R O K E N E N V E N T I L AT I E
februari 2004 nummer 1
Nieuwe Tabakswet: kans voor de installatiesector
Eerste ThemaTech Deze eerste editie van ISSO ThemaTech heeft, evenals alle komende edities, tot doel om op een snelle wijze, actuele technische informatie over te brengen. Steeds vaker zorgen nieuwe ontwikkelingen dat er plotseling behoefte ontstaat aan actuele technische kennis. Een ISSO-publicatie heeft doorgaans een lange tijd nodig voordat deze voor de markt beschikbaar is. Met de ISSO ThemaTech introduceren wij een nieuw communicatiemiddel waarmee we wel in staat zijn om onze relaties op korte termijn van up-to-date informatie te voorzien. De ThemaTech zenden wij in principe naar alle abonnees die ook de ISSO Info ontvangen. Staat u nog niet op deze verzendlijst, dan kunt u zich via onze website aanmelden voor gratis toezending van de ISSO Info én ThemaTech. Bedrijven die willen adverteren in toekomstige edities van ons nieuwe medium, kunnen daarvoor contact met ons opnemen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mevr. A. Pijpers, telefoon 010-206-5960 of
[email protected].
I N H O U D
inhoud nieuwe tabakswet
pag 2
gezondheidseffecten tabaksrook
pag 4
tabaksrook, wat is het eigenlijk
pag 5
‘veilige’ concentraties
pag 6
invloedsfactoren tabaksrookconcentratie
pag 7
installatietechnische maatregelen
pag 9
TVVL REHVA werkgroep
pag 12
Sinds 1 januari 2004 zijn nieuwe passages uit de Tabakswet van kracht. Dit betekent onder meer dat mensen in kantoorgebouwen niet meer mogen roken, met uitzondering van in speciaal daartoe ingerichte rookruimten. Om aan de ‘geest van de wet’ te voldoen (‘werknemers een tabaksrookvrije werkomgeving garanderen, ook op gangen en in werkvertrekken die naast rookruimten liggen’), zullen gebouwbeheerders die rookruimten wel van effectieve ventilatie moeten voorzien of zullen zij adequate filtersystemen moeten aanbrengen. Hier is direct al kans nummer 1 voor de installatiesector. Horecagebouwen bevinden zich in een bijzondere situatie. Dit jaar is roken nog toegestaan in restaurants, bars en nachtclubs, maar als het aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ligt dan is de horeca per 1 januari 2005 geheel rookvrij. Ondernemersorganisatie Koninklijke Horeca Nederland (KHN) is met een tegenvoorstel gekomen. Dit komt er op neer dat de horeca niet geheel rookvrij, maar deels rookvrij wordt. Dan moet men denken aan rokerszones en niet-rokerszones die naast elkaar liggen maar op een dusdanige wijze worden geventileerd waardoor geuroverlast en irritatie van ogen en luchtwegen in de niet-rokerszone voorkomen wordt. Indien de minister en KHN deze laatste optie (deels rookvrij in plaats van geheel rookvrij), al dan niet voor bepaalde tijd invoeren (bijvoorbeeld tot 2010) dan ontstaat kans nummer 2 voor de installatiesector.
meer informatie
pag 12
verder op pagina 2 1
Inhoud nieuwe Tabakswet
vervolg van pagina 1 Berucht is ook de situatie in gemeen-
schappelijke ruimten van verzorgingshuizen, verpleeghuizen en psychiatrische inrichtingen. Formeel gezien geldt daar al sinds vorig jaar een totaal rookverbod (de eigen kamers uitgezonderd). Maar de praktijk leert dat dit erg veel problemen geeft. De vele patiënten, die weinig mobiel zijn en al jaren roken, kunnen niet van de ene op de andere dag stoppen. Daarbij komt dat menige directie het niet over haar hart verkrijgt om bijvoorbeeld een oude baas, wiens enige genot nog een sigaretje of sigaartje is, het roken te verbieden. Het gevolg zijn conflicten met de controlerende instantie (Keuringsdienst van Waren) die in een enkel geval eindigt in een rechtszaak. Ook in deze sector lijkt de meest redelijk oplossing: het creëren van (adequaat geventileerde) rookruimten en rookzones. Kans nummer 3 voor de installatiesector.
Sinds 17 juli 2002 is de gewijzigde Tabakswet van kracht. Op dat moment traden direct een aantal nieuwe bepalingen in werking. Voor andere maatregelen is toen besloten om de wettelijke verplichting op een later tijdstip te laten ingaan om mensen en organisaties die ermee te maken krijgen de kans te geven zich voor te bereiden. Een zo’n voorbeeld is het recht op rookvrij personenvervoer. Deze bepaling is eveneens 1 januari 2004 ingegaan. Voor de bouw- en installatiesector is vooral de wettelijke bepaling over de rookvrije werkplek van belang.
