EERSTE HULP DOOR POLITIE
Redactie: R.H.F.M. Appelhof E.A.R. Ariëns P.A. Mantel K.J.M. Mertens H.N. den Nieuwenboer W.L.M. ten Wolde
Met dank aan: Docenten Politieacademie Foto-omslag: Harro Meijnen
© Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiëren, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Politieacademie. September 2012; ISBN www.politieacademie.nl
Inhoud
1
Voorwoord
2
Methodiek
3
Algemeen
4
(A)irway
5
(B)reathing
6
(C)irculation
7
(D)isability
8
(E)xposure
9
Verschijnselen
10
Overzichten
11
Toelichting
12
Afkortingen
13
Inhoud
Politieacademie; EHDP; september 2012
1.1
Inhoudsopgave
1.
(Alfabetische) inhoudsopgave
2.
Voorwoord
3.
Methodiek
4.
Algemeen 4.1 Beoordelen vitale functies 4.2 Bepalen urgentie medische zorg 4.3 Constateren dood 4.4 Controle vitale functies 4.5 (Groot) ongeval
5.
6.
(A)irway 5.1 (A)irway 5.2 Luchtwegobstructie door vreemd voorwerp (B)reathing 6.1 (B)reathing
7.
(C)irculation 7.1 (C)irculation 7.2 Basale reanimatie volwassene 7.3 Basale reanimatie kind
8.
(D)isability 8.1 (D)isability (incl diabetes)
9.
(E)xposure 9.1 (E)xposure
10. Verschijnselen 10.1 Aangezichts-, mond-, kaak- en tandletsel 10.2 Alcohol en drugs 10.3 Allergische reactie 10.4 Beroerte 10.5 Borst-/buik-/bekkenletsel 10.6 Borstpijn 10.7 Brandwonden 10.8 Drenkeling 10.9 Hyperventilatie 10.10 Letsel aan armen en benen 10.11 Nek-/halsletsel 10.12 Neusbloeding 10.13 Onderkoeling en bevriezing
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.14 10.15 10.16 10.17 10.18 10.19 10.20 10.21
Oogletsel Oververhitting Rugpijn en -letsel Schedel- en hersenletsel Suikerziekte Vergiftiging Wegrakingen Wonden
11. Overzichten 11.1 Hoog letselrisico 11.2 Regel van 9 11.3 Risico besmetting 12. Toelichting 13. Afkortingen
1.2
Alfabetische inhoudsopgave
Aangezichts-, mond-, kaak- en tandletsel (A)irway Alcohol en drugs Allergische reactie Basale reanimatie kind Basale reanimatie volwassene Beoordelen vitale functies Bepalen urgentie medische zorg Beroerte Borst-/buik-/bekkenletsel Borstpijn/pijn op de borst Brandwonden (B)reathing (C)irculation Constateren dood Controle vitale functies (D)isability (incl diabetes) Drenkeling (E)xposure (Groot) ongeval Hoog letselrisico Hyperventilatie Letsel aan armen en benen Luchtwegobstructie door vreemd voorwerp Nek-/halsletsel Neusbloeding Onderkoeling en bevriezing Oogletsel Oververhitting Regel van 9 Risico besmetting (eigen) Rugpijn en -letsel Schedel- en hersenletsel Suikerziekte Vergiftiging Wegrakingen Wonden
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.1 5.1 10.2 10.3 7.3 7.2 4.1 4.2 10.4 10.5 10.6 10.7 6.1 7.1 4.3 4.4 8.1 10.8 9.1 4.5 11.1 10.9 10.10 5.2 10.11 10.12 10.13 10.14 10.15 11.2 11.3 10.16 10.17 10.18 10.19 10.20 10.21
Voorwoord
Politieacademie; EHDP; september 2012
2.1
Voorwoord
Conform artikel 2 van de Politiewet heeft de politie de taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Met deze handreiking Eerste Hulp door Politie (EHDP) worden handvatten gegeven om directe eerste hulp toe te passen aan hen die dit behoeven, maar vooral te bepalen in hoeverre professionele medische zorg noodzakelijk is. De basis van het verlenen van eerste hulp is (eigen) veiligheid. Aanleiding voor het opstellen van deze handreiking is te komen tot eenduidig handelen in de eerste hulp dat aansluit bij de andere hulpverleningsdiensten (m.n. ambulancezorg, huisartsen en brandweer). Daarnaast wordt de basis gelegd voor een landelijk eenduidig (opleidings)kader binnen het politieonderwijs. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV), Ambulancezorg Nederland (AZN) en de Politieacademie hebben de handreiking gezamenlijk ontwikkeld die voor de basispolitiezorg relevant zijn. Op het PolitieKennisNet (PKN) is de handreiking toegankelijk voor politie Nederland.
C. Alvarez-Alvarez Hoofd School voor Politiekunde
Politieacademie; EHDP; september 2012
Methodiek
Politieacademie; EHDP; september 2012
3.1
Methodiek
De basis van het handelen van de politiemedewerker is de zogenoemde ABCDE-methode. Het is een veilige, snelle en betrouwbare methode voor het verlenen van levensreddende hulp aan slachtoffers. die ook als basis wordt gebruikt binnen de ambulancezorg. Alle protocollen zijn volgens deze methodiek opgebouwd.
beoordelen vitale functies
Het slachtoffer wordt benaderd volgens deze ABCDE-methode. Dat houdt in dat met de volgende stap in het handelen pas wordt gestart, als de vorige stap voldoende is afgerond en gewaarborgd.
symptomen
A = (A)irway B = (B)reathing C = (C)irculation D = (D)isability E = (E)xposure
controle en vrijmaken van de ademweg met inachtneming van bescherming van de halswervelkolom controle van de ademhaling controle van de circulatie en stoppen uitwendige bloedingen met massaal bloedverlies controle van bewustzijnsstoornissen als gevolg van bijvoorbeeld schedel-/hersenbeschadiging en intoxicaties verrichten van onderzoek bij het slachtoffer door observeren en uitvragen
ABCD(E) methodiek
(controleer) ademweg vrij ademhaling normaal circulatie normaal bewustzijn normaal
Doelstellingen van de ABCDE-methode 1. Snelle en nauwkeurige inschatting van de vitale functies van het slachtoffer. 2. Reanimatie en veiligstellen van de vitale functies. 3. De overdracht van het slachtoffer aan het ambulanceteam vergemakkelijken. Het protocol Beoordelen vitale functies (4.1) is geschikt om elk slachtoffer, ongeacht de leeftijd, op eenzelfde wijze te benaderen. Bij de beoordeling van het slachtoffer wordt uitgegaan van wat zicht- en hoorbaar en - in beperkte mate - voelbaar is. Hierbij wordt een vaste volgorde van handelingen gevolgd. Het principe is dat de meest bedreigde vitale functie het eerst wordt behandeld: ’Treat first what kills first’. Terminologie Medische termen zijn tot een minimum beperkt en zo veel mogelijk omgezet in spreektaal. Om aan te sluiten bij de handelwijze van de ambulancezorg is het echter soms noodzakelijk om dezelfde termen te hanteren als de ambulancezorg. Het is ten slotte van belang dat hulpdiensten dezelfde taal spreken.
