Effectevaluatie Find Out
Drs. E. Eiling Drs. A. Goebbels Prof. Dr. N.K. De Vries Capaciteitsgroep Gezondheidsvoorlichting en –bevordering Onderzoeksinstituut CAPHRI Universiteit Maastricht December 2006
Voorwoord In dit verslag wordt onderzoek gerapporteerd over mogelijke effecten van het jongerenprogramma Find Out op gezondheidsgedrag en denkbeelden over seks, alcohol en drugs bij de jongeren die als makers fungeerden, hun schoolgenoten en jongeren in het algemeen. Find Out is een entertainment-education interventie die gebruik maakt van het User-As-Designer concept: gemaakt voor jongeren en door jongeren. De interventie is ontwikkeld door Bouman E&E Development in samenwerking met het productiebedrijf Bosch Film Amsterdam, en met ondersteuning van SoaAids Nederland, het NIGZ/Alcohol Voorlichting en Preventie, en het Trimbos instituut (de inhoudelijke experts voor de gezondheidsvelden). Het project is financieel mogelijk gemaakt door ZonMW (programma Gezond Leven, projectnummer 40160013). Universiteit Maastricht heeft het summatieve onderzoek verricht, waarbij afstemming heeft plaatsgevonden met Bouman E&E Development, die naast coördinator ook de uitvoerder was van de procesevaluatie. In de ontwikkeling van de onderzoeksaanpak zijn nuttige gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de ZonMW-commissie Gezond Leven. Wij danken de jongeren die aan dit onderzoek hebben meegewerkt: de programmamakers (die herhaaldelijk vragenlijsten hebben beantwoord), leerlingen die hebben deelgenomen aan de scholentour en jongeren van andere scholen en uit internetpanels. Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de inbreng en kritische blikk van Dr. Martine Bouman en Drs. Elleke Draaisma, beiden van Bouman E&E Development. Binnen Universiteit Maastricht is Drs. Aimée Coenen begonnen met de uitvoering van dit onderzoek waarna het stokje is overgenomen door het huidige team. Wij danken Aimée voor haar inzet. Maastricht, 18 december 2006 Ellen Eiling Adrienne Goebbels Nanne de Vries
ii
Samenvatting Find Out is een entertainment-education interventie gemaakt voor en door jongeren (via een User-As-Designer concept) in de leeftijdsgroep van 13 tot 19 jaar. De interventie bestaat uit: -
een scholentour waarin jongeren spreken over de onderwerpen seks, alcohol en drugs, en waarin jongeren worden geselecteerd;
-
die met professionals tv-programma’s maken;
-
die worden uitgezonden op The Box;
-
en vervolgens beschikbaar worden gemaakt op een DVD;
-
ondersteund door een website.
Find Out beoogt jongeren aan te spreken op hun eigen mogelijkheden, te laten communiceren over ervaringen en identiteit en via de onderlinge communicatie een gevoel van verbondenheid en kracht te ontwikkelen. Voor de effectevaluatie van deze interventie is gekozen voor een combinatie van drie onderzoeken: A. onder jongeren die als programmamakers hebben meegedaan, jongeren die deel hebben genomen aan de scholentour en een controlegroep, met metingen zowel vóór als na de uitzendingen van Find Out; B. bij jongeren die via scholen zijn uitgenodigd om vóór de uitzenddata een aantal afleveringen van Find Out te bekijken, eveneens met een controlegroep die een ander tv-programma hebben gezien; hier is alleen een meting verricht ná blootstelling aan de programma’sl; C. via een survey onder jongeren uit de doelgroep ná de uitzendingen via The Box om bereik, waardering en effect op gezondheidsgerelateerde variabelen te vast te stellen. In ieder van deze deelonderzoeken zijn risicogedrag, denkbeelden en kennis over seks, drugs en alcohol bestudeerd. In deelonderzoek A zijn veel veranderingen over de tijd te wijten aan de toegenomen leeftijd van de onderochte groep: risicogedrag, ervaring en kennis nemen toe. Jongeren iii
die als programmamaker zijn geselecteerd vertonen over het algemeen meer risicogedrag dan anderen; er is al een verschil op de voormeting en dat neemt niet af op de nameting. Effecten over de tijd zijn vooral te verklaren uit de toename in leeftijd: men krijgt meer ervaring in de gedragingen en dat wordt versterkt door bestaande verschillen op de voormeting. Er zijn geen directe aanwijzingen voor een positief noch voor een remmend of bufferend effect van het meewerken aan Find Out. Een probleem in deze studie is het beperkte aantal programmakers (dat opsplitsingen, bijv. naar het onderwerp waar programmamakers aan werkten, onmogelijk maakt) en het relatief grote percentage nonrespons. In deelonderzoek B zijn drie groepen jongeren blootgesteld aan televisieprogramma’s: twee groepen keken ieder naar een verschillende combinatie van drie Find Out afleveringen (over seks, drugs en alcohol) en de controlegroep keek naar een tvprogramma dat niet over gezondheidsonderwerpen ging maar wel door jongeren was gemaakt. Jongeren die Find Out afleveringen hebben gezien rapporteren meer alcoholgebruik en onderscheiden zich door gezondere attitude over alcohol, lagere intentie en meer kennis over drugs, en hogere risicoschatiing over soa dan de controlegroep. Bij nadere analyse blijken de meeste verschillen op zinvolle wijze te relateren aan de inhoud van de programma’s die de twee groepen die Find Out afleveringen hebben gezien. De jongeren blijken over het algemeen positief te oordelen over het User-As-Designer concept: programma’s die jongeren zelf zijn gemaakt worden gezien als interessanter, boeiender, en beter aansluitend bij de eigen levenswijze. De jongeren denken niet meer over dit soort programma’s in gesprek te gaan met anderen. De oordelen over Find Out zijn positiever dan de oordelen over het controleprogramma. In deelonderzoek C is gebleken dat in de steekproef 18 procent van de jongeren één of meer afleveringen van Find Out hebben gezien, waaronder relatief meer meisjes en relatief wat jongere deelnemers. Find Out afleveringen worden goed gewaardeerd, professioneel gemaakt, interessant en met goede aansluiting op de eigen leefwereld. Op uitkomstmaten zijn nauwelijks verschillen gevonden tussen jongeren die wel en jongeren die geen Find Out afleveringen hebben gezien. Er zijn alleen gedragsverschillen bestudeerd: kijkers rapporteren wat meer alcoholgebruik en een hogere risicoperceptie voor soa. iv
De drie deelonderzoeken vetonen over het algemeen geen of geringe effecten van Find Out. Onder programmamakers neigen die naar het negatieve, waarschijnlijk doordat dit een selecte groep jongerne betreft die al relatief veel risicogedrag vertonen vóór deelname omdat die ervaring hen geschikt maakt als programmamaker. In deelonderzoek B zijn beperkte (positieve) kenniseffecten van Find Out gevonden. Er zijn geen effecten aangetoond op gezondheidsgedrag, informatiezoekgedrag of communicatie over seks, alcohol en drugs. Het project heeft slechts tot weinig en tamelijk geringe aantoonbare veranderingen geleid. De gevonden effecten zijn meestal wel goed te herleiden tot inhoud en werkwijze zodat met gematigd optimisme verder kan worden ontwikkeld aan deze aanpak.
v
Inhoudsopgave
Samenvatting 1 Inleiding
2
2 Deelonderzoek A 2.1 Methode en procedure 2.2 Meetinstrument 2.3 Resultaten 2.4 Conclusie Deelonderzoek A
5 5 7 18 40
3 Deelonderzoek B 3.1 Methode 3.2 Meetinstrument 3.3 Resultaten 3.4 Conclusie Deelonderzoek B
44 45 46 49 63
4 Deelonderzoek C 4.1 Methode 4.2 Meetinstrument 4.3 Resultaten 4.4 Conclusie Deelonderzoek C
67 68 69 72 79
5 Algemene conclusie effectevaluatie Find Out
81
Bijlagen -vragenlijsten A, B en C.
vi
Effectevaluatie Find Out 1 Inleiding Het Find Out project is een entertainment-education interventie voor en door jongeren (13-19). Binnen de combinatie van voorlichting en amusement wordt gewerkt volgens het ‘user as designer’-(UAD) concept: jongeren zijn zelf voor een belangrijk deel de ontwerpers van de interventie. Binnen het project is gekozen voor de thema’s seks, drugs en alcohol (en de overkoepelende thema's: je eigen keuzen maken, omgaan met sociale druk, grenzen verkennen), omdat deze centraal staan in het leven van jongeren. Bij de ontwikkeling van de interventie zijn de relevante GBI’s (SOA/AIDS Nederland, Trimbos en NIGZ) betrokken als adviseur. De interventie bestaat uit een combinatie van scholentoer, televisie (hoofdmedium), website en DVD. Er is begonnen met een rondgang langs een aantal scholen waar met in aanmerking komende klassen gesproken is over de thema’s en wat belangrijke onderwerpen daarbinnen zijn. Deze scholentour is gedaan door de productiemaatschappij Bosch Film die de interventie verder samen met de jongeren heeft vormgegeven. Tijdens de brainstormsessies is ook een eerste selectie gemaakt van jongeren die geschikt lijken om als programmamaker te fungeren. Jongeren leveren dus zelf ideeën aan; de geselecteerde programmamakers hebben deze samen met professionele producenten uitgewerkt tot programma’s die zijn uitgezonden via het televisiestation The Box. De uitzendingen zijn vervolgens ook beschikbaar gesteld op DVD. Een website is gebruikt als ondersteuning voor de uitzendingen op de televisie en om meer informatie te bieden en actief zoekgedrag te stimuleren via de mogelijkheid om door te linken naar andere sites. De doelgroep van deze interventie bestaat dus uit jongeren van 13 ot 19 jaar met een speciaal accent op lagere SES-groepen en allochtone jongeren Bij de selctie van scholen en programmamkers is daarmee rekening gehouden.. Deze aanpak heeft tot doel de ‘empowerment’ van jongeren te bevorderen onder andere door hen aan te spreken op hun eigen mogelijkheden, te laten communiceren over
2
ervaringen en identiteit en via de onderlinge communicatie een gevoel van verbondenheid en kracht te ontwikkelen. Voor een meer volledige beschrijving van de interventie wordt verwezen naar het betreffende rapport van Bouman E&E. Het voorliggende rapport beschrijft de effectevaluatie van Find Out, dat dient te worden beschouwd in samenhang met de procesevakluatie en het activiteitenverslag. Het summatieve onderzoek in het Find Out traject heeft tot doel inzicht te verschaffen in de effecten van de Find Out interventie op jongeren tussen de 13 en 19 jaar. Find Out beoogt effecten op drie verschillende niveaus teweeg te brengen: het persoonlijke, interpersoonlijke en maatschappelijke niveau. Op het persoonlijke niveau beoogt Find Out de kennis en inzichten van jongeren op het terrein van seks, drugs en alcohol te vergroten door onjuistheden te ontzenuwen en verkeerde denkbeelden weg te nemen. Een verdere doelstelling is het voorkomen van (riskant) gebruik van genotmiddelen en het stimuleren van veilig vrijgedrag. Verbeteringen in determinanten van deze gedragingen, zoals eigen effectiviteit, intentie en vaardigheden behoren ook tot de doelstellingen. Op het interpersoonlijke niveau wil Find Out invloed uitoefenen op sociale (groeps) normen, ervaren sociale steun en de communicatie van jongeren over ervaren dilemma’s. Op het maatschappelijke niveau beoogt Find Out jongeren aan te moedigen om te participeren via de kanalen die het programma aanbiedt (bijvoorbeeld de website van Find Out). Voorstadia voor dergelijke uitkomsten, zoals kijkdichtheid, waardering van het programma, ervaren relevantie voor iemands eigen vragen, het vergemakkelijken van gesprekken hierover met anderen, het zoeken van aanvullende informatie en het anders gaan denken worden ook als belangrijke effecten beschouwd. In hoeverre de Find Out interventie de bovengenoemde effecten daadwerkelijk heeft bereikt, wordt in kaart gebracht met behulp van de volgende drie deelonderzoeken. Deelonderzoek A Dit onderzoeksdeel heeft tot doel de effecten van de interventie op de meewerkende jongeren (=programmamakers) en hun schoolgenoten (=brainstormers) te evalueren. Het was de verwachting dat de effecten voor jongeren, die als programmamaker fungeerden, 3
groter zouden zijn dan voor hun schoolgenoten en voor jongeren, die niet betrokken waren bij de programmaontwikkeling, de passieve ontvangers (=controlegroep). De (lange termijn-) effecten op elk van deze drie groepen zijn onderzocht met behulp van een herhaaldelijk afgenomen vragenlijst. Deelonderzoek B Daarnaast beoogt een tweede deelonderzoek de effecten van Find Out te onderzoeken in een gecontroleerde setting. Hiervoor zijn twee experimentele groepen vergeleken met een controlegroep. Verschillende afleveringen van Find Out zijn aan de experimentele groepen getoond, de controlegroep kreeg een ander jongerenprogramma te zien. De korte termijn effecten van Find Out zijn gemeten met behulp van een vragenlijst. Deelonderzoek C Het laatste deelonderzoek beoogt het bereik, de herkenning en de waardering van Find Out te meten. Na afloop van de uitzendperiode is bij een steekproef van jongeren in Nederland een vragenlijst afgenomen over het bereik en de herkenning van Find Out. Indien van toepassing werd gevraagd naar de waardering van afzonderlijke uitzendingen en voor de totale aanpak van het programma. De methoden en resultaten worden hieronder per deelonderzoek beschreven. Het meetinstrument dat in de verschillende deelonderzoeken is gebruikt overlapt gedeeltelijk. De gemeenschappelijke gedeelten zijn alleen beschreven onder Deelonderzoek A.
4
2 Deelonderzoek A 2.1 Methode en procedure In de periode tussen februari en oktober 2005 zijn zowel de jongeren die als programmamakers aan Find Out hebben meergewerkt als brainstormers (jongeren die wel zijn betrokken in de scholentour maar die niet hebben meegewerkt aan het maken van programma’s) via e-mail gevraagd om een elektronische vragenlijst in te vullen. Voor deze eerste meting (=voormeting) zijn in totaal 400 jongeren tussen de 13 en 19 jaar benaderd. Aangezien een aantal programmamakers de vragenlijst niet hadden ingevuld, hebben deze op de dag van opname alsnog een schriftelijke versie ingevuld. Dit gebeurde voordat zij waren begonnen met de opnames, omdat de vragenlijst tot doel had om te meten hoe jongeren scoorden op de uitkomstmaten voordat zij waren blootgesteld aan Find Out. De voormeting is ook afgenomen bij een controlegroep, bestaande uit jongeren van scholen waar geen Find Out brainstormsessie heeft plaatsgevonden. Dit is gedaan om te kunnen achterhalen welke effecten aan de scholentour en het maken van het Find Out programma toe te schrijven zijn. Om respondenten voor de controlegroep te werven zijn in de maanden april en juni 2005 twintig scholen in dezelfde regio’s benaderd als de scholen van de scholentour. Vanwege examens, veel verzoeken om deelname aan onderzoek en een gebrek aan e-mail adressen van leerlingen, was het moeilijk om scholen te overtuigen om mee te doen aan dit onderzoek. Daarom zijn er met hulp van het onderzoeksbureau Flycatcher jongeren uit dezelfde provincies als de programmamakers via e-mail benaderd om de vragenlijst in te vullen, waardoor de controlegroep alsnog uit 102 respondenten heeft bestaan. Alle deelnemers kregen na het invullen van de vragenlijst een nationale bioscoopbon ter waarde van €7,50. Na beëindiging van de productie van alle afleveringen is er bij de programmamakers een tweede vragenlijst afgenomen (eerste nameting) om de directe effecten van het maken van het programma vast te stellen. Ten behoeve hiervan is er op 30 November 2005 aan alle programmamakers een e-mail verstuurd met een link naar een elektronische vragenlijst. Deze vragenlijst kwam grotendeels overeen met de vragenlijst, die gebruikt is in de voormeting en kon worden ingevuld tot 31 December 5
2005. Jongeren die deze tweede vragenlijst invulden, kregen als beloning eveneens een bioscoopbon ter waarde van €7.50. Omdat de tijstippen waarop de verschillende afleveringen werden opgenomen erg van elkaar verschilden, is het tijdsverschil tussen het maken van het programma en het invullen van de tweede vragenlijst voor sommige programmamakers groter dan voor anderen. Het verschil varieerde van twee maanden tot maximaal 15 maanden. Voor programmamakers die hebben meegewerkt aan de twee pilot-afleveringen zaten er 19 maanden tussen het invullen van de vragenlijst en het maken van het programma. Vervolgens is na de uitzending van de Find Out afleveringen (jan. – apr. 2006) bij alle drie groepen jongeren een uitgestelde nameting uitgevoerd. Ten behoeve hiervan is op 22 mei 2006 aan jongeren via e-mail een link naar de elektronische vragenlijst verstuurd, die zij konden invullen tot en met 8 Juni. Deze vragenlijst was overeenkomstig aan de vragenlijst gebruikt bij de eerste nameting van de programmamakers. In de periode van 29 mei tot 6 Juni zijn er reminders verstuurd aan alle drie groepen. Aangezien sommige e-mail adressen niet meer actueel waren, zijn een aantal respondenten niet bereikt. Dit betreft 20 respondenten (10%) bij de programmamakers, 64 respondenten (23%) bij de brainstormers en bij de controlegroep waren dit 4 respondenten (4%). Omdat een groot deel van de programmamakers (N=52) de elektronische vragenlijst vóór 6 Juni niet had ingevuld en nadere persoonsgegevens van deze groep bekend waren, zijn deze jongeren nagebeld. Negenentwintig programmamakers zijn telefonisch bereikt en gevraagd om de derde vragenlijst in te vullen. Dit leverde een totale respons van 78 op onder de programmamakers bij de uitgestelde nameting (Voor een overzicht van de respons per groep en meetmoment, zie Tabel 1). Als bedankje voor hun medewerking kregen de programmamakers, die de laatste vragenlijst hadden ingevuld een Dubbel DVD met alle Find Out afleveringen thuis gestuurd. Brainstormers en respondenten uit de controlegroep kregen een bioscoopbon. Voor een overzicht van de verschillende meetmomenten in deelonderzoek A, zie tabel 1.
Data analyse Data zijn opgeschoond en vervolgens geanalyseerd met behulp van SPSS versie 13.0. Frequenties zijn gebruikt om de demografische kenmerken en gezondheidsgedragingen 6
van respondenten te beschrijven. Verschillen in effecten tussen programmamakers en de controlegroep zijn geanalyseerd met ANOVA’S voor herhaalde metingen (mixed design). Daarnaast zijn herhaalde metingen met ANOVA’S uitgevoerd alleen binnen de groep van de programmamakers. Dit is gedaan om te onderzoeken of er eventueel andere effecten zijn op T1 dan op T2 en in hoeverre er sprake is van een ontwikkeling van effecten door de tijd heen. Paarsgewijze post hoc vergelijkingen met Bonferoni correctie zijn uitgevoerd, vanwege schending van de assumptie van gelijke varianties (sphericity) van de verschillen in meetmomenten tussen de groepen. ANOVA’S zijn alleen gebruikt voor continue variabelen en variabelen, die gemeten zijn op interval niveau. Voor categorische variabelen zijn verschillen in effecten geanalyseerd met behulp van Chi-kwadraat toetsen. Bij alle analyses is het significantieniveau vastgesteld op 0.05.
2.2 Meetinstrument De vragenlijst die is gebruikt in deelonderzoek A is gebaseerd op de gevalideerde vragenlijst van E-Movo (De Nooijer & De Vries, in press 1) en verschillende gedragsmodellen, zoals het I-Change model (De Vries, Mesters, Van de Steeg & Honing, 20062). Naast de effectmaten voor alcoholconsumptie, drugsgebruik en seksueel gedrag zijn in elke vragenlijst kennis, attitude, eigen effectiviteit, intentie en sociale invloed met betrekking tot deze 3 gedragingen gemeten. Daarnaast zijn enkele vragen toegevoegd over mediagebruik en het zoeken van informatie. De vragenlijsten, die gebruikt zijn in deelonderzoek B en C zijn gebaseerd op de vragenlijst van A. Daarom wordt in dit rapport alleen de vragenlijst, die gebruikt is in deelonderzoek A, in detail beschreven. Voor de beide andere deelonderzoeken worden alleen die items beschreven, die specifiek zijn voor deze onderzoeken dan wel verschillen van de items gebruikt in de vragenlijst van deelonderzoek A. 1
De Nooijer, J., & De Vries, N.K. (in press). Monitoring health risk behavior of Dutch adolescents and the development of health promoting policies and activities: The E-MOVO project. Health Promotion International.
2
De Vries, H., Mesters, I., Van de Steege, H., & Honing, C. (2005). The general public’s information needs and perceptions regarding hereditary cancer: an application of the Integrated Change Model. Patient Education and Counseling, 56, 154-165.
7
Vragenlijst Deelonderzoek A Allereerst worden de concepten beschreven, die gemeten zijn bij de voormeting. Vervolgens worden die vragen beschreven, die zijn toegevoegd aan de vragenlijst ten behoeve van de nameting. Om zeker te zijn dat personen uit de controlegroep niet toevallig aan een brainstormsessie voor Find Out hebben meegedaan, luidde de eerste vraag van de enquête of Bosch Film bij hun in de klas was geweest om te discussiëren over seks, drugs en alcohol.