Sinds 1 januari geldt dat: • Alle werkgevers verplicht zijn om maatregelen te treffen zodat werknemers hun werkzaamheden kunnen verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden (§ 5. Rookverboden Art 11a). • Instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en andere openbare lichamen worden beheerd, rookvrij moeten zijn (§ 5. Rookverboden Art 10). • Gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs rookvrij moeten zijn (§ 5. Rookverboden Art 11).
Alles bij elkaar lijkt de nieuwe Tabakswet, met name in gebouwtypen waar men in een deel van het gebouw roken wil toestaan (kantoren met rookruimten, horecagebouwen, bepaalde typen gezondheidszorggebouwen) een mooie kans te bieden voor de W-adviseur, installateur en leverancier van klimaatinstallaties…
NOOIT LAST VAN TABAKSROOK Het ‘recht op een rookvrije werkplek’ betekent per saldo dat niet rokende medewerkers hun werk moeten kunnen doen zonder op enig moment te worden blootgesteld aan tabaksrook. Dus ook niet bij het binnenkomen, niet bij het door de gangen lopen, niet bij het in- en uitlopen van kamers van collegae, niet in pauzeruimten en kantines, enzovoorts. Om aan de rookverbodbepaling uit artikel 11a te kunnen voldoen in bijvoorbeeld kantoorgebouwen zijn er per saldo twee mogelijkheden:
Vooruitlopend op een ISSO-publicatie over ‘Roken en Ventilatievoorzieningen’, die wij in samenwerking met de TVVL zullen opstellen en die ongeveer eind 2004 zal verschijnen, vindt u in deze ISSO ThemaTech alvast een eerste aanzet met achtergrondinformatie en praktische adviezen waar adviseurs en installateurs alvast mee aan de slag kunnen. ir. Jaap Hogeling directeur ISSO 2
• Er geldt een totaal rookverbod in het gebouw, of: • Roken is nergens toegestaan (ook niet in de eigen werk-
Belangrijke wetsbepalingen voor de bouw
UITZONDERINGSSITUATIE
Tabakswet: § 5. Rookverboden, Artikel 11a 1. Werkgevers zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. 2. Exploitanten van middelen voor personenvervoer zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden. 3. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden. 4. Diegenen die - anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 - het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zijn verplicht tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op de in dit artikel bedoelde verplichtingen beperkingen worden aangebracht. Zo kan worden bepaald dat de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, niet gelden voor bij die maatregel aangewezen: a. categorieën van werkgevers; b. ruimten in gebouwen; c. andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.
ruimte), behalve in speciale rookruimten.
Voor sommige gebouwtypen en branches is op dit moment nog sprake van een uitzonderingssituatie. Een bekend voorbeeld betreft horecagebouwen. In cafe’s, bars en restaurants wordt traditioneel veel gerookt. Een fysieke scheiding van rokers en niet-rokers ziet de branche tot nu toe als een onpraktische oplossing, zowel uit het oogpunt van bedrijfsvoering als uit het oogpunt van klantenbinding. Bovendien is het instellen van een rookzone en een niet-rookzone geen oplossing om het personeel gedurende werktijd niet aan tabaksrook bloot te stellen. De verplichting voor werkgevers in de horeca om conform de Tabakswet 2002 aan hun personeel een rookvrije omgeving te garanderen (oorspronkelijk voorstel van de minister was per 1 januari 2005 geheel rookvrij) heeft tot veel onrust geleid in deze sector. De minister van VWS heeft in september 2003 de horeca in de gelegenheid gesteld om zelf met oplossingen te komen die aan het doel van de wetgeving beantwoorden. Koninklijke Horeca Nederland opteert nu voor het instellen van rokers- en niet-rokerszones waarbij een voldoende afscheiding en adequate ventilatiesystemen ervoor moeten zorgen dat niet-rokers geen overlast ondervinden. TNO en het RIVM kregen opdracht om de effectiviteit van ventilatiesystemen in horecagelegenheden te onderzoeken. De resultaten worden in april 2004 verwacht, waarna de minister waarschijnlijk medio 2004 beslist of de horeca geheel of gedeeltelijk rookvrij zal moeten worden. Een tweede bijzondere categorie die een uitzondering vormt, zijn de dagverblijven in verpleeghuizen, verzorgingshuizen, enzovoorts. Op die plaatsen is het bezwaarlijk om patiënten en cliënten, vaak zware rokers, een rookverbod op te leggen. In deze situaties moet men vooral het verzorgend personeel en
Bron: Gewijzigde Tabakswet 2002, Staatsblad 201.
verder op pagina 4 3
vervog van pagina 3
de bezoekers zien te vrijwaren van het onvrijwillig, passief meeroken. Tegen het wettelijke rookverbod in deze sector (dat al sinds vorig jaar van kracht is) is veel oppositie. De minister besloot daarom op 20 januari 2004 om de anti-rookregels voor bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen te versoepelen. Deze instellingen hoeven nu pas per 2005 te voldoen aan de
nieuwe rookregels, zo zei minister Hoogervorst in de Tweede Kamer. Dit besluit geldt voor alle tehuizen waar bewoners min of meer permanent verblijven. Zo wil de minister directies van tehuizen meer tijd geven om aparte rookruimten te maken zodat ouderen, zieken en gehandicapten toch nog kunnen roken zonder de niet-rokers tot last te zijn.