nee (A)irway (B)reathing (C)irculation (D)isability
ja specifiek protocol
gebruikte symbolen
urgentiebepaling
toestandsbeeld en/of additionele informatie
acuut overleg
controle- en/of beslismoment
interventie
aantekening/toelichting verwijzing naar protocol
Politieacademie; EHDP; september 2012
(eigen) veiligheid is voorwaarde voor verlenen eerste hulp
verwijzing
Algemeen
Politieacademie; EHDP; september 2012
4.1
Beoordelen vitale functies * trauma hoog letselrisico
stabiliseren kan ook door omstanders na stabiliseren halswervelkolom vitale functies beoordelen
nee
ja acuut 5.1
*vermoeden letsel halswervelkolom: stabiliseer met beide handen in aangetroffen stand
ademweg vrij
nee
(A)irway
ja 7.2
ademhaling
nee
reanimatie
ja 6.1
ademhaling normaal
nee
(B)reathing
ja 7.1
circulatie normaal
nee
(C)irculation
nee
(D)isability
ja 8.1
normaal bewustzijn ja
9.1
(E)xposure
Politieacademie; EHDP; september 2012
indicatoren abnormale ademhaling (acuut ontstaan) ademfrequentie ≤ 9x of ≥ 30x per minuut (kinderen afhankelijk van leeftijd hogere frequentie) hoorbare ademhaling borstkas/bovenbuik beweegt onregelmatig op en neer intrekkingen en/of gebruik hulpademhalingsspieren abnormale gelaatskleur indicatoren abnormale circulatie (acuut ontstaan) bloedverlies abnormale pols (< 60/min. of > 100/min.) capillaire refill > 2 sec. bleek, klam en zweterig dorstig angstig abnormale gelaatskleur
4.2
Bepalen urgentie medische zorg
vitale functies bedreigd
acuut medisch probleem
nee
nee
ja
ja
acuut
overleg
verwijzing
ambulancezorg via meldkamer politie
overleg meldkamer ambulancezorg (MKA)
eigen verantwoordelijkheid inzet huisarts/crisisdienst
info voor MKA via meldkamer (1e sitrap) locatie aard incident aantal slachtoffers vitale functies slachtoffer ABCD ernst en aard letsel(s) assistentie hulpverleners noodzakelijk overdracht aan 1e ambulance eventuele gevaren aard incident en actuele situatie aard letsel reeds uitgevoerde handelingen evt. medische gegevens slachtoffer gewijzigde toestand slachtoffer melden aan MKA
Politieacademie; EHDP; september 2012
4.3
Constateren dood
verkoold lichaam ontbinding/rotting lichaam uit elkaar door trauma volledig bevroren lijkstijfheid en lijkvlekken
nee acuut 7.2
reanimatie ja handel volgens PD-management
Politieacademie; EHDP; september 2012
4.4
Controle vitale functies
vitale functies veilig
nee acuut
ja specifiek protocol
meld (gewijzigde) toestand slachtoffer aan MKA 5.1
(A)irway 6.1
(B)reathing 7.1
(C)irculation
8.1
(D)isability
controleer ten minste elke minuut vitale functies (A, B, C, D) voorkom onderkoeling en oververhitting blijf bij slachtoffer tot overdracht aan medische zorg
Politieacademie; EHDP; september 2012
4.5
(Groot) ongeval
handel conform ‘Incident management’ geef 1e sitrap aan meldkamer triage met check op vitale functies gemiddeld 30 sec. per slachtoffer
slachtoffer loopt
nee
ja gewond
nee
ja overleg
verwijzing opvangcentrum
1e sitrap aan meldkamer locatie aard incident aantal slachtoffers vitale functies slachtoffer ABCD ernst en aard letsel(s) assistentie hulpverleners noodzakelijk 2e sitrap aan meldkamer eventuele gevaren grootte en type incident aantal en type slachtoffers behoefte inzet overige hulpverleners c.q. noodzaak tot opschalen aanrijroute overdracht aan 1e ambulance eventuele gevaren actuele situatie grootte en type incident aantal en type slachtoffers reeds uitgevoerde handelingen overdracht aan OvD-P Politieacademie; EHDP; september 2012
acuut
(A)irway
Politieacademie; EHDP; september 2012
5.1
(A)irway neem bij bedreigde ademweg helm af volgens Rogermethode bij kaakletsel geen kinlift - slachtoffer in zittende houding, licht voorovergebogen ('schrijvershouding') - bewusteloos slachtoffer in stabiele zijligging bij hoog letselrisico - jawthrust - indien noodzakelijk als blok draaien
reinig mond (trauma) kinlift (trauma) jawthrust
ademweg vrij
nee acuut
ja vreemd voorwerp ja
nee
5.2
luchtwegobstructie door vreemd voorwerp
bloed, slijm, braaksel
nee
ja reinig mond zijligging
6.1
(B)reathing
Politieacademie; EHDP; september 2012
5.2
Luchtwegobstructie door vreemd voorwerp
effectieve hoest
nee
nee
bij bewustzijn
acuut
ja stimuleer slachtoffer te hoesten heeft hoesten effect
ja
nee
geef stoten tussen schouderbladen ≤ 5x
* afhankelijk van leeftijd zwangerschap
ja resultaat
nee acuut
ja
Heimlichmanoeuvre* ≤ 5x
resultaat
nee
ja wissel 5x stoten tussen schouderbladen en 5x Heimlich-manoeuvre af
6.1
(B)reathing
Politieacademie; EHDP; september 2012
bij bewustzijn
nee
ja
acuut 7.2
reanimatie
(B)reathing
Politieacademie; EHDP; september 2012
6.1
(B)reathing * kinderen afhankelijk van leeftijd hogere frequentie ademfreq. ≤ 9 of ≥ 30/min* hoorbare ademhaling borstkas/bovenbuik beweegt onregelmatig op en neer intrekkingen en/of gebruik hulpademhalingsspieren abnormale gelaatskleur
nee 7.1
(C)irculation
ja voorkeurshouding slachtoffer maak knellende kleding los 10.5
vaker benauwd
nee
trauma
borstletsel
allergische reactie
allergische reactie
10.3
ja
nee
anders dan anders
10.6
borstpijn
borstpijn
hyperventilatie
hyperventilatie
alcohol en drugs
alcohol en drugs
ja verwijzing
10.9
acuut 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.2
(C)irculation
Politieacademie; EHDP; september 2012
7.1
(C)irculation abnormale circulatie (anders dan anders) acuut ontstaan abnormaal beloop
bloedverlies abnormale pols (< 60/min. of > 100/min.) capillaire refill > 2 sec. bleek, klam en zweterig dorstig angstig abnormale gelaatskleur
nee 8.1
(D)isability
ja massaal bloedverlies
nee
ja verbrand lichaamsoppervlak
stelp bloeding
nee 8.1
(D)isability ja acuut 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
7.2
Reanimatie volwassene
niet reanimerenpenning
nee
7.3
Reanimatie kind
acuut
kind = 0 jaar - puberteit
geef 5 initiële beademingen
ja
acuut
niet starten reanimatie
resultaat
AED direct beschikbaar
nee
nee
ja
AED direct beschikbaar
nee
ja
ja laat AED halen
start AED-procedure
start reanimatie 30 borstcompressies : 2 beademingen
sluit AED aan activeer AED volg gesproken instructies van AED
nee
drenkeling: geef eerst 5 initiële beademingen en start afhankelijk van resultaat AED-procedure of reanimatie let op dat niemand het slachtoffer aanraakt terwijl AED het ritme beoordeelt elektroden naast piercings en pacemaker bevestigen elektroden moeten op borstkas bevestigd blijven
Politieacademie; EHDP; september 2012
sluit AED aan activeer AED volg gesproken instructies van AED
start reanimatie 30 borstcompressies : 2 beademingen
slachtoffer bij bewustzijn ja
ga door met reanimatie
start AED-procedure
laat AED halen
nee ga door met reanimatie
4.4
controle vitale functies
slachtoffer bij bewustzijn ja
4.4
controle vitale functies kind 0-8: bij voorkeur AED met aanpassingen; indien niet voorhanden standaard AED voor volwassenen let op dat niemand het slachtoffer aanraakt terwijl AED het ritme beoordeelt elektroden moeten bevestigd blijven
(D)isability
Politieacademie; EHDP; september 2012
8.1
(D)isability 9.1
bewusteloos
nee
verminderd bewustzijn
ja
ja
acuut
overleg
(E)xposure
nee
10.17
trauma
schedel- en hersenletsel
drenkeling
drenkeling
10.8
10.19
vergiftiging
vergiftiging 10.2
alcohol/drugs
alcohol en drugs
suikerziekte
suikerziekte
10.18
10.4
beroerte (CVA)
beroerte (CVA) 10.20
wegrakingen
wegrakingen 10.15
oververhitting/ onderkoeling
oververhitting onderkoeling
overige klachten
Politieacademie; EHDP; september 2012
specifiek protocol
10.13
(E)xposure
Politieacademie; EHDP; september 2012
9.1
(E)xposure
kijk en vraag naar wat er gebeurd is klachten verwondingen/fracturen pijn bekend met ziekte gebruik medicatie stel identiteit vast wie kan gewaarschuwd worden 4.4
controle vitale functies specifiek protocol
Politieacademie; EHDP; september 2012
aandachtspunten kinderen vertel kind op eenvoudige wijze wat er gaat gebeuren geef kind iets om mee te spelen
Verschijnselen
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.1
Aangezichts-, mond-, kaakletsel
abnormale stand kaak
nee tand(en) eruit
ja
nee wond
acuut
ja
geen kinlift! slachtoffer in zittende houding, licht voorovergebogen ('schrijvershouding') bewusteloos slachtoffer in zijligging 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
overleg spoel bij vervuiling kort af, bij voorkeur met melk stop terug in kaak; indien niet mogelijk onder tong of tussen wang en tandvlees laat tanden op elkaar houden direct naar tandarts (< 30 min.)
