De Sollicitanten
Eerste druk, december 2005 © 2005 Katinka Sliepenbeek Redactie: Hans Barten Foto’s Illustraties: Gerrit Oortman
[email protected] ISBN: 90-8539-307-8 Uitgever: Free Musketeers
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
KATINKA SLIEPENBEEK
1. De afwijzing is steevast verpakt in een omslag die bol staat van de inhoud. Een formeel, schriftelijk bedankje inclusief het retour van sollicitatiebrief en curriculum vitae. Volgens de regels van de arbeidsmarkt ter bescherming van de privacy van de afzender, maar in werkelijkheid omdat amper een instelling of bedrijf in het bezit is van een papierversnipperaar. En de sollicitante is toch niet aangenomen, dus wat moet men verder met die rotzooi. Carla stopt halverwege de versleten koningsblauwe loper en zakt neer op de middelste traptrede. Ze overweegt wat ze als eerste het beste denkt te kunnen verteren op een nuchtere maag. De deprimerende inhoud van een stuk of vijf dikke enveloppen die nu nog op een onheilspellende, slordige hoop, samen met wat rekeningen, op de kokosmat voor de voordeur in de gang liggen, of het oeverloze gewauwel van Diana. Diana is natuurlijk weer voor dag en dauw opgestaan en ligt op de bank naar de televisie te staren. Toen de kabel nog niet aangesloten was deed ze een hele morgen over het lezen van de regionale krant. 's Middags placht ze op zoek te gaan naar betaalde arbeid. Tenminste dat beweerde ze. Nu zit ze de hele dag aan de beeldbuis gekluisterd. Naar eigen zeggen om via de televisie in contact te blijven met het echte leven en daarmee met haar vakgebied; de psychologie. Wat Carla betreft een wat wankele verklaring voor haar geestvervormende overgave aan soaps en praatshows. Een liefhebberij die nog altijd beter in Diana's zelfbeeld past dan verslaafd te zijn aan alcohol, drugs, gokken, seks of solliciteren. Dat laatste slaat dan op Carla die volgens Diana net als zij gewoon rustig moet afwachten tot ze gehaald wordt. 'Voor het gekkenhuis zeker', had Carla eens op een helder moment geantwoord. 'Wel als je doorgaat met solliciteren. Solliciteren is zelfdestructie, let op m'n woorden', wist Diana zelfvoldaan. Hierna was ze weer apa-
5
thisch onderuit gegaan voor episode nummer zoveel van reality t.v., terwijl Carla haar hersens pijnigde voor een intelligent weerwoord. Ze zou eindelijk bestand moeten zijn tegen Diana met haar psychologische wijsheden. Voorgebakken levenslessen waar in de praktijk niemand mee uit de voeten kan. Diana nog het minste van allemaal. Daar durft Carla, na bijna een decennium van noodgedwongen samenleven met deze pseudo-psychologe, haar eigen titel om te verwedden. Hoewel ze zelden of nooit tijdig de juiste woorden vindt om Diana passend op haar nummer te zetten. Maar Carla is een doorzetster met het uithoudingsvermogen van een topsportster en ze zei vlug maar plechtig: 'Alles is zelfdestructie. Elke start, elke constructie, is een begin van een eind, dus deconstructie.' Na deze wijze woorden was er een stilte opgetreden. Wat Carla betreft het theatrale effect van een niet te omzeilen staaltje analytisch vermogen van haar kant. Maar Diana, ook niet van gisteren, heeft de onhebbelijke gewoonte om Carla's troeven te bagatelliseren. Ook toen had ze gewoon helemaal niets meer gezegd, waardoor de veelbelovende stilte oploste in een pijnlijke leegte. Het gaf Carla het bekende gevoel alsof ze onherroepelijk teruggefloten werd naar een hopeloze toestand, waarin ze het veel te druk heeft met achter de feiten aanlopen om het in te zien. Op zulke momenten wenst ze Diana vurig uit haar leven. De rest van de tijd probeert ze haar te negeren wat geen makkelijke opgave is bij iemand die de hele dag door bereid is om allerlei zelf bedachte filosofieën te pas en te onpas ten beste te geven. En dat hangend op de sofa met ongewassen haren, vergeeld T-shirt, grijs wollen vest, vale spijkerbroek en blote voeten met rood gelakte teennagels. Die teennagels zo netjes in kersenkleur in schil contrast met de rest van het plaatje vindt Carla nog steeds frappant. Net als het feit dat Diana altijd stickies bij de hand schijnt te hebben. En koffie die Carla niet gezet heeft, maar die ergens vandaan moet komen. Zou Diana dan toch weleens langer dan hoogst noodzakelijk in beweging zijn? Het is Carla nog nooit opgevallen. En Eric kan het niet geweest zijn, want die ligt tot een uur of twee 's middags in bed.
