Effectenanalyse 10 jaar investeren in Spangen 23 april 2012 Opdrachtgever:
Met medewerking van: Opsteller:
Inhoudsopgave 1 Het rapport in het kort ........................................................................................ 1 1.1 De opbrengst van 10 jaar investeren ........................................................................... 1 1.2 Ongeplande samenhang .............................................................................................. 1 1.3 Nieuw vastgoed, nieuwe bewoners ............................................................................ 2 1.4 Veiligheid eerst ............................................................................................................ 2 1.5 Sociale inzet ................................................................................................................. 2 1.6 Leeswijzer .................................................................................................................... 2 2 De echte doelen .................................................................................................. 3 2.1 Vooraf .......................................................................................................................... 3 2.2 Bureau-‐onderzoek ....................................................................................................... 3 2.3 Wat is bereikt? ............................................................................................................. 3 2.4 Zijn de doelen behaald? .............................................................................................. 5 2.5 Wat nog meer is bereikt .............................................................................................. 7 3 De projecten en hun effecten .............................................................................. 9 3.1 Het verhaal van de fysieke aanpak ............................................................................ 11 3.2 Het verhaal van de veiligheidsaanpak ....................................................................... 13 3.3 Het verhaal van de sociale aanpak ............................................................................ 15 3.4 De ongeplande samenhang ....................................................................................... 17 4 Lessen voor de toekomst ................................................................................... 19 4.1 Vijf stellingnames ...................................................................................................... 19 5 Observaties ....................................................................................................... 21 6 Aanpak effectanalyse ........................................................................................ 24 6.1 Uitgangspunten ......................................................................................................... 24 6.2 Bijeenkomst #1: doelen selecteren en doelbereiking bepalen .................................. 25 6.3 Bijeenkomst #2: koppelen doelen en projecten ........................................................ 25 6.4 Bijeenkomst #3: lessen .............................................................................................. 26 6.5 Overige elementen aanpak ....................................................................................... 26 7 Bijlagen: gebruikte werkbladen ......................................................................... 28 7.1 Werkbladen 1e bijeenkomst ...................................................................................... 28 7.2 Werkblad 2e bijeenkomst .......................................................................................... 30 7.3 Werkblad 3e bijeenkomst .......................................................................................... 31
1 Het rapport in het kort Voor u ligt de rapportage van een effectanalyse van 10 jaar inspanningen in de Rotterdamse wijk Spangen (2001-‐2011). De afgelopen jaren investeerde Woonstad Rotterdam – samen met andere partijen, waaronder de gemeente Rotterdam en de deelgemeente Delfshaven -‐ vele miljoenen in de wijk Spangen. Welke opbrengsten staan daar tegenover? Dat is de centrale vraag van dit onderzoek. In drie bijeenkomsten is daar door direct betrokkenen een antwoord op geformuleerd. Met een interactieve aanpak (zie onderstaand schema) zijn alle elementen besproken die een kwalitatief zicht geven op de maatschappelijke opbrengst. 1e)bijeenkomst) " prioriteren!doelen! " bepalen! doelbereiking!
2e)bijeenkomst) " bepalen!bijdragen! projecten!aan!doel! " bepalen!onderlinge! verbanden! " resultaat:! effectopstelling!
3e)bijeenkomst) " scherpstellen! effectopstelling! " bespreken!opgaven! toekomst!
Projecten)inventariseren!
1.1 De opbrengst van 10 jaar investeren Ontegenzeggelijk is Spangen er in 10 jaar flink op vooruit gegaan. Tijdens de bijeenkomsten werd dat op verschillende manieren naar voren gebracht. Het is zichtbaar in de scores die men geeft aan de doelbereiking. Het blijkt uit de verschillende verhalen die men verteld over toen en nu, en het verschil dat daar uit blijkt. Het Spangen van nu wordt getypeerd als een gewone wijk, waar het prettig, bijna saai, wonen is. Terwijl het 10 jaar geleden een brandhaard van overlast was.
1.2 Ongeplande samenhang Eind jaren negentig van de vorige eeuw was het genoeg geweest. Bewoners kwamen in opstand tegen de overlast van drugsdealers en -‐gebruikers, onder meer aangezogen door de straatprostitutie rond de Keileweg. In reactie zetten vele partijen er de schouders onder, vanuit eigen kracht en kunde, om Spangen vooruit te helpen. Niet in de laatste plaats de bewoners zelf. Hoewel zeker de eerste jaren niet gewerkt werd vanuit een gezamenlijk plan, blijkt -‐ terugblikkend -‐ dat deze meervoudige aanpak meerwaarde heeft opgeleverd. Zonder fysieke aanpak was de veiligheidssituatie minder makkelijk te verbeteren geweest. Zonder inspanningen op het gebied van veiligheid was Spangen voor veel nieuwe bewoners een stuk minder aantrekkelijk geweest en waren ze er waarschijnlijk niet komen wonen. De sociale inzet leverde een gezonde voedingsbodem voor bewoners om elkaar weer te vinden en zorgde voor een beter leefklimaat in de openbare ruimte. Wel had de inzet soms gerichter kunnen zijn. De woningrenovatie waarbij alleen de buitenkant werd aangepakt, wordt door veel betrokkenen als minder waardevol gezien. Het gaat juist om de binnenkant van de woningen: daar trek je nieuwe bewoners mee en behoud je de bestaande. Ook van sommige sociale projecten is onduidelijk waar hun opbrengst nu precies lag.
1
1.3 Nieuw vastgoed, nieuwe bewoners Een groep oude bewoners zorgde voor veel (drugsgerelateerde) overlast. Om de wijk weer leefbaar te maken, werd dat eerst aangepakt. Door grootschalig ingrijpen in de vastgoedvoorraad (bijv. door verwaarloosde panden van huisjesmelker aan te pakken en het vervangen van oude, kleine huizen door moderne, ruimere nieuwbouw), in combinatie met een strengere woningtoewijzing, is men in die opzet geslaagd. Versterkt door de instroom van nieuwe, meer kansrijke, ‘middengroep’-‐ bewoners, durfden bewoners weer om te gaan met elkaar en elkaar aan te spreken. Het werd weer veiliger op straat. Spangen was een wijk waar veel bewoners weer zo snel mogelijk vertrokken. Nu zijn er blijvers.
1.4 Veiligheid eerst Met name in de eerste helft van de onderzoeksperiode is er veel geïnvesteerd in het verbeteren van de veiligheid, onder meer met een Stadsmarinier, cameratoezicht en de sluiting van de Keileweg. Daarmee is een nieuwe bodem neergelegd waarop de wijk zich weer kon hervinden. “Een investering werd daarna goed geld; het is niet meer dweilen met de kraan open”. Het was ook een voorwaarde om bewoners te trekken voor de nieuwe huizen. Een terugkerend thema is het imago van Spangen. Jarenlang is Spangen negatief in het nieuws geweest door de onveiligheid en overlast. Ook de tv-‐serie genoemd naar de wijk hielp niet. Deels is er sprake van een slecht imago, deels lijkt Spangen ook gewoon onbekend. Dat het Spangen van nu een andere, betere wijk is, is nog niet breed bekend. Positieve ontwikkelingen worden er wel gesignaleerd. • Er komen langzaam maar zeker steeds meer nieuwe bewoners die bewust kiezen voor Spangen; vaak ook oud-‐bewoners die uit Spangen vertrokken in slechtere tijden. • De nieuwe bewoners van Spangen (bijv. van de klushuizen) zorgen er langzaam maar zeker voor dat er andere mensen in hun omgeving kennis maken met Spangen en zien dat het er goed wonen is. • Het onlangs gestarte initiatief ‘Welkom in Spangen’ kan een nieuwe impuls geven om Spangen bij de buitenstaander in een positiever daglicht te zetten. Eerder waren andere campagnes als ‘woneninspangen.nu’ en ‘Het leven is weer Spangend’.
1.5 Sociale inzet Bewoners bij elkaar brengen en ondersteunen. Dat is de bijdrage van de diverse sociale projecten geweest. De oorspronkelijke doelstelling ‘meer onderlinge binding’ wordt nu als te zwaar bestempeld. Volgens velen heeft de sociale inzet voor een gezonde voedingsbodem gezorgd en is verloedering van de wijk voorkomen. Effecten toewijzen aan individuele sociale projecten is lastig. Deels komt dit omdat er geen duidelijk zicht bestaat op de individuele projecten. Op dat punt kan het in de toekomst beter. Verder wordt er veel verwacht van een nieuwe aanpak (‘Welzijn nieuwe stijl’) waar meer gebouwd wordt op de kracht van de bewoner. Het project van Spangense jongeren The Urban Family wordt vaak genoemd als voorbeeld daarvan.
1.6 Leeswijzer Deze eindrapportage bestaat uit een bundeling van de verslagen die zijn opgesteld rond de drie bijeenkomsten: hoofdstuk 2, 3 en 4. Hoofdstuk 5 bevat enkele observaties: wat is opvallend als teruggekeken wordt op het proces rond de drie bijeenkomsten en het resultaat daarvan? En kan dat betekenen voor de toekomst? Omdat er ideeën bestaan om deze aanpak ook op andere Rotterdamse wijken toe te passen is de onderzoeksopzet nader beschreven in het laatste hoofdstuk 6.