Persoonlijke kenmerken Allereerst werden jongeren gevraagd naar hun geboortedatum, geslacht, school, opleidingsniveau, de postcode van hun woonadres en hun woonsituatie. Daarnaast werd gevraagd in welk land zij en hun ouders geboren zijn en tot welke bevolkingsgroep zij zichzelf rekenen. Vervolgens zijn jongeren gevraagd naar hun geloof en de mate waarin dit een rol speelt in hun leven. Ook zijn vragen toegevoegd naar de mate waarin jongeren televisiekijken en wat daarbij hun voornaamste interesses zijn. Allereerst gaven jongeren aan hoe vaak zij televisie kijken op een schaal van nooit (0) tot elke dag (7). Vervolgens werd een meerkeuzevraag gesteld over de verschillende soorten programma’s en de muziekzender(s) (MTV, The Box of TMF) waar jongeren het meeste naar kijken. Twee stellingen zijn gebruikt om te achterhalen in hoeverre jongeren vinden dat er voldoende programma’s zijn waar zij zichzelf in herkennen en waar voor hun belangrijke onderwerpen in terugkommen. Antwoordcategorieën varieerden van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2). Jongeren werden ook gevraagd of zij wel eens met familie en vrienden praten over wat zij op televisie hebben gezien. Zij konden antwoorden geven van nooit (0) tot vaak (3). Daarnaast gaven jongeren aan of zij naar een website of teletekst voor meer informatie kijken, als een televisieprogramma ernaar verwijst. Antwoordmogelijkheden varieerden van nooit (0) tot vaak (17.5). De coderingen die hier gebruikt zijn representeren het gemiddelde van de gebruikte frequentieschattingen (zie bijvoorbeeld
8
vraag F7). Dit geldt ook voor de coderingen van de andere frequentieschattingen, die gebruikt zijn in dit onderzoek. Om te weten te komen voor welke onderwerpen jongeren de meeste belangstelling hebben, werden zij gevraagd om een rangorde van 3 onderwerpen aan te geven, die zij zo belangrijk vinden, dat zij er meer op televisie over zouden willen zien (vraag G1). Daarbij konden zij kiezen uit de volgende 8 onderwerpen: roken, alcohol, drugs, gadgets, geld, relaties of seksualiteit, sport/bewegen en trends. Ook hadden jongeren de mogelijkheid om een ander onderwerp aan te geven, dat niet in deze lijst stond. Tot slot werden jongeren gevraagd om aan te geven hoeveel zij van televisie leren over alcoholgebruik, blowen, seks en relaties. Antwoordcategorieën varieerden van heel veel (4) tot erg weinig (1) (zie C.22, D.20, E.20).
Vragen met betrekking tot alcohol Alcoholconsumptie en -koopgedrag Allereerst werden jongeren gevraagd naar welke soort alcohol zij drinken, waar zij alcoholhoudende dranken kopen en waar zij meestal alcohol drinken. Jongeren konden daarbij kiezen uit meerdere antwoordcategorieën. Vervolgens zijn jongeren gevraagd om aan te geven hoe vaak zij de afgelopen 4 weken iets met alcohol hebben gedronken. De antwoordcategorieën varieerden van 1 keer (1) tot 10 keer of meer (10). Op een 10puntschaal met antwoordmogelijkheden van 1 glas (1) tot 20 glazen of meer (20) gaven jongeren aan hoeveel glazen zij in deze 4 weken per gelegenheid hebben gedronken. Ook werd hen gevraagd hoe vaak zij dronken of aangeschoten zijn geweest in hen hele leven en in de afgelopen 4 weken. Jongeren konden antwoorden geven op een schaal met 14 antwoordmogelijkheden van niet/nooit (0) tot 40 keer of vaker (40). Verder werd aan respondenten gevraagd hoe vaak zij thuis indrinken om een beetje in stemming te komen en hoe vaak zij een rondje aanpakken, dat iemand geeft. Antwoordcategorieën varieerden van nooit (0) tot (bijna) altijd (4).
9
Kennis over alcohol In totaal zijn 7 vragen gesteld met betrekking tot de kennis die jongeren hebben over de kenmerken en risico’s van alcohol (α: T0=0.49; T1=0.32 en T2= 0.42). Er zijn 6 stellingen gebruikt, die jongeren konden beantwoorden met waar (2), niet waar(1) en weet ik niet (0) (bijv. “Alcohol is een slechte dorstlesser”). Daarnaast is 1 meerkeuzevraag gesteld over de wettelijke minimumleeftijd voor het kopen van drank. Respondenten konden daarbij kiezen uit drie antwoordmogelijkheden met verschillende leeftijden. Attitude ten aanzien van alcoholconsumptie Met een attitudeschaal bestaande uit 5 vragen werd bepaald hoe jongeren denken over het drinken van alcohol (α: T0=0.53; T1=0.70; T2=0.47). De vragen hadden de vorm van stellingen met antwoordopties, die varieerden van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2). Een voorbeeld van zo 1 stelling is “Ik vind het slecht om alcohol te drinken”. Vanuit het oogpunt van het gezonde gedrag, kreeg de meest negatieve attitude ten opzichte van alcoholgebruik steeds de meest positieve score. Daarnaast is een aparte attitudevraag gesteld, die niet werd opgenomen in deze attitudeschaal, vanwege de relatief lage correlatie met de andere attitudevragen. Deze vraag had hetzelfde formaat als de andere attitudevragen en bestond uit de volgende stelling: ‘Als je alcohol hebt gedronken dan betekent dat nog niet dat je je zelfcontrole verliest’.
10
Sociale invloed ten aanzien van alcoholconsumptie Sociale invloed werd gemeten met behulp van twee vragen, waarvan één vraag over ervaren sociale norm ging en de andere vraag over modeling met betrekking alcoholconsumptie. De ervaren sociale norm werd gemeten met de vraag ‘wat vinden je vrienden ervan dat je alcohol drinkt’. Antwoordmogelijkheden waren: ze vinden het stoer (-1), ze vinden dat ik meer alcohol zou moeten drinken (-2), ze vinden dat ik minder alcohol zou moeten drinken (1), ze raden het af (2), ze zeggen er niets van (0). Modeling werd
gemeten
met
de
vraag
‘Drinken
je
ouders/verzorgers
alcohol?
De
antwoordmogelijkheden voor deze vraag waren: ja veel (-3), ja, niet veel niet weinig (-2), ja, weinig (-1) en nee (0). Eigen effectiviteit ten aanzien van niet drinken Naar het vertrouwen om te kunnen minderen met drinken werd gevraagd met behulp van twee stellingen (C9_2 en 5), met antwoordopties op een 5-puntsschaal van helemaal mee eens (2), tot helemaal mee oneens (-2) (Pearson’s correlatie: T0=0.40, p<.001; T1=0.38, p<.001; T2=0.20, p=0.02). Intentie ten aanzien van alcoholconsumptie Jongeren werden gevraagd in welke mate zij van plan waren om binnenkort meer of minder alcohol te gaan drinken. De antwoordcategorieën varieerden van veel meer(2) tot veel minder (-2). Daarnaast werd aan respondenten gevraagd of zij er wel eens over denken om niet te drinken tijdens het uitgaan. Antwoordcategorieën varieerden van nooit (0) tot (bijna) altijd (4). Onrealistisch optimisme Met behulp van één vraag werd gemeten in hoeverre jongeren een optimistischer beeld hebben over hun alcoholconsumptie in vergelijking tot anderen. Respondenten werden gevraagd of zij denken dat zij meer of minder alcohol drinken dan de meeste anderen van hun leeftijd. Antwoorden werden geven op een 5-puntschaal met categorieën van -2 (veel minder) tot 2 (veel meer).
11
Vragen met betrekking tot drugs Drugsgebruik Aan respondenten werd gevraagd hoe vaak zij ooit en in de afgelopen maand hasj of wiet hebben gebruikt. Antwoordmogelijkheden varieerden van nooit (0) tot 40 keer of vaker (40). Jongeren werden vervolgens gevraagd hoe zij meestal aan hasj of wiet komen (bijvoorbeeld van vrienden, op of rond school) en waar ze het meestal gebruiken (bijvoorbeeld in de coffeeshop of op straat). Daarnaast konden respondenten aangeven of zij wel eens drugs en alcohol tegelijkertijd gebruiken. De antwoordmogelijkheden bestonden uit nee(0); ja, alcohol samen met wiet/hasj (1); ja, alcohol samen met XTC (2) en ja, alcohol samen met cocaïne (3). Kennis ten aanzien van drugs en drugsgebruik De kennis van jongeren over de werking en de risico’s van hasj en wiet werd gemeten met behulp van 5 vragen, bestaande uit stellingen, die respondenten met waar (2), niet waar (1) en weet ik niet (0) konden beantwoorden (α: T0= 0.70; T1=0.43; T2= 0.66). Een voorbeeld van zo een stelling is ‘Wanneer je hebt geblowd, kun je je beter concentreren’. Attitude ten aanzien van drugs en drugsgebruik Een schaal, bestaande uit 4 items werd gebruikt om de attitude van jongeren ten aanzien van blowen te bepalen (α: T0=0.72; T1=0.80; T2=0.71). De items bestonden uit stellingen met antwoordopties die varieerden van helemaal eens (-2) tot helemaal mee oneens (2) (bijvoorbeeld ‘Ik vind het prettig om te blowen’). De meest negatieve attitude ten opzichte van drugsgebruik kreeg steeds de hoogste score. Sociale invloed met betrekking tot hasj/wiet gebruik De ervaren sociale norm met betrekking tot hasj/wietgebruik werd gemeten met behulp van twee items. Jongeren werden gevraagd wat hun ouders/verzorgers ervan vinden dat zij hasj of wiet gebruiken. De volgende antwoordopties waren gegeven: ze vinden het normaal (-1), ze vinden dat ik minder of niet zou moeten gebruiken (1), ze raden het af (2), ze verbieden het (3), ze zeggen er niets van (0). Vervolgens werden zij gevraagd wat 12
hun vrienden ervan vinden dat zij hasj of wiet gebruiken. Antwoordopties waren: ze vinden het normaal’(-1), ze vinden dat ik meer zou moeten gebruiken (-2), ze vinden dat ik minder zou moeten gebruiken’(1), ze weten het niet (0), en ze zeggen er niets van (0). Om te achterhalen in hoeverre jongeren sociale druk voelen om te gaan blowen, is de volgende stelling gebruikt: Mijn vrienden stimuleren mij om hasj en wiet te (gaan) gebruiken. Antwoordopties varieerden van helemaal mee eens (-2) tot helemaal mee oneens (2). Daarbij kreeg de laagste ervaren sociale druk, de meest positieve score. Modeling werd gemeten met behulp van twee items. Respondenten werden verder gevraagd of hen ouders hasj en wiet gebruiken en of hen vrienden blowen. Antwoordmogelijkheden waren ja (-1), nee (1) en weet ik niet (0). Eigen effectiviteit Twee vragen zijn gesteld over de eigen effectiviteit met betrekking tot minder blowen (Pearson’s correlatie: T0=0.78, p<.001; T1=0.60, p<.001; T2=0.67, p<.001). Een voorbeeld hiervan is “Ik vind het moeilijk om minder te blowen”. De antwoordopties werden weergegeven op een 5-puntsschaal, van helemaal mee eens (-2), tot helemaal mee oneens (2). Respondenten met een hoge eigen effectiviteit om minder te blowen kregen daarbij steeds de hoogste score. Intentie Aan de jongeren werd gevraagd aan te geven in hoeverre zij van plan waren binnenkort hasj of wiet te gebruiken. Op een 5-puntsschaal konden zij aangeven of zij dit ‘zeker wel’(2) tot ‘nee, zeker niet’(-2) van plan waren. Risicoperceptie Er werd een vraag gesteld, die betrekking had op de risicoperceptie van jongeren ten aanzien van blowen. Jongeren zijn gevraagd of zij wel eens hebben nagedacht over de risico’s van blowen. Antwoordmogelijkheden varieerden van nooit (0) tot vaak (3).
13
Vragen met betrekking tot seks en relaties Gedrag Allereerst werd gevraagd hoe vaak men met iemand naar bed was geweest (nooit (0) tot regelmatig (3), zie E1). Vervolgens is gevraagd met hoeveel verschillende personen dit was en hoe vaak hierbij condooms zijn gebruikt, van nooit (1) tot altijd (5). Ook is gevraagd naar de ervaring met orale seks en of dit veilig is gebeurd. Indien van toepassing werd de jongeren gevraagd of zij wel eens condooms op zak hebben, wederom met antwoordcategorieën van nooit (1) tot altijd (5). Daarnaast zijn twee vragen gesteld om te achterhalen, welke redenen jongeren hebben om geen condooms te gebruiken en waar zij meestal condooms kopen. Ten slotte werden respondenten gevraagd om aan te geven of zij een condoom gebruiken wanneer zij met iemand vrijen, die zij kennen en vertrouwen. Antwoordmogelijkheden varieerden van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens op een 5-puntsschaal (-2). Kennis Een schaal bestaande uit 7 stellingen werd gebruikt om de kennis van de respondenten te toetsen over veilig vrijen en soa (α: T0=0.69; T1=0.69; T2=0.69). De antwoordopties waren waar (2), niet waar (1) en weet ik niet (0). Voorbeelden van deze stellingen zijn “Een ‘funcondoom’ is een goede manier om je te beschermen tegen een soa” en “De meeste soa gaan vanzelf over”. Attitude ten aanzien van seks en condoomgebruik/veilig vrijen Aan de jongeren die nog geen seksuele contacten hadden gehad werd door middel van 4 items naar hun mening en verwachtingen over de eerste keer gevraagd (bijv. “Ik maak me zorgen over de eerste keer”) (E.2.1,2,4 en 5). Aan alle jongeren werd vervolgens gevraagd naar hun houding ten aanzien van veilig vrijen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een schaal bestaande uit 6 stellingen (E8_1, 4, 6, 7, 8), met antwoordopties variërend van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2), op een 5-puntsschaal (α: T1= 0.68; T2= 0.61; T3= 0.63). Tot slot werd gevraagd of zij vonden dat jongens, meisjes of allebei voor condooms moeten zorgen. 14
Sociale invloed De volgende vraag werd gesteld over de ervaren sociale norm ten aanzien van veilig vrijen (condoomgebruik): ‘Wat vinden je vrienden van veilig vrijen?’ Mogelijke antwoorden waren: ‘Ze vinden dat het wel moet (1), ‘het maakt niet uit’(0), ‘ze vinden dat het niet hoeft’(-1) en ‘ ze zeggen er niets van’ (0). Eigen effectiviteit Twee stellingen zijn gebruikt om te meten in welke mate respondenten het moeilijk vonden veilig te vrijen. Daarvan had één vraag betrekking op het kopen van condooms en de andere vraag op het bespreken van veilig vrijen. Respondenten konden op een 5puntsschaal aangeven in hoeverre zij het eens waren met de stelling (helemaal mee eens (2); helemaal mee oneens (-2). Daarnaast is nog één vraag gesteld over situationele eigeneffectiviteit. Respondenten gaven aan in hoeverre zij het moeilijk vonden om nee te zeggen
tegen
seks
wanneer
zij
alcohol
hebben
gedronken
(C9_9).
Antwoordmogelijkheden voor deze vraag varieerden van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2). Intentie Een vraag is gesteld om te meten hoe groot de intentie van de jongeren is om de volgende keer dat zij met iemand naar bed gaan, een condoom te gebruiken. De antwoordopties varieerden van zeker wel tot zeker niet, op een 5-puntsschaal (E.11). Risicoperceptie Met behulp van één item is aan jongeren gevraagd of zij denken dat zij risico lopen op SOA. Antwoordcategorieën waren ‘ja’ (1) en ‘nee’(0).
Evaluatie “User as Designer” (UAD) Om te evalueren wat jongeren van programma’s vinden die door en voor jongeren gemaakt zijn, werden 10 stellingen gebruikt waarop jongeren konden antwoorden met 15
helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2) op een 5-puntsschaal (F8.1 tot F.8.10). Een positievere score duidt op een positievere attitude ten opzichte van de user as designer benadering. Voorbeelden zijn: “Als jongeren zelf een televisieprogramma maken voor jongeren, dan boeit het programma mij meer” of dan is de informatie onbetrouwbaar”.
Communicatie en informatie zoeken Om een idee te krijgen van belangrijke informatiebronnen voor jongeren, werd aan respondenten gevraagd waar en van wie zij de meeste informatie krijgen over alcoholgebruik, hasj en wiet, en seks en relaties. Respondenten konden kiezen uit 12 antwoordcategorieën, waarvan zij meerdere konden aankruisen. Voorbeelden van antwoordcategorieën waren familie, vrienden, huisarts, televisie en internet. Een belangrijke doelstelling van Find Out is discussie teweeg te brengen zodat jongeren meer gaan nadenken over hun gedrag en de daaraan verbonden risico’s en eventueel op zoek gaan naar verdere informatie. Daarom werd aan jongeren gevraagd of zij wel eens met (ouders en) vrienden praten over het drinken van alcohol en dronken worden, over hasj of wiet en over seks. Antwoordcategorieën voor deze vragen varieerden van nooit (0) tot vaak (3). Respondenten, die aangaven dat zij al eens hasj of wiet hebben gebruikt werden daarnaast ook gevraagd of hun ouders/verzorgers daarvan weten en of zij dit hen (ouders/verzorgers) zelf hebben verteld. Aan jongeren die nog geen seksuele ervaring hadden, werd gevraag te reageren op de stelling dat zij vaak met vrienden over de eerste keer spraken. Antwoorden werden gegeven op een 5-puntschaal, met antwoordopties, die varieerden van helemaal mee eens (2) tot helemaal mee oneens (-2). Alle jongeren werden verder gevraagd om aan te geven of zij de afgelopen maand informatie hebben gezocht over alcoholgebruik, over hasj en wiet, en over seks en relaties. Jongeren konden hierop antwoorden met ja (1) en nee (0). Ten slotte werden respondenten gevraagd of zij de afgelopen maand anders zijn gaan denken over alcoholgebruik, over hasj en wiet, en over seks en relaties. Antwoordmogelijkheden hiervoor waren ja (1) en nee (0).
16
Evaluatie van de enquête Aan het einde van de vragenlijst werden respondenten gevraagd om aan te geven wat zij ervan vonden de enquête in te vullen. Antwoordmogelijkheden waren: leuk (1), saai (2), het gaat niemand wat aan hoe ik leef (3) en te persoonlijk (4).
Additionele vragen bij de nameting Ten tijde van de voormeting was niet bekend wat de inhoud van de verschillende afleveringen van Find Out zou worden. Daarom kon ook niet worden gevraagd naar specifieke aspecten. Naar aanleiding van de inhoud van afleveringen zijn in de nameting daarom een aantal vragen toegevoegd aan de oorspronkelijke vragenlijst van deelonderzoek A, die specifieke inhoud van afleveringen bevragen. Deze zijn onderverdeeld in algemene vragen en vragen met betrekking tot alcohol, drugs en seks en relaties. Algemene vragen Om te achterhalen of jongeren bij de nameting nog op school zaten werd hierover aan het begin van de vragenlijst een vraag toegevoegd. Daarnaast werd een vraag toegevoegd over hoe vaak jongeren kijken naar het BNN-programma ’Slikken en Spuiten’, dat zich voor een gedeelte op dezelfde onderwerpen en doelgroep richt als Find Out. Dit is gedaan om te kunnen controleren voor eventuele vertekenende effecten van dit programma. Programmamakers werden in de nameting ook gevraagd hoe zij het vonden om mee te werken aan het televisieprogramma ‘Find Out’. Antwoordmogelijkheden waren leuk (1), saai (2), interessant (3), ik heb ervan geleerd (4) en ik heb er spijt van (5). Vragen met betrekking tot alcohol In de follow-up vragenlijst werd naar aanleiding van de inhoud van afleveringen gevraagd of men wel eens agressief is als men teveel gedronken heeft en of men wel eens spijt heeft van zijn daden nadat men teveel gedronken heeft. Ook werd gevraagd of men wel eens last heeft van agressieve dronken jongeren. Antwoordopties varieerden van nooit (0) tot vaak (4), op een 5-puntsschaal. 17
Vragen met betrekking tot drugs Een extra meerkeuze kennisvraag is toegevoegd, over vanaf welke leeftijd men in een coffeeshop hasj en wiet mag kopen. Daarnaast is de vraag ‘Vind jij dat blowen iets met criminaliteit te maken heeft?’ toegevoegd. Deze onderwerpen kwamen in afleveringen aan de orde. Vragen met betrekking tot seks en relaties Enkele attitudevragen zijn toegevoegd in de nameting, namelijk in hoeverre men het ermee eens is (1-5) of een jongen of een meisje dat een condoom op zak heeft, uit is op seks. Daarnaast zijn enkele stellingen die de kennis toetsen toegevoegd; ‘Volgens de islam is veilig vrijen verboden’, ‘Bij de soa poli kun je je anoniem en gratis laten testen’, ‘Als je besmet bent met chlamydia dan merk je dat altijd’, ‘De behandeling van gonorroe is erg pijnlijk’, ‘De behandeling van chlamydia is erg pijnlijk’. Ook deze onderwerpen kwamen in afleveringen aan de orde.