6
'Een sfeer van dode dingen en de geur van uitwerpselen', concludeert Carla emotieloos, terwijl ze ongewild een verdwaalde rookwolk opsnuift. Hasj ruikt naar urine. Zelfs door een gesloten huiskamerdeur heen. Er is een tijd geweest dat ze zo naïef was om de muffe sfeer in huis aan het toiletgedrag van de mannelijke bezoekers te wijten. In haar onwetendheid had ze het toilet ontelbare keren verwoed schoongeschrobd met milde W.C.eend zonder ammonia en chloor, vanwege het milieu, maar later met onverdund bleekmiddel, omdat de stank maar bleef aanhouden. Haar fixatie op een frisse toiletgelegenheid nam pas af toen ze de werkelijke oorzaak van de constante onaangename atmosfeer achterhaalde en besefte dat deze bron niet te verdelgen is. Ze heet Diana en ontspringt op de sofa. Het lijkt Carla maar het beste om terug naar bed te keren. Haar gemoedstoestand is die morgen noch tegen de inhoud van de post noch tegen de uitstraling van Diana bestand. Daar komt nog bij dat ze door de ribbeltjesruit van de voordeur beneden haar ziet hoe een grijsgetinte gestalte op de bel drukt. 'Bezoek', denkt ze met lichte paniek vanwege haar schaarse nachtkleding. Een t.h.-shirt met het opschrift 'shop till you drop', rijkelijk versierd met flinterdunne slijtplekjes, en een uitgelubberde polyester onderbroek van de Hema die in een ver verleden nog als seksy kanten slipje dienst heeft moeten doen. Toen ze nog bereid was om aan de wensen van Niels tegemoet te komen, maar het budget allang alle flexibiliteit verloren had. 'Er is iemand aan de deur!', roept Diana. Ze reageert vanuit de huiskamer op het geluid van de ding-dong in de gang. Liever was Carla naar boven gesneld, maar ze voelt zich betrapt. Ze trekt haar t-shirt over haar blote knieën en bestudeert de schim achter de glazen voordeur die als een Wajangpop in een schaduwspel voortdurend in allerlei schakeringen van donker naar licht grijs verandert. 'De bel, Carla!', Diana wordt ongeduldig samen met de schim die nu twee keer op de bel drukt. Carla wil roepen dat ze half naakt is, maar bedenkt dan net op tijd
7
dat Diana meteen zou antwoorden dat het haar huis niet is en dus niet haar verantwoordelijkheid om gasten binnen te laten. 'Ik ga terug naar bed, dus je ziet maar', besluit ze, terwijl ze zich optrekt aan de trapleuning en luid stommelend anderhalve trap terug naar zolder en de beslapen twijfelaar snelt. Het kussen van Niels ruikt naar aftershave en wasverzachter. Haar eigen kussen trekt ze over haar achterhoofd. Niet dat het helpt. Tegenwoordig is er heel wat meer nodig voor een vertrouwd gevoel van veiligheid dan wat overtrokken donzigheid met de cosmetische geur van haar levensgezel. Ze probeert regelmatig te ademen om weer in slaap te komen, maar wordt gehinderd door een heel leger verdwaalde, uitgevallen, grijze haren van Niels. Ze kriebelen aan haar lippen en neusgaten en steken, nerveus trillend, de draak met haar zuurstofbehoefte. Het zijn er zoveel dat het lijkt alsof ze met haar hoofd in een spinnenweb gevangen zit. Geërgerd werpt ze zich uit haar benauwde bescherming op haar zij, wijft hardhandig haar gezicht schoon en rood en trekt het donsdek over zich heen, waaronder ze de foetushouding aanneemt. Zo tracht ze opnieuw de slaap te vatten. Hoe minder ze doet, hoe beter ze lijkt te kunnen slapen. Soms wel veertien uur achtereen, doelloos, omdat ze niets nuttigs gedaan heeft waar ze voldaan en moe van zou kunnen worden, om daarna met een zeurende hoofdpijn wakker te worden. Zo'n hoofdpijn die haar uiteindelijk opnieuw in bed doet belanden. Niels begrijpt het wel. 'Je bent de hele dag bezig met solliciteren', sust hij als begrijpende vader, die hij, gezien zijn leeftijd, eigenlijk makkelijk had kunnen zijn. Van hem hoeft ze alleen maar te zorgen dat ze 'gelukkig' is. Een opdracht die Diana maar al te graag van Carla voor Niels had willen overnemen. Ze vindt dat Carla gezegend is met een partner die goed is voor meer dan een modaal inkomen en de hele dag aan zichzelf. Dat Carla elke dag een warme maaltijd op tafel zet voor alle bewoners, inclusief de chronische zoete inval, de hond uitlaat en de ergste stank in huis met de meest milieuonvrien-