Gezondheidseffecten tabaksrook Blootstelling van niet-rokers aan tabaksrook geeft naast geuroverlast (stankoverlast) een verhoogde kans op onder andere oog-, neusen keelirritaties. Verder kan blootstelling aan tabaksrook leiden tot acute astma-aanvallen bij mensen met astma en hartinfarcten bij hartpatiënten. Bij langdurige blootstelling of bij langdurig meeroken bestaat zelfs het risico op de ontwikkeling van bronchitis, longontsteking, longkanker en hart- en vaatziekten. Verder kunnen sommige mensen een verhoogde gevoeligheid ontwikkelen voor tabaksrook, waarbij zelfs zeer geringe blootstelling tot klachten als kortademigheid, hoesten, huiduitslag en andere lichamelijke reacties kan leiden.
negatief beïnvloedt.
• Passief roken leidt tot een grotere kans (20 tot 50 pro-
cent) op (ernstigere) infecties en leidt tot een hogere frequentie van luchtwegsymptomen bij kinderen met en zonder astma. • Er zijn aanwijzingen dat passief roken de kans op chronische luchtwegklachten (denk bijvoorbeeld aan chronische bronchitis) bij volwassenen (in het bijzonder mensen met astma) vergroot. Volgens de Gezondheidsraad is blootstelling van nietrokers aan tabaksrook de oorzaak van jaarlijks: • enkele honderden sterfgevallen door longkanker; • enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen; • enkele tientallen gevallen van wiegendood; • vele tienduizenden gevallen van (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen.
In een recent verschenen rapport noemt de Gezondheidsraad in dit verband de volgende effecten: • Passief roken verhoogt de kans op longkanker met 20 procent. • Passief roken verhoogt de kans op hartaandoeningen met 20 tot 30 procent. • Tabaksrook in een ruimte waar een baby verblijft verhoogt de kans op wiegendood met 100 procent (verdubbeling). • Er zijn aanwijzingen dat prenatale en postnatale blootstelling aan tabaksrook bepaalde cognitieve vaardigheden (zoals taal- en leervermogen) en gedragskenmerken (zoals activiteit en concentratievermogen) van kinderen
Hartinfarct Bij het invoeren van een rookverbod in openbare gelegenheden in juni 2002 in de plaats Helena in de staat Montana in de VS nam het aantal patiënten met een acuut hartinfarct in deze plaats vrijwel onmiddellijk af. Toen deze wet na een rechtszaak buiten werking werd gesteld in december 2002 en roken dus weer mogelijk was in openbare gelegenheden steeg het aantal hartinfarcten weer snel tot het oude peil. Bron: NRC Handelsblad, januari 2004 4
Tabaksrook, wat is het eigenlijk? Tabaksrook bestaat uit gassen, dampen en deeltjes van meer dan 5000 chemische stoffen, waarvan de meeste schadelijk zijn voor de gezondheid. De meest bekende stoffen in tabaksrook zijn teer, nicotine en koolmonoxide. Daarnaast komt fijn stof vrij bij de verbranding van sigaretten en sigaren.
rond 0,25 µm en damp is gewoonlijk < 0,1 µm in diameter. Mensen kunnen de deeltjes inademen waarna zij in de longen terechtkomen. Dat kan schadelijk zijn voor de werking van de longen. Het kan leiden tot slijmvliesirritaties, benauwdheidklachten en (bij mensen met astma) astma-aanvallen en de ontwikkeling van bronchitis. Het effect van fijn stof wordt in tabaksrook nog versterkt door irriterende bestanddelen die aan stofdeeltjes zijn geadsorbeerd, zoals formaldehyde. Uit gezondheidsoogpunt zijn met name de inhaleerbare deeltjes met een diameter kleiner of gelijk aan 10 µm van belang. We spreken in dat verband ook wel van PM 10 (Particulate Matter < 10µm). Tegenwoordig vermoedt men dat met name deeltjes die 2,5 µm en kleiner zijn (PM 2,5) schadelijke effecten op de gezondheid hebben; grenswaarden hiervoor zijn nog in ontwikkeling.