ja
nee
10.21
wonden
verwijzing
10.2
abnormale ademhaling ja
Alcohol en drugs mogelijke verschijnselen lichamelijke onrust angst verwijde pupillen trillen slap misselijk/braken algehele malaise verward achterdochtig
nee hoog letselrisico ja
nee
aanhoudende agressie ja
acuut
nee
onderkoeling ja
oververhitting
4.4
controle vitale functies
nee
nee
acuut 10.13
ja
onderkoeling bij dronken pubers kunnen verschijnselen sneller optreden en heftiger zijn let op acute opwindingsdelier en houdingsverstikking
Politieacademie; EHDP; september 2012
acuut
verwijzing 10.15
oververhitting
10.3
Allergische reactie
algehele reactie*
o.a. insectensteek voedsel (b.v. vis, noten)
nee
ja eerder gehad
* mogelijke verschijnselen jeuk zwelling lippen, mond en keel huiduitslag benauwdheid misselijkheid, overgeven, diarree duizelig, wegraking
nee
ja
toediening eigen medicatie door slachtoffer mogelijk
nee acuut
ja resultaat
nee 4.4
ja
controle vitale functies overleg verwijzing
Politieacademie; EHDP; september 2012
Beroerte (CVA)
10.4
FAST F = Face: let op of mond scheef staat of een mondhoek naar beneden hangt A = Arm: let op of een arm (of been) verlamd is S = Speech: let op of de persoon onduidelijk spreekt of niet meer uit de woorden komt T = Time: stel vast hoe laat de klachten bij de persoon zijn begonnen. Bij minder dan 4,5 uur is de herstelkans groter
FAST-test
Face en/of Arm en/of Speech niet normaal
nee
ja acuut
overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.5
Borst-/buik-/bekkenletsel
open letsel
nee
ja acuut stelp uitwendig bloedverlies laat vreemd voorwerp zitten en zet het vast plaats organen nooit terug dek zo mogelijk open wonden (steriel) af borstletsel bij normale circulatie: voorkeurshouding, anders op gewonde zijde leggen bekkenletsel: in aangetroffen houding laten
Politieacademie; EHDP; september 2012
hoog letselrisico
nee
ja acuut
overleg 10.21
wonden
4.4
controle vitale functies
Borstpijn/pijn op de borst
10.6
bekend met hartklachten ja
toediening eigen medicatie door slachtoffer mogelijk
nee
acuut ontstaan en/of bleek zweterig benauwd
nee
ja nee
ja resultaat
nee
ja overleg
acuut
overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.7
Brandwonden
hitte/ inhalatieletsel acuut 4.4
controle vitale functies
chemische verbranding
vuur/vloeistof doof brandende kleren met water, deken of kleding (gebruik geen nylon of synthetisch materiaal)
probeer samenstelling middel te achterhalen handel op basis van advies brandweer of MKA
knip alleen knellende kleding los, niet verwijderen verwijder sieraden koel 10 minuten met lauw kraanwater overleg 4.4
controle vitale functies
bij verbranding kan abnormale circulatie ontstaan (regel van 9) bij hitte-inhalatie en/of aangezichtsverbranding slachtoffer halfzittende houding let op onderkoeling
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.8
Drenkeling
onderkoeld
nee
ja
4.4
controle vitale functies
acuut 10.13
onderkoeling
redding slachtoffer onder water: zo snel mogelijk uit water bij voorkeur horizontaal uit water niet op eigen kracht uit water laten komen wanneer redding te lang gaat duren dan op snelste wijze redden halswervelkolom fixeren en met beide handen stabiliseren voorkom onnodig verplaatsen
Politieacademie; EHDP; september 2012
Hyperventilatie
10.9
aanwijsbare oorzaak o.a. pijn alcohol/drugs suikerziekte borstletsel
nee
bekend met hyperventilatie
nee
ja overleg
ja stel slachtoffer gerust laat slachtoffer in eigen handen ademen of laat kniebuigingen maken
resultaat binnen 10 minuten
nee
ja verwijzing
overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.10
amputatie
Letsel aan armen en benen
nee
ja acuut geef geamputeerd deel in plastic zak mee
abnormale stand kraken gehoord vermoeden breuk
nee
wond ja
vermijd onnodig bewegen ondersteun lichaamsdeel overleg
open botbreuk
nee
ja dek open wond (steriel) af 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.21
wonden
ja
nee
verwijzing
10.11
Nek-/halsletsel
hoog letselrisico
nee
ja acuut
overleg
fixeer halswervelkolom in aangetroffen stand 4.4
controle vitale functies
let op ruggenmergbeschadiging; mogelijke verschijnselen verlies van controle over bewegingen verlies van spierkracht/verlamming spastische bewegingen geen gevoel voor pijn, heet/koud en druk geen gevoel ledematen als vingers, hand, armen en benen slechte regulatie van de lichaamstemperatuur verlies van normale maag/darmfuncties en van de blaasfunctie pijngevoelens in organen erectie
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.12
Neusbloeding
traumatisch
spontaan
neus niet snuiten
neus snuiten
slachtoffer in voorovergebogen houding knijp met duim en wijsvinger neusvleugels dicht gedurende 10 minuten
resultaat
nee
ja verwijzing
overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.13
Onderkoeling en bevriezing
totale onderkoeling lichaam
lokale bevriezing lichaamsdelen
acuut
overleg
voorkom verdere afkoeling haal slachtoffer uit de wind/regen verwijder natte kleding; tenzij verminderd bewustzijn, pak dan alleen in isolerende folie in droog af
laat langzaam opwarmen bij kamertemperatuur niet wrijven of masseren dek wonden, blaren steriel af dek aangedane ogen 5 min. af met warme hand houd aangedane arm/been hoog
geen actieve opwarming van buitenaf als slachtoffer zelf kan drinken, geef dan zoete, warme drank wikkel slachtoffer in dekens en/of isolerende folie, pak armen afzonderlijk van romp in, pak ook hoofd in, maar laat gezicht vrij vermijd onnodige prikkels 4.4
controle vitale functies
mogelijke verschijnselen onderkoeling koude, bleke huid, blauw zien suf, slaperig bewustzijnsverlaging tot -verlies rillen, klappertanden, verstijving spieren, spierverslapping hartslagveranderingen gedragsveranderingen, bv agressief, overdreven opgewekt ademfrequentie < 9
Politieacademie; EHDP; september 2012
mogelijke verschijnselen bevriezing huid is rood/bleek/grijs/wit/blauw/zwart zwelling soms blaarvorming huid is pijnlijk daarna gevoelloos huid is koud en hard
10.14
Oogletsel
brandwonden (chemisch/thermisch)
mechanisch trauma
spoel met water gedurende 30 minuten (bij voorkeur op kamertemperatuur)
dek getroffen oog af (vermijd druk op oogbol)
verplaats halfzittend vanaf ongevalsplaats overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
pepperspray koel en spoel met water tot klachtenvrij
10.15
Oververhitting
verplaats slachtoffer naar koele omgeving laat slachtoffer zich niet inspannen verwijder overbodige kleding laat slachtoffer zelf drinken en iets zouts eten
resultaat ja
nee
mogelijke verschijnselen veel zweten of niet meer zweten spierkrampen of spierzwakte, rillen hoge lichaamstemperatuur bleek en klam of warm en rood versnelde pols/ademhaling onrustig, agressief, verward moe, hoofdpijn duizelig, braken bewusteloos
leg slachtoffer plat koel met b.v. sponzen, nevelstraal en/of ventilator
resultaat
nee
ja verwijzing
acuut 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
Rugpijn en -letsel
10.16
trauma hoog letselrisico
nee
acute, hevige pijn continu zonder aanwijsbare oorzaak houdingsonafhankelijk
ja fixeer halswervelkolom in aangetroffen stand
nee
ja bleek zweterig benauwd
nee
acuut
overleg 4.4
controle vitale functies