8
delijke poetsmiddelen probeert te verdrijven, wordt gemakshalve maar even vergeten. Ook door Niels, die denkt dat hij modern en geëmancipeerd is als hij huishoudelijke taken als overbodig benadert. Voor hem hoeft het allemaal niet meer zo nodig. Geen gestreken overhemden, geen verse groenten. Zodat hij altijd een verdedigingsmiddel in de strijd om zijn gebrekkige aandeel in het huishouden kan gooien. Ergens heeft hij gelijk. Wat maakt het uit als de afwas zich een week lang op het aanrecht opstapelt? Wie maakt zich druk over een toilet dat ruikt naar een openbaar mannenurinoir en vitrage die van jarenlang opgevangen stof en nicotine aan elkaar hangt en spontaan uiteen valt bij de eerste aanraking met een fris sopje? Het zal Niels, Diana en Eric een zorg zijn. En toch lukt het Carla niet om zich te concentreren op het schrijven van sollicitatiebrieven als ze niet eerst elke dag een vast patroon van wassen, koken en poetsen heeft afgewerkt. Terwijl ze veel beter een goed boek had kunnen lezen, of de krant. Al die nuttige zaken waarmee ze vroeger haar studentendagen sleet. Het frustreert haar. Deze poetsdrift. Zoals ook het tevergeefs schrijven van sollicitatiebrieven haar tot het uiterste drijft. Volgens Diana is het een obsessie, die Carla beter zou kunnen uitleven op vrijwilligerswerk. De zaterdageditie van de Volkskrant alleen al staat elke week vol met vacatures voor vrijwilligers. Vrijwilligers gevraagd in; bejaardentehuizen, ziekenhuizen en bibliotheken. Bij opvangcentra, culturele instanties, kerken, speeltuinen, peuter- en kleuterspeelzalen en ga zo maar door. Zo zou Carla zich toch nog nuttig kunnen maken in de maatschappij. Diana heeft het al verschillende keren aan haar voorgesteld. Steeds met uiteenlopende voorbeelden, maar altijd met een ironische ondertoon van een alwetende psychiater in wording, die een patiënt denkt te moeten losweken van een vastgeroest leefpatroon met behulp van bezigheidstherapie. Jammer alleen dat Diana de psyche van haar patiënt zo makkelijk generaliseert tot een geval van dertien uit een dozijn. Alsof Carla solliciteert uit verveling. Alsof de tijd haar niet met in totaal drie
9
werkloze, verloren jonge jaren dreigend om de oren slaat. Jaren die zijn omgevlogen met het plannen en uitstellen van allerlei ideeën die Carla allang had kunnen uitvoeren, als ze maar naleefbaar waren zonder redelijk inkomen. Een taal- adviesbureau bijvoorbeeld. Dat had Carla echt wel in haar eentje aangekund. Alleen niet zonder een lening van de bank; een startkapitaal dat ze kon vergeten door een aanzienlijke studieschuld, die eerst afbetaald moest worden. Desondanks had ze nog genoeg te doen met haar leven en daarom is vrijwilligerswerk het laatste waar ze zich toe zou kunnen zetten. Carla moet er niet aan denken. Vrijwilligerswerk als medicijn tegen dwangmatig handelen. Een advies dat haar van de wal in de sloot helpt. Want wat is de enorme vraag naar vrijwilligers anders dan een veeg teken van scheve verhoudingen op de arbeidsmarkt? De straat vegen of bejaarden verschonen met behoud van uitkering. Vrijwilligerswerk om de mythe van een gezonde arbeidsmarkt en daarmee de moraal van de belastingbetalers hoog te houden. Gewoon verborgen werkloosheid. En Carla ziet niet in waarom zij zich zou moeten conformeren aan de leugens van een ander. Die heeft ze echt niet nodig om zichzelf