TEER Teer bestaat uit een mengsel van vaste stoffen. Bij inademing van lucht die teer bevat, zal een deel van het teer in de longen blijven ‘plakken’. Het zorgt ervoor dat je luchtwegen niet meer goed worden schoongemaakt. Teer veroorzaakt ook de bruine aanslag op de vingers en tanden van rokers. NICOTINE Nicotine is een kleurloze chemische verbinding. Dit is één van de sterke gifstoffen die we kennen. Als men de hoeveelheid nicotine, die in een kleine sigaar zit, in één keer zou inspuiten bij een man sterft hij onmiddellijk. Maar als de sigaret wordt gerookt wordt niet alle nicotine opgenomen en bovendien komt niet alles tegelijk naar binnen. Vandaar dat je mensen ziet roken zonder dat ze daarbij dood neervallen. Dat zou wel het geval zijn als een peuter van ongeveer 2 jaar één sigaret zou opeten.
Literatuur:
KOOLMONOXIDE
•
Koolmonoxide is een kleur- en reukloos gas. Het ontstaat onder meer bij de verbranding van tabak. Als je er heel veel tegelijk van inademt, kun je stikken. Koolmonoxide is alleen dodelijk als je meer koolmonoxide binnenkrijgt dan zuurstof.
•
FIJN STOF
•
• Gezondheidsraad (2003).Volksgezondheidsschade door passief roken. Den Haag: Gezondheidsraad p. nr. 2003/21.
• REHVA Taskforce Ventilation and Smoking (2003). Ventilation against tobacco smoke – Non Public Draft d.d. 30 june 2003.
• NPR-CR 1752: 1999. Ventilatie van gebouwen; Ontwerpcriteria
•
•
Fijn stof is een verzamelnaam voor alle, in de lucht zwevende vaste en/of vloeibare deeltjes. De grootte van stof varieert van 0,1 tot 25 µm, de grootte van rook varieert
• 5
voor de binnenomstandigheden. Nederlands Normalisatie Instituut NEN, Delft. Boerstra e.a. (2002). Arbothemacahier 8 ‘Binnenmilieu’. SDU uitgevers, Den Haag. Johnsen, L.G. Wessel (2002). Inneklima – Praktisk Kartlegging. Arbeidsmiljøforlaget. Oslo, Noorwegen Cox, C.W.J., Groot E.H. de, Putten, J.S.C. van, Luxemburg, L.C.J. van (2003). Binnenmilieu Prestatie-eisen Kantoorgebouwen. Serie Praktijkboek Gezonde Gebouwen ISSO/SBR - cahier R2. FiSIAQ (2001). Classification of Indoor Climate 2000: Target values, design guidance and product requirements. Finnish Society of Indoor Air Quality and Climate (FiSIAQ), Espoo. Halton (2002). Proceedings Indoor Air 2002, M. Hyvärinen, Finnish Institute of occupational Health, Finland. K. Hagström, Halton: ‘Reducing Bartenders’ exposure to ETS by a local ventilation – field evaluation of the solution’. Vol. 2, pag. 133. www.rokenendewet.nl (Rijksoverheid)
‘Veilige’ concentraties bestaan (nog) niet Wanneer men rookruimtes of rookzones creëert, zal er eerst overeenstemming moeten zijn over het doel van de voorzieningen en over de prestatie-eisen waaraan zij moeten voldoen. Het hanteren van prestatieeisen ofwel maximaal aanvaardbare concentraties is een standaard benadering die bijvoorbeeld arboprofessionals hanteren om gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chemische stoffen te beperken. Een dergelijke benadering biedt ook mogelijkheden waar het de blootstelling aan tabaksrook betreft, als wij naast gezondheidsrisico’s (zoals het krijgen van longkanker) ook kijken naar geurhinder en het risico van luchtweg- en oogirritaties.’ Uit buitenlands onderzoek blijkt dat de nicotineconcentratie in een ruimte een goede indicator is voor de hoeveelheid tabaksrook, onder meer omdat er geen andere bronnen zijn die nicotine afgeven (interieurmaterialen, hobby’s, parfums etcetera). Richtwaarden voor ‘veilige concentraties’ – kortom concentraties waarbij de kans op longkanker nihil is, geuroverlast en irritatie van ogen en luchtwegen grotendeels achterwege blijven – bestaan nog niet in Nederland. Hieronder vindt u een voorzet (die verder zonder status is) die gebaseerd is op in Scandinavië gehanteerde niveaus van ‘veilige concentraties’ voor nicotine.