2.3 Resultaten Respondenten Bij de vergelijkende analyses zijn alleen die respondenten betrokken, die zowel de baseline meting als de meting op T2 hebben gehad. Bij de programmamakers zijn dit 49 en bij de controlegroep 50 respondenten. Aangezien er in de groep van de brainstormers maar 6 respondenten zijn, die beide vragenlijsten hebben ingevuld, is deze groep respondenten niet bij de vergelijkende analyses betrokken. Dit lage aantal in de groep van de brainstormers heeft grotendeels te maken met een gebrek aan actuele persoonlijke gegevens van deze respondenten. Er waren alleen oude e-mail adressen van brainstormers beschikbaar, waarvan een groot deel bij de tweede meting niet meer werkte. Daardoor konden veel respondenten niet bereikt worden. Tabel 1 geeft de responscijfers per 18
meetmoment en groep weer; omdat er op ieder meetmoment steeds andere personen niet hebben geantwoord zijn de aantallen bij analyses waarin meerdere momenten zijn betrokken behoorlijk lager . Tabel 1
Aantal respondenten op de verschillende meetmomenten Voormeting (T0)
Nameting (T1)
78 79 102
71 geen meting geen meting
Programmamakers Brainstormers Controlegroep
Uitgestelde
Zowel
nameting (T2) 74 31 51
T0 als T2 49 6 50
Demografische kenmerken De demografische kenmerken van de steekproef op baseline niveau zijn weergegeven in Tabel 2. Met een gemiddelde leeftijd van 16.9 jaar waren de jongeren in de controlegroep gemiddeld bijna één jaar ouder dan de jongeren in de beide andere groepen. De manvrouw verdeling was redelijk evenwichtig in alle groepen. Het opleidingsniveau van jongeren verschilde in de 3 groepen. In de groep van de programmamakers had het grootste deel van de jongeren (50%) een VMBO opleiding en in de controlegroep (47.1%) een VWO opleiding. In de brainstormer groep was er een evenwichtigere spreiding van opleidingsniveaus. De meerderheid van de respondenten in alle groepen was Nederlands. Slechts tussen de 2% en 8% van de jongeren had een andere nationaliteit. De meest voorkomende andere nationaliteiten waren de Surinaamse, de Antilliaanse, de Marokaanse en de Turkse. Tweederde van de jongeren in alle drie groepen waren niet gelovig. De meest voorkomende geloven in de controlegroep en de groep van de brainstormers waren Rooms Katholiek en Protestants. In de groep van de programmamakers waren Rooms Katholiek en Islamitisch de meest voorkomende geloven. Andere geloven, die respondenten aangaven waren Armeens christelijk, Orthodox christelijk, Christelijk, Joods, Jehova’s getuigen, Rastafari en Wicca. Tabel 2 Demografische kenmerken van de steekproef (baseline) Programmamakers
Percentage (N) Controlegroep
Brainstormers
19
Leeftijd (gemiddelde en sd)
(N=78) 16.1 (1.7)
(N=102) 16.9 (1.6)
(N=79) 16 (1.1)
Range
13-21
14-19
14-19
Geslacht Man Vrouw Onbekend
48.7 (38) 51.3 (40)
39.2 (40) 58.0 (60) 2 (2.0)
49.4 (39) 50.6 (40)
Opleiding Brugklas VMBO HAVO VWO MBO Onbekend
6.4 (5) 50.0 (39) 16.7 (13) 12.8 (10) 10.3 (8) 3.8 (3)
2.0 (2) 8.8 (9) 12.7 (13) 47.1 (48) 15.7 (16) 13.7 (14)
7.6 (6) 31.6 (25) 22.8 (18) 25.3 (20) 11.4 (9) 1.3 (1)
Etnische achtergrond* Nederlands Anders
89.7 (70) 10.3 (8)
98.0 (99) 2.0 (2)
94.9 (75) 5.1 (4)
Geloof Geen 67.9 (53) 62.7 (64) Rooms Katholiek 11.5 (9) 15.7 (16) Protestants 5.1 (4) 12.7 (13) Islamitisch 14.1 (11) 2.0 (2) Ander geloof 1.3 (1) 5.9 (6) Onbekend 1.0 (1) *etnische achtergrond doelt op de bevolkingsgroep waartoe jongeren zich zelf rekenen
75.9 (60) 15.2 (12) 12.9 (13) 2.0 (2) 5.0 (5)
20
Televisiekijkgedrag Op T1 kijken de programmamakers vaker naar de televisie dan de controlegroep; 60% kijkt elke dag, bij de controlegroep is dat 44%. Van de programmamakers kijkt 8% slechts af en toe of nooit televisie, van de controlegroep 14%. Bij de follow-up meting gaf bijna de helft van de respondenten (47%) aan elke dag televisie te kijken en slechts 4% kijkt nooit tv. Dit verschilt nauwelijks voor de programmamakers en de controlegroep. Naar welke programma’s de jongeren voornamelijk kijken staat weergegeven in Figuur 1 en 2.
T1 Wat kijken jongeren op tv? 30% 25%
25% 20%
25% 22%
19% 17%
15%
18%
17%
14% 11%
10%
12%
11% 7%
8% 5%
5%
6% 4%
4%
O ve rig
uw s Ni e
Sp or t
Re al Do ity cu m en Pr ta aa ire tp s ro gr am m a' s
M uz ie
Sp ee l
f il m kp s ro gr am m a' s So Jo a ng ps er er en ie s pr og ra m m a's
0%
programmamakers controlegroep
Figuur 1. De programma’s die jongeren kijken bij de voormeting (Progr. N=105, controle N= 102).
21
Wat muziekzenders betreft is The Box het minst bekeken door beide groepen (8% van de controlegroep keek naar deze zender, 27% van de programmamakers op T2). Op T2 zijn iets meer programmamakers naar The Box gaan kijken, terwijl veel minder jongeren uit de controlegroep naar The Box is gaan kijken. MTV is bij de voormeting nog het populairst bij de controlegroep (43%), terwijl de programmamakers vaker naar TMF kijken (49%). Bij de follow-up is MTV de best bekeken muziekzender bij beide groepen (44% van de programmamakers en 48%van de controlegroep). Van de programmamakers had bij de follow-up 46% nog nooit Spuiten of Slikken van BNN gezien, 32% keek er af en toe naar 21% regelmatig tot vaak(altijd). De helft van de jongeren uit de controlegroep (51%) had dit programma nog nooit gezien, 31% keek er af en toe naar en 18% keek er regelmatig (tot vaak) naar. Deze verschillen zijn niet significant, hetgeen het onwaarschijnlijk maakt het programma Spuiten of Slikken voor de ene groep meer invloed op de onderzoeksuitkomsten heeft gehad dan voor de andere.
T2 Wat kijken jongeren op tv? 30%
27%
25% 20%
21% 17% 14%
15%
13%
14%
10% 10%
12% 11%
11% 6%
12%
8% 4%
5%
1%
7%
6% 3%
3%
O ve rig
uw s Ni e
Sp or t
Re al Do ity cu m en Pr ta aa ire s tp ro gr am m a' s
M uz ie
Sp ee lfi lm kp s ro gr am m a' s So Jo ap ng se er rie en s pr og ra m m a's
0%
programmamakers controlegroep
Figuur 2. De programma’s die jongeren kijken bij follow-up (Progr. N=72, controle N= 49).
22
Gezondheidsgedrag Tabel 3 geeft weer hoe respondenten op baseline niveau scoorden met betrekking de drie centrale gezondheidsgedragingen in dit onderzoek. Maar weinig jongeren in de steekproef hebben nog nooit alcohol gedronken. Vergeleken met de twee andere groepen, zijn in de controlegroep duidelijk meer jongeren die nog nooit alcohol (21% versus 9% en 13%). De jongeren die wel alcohol drinken, dronken gemiddeld tussen de 3.1 en 3.5 keer alcohol in de afgelopen 4 weken. Per gelegenheid dronken zij gemiddeld tussen de 2.2 en 2.7 glazen alcohol. De meerderheid van de jongeren in alle drie groepen hebben nog nooit hasj of wiet gebruikt. Jongeren die wel ooit hasj en wiet hebben gebruikt, gebruikten gemiddeld tussen de 2.6 en 3.9 keer in hun hele leven. Respondenten, die ook in de afgelopen maand hasj of wiet hebben gebruikt, gebruikten in die tijd gemiddeld tussen 3,8 en 4 keer. Het grootste deel van de respondenten heeft nog nooit geslachtsgemeenschap gehad. In de groep van de programmamakers waren dit iets minder respondenten (47%) dan in de controlegroep (60%) en de groep van de brainstormers (62%). De programmamakers zijn ook vaker met drie of meer personen naar bed geweest dan respondenten in de twee andere groepen (30% versus 12% en 12%). Van de jongeren, die al geslachtsgemeenschap hebben gehad, gebruikten maar tussen de 25% en 35% altijd condooms. Meer dan de helft van alle respondenten heeft ervaring met orale seks. Bij orale seks gebruikten jongeren minder vaak condooms dan bij geslachtsgemeenschap. Het percentage jongeren dat nooit of vrijwel nooit condooms gebruikte bij orale seks varieerde van 52% bij de brainstormers tot 86% bij de controlegroep.
23
Tabel 3
Gezondheidsgedragingen van respondenten (baseline) Percentage (aantal)
Gedragsmaten
Programmamakers (N=78*)
Controlegroep (N=102*)
Brainstormers (N=79*)
Alcoholconsumptie Nog nooit alcohol gedronken Hoe vaak afgelopen maand (gem,sd) Hoeveelheid glas/fles/blik (gem,sd)
7 (9) 3.5 (2.6) 2.2 (2.2)
21 (21) 3.6 (2.5) 2.7 (2.0)
13 (10) 3.1 (2.5) 2.5 (2.0)
Hasj/wiet gebruik Nooit hasj/wiet gebruikt Aantal keren in hele leven (gem,sd) Aantal keren afgelopen maand (gem, sd)
81 (48) 3.1 (3.0) 3.8 (2.8)
85 (78) 3.9 (2.9) 4.0 (3.2)
80 (50) 2.6 (1.9) 4.0 (3.5)
Seksuele ervaring en condoomgebruik Gemeenschap gehad nog nooit met 1 persoon met 2 personen met 3 of meer personen
47 (36) 14 (11) 9 (7) 30 (23)
60 (60) 17 (17) 11 (11) 12 (12)
62 (48) 14 (11) 12 (9) 12 (9)
35 (14) 28 (11) 30 (12) 8 (3)
25 (10) 30 (12) 20 (8) 25 (10)
35 (10) 28 (8) 14 (4) 24 (7)
52 (39)
64 (63)
70 (53)
altijd 17 (6) 0.0 (0) meestal wel 3 (1) 9 (3) soms 9 (3) 6 (2) nooit /vrijwel nooit 71 (25) 86(30) *bij een aantal vragen wijkt de N af van deze waarde, vanwege missing values
22 (5) 9 (2) 17 (4) 52 (12)
Condoomgebruik
altijd meestal wel soms nooit /vrijwel nooit
Orale seks gehad Condoomgebruik
Verschillen in gezondheidsgedragingen Aangezien er significante verschillen waren in opleidingsniveau tussen de drie groepen (F=18.07; p<.001), is nagegaan in hoeverre opleidingsniveau gerelateerd was aan de drie centrale gezondheidsgedragingen. Uit de resultaten van de Pearson’s correlaties bleek dat opleidingsniveau
niet
significant
gerelateerd
was
aan
alcoholgerelateerde
en
drugsgerelateerde gedragingen. Wel is er een significante relatie gevonden tussen opleidingsniveau
en
verschillende
seksgerelateerde
gedragingen.
Een
hoger
opleidingsniveau was geassocieerd met minder geslachtsgemeenschap, een minder aantal personen waarmee respondenten naar bed waren geweest, met minder orale seks en minder vaak een condoom op zak hebben. Opvallend was echter dat opleidingsniveau 24
niet gerelateerd was aan condoomgebruik, het gedrag dat vanuit het oogpunt van veilig vrijen het meest belangrijk is. Opleidingsniveau was alleen gerelateerd aan condoomgebruik bij orale seks, maar dat is mogelijkerwijs te verklaren op grond van de positieve relatie tussen opleidingsniveau en de frekwentie van orale seks. Vanwege het feit, dat de meest vooropstaande gezondheidsgedragingen niet gerelateerd waren aan opleidingsniveau en de gevonden correlaties heel laag waren (r=-0.19 tot -0.29), is besloten om in de vergelijkende analyses voor gezondheidsgedragingen niet te corrigeren voor opleidingsniveau. De analyses tonen aan dat de respondenten over het algemeen vaker alcohol zijn gaan drinken, meer glazen en vaker dronken werden tijdens de periode (ruim een jaar) die het onderzoek besloeg (zie Tabel 4). De toename van drankgebruik gedurende de onderzoeksperiode is onder programmamakers groter dan in de controlegroep. Ook is het aantal keren dat zij ooit dronken waren meer toegenomen dan bij de controlegroep. Hasj en wietgebruik is eveneens bij beide groepen toegenomen. Bij de programmamakers was deze toename groter dan bij jongeren uit de controlegroep. Het aantal respondenten dat met iemand naar bed was geweest of orale seks had gehad was bij voor- en nameting het hoogst bij de programmamakers. Ook het aantal personen met wie men gemeenschap had gehad was het hoogst bij deze groep en is het sterkst gestegen bij de follow-up meting. Programmamakers hadden bij de follow-up meting ook vaker condooms op zak dan ervoor, in tegenstelling tot de controlegroep. Het gezondheidsgedrag van de programmamakers is apart geanalyseerd op alle drie meetmomenten, zie Tabel 5. Daaruit zijn dezelfde conclusies te trekken als hierboven; een stijging in alcohol- en hasj/wiet gebruik en meer seksuele contacten. Gezondheidsbevorderende gedragingen die gevonden zijn is het minder vaak aannemen van een rondje, en het vaker op zak hebben van een condoom. Deze veranderingen zijn echter niet significant.
25
Tabel 4
Repeated Measures Anova voor gezondheidsgedragingen (mixed design)
Variabelen
Programmamakersa
Controleb
Within-Subjects Effects
(Gem.score)
(Gem.score)
(F-waarde)
Verschil
Between-Subjects Effects (F-waarde)
T0
T2
T0
T2
Alcoholconsumptie Hoe vaak afgelopen maand Hoeveelheid glas/fles/blik Dronken in hele leven Dronken afgelopen maand Thuis indrinken Rondje aanpakken
3.74 2.18 11.83 1.49 1.25 2.30
5.55 7.23 14.35 1.78 1.35 2.13
3.38 2.95 3.35 1.41 0.82 2.28
4.03 4.19 8.72 0.85 0.97 2.46
6.50* 51.13** 12.49** 0.37 1.67 0.00
T2>T0 T2>T0 T2>T0
3.67 6.50* 10.61** 2.09 3.91 0.35
Hasj/wiet gebruik Aantal keren in hele leven Aantal keren afgelopen maand
0.39 0.63
6.74 1.67
0.55 0.28
2.94 1.15
15.17** 2.80
T2>T0
2.56 0.56
Seksuele ervaring Hoe vaak geslachtsgemeenschap 1.17 1.79 Met hoeveel personen 2.25 2.54 Condoomgebruik gemeenschap 2.75 2.38 Hoe vaak orale seks 1.06 2.02 Condoomgebruik orale seks 0.85 0.80 Condoom op zak 1.38 1.60 *significant at the 0.05 level; ** significant at the 0.01 level
1.06 1.74 2.11 1.04 0.35 0.52
1.33 2.00 2.11 1.16 0.24 0.36
21.53** 6.48* 1.14 31.35** 0.32 0.09
T2>T0 T2>T0
1.20 5.06* 2.09 3.52 3.22 19.18**
T2>T0
Interaction Effects Verschil
a>b a>b
(F-waarde)
1.42 18.71** 1.62 3.84 0.08 1.68 3.14 0.02
a>b
a>b
3.51 0.02 1.14 18.95** 0.05 2.76
26
Tabel 5:
Repeated Measures Anova voor gezondheidsgedragingen binnen de groep
van programmamakers (N=49). Programmamakers Variabelen
Within subjects effects
(Gem.score)
(F-waarde)
Verschillen
T0
T1
T2
Alcoholconsumptie Hoe vaak afgelopen maand Hoeveelheid glas/fles/blik Dronken in hele leven Dronken in afgelopen maand Thuis indrinken Rondje aanpakken
3.67 1.94 10.65 1.54 1.33 2.42
4.29 2.27 3.13 1.32 1.42 2.27
5.52 7.42 13.6 2.21 1.45 2.09
4.32* 33.31** 13.02** 2.92 0.17 1.52
n.s. bij post hoc T2>T0; T2>T1 T0>T1; T2>T1
Hasj/wiet gebruik Aantal keren in hele leven Aantal keren afgelopen maand
0.52 0.49
0.93 0.14
4.90 1.04
4.69* 0.83
n.s. bij post hoc
1.08 2.29 2.88
1.56 2.47 2.82
1.79 2.59 2.53
11.42** 2.60 1.52
T1>T0; T2>T0
0.97
1.51
2.08
19.74**
Condoomgebruik orale seks 1.00 1.00 Condoom op zak 1.29 1.66 *significant at the 0.05 level; ** significant at the 0.01 level
0.93 1.50
0.04 1.24
Seksuele ervaring Hoe vaak geslachtsgemeenschap Met hoeveel personen Condoomgebruik gemeenschap Hoe vaak orale seks
T1>T0; T2>T0; T2>T1
Bij een aantal vragen wijkt de N af door missende waarden.
27
Effecten van Find Out op gedragsdeterminanten Tabel 6 laat zien hoe de verschillende gedragsdeterminanten van de doelgedragingen zijn veranderd in de tijd en ten opzichte van de controlegroep. De vragen over eigen effectiviteit met betrekking tot seks zijn niet samengevat tot een schaal, omdat de vragen verschillende gedragingen betreffen. Eigeneffectiviteit_1 betreft de vraag: ‘Ik vind het moeilijk om te zeggen, dat ik met een condoom wil vrijen’. Eigeneffectiviteit_2 betreft de vraag: ‘Ik vind het makkelijk om condooms te kopen’ en eigeneffectiviteit_3 betreft de vraag: ‘Als ik alcohol drink, vind ik het moeilijk om nee te zeggen tegen seks` (een positief getal geeft aan dat iemand het minder moeilijk vind). Uit de analyses blijkt dat programmamakers na de interventie een positievere attitude kregen ten opzichte van alcohol(consumptie) vergeleken met de controlegroep (een negatiever getal duidt aan dat men alcohol positiever waardeert). De programmakers hebben ook een positieve intentie tot alcoholgebruik ontwikkeld. De programmamakers verschilden niet van de controlegroep op determinanten van hasj/wietgebruik. Na de interventie is de kennis over seks (en soa) bij beide groepen gestegen, maar deze is hoger bij de controlegroep. Dit verschil bestond echter al voor de interventie. De eigen effectiviteit ten aanzien van het aankaarten van condoomgebruik en het kopen van condooms was bij de voormeting en de follow-up hoger bij de programmamakers. De eigen effectiviteit is bij beide groepen gedaald bij de nameting, wat mogelijk verklaard kan worden door een grotere bewustwording. Als jongeren door een dergelijke vraag gaan nadenken over het gedrag zullen zij het in eerste instantie hebben overschat hoe makkelijk het is uit te voeren. Pas als zij er bewust van zijn, komen zij tot de ontdekking dat het lastiger is dan ze aanvankelijk hadden verwacht. Er zijn geen verschillen aangetoond in risicoperceptie ten aanzien van soa. Sociale invloeden behoren ook tot de gedragsdeterminanten, maar er is een aparte tabel gemaakt (Tabel 7), omdat elke vraag over sociale invloeden apart moest worden geanalyseerd. Dit heeft te maken met het feit, dat het niet mogelijk was om schalen te maken, omdat de vragen zelf of de antwoordcategorieën steeds een ander format hadden (zie beschrijving vragenlijst). 28
Wat betreft de sociale invloed die jongeren voelen zijn alleen verschillen gevonden tussen de groepen in de mate van modeling (ofwel de mate waarin vrienden hasj of wiet gebruikten). De controlegroep rapporteerde minder modelling bij de follow-up, terwijl de programmamakers nog evenveel vrienden hadden die hasj of wiet gebruikten.
29
Tabel 6 Variabelen
Repeated Measures Anova voor Gedragsdeterminanten (mixed design) Programmamakersa
Controleb
Within-Subjects Effects
(Gem.score)
(Gem.score)
(F-waarde)
T0 T2 T0 Alcohol Kennis 0.60 0.71 0.62 Attitude -0.43 -0.62 -0.15 Eigen-effectiviteit 1.46 0.93 1.42 Intentie 0.05 -0.53 0.13 Onrealistisch optimisme -0.13 -1.08 -0.62 Drugs Kennis 0.69 0.81 0.78 Attitude ” -0.31 0.83 -0.16 Eigen-effectivteit 1.46 0.75 1.44 Intentie 1.20 1.10 1.09 Risicoperceptie 1.35 1.37 1.29 Seks Kennis 0.82 0.88 0.90 Attitude 0.95 0.70 0.67 Eigen-effectiviteit _1 1.52 1.29 0.73 Eigen-effectiviteit _2 0.84 0.10 1.12 Eigen-effectiviteit _3 1.08 -0.1 0.79 Intentie 1.41 0.80 0.98 *significant at the 0.05 level; ** significant at the 0.01 level
Verschil
Between-Subjects Effects (F-waarde)
Interaction Effects Verschil
(F-waarde)
T2 0.70 -0.02 1.28 0.18 -0.67
17.43** 0.20 6.44* 4.36* 13.88**
T0
0.84 -0.16 1.13 1.14 1.14
10.19** 2.49 4.95* 0.09 0.46
T0
0.94 0.70 0.59 0.04 1.03 0.82
10.67** 3.07 3.17 1.01 5.50* 8.93*
T0
T0>T2 T0>T2 T0>T2
T0>T2
T0>T2 T0>T2
0..3 11.45** 1.01 12.21** 0.04
a
1..38 0.01 0.19 0.35 1.23 5.71* 1.67 26.76** 23.65** 3.23 0.81
1.24 5.11* 2.20 6.23* 11.19** 0.56 2.49 0.74 0.81 0.81
a
b a>b
0.31 5.74* 0.17 2.38 12.18** 3.06
”deze vergelijking kan eigenlijk niet worden gebruikt vanwege te veel missing values (hier worden maar 12 en 8 respondenten vergeleken)
→Bonferroni post hoc test en
Greenhouse –Geisser F-waarde gebruikt, vanwege schending van ‘assumption of shericity’
→Positieve waarden representeren een positieve uitkomst vanuit een perspectief van het gezonde gedrag Bij een aantal vragen wijkt de N af door missende waarden
Tabel 7
Repeated Measures Anova voor Sociale invloeden (mixed design)
30
Variabelen
Programmamakersa
Controleb
Within-Subjects Effects
(Gem.score)
(Gem.score)
(F-waarde)
Verschil
Between-Subjects Effects (F-waarde)
Interaction Effects Verschil
(F-waarde)
T0
T2
T0
T2
Alcohol Sociale norm vrienden Modeling ouders
0.00 -1.45
-0.08 -1.24
-0.26 -1.46
-0.13 -1.44
0.13 2.81
2.44 0.63
1.90 1.89
Drugs Sociale norm ouders” Sociale norm vrienden” Sociale druk vrienden Modeling ouders Modeling vrienden
1.75 -0.42 1.42 0.94 -0.43
0.88 -0.58 1.17 0.94 -0.45
1.33 0.00 0.88 0.98 -0.04
1.50 -0.38 1.25 1.00 0.08
0.65 1.45 0.07 0.34 2.49
0.05 2.43 0.70 1.30 8.51**
b>c
1.41 0.21 1.68 0.34 0.49
Seks Sociale norm vrienden 0.64 0.48 0.70 *significant at the 0.05 level; ** significant at the 0.01 level
0.62
5.35*
1.14
T0>T2
0.59
”deze vergelijking kan eigenlijk niet worden gebruikt vanwege te weinig respondenten. Dit komt omdat veel respondenten deze vragen moesten overslaan omdat zij niet van toepassing waren)
→Bonferroni post hoc test en
Greenhouse –Geisser F-waarde gebruikt, vanwege schending van ‘assumption of shericity’
→Positieve waarden representeren een positieve uitkomst vanuit een perspectief van het gezonde gedrag Bij een aantal vragen wijkt de N af door missende waarden.
