeft. De NIOF-regelingen hebben betrekking op een groot deel van deze sectoren, aangezien het MKB er sterk in vertegenwoordigd is. • agribusiness • chemie • commerciële zorg • life sciences • scheepsbouw/metaal • toerisme
Koers Noord, op weg naar pieken Het tweede grote programma dat het SNN uitvoert is ‘Koers Noord, op weg naar pieken’. Dit is een programma vanuit het Rijk, dat voortvloeide uit het Pieken in de Delta programma. Het programma richt zich niet meer) op het wegwerken van het faseverschil, zoals in het voorgaande stimuleringsprogramma Kompas voor het Noorden, maar het beleid richt zich op het stimuleren van economische kansen in de regio. Het belangrijkste doel van het Koers Noord-Programma is het versterken van de (inter)nationale concurrentiekracht van de regio langs drie lijnen: • het uitbouwen van economische pieken van nationaal belang; • het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensieve en innovatief bedrijfsleven in regionaal belangrijke sectoren (regionale speerpunten); 18
Nationaal Strategisch Referentiekader 2007, blz. 32
19
http://www.snn.eu/sjablonen/1/infotype/webpage/view.asp?objectID=621
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
•
het realiseren van een algehele transitie naar een meer hoogwaardige, kennis intensieve economie. Dit gebeurt door middel van een op de noordelijke regio toegespitst tijdelijk innovatie beleid voor het MKB, dat aanvullend is op het nationale beleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Als uitwerking van bovengenoemde doelstelling zijn in Koers Noord Opgaven geformuleerd. De NIOF-regelingen 2008 en 2010 zijn gebaseerd op Opgave 3: versterking MKB met betrekking tot export, innovatie en arbeidsmarkt.
De regelingen NIOF 2008 en 2010 Op 12 en 19 december 2007 werd de NIOF opnieuw vastgesteld als regeling (NIOF 2008) door de Provinciale Staten van de drie noordelijke provincies, als opvolger van de regeling NIOF 2000. De projectperiode NIOF 2008 loopt van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2014, hoewel in de beginfase werd gesproken over 31 december 2012 als einddatum. Geplande kosten bedroegen tien miljoen euro, voor de helft gefinancierd uit Koers Noord, voor de andere helft uit OP EFRO.20 De regeling NIOF 2000 werd gestroomlijnd om het gehele innovatietraject en specifieke behoeften te dekken en de administratieve lasten van de gebruikers en beheerslasten van de uitvoerders te verlagen.21 In artikel twee werd voortaan het doel van de regeling vermeld:22 “De subsidieregeling heeft als doel de subsidiëring van strategische activiteiten van bepaalde categorieën ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe op het gebied van innoveren, marktverkenning, haalbaarheidsonderzoeken en marketingplannen, teneinde de marktsector in Noord-Nederland te versterken.” In de Koers Noord/EFRO subsidieaanvraag voor de NIOF 2008 wordt, afwijkend van de regeling, als doel genoteerd: “Doel van het project is middels het verstrekken van premies verhogen van het kennisniveau, innovatiekracht en marktvergroting van het MKB en daarmee te komen tot een versterking van de economische structuur van Noord-Nederland”. In laatstgenoemde doelstelling wordt naast het globale doel van versterking van de markt, ook gesproken over het verhogen van het kennisniveau, de innovatiekracht en marktvergroting. Beoogde kwantitatieve effecten: duizend MKB-bedrijven ondersteunen en daarmee dertig miljoen aan (private) investeringen uitlokken. Het aantal te creëren arbeidsplaatsen werd niet vermeld, dat werd geacht “niet te kwantificeren” te zijn.23 Als reden voor het project werd vermeld dat de evaluatie van de NIOF 2000 door EIM en BCI/EIM aanleiding was tot voortzetting van het gevoerde beleid na enige aanpassing. 20 Brief 6 augustus 2008 van de drie PS’en aan het SNN, verlening aangevraagde subsidie uit Koers Noord. 21
Conceptbesluitenlijst SNN bestuurscommissie EZ 27 september 2007
22
Regelingtekst NIOF 2008
23
Subsidieaanvraagformulier voor aanvragen binnen Koers Noord en/of OP-Noord. Blz. 4.
29
30
De gestelde doelstelling van 1000 MKB-bedrijven te bereiken werd in augustus 2008 bijgesteld naar 334. De eerder beoogde uitlokking van dertig miljoen euro aan private investeringen werd bijgesteld naar tien miljoen euro. In november 2009 ging de NIOF 2008 met enkele aanpassingen (de regeling werd flexibeler) over in de NIOF 2010. Aan de grondslag en doelstellingen veranderde op dat moment niets. In november 2009 werden de doelstellingen opnieuw vastgesteld, nu werd gesproken 864 te ondersteunen MKB bedrijven in de gehele projectperiode, en 26 miljoen euro aan uitgelokte private investeringen. In april 2010 werd het doel wederom aangepast: 691 bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte’s), 10.556.000 euro aan uitgelokte private vervolginvesteringen. De doelstelling 864 MKB-bedrijven te ondersteunen werd gehandhaafd. In oktober 2010 werden wederom de doelstellingen gewijzigd: beoogd werd 829 fte te creëren, 11.733.000 euro aan vervolginvesteringen uit te lokken en 1036 MKB’ers te ondersteunen. Na een budgettaire verandering werd op 16 december 2010 het aantal te bereiken MKB’ers gesteld op 1250 (budget van 25 miljoen gedeeld door gemiddelde kosten per project van 20.000 euro), het aantal gecreëerde fte’s op 1000, 30.555.556 euro aan private bijdrage (25 miljoen NIOF budget gedeeld door gemiddeld subsidiepercentage van 45% minus 25 miljoen) en daaruit voortvloeiend 13.052.900 euro aan private vervolginvesteringen. In december 2011 werd de kostenbegroting opnieuw geactualiseerd: verwacht werd dat 829 fte’s gecreëerd zouden worden, 12.180.000 euro aan private vervolginvesteringen zou worden uitgelokt en 1036 MKB’ers ondersteund zouden worden. Alle genoemde bedragen en aantallen gelden voor de projectperiode 2007-2014. De NIOF 2010 kreeg te maken met een hogere vraag dan de NIOF 2008, een verschil dat opliep tot 60%. Dit had waarschijnlijk als oorzaak een betere communicatie in combinatie met het feit dat de NIOF 2010 flexibeler is. De macro-economische situatie speelde en speelt uiteraard ook een rol, bedrijven gaan op zoek naar alternatieve manieren van financiering. Het is waarschijnlijk nog mogelijk aanvragen in te dienen voor de NIOF 2010 tot augustus 2012, afhankelijk van de geconstateerde vrijval en het eventueel vrijkomen van extra budget.