van maximaal 1,0 µg/m3. Voor niet-rokerszones die direct naast rokerszones liggen (zoals in restaurants) hanteren de Noren een richtwaarde van maximaal 10 µg/m3. TWEEDE INDICATOR Een tweede indicator die men vaak gebruikt, is de hoeveelheid fijn stof (PM 10). Het nadeel hiervan is dat in gebouwen ook veel andere bronnen van fijn stof te vinden zijn (denk aan vloerbedekking, verbrandingstoestellen, parkeergarages onder gebouwen, huidschilfers, uitstoot van printers en kopieerapparaten). Toch heeft het gebruik van PM 10 als tweede indicator, naast nicotine, het voordeel dat hiermee zowel de vaste deeltjes als de damp/gasvormige componenten van tabaksrook worden beoordeeld. Als richtwaarden voor de concentratie fijn stof (PM 10) in een geheel rookvrij gebouw kan men een bovengrens van 20 µg/m3 aanhouden (gebaseerd op onder meer het Praktijkboek Gezonde Gebouwen). In gebouwen waar mensen plaatselijk (bijvoorbeeld in rookruimten) mogen
SCANDINAVISCHE RICHTWAARDEN De Finse richtwaarde voor nicotine in geheel rookvrije gebouwen is maximaal 0,05 µg/m3. In bijvoorbeeld Noorwegen geldt voor gebouwen waarin mensen plaatselijk (bijvoorbeeld in rookruimten) mogen roken, een richtwaarde voor nicotine in de omliggende ruimten en gangen
Indicator
Nicotine
Fijn stof (PM 10)
Geheel rookvrije gebouwen Rookvrije ruimten in gebouwen waar men lokaal (in rookruimten) mag roken (bv. in kantoren) Niet-rokerszone naast rokerszone in zelfde ruimte (bv. in restaurant)
< 0,05 µg/m3 < 1,0 µg/m3
< 20 µg/m3 < 35 µg/m3
< 10 µg/m3
< 50 µg/m3
Voorstel richtwaarden tabaksrook voor indicatoren nicotine en fijn stof (PM 10), gebaseerd op onder meer Scandinavische richtlijnen 6
roken, kan men voor de omliggende ruimten en gangen een richtwaarde van maximaal 35 µg/m3 aanhouden. Voor een niet-rokerszone die direct naast een rokerszone ligt (zoals in restaurants) lijkt een bovengrens van 50 µg/m3 acceptabel.
Een belangrijke opmerking in dit verband is het volgende: Met de gebruikelijke filters (in klimaatinstallaties en recirculerende filterunits zoals de horeca die gebruikt) kan men het fijn stof in tabaksrook effectief afvangen. De gas- en damp-vormige componenten (denk aan nicotine) worden hiermee echter niet afgevangen.
Invloedsfactoren op de concentratie van tabaksrook Er zijn diverse maatregelen die overlast in rookvrije ruimten en niet-rokerszones voorkomen en waarmee men tevens voldoet aan de prestatieeisen die in het artikel ‘Veilige concentraties’ (elders in deze ThemaTech) staan beschreven. Alleen het aanleggen van goede ventilatievoorzieningen is niet voldoende. Men zal ook over diverse bouwkundige en gebruiksaspecten moeten nadenken.
en niet-rokers-gebied? Een geheel dichte scheidingswand met deur of een wand met een open doorgang? Of is er alleen sprake van een rookscherm aan het plafond van 30 a 50 cm? Is de afscheiding van het rokersgebied ook boven het verlaagde plafond aangebracht? • Zijn eventuele deuren voorzien van een adequate overstortvoorziening of kier boven of onder de deur (in verband met vereiste onderdruk)? • Zijn er te openen delen (ramen en deuren) direct naar buiten toe die de ontworpen richtingen van de luchtstromingen kunnen verstoren? Hoe zijn deze gedetailleerd?
In ieder geval moet men nadenken over de wijze waarop de desbetreffende ruimten worden gebruikt. Hoeveel rokers en hoeveel niet-rokers zijn er gemiddeld? Hoeveel roken de rokers gemiddeld (aantal sigaretten per uur)?
INTERIEUR EN MATERIALEN Ook een juiste materiaalkeuze is belangrijk: • Wat zijn de absorberende kwaliteiten van de toegepaste materialen in de rokersruimten en -gebieden? Is het overdadig gebruik van materialen die tabaksrook opnemen, zoals textiele vloerbedekking en gordijnen, voorkomen? • Zijn de meeste materialen in de rokersruimten/-gebieden nat afneembaar?