2
2 De echte doelen 2.1 Vooraf Op woensdagmiddag 23 november 2011 kwamen 24 betrok-‐ kenen uit Spangen bijeen in het Justus Infocentrum. Doel was het bespreken van de opbrengsten van tien jaar investeren in Spangen. Wat heeft het opgeleverd? Wat waren de belangrijkste doelen die voor ogen stonden? En in hoeverre zijn die nu bereikt? De bijeenkomst was een eerste in een serie van drie om daar een goed verhaal bij te krijgen. Na een welkom en een levendige schets van de situatie in 2001 door bewoners Aagje Kriek en Frans Schermer ontstond al snel een geanimeerd gesprek.
2.2 Bureau-onderzoek Dit gesprek werd gevoerd op basis van een uitgebreide inventarisatie van schriftelijke bronnen. Tien jaar is lang, ook voor het organisatorisch geheugen. Toch is met flink zoeken veel gevonden. Tevens zijn gesprekken gevoerd met diverse betrokkenen. Uit deze bronnen zijn a) de destijds geformuleerde doelen en b) de uitgevoerde projecten gereconstrueerd. Deze vormden de input voor de 1e bijeenkomst.
2.3 Wat is bereikt? In groepjes van 5 tot 7 personen is een top 5 van doelen opgesteld waar in de periode van 2001 tot 2011 aan gewerkt werd in Spangen. Gekozen kon worden uit een groslijst van 11 doelen uit het bureau-‐onderzoek. Deelnemers voegden ook eigen doelen toe. Na bespreking werd per groep een top 5 opgesteld. Een duidelijke top 3 van (samengestelde) doelen tekende zich over de groepjes af: 1. Het verbeteren van de veiligheid en het verminderen van drugoverlast en criminaliteit 2. Het verhogen van het aandeel midden-‐ en hogere inkomens door een gedifferentieerder woningaanbod 3. Bewoners met elkaar verbinden, oftewel het vergroten van de sociale samenhang Deze doelen ontvingen veel individuele stickers, kwamen vaak voor in de top 5 van groepen en werden in deze prioriteit opgesteld. De vier groepen waren daar gelijkgestemd in. Deze top 3 bevestigt het beeld uit het vooronderzoek. Interessant is dat sommige doelen – hoewel genoemd in de documenten – (bijna) geen sticker krijgen. Blijkbaar hadden deze geen prioriteit? Het gaat om: • Verminderen van armoede (“niet in de
3
wijkaanpak”) • Verhogen van het opleidingsniveau (“niet in de wijkaanpak”) • Verlagen van de doorstroming (“impliciet doel”) • Creëren van een rustiger woonmilieu (“zit al in de andere doelen”) Daarnaast kreeg het verbeteren van de leefbaarheid in alle groepen individuele stickertjes, maar is het door geen enkele groep opgenomen in de top 5. Misschien omdat dit wel erg breed geformuleerde doel scherper benoemd wordt in andere doelen. Doelen die in het gesprek werden toegevoegd aan de inventarisatie uit het bureauonderzoek: • a. Verbeteren beeldvorming / imago • b. Verhogen draagvlak voorzieningenniveau • c. Betere en meer buitenruimte • d. Verminderen concentraties bevolkingsgroepen • e. Kwaliteitsverbetering woningvoorraad • f. Vergroten eigen woningbezit • g. Bestrijden verloedering • h. Vergroting binden met de wijk • i. Verbeteren onderwijskansen De samenhang der doelen In de groepjes is ook gesproken over de samenhang van de doelen. Sommige liggen dicht bij elkaar. Ze overlappen elkaar inhoudelijk: bijvoorbeeld verminderen drugsoverlast + criminaliteit en verbeteren veiligheid. Of het ene doel veroorzaakt het andere doel: een gedifferentieerdere woningvoorraad leidt tot een verhoging van het aandeel midden en hoge inkomens. Diverse malen werd opgemerkt dat er geen gedeelde, integrale doelen waren. Na het verzet van bewoners, in het begin van de periode, zette iedereen zijn schouders er onder en ging eigen projecten uitvoeren. Zonder afstemming. Zonder een integraal beeld. Dat is pas in de laatste jaren ontstaan. Duidelijk is wel dat de veiligheid eerst weer op een normaal niveau teruggebracht moest worden. Pas daarna kwam er weer ruimte voor andere zaken. Dat werd ook zichtbaar na een paar jaar: • de politie kreeg weer tijd voor andere zaken; • andere, toch minder zware zaken werden nu een probleem, zoals jeugdoverlast; • de openbare ruimte hoefde niet meer hufterproef: je kon weer een bankje plaatsen.
De onderliggende gedachte van meer hogere
4
inkomens in de wijk was vooral het doorbreken van de concentraties van bevolkingsgroepen. Dat zou moeten leiden tot een verdunning van de daarmee samenhangende problemen. Dit is echter nooit zo expliciet uitgesproken. Enerzijds is het creëren van een veilige wijk een absolute voorwaarde om die hogere inkomens te trekken. Anderzijds is de veiligheid weer gebaat bij een andere samenstelling van bewonersgroepen omdat problemen zich dan verdunnen, zo is de verwachting.
2.4 Zijn de doelen behaald? Per doel is vervolgens bepaald in hoeverre dit in de ogen van de deelnemers is behaald: geheel niet (‘0’) of volledig behaald (‘10’). In het onderstaande schema is aangegeven wat de situatie in 2001 was, en hoe die nu anno 2011 is. De pijl geeft schetsmatig de ontwikkeling aan, met de daarbij behorende invloeden vanuit de wijk (onder de pijl) en van buitenaf (boven de pijl). Doel 1. Het verbeteren van de veiligheid en het verminderen van drugoverlast en criminaliteit Dit doel is in zeer hoge mate bereikt. Het verminderen van drugoverlast en criminaliteit scoort een 8 en een 9 (op een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 staat voor het volledig realiseren van het doel). Het verbeteren van de veiligheid ietsje minder, maar nog steeds ruim voldoende: 7 tot 7,5.
5
2. Het verhogen van het aandeel midden- en hogere inkomens door een gedifferentieerder woningaanbod Het oordeel over het bereiken van een gedifferentieerder woningaanbod is positief: tweemaal een 8 (10 = volledige realisatie doel). Over het behalen van het achterliggende doel is men echter een stuk minder positief: een 4 en een 6,5. Het trekken van meer bewoners met een midden-‐ en hoger inkomen is blijkbaar in mindere mate gelukt. Eén groep waardeerde het soortgelijke doel ‘kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad’ met een 8.
6
3. Bewoners met elkaar verbinden, oftewel het vergroten van de sociale samenhang Dit doel is in beperktere mate behaald: een 5 en 7,5 (10 = volledige realisatie doel). Deels omdat de betrokkenen van mening zijn dat dit formele doel bij nader inzien wel heel zwaar is geformuleerd. Voor een ander deel zijn er nog steeds heel veel bewoners die langs elkaar leven en geen contact hebben.
2.5 Wat nog meer is bereikt In elke groep werd daarnaast ook ingegaan op andere doelen en de verbeteringen die daarbij zijn gerealiseerd. De buitenruimte is flink verbeterd. Het is minder stenig, minder hufterproof. Geen asfalt meer. Nu zijn er speelplekken. Is er meer groen. Er kunnen weer bankjes worden geplaatst. Op mooie dagen zitten mensen weer gezellig buiten. De buitenrand is echter groener, dan het stenige midden van Spangen. Ook is het verkeersveiliger geworden: 30 km-‐zones, drempels, kindveiligere inrichting. Het verbeteren van het imago van Spangen speelde vanaf 2001 mee. Dat is enerzijds sterk verbeterd, vinden vooral mensen die de wijk kennen. Onder meer het Wallisblok heeft daar bij geholpen. Anderzijds is het ook nog onvoldoende. Zo haakten veel geïnteresseerden voor het straks op te leveren Justus van Effen-‐complex af toen ze hoorden dat het in Spangen stond. Alléén investeren in woningen is duidelijk onvoldoende gebleken; er is meer nodig. Jeugdoverlast blijft een probleem. Er zijn veel kinderen in Spangen. Voorheen was er niets voor de jongeren en werd er veel vernield, was er herrie en werden mensen lastig gevallen (Bellamy). Door diverse activiteiten van vooral de gemeente en de scholen lukt het deze problemen beheersbaar te houden. Bijvoorbeeld The Urban Family en Thuis Op Straat. Deze
7
aanpak is een nieuw inzicht van de laatste jaren. De oorspronkelijke aanpak van 2001 was niet zo integraal. Maar het blijft hard werken en het kan zo weer verslechteren. Binding van bewoners met de wijk is er steeds meer. Zo zijn er steeds meer echte blijvers en is het steeds minder een wijk waar mensen zo snel mogelijk weer op zoek gaan naar iets beters in een andere wijk. Op straatniveau zijn er initiatieven op samen dingen te doen (bijv. kerstverlichting ophangen). Maar er zijn ook nog veel bewoners met een lakse houding: in hun eigen woning is het netjes, maar daar buiten, in de portiek en op straat, ‘ziet het er niet uit’. Dat moet de gemeente en woningcorporatie maar doen, is hun mening… Daarnaast zijn er nog veel kansarme bewoners die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Ze voelen zich ook niet betrokken bij hun wijk. Het tegengaan van de armoede was geen expliciet doel bij de wijkaanpak. Wel een probleem: bijvoorbeeld alleenstaande allochtone moeders hebben het niet breed. Wel is gewerkt aan het creëren van opleidingskansen en het verbeteren van de schoolprestaties.