let op ruggenmergbeschadiging; mogelijke verschijnselen verlies van controle over bewegingen verlies van spierkracht/verlamming spastische bewegingen geen gevoel voor pijn, heet/koud en druk geen gevoel ledematen als vingers, hand, armen en benen slechte regulatie van de lichaamstemperatuur verlies van normale maag/darmfuncties en van de blaasfunctie pijngevoelens in organen erectie
Politieacademie; EHDP; september 2012
verwijzing
10.17
Schedel- en hersenletsel
bewusteloos
ja
nee bewusteloos geweest
nee
ja acuut
*vertoont verschijnselen
overleg
nee ja acuut
fixeer halswervelkolom in aangetroffen stand en stabiliseer met beide handen 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
verwijzing
* mogelijke verschijnselen niet adequaat op aanspreken reageren verward, gedesoriënteerd, suf scheel kijken, dubbel zien misselijk, braken verwarde schokkende bewegingen maken onstabiel lopen/duizelig hoofdpijn geheugenverlies vochtverlies uit oor, neus blauwe plekken rond ogen, achter oren last van licht, geluid of drukte schedel niet intact let op verschijnselen niet verwarren met drugs, alcohol of suikerziekte klachten ontstaan soms pas later gaat samen met wervelkolomletsel
10.18
Suikerziekte
bekend met ziekte
nee
ja
suikerziekte
nee
ja
*vertoont verschijnselen
nee
ja geef zoet eten of drinken (slachtoffer moet zelf kunnen eten/ drinken)
laat slachtoffer naar eigen inzicht en voorschrift arts handelen
resultaat
nee
ja verwijzing
Politieacademie; EHDP; september 2012
overleg
* mogelijke verschijnselen zweten, misselijk en angstig verward onduidelijk praten onzekere bewegingen die op dronkenschap lijken wegrakingen niet-coöperatief gedrag snelle, krachtige hartslag let op! gedrag kan lijken op gebruik drugs en/of alcohol
10.19
Vergiftiging
medicijnen, huishoudelijke producten en planten inventariseer hoeveelheid en soort ingenomen stof handel volgens Gifwijzer® na overleg MKA overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
gasvergiftiging b.v. koolmonoxide chloorgas zoutzuur acuut 4.4
controle vitale functies
alcohol en drugs 10.2
alcohol en drugs
10.20
Wegrakingen
schokkende bewegingen
reageert < 1 minuut op aanspreken
nee
ja
ja
stop niets in de mond voorkom dat slachtoffer zich bezeert door objecten buiten zijn bereik te houden
laat slachtoffer nog 10 minuten liggen
klachtenvrij bewegingen stoppen vanzelf
acuut
bekend met epilepsie
verwijzing
overleg
4.4
4.4
controle vitale functies
nee
laat slachtoffer naar eigen inzicht en voorschrift arts handelen
nee
ja verwijzing
nee
controle vitale functies
ja
resultaat
acuut
ja
nee
ja
nee
overleg
Politieacademie; EHDP; september 2012
10.21
Wonden
schot- of steekwond grote of diepe wond stelp uitwendig bloedverlies laat vreemd voorwerp zitten en zet het vast plaats organen nooit terug dek zo mogelijk open wonden (steriel) af acuut
bijtwond prikwond schaafwond snijwond
brandwond 10.7
brandwonden spoel wond schoon laat wond doorbloeden
resultaat
nee
ja verwijzing
overleg 4.4
controle vitale functies
Politieacademie; EHDP; september 2012
Overzichten
Politieacademie; EHDP; september 2012
11.1
Hoog letselrisico
Hoog risico op letsel = hoog letselrisico Bepalen van het traumamechanisme is een hulpmiddel om een inschatting te kunnen maken van mogelijke letsels die een slachtoffer onder invloed van inwerkende krachten heeft opgelopen. Deze inwerkende krachten leveren een energieoverdracht aan het lichaam. Deze energie wordt in het lichaam omgezet in “vervorming van weefsel”, ofwel letsel. De hoeveelheid energie wordt bepaald door de massa en door de snelheid van het voorwerp dat in contact komt met het lichaam. Een messteek levert hierdoor een ander type verwonding op dan een slag met een honkbalknuppel. Bij een val wordt het letsel onder invloed van de zwaartekracht bepaald door de massa en de valhoogte. De richting van de kracht, aard van het voorwerp en oppervlak van inwerking zijn indicatoren die mede bepalend zijn voor de uitwerking tot letsel. Voorbeelden Hoog letselrisico: val van grote hoogte (3-5x lichaamslengte), schotwonden, ernstige verkeersongevallen met letsel, auto over de kop, motorongeval, voetganger geschept of overreden, slachtoffer bedolven onder puin, etc. Laag risico: val van lage hoogte, struikelen, zich stoten, etc.
Politieacademie; EHDP; september 2012
11.2
Politieacademie; EHDP; september 2012
Regel van 9
11.3
Risico besmetting (eigen)
hoog risico: intensief bloedcontact bij open wonden bloed op slijmvlies bijtaccident geprikt door injectienaald met zichtbaar bloed
nee
ja spoel wond schoon en laat doorbloeden
verwijzing
overleg consulteer arts < 2 uur algemene hygiënische richtlijnen vooraf houd bij elk slachtoffer rekening met de kans op besmetting pas bij beademing bij voorkeur masker-op-mondbeademing toe houd eigen wondjes en andere huidbeschadigingen altijd afgedekt met waterafstotende middelen draag handschoenen bij elk te verwachten contact met bloed, wonden, braaksel en speeksel vermijd aanhoesten bij vermoeden TBC schakel bij slachtoffer besmet met chemische, biologische of radiologische/nucleaire stof (CBRN) brandweer in achteraf was na elk slachtoffercontact uw handen met water en gewone zeep óf desinfecteer bij verontreiniging met bloed en dergelijke uw handen met 70% alcohol (brandbaar!) of een gelijkwaardig middel, ook als u handschoenen hebt gebruikt
Politieacademie; EHDP; september 2012
Toelichting
Politieacademie; EHDP; september 2012
Beoordelen vitale functies protocol 4.1 De eerste hulp aan slachtoffers bestaat uit de volgende onderdelen: beoordelen van de vitale functies volgens ABCDE-methode; dit kan gedeeltelijk gelijktijdig gebeuren specifiek letsel/symptomen controle vitale functies. Bij schedel-/hersenletsel en letsel van de halswervelkolom moet de halswervelkolom met beide handen gestabiliseerd worden in de aangetroffen stand (nooit bewegen dus, tenzij de ademweg wordt bedreigd; dan wordt trauma jaw thrust of trauma chinlift toegepast). Het principe is dat de meest bedreigde vitale functie altijd het eerst wordt behandeld: ’Treat first what kills first’. Na de beoordeling van de vitale functies wordt de aard van het letsel beoordeeld en wordt op basis van specifieke protocollen gehandeld.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Bepalen urgentie medische zorg protocol 4.2 Ambulancezorg wordt door de politie worden aangevraagd als er slachtoffers zijn met spoedeisende lichamelijke of psychische klachten. Er worden drie situaties onderscheiden. acuut
overleg
verwijzing
Acuut: verzoek aan meldkamer ambulancezorg (MKA) voor ambulancezorg met spoed. De MKA bepaalt op basis van de geleverde informatie welke medische zorg precies ingezet wordt (ambulance(s), motorambulance, MMT). Overleg: er is geen sprake van direct levensgevaar, maar er is wel een medisch probleem (letsel, ziekte). In overleg met de MKA wordt bepaald welke eerste hulphandelingen uitgevoerd kunnen worden en welke (medische) zorg nodig is. Verwijzing: er is geen directe inzet van medische zorg noodzakelijk. Volstaan wordt met het geven van adviezen dan wel het verwijzen naar bijvoorbeeld de huisarts. Uitgangspunt is dat de hulpverleners kleine letsels zelfstandig kunnen verzorgen.