31
Programmamakers Na analyse van de programmamakers op alle drie meetmomenten (zie Tabel 8), blijkt dat hun kennis over alcohol en de gevaren ervan significant is toegenomen. De eigen effectiviteit ten aanzien van het minder gaan drinken is afgenomen, evenals de risicoperceptie. De intentie om binnenkort minder alcohol te gaan drinken is eveneens afgenomen. De kennis over hasj en wiet is toegenomen bij elk meetmoment, en de attitude ten aanzien van blowen is positiever geworden. De attitude ten aanzien van condoomgebruik is negatiever geworden bij elk meetmoment. De eigen effectiviteit ten aanzien van het eisen van veilige seks wanneer men alcohol op heeft is gedaald evenals de intentie om condooms te gebruiken. Ook voor deze groep is een separate analyse voor sociale invloeden opgenomen (Tabel 9) die echter geen significante resultaten laat zien. Communicatie en informatie zoeken Programmamakers communiceerden op beide meetmomenten vaker met vrienden over drugs en over seks dan de controlegroep (zie Tabel 10); over alcohol werd niet meer of minder gepraat. Er zijn geen veranderingen in communicatiegedrag over de verschillende meetmomenten, ook niet wanneer de groep programmamakers apart van de anderen wordt geanalyseerd (Tabel 11). Programmamakers zochten bij de voormeting minder informatie over seks dan de jongeren uit de controlegroep (zie voor de toetsgegevens Tabel 12). Bij follow-up zoeken beide groepen evenveel informatie over seks. Vergeleken met de controlegroep zeggen relatief meer programmamakers bij de nameting in de afgelopen maand anders te zijn gaan denken over seks en relaties (Tabel 13). Het valt verder op dat vrijwel alle respondenten (meer dan 90%) zowel op de voormeting als op de nameting zegt in de afgelopen maand van mening te zijn veranderd over alcohol; over drugs daarentegen rapporteert slechts een zeer kleine minderheid (<10%) van mening te veranderen in de voorafgaande maand. 32
Tabel 8:
Repeated Measures Anova voor Gedragsdeterminanten binnen de groep van programmamakers
Variabelen
Programmamakers
Within subjects effects
(Gem.score)
(F-waarde)
T0 T1 Alcohol Kennis 0.60 0.65 Attitude -0.52 -0.37 Eigen-effectiviteit 1.38 1.58 Intentie 0.00 0.00 Risicoperceptie -0.03 -0.18 Drugs Kennis 0.70 0.82 Attitude” -0.50 0.03 Eigen effectiviteit 1.25 0.76 Intentie 0.80 1.18 Risicoperceptie 0.85 0.70 Seks Kennis 0.84 0.88 Attitude 1.03 0.85 Eigen-effectiviteit _1 1.54 1.08 Eigen-effectiviteit _2 0.75 1.05 Eigen-effectiviteit _3 1.24 1.12 Intentie 1.41 1.21 *significant at the 0.0.5 level; ** significant at the 0.01 level
Verschillen
T2 0.73 -0.61 0.88 -0.52 -0.79
8.72** 2.25 6.39** 5.58* 6.44**
0.82 0.09 0.56 1.03 0.71
5.93** 6.48* 2.13 2.23 1.55
0.90 0.75 1.36 1.10 0.18 0.79
2.65 3.66* 3.46* 2.28 6.73** 4.82*
T0T2 n.s. bij post hoc T0>T2; T1>T2 T0
T0>T2 n.s. bij post hoc T1>T3; T2>T3 T0>T2
”deze vergelijking kan eigenlijk niet worden gebruikt vanwege te veel missing values (hier worden maar 8 respondenten vergeleken)
→Bonferroni post hoc test en Greenhouse –Geisser F-waarde gebruikt, vanwege schending van ‘assumption of sphericity’ →Positieve waarden representeren een positieve uitkomst vanuit een perspectief van het gezonde gedrag Bij een aantal vragen wijkt de N af door missende waarden.
33
Tabel 9: Repeated Measures Anova voor sociale invloeden binnen de groep van programmamakers
Variabelen
Programmamakers
Within subjects effects
(Gem.score)
(F-waarde)
T0
T1
T2
Alcohol Sociale norm vrienden Modeling ouders
0.00 -1.53
-0.6 -1.53
-0.3 -1.53
0.27 2.30
Drugs Sociale norm ouders” Sociale norm vrienden” Sociale druk vrienden Modeling ouders Modeling vrienden
1.67 -0.71 1.50 0.95 0.90
1.00 -0.51 1.25 0.95 0.93
0.83 -0.71 0.75 0.92 0.93
1.06 0.46 2.88 1.00 0.02
0.45
2.69
Seks Sociale norm vrienden 0.63 0.63 *significant at the 0.0.5 level; ** significant at the 0.01 level
Verschillen
”deze vergelijking kan eigenlijk niet worden gebruikt vanwege te veel ‘niet van toepassing’ antwoorden.
→Bonferroni post hoc test en Greenhouse –Geisser F-waarde gebruikt, vanwege schending van ‘assumption of shericity’ →Positieve waarden representeren een positieve uitkomst vanuit een perspectief van het gezonde gedrag
34
Tabel 10 Repeated Measures Anova voor Communicatiegedrag (mixed design) Variabelen
Programmamakersa
Controleb
Within-Subjects Effects
(Gem.score)
(Gem.score)
(F-waarde)
T0 T2 T0 Alcohol Praten met vrienden 1.21 1.08 1.16 Praten met ouders 1.06 1.12 0.92 Drugs Praten met vrienden 1.16 1.16 0.92 Praten met ouders 0.86 0.88 0.67 Seks Praten met vrienden_1 1.80 1.74 1.27 Praten met vrienden_2 -0.08 -0.08 -0.71 *significant at the 0..05 level; ** significant at the 0.01 level
Verschil
Between-Subjects Effects (F-waarde)
Interaction Effects Verschil
(F-waarde)
T2 1.08 0.94
1.87 0.38
0.04 2.64
0.90 0.10
0.90 0.73
0.02 0.33
4.71* 3.51
a>b
0.02 0.08
1.27 -0.46
0.14 0.47
10.73** 2.59
a>b
0.14 0.47
→praten met vrienden_1:Praat je wel eens met vrienden over seks? (E.15) →praten met vrienden_2: Ik praat vaak met vrienden over de eerste keer.(E.2.3)
35
Tabel 11 Repeated measures Anova voor communicatiegedrag binnen de groep van programmamakers Variabelen
Programmamakers
Within subjects effects
(Gem.score)
(F-waarde)
T0 T1 Alcohol Praten met vrienden 0.73 0.73. Praten met ouders 1.1 1.1 Drugs Praten met vrienden 0.82 0.68 Praten met ouders 0.45 0.59 Seks Praten met vrienden_1 1.73 1.75 Praten met vrienden_2’ 0.22 0.56 *significant at the 0.0.5 level; ** significant at the 0.01 level
Verschillen
T2 0.74 1.2
0.65 0.24
0.63 0.58
0.73 1.00
1.78 0.11
0.08 1.21
’kan niet worden gebruikt, vanwege te veel missing values (er worden maar 9 respondenten met elkaar vergeleken
36
Tabel 12Chi-kwadraat toetsen voor de relatie tussen informatie zoeken en groep
T0
T2
Programmamakers
Controle
Programmamakers
Controle
N(%)
N(%)
χ2
p
N (%)
N(%)
χ2
p
ja nee
2 (4.2) 46 (95.8)
3 (6.0) 47 (94.0)
0.17
1.00
0 (0.0) 38 (100.0)
3 (6.0) 47 (94.0)
2.36
0.25
ja nee
2 (4.1) 47 (95.9)
2 (4.0) 48 (96.0)
0.00
1.00
0 (0.0) 48 (100.0)
2 (4.1) 47 (95.9)
2.00
0.50
11 (22.4) 38 (77.6)
5.33
0.04*
7 (14.3) 42 (85.7)
7 (14.0) 43 (86.0)
0.00
1.00
Alcohol Informatie zoeken Drugs Informatie zoeken Seks ja 3 (6.1) nee 46 (93.9) *significant at the 0..05 level; ** significant at the 0.01 level Informatie zoeken
→alleen bij informatie zoeken over seks kan de chi square test echt worden gebruikt. Bij de andere items is niet voldaan aan de assumptie van expected count van minstens 5 in elke cell. Toch kunnen er uitspraken gemaakt worden op basis van visuele inspectie, omdat de resultaten erg voor de hand liggend zijn (namelijk geen).
Tabel 13 Chi-kwadraat toetsen voor de relatie tussen anders gaan denken en groep T0
T2
Programmamakers
Controle
N(%)
N(%)
χ2
p
Programmamakers
Controle
N (%)
N(%)
χ2
p
Alcohol
37
Anders denken
ja nee
45 (91.8) 4 (8.2)
45 (90.0) 5 (10.0)
0.10
1.00
45 (95.7) 2 (4.3)
44 (88.0) 6 (12.0)
1.92
0.27
ja nee
3 (7.7) 36 (92.3)
6 (12.2) 43 (87.8)
0.49
0.73
2 (4.2) 46 (95.8)
3 (6.1) 46 (93.9)
0.19
1.00
15 (30.0) 35 (70.0)
0.10
0.83
18 (36.7) 31 (63.3)
7 (14.0) 43 (86.0)
6.78**
0.01
Drugs Anders denken Seks ja 13 (27.1) nee 35 (72.9) *significant at the 0..05 level; ** significant at the 0.01 level Anders denken
→alleen bij anders denken over seks kan de chi square test echt worden gebruikt. Bij de andere items is niet voldaan aan de assumptie van expected count van minstens 5 in elke cell. Toch kunnen er uitspraken gemaakt worden op basis van visuele inspectie, omdat de resultaten erg voor de hand liggend zijn (namelijk geen).
38
Evaluatie user as designer De evaluaties van programma’s voor en door jongeren verschilden onderling niet tussen de programmamakers, de brainstormers en de controlegroep. Daarom wordt volstaan met een algemene rapportage. Wanneer jongeren een programma maken voor jongeren, dacht 44% van de respondenten dat de onderwerpen dan interessanter worden, 38% gaf een neutraal antwoord en 18% was het oneens met deze stelling. De meesten gaven aan dat zij de informatie dan betrouwbaar vinden (48%), tegenover 11% die de informatie dan onbetrouwbaar vindt. De helft van de jongeren dacht dat de programma’s meer van toepassing op hun eigen leven zullen zijn als jongeren zelf het programma hebben gemaakt (50%), 18% denkt van niet. Meer dan de helft (55%) voelde zich niet minder begrepen, 8% voelde zich wel minder begrepen. Daarnaast dacht 56% van de respondenten dat een programma beter aansluit op het eigen taalgebruik wanneer jongeren het programma maken, tegenover 18% die het daar niet mee eens was. Verder gaf 36% aan dat zij er meer over denken te praten wanneer het programma door en voor jongeren was gemaakt, 31% juist niet. 43% gaf aan dat het programma dan meer zal boeien, 24% was het daar niet mee eens. Ook vonden de meeste jongeren dat een jongerenprogramma gemaakt door jongeren beter aansluit op hun eigen manier van doen 44%, terwijl 23% dit niet vond. Ook vond meer dan de helft van de jongeren (53%) dat dan de echte problemen van jongeren aan bod komen, 19% vond dit niet. Tot slot vonden de meeste scholieren wel, dat zo’n jongerenprogramma minder professioneel wordt (53%). Slechts12% gaf aan het wel professioneler te vinden wanneer jongeren het programma zelf maken. De drie groepen verschilden ook niet veel in hun mening over de mate waarin de programma’s die zij hadden gezien herkenbaar waren voor henzelf. De meeste jongeren gaven aan in de programma’s niet veel van zichzelf te herkennen (44%), 41% was neutraal hierover en 15% herkende wel veel van zichzelf. De meeste evaluaties pakken dus licht positief uit voor het User As Designer idee.
39
2.4 Conclusie Deelonderzoek A
In onderzoek A werd onderzocht in hoeverre het meewerken aan de productie van Find Out een effect had op de jongeren. Daarvoor werden de programmamakers en de brainstormers zowel vóór als ná de productie vergeleken met elkaar en met en een controlegroep.
Over de gehele linie, dus bij programmamakers, deelnemers aan de brainstorm zowel als bij jongeren die niet bij Find Out waren betrokken, zijn in onderzoek A verslechteringen opgetreden. Jongeren zijn bijvoorbeeld meer gaan drinken en attitudes ten aanzien van gezonder gedrag zijn vaak verslechterd. De kennis van de jongeren over seks, drugs en alcohol is toegenomen. Aangezien deze veranderingen bij alle groepen plaatsvonden, is dit niet direct te wijten aan Find Out. Het meewerken aan de productie van Find Out heeft echter ook geen verbeteringen teweeggebracht, dan wel negatieve veranderingen tegengehouden. Een aannemelijke verklaring voor de toename in risicogedrag bij de jongeren is de toegenomen leeftijd; tijdens het onderzoek (een periode van 1 tot 1.5 jaar) hebben zij meer ervaring opgedaan met seks, drugs en alcohol. Alcohol Tegen de verwachting in is bij de programmamakers na de interventie een grotere stijging gevonden in de hoeveelheid alcohol, die per gelegenheid wordt gedronken, dan bij de controlegroep. Het is waarschijnlijk, dat dit te maken heeft met steekproef selectie bias. Voor Find Out zijn jongeren geselecteerd die geschikt zijn als acteurs voor een Tv-programma. Om tijdens een Tv-programma iets te vertellen over seks, drugs en alcohol, is het van belang dat jongeren weten waar zij het over hebben. Het is dus waarschijnlijk dat juist die jongeren zijn geselecteerd, die wat meer ervaring met seks drugs en alcohol hebben dan gemiddelde jongeren uit dezelfde leeftijdscategorie. Dit blijkt ook uit het feit, dat programmamakers op baseline niveau (T0) al hoger scoorden op risicogedrag dan de controlegroep (zie Tabel 4). Deze verschillen in baseline niveau zijn bij drie variabelen ook statistisch significant: aantal keren dat jongeren dronken waren in hun hele leven, het aantal personen waarmee
40
jongeren naar bed zijn geweest en de frequentie waarmee jongeren een condoom op zak hadden. Een mogelijk negatief effect over de tijd is, dat programmamakers een positievere attitude kregen opzichte van alcoholgebruik; bij de controlegroep werd deze negatiever. Over het algemeen waren de jongeren in het onderzoek optimistisch over hun eigen drankgebruik (dachten dat ze in vergelijking met leeftijdsgenoten minder dronken) Bij programmamakers was dat op de voormeting ten opzichte van de controlegroep in mindere mate, maar op de nameting juist in sterkere mate het geval. Programmamakers ontwikkelen dus een sterker optimisme over het eigen alcoholgebruik. De intentie om minder alcohol te gaan drinken is bij programmamakers minder sterk bij follow-up, terwijl de controlegroep bij de nameting een hogere intentie tot minderen toont. Deze effecten zijn wellicht eveneens veroorzaakt door steekproefselectie bias. Drugs Het enige verschil tussen de controlegroep en de programmamakers dat betrekking heeft op hasj en wiet, is het verschil in (sociale) modeling. Al bij de voormeting hadden de programmamakers meer vrienden die hasj of wiet gebruikten dan jongeren uit de controlegroep. Ook dit bevestigt het vermoeden dat de programmamakers een selecte groep zijn, die slecht vergelijkbaar zijn met de controlegroep. Seks De programmamakers zeggen zowel voor als na de interventie vaker condooms op zak te hebben dan hun leeftijdsgenoten uit de controlegroep. Dit verschil is wederom waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat de controlegroep minder seksuele contacten had. De controlegroep heeft echter wel meer kennis over de risico’s van onveilige seks, zowel voor als na de interventie. Dit is wellicht te verklaren door het verschil in opleidingsniveau tussen de controlegroep en de programmamakers. De jongeren uit de controlegroep zijn gemiddeld hoger opgeleid. De eigen effectiviteit ten aanzien van veilig vrijen (condooms kopen en condoomgebruik aankaarten) is bij beide groepen gedaald na de interventie. Dit is mogelijk te verklaren door een toegenomen bewustwording door het onderzoek, 41
waardoor zij meer inzicht krijgen in de moeilijkheden die er zijn met betrekking tot veilig vrijen. Hierdoor zijn zij wellicht in staat om na de interventie een realistischere inschatting te kunnen maken van hun eigen effectiviteit. De eigen effectiviteit ten aanzien van veilig vrijen na alcoholgebruik is bij de controlegroep gestegen, terwijl de programmamakers na de interventie juist een lagere eigen effectiviteit rapporteren. Significant meer jongeren in de groep van programmamakers gaven na de interventie aan anders te zijn gaan denken over seksualiteit en relaties, dan jongeren uit de controlegroep. Omdat niet is gespecificeerd hoe zij precies over relaties dachten bij de voor- en de nameting, is niet met zekerheid te concluderen dat Find Out hier een rol in heeft gespeeld. Op de mate waarin de jongeren communiceerden over de hoofdthema’s leek Find Out geen invloed te hebben gehad. Programmamakers praatten voorafgaand aan de productie van het programma al meer met hun vrienden over seks, drugs en alcohol, mogelijk ook doordat zij hiermee al meer ervaring hadden dan de controlegroep. En andere verklaring kan zijn, dat jongeren zich niet bewust zijn van de mate waarin zij met hun vrienden over specifieke thema’s spreken. Het meetinstrument is in dat geval wellicht niet geschikt om veranderingen in communicatiegedrag te meten. Al met al zijn er dus wel verschillen te constateren tussen controlegroep en programmamakers. Gedeeltelijk zijn die verschillen er al vóór het begin van Find Out, hetgeen er op duidt dat de programmamakers toch een enigszins afwijkende groep vormen. Ook sommige verschillen die zich pas na deelname aan Find Out voordoen kunnen wellicht uit die selectiviteit worden verklaard. Er zijn geen directe aanwijzingen voor een positief of remmend/bufferend effect van het maken van Find Out programma’s. De jongeren die hebben meegewerkt aan Find Out, hetzij als programmamaker of als brainstormer, hebben geen duidelijk andere evaluatie van programma’s voor jongeren die door jongeren zelf worden gemaakt dan de controlegroep. Over het algemeen is men redelijk positief over deze programma’s in termen van aansluiting bij taal en problemen van jongeren, betrouwbaarheid en dergelijke. Er is wel wat terughoudendheid ten aanzien van de professionaliteit bij het maken.
42
Beperkingen onderzoek Opsplitsen groepen Een grote beperking in het onderzoek betreft het aantal programmamakers: dat is te klein om allerlei opsplitsingen die zinvol lijken te kunnen maken. Aangezien er grote verschillen waren in de tijdsduur tussen de opname en de afname van de tweede vragenlijst bij de programmamakers was het zinvol geweest om te onderzoeken of er daarvan effecten zijn. Dit was helaas niet mogelijk omdat niet alle jongeren tegelijkertijd meewerkten aan de opnames. Hetzelfde probleem geldt ook voor het opsplitsen van programmamakers aan de hand van de onderwerpen van de afleveringen waaraan zij hebben meegewerkt. Het is te verwachten, dat er bij programmamakers die hebben meegewerkt bij een aflevering over seks eerder effecten zichtbaar zullen zijn bij uitkomstmaten die gerelateerd zijn aan seks, dan op de andere twee thema’s (en vice versa). Om dit soort effecten te kunnen onderzoeken zouden wij programmamakers moeten opsplitsen in drie groepen. Omdat de aantallen respondenten in elk van deze groepen te klein is om nog een zinvolle analyse te kunnen doen (seks=20, drugs= 10 en alcohol = 10), is dit helaas niet mogelijk. Dit kan mogelijk ook verklaren waarom over de gehele groep programmamakers geen effecten konden worden aangetoond; de jongeren werkten aan slechts één van de drie thema’s en mogelijke effecten van het maken van een programma worden dan door de gegevens van de overige programmamakers verdund. Selectie van de steekproef De programmamakers zijn ten slotte niet goed te vergelijken met de brainstormers en de controlegroep, omdat zij al bij aanvang van het onderzoek meer risicogedrag vertonen.
