Een uitgave van het Verbond van Handelaren in Chemische Producten
No 2 – juli 2009
Progressie en successen Eerst checken, dan handelen! Zorg om SIEF’s
Terugkeer naar mercantilisme? De befaamde Schotse econoom Adam Smith (5 juni 1723 - 17 juli 1790) wordt gezien als de grondlegger van het klassieke liberalisme. In zijn beroemde boek ‘An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations’, beter bekend als ‘The Wealth of Nations’ uit 1776, poneerde hij de stelling dat het nastreven van het eigen individuele belang in het grootste gemeenschappelijk belang zou resulteren. Een vrije markt zou derhalve het meeste opleveren voor de maatschappij als geheel. Het prijsmechanisme, door Smith de onzichtbare hand genoemd, zou dan zorgen voor harmonie en evenwicht op de markt. Hiermee legde Smith de basis van het economisch liberalisme van heden ten dage, en dit bracht tegelijkertijd ook de doodsteek voor het mercantilisme dat er immers op gericht is de staat zo machtig en rijk mogelijk te maken, weliswaar via handel maar ook via protectionistische maatregelen, en jarenlang de economie van Europa beheerste. Inmiddels ligt op haar beurt de theorie van het economisch liberalisme, mede door de heersende crisis, hevig onder vuur. Een andere constatering is dat na de Europese verkiezingen van 7 juni 2009 er een duidelijke verschuiving is ontstaan in de politieke arena. De traditionele partijen in geheel Europa hebben het nodige verlies moeten lijden. Veel van de stemmen zijn verloren gegaan aan partijen die een sterk anti-Europa geluid laten horen, zoals de PVV van Geert Wilders. Een zorgelijke, maar tevens ook een min of meer voorspelbare ontwikkeling. Legitiem kan daarom de vraag worden gesteld: wat moet de reikwijdte van de Europese Unie zijn? De keerzijde van bovengenoemde ontwikkelingen kan zijn dat nationale regeringen zich meer en meer terugtrekken in een isolement en toegang tot hun eigen land beperken om zo de eigen economie en geloofwaardigheid in de regering te herstellen. Een terugkeer naar enigerlei vorm van mercantilisme dreigt. Een dergelijk scenario is voor Nederland en de chemische distributie een zeer ongewenste situatie. In zijn contacten met de overheid en andere brancheorganisaties geeft het VHCP dan ook regelmatig het belang aan van de vrije markt en open grenzen. Essentieel daarbij is om bijvoorbeeld internationale wetgeving van onder meer precursoren en de handhaving daarvan in goed overleg met de nationale overheid af te stemmen. In deze FOCUS treft u daarom een groot artikel aan over de huidige stand van zaken rondom het Verdrag chemische wapens, drugs- en explosieven precursoren en de PIC-verordening. Naast dit thema vindt u in deze editie ook een uitgebreid verslag van zowel de algemene ledenvergadering als de Responsible Care-dag, de stand van zaken omtrent REACH en biociden, en andere relevante onderwerpen die van belang zijn voor de chemische distributie. Wij wensen u een goede zomer toe. Robert Stuyt
In dit nummer Progressie en successen en econoom Van Wijnbergen over de crisis pagina 4
Waar het VHCP groot in kan zijn… Responsible Care en Europol pagina 10
Externe veiligheid onder de loep overheidsinstanties aan het woord pagina 15
Verder in dit nummer: Vernieuwd partnership VHCP en VNCI
pagina
REACH: the clock is ticking
pagina
Social Event 2009, mis het niet!
pagina
Nieuw biocidenbeleid vereist snel actie
pagina
Even voorstellen…
pagina
In memoriam en bedrijfsnieuws
pagina
Agenda
pagina
5 22 23 24 26 27 27
Progressie en behaalde successen Terwijl op 16 maart 2009 in Wassenaar het VHCP zijn 63e algemene ledenvergadering hield, aarzelde het kabinet nog altijd over de te nemen maatregelen om de economische crisis aan te pakken. De aanwezige leden van het VHCP konden gelukkig wel rekenen op praktische tips en voorlichting om het hoofd te kunnen bieden aan ontwikkelingen binnen de chemische distributie. Het hoogtepunt van de middag vormde de ondertekening van het vernieuwde partnership met de VNCI voor Responsible Care. Ter afsluiting bracht econoom en professor Sweder van Wijnbergen in een razendsnel tempo het ontstaan van de mondiale crisis, de economische gevolgen en mogelijke oplossingen in beeld.