Indien de toestand van een slachtoffer wijzigt moet dit gemeld worden aan de MKA.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Constateren dood protocol 4.3 Dit protocol geeft een aantal criteria aan voor het constateren van de dood. In geval van een verkoold lichaam, lichaam uit elkaar door trauma, ontbinding/rotting (pas zichtbaar na circa drie dagen), volledig bevroren en lijkstijfheid/-vlekken kan de dood geconstateerd worden en is er sprake van een plaats delict. Een afgekoeld lichaam is geen betrouwbare indicatie voor het constateren van de dood. Bij twijfel altijd reanimeren! Wanneer er is gestart met reanimatie dan altijd doorgaan tot ambulanceteam of arts ter plaatse is. N.B. Alleen een arts mag iemand dood verklaren (door het ondertekenen van de akte van overlijden).
Politieacademie; EHDP; september 2012
Controle vitale functies protocol 4.4 In verband met een mogelijke verandering van de conditie van het slachtoffer is het van belang de ABCD-gegevens elke minuut óf zoveel eerder als de situatie daartoe aanleiding geeft, te controleren. Alle informatie over het slachtoffer wordt verstrekt aan de meldkamer en/of het ambulanceteam.
Politieacademie; EHDP; september 2012
(Groot) ongeval protocol 4.5 Bij een (groot) ongeval probeert de eerste aanrijdende eenheid zo snel mogelijk informatie te verzamelen en rapporteert dit aan de (politie)meldkamer middels een 1e sitrap. Daarna volgt een eerste triageronde met check op vitale functies. Dit mag gemiddeld niet meer dan 30 seconden per slachtoffer duren. In deze fase is er geen sprake van behandeling van letsels. Wel kunnen eventueel omstanders ingeschakeld worden, bijvoorbeeld voor het vrijhouden van de ademweg of uitvoeren van reanimatie. Op basis daarvan wordt de 2e sitrap aan de meldkamer gegeven. Zodra er aanvullende, nieuwe informatie is, wordt de meldkamer op de hoogte gesteld. De informatie in de 1e en 2e sitrap wordt ook wel aangeduid met de term METHANE. M = major incident E = exact location T = type of incident H = hazards A = access (aanrijroute) N = number of casualties E = emergency services Zodra de 1e ambulance of OvD-P arriveert, wordt aan deze een overdracht gedaan.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Airway protocol 5.1 (A)irway staat voor controle en vrijmaken van de ademweg. Bij elk slachtoffer dat bewusteloos is, moet voor een vrije ademweg worden gezorgd. Bij de eerste beoordeling wordt gekeken of er sprake is van een obstructie (belemmering) van de ademweg of dat obstructie op korte termijn te verwachten valt. Als er sprake is van een duidelijk hoorbare ademhaling (piepen of ‘reutelen’), dan is de ademweg waarschijnlijk niet vrij. De ademweg moet dan eerst worden geïnspecteerd en vrijgemaakt om vast te stellen of het slachtoffer zelf kan ademen. Bij drugsgebruik kan een kaakklem optreden waardoor de ademweg wordt geblokkeerd.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Luchtwegobstructie door vreemd voorwerp protocol 5.2 Meer dan 90% van de sterfgevallen als gevolg van vreemd voorwerp komt voor in de leeftijd tot 5 jaar; 65% van de slachtoffers zijn jonger dan 1 jaar. Bij kinderen zijn het vooral noten en speelgoed die de luchtpijp verstoppen, bij volwassenen is de belangrijkste oorzaak een vleesbrok die meestal slecht gekauwd is door overmatig alcoholgebruik en/of het bezit van een (gedeeltelijk) kunstgebit. Bij een gedeeltelijke obstructie is ademhaling nog wel mogelijk, maar is dan duidelijk hoorbaar. Bij een volledige obstructie kan het slachtoffer niet meer spreken, hoesten of ademen. Een vreemd voorwerp in de luchtpijp roept een hoestreactie op. Bij een effectieve hoest moet het slachtoffer worden gestimuleerd te (blijven) hoesten. Stoten tussen de schouderbladen De manier waarop deze methode wordt toegepast, is afhankelijk van de leeftijd van het slachtoffer. Heimlichmanoeuvre De Heimlichmanoeuvre kan bij zowel staande, zittende als liggende slachtoffers worden toegepast. Hij mag niet worden uitgevoerd bij kinderen jonger dan 1 jaar (zuigelingen) en in het geval van een gevorderde zwangerschap. Hierbij moeten borstcompressies worden toegepast. Slachtoffer bewusteloos Raakt het slachtoffer bewusteloos, dan moet direct worden overgegaan op reanimatie.