43
3 Deelonderzoek B Inleiding Deelonderzoek B beoogt in een gecontroleerde setting de effecten van Find Out te onderzoeken. Hiervoor zijn twee experimentele groepen vergeleken met een controlegroep. De vraagstellingen voor dit deelonderzoek luidt: 1. Welke bijdrage levert het project Find Out aan het verschaffen van inzicht in de persoonlijke keuzen van jongeren ten aanzien van seks, drugs en alcohol? a. verschillen jongeren die Find Out te zien kregen van de controlegroep op de belangrijkste uitkomstmaten? b. Verschillen personen uit de afzonderlijke interventiegroepen van elkaar op de uitkomstmaten en is dit te verklaren aan de hand van de verschillen in de afleveringen van Find Out? 2. Hoe worden jongeren programma’s gewaardeerd door de doelgroep? a. Hoe waarderen de respondenten jongerenprogramma’s in het algemeen? b. Hoe worden programma’s gewaardeerd die voor en door jongeren zijn geproduceerd? c. Verschilt de waardering van de afzonderlijke items per interventiegroep?
44
3.1 Methode Design en procedures Voorafgaand aan de uitzendingen van Find Out op muziekzender The Box (start dinsdag 10 januari) werden scholieren van 13-19 jaar uit het voortgezet onderwijs uitgenodigd om de Find Out programma’s te bekijken. Hiervoor zijn 6 middelbare scholen bezocht in Limburg en 1 school in Noord-Holland (Overveen). Bij dit onderzoek zijn twee methoden gebruikt, namelijk het klassikaal bekijken van 3 afleveringen van Find Out en het in de aula bekijken van 3 afleveringen. Bij de laatste methode werden er flyers uitgedeeld en kwamen leerlingen uit verschillende klassen op eigen initiatief naar de aula om mee te doen aan het onderzoek. Twee groepen kregen in een experimentele opzet ieder drie verschillende Find Out uitzendingen te zien, met één item over seks, één item over drugs en één over alcohol. De eerste serie (E1) bestond uit de afleveringen: (1) Zonder drank geen feest; (2) De grote cannabisquiz; en (3) De eerste keer. De tweede serie (E2) bestond uit: (1) Drink jij ook zo lekker veel; (2) Pa, ma: ik blow; en (3) Islam en seksualiteit. Deze series zijn samengesteld door op grond van toeval (zonder teruglegging) uit iedere categorie een aflevering te selecteren. De controlegroep bestond uit jongeren die afleveringen van het jongerenprogramma ‘Go Mokum Go’ te zien kregen. Dit is een programma dat eveneens door jongeren en voor jongeren is gemaakt maar dat niet over gezondheidsonderwerpen
gaat.
De
controlegroep
heeft
dus
wel
een
televisieprogramma bekeken, dat volgens een soortgelijke methodiek is gemaakt, maar over een ander onderwerp. Klassen of aulagroepen werden op grond van toeval ingedeeld in één van beide experimentele of de controlegroep. Na het kijken van de programma’s vulden de leerlingen een vragenlijst in. In totaal hebben 567 jongeren de vragenlijst ingevuld. Van 101 respondenten bleek achteraf dat zij of slechts twee van de drie afleveringen hadden gezien, of dat het geheel onbekend was bij welke van de experimentele groepen zij hoorden. Desondanks konden de gegevens van 466 personen worden gebruikt voor analyse. De eerste experimentele groep bestond uit 154 personen, de tweede uit 158 en in de controlegroep zaten 154 jongeren. Alle jongeren die mee hebben gedaan aan het onderzoek kregen een nationale bioscoopbon van €7,50. 45
3.2 Meetinstrument De specifieke vragen per thema waren afhankelijk van de onderwerpen in de uitzendingen en werden zoveel mogelijk overgenomen uit de vragenlijst van deelonderzoek A. De variabelen die daarvan afwijken worden hier beschreven. Alcohol Alcoholconsumptie is op dezelfde manier gemeten als in onderzoek A. Bij de vraag hoe vaak men de afgelopen maand alcohol gedronken had, hebben alle personen die ‘geen enkele keer’ hebben ingevuld nog nooit in hun leven alcohol gedronken. In onderzoek B is de vraag toegevoegd of men wel eens teveel alcohol drinkt, met antwoordopties van nooit (1) tot (bijna) altijd (5), op een 5-puntsschaal. De vraag hoe vaak men aangeschoten of dronken is geweest is in dit deelonderzoek alleen over het gehele leven gesteld, niet ook over de afgelopen maand. Verder is gevraagd of men wel eens spijt heeft van wat men die avond heeft gedaan als men teveel gedronken had, en of men wel eens een black-out heeft gehad. Beide vragen konden beantwoord worden op een 5-puntsschaal, van nooit (1) tot (bijna) altijd (5). Ook is een vraag toegevoegd over de intentie ten aanzien van het bijhouden van de hoeveelheid alcohol die men drinkt, met antwoordcategorieën variërend van zeker wel tot zeker niet, op een 5-puntsschaal. De attitude ten opzichte van alcohol drinken werd gemeten met behulp van 15 stellingen (α= 0.75). Een voorbeeld is “Feesten zonder alcohol zijn leuker” en “Mensen die teveel drinken, zetten zichzelf voor schut”. Antwoordopties varieerden van helemaal eens tot helemaal mee oneens, op een 5-puntsschaal. De meest negatieve attitude ten aanzien van alcoholgebruik kreeg steeds de hoogste score (van -2 tot 2). De ervaren sociale norm met betrekking tot alcoholgebruik is gemeten met dezelfde items als in onderzoek A. Kennis is gemeten met 14 stellingen die aansloten aan de thema’s van de afleveringen (bijv. “Door bewegen word je sneller weer nuchter”) (α = 0.61). De laatste vraag betrof een meerkeuzevraag over de minimumleeftijd voor het kopen van drank, de overige vragen konden worden beantwoord met juist, onjuist of weet ik niet. Elk 46
correct antwoord werd de score 1 gegeven, om tot een totaalscore voor kennis te komen. De vragen over het zoeken van (aanvullende) informatie zijn in dit deelonderzoek voor geen van de drie thema’s gebruikt. Communicatie over elk van de drie onderwerpen is op dezelfde manier gemeten als in onderzoek A. Drugs De vragen over drugsgebruik komen overeen met die gebruikt in deelonderzoek A. De vraag of men drugs en alcohol wel eens combineert, is in dit deelonderzoek niet gebruikt. De attitude ten aanzien van blowen is met drie items gemeten (α = 0.71). Een voorbeeld daarvan is “Ik vind het prettig om te blowen”. Antwoordopties varieerden van helemaal eens tot helemaal mee oneens, op een 5-puntsschaal. De ervaren sociale norm met betrekking tot hasj/wiet is gemeten met dezelfde items als in onderzoek A. De vragen in hoeverre men het beter vindt om de ouders te vertellen dat men drugs gebruikt, en of men bang is voor de reactie van de ouders (zeker wel (1), tot zeker niet (5)) zijn in dit deelonderzoek toegevoegd. Dit is een specifiek thema dat in één van de afleveringen aan bod kwam. Kennis werd gemeten met behulp van 12 stellingen over de werking en de risico’s van drugs (α = 0.65). Hiervan konden 6 stellingen met ‘juist’, ‘onjuist’ of ‘weet ik niet’ beantwoord worden, de overige 6 waren meerkeuzevragen. Seks De vragen over seksuele ervaring zijn gebruikt zoals in onderzoek A. Er is een vraag toegevoegd over verwachtingen van de eerste keer, namelijk of de eerste keer vooral bij een meisje zeer kan doen (omdat dit specifiek aan bod kwam in de aflevering “De eerste keer”). Bij de attitudevragen ten aanzien van veilig vrijen zijn drie stellingen toegevoegd, twee over de vraag of een jongen of een meisje met een condoom op zak uit is op seks en de stelling ‘als er geen condoom is, wil ik ook niet neuken’. De stellingen (α = 0.73) hadden net als in onderzoek A antwoordopties van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens, op een 5-puntsschaal (-2 tot 2). De meest positieve attitude ten aanzien van veilig vrijen kreeg steeds de meest positieve score. 47
Er zijn 8 stellingen (iets afwijkend van onderzoek A) gebruikt om de kennis van de respondenten te toetsen over veilig vrijen, soa en seks en islam (α = 0.65). Voorbeelden zijn “Volgens de islam is veilig vrijen verboden” en “De meeste soa gaan vanzelf over”. Er zijn specifieke stellingen opgenomen in deze vragenlijst die in de afleveringen van Find Out aan bod waren gekomen. Evaluatie User as Designer In deelonderzoek B is een extra vraag opgenomen om te achterhalen in hoeverre de jongeren iets van zichzelf herkennen in de afleveringen van Find Out. Antwoordopties werden weer op een 5-puntsschaal gegeven, van helemaal mee oneens (1), tot helemaal mee eens (5). Ten slotte zijn in dit deelonderzoek vragen toegevoegd over de waardering van de jongerenprogramma’s die men gezien had. Ten eerste werd gevraagd of men deze leuk, saai, en/of leerzaam vond. En vervolgens werd gevraagd hoe men de afzonderlijke afleveringen waardeert van 1 tot 10. Data analyse In deelonderzoek B staat het vergelijken van cognities ten aanzien van de (risico)gedragingen tussen de experimentele groepen en de controlegroep centraal. Hiervoor zijn variantie-analyses gebruikt (ANOVA). In eerste instantie zijn verschillen onderzocht tussen de drie groepen met één-weg ANOVA. Vervolgens is bij de variabelen waarbij een verschil gevonden was tussen de groepen, een aanvullende analyse uitgevoerd om te achterhalen of deze verschillen significant blijven na correctie voor leeftijd en opleidingsniveau.
48
3.3 Resultaten Demografische kenmerken respondenten De man-vrouw verhouding is nagenoeg gelijk in alle groepen, zie Tabel 14. De jongeren uit de controlegroep zijn gemiddeld bijna een jaar ouder dan de andere jongeren. Daarnaast zijn zij gemiddeld hoger opgeleid dan de experimentele groepen. De experimentele groep 2 (E2) is gemiddeld het laagst opgeleid. In de ANCOVAs is daarom gecorrigeerd voor leeftijd en opleidingsniveau. Experimentele groep 1 (E1) heeft de meeste spreiding in culturele achtergrond. In de controlegroep zaten naar verhouding minder gelovige jongeren dan in de interventiegroepen. Ook zitten in deze groep voornamelijk rooms katholieken, terwijl er in de overige groepen meer spreiding is in religies. Tabel 14 Demografische karakteristieken van de steekproef Controlegroep (N=154) Leeftijd (gem. ± sd) range Geslacht Man Vrouw onbekend Opleiding Praktijkgerichte leerweg Kaderberoepsgerichte leerweg Gemengde leerweg Theoretische leerweg Havo vwo onbekend Etnische achtergrond Nederlands Anders onbekend Geloof Geen Rooms Katholiek Protestants Islam anders onbekend
Percentage (aantal) E1 (N=158)
E2 (N=154)
17,0 (1,1) 14-19
15,8 (1,5) 13-20
16,2 (1,2) 14-20
47% (72) 53% (82) -
50%(79) 48% (76) 2% (3)
42% (64) 58% (90) -
13% (20) 38% (59) 49% (75) -
42% (66) 9% (14) 1% (2) 9% (14) 15% (23) 25% (39) -
5% (7) 40% (62) 3% (4) 18% (28) 25% (38) 9% (14) 1% (1)
98% (151) 2% (3) -
87% (138) 10% (16) 3% (4)
92% (142) 7% (11) 1% (1)
24% (37) 73% (112) 1% (1) 1% (2) 1% (1) -
44% (69) 36% (57) 4% (7) 10% (16) 4% (6) 2% (3)
43% (53) 46% (71) 7% (10) 8% (12) 2% (3) 3% (5)
De groepen zijn vergeleken op (risico) gedrag met betrekking tot de drie hoofdthema’s, zie Tabel 15. Daaruit blijkt dat in de controlegroep veel minder jongeren nog nooit alcohol hebben gedronken, dan in de experimentele groepen (9% 49
versus 37% en 26%). De frequentie van alcoholgebruik tijdens de afgelopen vier weken verschilt niet veel. De jongeren uit groep 2 dronken gemiddeld vaker en meer alcoholische drank dan de andere groepen. De controlegroep dronk gemiddeld het minst aantal glazen per gelegenheid (5.3 versus 6.0 en 6.3). Ook hadden er in de controlegroep meer jongeren ooit hasj/wiet gebruikt dan in de interventiegroepen. Het aantal keer dat de jongeren hasj of wiet hadden gebruikt was het laagst bij de controlegroep. Tot slot is het aantal personen dat nog nooit gemeenschap heeft gehad in de controlegroep het laagst (58% versus 70% en 68%), terwijl er ongeveer evenveel jongeren uit elke groep met respectievelijk 1, 2, 3 of meer personen naar bed waren geweest. Tabel 15 Gedrag seks, drugs en alcohol. Percentage (aantal) Gedragsmaten
Controlegroep (N=154)
E1 (N=158)
E2 (N=154)
Alcohol Nog nooit alcohol gedronken Hoe vaak gemiddeld afgelopen maand Gemiddelde hoeveelheid glas/fles/blik
9% (14) 4.5 (sd=3.2) 5.3 (sd=2.4)
37% (58) 4.2 (sd=4.0) 6.0 (sd=2.5)
26% (40) 5.1 (sd=4.1) 6.3 (sd=2.6)
Hasj/Wiet Nog nooit hasj/wiet gebruikt Hoe vaak gebruikt
62% (96) 10.8 (sd=14.3)
68% (108) 12.5 (sd=14.9)
73% (112) 15.6 (sd=16.6)
Seksuele ervaring Aantal partners geen Met 1 persoon Met 2 personen Met 3 of meer personen onbekend Condoomgebruik altijd Meestal wel Soms Nooit/vrijwel nooit Orale seks gehad Condoomgebruik altijd Meestal wel Soms Nooit/vrijwel nooit
58% (91) 19% (29) 11% (17) 11% (17) 1% (2) 38% (24) 25% (16) 21% (13) 16% (10) 34% (52) 8% (4) 8% (4) 8% (4) 76% (40)
70% (111) 12% (20) 8% (12) 9% (15) 1% (1) 38% (18) 34% (16) 4% (2) 23% (11) 30% (43) 17% (7) 5% (2) 12% (5) 66% (27)
68% (105) 19% (30) 7% (10) 6% (9) 43% (21) 16% (8) 20% (10) 20% (10) 27% (40) 20% (8) 5% (2) 7% (3) 68% (28)
* door missing values kan N variëren
50
Wat kijken jongeren op tv? Om inzicht te krijgen in wat jongeren interessant en belangrijk vinden om op tv te zien, is gevraagd naar welke programma’s men vooral kijkt. Uit onderstaande Figuur 3 blijkt dat de jongeren vooral naar speelfilms en naar muziekprogramma’s kijken. MTV is hierbij de meest bekeken zender (53%), daarna TMF (47%) en The Box (23%). Ook is gevraagd of de jongeren wel eens een aflevering van Find Out hadden gezien. Van 48 personen (10%) is bekend dat zij al eens een aflevering van Find Out gezien hadden, van 9% is het onbekend en 81% gaf aan Find Out nog nooit gezien te hebben.
Programma's die jongeren kijken Percentage jongeren
90% 77%
80%
73%
70% 55% 53%
60% 50%
43%
40%
32% 32% 31% 24%
30% 20%
21% 8%
10%
it y en ta ro i re P gr ra am s at m pr a' og s ra m m a' s O ve ri g
ea l
S
pe lp
oc u
m
R
w s
D
N
ie u
po rt S
m a' oa s re p np se ro r gr ie s am m a' s ng e
S
am
og r
pr
Jo
M
uz
ie k
S
pe el
fil m
s
0%
Figuur 3 Overzicht van programma’s waar jongeren naar kijken (N=439)
51
Welke bijdrage levert Find Out (aan gezonde keuzes van jongeren)? Verschillen tussen experimentele groepen en controle De experimentele groepen E1 en E2 bij elkaar genomen, verschilden op enkele variabelen van de controlegroep. Allereerst zijn de jongeren uit de controlegroep ouder en hebben zij daarmee ook meer ervaring met seks, drugs en alcohol. Wat betreft hoeveelheid alcoholconsumptie zijn het echter de jongeren uit E1 en E2 die meer alcohol drinken per gelegenheid (6 glazen, versus 5 glazen; t(346)=-2.92, p < 0.004). De attitude ten aanzien van alcoholgebruik is echter wel beter (negatiever) bij de jongeren uit de experimentele groepen (0,17 versus -0,03; t(337) = -4.15, p < 0.000). Drugs De experimentele groep heeft gemiddeld een lagere intentie om binnenkort te gaan blowen dan de controlegroep (3,9 versus 4,3; t(459) = -3.63, p < 0.001). Bovendien hebben zij, ondanks dat zij jonger zijn en minder vaak hebben geblowd, meer kennis over hasj/wiet en de daaraan verbonden risico’s (6,4 versus 5,3; t(459) = -4.72, p < 0.001). Seks Minder jongeren uit de controlegroep denken risico te lopen op soa (14% versus 26% van de controlegroep; x²(1) = 8.15, p < 0.004).
52
Effecten per experimentele conditie Alcohol Tabel 16 Gemiddelde scores op uitkomstmaten alcohol Controlegroep (N=154)
E1 (N=158)
E2 (N=154)
Variabele (range)
N
Mean
SD
N
Mean
SD
N
Mean
SD
Gedrag: Hoe vaak alcohol gedronken laatste maand (1-10) Hoeveel dronk je toen (glas/fles/ blik) (1-20) Attitude alcohol (-2 – 2)
141
4.94 a 5.33 a
3.07
100
6.65 b
3.08
112
6.96 b
3.11
2.41
98
5.96 b
2.49
110
6.27 b
2.61
0.47
157
154
.15 ab
0.50
140
0.49
97
.19 b -.08
0.55
Sociale norm: wat vinden je vrienden ervan dat je alcohol drinkt? Communicatie: Hoe vaak praat je met je vrienden over alcohol of Hoe vaak praat je met je ouders over alcohol of de gevaren Hoeveel alcohol drinken je ouders? (1-4) Kennis over Alcohol (1-12)
-.03 a -.11
0.51
114
-.11
0.49
154
2.16
0.74
158
1.80
0.79
154
1.85
0.84
154
1.92
0.66
157
1.73
0.76
153
1.78
0.73
154
2.33
0.60
156
2.62
0.85
152
2.61
0.78
154
ab
2.31
158
7.10 a
2.81
153
7.80 b
2.17
Intentie: Denk je er wel eens over om geen alcohol te drinken? Intentie om bij te gaan houden hoeveel men drinkt (1-5) Intentie meer/minder alcohol te drinken (1-5)
140
1.86
0.92
99
1.85
0.95
112
1.94
1.04
141
3.87
1.04
99
3.89
1.11
113
3.60
1.15
141
2.97
0.49
99
3.04
0.61
112
3.11
0.51
140 154
* ab: verschilt niet van een van beide groepen, a of b: verschillend. Deze resultaten zijn significant na correctie voor verschillen veroorzaakt door leeftijd of opleidingsniveau.
De onderzoeksgroepen verschillen van elkaar op de frequentie van alcoholgebruik de afgelopen 4 weken. Veel meer jongeren uit de controlegroep hadden ooit alcohol gedronken, terwijl uit de interventiegroepen de jongeren veel frequenter alcohol dronken. Dit verschil kan veroorzaakt zijn door het leeftijdsverschil en/of het opleidingsverschil tussen de groepen. Om deze reden is in een aanvullende analyse gecorrigeerd voor verschillen die veroorzaakt zijn door leeftijd en opleidingsniveau. De verschillen op attitude zijn na correctie voor leeftijd en opleiding alleen nog significant voor de controlegroep en E1. De verschillen in kennis blijven alleen significant tussen de controlegroep en E2 en tussen E1 en E2 ook. E2 heeft hierbij meer kennis dan de controlegroep (8.1 versus 7.7, p < 0.001 ) en meer dan E1 (8.1 versus 6.9, p < 0.001). zie voor alle testresultaten Tabel Anova uitkomsten. Tabel 17 Uitkomsten Anova effectmaten alcoholgebruik 53
Overall groepsverschil
Post hoc tests
F(df), p
p
Variabele (range)
Controle E1
Controle E2
Gedrag: Hoe vaak alcohol gedronken laatste 4 weken (1-10) Hoeveel dronk je toen (glas/fles/blik) (1-20)
F(2, 350) = 15.89, p < .05
P < .05*
P < .05*
F(2, 345) = 29.09, p < .05
*
P < .05*
Attitude alcohol (-2 – 2)
F(2, 462) = 2.09, p < .05
P < .05*
P < .05
Sociale norm: Wat vinden je vrienden ervan dat je drinkt? (1-5) Hoeveel alcohol drinken je ouders? (1-4)
n.s. F(2, 459) = 4.10, p < .05
P < .05
P < .05
Communicatie: Hoe vaak praat je met je vrienden over alcohol of dronken worden? (1-4) Hoe vaak praat je met je ouders over alcohol of de gevaren ervan? (1-4) Kennis over Alcohol (1-12)
F(2, 463) = 5.80, p < .05
P < .05
P < .05
Intentie: Denk je er wel eens over om geen alcohol te drinken? (1-5) om bij te gaan houden hoeveel men Intentie drinkt (1-5) Intentie meer/minder alcohol te drinken (1-5)
n.s.