8
3 De projecten en hun effecten “Pffff, alles hangt met alles samen”, verzuchtte een deelnemer aan de 2e bijeenkomst voor de effectanalyse van 10 jaar wijkontwikkeling Spangen (8 december 2011). Er bleek een lastiger vraagstuk te liggen dan de 1e bijeenkomst waarin hoofdzakelijk werd gesproken over de doelen die men voor ogen had. Nu ging het verder de De drie belangrijkste doelen voor de inhoud in. In drie groepen werd per groep één doel wijkontwikkeling van Spangen uitgewerkt. In hoeverre is dit doel nu bereikt? En vooral: in 2001 tot 2011: in hoeverre hebben de verschillende projecten daar aan 1. Het verbeteren van de veiligheid en bij gedragen? het verminderen van drugoverlast en Deels waren er dezelfde deelnemers als de 1e bijeenkomst, criminaliteit 2. Het verhogen van het aandeel deels ook andere. Zo waren er ook jongere bewoners en midden-‐ en h ogere inkomens door een mensen die veel met jongeren werken. Jochum Deuten gedifferentieerder woningaanbod grijpt kort terug op de 1e bijeenkomst. Het verslag dat 3. Bewoners met elkaar verbinden, oftewel h et vergroten van d e sociale daarvan gemaakt is, vindt men herkenbaar. samenhang Vervolgens gaat men aan de slag rond werkblad 3 en 4. Hierbij ontstaat er een gesprek over hoe het nu gewerkt heeft. Wat is nu het verband tussen hogere inkomens en de diverse effecten in de wijk? Wat is oorzaak, wat gevolg? “De verbeteringen zijn enorm zichtbaar, maar oorzaak-gevolg
benoemen is lastig.” En waar zet je het tegen af? Wat is het nulscenario? Bijvoorbeeld: wat is nu binding? “Eigenlijk hebben we het er destijds niet over gehad en hebben we er niet goed over nagedacht hoe je binding creeert.” Soms is het wel bereikt en zijn er duidelijk projecten aan te wijzen die er voor gezorgd hebben. Soms was een gesteld doel in de praktijk helemaal geen issue omdat er eerst andere zaken op orde moesten zijn. “Het is geen project, maar de harde kern van
Spangenezen die in Spangen is blijven geloven, dat is van groot belang geweest voor de verbetering van Spangen.” Al sprekend trekt men ook de conclusie dat het in de toekomst gerichter en beter kan. Door het gemêleerde gezelschap had de bijeenkomst ook nog een mooie bijvangst. Tijdens het gesprek ontdekte men soms een gedeeld belang, hoewel men elkaar voor de bijeenkomst niet kende. Dat leidde direct al tot enkele vervolgafspraken.
9
Leeswijzer Het verslag weerspiegelt wat de diverse aanwezigen met elkaar besproken hebben. Wat in het hoofd en hart zit, zoals een van de aanwezigen het noemde. Het bouwt voort op het verslag van de eerste bijeenkomst. Na afloop van de bijeenkomst zijn twee aanvullende gesprekken gevoerd om met name meer inzicht te krijgen in de sociale projecten. Alles hangt met alles samen bij zo’n langdurige, intensieve wijkontwikkeling. Dat maakt het lastig – zo blijkt ook uit de reacties van de aanwezigen – om oorzaak en gevolg te ontrafelen. Mede daarom vertrekt dit verslag vanuit de drie hoofddoelstellingen die in de 1e bijeenkomst zijn benoemd. De projecten en hun effecten zijn vanuit die hoofddoelstellingen geïnventariseerd. Dat gebeurt in woord, maar ook in schema’s. Bij elkaar gezet levert dit een totaalplaatje op dat in de laatste paragraaf wordt geschetst. In een aanvullend traject wordt geprobeerd om naast deze kwalitatieve effectanalyse een kwantitatief verhaal te zetten. Wat zeggen de cijfers over de ontwikkeling in Spangen. En in hoeverre is dat cijfermatig te herleiden tot alle inspanningen?
10
3.1 Het verhaal van de fysieke aanpak Wat is er bereikt? De afgelopen 10 jaar is er flink gebouwd in Spangen. De resultaten daarvan zijn duidelijk zichtbaar op straat. De verwaarloosde woningen van 10 jaar geleden zijn verdwenen op veel plekken in de wijk. Met de andere woningen zijn er ook andere bewoners gekomen. Zij kwamen af op de grotere woningen. Een strenger toewijzingsbeleid van de huurwoningen heeft daarbij geholpen. Ook koopwoningen brachten andere bewoners en heeft geleid tot het behouden van de sociale stijgers aan Spangen. Sterker nog: betrokkenen verhalen over oud-‐bewoners die vertrokken in de slechte jaren nu weer terugkeren. En minstens zo belangrijk is de andere kant van deze medaille: overlastgevende bewoners zijn vertrokken. Daarmee levert de fysieke aanpak ook een belangrijke bijdrage voor de toegenomen veiligheid en de sociale staat van de wijk. Het doel zoals het op papier staat – ‘het verhogen van het aandeel midden-‐ en hogere inkomens’ – is eigenlijk vooral een middel. En het gaat eigenlijk ook helemaal niet om inkomen. Het gaat om bewoners die sociaal vaardig zijn, sociaal economisch kansrijker zijn, ‘normaal’ kunnen wonen in de wijk en geen overlast veroorzaken. De vele fysieke projecten hebben tot slot gezorgd voor een beter investeringsklimaat in Spangen. Welke projecten hebben vooral bijgedragen? Logischerwijs hebben vooral de grote fysieke ingrepen bijgedragen: • De nieuwbouw aan de Schieoevers • De renovatie in zuidwest-‐Spangen • De nieuwbouw in zuidwest-‐Spangen • Verbetering / vernieuwing div. woningen De oude bewoners zijn grotendeels vertrokken. Soms waren die blij dat ze weg konden. En de overlastgevende bewoners worden gedwongen. En in de grotere, grondgebonden koopwoningen kwamen andere bewoners wonen. Ook is de uitstraling verbeterd, vooral aan de randen van de wijk: “Je hebt niet het idee dat je in Spangen bent.” • Hetzelfde geldt ook voor de kluswoningen. Maar dan wat bijzonderder. In de zin dat ze ook rechtstreeks hebben bijgedragen aan het imago van de wijk en dat ze eerst zochten naar nieuwe, creatieve, ondernemende bewoners, die vervolgens zelf gingen investeren in hun huis en dat naar eigen smaak renoveerden. • Tegelijkertijd is de buitenruimte aangepakt. Deze projecten hebben geholpen om een andere woonsfeer en uitstraling neer te zetten. De laatste jaren zijn het ook de nieuwe bewoners van met name de klushuizen die zich bij de deelgemeente hard hebben gemaakt voor meer kwaliteit in de buitenruimte en daar ook financiële middelen voor wisten te vinden. Wat heeft verder geholpen? • Een betere veiligheid was een noodzakelijke voorwaarde om andere bewoners te trekken. “Nieuwe mensen komen niet als het onveilig is.” • De diverse sociale projecten Wat nauwelijks heeft geholpen • De renovatie waar alleen de buitenkant van de woning is aangepakt (zoals rond het Sparta Kasteel): “Mensen kregen een mooier huis…, om naar te kijken van de buitenkant.”
11
Wat blijft er te doen? • Ouderenwoningen zijn er niet voldoende in Spangen. En als ouder wordende ‘Spangenees’ wil je natuurlijk graag zo lang mogelijk in je eigen wijk wonen. • “De Staringbuurt is nu de ergste plek” • “Fysieke ruimte bieden voor aanjagers en levendigheid er in brengen” Schematisch… De bevindingen uit de 2e bijeenkomst laten zich in het onderstaande schema samenvatten.
Links staan de uitgevoerde (fysieke) projecten. Naar rechts staan de effecten die daarmee veroorzaakt zijn, volgens de aanwezigen van de bijeenkomst. En de vervolgeffecten die ontstaan vanuit de eerste effecten.