Politieacademie; EHDP; september 2012
(B)reathing protocol 6.1 Wanneer de ademhaling niet verbetert na het vrijmaken van de luchtweg, moet worden gezocht naar andere oorzaken: ziekte of trauma. Borstletsel en vooral gebroken ribben veroorzaken pijn bij het ademen. Dit kan leiden tot een oppervlakkige ademhaling en mogelijk tot zuurstoftekort. Hersen- en ruggenmergletsel kan ook ademhalingsstoornissen geven. Kortademigheid is te verwachten na lichamelijke inspanning. Dit is normaal. Na enige rust moet de ademhaling weer normaal zijn. Als tijdens rust of na normale bezigheden het slachtoffer kortademig is of blijft, dan moet volgens dit protocol worden gehandeld. Abnormale ademhaling ademfrequentie ≤ 9x of ≥ 30x per minuut Kinderen hebben afhankelijk van de leeftijd een hogere ademfrequentie. Een abnormale ademfrequentie is bij: - kinderen 0-2 jaar < 20x of > 40x per minuut - kinderen 2-10 jaar < 15x of > 40x per minuut hoorbare ademhaling borstkas/bovenbuik beweegt onregelmatig op en neer intrekkingen en/of gebruik hulpademhalingsspieren abnormale gelaatskleur
Politieacademie; EHDP; september 2012
(C)irculation protocol 7.1 Massaal bloedverlies is de belangrijkste oorzaak van een abnormale circulatie. Wanneer er te weinig bloed door de bloedvaten wordt gepompt, ontstaat zuurstoftekort. Dit kan leiden tot een levensbedreigende toestand (shock), waarbij ambulancezorg zo snel mogelijk moet worden ingeschakeld. Bij een verbranding van het lichaamsoppervlak (regel van 9) is er een grote kans dat er een abnormale circulatie ontstaat. In het algemeen kan worden gesteld dat een slachtoffer met een abnormale circulatie een slecht voelbare, snelle polsfrequentie heeft < 60/min. of > 100/min. Met de capillaire refill kan worden vastgesteld of de circulatie adequaat is. Bij kou en duisternis is de capillaire refill onbetrouwbaar; in dat geval moet de circulatie worden gecontroleerd aan de pols.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Reanimatie protocol 7.2 en 7.3 Het protocol Reanimatie komt overeen met de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad (januari 2011). Reanimatie van volwassenen Het geven van borstcompressies moet zo min mogelijk onderbroken worden. Hoe groter het aantal onderbrekingen hoe kleiner de kans op succes. De AED moet in ieder geval zo snel mogelijk worden gehaald en worden aangesloten. Wanneer de hulpverlener alleen is, wordt de AED alleen ingezet als deze in de onmiddellijke nabijheid is. De pauzes voor en na de schok van de AED moeten zo kort mogelijk zijn. Het is dus de bedoeling om bij meerdere hulpverleners tijdens het plakken en opladen van de AED door te gaan met de borstcompressies. De controle of iedereen het slachtoffer los heeft ten behoeve van de analyse en de schok, moet snel worden uitgevoerd. Na de schok of als geen schok wordt voorgeschreven door de AED moeten de borstcompressies meteen worden hervat. De onderbreking ten behoeve van de schok mag telkens niet meer dan 5 seconden zijn. Ook voor beademing moet zo min mogelijk tijd worden genomen. De 2 beademingen mogen niet langer dan 5 seconden duren. Een snelle inzet van de AED (binnen 3-5 minuten) kan een succes hebben van wel 75%. Iedere minuut vertraging leidt tot een afname van de overleving met 10-15%. Reanimatie bij kinderen Bij kinderen staat vaak het zuurstoftekort op de voorgrond. Beademen is dus belangrijk. Mocht beademen niet lukken of kunnen, dan moeten in ieder geval toch borstcompressies worden gegeven. Het begin van de puberteit is soms moeilijk vast te stellen. Als de politiemedewerker denkt dat het slachtoffer nog een kind is, gebruikt hij de richtlijnen voor basale reanimatie van kinderen. Reanimatie bij drenkelingen Een drenkeling heeft per definitie een zuurstoftekort. Hierdoor zal ongeacht de leeftijd altijd eerst met 5 beademingen begonnen moeten worden. Het beademen van een drenkeling zal moeizamer gaan dan een gewone reanimatie. Vaak komt dit doordat de spieren zijn verzwakt en verstijfd door een tekort aan glucose en zuurstof. Tevens is een grote kans dat er water in de maag/longen is terechtgekomen. Niet-reanimerenpenning Een niet-reanimerenverklaring kan door een persoon worden opgesteld en als deze aan een aantal eisen voldoet (handgeschreven, ondertekend, van een geboortedatum en van de datum van ondertekening voorzien) mag worden aangenomen dat deze de wens van de betrokkene weergeeft. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) verstrekt sinds najaar 2007 een niet-reanimerenpenning. Deze penning, gedragen aan een halskettinkje, is voorzien van een pasfoto, de naam, de geboortedatum en de handtekening van de eigenaar. Deze penning heeft dezelfde betekenis als een wilsverklaring op papier en dient gerespecteerd te worden. (Zie de reactie van minister van VWS op de motie-Schermers inzake de nietreanimerenpenning d.d. 21-9-2010, http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/ documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/09/21/reactie-op-de-motieschermers-inzake-de-niet-reanimerenpenning/dlz-3023412.pdf) Politieacademie; EHDP; september 2012
Een reanimatiepoging hoeft niet te worden ondernomen als vóór aanvang duidelijk is dat de patiënt een rechtsgeldige niet-reanimatieverklaring heeft. Maar leekhulpverleners dienen bij iemand met een circulatiestilstand niet op zoek te gaan naar een wilsverklaring (geschreven verklaring dan wel nietreanimerenpenning). Zo wordt voorkomen dat de reanimatiepoging wordt uitgesteld en de uitkomst van de reanimatie nadelig wordt beïnvloed. Vaak zal de aanwezigheid van een niet-reanimerenpenning bij aanvang van een reanimatie niet worden opgemerkt, omdat de borstkas van het slachtoffer bij basale reanimatie niet behoeft te worden ontbloot en ook als dat wel het geval is, kan de penning onopgemerkt blijven als deze naar de nek of rug is verschoven. Er kan met name voor de leekhulpverlener verwarring ontstaan als later tijdens de reanimatie de niet-reanimerenwens duidelijk wordt, bijvoorbeeld als de borstkas wordt ontbloot om de elektroden van de AED aan te brengen. Het kan van de leekhulpverlener niet worden gevergd dat deze zijn reanimatiepoging gaande de procedure staakt. Het besluit om op deze grond een reanimatiepoging te staken wordt overgelaten aan de professionele hulpverlener die naar verwachting enkele minuten later zal arriveren. (Bron: Nederlandse Reanimatieraad)
(D)isability protocol 8.1 De mate van bewustzijn kan worden vastgesteld met behulp van de zogenoemde AVPU-methode: A
= Alert
V
= Verbaal
P U
= Pijn = Unresponsive
slachtoffer is ‘wakker’, zich bewust van zijn/haar omgeving; praat, luistert actief en volgt omgeving met de ogen slachtoffer reageert alleen op aanspreken, eventueel in combinatie met voorzichtig schudden (niet bij een vermoeden van (hals)wervelletsel) slachtoffer reageert alleen op pijnprikkels slachtoffer is bewusteloos; reageert helemaal niet op (pijn)prikkels.
Een verminderd bewustzijn kan onder andere optreden als gevolg van: alcohol- en/of drugsgebruik beroerte (CVA) onderkoeling/oververhitting suikerziekte trauma vergiftiging wegrakingen.