Het gebruik van de regeling De hierna volgende gegevens zijn allen opgevraagd uit Navision, de software die door het SNN wordt gebruikt voor het verwerken van aanvragen, verleningen en vaststellingen van subsidies voor alle uitgevoerde regelingen. De informatie is door ons bewerkt.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
31
Alle afgesloten projecten tussen 2009 en maart 2012 aantallen
Niof 2008-2010
Verv. reg
1468
Verlening
570
Vaststelling
838
Terugreg
3
Ondernemingen
1379
projecten (aantal projectnummers)
2893
gemideld aantal projecten per ondernemer
2,1
Status alle afgesloten projecten tussen 2009 en maart 2012 Het merendeel van alle statussen is “verv reg”, vervallen, meer dan de helft van alle projectnummers. Minder dan een kwart van alle projectnummers is tot nu toe niet voorbij de fase van verlening, en meer dan een kwart is tot nu toe vastgesteld. Slechts 3 projecten werden teruggevorderd. Tussen 2009 en 2011 werden in totaal 2893 projecten afgesloten. Er waren daarbij 1379 ondernemingen betrokken, dat betekent een gemiddeld aantal projecten per onderneming van ongeveer twee. Dit aantal voldoet, zoals later nog zal blijken, aan de verwachtingen. Status alle afgesloten projecten tussen 2009 en maart 2012 3
838
Verv reg verlening
1468
vaststelling terugreg
570
Resultaten
32
Gebruik regeling naar onderdeel gebruik onderdelen regeling
2008-2012
Bedrijfsovername
33
duurzame bedrijfsuitrusting
57
haalbaarheidsonderzoek
243
Loonkosten kennisdrager/IPR
162
loonkosten kennisdrager
7
marktverkenning
265
ontwikkelingsproject
899
Ontwikkelingsproject cluster
11
prototype
23
strategisch marketingplan
364
2008-maart 2012 gebruik naar onderdeel alle projectnummers
bedrijfsovername duurzame bedrijfsuitrusting haalbaarheidsonderzoek Loonkosten kennisdrager/IPR loonkosten kennisdrager marktverkenning ontwikkelingsproject Ontwikkelingsproject cluster prototype strategisch marketingplan
Veruit het grootste aantal projecten behelst de ontwikkeling van een nieuw product of een nieuwe dienst/werkwijze. Het tweede meest gebruikte onderdeel van de regeling is het strategisch marketingplan, gevolgd door de marktverkenning. Daarna volgen het haalbaarheidsonderzoek en de loonkosten van een kennisdrager. De overige delen van de regeling komen veel minder vaak aan bod.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
33
Hoe bekend geworden met NIOF? 2009- maart 2012 Niet aanwezig
988
Subsidieadviseur
201
Externe Deskundige
24
De SNN-website
23
123subsidie.nl
3
overig (,namelijk)
18
Hoe is de ondernemer bekend geraakt met de NIOF-regeling 2009- 2012? Hoe in aanraking gekomen met NIOF?
Subsidieadviseur Externe Deskundige De SNN-website 123subsidie.nl overig (,namelijk)
Aan ondernemers die een aanvraag indienen voor subsidie op basis van de NIOF-regeling wordt gevraagd hoe men bekend is geworden met het bestaan van de regeling. Vaak wordt een antwoord op deze vraag niet gegeven. Van diegenen die deze vraag wel invulden is ruim driekwart, een overgrote meerderheid, op het bestaan van de regeling attent gemaakt door een subsidieadviseur.
Bedragen aangevraagd, verleend en vastgesteld van 2009 t/m maart 2012 Aangevraagd (mln euro)
43.079.021,67
gemiddeld aangevraagd
20.831,25
aantal projecten waar bedrag is aangevraagd hoogst aangevraagde laagst aangevraagde bedrag
Resultaten
2.068 60.840 1.985
34
Aantal aanvragen naar hoogte bedrag aanvraag 800 700 0 tot 10.000 euro 10,000 tot 20.000 euro 20.000 tot 30.000 euro 30.000 tot 40.000 euro 40.000 tot 50.000 euro 50.000 en hoger
600 500 400 300 200 100 0
Verleend totaal verleend
(mln euro) € 35.474.725,54
gemiddeld
20.660,88
hoogst
51.924
laagst
1.985 Aantal verleningen naar hoogte bedrag
600 500
0 tot 10.000 euro
400
10,000 tot 20.000 euro 20.000 tot 30.000 euro
300
30.000 tot 40.000 euro
200
40.000 tot 50.000 euro
100
50.000 en hoger
0
Vastgesteld totaal
(mln euro) 14.868.560,28
gemiddeld
17.575,13
hoogste
51.924,00
laagste
1984,19
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
35
Aantal vaststellingen naar hoogte bedrag 350 0 tot 10.000 euro 10,000 tot 20.000 euro 20.000 tot 30.000 euro 30.000 tot 40.000 euro 40.000 tot 50.000 euro 50.000 en hoger
300 250 200 150 100 50 0
Het meest aangevraagd, verleend en vastgesteld worden subsidies met een hoogte tussen de 10.000 en 20.000 euro, gevolgd door subsidies met een hoogte tot 10.000 euro. Een veel kleiner deel van de totaal aangevraagde, verleende en vastgestelde bedragen is hoger dan 20.000. Tussen het totaal aangevraagde bedrag en het totaal vastgestelde bedrag zit een aanzienlijk verschil, de vrijval, die bedraagt tussen 2009 en 2011 ruim 28 miljoen euro. Het percentage vrijval bedraagt 65,5%. Een dergelijk percentage zou veroorzaakt kunnen worden door strenge handhaving van de regeling: veel afwijzingen en/of intrekkingen. Door intensief te controleren wordt misbruik tot een minimum beperkt, maar dit gaat vaak (logischerwijs) gepaard met hoge uitvoeringskosten.