12
3.2 Het verhaal van de veiligheidsaanpak Wat is er bereikt?
“Als kleuterjuf ruimde ik vroeger ’s ochtends eerst de spuiten op uit de zandbak. Eén keer lag er zelfs een lijk." “Vroeger speelden we als kleuter ‘junkie en politie’ ” “Het is nu een saaie, dode woonwijk geworden. Maar wel veilig.” Enkele uitspraken van bewoners die stevig illustreren hoe het toen was. En nu niet meer is. Nog niet heel Spangen is even veilig. En ook nog niet alle plekken zijn aangepakt. Maar die mindere plekken zijn in ieder geval niet onveiliger geworden. Ook is er jeugdoverlast. Maar dat is er in andere wijken ook en toch van een heel andere orde dan de overlast voorheen. Welke projecten hebben vooral bijgedragen? • Door de sluiting van de Keileweg verdween een groot deel van de prostituees en drugsgebruikers. Bovendien ontstond er bij veel bewoners door deze maatregel weer perspectief. Dit wordt veelvuldig aangemerkt als een keerpunt voor Spangen. • De Stadsmarinier: hij is er vooral in geslaagd partijen bij elkaar te brengen en af en toe een doorbraak te forceren. • Door de verbetering en nieuwbouw van de woningen is er minder onderverhuur en zijn er andere bewoners gekomen die meer betrokken zijn bij de wijk. De minder betrokken bewoners, die ook de overlast veroorzaakten, zijn vertrokken. • Ook het verbeteren van de buitenruimte heeft geholpen (bijv. Bellamyplein). En de buitenruimte functioneert ook weer beter als het veiliger is. Die wisselwerking is duidelijk zichtbaar geworden. Wat heeft verder geholpen? • Bovenal: bewoners hebben de problematiek met veel verve op de kaart gezet en zo inzet bij de partijen weten los te maken. • De veiligheid is ook erg geholpen door de betere onderlinge binding van bewoners. Het idee is dat daardoor een groter gevoel van onderlinge vertrouwdheid ontstaat (‘publieke familiariteit’). Bewoners voelen zich veiliger in de openbare ruimte en durven elkaar meer aan te spreken. • De drugscultuur veranderde. Wat blijft er te doen? • De Loper afmaken (Mathenesserweg) • Doorzetten met ‘The Urban Family’ en zorgen dat het een volgende groeistap kan zetten • Vragen aan bewoners wat nodig is.
“Onveiligheid leidt tot een slecht imago. Maar meer veiligheid niet tot een beter imago”
13
Schematisch…
14
3.3 Het verhaal van de sociale aanpak
“Je ziet her en der dat bewoners elkaar vinden en bijvoorbeeld kerstverlichting ophangen.” “De kerstmarkt op Taandersplein – nu voor de tweede keer - is al een traditie geworden.” In de formele doelstelling staat het wel heel zwaar: ‘bewoners met elkaar verbinden, oftewel het vergroten van de sociale samenhang’. Zo zwaar is het de afgelopen jaren niet ingevuld. Het gaat volgens de aanwezigen niet om binding in de zin dat je de deur bij elkaar plat loopt. Maar wel dat je normaal met elkaar omgaat. Dat je je mede-‐bewoner aanspreekt als er iets is, of als je iets wilt. En dat is in de afgelopen jaren zeker flink verbeterd. Met diverse projecten zijn bewoners ondersteund en is geprobeerd ze met elkaar in contact te brengen. Er zit ook veel kracht in de wijk. Zo is er de groep bewoners die door al die jaren staat voor hun Spangen. ”Spangen is soms bijna een dorp.” Welke projecten hebben vooral bijgedragen? • Diverse sociale projecten en de inzet van de basisscholen (brede scholen) hebben geleid tot meer binding. Ze brengen mensen bij elkaar, bijvoorbeeld door het aanbieden van activiteiten. • Criminele, overlastgevende bewoners zijn vertrokken door de sloop/nieuwbouw en door de uitplaatsing. Daarvoor in de plaats zijn andere bewoners gekomen. Die staan opener voor binding. • Door de toegenomen veiligheid en minder overlast zijn er mogelijkheden om ‘ongedwongen’ te binden. • Een goede buitenruimte die aanzet tot spontane ontmoeting, trekt mensen achter de voordeur vandaan. In de zomertijd zie je ook veel mensen buiten. • De bewoners van de klushuizen zijn vooral op zichzelf gericht. Maar langzamerhand ontstaat er ook meer binding met andere bewoners. In eerste instantie met de directe buren, nu ook meer in de buurt. Dit naast de reguliere inzet zoals die ook in andere Rotterdamse wijken geldt en tal van kleinere projecten die daaruit ontstaan. Zo wordt gememoreerd aan de actieve rol voor jongeren van Thuis op Straat en de Melkertbanen die veel mogelijk hebben gemaakt. Ook het opbouw-‐ en sociaal-‐cultureel werk van onder meer Delphi en Disck komt regelmatig ter tafel. Wat heeft verder geholpen? • In het begin: de onveilige situatie. Door de gezamenlijke vijand was er ‘gedwongen’ binding. • Vanuit deze veilige basis ontstaat er vrijwillige binding. “Dan kun je gaan leven.” • Op een kleinere schaal hebben bewoners in nieuwbouw/renovatieprojecten elkaar gevonden. Uiteraard rond de kluswoningen, maar ook in andere complexen. Wat minder heeft geholpen Er zijn door de jaren heen veel sociale projecten gestart. Maar niet alle projecten waren even productief: “Die barbecues waren de grootste mislukking die we gehad hebben. De mensen hadden niets met elkaar. En je hield er niets aan over.” Door de Vogelaargelden was er ook veel mogelijk. Passend bij de tijdsgeest werd er veel georganiseerd voor bewoners. Achteraf gezien zijn er vraagtekens te zetten hoe effectief veel van die projecten waren. En of ze voldoende doordacht waren; was er wel echt behoefte aan? Doordat er niet actief geëvalueerd is, vinden betrokkenen het ook lastig daar een goed oordeel over te vormen. Al met al heeft een deel van de projecten vast geholpen, maar hoe en wat precies? Soms werd het ook te veel gebracht, op een presenteerblaadje, naar bewoners. Juist projecten die bouwen op de eigen kracht van bewoners lijken momenteel succesvoller.
15
Op andere sociale doelen is beduidend minder ingezet vanuit de wijkontwikkeling. Bijvoorbeeld op persoonlijke ontwikkeling of de bestrijding van armoede. Veel bewoners zijn namelijk ook bezig met ‘overleven’ en hebben geen energie over voor binding. Zeker nu weer. Wat blijft er te doen? • Binding vindt vooral plaats op het kleinere buurtniveau.
• “Bij binding moeten beide partijen een belang hebben; dat moet je dus inbakken in projecten.”
• Projecten slagen vooral als het vanuit bewoners komt en als het doorbouwt op de kracht van bewoners zelf. • In de wijk wonen meer en meer één-‐oudergezinnen. Mede door de economische situatie en hun vaak gemengde culturele situatie hebben die het zwaar. • Jongeren in de basisschoolleeftijd op het goede spoor houden. Als ze ouder worden, wordt dat steeds lastiger. Schematisch
16
3.4 De ongeplande samenhang Wat heeft het bij elkaar opgeleverd?
“Eerst zag ik alleen drugsverslaafden, nu werkende mensen.” “Mensen zitten weer buiten.” “Er zit weer toekomst in de wijk. Dan wil je er blijven wonen. Dan is er ‘binding’. Dan is er minder overlast.” “Als de frustratie weg is, kan er iets moois groeien.” Op verschillende momenten maken de aanwezigen duidelijk dat er veel bereikt is in Spangen: het is veiliger, de ‘slechte’ bewoners zijn vertrokken, er zijn betere en andere huizen gekomen, de buitenruimte is beter. Je wilt er weer wonen. Hoe het er zonder investeringen uit had gezien…? Daar durven de mensen haast niet aan te denken. Dat was ook gewoon onmogelijk: dat kon echt niet langer. Niet voor niets zijn bewoners in opstand gekomen. Eerst stabiliseren, nu werken aan herstel Het begon allemaal met het ferme signaal van bewoners: “zo gaat het niet langer”. Eerst is veel geïnvesteerd in veiligheid. In 2002 werden in Rotterdam hotspots aangewezen, waaronder in Spangen. Deze werden voortvarend aangepakt. Bijvoorbeeld de klushuizen en de stadsmarinier vinden hierin hun oorsprong. ‘De patiënt’ moest -‐ zogezegd -‐ eerst gestabiliseerd worden. Direct daar achteraan zijn diverse grote fysieke investeringen van de grond gekomen. En natuurlijk werd de Keileweg in 2005 gesloten. Dat is een keerpunt geweest, dat wordt in veel gesprekken benoemd. Ook de eerste resultaten van de fysieke projecten werden toen zichtbaar. Sindsdien gaat het langzaam maar zeer zeker steeds beter met Spangen. Nu ligt er ook vruchtbare basis voor toekomstige inspanningen:
“Een investering is nu goed geld.” “Het is niet meer dweilen met de kraan open.” “Het imago kwijtraken door onveiligheid gaat snel. Maar het duurt lang voordat het weer hersteld is.” Samenvallende puzzelstukken Zeker in de eerste jaren van de wijkaanpak in Spangen werd er niet gewerkt vanuit een ‘masterplan’. Iedereen zette vanuit de eigen expertise en de eigen kracht de schouders eronder. Er waren geen specifieke gedachten hoe het een het ander zou moeten versterken. Gaandeweg is de samenwerking wel beter geworden, zeker de dagelijkse samenwerking op straat. Terugblikkend is er echter wel degelijk samenhang te ontdekken. Uit de effectanalyse blijkt duidelijk dat de ene inspanning nodig was om de andere inspanning te laten werken. En dat het ene effect versterkt wordt door het andere. Deelnemers van de bijeenkomst vertellen daarover, maar ook meer analytisch blijkt dat sommige puzzelstukken samenvallen. Bijvoorbeeld: • Zonder fysieke ingrepen waren de overlastgevende bewoners niet vertrokken en waren de inspanningen rond veiligheid veel minder effectief geweest; het was dweilen met de kraan open geweest. • Zonder inspanningen op sociaal gebied was de overlast en onveiligheid naar verwachting een stuk groter geweest.