E1 E2
n.s. F(2, 462) = 20.05, p < .05
*
P < .05
n.s. n.s.
* deze verschillen zijn significant na corrigeren voor verschillen veroorzaakt door leeftijd en opleidingsniveau.
54
Drugs Tabel 18 Gemiddelde scores op uitkomstmaten drugs Controlegroep (N=154) Variabele (range)
N
Mean
E1 (N=158) SD
N
E2 (N=154)
Mean
SD
N
Mean
SD
Drugs Gedrag: Hoe vaak heb je hasj/wiet gebruikt? (0-40) Attitude ten aanzien van drugs (-2 – 2) Vind je dat het beter is het je ouders te vertellen? (1-5) ouders ervan dat je blowt? dat je blowt? Intentie: Ben je van plan het te vertellen? (1-5) Intentie om te gaan blowen (1-5) Communicatie: Hoe vaak praat je met je ouders over hasj/wiet? Hoe vaak praat je met je vrienden over blowen? (1-4) Risicoperceptie: Heb je wel eens nagedacht over de risico’s van blowen? (1-4) Kennis hasj/wiet (1-10)
154
4.08
10.18
157
3.90
10.09
153
4.18
10.98
34
-0.19
0.82
28
-0.19
0.98
25
-0.09
1.10
19
ab
1.08
18
3.94 a
0.87
16
3.00 b
1.37
20
1.30
1.52
10
1.30
1.49
16
1.00
1.51
34
-0.47
0.66
26
-0.58
0.50
23
-0.39
0.66
19
4.11
1.15
18
4.56
0.71
14
3.79
1.05
153
3.87
1.24
156
4.31
1.20
152
4.30
1.21
154
0.71
156
1.48 b
0.72
154
ab
0.63
154
1.73 a 1.95
0.74
156
1.81
0.75
154
1.80
0.79
154
1.96
0.87
155
1.96
0.95
154
1.99
0.96
154
5.34 a
2.26
154
7.65 b
1.94
153
5.22 a
2.23
De groepen verschillen niet van elkaar qua wietgebruik. Wel geven jongeren uit controlegroep aan vaker te praten met hun ouders over hasj/wiet. Jongeren uit E1 vinden het beter te vertellen aan hun ouders dan E2 (3.9 versus 3.0 op een schaal van 1-5). Jongeren uit E1 hebben de meeste kennis over hasj/wiet (7.7 versus 5.3 controle en 5.2 E2).
55
Tabel 19 Uitkomsten Anova effectmaten drugsgebruik Overall groepsverschil Variabele (range)
Post hoc tests Controle E1
Gedrag: Hoe vaak heb je hasj/wiet gebruikt? (0-40)
n.s
Attitude ten aanzien van drugs (-2 – 2)
n.s
Sociale norm: Wat vinden je ouders ervan dat je hasj/ wiet (hebt) gebruikt? (1-5) Wat vinden je vrienden ervan dat je hasj/wiet (hebt) gebruikt? (1-5) Communicatie: Hoe vaak praat je met je ouders over hasj/wiet? (1-4) Hoe vaak praat je met je vrienden over blowen? (1-4) Vind je dat het beter is het je ouders te vertellen? (1-5) Ben je van plan het te vertellen? (1-5)
n.s
Risicoperceptie: Heb je wel eens nagedacht over de risico’s van blowen? (1-4) Kennis hasj/wiet (1-10)
n.s F(2, 458) = 62.53, p < .05
p < .05*
Intentie om te gaan blowen (1-5)
F(2, 458) = 6.58, p < .05
p < .05
Controle E2
E1 E2
n.s F(2, 461) = 5.52, p < .05
p < .05*
n.s F(2, 50) = 3.45, p < .05
*
n.s
p < .05* p < .05
* deze verschillen zijn significant na corrigeren voor verschillen veroorzaakt door leeftijd en opleidingsniveau.
Seks E2 heeft meer kennis dan beide andere groepen (5,1, E1 4,2 en C 4,9). (De vraag ‘Volgens de islam is veilig vrijen verboden’ hadden 68% van de E1 fout, tegenover 30% van E2. De vraag ‘Volgens de islam is seks niet om van te genieten, maar alleen om kinderen te krijgen’ hadden zelfs 85% van E1 fout, tegenover 50% van E2.) Uit een aanvullende analyse blijkt dat deze twee vragen over de islam het beste beantwoord zijn door jongeren uit E2 ten opzichte van beide andere groepen, terwijl dit bij de andere vragen niet het geval is. Bij uitsluiten van deze vragen, heeft de controlegroep de hoogste score op kennis (C 4.6 (SD = 1.6), E1 3.8 (SD = 1.8) en E2 3.8 (SD = 1.8); F(2, 458) = 12.01, p < 0.001). Meer jongeren uit de beide interventiegroepen vinden dat men met de eerste keer moet wachten tot je de liefde van je leven tegen komt, vergeleken met jongeren uit de controlegroep. E1 vindt meer dan de controlegroep dat men moet wachten tot men getrouwd is voordat men met iemand naar bed gaat. E2 verschilt hierin niet van de andere groepen. 56
De jongeren uit de controlegroep denken een beter idee te hebben over de eerste keer, in vergelijking tot E1 (3,2 en 2,8 respectievelijk). E2 heeft een hogere eigen effectiviteit dan E1, met betrekking tot het weigeren van seks wanneer men alcohol gedronken heeft (0.78 en 0.31 respectievelijk). De experimentele groepen verschillen hierin niet van de controlegroep.
Risicoperceptie Er is een verschil in risicoperceptie gevonden tussen de drie groepen (x²(2) = 11.71, p < 0.003). In E1 hadden meer jongeren aangegeven dat zij dachten risico te lopen op soa dan in beide andere groepen (41, versus E2 29 en controlegroep 21). In de controlegroep zaten het meeste jongeren die antwoorden geen risico te lopen op soa (130 versus E1 93, en E2 108).
57
Tabel 20 Gemiddelde scores uitkomstmaten seksueel gedrag Controlegroep (N=154)
E1 (N=158)
E2 (N=154)
Variabele (range)
N
Mean
SD
N
Mean
SD
N
Mean
SD
Gedrag: Met hoeveel personen ben je naar bed geweest? (1-3)
63
1.81
0.84
47
1.89
0.87
49
1.57
0.79
Heb je toen condooms gebruikt (1-5) Heb je wel eens orale seks gehad? (1-4)
63
3.76
1.29
47
3.74
1.41
49
3.63
1.51
151
1.76
1.15
145
1.63
1.07
148
1.65
1.13
Zijn er toen condooms gebruikt? (1-5) Verwachtingen: Ik maak me zorgen over de eerste keer (1-5)
52
1.85
1.30
41
2.17
1.56
41
2.17
1.63
88
2.38
1.00
106
2.54
1.14
103
2.49
1.16
Ik heb een goed idee over de eerste keer (1-5)
87
3.23 a
0.86
104
2.81 b
1.09
100
2.97 ab
1.15
De eerste keer kan vooral bij een meisje pijn doen (1-5)
86
3.55
0.61
107
3.64
0.91
99
3.75
0.91
Je moet met de eerste keer wachten tot je de liefde van je leven tegen komt (1-5) Je moet met de eerste keer wachten totdat je getrouwd bent (1-5) Communicatie: Ik praat vaak met vrienden over 1e keer (1-5)
87
2.85 a
1.01
106
3.21 b
1.18
102
3.27 b
1.06
88
1.48
0.82
106
2.01
1.29
101
1.90
1.20
88
2.77
1.14
105
2.41
1.17
102
2.48
1.20
Praat je wel eens met vrienden over seks? (1-4) Attitude ten aanzien van condoomgebruik (-2 – 2) Sociale norm: hoe belangrijk vinden je vrienden veilig vrijen? (-1-1)
149
2.51
0.88
147
2.27
0.98
152
2.17
0.88
151
0.73
0.51
151
0.78
0.65
151
0.82
0.69
115
0.77
0.48
117
0.77
0.48
119
0.66
0.59
Eigen effectiviteit: vind je het moeilijk.. om condoom aan te kaarten met alcohol op (-2 – 2) …om nee te zeggen tegen seks als je alcohol op hebt? (-2 – 2)
139
2.26
1.50
96
2.23
1.68
113
2.27
1.74
140
0.41 ab
1.18
92
0.37 b
1.33
109
0.78 a
1.18
150
0.39
1.07
147
0.28
1.18
149
0.12
1.22
Vind je het moeilijk om te zeggen dat je met condoom wilt vrijen? (-2 – 2) Intentie condoomgebruik (1-5)
151
0.85
0.95
148
1.01
1.07
150
1.05
0.99
153
1.75
1.05
146
1.64
1.08
151
1.64
1.06
Kennis seks (1-7)
153
4.88 a
1.71
154
ab
1.86
153
5.02 b
2.11
Vind je het makkelijk om condooms te kopen? (-2 – 2)
Tabel 21 Uitkomsten Anova effectmaten seksueel gedrag Overall groepsverschil Variabele (range)
Post hoc tests Controle E1
Controle E2
E1 E2
58
Verwachtingen: Ik maak me zorgen over de eerste keer (1-5) Ik heb een goed idee over de eerste keer (1-5)
n.s
De eerste keer kan vooral bij een meisje pijn doen (1-5) Je moet met de eerste keer wachten tot je de liefde van je leven tegen komt (1-5) Je moet met de eerste keer wachten totdat je getrouwd bent (1-5) Communicatie: Ik praat vaak met vrienden over 1e keer (1-5) Praat je wel eens met vrienden over seks? (1-4)
n.s
Gedrag: Met hoeveel personen ben je naar bed geweest? (1-3) Heb je toen condooms gebruikt (1-5)
n.s
F(2, 288) = 3.87, p < .05
F(2, 292) = 4.02, p < .05
*
p < .05*
F(2, 292) = 5.71, p < .05
p < .05
p < .05
n.s F(2, 445) = 5.47, p < .05
p < .05
n.s
Heb je wel eens orale seks gehad? (1-4)
n.s
Zijn er toen condooms gebruikt? (1-5)
n.s
Sociale norm: Wat vinden je vrienden van condoomgebruik? (1-4) Attitude ten aanzien van condoomgebruik (-2 – 2)
p < .05*
n.s n.s
Meisje met condoom is uit op seks (-2 – 2) Als ik iemand ken/vertrouw, dan gebruik ik geen condoom (-2– 2) Als meisje pil slikt, is een condoom niet nodig (-2 – 2) Eigen effectiviteit veilig vrijen met alcohol op (-2 – 2)
F(2, 447) = 3.16, P < .05 n.s
Moeilijk nee zeggen tegen seks met alcohol op (-2 – 2) Vind je het makkelijk om condooms te kopen? (-2 – 2) Vind je het moeilijk om te zeggen dat je met condoom wilt vrijen? (-2 – 2) Kennis seks (1-7)
F(2, 347) = 3.79, p < .05
Intentie om condoom te gebruiken (1-5)
n.s
*
n.s n.s F(2, 457) = 9.04, p < .05
*
* deze verschillen zijn significant na corrigeren voor verschillen veroorzaakt door leeftijd en opleidingsniveau.
59
Informatie over seks en relaties Aanvullend is gekeken waar of van wie jongeren de meeste informatie over seksualiteit en relaties krijgen. Vrienden zijn de meest geraadpleegde informatiebron (66%). Verder bleek dat jongeren nauwelijks gebruik maken van teletekst (2%), radio (4%) of kranten (2%). Figuur 4 geeft een overzicht van de informatiebronnen die jongeren gebruiken.
Informatiebronnen van jongeren over seks 70%
66%
Percentage jongeren
60%
56%
51%
50%
46%
40%
33%
30% 20%
29%
11%
10%
10%
ve rig O
In te rn et H ui sa rts
Ti jd sc hr ift en
Fa m i lie
Te le vi si e
Sc ho ol
Vr ie
nd en
0%
Figuur 4 De bronnen die jongeren gebruiken voor informatie over seks (N=452).
60
Hoe worden jongerenprogramma’s gewaardeerd? Jongerenprogramma’s algemeen Veel jongeren vinden dat er voldoende programma’s zijn waarin zij zichzelf herkennen (31%), ruim een kwart vindt van niet (27%). De overige 42% van de jongeren was hier neutraal over. De meerderheid (48%) vond dat er genoeg programma’s zijn over interessante onderwerpen, tegenover 22% die het daar niet mee eens waren en 30% was neutraal. Meer jongeren spreken regelmatig tot vaak met vrienden over wat zij gezien hebben op tv dan met hun ouders (56% versus 36%). Wanneer jongeren een programma maken voor jongeren, zegt 44% van de respondenten dat de onderwerpen dan interessanter worden, 38% gaf een neutraal antwoord en 18% was het oneens met deze stelling. De meeste jongeren gaven aan dat zij de informatie dan betrouwbaar vinden (48%), tegenover 11% die de informatie dan onbetrouwbaar vond. De helft van de jongeren vonden de programma’s meer van toepassing op hun eigen leven als jongeren zelf het programma hadden gemaakt (50%), 18% vond van niet. Meer dan de helft (55%) voelde zich niet minder begrepen, 8% voelde zich wel minder begrepen. Daarnaast vond 56% van de respondenten dat een programma beter aansluit op het eigen taalgebruik wanneer jongeren het programma maken, tegenover 18% die het daar niet mee eens waren. Verder gaf 36% aan dat zij er meer over praten wanneer het programma door en voor jongeren was gemaakt, 31% niet. 43% gaf aan dat het programma dan meer boeide, 24% was het daar niet mee eens. Ook vonden de meeste jongeren dat een jongerenprogramma gemaakt door jongeren beter aansloot op hun eigen manier van doen 44%, terwijl 23% dit niet vond. Ook vond meer dan de helft van de jongeren (53%) dat dan de echte problemen van jongeren aan bod komen, 19% vond dit niet. Tot slot vonden de meeste scholieren wel, dat zo’n jongerenprogramma minder professioneel wordt (53%). Slechts12% gaf aan het wel professioneler te vinden wanneer jongeren het programma zelf maken. De drie groepen verschilden niet veel in hun mening over de mate waarin de programma’s die zij hadden gezien herkenbaar waren voor henzelf. De meeste jongeren gaven aan in de programma’s niet veel van zichzelf te herkennen (44%), 41% was neutraal hierover en 15% herkende wel veel van zichzelf. 61
Waardering afzonderlijke afleveringen Tabel 22 Wat vinden de jongeren van de programma’s die zij zagen? Oordeel Leuk Leerzaam Saai
De
jongeren
uit
de
Controlegroep
E1
E2
(N=154) 47% (72)
(N=158) 49% (77)
(N=154) 34% (52)
8% (12)
32% (51)
43% (66)
46% (70)
18% (28)
24% (37)
controlegroep
waren
minder
enthousiast
over
de
jongerenprogramma’s die zij gezien hadden dan de scholieren die Find out hadden gezien. Zo vond bijna de helft van hen de programma’s saai, terwijl van de jongeren die Find Out gezien hadden maar 18% (E1) en 24% (E2) de programma’s saai vonden. Daarnaast vonden meer jongeren uit de experimentele groepen de programma’s interessant, vergeleken met de controlegroep (32% (E1) en 43% (E2) tegenover 8%). Wel vond de helft van de controlegroep het programma leuk om te zien (47%). De jongeren uit experimentele groep 2 (E2) vonden de afleveringen die zij gezien hadden saaier, minder leuk, maar wel leerzamer dan de jongeren uit E1 zie Tabel 22 hierboven. Ook onderstaande Tabel 23 laat zien dat de jongeren die Find Out hebben gezien over het algemeen positiever zijn dan de controlegroep, die een ander jongerenprogramma hebben gezien. Daarnaast is te zien dat de jongeren uit experimentele groep 1 de programma’s die zij hebben gezien gemiddeld het beste hebben gewaardeerd.
62
Tabel 23 De waardering van de afzonderlijke afleveringen Jongerenprogramma
Controlegroep
E1
E2
1 2 3
(N=154) cijfer (range) 6.2 (1-10) 4.4 (1-9) 6.4 (1-10)
SD 2.0 2.1 2.0
(N=158) cijfer (range) 6.9 (1-10) 6.6 (1-10) 7.1 (1-10)
SD 1.5 1.8 1.8
(N=154) cijfer (range) 6.5 (1-10) 6.6 (1-10) 6.3 (1-10)
SD 1.7 1.9 2.1
Totaal
5.7
1.4
6.8
1.3
6.5
1.4
3.5 Conclusie Deelonderzoek B In deelonderzoek B zijn drie groepen jongere blootgesteld aan televisieprogramma’s: twee experimentele groepen keken naar (verschillende) afleveringen van Find Out, en een controlegroep keek naar een ander programma (Go Mokum Go). De drie groepen verschillen op enkele variabelen van elkaar. De verschillen in alcohol- en drugsgebruik en seksuele ervaring tussen de drie groepen lijken grotendeels te verklaren doordat de controlegroep gemiddeld ouder was. Na correctie voor leeftijd zijn er echter nog enkele verschillen gevonden tussen de groepen op (intermediaire) uitkomstmaten. Effecten Find Out Algemeen Uit de vergelijking tussen de twee experimentele groepen samen en de controlegroep bleek dat de jongeren die Find Out hadden gezien meer alcoholgebruik rapporteerden, wellicht
doordat
zij
er
een
realistischere
inschatting
maakten
van
hun
alcoholconsumptie. Zij rapporteerden namelijk daarentegen wel een negatievere attitude ten opzichte van alcoholconsumptie. Hun intentie om te blowen was lager dan bij de controlegroep en hun kennis over hasj/wiet groter. Ondanks dat de
jongeren uit de controlegroep meer seksuele ervaring hebben,
schatten zij hun risico op soa lager dan de jongeren die Find Out hadden gezien. De jongeren uit de experimentele groepen gaven wellicht over het algemeen realistischere antwoorden, doordat zij waren blootgesteld aan jongerenprogramma’s die de thema’s
63
van de vragenlijst besprak. Anderzijds, zou de hogere risicoperceptie voor soa op een effect van Find Out kunnen wijzen. Effecten per experimentele conditie De experimentele conditie bestond uit twee groepen jongeren, die verschillende uitzendingen van Find Out hebben gezien. In enkele gevallen hangt dit samen met verschillen in meningen en kennis. Alcohol Het belangrijkste verschil dat tussen de groepen is geconstateerd is het verschil in kennis en attitude. Jongeren uit E2 hebben de meeste kennis ten opzichte van de controlegroep. E1 heeft een negatievere attitude dan de controlegroep ten aanzien van alcohol. De experimentele groepen verschilden op deze variabelen niet significant van elkaar. Deze resultaten kunnen wellicht verklaard worden op grond van de inhoud van de afleveringen van Find out die de afzonderlijke groepen te zien kregen. De aflevering die E2 gezien heeft (‘Drink jij ook zo lekker veel?’) bestaat uit een ‘drankproeverij’ waarbij een barman steeds informatie geeft en een engeltje en een duiveltje tussendoor informatie geven (voordelen en nadelen van alcoholgebruik). De resultaten zijn dus volgens verwachting: de aflevering die E2 had gezien zet meer in op kennis. De aflevering die E1 heeft gezien (‘Zonder drank geen feest’) is meer op attitude gericht. Hier kan men verwachten dat jongeren hun mening bijstellen over het drinken van alcohol (minder stoer, minder noodzakelijk om plezier te kunnen hebben). De conclusies moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien er geen metingen zijn verricht ten voorafgaand aan de interventie en er dus strikt gesproken niet van verandering gesproken kan worden..
64
Drugs Dat jongeren uit E1 meer kennis hebben over hasj/wiet is niet verwonderlijk aangezien zij de aflevering hebben gezien met de grote cannabisquiz. Hierin kwamen bijna alle vragen uit de vragenlijst aan bod. De andere groep heeft een aflevering gezien over het vertellen aan je ouders dat je blowt. De bedoeling is geweest jongeren te stimuleren het te vertellen, maar juist E1 vindt dit belangrijker. Seks Jongeren uit E1 hadden een hogere risicoperceptie dan de andere jongeren. Deze risicoperceptie van E1 zou veroorzaakt kunnen zijn doordat er in de aflevering ‘Islam en seksualiteit’ over veilig vrijen wordt gesproken en alle programmamakers duidelijk de mening delen dat men veilig moet vrijen en om welke redenen. In de aflevering ‘De eerste keer’ komt dit nauwelijks aan bod, maar worden voornamelijk ervaringen uitgewisseld. Tot slot hebben de jongeren uit E2 meer kennis dan de controlegroep. Dit is enkel veroorzaakt door twee stellingen die ook specifiek in de aflevering ‘Islam en seksualiteit’ aan bod waren gekomen. Afgezien van deze twee items blijkt de controlegroep een hogere kennisscore te hebben dan de experimentele groepen. Waardering Find Out / UAD-benadering De helft van de respondenten gaf aan dat jongerenprogramma’s die door jongeren zijn gemaakt minder professioneel zijn. Desondanks waren de meeste respondenten zeer positief over jongerenprogramma’s die door jongeren zelf zijn gemaakt. De meeste jongeren gaven aan dat door de UAD-benadering de onderwerpen interessanter en boeiender worden en meer aansluiten op hun eigen leven en taalgebruik. Ook vond de helft van de jongeren de informatie in dergelijke programma’s betrouwbaar. Jongeren praten niet per se meer over een programma met hun vrienden als dit door jongeren is gemaakt. De afleveringen van Find Out werden door de jongeren positiever beoordeeld dan het jongerenprogramma dat de controlegroep gezien had.