Positief afgesloten projecten (vastgesteld) tussen 2009 en 2011 aantal
733
aantal bedrijven
531
gemiddeld aantal projecten per bedrijf
1,4
Positief afgesloten projecten naar onderdeel bedrijfsovername
10
duurzame bedrijfsuitrusting
11
haalbaarheidsonderzoek
77
Loonkosten kennisdrager/IPR
42
marktverkenning
80
ontwikkelingsproject Ontwikkelingsproject cluster
2
prototype
1
strategisch marketingplan
Resultaten
352
153
36
duurzame bedrijfsuitrusting haalbaarheidsonderzoek Loonkosten kennisdrager/IPR marktverkenning ontwikkelingsproject Ontwikkelingsproject cluster prototype strategisch marketingplan
Over drie jaar genomen is het aandeel van het ontwikkelingsproject afgenomen, terwijl het aandeel strategisch marketingplannen is gegroeid. Het aandeel prototypen stijgt licht. Voor het overige zijn geen noemenswaardige (structurele) veranderingen waargenomen.
Hoe bekend geworden met NIOF-regeling? Niet aanwezig
196
Subsidieadviseur
28
Externe Deskundige
4
De SNN-website
2
123subsidie.nl
3
overig (,namelijk)
1
totaal
234
Niet aanwezig Subsidieadviseur Externe Deskundige De SNN-website 123subsidie.nl Overig
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
37
Bedragen behorende bij uiteindelijke vastgestelde projecten Bedragen uiteindelijke vastgestelde projecten totaal aangevraagd Gem. aangevraagd
13.602.749,41 18.557,64
hoogst
51.924
laagst
1.985
totaal verleend
13.596.653,44
Gem. verleen
18.549,32
hoogst verleend
51.924,00
laagst verleend
1.985,00
totaal vastgesteld
12.371.808,23
Gem. vastgesteld
16.878,32
Hoogst vastgesteld
51.924,00
laagst vastgesteld
1984,19
Vaststellingen naar jaartal 400 350 300 250 2009
200
2010
150
2011
100 50 0
Aantal vaststellingen per jaar
Resultaten
38
Bedragen naar jaartal positief afgesloten projecten 8.000.000,00 7.000.000,00 6.000.000,00
aangevraagd totaal
5.000.000,00
totaal verleend
4.000.000,00
totaal vastgesteld
3.000.000,00 2.000.000,00 1.000.000,00 0,00 2009 2010
2011
Gemiddelde bedragen naar jaartal positief afgesloten projecten 25.000,00
20.000,00 gemiddeld aangevraagd gemiddeld verleend
15.000,00
gemiddeld vastgesteld 10.000,00
5.000,00
0,00 2009
2010
2011
Aantal vaststellingen naar provincie 2009-2011
160
203
Friesland Groningen Drenthe
169
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Vergelijking met resultaten effectmeting EIM 2007 en doelbereiking Vergelijking EIM 2007 In 2007 concludeerde onderzoeksbureau EIM in haar rapport het volgende over de effecten en de effectiviteit van de NIOF 2000 het volgende: “NIOF draagt duidelijk bij aan de effectiviteit van de gesubsidieerde projecten. In de afgelopen heeft de regeling 2.000 bedrijven een toename van de omzet bezorgd. Deelname aan de regeling blijkt qua effectiviteit zeer nuttig, met name als het gaat om de hogere orde-effecten zoals extra omzet- en personeelsgroei. Daarmee stimuleert de NIOF-regeling de innovatieactiviteiten en met name de innovatieve output van bedrijven in Noord-Nederland. Daarnaast heeft NIOF ook duidelijke meerwaarde voor onervaren bedrijven die voor het eerst een projectaanvraag indienen. Ondanks het feit dat zij niet direct de effecten zien van sommige projecten helpt de regeling deze bedrijven ervaring op te doen met trajecten die van groot belang zijn om uiteindelijk tot succesvolle innovaties te komen.” De uitkomst van dit onderzoek komt op bijna alle punten overeen met de uitkomsten uit 2007. Wederom blijkt dat ondernemers aangeven dat de subsidie leidt tot een groei van de omzet en een grotere innovatie-output. Ditmaal echter, konden door gebrek aan significante resultaten geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over of de verstrekte subsidie al dan niet tot personeelsgroei heeft geleid. De regeling blijkt wederom relatief veel voor ondernemers belangrijke tot zeer belangrijke projecten te ondersteunen. Ditmaal is het verschil tussen ervaren en onervaren bedrijven niet aan bod gekomen. De effectiviteit van de regeling is ook geen onderwerp van onderzoek geweest ditmaal, er is vooral gekeken naar bedrijfseconomische prestaties van ondernemingen in NoordNederland en naar de effecten van de uitgekeerde subsidies.
Doelbereiking NIOF 2008-2010 Verwacht werd dat met de NIOF 2008-2010 829 fte’s gecreëerd zouden worden, dat er 12.180.000 euro aan private vervolginvesteringen zou worden uitgelokt en 1036 MKB’ers ondersteund zouden worden. Alle genoemde bedragen en aantallen gelden voor de projectperiode 2007-2014. De verwachting wat betreft aantal gecreëerde fte’s is gebaseerd op een standaard omrekenformule: het geïnvesteerde bedrag wordt omgerekend in een aantal fte’s. Er is dus niet met zekerheid te zeggen dat daadwerkelijk dit aantal fte’s is gerealiseerd. Het is echter wel waarschijnlijk te noemen. Wat betreft de verwachte vervolginvesteringen is ook niet te zeggen in hoeverre deze hebben plaatsgevonden. De verwachting werd gebaseerd op de aanname dat gedane investeringen een bepaalde hoeveelheid vervolginvesteringen uitlokken. Deze aanname kan mogelijkerwijs zijn beïnvloed door de economische crisis en de daardoor ontstane daling van investeringen in en door het bedrijfsleven.