17
• Zonder inspanningen op gebied van veiligheid waren de voorwaarden niet geschapen om andere, nieuwe bewoners te trekken. Deze samenhang tussen projecten en effecten laat zich vertalen in het onderstaande schema.
De weg omhoog Wie daarin enkele van de verbanden volgt, ziet dat er zichzelf versterkende mechanismen aan het werk zijn: de pijlen bijten elkaar in de staart. Enkele voorbeelden: • heel klein: als het veiliger is zal de buitenruimte actiever gebruikt worden en als de buitenruimte actiever gebruikt wordt, dan zijn er meer ogen op straat en wordt het veiliger en ontstaat er minder overlast. • wat uitgebreider: door de gemengdere samenstelling van de bevolking, kan er meer binding tussen bewoners ontstaan, wat weer bijdraagt aan een veiliger Spangen met minder overlast. Hierdoor wordt het weer aantrekkelijker voor nieuwe bewoners waardoor de wijk gemengder wordt. De gedachte hierachter is dat wijkbewoners makkelijker contact zoeken met elkaar als er niet twee of drie bevolkingsgroepen prominent aanwezig zijn. In dat geval kan de binding binnen die groepen wel groot zijn, maar dat geldt dan niet voor de gehele wijk. Deze mechanismen verwoorden het algemene gevoel van de deelnemers tijdens de 1e en 2e bijeenkomsten (zie ook verslag bijeenkomst #1): De neerwaartse spiraal waar Spangen in 2001 in zat is verbroken. Spangen is duidelijk de weg omhoog ingeslagen.
18
4 Lessen voor de toekomst 4.1 Vijf stellingnames
In een afsluitende 3e bijeenkomst van de effectanalyse is met een kleiner groepje professioneel betrokkenen de effectopstelling van de 2e bijeenkomst aangescherpt. Ook werd stilgestaan bij de lessen die uit 10 jaar investeren in Spangen zijn te trekken en waar Spangen op dit moment precies staat. Dit aan de hand van vijf stellingen. Stelling 1
Met de investeringen van 2001-‐2011 is de basis gelegd voor het Spangen van de toekomst. Behalve de Staringbuurt is het nu vooral een kwestie van het ‘normaal’ vervangen van versleten woningen. • Mits voldaan wordt aan het doel ‘75% goedkope woningen’ uit het Masterplan Spangen (januari 2010) is het grote werk in Spangen inderdaad gedaan. Momenteel zit dat (inclusief de huidige Staringbuurt) op 80%. Aandachtpunten zijn er wel: • De VVE’s vragen aandacht, met name in Spangen bovendijks • Ook Mathenesserweg vereist nog inzet. Daar is veel verwaarloosd particulier woningbezit (vooral aan de binnenkant), waaronder ‘huisjesmelkers’. Dat vraagt maatwerk. • Verder blijft het gewenst her en der met een project een impuls te blijven geven aan de wijk. Stelling 2
Vanaf 2012 gaat Spangen zeker de gemiddelde ontwikkeling van de vastgoedwaarde in Rotterdam volgen. • Deze verwachting wordt gedeeld. • Wel moet er gewerkt worden aan de uitstraling en het imago van de wijk. Dat gebeurt momenteel ook met het project ‘Welkom in Spangen’. Met name de jongeren, maar ook andere bewoners, hebben een goed, authentiek verhaal over hun wijk, dat het waard is gehoord te worden. Stelling 3
Er is veel instroom geweest van middengroepers. Daar moeten we flink op doorpakken. Niet alleen pionierende, maar ook ‘mainstream’-‐middengroepers. Daarom: investeren in voorzieningen (bijv. scholen), een levendige wijkeconomie en bouwen voor die doelgroep (en dus niet voor bestaande bewoners). • In principe is men het met deze stelling eens. Daarbij zou dit wel vooral uit eigen initiatief van de bewoners moeten komen. • Er zijn nu nieuwe, andere bewoners. Maar hoe betrek je ze meer bij de wijk, bijvoorbeeld zo dat ze ook hun kinderen in de wijk op school doen? En sterker nog, hoe houd je ze vast? Zo is een veel gehoord minpunt van Spangen dat er weinig voorzieningen zijn in de wijk. • De realiteit is ook dat er weinig investeringsruimte is. Er zijn ook al goede winkelvoorzieningen ‘om de hoek’ rond het Mathenesserplein. Een leuke horeca-‐ gelegenheid is ook lastig te exploiteren. • De basisscholen werken al hard aan hun uitstraling. Waar nodig verdienen ze ondersteuning om hun verhaal naar buiten te brengen, bijvoorbeeld rond goede leerprestaties en faciliteiten.
19
Stelling 4
Er moet een gezamenlijke ‘sociale agenda’ komen voor Spangen vanuit ‘Welzijn Nieuwe Stijl’: meer vanuit de kracht van bewoners, terughoudende professionals, bij mensen ‘op de bank’. Bijvoorbeeld à la ‘Urban Family’. De opgave van de toekomst is namelijk het investeren in de mensen: bestrijden van de armoede en het verhogen van het opleidingsniveau. • Spangen kent als een van de weinige wijken een overwegend ‘gele leefstijl’ waarbij bewoners hechten aan activiteiten en voorzieningen. Dat maakt dat voor Spangen met meer aandacht gekeken moet worden naar de toekomst van de buurtvoorzieningen. Waar die elders onder invloed van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ rap ontmanteld zullen worden, zou dat voor Spangen niet verstandig zijn. Temeer de bestaande contacten in de buurt en buurtvoorzieningen goed zijn. • Wel moeten de partijen rond de sociale aanpak veel meer gezamenlijk optrekken. Welzijn moet meer een makelaarsfunctie krijgen zodat partijen hun aanbod veel beter kunnen aanpassen aan de vraag. Stelling 5
In 2001-‐2011 ontstond er ‘ongeplande samenhang’. Dit soort ‘toevalligheden’ kunnen we ons niet meer permitteren. Met een gedeelde analyse en een gezamenlijk programma gaan we de schaarse middelen met veel meer rendement inzetten. En dat organiseren we gewoon. • Enerzijds ziet men het grote belang van een gezamenlijke aanpak. Anderzijds is men zich goed bewust van de weerbarstige praktijk waarin gebrek aan tijd en capaciteit voortdurend aanwezig is. • De iWAP’s (integraal wijkactieplan) vormen een vehikel. Deze zouden wel levendiger gemaakt moeten worden. Dat kan ook door ze slechts een keer per vier jaar op te stellen, met een meer bottom-‐up planontwikkeling. De Jeugdkansenzone of Woonservicegebieden zijn daar voorbeelden van. • Verder gaat het om het gelijktijdig denken over twee toekomstmomenten: de plannen op korte termijn (ook in verband met het politieke blikveld) en ‘de stip op de horizon’ (in verband met bijv. vastgoedplanning). Samenwerking in de planvorming moet rond deze twee momenten gestalte krijgen. • De ambities moeten daarbij niet te veel aangewakkerd worden. De verwachting moet reëel blijven.