Politieacademie; EHDP; september 2012
(E)xposure protocol 9.1 Letterlijk betekent de term exposure ‘ontkleden’. Uitgangspunt is dat het slachtoffer niet hoeft te worden ontkleed maar globaal wordt onderzocht of er nog (andere) letsels zijn. Als er echter een duidelijk signaal is op een verwonding (bijvoorbeeld een doorweekte plek op de kleding), wordt de kleding van het slachtoffer gedeeltelijk verwijderd. Daarnaast moet het slachtoffer worden beschermd tegen omgevingsinvloeden zoals koude. Door het slachtoffer te vragen of er nog andere klachten zijn, ontstaat er meer duidelijkheid over overig letsel en/of ziekte(n). Dit kan pas als de ABCD zijn veiliggesteld en geborgd.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Aangezichts-, mond- en kaakletsel protocol 10.1 Het handhaven van een vrije ademweg is een van de grootste problemen bij slachtoffers met mond-, kaak- en aangezichtsletsel. Een inadequate ademweg is meestal een gevolg van: geblokkeerde ademweg in neus of mond door bloedstolsels, braaksel, speeksel, losse botfragmenten, gedeeltelijk afgescheurde weke delen van lippen en/of wangen, losse gebitselementen of prothesedelen inademing van een of meer van de hierboven genoemde voorwerpen afsluiting van de keel door een verplaatsing van de gebroken bovenkaak. Een bewusteloos slachtoffer moet in zijligging worden gebracht. Indien sprake is van hoog letselrisico geen stabiele zijligging maar als blok draaien.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Alcohol en drugs protocol 10.2 Bij alcohol en drugs is het belangrijk ook alert te zijn op eventueel schedel-/ hersenletsel of borst-/buiktrauma. Het frequent bewaken van het slachtoffer (ook in de politiecel) is daarom noodzakelijk. Alcoholgebruik Wanneer een persoon zwaar onder invloed van alcohol wordt aangetroffen is het van belang de vitale functies veilig te stellen. Door verslapping van de spieren door de alcohol is er altijd een vergrote kans op verslikking en verstikking. Het slachtoffer kan het beste in de stabiele zijligging gelegd worden. Drugsgebruik Veel gebruikers van drugsmiddelen zijn recreatieve gebruikers (‘partygangers’). De meeste klachten zijn niet ernstig. Rust en beperkt (water) drinken geeft vaak al een verbetering. Afhankelijk van de gebruikte middelen kan het volgende optreden. Stimulerende middelen geven veel onrust, vergrote pupillen, zweten, trillen en verhoogde kans op oververhitting. Verdovende middelen geven een slap en ongecoördineerd lichaam, verwardheid, sufheid tot bewusteloosheid en kans op braken en onderkoeling (afhankelijk van buitentemperatuur). Waarnemingsveranderende middelen geven kans op angst, onrust, paniek, hallucinaties en in het ernstige geval psychoses. Het is van belang deze personen in een rustige omgeving te brengen en onder toezicht te houden. Bij twijfel is het altijd verstandig met de MKA te overleggen. Combinatie alcohol- en drugsgebruik Wanneer een combinatie van gebruikte middelen van toepassing is, is de kans op ernstige klachten, bijvoorbeeld ademhalingsstoornissen, groter. Acute opwindingsdelier Een acute opwindingsdelier of opwindingstoestand is een toestand die kan optreden bij overmatig gebruik van alcohol en drugs. Met name bij overmatig gebruik van de stimulerende middelen, zoals Speed, XTC, Cocaïne en combinaties daarvan wordt dit beeld gezien. Een acute opwindingsdelier is een levensbedreigende situatie die bij niet tijdig ingrijpen door professionele hulpverleners tot de dood kan leiden. Het beeld kenmerkt zich door hevige motorische onrust en agressie. Het slachtoffer slaat om zich heen en laat zich niet kalmeren. De agressie is niet gericht. Vaak is het niet mogelijk om contact te maken met het slachtoffer. Het slachtoffer vecht door, zelfs wanneer hij overmeesterd is door politie en beveiliging. Houdingsverstikking (positionele asphyxie) Houdingsverstikking treedt op als de borstkas en eventueel ook de buik van een persoon zodanig gefixeerd worden dat er geen ademhalingsbewegingen meer mogelijk zijn. Hierdoor ontstaat zuurstoftekort dat kan leiden tot de dood. Een stimulerend middel geeft een verhoging van hartslag en ademhaling. Als dat afgestopt wordt door met meerdere mensen iemand onder controle proberen te houden kan iemands ademhaling acuut stoppen.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Allergische reactie protocol 10.3 Er zijn twee soorten allergische reacties: in/over het hele lichaam: stoornissen in de ademhaling en/of in de circulatie, huidklachten plaatselijk. Insectensteken zijn in eerste instantie plaatselijk, maar kunnen zich soms ook uitbreiden naar het hele lichaam. Bij plaatselijke reactie kan verwezen worden naar het eigen zorgkader. N.B. Politiemedewerkers dienen slachtoffers NOOIT medicatie toe. Dat geldt zowel in het algemeen als in het geval van een allergische reactie.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Beroerte (CVA) protocol 10.4 Bij een beroerte begint er een stukje hersenweefsel af te sterven door zuurstoftekort. De FAST-test is een hulpmiddel om een beroerte vast te stellen. Indien tenminste een van de drie items (Face, Arm en Speech) een niet normaal testresultaat laat zien is er kans dat er sprake is van een beroerte. Het is van belang dat een beroerte snel herkend wordt en dat ambulancezorg snel wordt ingeschakeld.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Borst-/buik-/bekkenletsel protocol 10.5 Bij borstletsel bestaat het gevaar van belemmering van de ademhaling en de bloedsomloop. Bij buik- en bekkenletsel is het levensgevaar groot. Er kunnen namelijk grote bloedingen optreden zonder dat er zichtbare aanwijzingen voor zijn. Een slachtoffer met buik-/bekkenletsel kan snel en zonder waarschuwing snel achteruitgaan. Het is daarom van belang om goed met inwendig buik-/ bekkenletsel rekening te houden.
Borstpijn/pijn op de borst protocol 10.6 Het is bij pijn op de borst van belang om snel onderscheid te maken tussen levensbedreigende en minder gevaarlijke oorzaken van pijn op de borst. Het voorkomen van een circulatiestilstand heeft de eerste prioriteit bij slachtoffers met pijn op de borst. Ongeveer de helft van de reanimatieslachtoffers heeft een aantal alarmsymptomen: acuut ontstaan van de pijn op de borst en/of bleek, zweterig, benauwd. Overleg met de MKA is noodzakelijk, ook al zijn/gaan de klachten over.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Brandwonden protocol 10.7 Bij verbranding vanaf circa 18% (regel van 9) kan abnormale circulatie ontstaan. Spoelen met lauw water gedurende zeker 10 minuten is het belangrijkste. Indien er geen (schoon) kraanwater voorhanden is, kan eventueel worden gebruikgemaakt van slootwater. Het slachtoffer mag niet drinken! Blaren mogen niet worden doorgeprikt, er mogen geen zalven worden gebruikt. Kleding die vastzit aan een brandwond moet niet verwijderd maar nat gehouden worden. Afdekken van brandwonden is een taak van de ambulancezorg. Bij chemische verbrandingen staat de eigen veiligheid altijd voorop. Probeer achter de naam van het middel te komen en handel op basis van advies brandweer of MKA. .
Politieacademie; EHDP; september 2012
Drenkeling protocol 10.8 Hoofd boven water Een drenkeling die in het water drijft met het hoofd boven water moet bij voorkeur horizontaal uit het water worden gehaald. Hoofd onder water Bij slachtoffers die van onder het water worden gered kan ernstig zuurstoftekort bestaan. De tijd is dan kostbaar. Snelle redding en onmiddellijke reanimatie zijn veel belangrijker dan een horizontale redding. Elke drenkeling die in water van 33ºC of lager heeft gelegen, is onderkoeld. Dit betekent in de praktijk dat bijna altijd van onderkoeling kan worden uitgegaan. Na redding wordt allereerst de luchtweg vrijgemaakt en het slachtoffer beademd. Niemand mag worden doodverklaard, voordat hij/zij is opgewarmd. De drenkeling moet dan ook uitputtend worden behandeld! Alleen in geval van een verkoold lichaam, ontbinding en rotting (pas zichtbaar na drie dagen), lichaam uit elkaar door trauma, volledig bevroren lichaam en lijkstijfheid in combinatie met lijkvlekken kan worden beoordeeld of er sprake is van overlijden.