Resultaten
39
40
Zoals blijkt uit de resultaten van het bureauonderzoek zijn van 2009 tot en met het jaar 2011 531 MKB’ers ondersteund. De doelstelling van 1036 ondersteunde MKB’ers is echter gesteld voor de periode 2007-2014. Aangezien gegevens uit het datasysteem van het SNN pas vanaf 2009 beschikbaar zijn, is het niet mogelijk over het exacte aantal ondersteunde ondernemingen uitspraak te doen. Opgemerkt moet worden dat veel projecten zich op dit moment nog in de verleningsfase bevinden, zo werd ook duidelijk uit de resultaten van het onderzoek naar het gebruik van de regeling, dus het is zeer waarschijnlijk te noemen dat het doel van 1036 ondersteunde MKB’ers gehaald gaat worden.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Resultaten veldonderzoek
Resultaten enquête In het komende deel zullen de resultaten van de enquête worden gepresenteerd en geanalyseerd per deelvraag. Als eerst komen aan bod de vragen die aan beide groepen respondenten zijn gesteld. Daarna zullen vragen die enkel aan één van de twee groepen zijn gesteld behandeld worden.
Resultaten deelvraag 3: Bedrijfsprestaties Vraag 1 bedrijfsprestaties: omzet Hoe heeft uw jaaromzet zich ontwikkeld sinds januari 2008? Of indien uw onderneming na deze datum is opgericht, vanaf die datum. Hieronder zal per groep en overall ingegaan worden op de ontvangen respons, en de betekenis daarvan. Omzet niet-ontvangers Valid
Frequency
Percent
veel lager
15
14,2
lager
22
20,8
gelijk
26
24,5
hoger
37
34,9
6
5,7
106
100,0
veel hoger Total Omzet niet-ontvangers
veel lager lager gelijk hoger veel hoger
Zichtbaar is in bovenstaande tabel dat van de ondernemingen die geen subsidie op basis van de NIOF hebben ontvangen, de grootste groep aangeeft dat de omzet hoger is uitgevallen dan in 2008, of indien de onderneming in een later jaar is opgericht, hoger dan in dat jaar. Zoals al eerder vermeld werd is aan elke antwoordmogelijkheid een nummer toegewezen, van -2 tot aan 2. Het gemiddelde antwoord voor de niet-gebruikers wat betreft bovenstaande vraag is -0,03 en bevindt zich dus heel dicht bij het middelste antwoord “de omzet is ongeveer/gemiddeld genomen gelijk gebleven”.
Resultaten
41
42
Omzet ontvangers Valid
veel lager
Frequency
Percent 7
5,0
lager
28
19,9
gelijk
39
27,7
hoger
57
40,4
veel hoger
10
7,1
Total
141
100,0
Omzet ontvangers
veel lager lager gelijk hoger veel hoger
In bovenstaande figuren is te zien dat van de ondernemers die wel subsidie hebben ontvangen het grootste deel aangeeft dat de omzet hoger is uitgevallen dan in 2008. Ook hier is dus sprake van een verbetering. Het gemiddeld gegeven antwoord is 0,25, en ligt dus net iets boven het middelste antwoord: “de omzet is ongeveer/gemiddeld genomen gelijk gebleven”. Het gemiddelde antwoord van de groep ontvangers blijkt na statistische analyse (net) significant te verschillen van het gemiddelde antwoord in de groep niet-ontvangers. De ontvangers geven dus significant vaker aan een omzetstijging te hebben doorgemaakt. Of deze ontwikkeling een relatie heeft met de ontvangen subsidie is moeilijk aan te geven. Het zou bijvoorbeeld ook zo kunnen zijn dat de subsidieregeling een bepaald soort bedrijf aantrekt.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
43
Omzet overall
veel lager lager gelijk hoger veel hoger
Overall (beide groepen bij elkaar genomen) geven ondernemingen aan dat de omzet sinds 2008 gestegen is. Een kwart geeft aan dat de omzet ongeveer gelijk is gebleven. Vraag 2 bedrijfsprestaties: financiële prestaties (winst/verlies) Hoe hebben de financiële prestaties (winst) van de onderneming zich ontwikkeld in de periode sinds januari 2008? Of indien uw onderneming na deze datum is opgericht, vanaf die datum. veel slechter
Percent 8,5
slechter
29,2
gelijk
31,1
beter
24,5
veel beter Total
Financiële prestaties niet-ontvangers veel slechter slechter gelijk beter veel beter
6,6 100,0
Van de niet-ontvangers geef het grootste deel aan dat de financiële prestaties ongeveer gelijk zijn gebleven sinds 2008. Het gemiddelde antwoord is -0,08, rond de middelste antwoordcategorie. Dus terwijl het merendeel van de niet-ontvangers aangeeft dat de omzet is gestegen, zegt een merendeel van deze groep dat de financiële prestaties niet een dergelijke groei hebben doorgemaakt. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat ondernemers niet direct verschil in winst zien als gevolg van gedane (uitbreidings)investeringen, terwijl deze de omzet wel verhogen.