20
5 Observaties Terugkijkend, met enige afstand, op de drie bijeenkomsten en de resultaten daarvan, is er aantal observaties te maken, ook doorkijkend naar de toekomst. 1. De kunde van het be-‐doelen
In de eerste stap van de effectanalyse zijn de verschillende doelen geïnventariseerd: 11 doelen. Al prioriterend ontstond er snel een duidelijke kopgroep van drie gedeelde hoofddoelen. De andere acht doelen hadden blijkbaar maar weinig draagvlak bij de diverse betrokkenen. Of ze waren een mindere verwoording van een sterker, hoger doel. Ook blijken doelen in de praktijk anders geïnterpreteerd te worden dan ze zijn opgeschreven. Het ging niet zozeer om sociale binding, maar dat mensen ‘normaal’ met elkaar omgaan. Het ging niet om de hogere inkomens, maar om hun kansrijkheid en hun ‘normale’ woongedrag. Blijkbaar kan de verwoording in de papieren plannen een stuk scherper en zit het anders in het hoofd bij betrokkenen dan het in de stukken staat. In de 3e bijeenkomst is de wens breed uitgesproken om gezamenlijk te blijven optrekken. Het proces van doel-‐stelling en de uiteindelijk geformuleerde doelen kunnen daarin een verbindende factor zijn. Zoals de analyse laat zien kan iedere organisatie daar vaak vanuit eigen kunde en mogelijkheden aan bijdragen. Een onderscheid in korte en langere termijndoelen is daarbij wenselijk. De een om de acties voor de komende tijd af stemmen, de ander voor de stip op de horizon die bijvoorbeeld relevant is voor het managen van een vastgoedportefeuille. Daarbij gaat het niet alleen om de exacte formulering van doelen. Het gaat eigenlijk vooral om de activiteit van het samen formuleren. Zoals nu – rond drie bijeenkomsten – is teruggeblikt, zo kan ook vooruitgekeken worden. 2. De vinger aan de Spangense pols
Gaan de investeringen renderen? Met name fysiek is er veel geïnvesteerd in Spangen. De horizon van dergelijke vastgoedinvesteringen is lang. De oplevering van de huizen is vanaf 2004 op gang gekomen. Mede daardoor is Spangen nu, een paar jaar later, ‘een normale wijk’ geworden, zo geven de betrokkenen aan. Daarmee kan de rendementsvraag al voorzichtig positief beantwoord worden. De komende jaren, wanneer de gevolgen van de crises ook in de individuele huishoudens nog lang zullen doorwerken, zal blijken of Spangen inderdaad die verbeterde wijk zal blijven en ook voldoende weerstandsvermogen heeft opgebouwd. Blijven bewoners ‘normaal’ tegen elkaar doen? Blijft het veilig? Blijven mensen zich duurzaam vestigen? Blijven de nieuwe bewoners met de betere opleiding en het hogere inkomen wonen in Spangen? De autonome ontwikkeling – dus als er geen verdere ingrepen zouden plaatsvinden -‐ kan drie richtingen op gaan: 1) Spangen zakt weer af. De kansrijkere nieuwe bewoners vertrekken weer, de overlast neemt weer toe en de vastgoedwaarde 3. ontwikkelt zich negatiever dan 2. elders in Rotterdam; 2) Spangen blijft op peil, de wijk 1. red zichzelf zonder bijzondere inzet, maar verbetert ook niet; 3) Spangen groeit door en weet zich op een aantal fronten te verbeteren. 2001
2011
21
De toekomst wordt voor een deel bepaald door de steun in de rug die Spangen heeft gehad, waarbij met name vastgoedinvesteringen natuurlijk lang renderen. Voor een ander deel kan toekomstige ontwikkeling beïnvloed worden door nieuwe ingrepen. De volgende vijf punten (3. t/m 7.) kunnen daarbij een rol spelen. Bij het gesprek over nieuwe interventies is het verstandig om met betrokkenen een zo goed mogelijke inschatting te maken van de autonome ontwikkeling. Is ingrepen noodzakelijk om een terugval te voorkomen? Of, is ingrijpen verstandig om nog een extra verbeterslag in Spangen te maken? Dat maakt nogal een verschil voor de te kiezen intensiteit en de verwachtingen van nieuwe projecten. Het proces van gezamenlijk doel-‐stellen (punt 1.) is daar uitstekend geschikt voor. 3. Investeren in woningen: grote problemen vroegen om grote ingrepen
De effectopstelling laat zien dat de grootste werking van de vastgoedinvestering in Spangen is uitgegaan van het aantrekken van nieuwe bewoners, in de plaats van oude overlastgevende bewoners. Dat kon alleen gebeuren door een grondige aanpak: sloop en nieuwbouw, grondige renovatie, het toevoegen van andere woningtypen. Met alleen een gevelrenovatie of een ‘groot onderhoud plus’ waren deze effecten niet ontstaan. De grote problemen rechtvaardigden grote ingrepen. In deze economische situatie is het financieel aantrekkelijk om de laatste fysieke verbeter-‐ slagen minder intensief aan te pakken en bijvoorbeeld lichter te renoveren. Voor de zittende huurders kan dit een verbetering opleveren: ze krijgen een beter huis. Maar vermoedelijk zal het weinig tot geen bijdrage leveren aan een meer kansrijke, meer gemengde wijkpopulatie, omdat het onvoldoende aantrekkelijk zal zijn voor een nieuw type bewoner. De wijkeffecten zijn naar verwachtingen zeer beperkt. Als de inschatting is dat de autonome ontwikkeling negatief is (richting 1.) dan kan een nieuwe grote ingreep gerechtvaardigd zijn. Ook om de eerdere ingrepen beter te laten renderen. 4. De regie in de sociale inzet
De ingrepen rond het vastgoed zijn vanuit een duidelijke visie ingestoken: een ander type woning, een andere bewoner. Een soortgelijke, overkoepelende richting is niet zichtbaar geworden bij de diverse sociale projecten. Op hun eigen kleine schaal kunnen ze effecten hebben gehad, maar door hun versnippering is er geen gezamenlijke kracht zichtbaar geworden. In de toekomst kan de sociale inzet meer focus krijgen. Door bijvoorbeeld veel sterker in te zetten op ‘outcome-‐sturing’: welke maatschappelijke effecten willen we, en welke partij kan die het beste leveren? In lijn met het Nieuwe Welzijn zal daarbij meer geënt worden op de kracht van bewoners zelf. Door deze krachten slim te koppelen aan enkele na te streven doelen (zie punt 1.) ontstaat er een beperkt aantal duidelijke, sterke stromen met sociale projecten die uiteindelijk samen meer impact zullen hebben. Aanknopingspunten, die uit deze analyse naar voren komen, liggen bij de jongere, nog goed aan te spreken jeugd, de basisscholen en de financiële situatie van huishoudens (met name eenouder-‐gezinnen). 5. Het imago: een kwestie van geduld?
Het imago van Spangen blijft matig, ondanks eerdere imago-‐campagnes: zowel wat betreft bekendheid, als reputatie. Bewoners lijken dat soms als Geuzen te dragen, maar voor de verkoop en verhuur van woningen blijft dit lastig. Dat hangt ook samen de geïsoleerde ligging. Die ligging is gunstig voor een rustig woonklimaat, maar maakt ook de kans klein dat bezoekers van buiten Spangen de wijk bezoeken en eigen beeld gaan vormen. Je fiets er niet toevallig doorheen. En behalve het Sparta-‐Kasteel zijn er geen stedelijke voorzieningen die je een reden geven om Spangen te bezoeken.
22
Het onlangs gestarte imagoproject ‘Welkom in Spangen’ kan verbetering bieden. De vraag is of dat substantieel en duurzaam genoeg is. Een beter imago vergt een lange adem. De twee volgende punten kunnen wellicht ook een bijdrage leveren. 6. Waar is het hart van Spangen?
Spangen is vooral een woonwijk. Er zijn weinig horeca-‐ en winkelvoorzieningen. Dit wordt toch als gemis ervaren en maakt het moeilijker om nieuwe bezoekers te winnen voor de wijk. Door de al bestaande voorzieningen in de omgeving (bijv. Mathenesserplein) is het ook lastig om te werken aan die voorzieningen. Ook heeft Spangen geen duidelijk geografisch wijkhart. Bewoners lijken vooral betrokken op hun eigen netwerk en hun straat. Dat is goed en moet ook zo blijven, maar een gezamenlijk en logisch referentiepunt en een plek voor dagelijkse, natuurlijke ontmoeting ontbreekt. In dat licht is het opvallend dat het Sparta-‐Kasteel zo weinig naar voren komt in de analyse. Dat kan te maken hebben met de moeilijke periode waarin de club klaarblijkelijk zat. Maar deze stedelijke voorziening, duidelijk zichtbaar in de wijk, zou toch meer potentie moeten bieden. Wellicht dat met slim maatschappelijk ondernemerschap toch een krachtige en bijzondere wijkvoorziening neergezet kan worden. Een voorziening waar bewoners trots op kunnen zijn, en waar mensen Spangen om gaan herkennen. Zo zijn er landelijke voorbeelden waarbij goed commercieel ondernemerschap (bijv. in de horeca) gecombineerd wordt met een maatschappelijke doelstelling en goede bekendheid. Met name de hoger opgeleiden, die men zo graag trekt naar Spangen en wil behouden in de wijk, waarderen de aanwezigheid van dit soort voorzieningen. 7. Kluswoningen 2.0
Het fenomeen kluswoningen is en blijft verbonden aan Spangen. Het Spangense Wallisblok is het landelijke icoon voor de kluswoningen, waar nog steeds vaak aan gerefereerd wordt. De uitstraling naar de wijk als geheel is echter beperkt. De Spangense kluswoningen staan tamelijk geïsoleerd in de zuidoosthoek. Wellicht biedt ‘het klushuis-‐concept’ goede aanknopingspunten voor een tweede geboorte in Spangen. Op een andere locatie, meer in de wijk, met een doorontwikkelde formule. De huidige magere economische situatie biedt juist kansen voor kluswoningen. Bijvoorbeeld in de sfeer van de populaire ‘kunstenaar of studenten in de straat’-‐projecten, waar nieuwe huurders iets betekenen voor de wijk in ruil voor een lagere huur. Bijvoorbeeld rond het problematische particulier woningbezit aan de Mathenesserdijk, met extra aandacht voor bijzondere gevels langs deze doorgaande weg. Met deze ‘kluswoningen 2.0’ raakt Spangen nog sterker verbonden met het landelijke fenomeen kluswoningen en kan ook het imago van Spangen een impuls krijgen.
23
6 Aanpak effectanalyse Het is niet gebruikelijk om in een dergelijke breedte, met een grote groep betrokkenen, over zo’n lange periode, terug te blikken op de aanpak van een wijk. Daarom is het waardevol apart stil te staan bij de aanpak zoals die zich ontrolt heeft voor deze effectanalyse. Het idee bestaat om de aanpak breder in te zetten, in andere Rotterdamse wijken. Daarom is kritisch gekeken naar hoe de stappen zijn verlopen en wat de opbrengsten van de gesprekken was. In deze stappen zijn de bekende elementen van maatschappelijk rendementsanalyse ingebakken in een interactief proces: de activiteiten/projecten, de effecten, de gestelde doelen (in effecttermen), de veranderingstheorie, de nulsituatie, het attributievraagstuk. Door middel van werkbladen werden de deelnemers daar zelfsturend doorheen geleid. Centraal stonden drie bijeenkomsten. 1e)bijeenkomst) " prioriteren!doelen! " bepalen! doelbereiking!