een rad voor de ogen te draaien met de utopische gedachte dat het haar, met de nodige inzet, op den duur echt wel zal lukken om haar hobby om te zetten in betaalde arbeid of, desnoods, andersom. Diana moet tot in haar tenen aanvoelen dat Carla heimelijk, hoge ambities koestert, want om één of andere reden stranden de zeldzame discussies die Carla met Diana voert altijd op dit onderwerp. Carla vermoedt dat Diana het er op aanstuurt. Via allerlei slinkse wegen. Bijvoorbeeld door te beginnen over koetjes en kalfjes. Zo van 'ons kent ons.' Buitengewoon knap geacteerd met een enorm arsenaal aan varianten. Zo psychologisch verantwoord uitgekiend dat het voor Carla wel altijd onmogelijk zal blijven om Diana voor te zijn. Ze trapt er uiteindelijk, hoe dan ook, toch in. Door met een nietszeggende opmerking te reageren op wat steeds opnieuw, maar telkens weer anders, verdacht veel op het begin van een onschuldige conversatie
10
lijkt. Op zo'n onbewaakt moment ziet Diana haar kans schoon. Ze is dan in staat om vergelijkingen te trekken tussen de vuile was van Niels en Carla's zo genoemde ziekelijke behoefte om zich te doen gelden. Het begint zo: 'Je hebt nog veel te wassen vandaag zie ik wel?' Geen antwoord van Carla. 'Zal ik helpen met sorteren?' Geen reactie van Carla. 'Gebruik je Robijn?' 'Want als je Robijn gebruikt dan wil ik graag wat van je lenen voor mijn trui?' 'Geef die trui maar, dan gooi ik hem bij de sokken van Niels. Dat kan makkelijk samen in één wasbeurt.' Carla is verloren. 'Dat je dat doet zeg!' 'Wat?' 'Ik bedoel, kan Niels z'n eigen sokken niet wassen? Ik dacht dat jij zo geëmancipeerd was? Vrouwenstudies en zo? En waar blijf je nou? Overgeleverd aan de wensen van een man die nog tweeëntwintig jaar ouder is ook.' Carla gaat voor de bijl. Diana heeft haar opnieuw op het front van zelfverwezenlijking, carrière maken en emancipatie gepraat. Een spanningsveld tussen beiden dat om die reden bij Carla tot boute uitspraken leidt die Diana dan weer, onder het mom van een deskundige, kan weerleggen met objectief gewaande wetenswaardigheden uit de psychologie. Het is te zien hoe ze dan groeit. Hoe ze geniet van de macht die Carla haar tijdens de discussie langzaam maar zeker in handen geeft door kwaad te worden. Door zich persoonlijk geraakt te voelen door Diana's nihilisme. Uit frustratie roept ze vervolgens ondoordachte beledigingen aan het adres van de decadente levens van bekenden, die ze in het echt heus niet zo veroordeeld als ze Diana in haar woede wil doen geloven en ze beklaagt zichzelf, een vrouw van de wereld in een maatschappij die haar geen kansen gunt, alsof ze liever dood zou zijn. 'Gewoon een geval van ordinaire jaloezie', pleegt Diana ver volgens
11
bijvoorbeeld tergend langzaam als diagnose te stellen. 'Je bent jaloers op iedereen die wat van zijn of haar leven weet te maken. Je bent een mislukkeling Carla...en een snob. Je voelt je te goed voor vrijwilligerswerk en minderwaardig vanwege je status als werkloze academica.' Eenmaal bij zulke kortzichtige diagnoses aangekomen, is Carla in de regel al zo uitgeput van alle inspanningen om de lijn van de discussie te kunnen blijven volgen in combinatie met het verwoorden van haar frustraties, dat ze meestal alleen nog maar onbenullige reacties kan bedenken. Zoiets als: 'Dat is een pleonasme.' 'Wat is een pleonasme?' 'Als je zegt 'gewoon een geval van ordinaire jaloezie.' Dat is dubbel op.' 