BOUWKUNDIG Ook de bouwkundige voorzieningen behoeven aandacht: • Waar worden de gebieden en ruimten waar roken is toegestaan geplaatst ten opzichte van de rookvrije ruimten en gebieden? Kan een niet-roker overal komen (denk aan in/uitgang, toiletten, bar in een restaurant, etcetera) zonder door een rookgebied heen te hoeven lopen? • Hoe is de rookruimte gelokaliseerd ten opzichte van andere ruimten die op onderdruk kunnen staan? • Voor wat voor afscheiding kiest men tussen het rokers-
INSTALLATIES Essentieel is verder natuurlijk een goed installatieontwerp: • Voor wat voor type installatiesysteem wordt gekozen in verder op pagina 6 7
vervog van pagina 7 de rokersruimten en -gebieden? Soms
• Is de luchtbalans/de drukhiërarchie conform het ver-
heeft juist in dit type ruimten verdringingsventilatie veel voordelen, soms ook bieden lokaal recirculerende systemen met eigen filters mogelijkheden. • Met welk ventilatievoud worden de rookruimten/-gebieden geventileerd en hoe zit dat in de naastgelegen nietrokers ruimten/zones? • Waar worden de luchtinblaasarmaturen en afvoerrooster geplaatst? Alleen afzuiging (geen toevoer) in de rokersruimte c.q. de rokersgebieden?
wachte gebruik? • Wordt de retourlucht, afkomstig uit de rookruimte, direct naar buiten afgevoerd of wordt er centraal gerecirculeerd (dit laatste is uiteraard niet wenselijk)? • Welke maatregelen zijn genomen om tochtoverlast te voorkomen (rekening houdend met de relatief grote ventilatievouden die in rokersruimten/-zones vaak nodig zijn?
Veel voorkomende misvattingen 1. Door het maken van een rookgebied en een nietroken-gebied in één vertrek is het probleem altijd op te lossen. In het algemeen (uitgezonderd verdringingsventilatiesystemen) is de ventilatie gebaseerd op menging van de lucht in de ruimte (dus ook menging van de rook). Het ‘gunstig’ positioneren van niet-rokers (bijvoorbeeld in de buurt van luchttoevoerroosters) en rokers in de buurt van afvoerroosters is niet altijd een afdoende oplossing. Dit biedt namelijk geen garantie dat de stromingsrichting van de lucht alleen maar van de niet-rokers naar de rokers loopt. Voor specifieke situaties (bijvoorbeeld verpleeghuizen) zou, na nadere bestudering van de situatie, de hierboven beschreven methode toelaatbaar kunnen zijn.
de zeer geringe drukverschillen die men door het instellen van toevoer- en afvoerdebieten kan realiseren; • er verstoring van de stromingsrichting ontstaat door te openen ramen en/of deuren. Uit TNO-onderzoek (drukhiërarchie in een operatieblok) blijkt dat zelfs een onderling verschillende verticale temperatuurgradiënt in twee aan elkaar grenzende ruimten er voor kan zorgen dat – ondanks maatregelen voor de luchttoevoer en luchtafvoer – luchtuitwisseling tussen de twee ruimten in de niet gewenste richting plaatsvindt. 3. Door alleen het installeren van een luchtreiniger is het probleem altijd opgelost. Met een luchtreiniger kan men de kwaliteit van de lucht in een ruimte verbeteren. Echter, in rookkamers en vertrekken waar meerdere personen roken, moet men erop letten dat de toevoer van verontreinigingen niet sneller verloopt dan de afvoer ervan. Hierdoor zou de concentratie van de verontreinigingen (rook, enzovoorts) toenemen en onacceptabel hoog worden. Het systeem draagt eraan bij dat de lucht in het vertrek gemixt wordt waardoor het systeem aan reinigingseffectiviteit inboet. Daarom moet men erop letten dat de stromingsrichting van de lucht zodanig is dat er geen lucht uit de rookkamer naar andere vertrekken stroomt.
2. Door alleen lucht af te voeren in een rookvertrek ontstaat een stromingsrichting zodanig dat andere vertrekken geen last hebben van de rookkamer. De onderdruk die door alleen afzuigen in het rookvertrek ontstaat is dermate gering dat er nog gemakkelijk verstoring optreedt doordat bijvoorbeeld: • naast elkaar gelegen ruimten een verschillende hoogte hebben of dat de ene ruimte in open verbinding staat met een hoger gelegen verdieping. De drukverschillen die daardoor kunnen ontstaan, winnen het meestal van 8
Installatietechnische maatregelen ONTWERPPRINCIPE
Er zijn in de praktijk verschillende manieren om met behulp van installatietechnische maatregelen redelijk te voldoen aan de, onder ‘veilige concentraties’ genoemde prestatie-eisen. Een definitieve uitspraak over het daadwerkelijk kunnen voldoen aan de prestatie-eisen is op dit moment nog niet te doen. Hiervoor is nog nader onderzoek noodzakelijk.
De rookruimte staat op onderdruk ten opzichte van de omliggende ruimten. In de rookruimte wordt alleen afgezogen. Vereiste afzuiging is circa 15 m3/h/m2 (ventilatievoud van 6). Afzuiging vindt plaats met behulp van een eigen systeem direct naar buiten. Luchttoevoer via een spleet boven of onder de toegangsdeur of (nog beter) een overstortrooster in de deur. Door de ‘pompende werking’ van een draaiende deur heeft een (automatische) schuifdeur de voorkeur.