Resultaten
44
veel slechter
Percent
Financiële prestaties ontvangers
3,5
slechter
29,1
veel slechter
gelijk
26,2
gelijk
beter
33,3
veel beter
veel beter Total
slechter beter
7,8 100,0
Het grootste deel van de groep ontvangers geeft aan dat het wat financiële prestaties betreft beter is gegaan sinds 2008. Het gemiddelde antwoord is 0,13, hoger dan de groep niet-ontvangers. Het verschilt echter niet bijzonder veel van de financiële prestaties opgegeven door de groep niet-gebruikers. Uit statistische analyse blijkt dat dit verschil ook niet als significant is aan te merken. Het is dus niet mogelijk gefundeerde uitspraken te doen over verschillen in financiële prestaties van beide groepen. Financiële prestaties overall
veel slechter slechter gelijk beter veel beter
Beide groepen tegelijk in ogenschouw nemend wordt zichtbaar dat de grootste groep aangeeft dat het de onderneming wat betreft financiële prestaties sinds 2008 slechter is vergaan. Het verschil met de groep die aangeeft dat de financiële prestaties verbeterd zijn of gelijk zijn gebleven is echter niet bijzonder groot.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
45
Vraag 3 bedrijfsprestaties: ontwikkeling personeelsbestand Hoe heeft het aantal mensen dat uw onderneming in dienst heeft zich ontwikkeld vanaf januari 2008? Of indien uw onderneming na deze datum is opgericht, vanaf die datum. veel minder
Percent
Personeelsbestand niet-ontvangers
4,7
minder
35,8
gelijk gebleven
35,8
meer
22,6
veel meer
veel minder minder gelijk gebleven meer veel meer
,9
Total
100,0
De niet ontvangers geven in gelijke mate aan dat het aantal mensen in dienst sinds 2008 is afgenomen of ongeveer gelijk is gebleven. Iets minder dan een kwart geeft aan personeelsgroei te hebben doorgemaakt sinds 2008. Het gemiddelde antwoord is -0,21 en ligt dus net onder de middelste antwoordcategorie die met 0 gescoord is: “het aantal mensen in dienst is ongeveer gelijk gebleven”. veel minder
Percent 3,5
minder
12,1
gelijk gebleven
47,5
meer
34,8
veel meer Total
Personeelsbestand ontvangers
veel minder minder gelijk gebleven meer veel meer
2,1 100,0
Het grootste deel van de groep ontvangers zegt sinds 2008 nauwelijks groei of krimp te hebben doorgemaakt in het personeelsbestand. Het gemiddelde antwoord is 0,20. Er wordt hier een duidelijk verschil zichtbaar met de niet-gebruikers die zoals net gezegd -0,21 scoren. Dit verschil blijkt na nadere statistische analyse significant en daarom voor deze groepen niet op toeval te berusten. Wederom is het moeilijk vast te stellen in hoeverre de subsidie een rol heeft gespeeld in dit significant ten positieve afwijkende resultaat.
Resultaten
46
Personeelsbestand overall veel minder minder gelijk gebleven meer veel meer
De meerderheid van alle ondervraagden samengenomen geeft aan dat het personeelsbestand niet noemenswaardig van grootte is veranderd. Vraag 4 bedrijfsprestaties: investeringen in R&D Hoe heeft het bedrag dat uw onderneming jaarlijks investeert in Research en Development zich ontwikkeld vanaf 2008? Of indien uw onderneming na deze datum is opgericht, vanaf die datum. veel minder
Percentage 6,6
minder
14,2
gelijk gebleven
54,7
meer
14,2
veel meer Total System Totaal
R&D investeringen niet-ontvangers
2,8
veel minder minder gelijk gebleven meer veel meer
92,5 7,5 100,0
Van de niet-ontvangers zegt het grootste deel, meer dan de helft, dat het bedrag dat sinds 2008 geïnvesteerd is in Research en Development ongeveer gelijk is gebleven. Het gemiddelde antwoord is -0,08, net onder de middelste antwoordcategorie “Gelijk gebleven”.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Valid
5,7
veel minder minder
minder
14,2
gelijk gebleven
gelijk gebleven
41,8
veel meer
meer
29,8
veel meer
97,2
System
Total
meer
5,7
Total Missing
Investeringen in R&D ontvangers
Percent veel minder
47
2,8 100,0
Het grootste deel van de ontvangers geeft net als de niet-ontvangers aan dat het bedrag dat sinds 2008 jaarlijks geïnvesteerd is in R&D ongeveer gelijk is gebleven. Deze groep is echter wel kleiner dan bij de niet-ontvangers. De groep ondernemingen van de ontvangers die aangeeft dat er meer in R&D is geïnvesteerd is groter dan dezelfde groep voor van de niet-ontvangers. Dit verschil blijkt na statistische analyse van de respons significant. R&D Investeringen overall
veel minder minder gelijk gebleven meer veel meer
Overall wordt zichtbaar dat investeringen in R&D ongeveer gelijk zijn gebleven voor de grootste groep bevraagde ondernemers. Een kwart van de ondervraagden geeft aan dat sinds 2008 het bedrag dat geïnvesteerd is in R&D gegroeid is.
Resultaten
48
Vraag 5 bedrijfsprestaties: introductie nieuwe (of vernieuwde) diensten, producten en werkwijzen Hoeveel nieuwe producten/diensten/werkwijzen heeft uw onderneming vanaf 2008 ontwikkeld en op de markt gebracht? Aantal producten/diensten/ werkwijzen
Percent
0
34,9
1
17,9
2
20,8
3
12,3
4
2,8
5 of meer Totaal
Aantal nieuwe diensten, producten, werkwijzen niet-ontvangers 0 =1 2 =3 4 5 of meer
10,4 100,0
Ongeveer een derde van de niet-ontvangers, de grootste groep, geeft aan 0 nieuwe producten, diensten of werkwijzen te hebben ontwikkeld en op de markt te hebben gebracht. De op één na grootste groep geeft aan 2 nieuwe producten of diensten of werkwijzen te hebben ontwikkeld en op de markt te hebben gebracht. Het gemiddeld gegeven antwoord is 1,58. Er zijn dus gemiddeld door niet-ontvangers 1,58 nieuwe producten of diensten of werkwijzen ontwikkeld en vermarkt. Aantal nieuwe producten/ diensten/werkwijzen
Percent
Aantal nieuwe diensten, producten, werkwijzen ontvangers
0
15,6
0
2
32,6
=3
3
9,9
4
7,1
5 of meer
7,8
Total
2 4 5 of meer
100,0
Het grootste deel van de ontvangers geeft aan 2 nieuwe producten, diensten of werkwijzen te hebben ontwikkeld en vermarkt sinds 2008. Het gemiddelde antwoord komt uit op 1,89, hoger dus dan het gemiddelde van de groep niet-ontvangers. Dit verschil blijkt echter niet significant, dus er kan niet met zekerheid een uitspraak worden gedaan
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
49
over verschil in aantal ontwikkelde en op de markt gebrachte producten, diensten of werkwijzen tussen ontvangers en niet-ontvangers. Vraag 5 Innovatie overall -1 0 =1 2 =3 4 5 of meer
Overall geven ondernemers in meerderheid aan 2 nieuwe producten, diensten of werkwijzen te hebben ontwikkeld en op de markt te hebben gebracht. Het verschil met de tweede en derde groep is echter niet bijzonder groot: iets minder dan een kwart geeft als antwoord ‘0’ of ‘1’. Vraag 6: Overzicht over subsidiemogelijkheden voor onderneming? Heeft u overzicht over de subsidiemogelijkheden die er bestaan voor uw onder neming? Effect crisis zeer negatief
Percent 10,4
Overzicht subsidiemogelijkheden niet-ontvangers nee Enigszins ja
Overzicht over subsidie mogelijkheden? nee
Percent 32,1
Enigszins
44,3
ja
23,6
Niet-ontvangers geven in meerderheid aan “enigszins” overzicht te hebben over de subsidiemogelijkheden die er bestaan voor de onderneming. De antwoord categorieën op deze vraag zijn gescoord van -1 tot aan 1, met een gemiddeld antwoord van -0,08.