'Ja, Carla, we weten dat je letteren gestudeerd hebt.' En Carla laat het maar zo. Dan maar te boek staan als een frustraat. Waarschijnlijk is het nog waar ook. Ze beseft zelf beter dan wie ook dat ze niet meer functioneert zoals het eigenlijk zou moeten of kunnen. Maar daar is dan een collectie van vijfhonderdvierentwintig schriftelijke afwijzingen op iets meer sollicitatiebrieven mede debet aan. Ongeveer twintig van de ruim vijfhonderd keren dat ze zichzelf op de arbeidsmarkt te koop heeft aangeboden, werd ze overwogen, voor een gesprek uitgenodigd en na wikken en wegen toch te licht bevonden; te onervaren, of te oud, te jong, te hoog opgeleid, te laag opgeleid, te duur, te eigenwijs, te onzeker, te ambitieus, te weinig carrière gericht, te zelfingenomen, te feministisch en nog veel meer van dat soort uitvluchten voor wat in werkelijkheid natte vingerwerk is. Ze kan er geen touw meer aan vast knopen. Helemaal niet meer nadat ze haar goede wil toch ruimschoots heeft getoond door zich een jaar lang een nuttig lid van de samenleving te bewijzen in de hoedanigheid van staflid bij een emancipatiebureau. De getoonde goede wil zat niet zo zeer in het vervullen van de functie, vanwege de hoge status en niet onaantrekkelijke inhoud, als wel in de afstand van 120 km die Carla dagelijks moest afleggen om haar werkplek te
12
bereiken. Verhuizen was geen betaalbaar alternatief. Zeker niet voor een bij voorbaat onzekere baan in het dure, dichtbevolkte, met woningnood kampende, zuidwesten van Nederland. Vijf dagen in de week, met de trein heen en terug. Het treinabonnement kostte haar een jaar lang een derde van haar salaris. Daarna werd ze ontslagen, want het emancipatiebureau werd opgeheven. Maar Carla was rijker nu. Ze had werkervaring. Een verworvenheid waarvan de afwezigheid haar in het verleden het enige terecht opgeworpen obstakel leek bij het vinden van een redelijke baan. En nu ze dan eindelijk kant en klaar was gestoomd voor de arbeidsmarkt, bleven de afwijzingen nog net zo makkelijk binnen stromen als voor Carla's werkervaring. Met tientallen tegelijk. De één nog lomper dan de andere. Carla begon zo zoetjes aan te geloven dat er wellicht zoiets als een crisis aan de gang is, waarin een groeiend aantal werklozen letterlijk, figuurlijk en te vaak tevergeefs moet vechten voor veel te weinig arbeidsplaatsen. Een gevecht dat niemand van de werkende klasse wenst te zien uit angst voor het eigen hachje. Hoe het ook zij, Carla geniet in elk geval nu weer ruim een jaar van een luizenleventje met een uitkering bij de gratie van de belastingbetalers. Met dit verschil dat ze nu niet langer wordt afgewezen vanwege een gebrek aan werkervaring, maar nog steeds om alle andere mankementen aan haar persoonlijkheid, die elke willekeurige personeelschef moeiteloos uit de inhoud van haar sollicitatiebrieven schijnt te kunnen afleiden. Werkervaring of niet, een diploma of niet, mobiel of niet en jong of niet, het maakt allemaal maar weinig uit. In de praktijk. In theorie is alles, zoals gebruikelijk, heel anders, want het personeel van het arbeidsbureau seint, in opdracht van de overheid, juist een tegengestelde boodschap uit waarin het vinden van betaalde arbeid niets te maken heeft met het arbeidsmarktklimaat, bij academici zelfs niet eens met een diploma, maar alles met een zelfverzekerde uitstraling en motivatie. Bij ongeschoolden telt een diploma opeens wel weer mee. Dit moet dan eerst gehaald worden met begeleiding van het personeel dat, bij wijze van voorbeeld, zelf uiteraard de per-
13
fecte arbeidsmoraal uitdraagt. Carla's 'voorbeeld' was een vrouw. Ze stelde zich voor met de naam 'Esmerelda', voor vrienden 'Esmee', en stond niet op vanachter haar computer toen Carla in een tweepersoons kamertje bij haar op bezoek kwam om zich voor de tweede keer in te laten schrijven bij het arbeidsbureau, omdat haar eerste registratie was verlopen tijdens haar baan bij het emancipatiebureau. Als het niet zo was geweest dat inschrijving noodzakelijk is voor het verkrijgen van een uitkering, had Carla er beslist van afgezien. Bij haar eerste bezoek had ze een