65
Beperkingen onderzoek De jongeren uit de controlegroep wijken af van de experimentele groepen op enkele belangrijke kenmerken. Doordat de controlegroep gemiddeld ouder was en hoger opgeleid,
hadden
zij
wellicht
een
voorsprong
op
de
jongeren
uit
de
interventiegroepen. Het is daarom mogelijk, dat eventuele effecten van Find Out hierdoor niet aan het licht zijn gekomen. Daarnaast is geen baseline en geen lange-termijn meting uitgevoerd, waardoor het niet honderd procent zeker is dat verschillen in gedragsdeterminanten zijn veroorzaakt door Find Out (met een uitzondering voor de verschillen in kennis over seks/soa: daar is het redelijk duidelijk dat het een effect betreft). Al met al is er een aantal verschillen tussen de groepen gevonden die op zinvolle manier kunnen worden gerelateerd aan de inhoud van de programma’s die jongeren hebben gezien. Dat duidt op positieve effecten, die echter niet specifiek aan de manier van maken van de programma’s (User-As-Designer) kan worden toegeschreven. Daarvoor is een vergelijking nodig met niet-UAD-programma’s.
66
4 Deelonderzoek C Inleiding Dit deelonderzoek beoogt het bereik, de herkenning en de waardering van Find Out te meten. Na afloop van de uitzendperiode is bij een steekproef van jongeren in Nederland een vragenlijst afgenomen over het bereik en de herkenning van Find Out. Indien van toepassing werd gevraagd naar de waardering van afzonderlijke uitzendingen en voor de totale aanpak van het programma. Ook zijn enkele essentiële uitkomstvariabelen gemeten, zoals de hoofddoelstellingen op het gebied van alcohol, drugs en seks. Hierdoor kunnen eventuele verschillen (op uitkomstmaten) tussen jongeren die Find Out wel of niet gezien hebben worden onderzocht. In combinatie met de effectmeting van deelonderzoek B kan zo een schatting van de totale effecten van Find Out worden gemaakt. De onderzoeksvragen voor dit deelonderzoek luiden: 1. Wat is het bereik van Find Out? a. Hoeveel jongeren hebben FO gezien? b. Verschilt het aantal jongeren dat FO heeft gezien tussen scholentourscholen en andere scholen? 2. Hoe wordt Find Out gewaardeerd? a. Hoe wordt Find Out in het algemeen gewaardeerd? b. Hoe worden de afzonderlijke afleveringen van Find Out gewaardeerd? 3. Kennen jongeren de website van Find Out?Zo ja, wat is hier hun oordeel over? 4. Verschillen de kijkers van niet-kijkers op uitkomstvariabelen (kennis, sociale norm, attitude, eigen effectiviteit, gedrag)?
67
4.1 Methode Dataverzameling Deelonderzoek C bestond uit één meting bij twee groepen: de jongeren die afkomstig waren van scholen die hadden deelgenomen aan de scholentour en vergelijkbare jongeren van andere scholen. Deze keuze is gemaakt omdat Find Out wellicht vaker bekeken is door scholieren die er indirect mee te maken hadden of die er via schoolgenoten en vrienden al bekend mee waren. Zo kunnen de jongeren die Find Out hebben gezien op uitkomstmaten worden vergeleken met scholieren die Find Out nooit hebben gezien. Het aantal respondenten waarnaar gestreefd werd is 750 jongeren van scholen die betrokken waren bij brainstormsessies tijdens de scholentour en 750 willekeurig gekozen jongeren. De meting vond plaats na de uitzendperiode, van mei tot juli 2006. Voor de willekeurig gekozen jongeren is het onderzoeksbureau Flycatcher ingezet, dat verbonden is aan de Universiteit Maastricht. Zij hebben de jongeren via e-mail benaderd en een elektronische vragenlijst laten invullen. Daarnaast zijn in totaal 11 scholen bezocht, 6 uit de scholentour en 5 willekeurige scholen uit dezelfde regio’s. (Eindhoven (2), Amsterdam (2 uit scholentour), Utrecht (1), Rotterdam (2, waarvan 1 uit scholentour), Asten (1 uit scholentour), Helmond (1), Bennekom (1, uit scholentour), Hoofddorp (1, uit scholentour)). In deze scholen zijn in de pauze-uren flyers verdeeld aan jongeren met het verzoek om de internetvragenlijst
in
te
vullen.
Met
deze
methode
zullen
nauwelijks
examenkandidaten geworven worden omdat de examenkandidaten ten tijde van de werving al geen verplichte lessen meer volgden en dus niet meer op school aanwezig waren. Bij de examenlokalen zijn daarom extra posters opgehangen om examenkandidaten te bereiken. In Asten, Bennekom en Amsterdam konden emailadressen worden gebruikt om de leerlingen uit te nodigen voor deelname aan het onderzoek. Op 5 overige scholen (Zaandam, Zutphen, Zwolle, twee in Utrecht, Maastricht) zijn flyers verspreid en posters opgehangen door leraren of de conciërge. De school in Zutphen heeft de link van de vragenlijst tevens op het elektronische mededelingenbord getoond en een bericht geplaatst op de pc’s van de school. Respons 68
Er zijn in totaal 33 scholen benaderd, waarvan 7 scholen niet wilden meewerken aan het onderzoek. De redenen hiervoor liepen uiteen van de drukte voor de zomervakantie, vergaderingen en projectweken. Enkele scholen gaven aan moeite te hebben met de onderwerpen, in verband met het geloof van de scholieren en hun ouders. Uiteindelijk zijn er 11 scholen bezocht en zijn er in 6 scholen posters en flyers of berichten (email/mededelingenbord) verspreidt om jongeren uit te nodigen voor deelname aan het onderzoek. Via de elektronische werving hebben 338 jongeren de vragenlijst ingevuld (van de 900 die Flycatcher heeft benaderd), en 779 via de werving op scholen. Van deze 1117 respondenten zijn er 16 verwijderd omdat zij niet binnen de leeftijdscategorie 13-19 vielen (N=11) of omdat zij niet serieus antwoord hadden gegeven in de enquête (N=5). Van de overgebleven 1101 jongeren zijn 538 van scholen uit de scholentour, 373 van willekeurig gekozen scholen en van 190 scholieren is onbekend op welke school ze zitten. Er zijn onder alle deelnemers 5 iPod nano’s verloot.
4.2 Meetinstrument Demografische kenmerken De vragen over persoonlijke kenmerken komen overeen met die uit de vragenlijst van deelonderzoek A en B. Televisie kijkgedrag Om in kaart te brengen hoe vaak en wat de jongeren kijken, zijn dezelfde vragen gesteld als in onderzoek A. Aanvullend is gevraagd of zij ooit een aflevering van Find Out hebben gezien. De antwoordopties waren nooit (1), af en toe (minder dan 10 keer) (2), regelmatig (10-15 keer) (3) en vaak (meer dan 15 keer) (4). Vervolgens werd gevraagd of men zich nog herinnerde op welke muziekzender ze de aflevering hadden gezien (MTV, The Box, TMF, of geen van beide).
Informatie over Find Out De jongeren is gevraagd waar of van wie ze de meeste informatie kregen over Find Out en waar ze het eerst over Find Out hadden gehoord. Ook is gevraagd of men in 69
het algemeen wel eens naar websites of teletekst kijkt als een televisieprogramma ernaar verwijst, met antwoordcategorieën variërend van nooit (1) tot vaak (10-25 keer) (4). Dezelfde vraag is gesteld over hoe vaak men de website van Find Out heeft bezocht (nooit (1) tot vaak (meer dan 15 keer) (4)). Aan de jongeren die de site ooit hadden bezocht werd vervolgens gevraagd hier een rapportcijfer aan te geven. Waardering Find Out De jongeren die Find Out ooit hadden gezien werd gevraagd een gemiddeld rapportcijfer te geven voor het programma en als men nog wist welke aflevering het betrof, hier ook een cijfer aan te geven. Ook werden de vragen gebruikt die in onderzoek B waren gebruikt om een algemene waardering te geven over televisieprogramma’s die waren gemaakt door en voor jongeren. In deelonderzoek C gingen deze vragen echter specifiek over Find Out.
Alcohol De vragen over de alcoholconsumptie zijn overgenomen uit onderzoek A. De vraag over waar men alcohol consumeert is in deelonderzoek C niet gebruikt. Verder is gevraagd naar het aantal keren dat men dronken of aangeschoten was en zijn tien kennisvragen gesteld (α = 0.60). De vraag over het aantal calorieën in een cocktail is verwijderd, omdat hier geen eenduidig antwoord op bestaat. Vragen over attitude en sociale norm met betrekking tot alcoholconsumptie zijn niet toegevoegd. Drugs Net als in onderzoek A is gevraagd naar het consumptiegedrag met betrekking tot drugs: hoe vaak men hasj of wiet gebruikt heeft en hoe men er meestal aan komt. Daarnaast is de vraag toegevoegd of men wel eens over de risico’s van hasj of wietgebruik heeft nagedacht. Tot slot zijn zes stellingen (α = 0.66) gebruikt om de kennis over hasj en wiet te meten van de jongeren. Seks In onderzoek C is gevraagd naar de seksuele ervaring: of men wel eens met iemand naar bed is geweest, met hoeveel personen men geslachtsgemeenschap heeft gehad en 70
of daarbij condooms zijn gebruikt. Ook is weer naar de redenen gevraagd waarom er geen condooms waren gebruikt en naar de risicoperceptie voor soa. Zes stellingen (α = 0.72) zijn toegevoegd om de kennis met betrekking tot soa en veilig vrijen te meten.
71
4.3 Resultaten Demografische karakteristieken Van de 1101 respondenten bij het bereikonderzoek was het grootste deel vrouw (64%). Overwegend Nederlandse jongeren hebben deelgenomen aan het onderzoek (88%), enkele respondenten waren van Surinaamse/Antilliaanse (3%), Turkse (3%) en Marokkaanse (3%) afkomst. Bijna een derde van de respondenten zat op het VMBO (18% deed de gemengde leerweg, 13% de theoretische leerweg), een kwart deed HAVO en 27% zat op het VWO. Bijna 200 jongeren zaten niet meer op de middelbare school (17%). Tabel 24 Demografische kenmerken (N = 1101) Leeftijd (N=1093)
Gem (sd)
16 (1,8)
Geslacht
Man
36% (708)
Vrouw
64% (393)
Geboorteland
Nederland elders
93% (1022) 7% (79)
Nationaliteit
Nederlandse Surinaamse/Antilliaanse Turkse Marokkaanse Overig
88% (965) 3% (31) 3% (28) 3% (27) 5% (50)
Opleiding
VMBO praktijk/kaderberoeps- of gemengde leerweg 18% (199) VMBO theoretische leerweg 13% (142) HAVO 25% (273) VWO 27% (297) Niet meer op middelbare school 17% (190) *niet alle respondenten hebben de vragenlijst volledig ingevuld waardoor de aantallen kunnen variëren.
72
Televisiekijkgedrag Bijna alle respondenten keken wel eens televisie, slechts 1% niet. Meer dan de helft van de jongeren gaf aan elke dag televisie te kijken (58%). De programma’s waar jongeren het meest naar kijken staan weergegeven in figuur 5.
Programma's die jongeren kijken 80%
72%
71%
70% 58%
60%
56%
50%
42%
41%
40% 29%
30%
29%
28%
20% 6%
10%
ri g ve O
m am
ro gr
Sp
el p
m oc u
D
a' s
s
tv
en ta i re
it y ea l
R
ie u
ws
or t N
Sp
ie s er
a' s
ap s So
m
m
m
gr a
re np
ro
am og r ng e
Jo
M
uz
ie k
pr
Sp
ee l
fi lm
s
a' s
0%
Figuur 5 Overzicht van televisieprogramma’s die jongeren het meeste kijken Informatie Find Out De meeste jongeren hadden voor het eerst over Find Out gehoord via de televisie, van vrienden en op school. Zie onderstaande Figuur 6 voor een overzicht van alle informatiebronnen. Overige informatiebronnen waren familie, radio, tijdschriften en kranten. Enkele jongeren hadden voor het eerst gehoord over Find out van Bosch Film of een programmamaker die zij kennen. De meest gebruikte informatiebronnen over Find Out verschilden niet veel van de bronnen waar men het eerst over Find out had gehoord.
73
Eerste informatiebron Find Out
70% 60%
65%
50% 40%
28%
30%
19%
20%
9%
10%
8%
10%
Te le vi sie Vr ie nd en Sc G ee ho n ol in fo rm at ie In te rn et O ve rig
0%
Meeste informatie Find Out
70% 60%
60%
50% 40% 30% 20% 10%
21% 14% 12%
8%
6%
Te le vi sie Vr G ie ee nd n en in fo rm at ie Sc ho ol In te rn et O ve rig
0%
Figuur 6 De bronnen waar jongeren informatie over Find Out krijgen Meer dan de helft van de respondenten (53%) gaf aan soms naar een teletekst of website te kijken als een televisieprogramma daarnaar verwijst, 21% gaf aan zelfs
74
regelmatig tot vaak hiernaar te kijken. De overige 26% gaf aan nooit te kijken naar teletekst of websites waarnaar verwezen wordt. Van alle respondenten, hadden 101 (9%) de website van Find Out wel eens bezocht. Hiervan gaf 75% aan 5-10 keer per jaar de website te hebben bekeken, 19% regelmatig (10-15 maal) en slechts 1% gaf aan vaker dan 15 keer de website te hebben bezocht. Van de jongeren die Find Out nog nooit gezien hadden (N=897), heeft 5% toch de website wel eens bezocht. Voor de rest hadden vooral jongeren de site bezocht die regelmatig naar afleveringen van Find out hadden gekeken. Gemiddeld werd de site gewaardeerd met een 7,5. Bereik Find Out De kijkcijfers van Find Out laten zien dat er in totaal bijna 1 miljoen mensen naar het programma hebben gekeken. In de leeftijdscategorie 13-19 jaar is zo’n 24% bereikt (180.000 jongeren). Binnen dit onderzoek zei 18% (N=195) van de jongeren minstens één aflevering van Find Out te hebben gezien. Hiervan had 5% 15 of meer afleveringen gezien, 20% tussen de 10 en 15 en driekwart had 10 of minder afleveringen gezien. Jongeren die Find Out gezien hadden waren gemiddeld iets jonger dan de jongeren die nooit een aflevering hadden gezien (15,9 jaar en 16,2 jaar respectievelijk). Daarnaast hebben meer meisjes dan jongens Find Out gezien (62% versus 38%). Het maakte geen verschil of de jongeren afkomstig waren van een school die had deelgenomen aan de scholentour van Bosch Film, evenveel jongeren van andere scholen hadden Find out gezien. Waardering Find Out De meeste jongeren vonden dat er voldoende programma’s zijn waarin zij zichzelf herkennen, slechts 17% was het hier niet mee eens. Van de jongeren die Find Out hebben gezien (N=195) gaf 26% van de respondenten aan niet veel van zichzelf te herkennen in de afleveringen van Find Out, tegenover 31% die wel veel van zichzelf herkenden. Bijna de helft (48%) vond dat de onderwerpen van toepassing waren op hun eigen leven, 32% was neutraal en 20% vond de thema’s niet van toepassing op hun eigen leven. De meesten (72%) waren het ermee eens, dat in Find Out de werkelijke problemen van jongeren worden besproken. Ook sloot het taalgebruik in het programma over het algemeen goed aan bij het taalgebruik van jongeren, 19% van de respondenten was het hier niet mee eens. 75
Driekwart van de kijkers vonden de onderwerpen die in Find Out aan bod kwamen interessant, 18% stond hier neutraal tegenover en 7% van de jongeren waren het hier (helemaal) niet mee eens. Verder zag de helft van de kijkers (49%) de gegeven informatie in het programma als betrouwbaar, terwijl 22% het hier niet mee eens was. De overige jongeren (29%) gaven een neutraal antwoord. Over het algemeen vonden de jongeren de afleveringen professioneel (59%). Slechts 25 jongeren (13%) waren het hiermee niet eens en de overigen waren hier neutraal over (28%). Gemiddeld gaven de jongeren (N=195) op een schaal van 1-10 een 7.3 voor het programma Find Out. De drie meest bekeken afleveringen zijn ‘Jongens willen seks, meisjes willen liefde’ (65), ‘Pa, ma…IK BLOW!’ (49) en ‘Ben ik verslaafd?’ (44). De afleveringen die het beste scoorden bij de jongeren zijn ‘De grote versiershow’ en ‘De eerste keer’. Deze afleveringen kregen beide gemiddeld een 8.1. Ook scoorde de aflevering ‘Bier, bier, bier’ erg goed (7.9). De afleveringen ‘Hoeveel geef jij uit?’ en ‘De X-factor’ scoorden beide een 7.8. Zie Tabel 25 voor de becijfering per aflevering. Tabel 25 Waardering kijkers per aflevering van Find Out Aflevering
Aantal kijkers
Waardering cijfer (sd)
De grote versiershow
21
8,1 (1,7)
De eerste keer
34
8,1 (1,4)
Bier bier bier
29
7,9 (1,4)
De X-factor
24
7,8 (1,3)
Hoeveel geef jij uit?
31
7,8 (1,3)
Jongens willen seks, meisjes willen liefde
65
7,7 (1,6)
De beste anti-kater tips
19
7,6 (1,6)
Hoe ver ga jij?
30
7,5 (1,3)
Help..ik heb een soa
28
7,3 (2,0)
Drank & verkeer
25
7,3 (1,7)
Zonder drank geen feest
35
7,3 (1,6)
Condoomtaboe
35
7,2 (1,8)
Blowen,…is dat nou crimineel?
31
7,2 (1,7)
Illegal kopen
19
7,1 (1,8)
Ik ben homo
7
7,1 (1,6)
Vreemdgaan
32
7,1 (1,2)
Pa, ma..IK BLOW!
49
7,0 (1,8)
76
Ben ik verslaafd?
44
7,0 (1,6)
Wie is..de BOB?
24
7,0 (1,4)
Cannabis quiz
23
6,9 (2,3)
Van alcohol word ik BOOS!
28
6,9 (2,0)
Drink jij ook zo lekker veel?
28
6,7 (1,8)
Een wedstrijd met een KATER?
16
6,6 (2,4)
Seks en Islam
28
6,4 (2,3)
77
Uitkomstmaten seks, drugs en alcohol De jongeren die wel eens Find Out hadden gezien verschilden op geen enkele uitkomstmaat, behalve op risicoperceptie voor SOA, significant van de jongeren die Find Out niet hadden gezien (zie voor alle gemiddelde waarden Tabel 26). In verhouding hebben meer jongeren die Find Out hadden gezien een hoge risicoperceptie voor SOA, ten opzichte van jongeren die geen aflevering gezien hadden (x²(1)= 9.00, p < 0.004). Tabel 26 Kijkers versus niet-kijkers Determinant
Alcohol
Find Out
Aantal
Gemiddelde
Standaard
gezien?
jongeren
score
deviatie
Hoeveel glazen alcohol drink je gemiddeld per week?
niet
(N) 637
3.60
3.20
wel
138
3.66
3.17
Hoe vaak heb je in de laatste maand iets met alcohol gedronken?
niet
637
4.80
3.44
wel
138
4.62
3.19
Hoe vaak ben je dronken of aangeschoten geweest door het drinken van alcohol in de afgelopen 4 weken?
niet
574
1.33
1.83
wel
129
1.62
2.60
niet
897
7.06
1.80
wel
195
7.07
1.56
niet
897
2.87
8.88
wel
195
3.80
10.29
niet
897
2.04
.93
wel
195
2.12
.98
niet
897
4.38
1.58
wel
195
4.53
1.52
niet
258
1.73
.89
wel
65
1.80
.91
niet
258
2.62
1.42
wel
65
2.97
1.40
niet
258
1.83
.38
wel
65
1.66
.48
niet
896
4.59
1.59
wel
195
4.57
1.59
Totaalscore kennis alcohol Drugs
Hoe vaak heb je hasj of wiet gebruikt?
Heb je wel eens nagedacht over de risico's van blowen? Totaalscore kennis wiet
Seks
Met hoeveel verschillende personen ben je tot nu toe naar bed geweest? Zijn er toen condooms gebruikt?
Denk je dat je risico's loopt op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa)? Totaalscore kennis seks/soa
78
Globaal lijken jongeren die naar Find Out hebben gekeken wel iets meer risicogedrag te vertonen, maar dit is dus geen significant verschil. Aanvullend is gekeken of jongeren die regelmatig tot vaak afleveringen van Find Out hadden gezien op de uitkomstmaten verschilden van jongeren die het nooit hadden gezien. Ook hier zijn geen verschillen gevonden, behalve op condoomgebruik. Frequente kijkers hadden tijdens hun afgelopen seksuele contacten vaker condooms gebruikt dan niet-kijkers (3,5 versus 2,6, t(18)= -2,79; p < .05). Na correctie voor leeftijd, opleiding en geslacht blijkt dat jongeren van elkaar verschillen op hoe vaak zij in de afgelopen maand dronken of aangeschoten zijn geweest (nooit FO gezien 1.3 keer, wel FO gezien 1.6 keer). Het wel of niet gezien hebben van Find Out had een significante samenhang hiermee (F(1) = 16.11, p < 0.013).