Resultaten
50
Overzicht over subsidie mogelijkheden ontvangers? nee
Percent
Overzicht subsidiemogelijkheden ontvangers
15,6
Enigszins
31,9
ja
51,8
nee Enigszins ja
Een overgrote meerderheid van de ontvangers geeft aan overzicht te hebben over subsidiemogelijkheden voor de onderneming. Het gemiddeld gegeven antwoord is 0,38, beduidend hoger dan de groep niet-ontvangers. Dit verschil blijkt significant. Vraag 7 bedrijfsprestaties: effecten van de economische crisis Wat is het effect geweest van de economische crisis op uw onderneming? Effect crisis
Percent
negatief
58,5
nauwelijks invloed
26,4
positief zeer positief Total
3,8 ,9
Effect crisis niet-ontvangers zeer negatief negatief nauwelijks invloed positief zeer positief
100,0
Het grootste deel van de niet-ontvangers geeft aan negatief door de crisis te zijn beinvloed. Ongeveer een kwart geeft aan nauwelijks last te hebben ondervonden van de economische crisis. De antwoordcategorieen hebben we voor deze vraag wederom gekoppeld aan de cijfers -2 t/m 2. Dat levert een gemiddeld gegeven antwoord op van -0,74.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Effect crisis zeer negatief
Percent
51
Effect crisis ontvangers
5,7
zeer negatief
negatief
44,0
negatief
nauwelijks invloed
45,4
positief
positief Zeer positief Total
nauwelijks invloed
5,0 0 100,0
Ontvangers geven in een groot deel van de gevallen aan nauwelijks door de crisis te zijn beïnvloed. Een iets kleiner deel echter zegt negatief door de crisis te zijn geraakt. Het verschil met de groep niet-ontvangers is wederom opmerkelijk groot. Dit verschil blijkt ook significant. Ondernemers die NIOF-subsidie hebben ontvangen geven significant vaker aan minder last van de crisis te hebben dan bedrijven die geen NIOF-subsidie hebben ontvangen.
Resultaten deelvraag 4: Effecten van de regeling voor ontvangers De komende resultaten zijn afkomstig van de groep NIOF-ontvangers. Er werd hen, zoals eerder al uitgelegd, gevraagd naar de specifieke effecten van de regeling.
Effect subsidie: extra omzet Heeft de subsidie geleid tot extra omzet?
Valid Percent
nee
39,6
ja
60,4
nee ja
Een grote meerderheid geeft aan dat de subsidie heeft geleid tot extra omzet voor de onderneming. Deze meerderheid blijkt in ieder geval binnen de groep respondenten, significant.
Resultaten
52
Effecten subsidie: kostenbesparing Heeft de subsidie geleid tot kostenbesparing?
Valid Percent
nee
47,7
ja
52,3
nee ja
Een kleine meerderheid geeft aan dat de subsidie heeft geleid tot kostenbesparing. Deze meerderheid is binnen de groep respondenten niet significant. We kunnen dan ook niet met zekerheid zeggen dat de gevonden (kleine) meerderheid niet berust op toeval.
Effecten subsidie: introductie nieuwe producten, diensten of werkwijzen Heeft subsidie geleid tot introductie nieuwe producten, diensten of werkwijzen?
Valid Percent
nee
21,0
ja
79,0
nee ja
Een aanzienlijke meerderheid geeft aan dat de subsidie heeft geleid tot de introductie van nieuwe producten, diensten of werkwijzen. Dit lijkt een logische uitkomst gezien het feit dat de regeling een regeling is die specifiek innovatie stimuleert. De gevonden meerderheid blijkt binnen de groep respondenten significant.
Effecten subsidie: personeelsgroei Heeft subsidie geleid tot personeelsgroei?
Valid Percent
nee
55,9
ja
44,1
nee ja
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
53
Een meerderheid geeft aan dat de subsidie niet (direct) heeft geleid tot personeelsuitbreiding. Deze meerderheid blijkt niet significant, en dus kan niet met zekerheid gezegd worden dat de groep die in meerderheid ‘nee’ geantwoord heeft, niet op toeval berust.
Effecten subsidie: verbetering bedrijfsproces Heeft subsidie geleid tot verbetering in bedrijfsproces?
Valid Percent
nee
42,6
ja
57,4
nee ja
De meerderheid van de subsidieontvangers geeft aan dat de subsidie heeft geleid tot verbeteringen in het bedrijfsproces, maar deze meerderheid blijkt niet significant.
Effecten Subsidie: meer investeringen in R&D Heeft subsidie geleid tot meer investeringen in R&D?
Valid Percent
nee
29,6
ja
70,4
nee ja
Bijna driekwart van de respondenten, een significante meerderheid, geeft aan dat de subsidie heeft geleid tot meer investeringen in R&D. Deze uitkomst lag in de lijn der verwachtingen aangezien investeren in R&D een kernelement van de subsidieregeling is.
Resultaten
54
Effecten subsidie: meer kennis markt Heeft subsidie geleid tot meer kennis markt?