4
Na het welkomstwoord van Piet van der Slikke (voorzitter VHCP) gaf secretaris Robert Stuyt een toelichting op REACH en CLP (GHS), onderwerpen waarmee de leden en het VHCP zich intensief hebben beziggehouden, en die uiteraard ook voor 2009 hoog op de agenda staan. Robert Stuyt: “REACH is buitengewoon belangrijk en vanuit het VHCP proberen wij u ook dit jaar volledig te ondersteunen, niet tot in de details, maar wel op essentiële hoofdlijnen. De volgende stap in REACH is de vorming van Substance Information Exchange Fora’s (SIEF’s) met als doel gezamenlijk de benodigde data voor registratie uit te wisselen. (Zie ook het interview met Dirk van Well (VNCI) op pagina 22.) Het is zaak dat we daarbij elkaar ondersteunen en goed volgen, zodat het VHCP kan ingrijpen als er binnen de consortia wat fout dreigt te gaan. Kortom, hou in de gaten wat er met een gepreregistreerde stof gaat gebeuren. Zit er bovenop, want het gaat niet vanzelf om uw eigen belang goed behartigd te krijgen.” Minstens zo belangrijk dit jaar is de CLP-verordening (Regulation on Classification, Labelling and Packing), die per 20 januari 2009 van kracht is. Robert Stuyt: “Ook deze verplichting heeft voor u een grote impact. Uiteraard gaat het VHCP onverminderd voort met het organiseren van workshops. De gigantische opkomst van een workshop begin maart, namelijk honderd deelnemers, toont aan hoe belangrijk deze voorlichting wordt gevonden.” Piet van der Slikke besloot de presentatie: “Wanneer u suggesties heeft, of behoefte heeft aan meer voorlichting, dan horen wij dat graag.” Responsible Care ‘nieuwe stijl’ Sanne Muijser gaf, wegens afwezigheid van de voorzitter van de Werkgroep Responsible Care (Harry van Baarlen), alvast een toelichting op de later deze middag geplande ondertekening voor het vernieuwde partnership met de VNCI voor Responsible Care. Zie ook kader, waarin u meer leest over deze progressie. Goed nieuws Ook was er goed nieuws over het Verpakkingendossier. Sanne Muijser: “Dankzij de inspanningen van onder andere het VHCP is een substantieel deel van verpakkingsmateriaal niet langer belast.” De doorgevoerde wijzigingen in de Verpakkingenbelasting dragen in ieder geval bij aan een beter ondernemersklimaat. Tot slot ging Sanne Muijser in op het programma voor 2009, waarin onder meer aandacht is voor Explosieven precursoren. Verder bracht hij de Responsible Care-dag van 7 april in beeld. Meer over deze bijeenkomst en de nieuwe aanpak voor de externe audit leest u vanaf pagina 10. Verder kondigde hij aan dat er ook dit jaar een enquête
wordt gehouden onder de leden om de kengetallen van de chemische distributie over 2008 te inventariseren. “Gezien de resultaten van 2007 geven wij als branche een overtuigend beeld richting de overheid, hetgeen een goede basis is voor de discussies over tal van onderwerpen”, aldus Sanne Muijser.
Nieuw tijdperk Tijdens de algemene ledenvergadering werd een nieuw tijdperk ingeluid in de samenwerking tussen de VNCI en het VHCP voor Responsible Care. Het uit 1997 daterende partnership was toe aan vernieuwing, omdat het programma is uitgebreid met de Global Charter. Robert Stuyt bracht in het kort het afgelopen decennium in beeld waarin veel is gerealiseerd in het kader van veiligheid, gezondheid en milieu. In 2006 heeft de ICCA in Dubai al de vernieuwing voor Responsible Care voor de chemie wereldkundig gemaakt. Naast de toevoeging van de Global Charter is het programma uitgebreid met: duurzaamheid, transparantie, verbeterd ketenbeheer en consistentie in rapportages. Inmiddels wordt de Responsible Care Global Charter in 53 landen gebruikt. Het VHCP en de VNCI hebben de wereldwijde afspraken vertaald naar de Nederlandse situatie. Met de ondertekening van de nieuwe overeenkomst, door Piet van der Slikke (voorzitter VHCP) en Werner Fuhrmann (vice-voorzitter VNCI), gaan beide partijen de volgende tien jaar tegemoet waarin gezamenlijk aan Responsible Care nog meer inhoud zal worden gegeven. Vice-voorzitter Werner Fuhrmann besloot namens beide organisaties de officiële handeling met de belofte: “Het gezamenlijk oppakken van een project in het kader van duurzaamheid is een goed initiatief om het merk dat Responsible Care wereldwijd is, ook in Nederland nog meer te versterken.” Zie voor meer informatie ook het artikel over de Responsible Care-dag op pagina 10. Tijdens die bijeenkomst stond Sjoerd Looijs opnieuw stil bij het vernieuwde partnership. De presentatie van de VNCI kunt u eveneens downloaden op de ledenafdeling van de website van het VHCP.