formulier met een lijst algemene vragen moeten ophalen aan een balie, waarachter een man zat met een kop van een pitbull en een houding alsof hij op elke eventuele vraag van haar kant zou gaan blaffen of bijten. Schichtig had Carla het formulier naar zich toegetrokken. Achter één van de tafels in de ontvangstruimte maakte ze zich klein om niet op te vallen tussen ontelbare werkzoekenden in allerlei maten en kleuren. Allemaal mensen met een laag arbeidsmoraal. Vandaar dat de ondubbelzinnig geformuleerde meerkeuzevragen op de lijst ook maar weinig te antwoorden overlieten natuurlijk. Als je namelijk tot werkloze uitverkoren wordt, zie dan nog maar eens een respectabel lid van de samenleving te worden. Carla was zo klaar met het invullen van haar naam, nationaliteit, leeftijd, opleiding en werkervaring. Ze twijfelde even bij de vraag over welke functies ze bereid was te vervullen. 'Directrice van een bank', dacht ze nog om zichzelf op te vrolijken, maar ze kruiste toen toch braaf de beroepen aan die enigszins bij haar opleiding aansluiten. Een computer deed de rest en Carla mocht gaan met een piepklein formuliertje als dank voor haar komst. Ze stond ingeschreven met een slagingskans van één op zevenhonderdduizend. Een getal in de groei. En hoe meer mededingers naar de slinkende en verwelkte inhoud van de prijzenpot, hoe minder kans op het winnende lot uit de loterij. Geen wonder dat Carla zich voor haar tweede bezoek, uit voorzorg, vast had ingesteld op 'quick service' in slaafse navolging van de Amerikaanse levensstijl. Maar er was wat veranderd. De benadering was
14
persoonlijker geworden. Mogelijk dat tussen het groeiend aantal werkzoekenden, per abuis, en zo op het eerste oog maar tijdelijk, wat mensen met algemeen erkende persoonlijkheid en bewezen motivatie verdwaald waren geraakt. Nog maar net vers van de arbeidsmarkt en in de naïeve veronderstelling dat ze in de toekomst wel weer terecht zouden komen, was er nog ruimte en daarmee moed om te klagen over de onkundige massabenadering van het personeel bij het arbeidsbureau. Nu is onkunde niet te verdoezelen, maar een massamentaliteit is wel te verbergen achter, bijvoorbeeld, een quasi persoonlijk in-take gesprek. Een privilege waar overigens voor geen werkloze aan te ontkomen valt. En Carla kan er niets aan doen, maar zolang ze zich kan heugen stijgt haar bloed in een mum van tijd naar het kookpunt als ze gedwongen wordt om dankbaar te participeren aan de diensten en gunsten die anderen haar ongevraagd verlenen. Ze ontwikkelde dan ook al bij voorbaat een aversie tegen haar consulente die, tijdens de in-take, geen enkele kans greep om dit vooroordeel bij haar weg te nemen. Waarschijnlijk had ze helemaal geen notie van de irritante, kleingeestige indruk die ze maakte. Ze had zich om te beginnen ook neutraal aan Carla voor kunnen stellen. Wat kon het haar schelen dat Esmee ook weleens Esmerelda heette? Carla's volle naam is eigenlijk Maria-Carolina, maar ze zou er wel voor waken om deze beoordelingsfout van haar ouders in het openbaar te benadrukken. Een dergelijke manier van voorstellen vond Carla tekenend voor het type dat Esmerelda verpersoonlijkte. Zo te zien was ze niet veel ouder dan Carla, maar ze gedroeg en kleedde zich alsof ze niets anders hoefde te doen dan jong zijn en wachten tot het succes haar in de schoot geworpen wordt. Carla zag haar al voor zich in de studentenclub. Met een pilsje in haar hand en smachtend naar de aandacht van wie dan ook. De schijn van leuke vakken, fijne vrienden en heel veel plezier in het leven hooghoudend met make-up, pumps en korte leren rokjes. Intelligent, jong en knap met een flinke dosis ondernemingsdrang en uitzendkracht. Als je tenminste de boodschappen van de postbus 51 spotjes moet geloven.
15