Hieronder worden een drietal concepten uitgewerkt die we aan de hand van voorbeelden nader kunnen toelichten: • Rookgebied bouwkundig gescheiden van niet-rookgebied. • Rookgebied deels bouwkundig gescheiden van nietrookgebied: • Rookgebied d.m.v. een luchtgordijn gescheiden van niet-rookgebied:
Opmerking: In plaats van een deur kan men ook een ‘open’ verbinding creëren die wordt afgeschermd met een goed ontworpen luchtgordijn dat de stromingsrichting van niet-roken naar roken waarborgt. PRESTATIE-EIS Bij aanwezigheid van het maximaal aantal rokers in de rookruimte en ingeschakelde ventilatievoorzieningen geldt dat de nicotineconcentratie in gang en andere omliggende ruimten maximaal 1,0 µg/m3 mag zijn en de concentratie fijn stof (PM 10) maximaal 35 µg/m3.
BOUWKUNDIG GESCHEIDEN ROOKRUIMTE Om bijvoorbeeld in kantoorgebouwen aan de nieuwe Tabakswet te voldoen, kan men er voor kiezen om één of meerdere afsluitbare rookruimten te creëren. Er is in dat geval dus sprake van een bouwkundig gescheiden rookruimte. afzuiging
wand met deur
Bron: Arbothemacahier 8 ‘Binnenmilieu’. SDU uitgevers.
luchttoevoer
Zie ook de opmerkingen bij punt 2 in het artikel ‘Veel voorkomende misvattingen’; pag 8
Door middel van binnenwand en deur afgescheiden rookruimte voor bijvoorbeeld kantoorgebouw (bron: REHVA taskforce ‘Ventilation against tobacco smoke’) 9
GEDEELTELIJK AFGESCHEIDEN ROOKZONE
(afstand onderkant rookscherm vloer 2,10 m). De stromingsrichting van de lucht is van het niet-rokersgebied en de omliggende ruimten naar het rokersgebied. Dit wordt onder meer bereikt door de verse lucht toe te voeren in het niet-rookgebied en alleen in het rokersgebied afzuigpunten aan te brengen (zie ook punt 2 in het artikel ‘Veel voorkomende misvattingen’, pag. 8). De totaal benodigde luchttoevoer is de som van het vloeroppervlak van rokers en niet rokers vermenigvuldigd met circa 25 m3/h/m2. Het afzuigdebiet is bij voorkeur (iets) hoger om voor onderdruk ten opzichte van aangrenzende ruimten en gangen te zorgen. Gezien de relatief hoge luchtdebieten is aandacht noodzakelijk voor het tochtrisico in zowel de leefzone van het rokersgebied als die van het nietrokersgebied.
Een gedeeltelijk afgescheiden rookzone in of aan het nietrokersdeel is een (nog niet formeel door de minister goedgekeurde) mogelijkheid om aan de verplichtingen in de Tabakswet te voldoen in bijvoorbeeld dagbehandelingsverblijven van een verpleeghuis. Daarbij wel de kanttekening dat directies van verpleeghuizen, om redenen van ruimte (onvoldoende oppervlakte) of economische overwegingen, het vaak niet wenselijk achten om een aparte, afgesloten rookruimte voor rokers aan te brengen. In verpleeghuizen is immers meestal sprake van een beperkt aantal verplegers op een groot aantal patiënten; bij een gedeeltelijk open afscheiding tussen de rokers- en niet-rokersruimte kan de verpleger overzicht houden op het gehele verblijfsgebied en alle patiënten (visueel en auditief).
PRESTATIE-EIS afzuiging
rookscherm
luchttoevoer
Bij aanwezigheid van het maximaal aantal rokers in het rokersgebied en bij ingeschakelde ventilatievoorzieningen geldt dat de nicotineconcentratie in het niet-rokersgebied maximaal 10 µg/m3 mag zijn en de concentratie fijn stof (PM 10) maximaal 50 µg/m3. Een aanvullende eis kan zijn dat de luchtsnelheid in het grensvlak (verticaal) tussen het rokers- en het niet-rokersgebied minimaal rond de 0,10 m/s is. Uiteraard moet de stromingsrichting van de nietrokers naar het rokersdeel zijn.