2e)bijeenkomst) " bepalen!bijdragen! projecten!aan!doel! " bepalen!onderlinge! verbanden! " resultaat:! effectopstelling!
3e)bijeenkomst) " scherpstellen! effectopstelling! " bespreken!opgaven! toekomst!
Projecten)inventariseren!
6.1 Uitgangspunten Voor de effectanalyse zijn vooraf in het plan van aanpak enkele uitgangspunten geformuleerd: “Het gaat er om dat er bij betrokkenen in een kort en overzichtelijk traject een gedeeld beeld ontstaat van de inspanningen en hun effecten. Dat dit beeld gestoeld is op aannames die plausibel zijn. En vooral dat de analyse bruikbare inzichten oplevert voor toekomstige investeringen in Spangen. In een wijk als Spangen levert de hoeveelheid gerealiseerde projecten en beleidsinterventies, gecombineerd met het aantal gerealiseerde maatschappelijke effecten een zeer complex plaatje op. Dit kan op twee manieren behapbaar gemaakt worden: • door vroegtijdig in het traject de hoofdelementen te benoemen en alleen deze mee te nemen in de analyse; • door de analyse hoofdzakelijk op te bouwen uit ervaringen van de direct betrokkenen en de kwantitatieve onderbouwing alleen heel gericht in te zetten. De nadruk van de analyse ligt op een inhoudelijke beoordeling (‘wat heeft het opgeleverd’) en niet op een procesmatige terugblik (‘hoe is het gegaan’)?” Aan deze uitgangspunten is invulling gegeven door de aanpak te organiseren rond drie bijeenkomsten waarbij betrokken zelf hun kennis en oordeel inbrengen. Na afloop van elke bijeenkomst is een verslag opgesteld. De bijeenkomst vonden plaats op locatie in de Spangen.
24
6.2 Bijeenkomst #1: doelen selecteren en doelbereiking bepalen Aanpak
Na een welkom en opwarmend, kort interview met een betrokken bewoner en professional is in vier kleine groepen (ca. 6 personen) aan de hand van een format gesproken over de doelen die gesteld waren voor de wijkaanpak. Uit bureauonderzoek was een groslijst van 11 doelen opgesteld. Met stickertjes worden de belangrijkste doelen geselecteerd op werkblad #1. Op werkblad #2 werden voor maximaal 5 van deze belangrijkste doelen bepaald • in hoeverre dit doel gerealiseerd is, • wat de situatie destijds was en hoe die nu is, • welke rol externe factoren daarbij hebben gespeeld en • welke partijen daar beter van zijn geworden. Op een apart werkblad #3 stonden de reeds geïnventariseerde projecten. Deze informatie kon men aanvullen. Om vast te houden wat besproken is werd per groep secuur genotuleerd. Aandachtspunten
• Een brede vertegenwoordiging van betrokken partijen is cruciaal. Aandacht voor het plannen en uitnodigen is daarom noodzakelijk. • Het werken in kleinere groepjes geeft mensen de veiligheid om hun zegje te doen. • De kaart (werkblad #3) werkt prettig om gedurende het gesprek dingen op aan te wijzen. • De laatste stap op werkblad #2 (de incasserende partijen) is in de praktijk niet ingevuld en ook in de latere analyse niet gebruikt. • Een optie is om de doelen na de eerste inventarisatie binnen de groepjes bij elkaar te leggen, zodat elke groep op werkblad #2 dezelfde doelen scoort. Daarmee wordt de informatie rond werkblad #2 gerichter. • Een andere optie is om na het bepalen van de doelen eerst de projecten te koppelen aan de doelen. En daarna pas de inschatting te maken van externe factoren en de mate waarin het is bereikt. Dan wordt het gesprek naar verwachting concreter. • Scherper definiëren wat nu precies gescoord wordt bij doelbereiking. En in een 10 punts-‐ schaal of procenten? Of beter: helemaal niet met een cijfer. • Belang van goed en gedetailleerd notuleren. Mits netjes opgeschreven ter plekke, is uitwerking niet nodig. Een optie is om te notuleren volgens een format
6.3 Bijeenkomst #2: koppelen doelen en projecten Aanpak
Op grote vellen (werkblad #4) wordt één doel uitgewerkt. Per doel wordt gepraat over: • in hoeverre de verschillende projecten hebben bijgedragen aan het doel, • hoe dat gewerkt heeft bij de drie belangrijkste projecten en • in hoeverre dit doel van belang is voor de realisatie van de andere doelen. Dit laatste punt maakt dat er wederzijdse verbanden gelegd kunnen worden tussen de doelen/effecten. Daarmee is een totaalplaatje te maken: de effectopstelling. Wederom zijn per groepjes notulen gemaakt om de informatie goed vast te houden en quotes te noteren. Aandachtspunten
• Bij de groepsindeling rekening houden met het uit te werken doel. • Aanwezigen vonden het lastig de inhoudelijke relatie te leggen tussen projecten en effecten. Wat heeft nu precies waar aan bijgedragen. Het was hard werken, maar werd als waardevol
25
beschouwd… Daarmee was er wel een grens bereikt wat je van een dergelijk breed samengestelde groep kunt vragen. Per groep is één blad, met één doel beschreven.
6.4 Bijeenkomst #3: lessen Aanpak
Na bijeenkomst #2 bleek er behoefte aan aanvullende inhoudelijke informatie. Enerzijds rond de sociale projecten. Daarvoor hebben twee extra gesprekken plaatsgevonden met de projectleider van de deelgemeente en met een basisschooldirecteur. Daarnaast is voor bijeenkomst #3 een kleinere groep uitgenodigd: direct betrokken professionals die een kijk hebben op de inzet in de hele periode. Met hen is: • de effectopstelling uit het verslag van bijeenkomst #2 aangescherpt; • aan de hand van stellingen (werkblad #5) is gesproken over de lessen die getrokken worden, ten behoeve van de toekomst.
6.5 Overige elementen aanpak Begeleidingsgroep Om de brede aanpak te waarborgen en om ook de andere organisaties te betrekken kwam voor en tussen de bijeenkomsten een begeleidingsgroep bij elkaar. De volgende organisaties waarin daarin vertegenwoordigd: • Woonstad Rotterdam • Woonbron • Deelgemeente Delfshaven • Gemeente Rotterdam, gemeentelijk projectbureau De begeleidingsgroep had ook praktische meerwaarde. Zo gaven ze toegang tot collega’s voor bijv. het verzamelen van informatie. En hebben ze tijdens de 1e en 2e bijeenkomst de gespreksgroepen begeleid. Onderzoeksperiode: korte en lange termijn Enerzijds is 10 jaar een lange periode voor analyse. Het blijkt lastig om precies op een rij te zetten welke inzet er nu precies gepleegd was. De papieren en menselijke geheugens blijken niet zo ver terug te gaan. Ook doelen verschuiven gedurende de periode. Anderzijds is het in het leven van een wijk maar een klein moment. Zo werd ook regelmatig teruggegrepen op de jaren negentig en de perioden daarvoor. Projecten op een rij krijgen Een belangrijke basis onder de kwalitatieve analyse, maar nog meer onder de kwantitatieve analyse, is een breed en dekkend overzicht van de projecten. Dat bleek niet voorhanden. Gedurende de aanpak is dat met veel inzet bij elkaar gebracht. De volgende wegen zijn daarbij bewandeld: • bureau-‐onderzoek naar bestaande documenten (notities, besluitvormingsdocumenten); • interviews met sleutelfiguren; • aanvullingen van deelnemers tijdens de bijeenkomsten; • internet. Daarbij bleek het ook lastig om een scherp onderscheid te maken tussen reguliere inzet en extra inzet voor Spangen. Bijvoorbeeld: • Thuis op straat is een stadsbrede aanpak, maar kent een specifieke Spangense invulling; • Brede scholen staan in de hele stad, maar kennen per school een specifieke invulling.