Valid Percent
nee
34,1
ja
65,9
nee ja
Ook in de lijn der verwachtingen lag dat, gezien het feit dat het subsidiëren marktverkenningen een belangrijk deel uitmaken van de regeling, ondernemers in meerderheid zouden aangeven dat ze meer kennis van de markt hebben als gevolg van de subsidie. Dat blijkt ook (significant) het geval te zijn.
Effecten subsidie: groter concurrerend vermogen Heeft subsidie geleid tot groter concurrerend vermogen?
Valid Percent
nee
22,5
ja
77,5
nee ja
Meer dan driekwart van de respondenten, een significante meerderheid, geeft aan als gevolg van de subsidie een groter concurrerend vermogen te hebben. Onder het brede begrip ‘concurrerend vermogen’ verstaan wij hier het vermogen om gebruik te maken van kansen op de markt en concurrentievoordelen.
Resultaten deelvraag 4: Wat is de meerwaarde van (de) subsidie voor ondernemers?
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
55
Belang van project Hoe belangrijk was het gesubsidieerde project voor de onderneming? Niet erg belangrijk
Valid Percent
3,6
belangrijk
54,0
heel belangrijk
42,3
Niet erg belangrijk belangrijk heel belangrijk
Het grootste deel van de respondenten geeft aan dat het project waarvoor subsidie is ontvangen belangrijk was voor de onderneming. Meer dan 40% van de respondenten geeft zelfs aan dat het project heel belangrijk is geweest.
Doorslaggevendheid subsidie Hoe doorslaggevend was de subsidie voor de uitvoering van het project?
Percent
nee, zeker niet nee, waarschijnijk niet
nee, zeker niet
5,8
nee, waarschijnlijk niet
53,3
ja, waarschijnlijk wel
32,1
ja, zeker
ja, waarschijnlijk wel ja, zeker
8,8
Meer dan de helft (53,3%) van de respondenten geeft aan dat men het project waarvoor subsidie is ontvangen zonder die subsidie waarschijnlijk niet had uitgevoerd. Telt men hierbij op het percentage ondernemers dat aangeeft dat het project zonder subsidie zeker niet zou zijn uitgevoerd, dan ontstaat het totale percentage “negatieve” antwoorden op deze vraag (nee, zeker niet + nee, waarschijnlijk niet): 59,1%. Deze “negatieve groep” blijkt significant groter dan de positieve groep. Het is nu duidelijk dat de regeling in meerderheid projecten subsidieert die belangrijk tot zeer belangrijk zijn geweest voor een onderneming. Ook werd duidelijk dat een significante meerderheid de subsidies als doorslaggevend beoordeelt. Echter, deze twee losse constateringen geven nog geen inzicht in de vraag of de projecten die als belangrijk dan wel zeer belangrijk zijn aangemerkt als doorslaggevend of niet doorslaggevend worden gezien. Om op deze vraag antwoord te vinden is het zaak te onderzoeken welk antwoord ondernemers die het gesubsidieerde project als belangrijk of zeer belangrijk hebben aangemerkt hebben gegeven op vraag 11: Hoe doorslaggevend was de subsidie voor de
Resultaten
56
uitvoering van het project? Of anders geformuleerd: zou het belangrijke tot zeer belangrijke project ook uitgevoerd zijn zonder subsidie? Onderstaande tabel geeft het resultaat van die analyse weer. Doorslaggevendheid belangrijk/zeer belangrijke projecten
Doorslaggevend Niet doorslaggevend
Percentage
Doorslaggevend (Nee, waarschijnlijk niet / Zeker niet uitgevoerd,)
58,9
Niet doorslaggevend (ja, waarschijnlijk wel / Zeker wel uitgevoerd)
41,1
De meerderheid van de ondernemers dat het project als belangrijk tot zeer belangrijk beoordeelde, geven aan het project zonder subsidie waarschijnlijk niet tot zeker niet te hebben uitgevoerd. Deze meerderheid blijkt na nadere statistische analyse significant, en berust dus binnen de responsgroep niet op toeval.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Conclusies en aanbevelingen Conclusies bureauonderzoek
Deelvraag 1
De economische situatie van Noord-Nederland en de achtergrond van de regeling De Noordelijk economie loopt nog steeds achter ten opzichte van de Nederlandse economie, maar de snelheid van de productiegroei ligt de laatste jaren boven het landelijk gemiddelde. Het beeld dat ontstaat van Noord-Nederland inclusief de resultaten van de delfstofwinningsector (aardgasbaten) is een stuk positiever dan wanneer deze niet meegenomen worden. Wat betreft bijdrage aan de groei van het nationale beeld geldt hetzelfde: de bijdrage is zonder de delfstofwinning marginaal te noemen en de groei van deze bijdrage is lager sinds (en door) de crisis. De productie per hoofd is zonder de delfstofwinning laag vergeleken met het Nederlands gemiddelde, maar mét de verdiensten uit delfstofwinning meegerekend het hoogste in heel Nederland. Verder bleek dat Noord-Nederland een kleine speler is in vergelijking met overige provincies wat betreft arbeidsvolume gemeten in arbeidsjaren, en toegevoegde waarde, al groeit het aantal banen in het Noorden ongeveer even hard als nationaal. De werkloosheid is hier relatief hoger dan landelijk, de arbeidsparticipatie is tevens lager. Het aantal NIOF-MKB vestigingen neemt in het Noorden toe, maar minder hard dan in de rest van Nederland, hoewel het verschil niet bijzonder groot is. Wordt de delfstoffenwinning niet meegerekend, dan liep het Noorden, en dan met name Groningen, wat betreft investeringen in vaste activa achter ten opzichte van Nederland in 2008, en er wordt landelijk zowel absoluut als relatief minder geld uitgegeven aan R&D en innovatie, en daarmee daalt het aantal arbeidsjaren dat besteed wordt aan het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en werkwijzen. Nederland staat internationaal gezien niet sterk. Ook in het Noorden is de situatie niet optimaal, hoewel er tegen de landelijke trend in wel meer geld is gestoken in R&D dan een paar jaar geleden. Tot meer banen heeft dit echter nog niet kunnen leiden. Grootste oorzaak van dit toch enigszins negatieve beeld is overduidelijk de economische crisis. Wat betreft het ondernemingsklimaat in het Noorden is niet veel bekend. Wel werd duidelijk dat er nog mogelijkheden tot specialisatie liggen, en dat het beleid daar ook op gericht is. Verder werd duidelijk dat MKB’ers relatief veel last hebben van regeldruk en administratieve lasten. De Noordelijke economie heeft het economisch faseverschil de afgelopen jaren verkleind, maar verdere ontwikkeling is mede dankzij de terugslag die de economische crisis heeft teweeggebracht, nodig en, zo blijkt uit de laatste jaren, ook mogelijk. De NIOF-regeling probeert aan de positieve ontwikkeling van het Noorden, en dan met name het MKB bij te dragen. Met dit onderzoek zullen we zoals gezegd pogen te verhelderen in hoeverre die poging is geslaagd. De regeling vloeit op een logische wijze voort uit de achtergrond zoals die hiervoor al samenvattend geschetst werd. De beleidsdoelen worden afgedekt door de gekozen middelen. De vraag is echter wel of de gestelde doelen concreet genoeg zijn: er zijn slechts verwachtingen opgesteld wat betreft het aantal te creëren arbeidsplaatsen, het bedrag aan uitgelokte investeringen en het te verlenen subsidiebedrag. Dit onderzoek
Conclusies en aanbevelingen
57
58
heeft daarom getracht mogelijke effecten van de regeling te vinden, ook al waren deze niet concreet als doel gesteld.