Een afgescheiden rookgebied door middel van een rookscherm aan het plafond. Dit is bijvoorbeeld geschikt voor dagbehandeling in een verpleeghuis (bron: REHVA taskforce ‘Ventilation against tobacco smoke’)
ONTWERPPRINCIPE Het rokersgebied en niet-rokersgebied zijn bouwkundig enigszins van elkaar gescheiden door een – bij voorkeur doorzichtig - kamerbreed rookscherm aan het plafond
Bron: REHVA taskforce ‘Ventilation and Smoking’ en NPR CR 1752. 10
DOOR LUCHTGORDIJN GESCHEIDEN ROOKZONE Een (nog niet formeel door de minister goedgekeurde) mogelijkheid om in bijvoorbeeld horecagelegenheden gedeeltelijk aan de verplichtingen in de Tabakswet te voldoen (met als doel bescherming van het personeel) ligt bij de toepassing van luchtgordijnen, bijvoorbeeld bij de bar. Het Capture Bar systeem van Halton is een voorbeeld van een systeem dat met een luchtgordijn werkt en dat bedoeld is om het barpersoneel tegen tabaksrook te beschermen. Dit systeem is getest voor bars en balies waarbij onderzoek uitwijst dat de effectieve vermindering van nicotine 74 tot 95% bedraagt en de effectieve vermindering van fijn stof 75 tot 89%.
ONTWERPPRINCIPE
Simulatie luchtstromingen bij Capture Bar systeem
Barkeeper en roker aan de bar zijn virtueel van elkaar gescheiden door middel van een luchtgordijn. Het systeem werkt als volgt: 1. Een geïntegreerd toevoerrooster in de bar blaast naar boven in en zorgt voor het luchtgordijn dat verhindert dat rook uit de ruimte voor de bar richting barkeeper stroomt. 2. Een laminair luchttoevoerrooster boven de barkeeper (dus de zone achter de bar) zorgt voor de toevoer van schone lucht. 3. Op de juiste plek gepositioneerde afzuigpunten aan het plafond zorgen ervoor dat de (warme) tabaksrook (uitgeademd of direct afkomstig van de rookwaar) aan de bar wordt afgevoerd. De luchtdebieten zijn sterk situatie-afhankelijk; hiervoor zijn geen algemene richtwaarden voor te geven. PRESTATIE-EIS Bij volledige bezetting van de barkrukken door rokers (en bij een gemiddeld sigarettengebruik) geldt dat de nicotineconcentratie in het ‘rookvrije’ personeelsgebied achter de bar maximaal 10 µg/m3 mag zijn en de concentratie fijn stof (PM 10) maximaal 50 µg/m3 bedraagt. Bron: Halton. 11
COLOFON
Onderzoeksactiviteiten
ISSO ThemaTech is een uitgave van
Sinds enige tijd loopt via de internationale organisatie REHVA (Federation of European Heating and Air-conditioning Associations) het project ‘Ventilation against tobacco smoke’. Namens Nederland wordt dit project begeleid door de TVVL-werkgroep ‘Roken en Ventilatie’, waarin onder andere ook ISSO participeert.
Bezoekadres
De REHVA taskforce heeft zichzelf een drietal doelen gesteld: • Onderzoek doen naar potentiële oplossingsrichtingen met betrekking tot scheiding van rokers- en niet-rokerszones, in samenhang met het ventilatiesysteem. • Het ontwikkelen van richtlijnen en aanbevelingen voor de uitvoering van ventilatiesystemen voor rookruimtes en combinaties van rokers- en niet-rokerszones. • Het in kaart brengen van geschikte, al bestaande stromingssimulatieprogramma’s (CFD) die men kan gebruiken voor de evaluatie van de efficiency van ventilatievoorzieningen in rokersruimten en rokerszones.
Postadres Tel. Fax E-mail Internet
Wat is ISSO
Kruisplein 25 (Weenapointgebouw B) 3014 DB Rotterdam Postbus 1819 3000 BV Rotterdam 010 - 206 59 69 010 - 213 03 84
[email protected] www.isso.nl De Stichting Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek op het gebied van
gebouwinstallaties (ISSO) houdt zich bezig met
De taskforce zal aanbevelingen ontwikkelen voor op te stellen richtlijnen ten aanzien van de berekening, het ontwerp en de uitvoering van ventilatiesystemen die de risico’s van secundaire rook voor een substantieel deel kunnen wegnemen. Aan het eind van 2004 zal ISSO een Nederlandse uitgave van dit onderzoek uitbrengen. De uitwerking daarvan, een ISSO/TVVL- richtlijn, zal in principe uit twee delen gaan bestaan. Deel I richt zich met name op de horeca en Deel II op de zorgsector. Het streven is om Deel I in het najaar van 2004 te publiceren, waarna men aansluitend een praktijktest zal uitvoeren.
het identificeren van kennisvragen binnen de installatiesector, het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van praktische ISSO-publicaties en het bevorderen van het gebruik van ISSO-publicaties als normstellende richtlijnen.
De teksten in deze ISSO ThemaTech zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met: ir. A.C. Boerstra ir. C.E. Gorter BBA Boerstra Binnenmilieu Advies Voor meer informatie zie www.binnenmilieu.nl
2004, Jaar van het Binnenmilieu ISSO is een van de deelnemers aan het platform Binnenmilieu. voor meer informatie: www.gezondbinnen.nl
Eindredactie & vormgeving: Stijlmeesters, Rotterdam 12