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Hyperventilatie protocol 10.9 In een gezond lichaam wisselen de longen zuurstof en koolstofdioxide uit tussen bloed en buitenlucht. Bij hyperventilatie zit er te weinig koolstofdioxide in het bloed. Om het hyperventileren te stoppen, moet men het koolstofdioxidegehalte weer laten stijgen. Daartoe kan men het beste de uitgeademde lucht opnieuw inademen (door in de eigen handen te laten ademen) of door kniebuigingen te laten maken. Hyperventilatie komt veel voor bij mensen die verder gezond zijn. Van belang bij hyperventilatie is dat ook bij mensen die reeds bekend zijn met hyperventilatie mogelijk andere aanwijsbare oorzaken eerst worden uitgesloten. In dat geval is het in eigen handen ademen onjuist.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Letsel aan armen en benen protocol 10.10 De eerste hulp aan het slachtoffer is erop gericht: beweging en daardoor verergering van het letsel te voorkomen bij open wonden verontreiniging te voorkomen. Bij amputatie is de kans op een forse bloeding aanwezig. Die kan soms na enkele minuten optreden.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Nek-/halsletsel protocol 10.11 Levensreddende handelingen gaan altijd vóór behandeling van plaatselijk letsel. Ga ervan uit dat halsletsel altijd samengaat met halswervelkolomletsel, tot het tegendeel is bewezen. Extra waakzaamheid is geboden bij slachtoffers met een gestoord bewustzijn. Er kan sprake zijn ruggenmergbeschadiging. Let op de mogelijke verschijnselen.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Neusbloeding protocol 10.12 Vooral bij slachtoffers die bloedverdunners gebruiken, kan een neusbloeding aanleiding zijn tot fors bloedverlies. Een neusbloeding kan spontaan optreden, maar kan ook het gevolg zijn van pepperspray of een trauma.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Onderkoeling en bevriezing protocol 10.13 Bij onderkoeling verliest het lichaam meer warmte dan het kan produceren. Het warmteverlies is afhankelijk van: de omgevingstemperatuur de luchtvochtigheid de windsnelheid bescherming door kleding de algemene gezondheid van het slachtoffer. Bij onderkoeling is er heel vaak sprake van bewustzijnsverlies; hoe ernstiger de onderkoeling, hoe groter het verlies van bewustzijn. Bij zeer ernstige onderkoeling is er bovendien kans op een circulatiestilstand. Wanneer de vitale functies zijn veiliggesteld en er sprake is van onderkoeling, is de handelwijze erop gericht warmteverlies te beperken.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Oogletsel protocol 10.14 Bij pepperspray in de ogen mag alleen water gebruikt worden.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Oververhitting protocol 10.15 Bij oververhitting produceert het lichaam meer warmte dan het afgeeft. Hierdoor stijgt de lichaamstemperatuur en neemt het transpireren toe. Er is kans op uitdroging. Een hoge lichaamstemperatuur en uitdroging kunnen leiden tot verminderd bewustzijn, ademhalingsstoornissen en abnormale circulatie.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Rugpijn en -letsel protocol 10.16 Rugpijn wordt vaak veroorzaakt door slechte houding, een onverwachte beweging of het tillen van iets zwaars. Acuut ontstane, aanhoudende, hevige rugpijn die houdingsonafhankelijk is, kan het gevolg zijn van een ernstig probleem. Als acute rugpijn gepaard gaat met bleek, zweten en klam, dan moet direct ambulancezorg worden ingeschakeld. Er kan ook sprake zijn van ruggenmergbeschadiging. Ook dan moet direct ambulancezorg worden ingeschakeld.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Schedel- en hersenletsel protocol 10.17 Een schedelbasisfractuur is een ernstige botbreuk, waarbij de basis van de schedel is gebroken. De ernst van de fractuur wordt bepaald door de mate van druk die ontstaat in de hersenen, waardoor de hersenen bekneld raken en de vitale functies ernstig verstoord kunnen raken. Een schedelbasisfractuur is onder meer herkenbaar aan het verlies van bloed-/hersenvocht uit de gehoorgang en/of neus en kan een levensbedreigende situatie zijn. Het slachtoffer zal in dit geval snel het bewustzijn kunnen verliezen en problemen kunnen krijgen met de ademhaling en/of circulatie, afhankelijk van de mate van bloeding in de hersenen. Snelle hulp is vereist. Soms ontstaan klachten pas enige tijd na het ongeval. Het slachtoffer kan zich soms het ongeval niet (goed) meer herinneren. Er is dan waarschijnlijk sprake van een lichte hersenschudding. Schedel- en hersenletsel gaan altijd samen met wervelkolomletsel totdat het tegendeel is bewezen. Stabiele zijligging is niet aan te bevelen, omdat de gehele wervelkolom hierdoor wordt bewogen. Dit kan verergering van het letsel veroorzaken.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Suikerziekte protocol 10.18 Een te hoog bloedsuikergehalte kan ontstaan door het innemen van te weinig medicatie of bij veel vochtverlies. Een te lage bloedsuiker kan ontstaan door te weinig te eten. Dit komt in de politiepraktijk het meest voor. Mensen met suikerziekte kunnen een gedragsverandering vertonen, bijvoorbeeld agressief worden. Het gedrag kan lijken op dat bij dronkenschap. Laat bij twijfel altijd het slachtoffer iets zoets eten of drinken.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Vergiftiging protocol 10.19 Eigen veiligheid staat altijd voorop! De verschijnselen bij vergiftigingen kunnen gevarieerd zijn en zijn niet altijd direct herkenbaar. In de praktijk komen vergiftigingen door 'huis-tuin-en-keuken'-middelen het meest voor. Denk aan: bijtende stoffen, zoals vaatwasmiddelen, gootsteenontstoppers, toiletreinigers, soldeervloeistof, ammonia, ontroesters, petroleumproducten, zoals lampolie (heeft vaak een aantrekkelijk kleurtje), terpentine en meubelolie en overige giftige stoffen, zoals (te veel) geneesmiddelen, giftige planten, bessen en paddenstoelen. In dat geval wordt er na overleg met de MKA conform de Gifwijzer® gehandeld. Blijf bij gasvergiftiging zelf altijd bovenwinds. Koolmonoxidevergiftiging komt regelmatig voor. Koolmonoxide is onzichtbaar, kleurloos en reukloos. Als dit gas wordt ingeademd, wordt het via de longen in het bloed opgenomen. Het hecht het zich langdurig aan rode bloedcellen en verdringt de zuurstof in het bloed. Verschijnselen van koolmonoxidevergiftiging kunnen zijn: bewustzijnsdaling hoofdpijn duizeligheid misselijkheid braken hartkloppingen benauwdheid pijn op de borst vermoeidheid slecht(er) zien. Bij vermoeden van koolmonoxide moet de brandweer worden ingeschakeld. Bij chloorgas- en zoutzuurgasvergiftiging worden de slijmvliezen van ogen, neus, keel en bovenste luchtwegen geïrriteerd.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Wegrakingen protocol 10.20 Bij wegrakingen is er sprake van een kortdurende bewustzijnsstoornis die zich spontaan herstelt. Epilepsie Bij epilepsie is er sprake van een hersenaandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Bij deze aanvallen is er een plotselinge, tijdelijke verstoring van het elektrisch evenwicht in de hersenen. De aanvallen verschillen van persoon tot persoon. Bij een epileptische aanval is het slachtoffer bewusteloos en maakt schokkende bewegingen met armen en benen. Op de mond kan schuim zitten, dat bloederig kan zijn door een tongbeet. Soms laat het slachtoffer urine lopen. De ademhaling kan tijdens een aanval stoppen, waardoor het slachtoffer blauw ziet. Na een aanval kan het slachtoffer zeer vermoeid en verward zijn. Koortsstuipen Kinderen met een snelle stijging van de lichaamstemperatuur kunnen reageren met koortsstuipen. Verschijnselen van een koortsstuip zijn: wit wegtrekken niet aanspreekbaar weggedraaide ogen schokkende bewegingen met de armen en/of benen of hele lichaam. Koortsstuipen zien er angstaanjagend uit, maar hebben over het algemeen geen consequenties. Een stuip is niet te stoppen van buitenaf. Meestal stopt de koortsstuip vanzelf binnen circa 5 minuten. Een koortsstuip wordt vaak gevolgd door een periode van diepe slaap. Bij koortsstuipen moet worden overlegd met de MKA.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Wonden protocol 10.21 Dit protocol betreft wonden die nog niet specifiek zijn genoemd in andere protocollen. Beoordeeld moet worden of de wond zelf behandeld kan worden of dat overleg met de MKA nodig is.
Politieacademie; EHDP; september 2012
Afkortingen
Politieacademie; EHDP; september 2012
13.
Afkortingen
ABCDE
Airway, Breathing, Circulation, Disability, Exposure
AED
Automatische Externe Defibrillator
AVPU
Alert, Verbaal, Pijn, Unresponsive
CBRN
Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair
CVA
Cerebraal Vasculair Accident
LPA
Landelijk Protocol Ambulancezorg
EHDP
Eerste Hulp door Politie
MKA
Meldkamer Ambulancezorg
MMT
Mobiel Medisch Team
OvD-P
Officier van Dienst Politie
PD
Plaats Delict
Sitrap
Situatierapport voor de meldkamer
Politieacademie; EHDP; september 2012