Deelvraag 2
Gebruik van de regeling in cijfers Tussen 2009 en 2011 ontvingen 531 ondernemingen NIOF-subsidie voor 733 projecten. De ondernemingen waren ongeveer gelijk verdeeld over de drie noordelijke provincies. Het aantal vaststellingen per jaar groeide hard, van rond de 100 in 2009 naar rond de 350 in 2011. In totaal werd zo’n 13,6 miljoen euro uitgekeerd, gemiddeld zo’n 18.500 per project. Het merendeel van de projecten waren ontwikkelingsprojecten en strategische marketingplannen. Ondernemers komen in de meerderheid van de gevallen in aanraking met de NIOF via subsidieadviseurs.
Deelvraag 6
Vergelijking met effectevaluatie NIOF door EIM in 2007 De uitkomst van dit onderzoek komt op bijna alle punten overeen met de uitkomsten uit 2007. Wederom blijkt dat ondernemers aangeven dat de subsidie leidt tot een groei van de omzet en een grotere innovatie-output. Ditmaal konden echter geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over of de verstrekte subsidie al dan niet tot personeelsgroei heeft geleid. De regeling blijkt wederom relatief veel voor ondernemers belangrijke tot zeer belangrijke projecten te ondersteunen. Ditmaal is het verschil tussen ervaren en onervaren bedrijven niet aan bod gekomen. De effectiviteit van de regeling is ook geen onderwerp van onderzoek geweest ditmaal, er is vooral gekeken naar bedrijfseconomische prestaties van ondernemingen in Noord-Nederland en naar de effecten van de uitgekeerde subsidies.
Effectevaluatie Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 en 2010
Conclusies veldonderzoek
Deelvraag 3
Prestaties van de ondernemingen (zowel subsidieontvangers als niet-subsidieontvangers) Verschil in bedrijfseconomische prestaties tussen NIOF-ontvangers en nietontvangers? • • • • •
Deelvraag 4
NIOF-ontvangers geven aan sinds 2008 een significant positievere omzetontwikkeling te hebben gerealiseerd. NIOF ontvangers geven aan een significant positievere ontwikkeling wat betreft de grootte van het personeelsbestand te hebben doorgemaakt sinds 2008. NIOF ontvangers geven aan sinds 2008 significant meer geld in Research en Development te hebben gestoken. NIOF ontvangers geven aan significant meer overzicht over de subsidiemogelijkheden die bestaan (in het algemeen) voor hun onderneming te hebben. NIOF ontvangers geven aan significant minder last van de crisis te hebben.
Effecten van de subsidie volgens ondernemers NIOF ontvangers geven in de significante meerderheid van de gevallen aan dat de ontvangen subsidie tot gevolg heeft gehad: • Extra omzet • Introductie van nieuwe en vernieuwde producten • Meer investeringen in Research en Development • Meer kennis van de markt waarop men opereert • Een groter concurrerend vermogen Niet kan gezegd worden of de subsidie heeft geleid tot personeelsgroei of verbeteringen in het bedrijfsproces.
Deelvraag 5
Belang en doorslaggevendheid van de ontvangen subsidie. Een significante meerderheid van de NIOF ontvangers geeft aan de ondersteuning belangrijk (tot zeer belangrijk) te hebben gevonden. Wederom een significante meerderheid geeft aan zonder de ondersteuning het betreffende project niet te hebben uitgevoerd. Een significante meerderheid van de groep die het gesubsidieerde project als belangrijk tot zeer belangrijk hebben aangemerkt, geeft aan het project waarschijnlijk niet tot zeker niet zonder die subsidie uitgevoerd te hebben.
Conclusie Geconcludeerd kan worden op basis van wat ondernemers aangeven, dat de NIOF-subsidieontvangers op enkele kernpunten wat betreft bedrijfseconomische prestaties gemiddeld beter presteren dan niet-subsidieontvangers. Of dit veroorzaakt is door de subsidie is onbekend, het is mogelijk dat de NIOF-regeling simpelweg succesvollere bedrijven aantrekt, of in ieder geval bedrijven met meer potentieel.
Conclusies en aanbevelingen
59
60
Verder geven subsidieontvangers wat betreft de specifieke effecten van de subsidie aan dat de subsidie positieve effecten heeft gehad op de prestaties van de onderneming. De subsidie heeft in de significante meerderheid van de gevallen volgens de ondernemers geleid tot extra omzet, introductie van nieuwe en vernieuwde producten en meer investeringen in Research en Development.
Deze subsidieregeling wordt mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het ministerie van EL&I.