26
Voordelen en beperkingen kwalitatieve aanpak Voordelen
• De deelnemers geven aan dat de gesprekken in kleinere groepen aanzetten tot hoor en wederhoor. Het is inspirerend: de ideeën van iemands anders leiden weer tot nieuwe gedachten en completer overzicht. Het leidt tot een meer gedeelde visie van wat er is gebeurt en wat het heeft opgeleverd. “Je hebt wel een beeld, maar dat scherp je nu aan andermans beelden.” • Met relatief beperkte inzet rond slechts 3 bijeenkomsten kunnen toch alle relevante elementen van een (kwalitatieve) maatschappelijk rendementsanalyse aan bod komen. • De bijeenkomsten gaven diepgang. Een veelgehoorde reactie was dat de bijeenkomsten leiden tot een waardevol gesprek dat anders vaak niet plaatsvindt. Met name over de relatie tussen het doen (de projecten) en waartoe je het doet (de effecten). “Nu zie ik opeens de theorie eronder”. “Normaal zijn we alleen maar nieuwe plannen aan het maken.” Beperkingen
• Het gaat om opinies, de belevenissen van mensen. Aan de ene kant is dat juist wat telt omdat mensen daar in hun dagelijkse praktijk, in de wijk, naar handelen. Aan de andere kant zijn deze beïnvloed door heel veel andere zaken en aan verandering onderhevig. Door in de aanpak te werken vanuit een grote, brede groep van aanwezigen worden deze tekortkomingen wel enigszins ondervangen. • Het organiseren van de bijeenkomsten vraagt wel goede praktische voorbereiding. Met name het nodigen van voldoende grote en representatieve groep mensen is arbeidsintensief. • Het bepalen van de omvang van effecten is maar beperkt mogelijk door te werken met schalen (bijv. bij het scoren van de doelbereiking). Vervolg: kwantitatieve analyse Aanvullend op de kwalitatieve analyse volgt een kwantitatieve analyse m.b.v. een statistische analyse en MKBA-‐technieken. Deze analyse vertrekt vanuit de opgestelde effectenopstelling. Interessant daarbij is de confrontatie tussen wat de betrokken aan verwachtingen hebben geuit en wat de cijfers laten zien. Waar bevestigen ze elkaar? Maar ook: waar lopen ze uiteen? En wat is dan de grond daarvoor? Vragen die bij de kwantitatieve analyse gesteld kunnen worden: • Een onderliggende veronderstelling is dat een betere wijk ook leidt tot een hogere vastgoedwaarde. Naar het zich laat aanzien is de WOZ-‐waarde tot nu toe achtergebleven bij het Rotterdams gemiddelde. Is in de toekomst wel een stijging te verwachten? In hoeverre zijn de onderliggende WOZ-‐cijfers betrouwbaar genoeg voor dit soort uitspraken? • Is er terugkijkend ook iets te zeggen over de intensiteit van het ingrijpen? Wat waren bijvoorbeeld de effecten geweest van een halve inzet? • En in de toekomst kijkend: hoe kunnen we in het vervolg de effecten beter monitoren? Welke indicatoren zijn daarvoor geschikt?
27
7 Bijlagen: gebruikte werkbladen 7.1 Werkbladen 1e bijeenkomst
Werkblad 1 Wat waren de doelen van de wijkontwikkeling in Spangen van 2001 tot 2011? • Bekijk&de&doelen&en&voeg&eventueel&gezamenlijk&een&doel&toe& • Geef&per&persoon&met&10&stickertjes&het&belang&van&doelen&aan& &
• Meerdere&stickertjes&per&doel&mag& • Neem&de&top&vijf&over&op&werkblad&2&–&stap&1
1. Verminderen&jeugdoverlast&+&& bieden&perspectief&
2. Bewoners&met&elkaar&verbinden&
3. Verminderen&drugoverlast&+&criminaliteit&
4. Verbeteren&leefbaarheid&
5. Verminderen&armoede&bij&bewoners&
6. Verlagen&doorstroom&& (van&migratieI&naar&verblijfswijk)&
7. Verhogen&opleidingsniveau&
8. Verhogen&aandeel&middenI&en&hoge&inkomens&
9. Verbeteren&veiligheid&
10. Creëren&rustig&stedelijk&woonmilieu&
11. Gedifferentieerder&woningaanbod&
12. ….&
13. …&
14. …&
!
Werkblad 2 1. In hoeverre zijn de doelen bereikt? Doel 1
Geheel niet behaald
Volledig behaald
Volledig behaald
Volledig behaald
Toelichting
Volledig behaald
...........
...........
Wat is de situatie? Waaraan zie je het nu? (op straat / aan mensen/aan cijfers)
........... Volledig door gerichte inzet in Spangen
Volledig door externe omstandigheden
Toelichting
........... ........... ........... ...........
Wat is de situatie? Waaraan zie je het nu? (op straat / aan mensen/aan cijfers)
........... Volledig door gerichte inzet in Spangen
Volledig door externe omstandigheden
Toelichting
........... ........... ........... ...........
Wat is de situatie? Waaraan zie je het nu? (op straat / aan mensen/aan cijfers)
........... Volledig door gerichte inzet in Spangen
Volledig door externe omstandigheden
Toelichting
........... ........... ........... ...........
Wat was de situatie?
Volledig behaald
...........
...........
Wat was de situatie?
Doel 5
Geheel niet behaald
Volledig door externe omstandigheden
Wat was de situatie?
Doel 4
Geheel niet behaald
Wat is de situatie? Waaraan zie je het nu? (op straat / aan mensen/aan cijfers)
........... Volledig door gerichte inzet in Spangen
Wat was de situatie?
Doel 3
Geheel niet behaald
3. Welke partij is er beter van geworden?
Wat was de situatie?
Doel 2
Geheel niet behaald
2. Wat is van invloed geweest?
Wat is de situatie? Waaraan zie je het nu? (op straat / aan mensen/aan cijfers)
........... Volledig door gerichte inzet in Spangen Toelichting
Volledig door externe omstandigheden
........... ........... ........... ...........
28
Werkblad 3 Hieronder vindt u een voorlopige inventarisatie van projecten in Spangen in de periode 2001-2011. - Mist u projecten? - Heeft u aanvullingen?
G4 B2 F1
al va n 1?! voor 200
J5
F2 G2
F3
J5
B1
hi er ? J5
B3
B1
J5
F4
G3 D3
A2
ijk ?!
G1
C1
W O M!?
e ss & ein ipl on
He
ri n ric hti n
gM
A3
C3
J5
a rc
E1
G4
en at h M
E2
A4
G5
I1
C2
e rd
A1
Ju st us: na 2011
D2 D1
A2
C4
!? De L oper
TOS & Prog. sexu ele ident iteit veilig heid Urba n Fa mily Wijk peda gogis che inzet JK Z&C C ??
J5
M oet zi jn
Alk en a b
lo k?!
NB: werkblad is naderhand in een andere vorm geactualiseerd en zal gebruikt worden in de kwantitatieve analyse.
29
7.2 Werkblad 2e bijeenkomst Werkblad 4 - doel ............. 1. Welke bijdrage hebben de projecten gehad voor de doelbereiking?
Geen bijdrage
Grote bijdrage
2. Beschrijf voor de drie projecten met de grootste bijdrage op welke wijze dat gewerkt heeft. Project 1: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Project 2: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Project 3: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. In hoeverre was het behalen van dit doel van belang voor andere doelen? toelichting: ... voor .... Geen bijdrage
Grote bijdrage
... voor .... Geen bijdrage
Grote bijdrage
... voor een betere buitenruimte Geen bijdrage
Grote bijdrage
... voor een beter imago Geen bijdrage
Grote bijdrage
... voor minder jeugdoverlast Geen bijdrage
Grote bijdrage
... voor .... Geen bijdrage
Grote bijdrage
4. Wat blijft er te doen?
30
7.3 Werkblad 3e bijeenkomst
Werkblad 5 - stellingen Stelling(
Mee(eens,(omdat…(
Niet(mee(eens,(omdat…(
1.!Met!de!investeringen!van!20010 2011!is!de!basis!gelegd!voor!het! Spangen!van!de!toekomst.!Behalve! de!Staringbuurt!is!het!nu!vooral!een! kwestie!van!het!‘normaal’!vervangen! van!versleten!woningen.!
!
2.!Vanaf!2012!gaat!Spangen!zeker!de! gemiddelde!ontwikkeling!van!de! vastgoedwaarde!in!Rotterdam! volgen.!
!
!
3.!Er!is!veel!instroom!geweest!van! middengroepers.!Daar!moeten!we! flink!op!doorpakken.!Niet!alleen! pionierende,!maar!ook!‘mainstream’0 middengroepers.!Daarom:! investeren!in!voorzieningen!(bijv.! scholen),!een!levendige! wijkeconomie!en!bouwen!voor!die! doelgroep!(en!dus!niet!voor! bestaande!bewoners)!
!
!
!
Standpunt(
! Mee!eens!/! niet!mee!eens!
Mee!eens!/! niet!mee!eens!
Mee!eens!/! niet!mee!eens!
!
1
Stelling(
Mee(eens,(omdat…(
4.!Er!moet!een!gezamenlijke!‘sociale! agenda’!komen!voor!Spangen!vanuit! ‘Welzijn!Nieuwe!Stijl’:!meer!vanuit!de! kracht!van!bewoners,!terughoudende! professionals,!bij!mensen!‘op!de!bank’.! Bijvoorbeeld!à!la!‘Urban!Family’.! De!opgave!van!de!toekomst!is!namelijk! het!investeren!in!de!mensen:! bestrijden!van!de!armoede!en!het! verhogen!van!het!opleidingsniveau.!
!
5.!In!200102011!ontstond!er! ‘ongeplande!samenhang’.!Dit!soort! ‘toevalligheden’!kunnen!we!ons!niet! meer!permitteren.!Met!een!gedeelde! analyse!en!een!gezamenlijk! programma!gaan!we!de!schaarse! middelen!met!veel!meer!rendement! inzetten.!En!dat!organiseren!we! gewoon.!
!
En!onze!eigen!stelling!is:! ! ! ! ! ! !
!
Niet(mee(eens,(omdat…(
Standpunt(
!
Mee!eens!/!! niet!mee!eens!
!
Mee!eens!/!! niet!mee!eens!
! Mee!eens!/!! niet!mee!eens!
! 2
31