79
4.4 Conclusie Deelonderzoek C Bereik Find Out heeft binnen deze steekproef 18% van de jongeren bereikt. Dit verschilt niet veel van de kijkcijfers onder 13-19 jarigen (24%). Vooral meisjes en jongeren tussen 13 en 19 jaar (gemiddelde 15.9 jaar) hebben naar Find Out gekeken. De best bekeken afleveringen onder de respondenten zijn ‘Jongens willen seks, meisjes willen liefde’, ‘Pa, ma… IK BLOW!’ en ‘ben ik verslaafd?’. Waardering De afzonderlijke afleveringen van Find Out zijn overwegend positief geëvalueerd (van 6,6 tot 8,1). Gemiddeld kreeg Find Out een goed algemeen oordeel: een 7,3. De ruime meerderheid van de respondenten vond dat Find Out de werkelijke problemen van jongeren behandelde en driekwart van de kijkers vond de onderwerpen van Find Out interessant. Ook vond meer dan de helft van de respondenten de afleveringen professioneel. De afleveringen die door de respondenten het best gewaardeerd werden zijn ‘De grote versiershow’, ‘De eerste keer’ en ‘Bier Bier Bier’. Effecten Er zijn nauwelijks verschillen gevonden op uitkomstmaten tussen jongeren die Find Out wel en niet hadden gezien. In onderzoek B zijn voornamelijk effecten gevonden op intermediaire uitkomsten zoals attitudes. Deze maten zijn niet opgenomen in de vragenlijst van onderzoek C, wat kan verklaren dat er weinig verschillen zijn aangetoond tussen kijkers en niet-kijkers. Kijkers bleken vaker alcohol te hebben geconsumeerd in de laatste maand voor het onderzoek dan jongeren die Find Out nooit hadden gezien. Dit is wellicht te verklaren doordat het een groep jongeren betreft die simpelweg meer geïnteresseerd is in de onderwerpen van Find Out en daarom ook naar het programma hebben gekeken. Jongeren die Find Out hadden gezien hadden over het algemeen vaker een hogere risicoperceptie voor soa dan de jongeren die Find Out nooit gezien hadden. Omdat dit effect ook gevonden is in onderzoek B, kan de hogere risicoperceptie voor soa zijn veroorzaakt door Find Out. 80
Beperkingen onderzoek Ondanks de grote steekproef zijn er in verhouding erg weinig kijkers bereikt (zoals ook te verwachten viel op grond van de nationale kijk- en luistercijfers). Daardoor is het niet zeker dat de waardering die de respondenten aan de afleveringen van Find Out gaven een goede weerspiegeling van de waardering van alle kijkers betreft. Door het beperkte aantal effectmaten in dit deelonderzoek, konden niet veel effecten worden aangetoond. Bovendien zijn veranderingen op gedragsniveau niet te verwachten als jongeren slechts enkele afleveringen hebben gezien.
81
5 Algemene conclusie effectevaluatie Find Out
Deelonderzoek A In deelonderzoek A zijn over de gehele linie, dus bij programmamakers, deelnemers aan de brainstorm zowel als bij jongeren die niet bij Find Out waren betrokken, verslechteringen opgetreden. Jongeren zijn bijvoorbeeld meer gaan drinken en attitudes ten aanzien van gezonder gedrag zijn vaak verslechterd. De kennis van de jongeren over seks, drugs en alcohol is toegenomen. Aangezien deze veranderingen bij alle groepen plaatsvonden, is dit niet direct te wijten aan Find Out. Het meewerken aan de productie van Find Out heeft echter ook geen verbeteringen teweeggebracht, dan wel negatieve veranderingen tegengehouden. Een aannemelijke verklaring voor de toename in risicogedrag bij de jongeren is de toegenomen leeftijd; tijdens het onderzoek (een periode van 1 tot 1.5 jaar) hebben zij meer ervaring opgedaan met seks, drugs en alcohol. Alcohol Tegen de verwachting in is bij de programmamakers na de interventie een grotere stijging gevonden in de hoeveelheid alcohol, die per gelegenheid wordt gedronken, dan bij de controlegroep. Het is waarschijnlijk, dat dit te maken heeft met steekproef selectie bias. Voor Find Out zijn jongeren geselecteerd die geschikt zijn als acteurs voor een Tv-programma. Om tijdens een Tv-programma iets te vertellen over seks, drugs en alcohol, is het van belang dat jongeren weten waar zij het over hebben. Het is dus waarschijnlijk dat juist die jongeren zijn geselecteerd, die wat meer ervaring met seks drugs en alcohol hebben dan gemiddelde jongeren uit dezelfde leeftijdscategorie. Dit blijkt ook uit het feit, dat programmamakers op baseline niveau (T0) al hoger scoorden op risicogedrag dan de controlegroep (zie Tabel 4). Deze verschillen in baseline niveau zijn bij drie variabelen ook statistisch significant: het aantal keren dat jongeren dronken waren in hun hele leven, het aantal personen waarmee jongeren naar bed zijn geweest en de frequentie waarmee jongeren een condoom op zak hadden.
82
Een mogelijk negatief effect over de tijd is, dat programmamakers een positievere attitude kregen opzichte van alcoholgebruik; bij de controlegroep werd deze negatiever. De risicoperceptie (hoe men zijn drinkgedrag inschatte ten opzichte van leeftijdsgenoten) is bij de programmamakers meer gedaald dan bij de controlegroep. Hetzelfde geldt voor de intentie om minder alcohol te gaan drinken; bij programmamakers is deze intentie minder sterk terwijl de controlegroep bij de nameting een hogere intentie tot minderen toont. Deze effecten zijn wellicht eveneens veroorzaakt door steekproefselectie bias. Drugs Het enige verschil tussen de controlegroep en de programmamakers dat betrekking heeft op hasj en wiet, is het verschil in (sociale) modeling. Al bij de voormeting hadden de programmamakers meer vrienden die hasj of wiet gebruikten dan jongeren uit de controlegroep. Ook dit bevestigt het vermoeden dat de programmamakers een selecte groep zijn, die slecht vergelijkbaar zijn met de controlegroep. Seks De programmamakers zeggen zowel voor als na de interventie vaker condooms op zak te hebben dan hun leeftijdsgenoten uit de controlegroep. Dit verschil is wederom waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat de controlegroep minder seksuele contacten had. De controlegroep heeft echter wel meer kennis over de risico’s van onveilige seks, zowel voor als na de interventie. Dit is wellicht te verklaren door het verschil in opleidingsniveau tussen de controlegroep en de programmamakers. De jongeren uit de controlegroep zijn gemiddeld namelijk hoger opgeleid. De eigen effectiviteit ten aanzien van veilig vrijen (condooms kopen en condoomgebruik aankaarten) is bij beide groepen gedaald na de interventie. Dit is mogelijk te verklaren door een toegenomen bewustwording door het onderzoek, waardoor zij meer inzicht krijgen in de moeilijkheden die er zijn met betrekking tot veilig vrijen. Hierdoor zijn zij wellicht in staat om na de interventie een realistischere inschatting kunnen maken van hun eigen effectiviteit. De eigen effectiviteit ten aanzien van veilig vrijen na alcoholgebruik is bij de controlegroep gestegen, terwijl de programmamakers na de interventie juist een lagere eigen effectiviteit rapporteren. 83
Significant meer jongeren in de groep van programmamakers gaven na de interventie aan anders te zijn gaan denken over seksualiteit en relaties, dan jongeren uit de controlegroep. Omdat niet is gespecificeerd hoe zij precies over relaties dachten bij de voor- en de nameting, is niet met zekerheid te concluderen dat Find Out hier een rol in heeft gespeeld. Op de mate waarin de jongeren communiceerden over de hoofdthema’s leek Find Out geen invloed te hebben gehad. Programmamakers praatten voorafgaand aan de productie van het programma al meer met hun vrienden over seks, drugs en alcohol, mogelijk ook doordat zij hiermee al meer ervaring hadden dan de controlegroep. En andere verklaring kan zijn, dat jongeren zich niet bewust zijn van de mate waarin zij met hun vrienden over specifieke thema’s spreken. Het meetinstrument is in dat geval wellicht niet geschikt om veranderingen in communicatiegedrag te meten. Al met al zijn er dus wel verschillen te constateren tussen controlegroep en programmamakers. Gedeeltelijk zijn die verschillen er al vóór het begin van Find Out, hetgeen er op duidt dat de programmamakers toch een enigszins afwijkende groep vormen. Ook sommige verschillen die zich pas na deelname aan Find Out voordoen kunnen wellicht uit die selectiviteit worden verklaard. Er zijn geen directe aanwijzingen voor een positief noch remmend/bufferend effect van het maken van Find Out programma’s.
Beperkingen onderzoek Opsplitsen groepen Een grote beperking in het onderzoek betreft het aantal programmamakers: dat is te klein om allerlei opsplitsingen die zinvol lijken te kunnen maken. Aangezien er grote verschillen waren in de tijdsduur tussen de opname en de afname (2 - 15 maanden) van de tweede vragenlijst bij de programmamakers was het zinvol geweest om te onderzoeken of er daarvan effecten zijn. Dit was helaas niet mogelijk vanwege de ongelijke verdeling van programmamakers over de eerste en de tweede lichting. In de eerste lichting waren 33 makers ten opzichte van 7 jongeren in de tweede lichting. (Dit betreft makers die alle drie vragenlijsten hebben ingevuld). 84
Hetzelfde probleem geldt ook voor het opsplitsen van programmamakers aan de hand van de onderwerpen van de afleveringen waaraan zij hebben meegewerkt. Het is te verwachten, dat er bij programmamakers die hebben meegewerkt bij een aflevering over seks eerder effecten zichtbaar zullen zijn bij uitkomstmaten die gerelateerd zijn aan seks, dan op de andere twee thema’s (en vice versa). Om dit soort effecten te kunnen onderzoeken zouden wij programmamakers moeten opsplitsen in drie groepen. Omdat de aantallen respondenten in elk van deze groepen te klein is om nog een zinvolle analyse te kunnen doen (seks=20, drugs= 10 en alcohol = 10), is dit helaas niet mogelijk. Dit kan mogelijk ook verklaren waarom over de gehele groep programmamakers geen effecten konden worden aangetoond; de jongeren werkten aan slechts één van de drie thema’s en mogelijke effecten van het maken van een programma worden dan door de gegevens van de overige programmamakers verdund. Selectie van de steekproef: De programmamakers zijn ten slotte niet goed te vergelijken met de brainstormers en de controlegroep, omdat zij al bij aanvang van het onderzoek meer risicogedrag vertonen.
85
Deelonderzoek B In deelonderzoek B zijn drie groepen jongere blootgesteld aan televisieprogramma’s: twee experimentele groepen keken naar (verschillende) afleveringen van Find Out, en een controlegroep keek naar een ander programma (Mokum). De drie groepen verschillen op enkele variabelen van elkaar. De verschillen in alcohol- en drugsgebruik en seksuele ervaring tussen de drie groepen lijken grotendeels te verklaren doordat de controlegroep gemiddeld ouder was. Na correctie voor leeftijd zijn er echter nog enkele verschillen gevonden tussen de groepen op (intermediaire) uitkomstmaten. Effecten Find Out Algemeen Uit de vergelijking tussen de twee experimentele groepen samen en de controlegroep bleek dat de jongeren die Find Out hadden gezien meer alcoholgebruik rapporteerden, maar een negatievere attitude hadden ten opzichte van alcoholconsumptie. Hun intentie om te blowen was lager dan bij de controlegroep en hun kennis over hasj/wiet groter. De jongeren uit de controlegroep schatten ten slotte hun risico op soa lager dan de jongeren die Find Out hadden gezien.
Effecten per experimentele conditie De experimentele conditie heeft bestaan uit twee groepen jongeren, die verschillende uitzendingen van Find Out hebben gezien. In enkele gevallen hangt dit samen met verschillen in meningen en kennis. Alcohol Het belangrijkste verschil dat tussen de groepen is geconstateerd is het verschil in kennis en attitude. Jongeren uit E2 hebben de meeste kennis ten opzichte van de controlegroep. E1 heeft een negatievere attitude dan de controlegroep ten aanzien van alcohol. Beide experimentele groepen verschilden op deze variabelen niet significant van elkaar.
86
Deze resultaten kunnen wellicht verklaard worden op grond van de inhoud van de afleveringen van Find out die de afzonderlijke groepen te zien kregen. De aflevering die E2 gezien heeft (‘Drink jij ook zo lekker veel?’) bestaat uit een ‘drankproeverij’ waarbij een barman steeds informatie geeft en een engeltje en een duiveltje tussendoor informatie geven (voordelen en nadelen van alcoholgebruik). De resultaten zijn dus volgens verwachting: de aflevering die E2 had gezien zet meer in op kennis. De aflevering die E1 heeft gezien (‘Zonder drank geen feest’) is meer op attitude gericht. Hier kan men verwachten dat jongeren hun mening bijstellen over het drinken van alcohol (minder stoer, minder noodzakelijk om plezier te kunnen hebben). De conclusies moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien er geen metingen zijn verricht ten voorafgaand aan de interventie en er dus strikt gesproken niet van verandering gesproken kan worden..
Drugs Dat jongeren uit E1 meer kennis hebben over hasj/wiet is niet verwonderlijk aangezien zij de aflevering hebben gezien met de grote cannabisquiz. Hierin kwamen bijna alle vragen uit de vragenlijst aan bod. De andere groep heeft een aflevering gezien over het vertellen aan je ouders dat je blowt. De bedoeling is geweest jongeren te stimuleren het te vertellen, maar juist E1 vindt dit belangrijker. Seks Jongeren uit E1 hadden een hogere risicoperceptie dan de andere jongeren. Deze risicoperceptie van E1 zou veroorzaakt kunnen zijn doordat er in de aflevering ‘Islam en seksualiteit’ over veilig vrijen wordt gesproken en alle programmamakers duidelijk de mening delen dat men veilig moet vrijen en om welke redenen. In de aflevering ‘De eerste keer’ komt dit nauwelijks aan bod, maar worden voornamelijk ervaringen uitgewisseld. Tot slot hebben de jongeren uit E2 meer kennis dan de controlegroep. Dit is enkel veroorzaakt door twee stellingen die ook specifiek in de aflevering ‘Islam en seksualiteit’ aan bod waren gekomen. Afgezien van deze twee items blijkt de controlegroep een hogere kennisscore te hebben dan de experimentele groepen. Waardering Find Out / UAD-concept
87
De helft van de respondenten gaf aan dat jongerenprogramma’s die door jongeren zijn gemaakt minder professioneel zijn. Desondanks waren de meeste respondenten zeer positief over jongerenprogramma’s die door jongeren zelf zijn gemaakt. De meeste jongeren gaven aan dat door de UAD-benadering de onderwerpen interessanter en boeiender worden en meer aansluiten op hun eigen leven en taalgebruik. Ook vond de helft van de jongeren de informatie in dergelijke programma’s betrouwbaar. Jongeren praten niet per se meer over een programma met hun vrienden als dit door jongeren is gemaakt. De afleveringen van Find Out werden door de jongeren positiever beoordeeld dan het jongerenprogramma dat de controlegroep gezien had.
88
Beperkingen onderzoek De jongeren uit de controlegroep wijken af van de experimentele groepen op enkele belangrijke kenmerken. Doordat de controlegroep gemiddeld ouder was en hoger opgeleid,
hadden
zij
wellicht
een
voorsprong
op
de
jongeren
uit
de
interventiegroepen. Het is daarom mogelijk, dat eventuele effecten van Find Out hierdoor niet aan het licht zijn gekomen. Daarnaast is geen baseline en geen lange-termijn meting uitgevoerd, waardoor het niet honderd procent zeker is dat verschillen in gedragsdeterminanten zijn veroorzaakt door Find Out (met een uitzondering voor de verschillen in kennis over seks/soa: daar is het redelijk duidelijk dat het een effect betreft). Al met al is er een aantal verschillen tussen de groepen gevonden die op zinvolle manier kunnen worden gerelateerd aan de inhoud van de programma’s die jongeren hebben gezien. Dat duidt op positieve effecten, die echter niet specifiek aan de manier van maken van de programma’s (UAD) kan worden toegeschreven (daarvoor is een vergelijking nodig met niet-UAD-programma’s).
89
Deelonderzoek C In onderzoek C is een steekproef getrokken van jongeren uit de doelgroep om een schatting te kunen maken van bereik en effecten van de daadwerkelijke uitzending. Bereik Find Out heeft binnen deze steekproef 18% van de jongeren bereikt. Dit verschilt niet veel van de NOS/KLO kijkcijfers onder 13-19 jarigen (24%). Vooral meisjes en jongeren tussen 13 en 19 jaar (gemiddelde 15.9 jaar) hebben naar Find Out gekeken. De best bekeken afleveringen onder de respondenten zijn ‘Jongens willen seks, meisjes willen liefde’, ‘Pa, ma… IK BLOW!’ en ‘ben ik verslaafd?’. Waardering De afzonderlijke afleveringen van Find Out zijn overwegend positief geëvalueerd (van 6,6 tot 8,1). Gemiddeld kreeg Find Out een goed algemeen oordeel: een 7,3. De ruime meerderheid van de respondenten vond dat Find Out de werkelijke problemen van jongeren behandelde en driekwart van de kijkers vond de onderwerpen van Find Out interessant. Ook vonden meer dan de helft van de respondenten de afleveringen professioneel. De afleveringen die door de respondenten het best gewaardeerd werden zijn ‘De grote versiershow’, ‘De eerste keer’ en ‘Bier Bier Bier’. Effecten Er zijn nauwelijks verschillen gevonden op uitkomstmaten tussen jongeren die Find Out wel en niet hadden gezien. In onderzoek B zijn voornamelijk effecten gevonden op intermediaire uitkomsten zoals attitudes. Deze maten zijn niet opgenomen in de vragenlijst van onderzoek C, wat kan verklaren dat er weinig verschillen zijn aangetoond tussen kijkers en niet-kijkers. Kijkers bleken vaker alcohol te hebben geconsumeerd in de laatste maand voor het onderzoek dan jongeren die Find Out nooit hadden gezien. Dit is wellicht te verklaren doordat het een groep jongeren betreft die simpelweg meer geïnteresseerd is in de onderwerpen van Find Out en daarom ook naar het programma hebben gekeken. Jongeren die Find Out hadden gezien hadden over het algemeen vaker een hoge risicoperceptie voor soa dan de jongeren die Find Out nooit gezien hadden. Omdat dit
90
effect ook gevonden is in onderzoek B, kan de hogere risicoperceptie voor soa zijn veroorzaakt door Find Out. Beperkingen onderzoek Ondanks de grote steekproef zijn er in verhouding erg weinig kijkers bereikt (zoals verwacht gezien het beperkte bereik dat The Box rapporteerde). Daardoor is het niet zeker dat de waardering die de respondenten aan de afleveringen van Find Out gaven een goede weerspiegeling van de waardering van alle kijkers betreft. Door het beperkte aantal effectmaten in dit deelonderzoek, konden niet veel effecten worden aangetoond. Bovendien zijn veranderingen op gedragsniveau niet te verwachten als jongeren slechts enkele afleveringen hebben gezien.
91
Algehele conclusie De drie deelonderzoeken vertonen over het algemeen geen of geringe effecten van Find Out. Dit is onderzocht bij programmamakers, bij scholieren die meededen aan de brainstormsessies in de
scholentour, bij scholieren die zijn
blootgesteld aan
geselecteerde afleveringen en bij een steekproef uit de doelgroep van Find Out. De enigszins negatieve effecten die bij onderzoek A zijn gevonden, zijn met name te verklaren doordat de programmamakers een selecte groep jongeren betrof die al bij aanvang van het project meer risicogedrag vertoonde. Voor de programmamakers kan gezegd worden dat Find Out in zekere mate kan hebben bijgedragen aan bewustwording van risico’s van seks, drugs en alcohol, zoals beargumenteerd bij deelonderzoek A: deze groep vertoonde al vóór het maken van het programma meer risicogedrag maar lijkt zich daar ook enigszins van bewust geworden tijdens de productie en dat leidt dan tot een schijnbaar negatief effect. De resultaten van deelonderzoek B zijn in die zin een betere maat voor de mogelijke effecten van Find Out. De jongeren die Find Out hadden gezien, hadden naderhand een beetje meer kennis over alle drie hoofdthema’s dan jongeren uit de controlegroep. De gevonden kennisverschillen bij B zijn bovendien te verklaren met de inhoud van de verschillende afleveringen van Find Out. Effecten op gedragsmaten De attitude ten opzichte van alcoholconsumptie is in onderzoek B negatiever gebleken bij jongeren die Find Out hadden gezien. In de deelonderzoeken B en C zijn hogere scores op risicoperceptie voor soa gevonden bij kijkers van Find Out; bij B was dit specifiek na een bepaalde aflevering. Bij deelonderzoek A zijn echter tegenovergestelde resultaten gevonden. Het effectonderzoek heeft geen veranderingen op communicatie, informatie zoeken en op gezondheidsgedrag kunnen aantonen. Dit neemt niet weg dat Find Out een bijdrage kan hebben geleverd aan de bewustwording en attitude van jongeren met betrekking tot de gezondheidsrisico’s van seks, drugs en alcohol. Dit effect kan wellicht duidelijker worden als de afleveringen worden ingebed in een structuur, bij voorbeeld een lessencyclus. Van de afleveringen is een DVD gemaakt die kan worden gebruikt als aanvulling op bestaand les- of voorlichtingsmateriaal. Van een dergelijke aanpak is de 92
effectiviteit echter onbekend. De huidige effectevaluatie zou dus eveneens als pretest studie gezien kunnen worden voor de implementatie van Find Out op scholen of in andere situaties zoals buurthuizen. De effecten van Find Out binnen een lesprogramma zouden moeten worden onderzocht om te achterhalen hoe effectief het gebruik van Find Out in scholen kan zijn. Concluderend, Find Out was een eerste aanzet was om tot een entertainment education programma, gebaseerd op het User-As-Designer concept te komen. Het project heeft slechts tot weinig en tamelijk geringe aantoonbare veranderingen geleid. De gevonden effecten zijn meestal wel goed te herleiden tot inhoud en werkwijze zodat met gematigd optimisme verder kan worden ontwikkeld aan deze aanpak, maar de methodiek en uitwerking ervan zou nog aangepast kunnen worden.
93