Successen Milieu & Veiligheid Vanuit de Commissie Milieu & Veiligheid deed voorzitter Dré Mevissen een verslag van de laatste ontwikkelingen en behaalde successen, zoals bij de wijziging van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI): “We zijn erin geslaagd om na goed en veelvuldig overleg met de overheid een wijziging door te voeren in de afstandstabellen, de zogenaamde 10 -6 risicoafstanden voor PGS 15 opslagen zijn kleiner geworden. Deze wijziging is zeker belangrijk wanneer u als bedrijf te maken heeft met stikstofhoudende stoffen.” Ook wees hij op het belang van een juiste vermelding van de risicocontouren in het bestemmingsplan: “Wanneer bij een milieuvergunning deze risicocontouren zijn bepaald, let er dan op dat dit ook in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Anders kunt u achteraf in (grote) problemen komen.” Zie ook de ledenafdeling van www.vhcp.nl voor meer informatie over BEVI en REVI. Hi-ex Verder nam de voorzitter van de commissie de Hi-ex brandblusinstallaties onder de loep: “Hiermee is het nodige aan de hand. Veel van dit soort installaties zijn namelijk te goeder trouw gebouwd, maar blijken inmiddels niet meer te voldoen aan de veiligheidseisen
6
van VROM en mogen dus niet meer worden gecertificeerd. Hierdoor worden bedrijven geconfronteerd met hogere kosten, terwijl overheid en adviesbureaus diverse steken hebben laten vallen. Vanzelfsprekend zal het VHCP ook aan deze problematiek de nodige aandacht besteden.” Meer publiciteit Om alle inspanningen ook extern beter kenbaar te maken, stelde Dré Mevissen voor om behaalde successen via free publicity onder de aandacht te brengen. “Nog meer laten zien, wat we al doen”, zo motiveerde hij zijn oproep om het VHCP nog duidelijker te profileren richting overheid, potentiële leden en andere stakeholders. Een prima initiatief dat door het secretariaat van het VHCP inmiddels is ingevuld. Huishoudelijk deel Vervolgens was het woord aan penningmeester Harry van Zuuk om de cijfers over 2008, die een positief resultaat laten zien, en de begroting voor 2009 toe te lichten. Gerko Snel (DeMonchy) gaf namens hem en Olav van Caldenborgh (Caldic) een korte uitleg over de door hen gehouden kascontrole. Ook in 2009 zullen beide heren deze taak op zich nemen. Ook was het
weer een moment voor één van de bestuursleden om af te treden. Dit keer maakte John Regout (Quaron groep) plaats voor Luc Martens (Helm Chemicals). Daarnaast werd het aftreden van de voorzitter van de Ballotagecommissie, Ton Goedemoed (Necarbo), aangekondigd. Voor hem wordt nog naar passende vervanger gezocht. Uiteraard werden beide heren bedankt voor al hun inspanningen. In deze uitgave kunt u alvast nader kennismaken met het nieuwe bestuurslid (zie pagina 26). Grote groei FECC Weliswaar stond Hendrik Abma (FECC) op het programma, maar vanwege zijn afwezigheid spraken Robert Stuyt en Maarten Dankloff de leden bij over de ontwikkelen van deze Europese brancheorganisatie voor de chemische distributie. Robert Stuyt gaf aan dat FECC belangrijk is om vanuit Europa centraal zaken aan te kunnen sturen en dat de organisatie inmiddels zeventien nationale organisaties en tweeëndertig company members telt. Over de plannen van FECC om ook een eigen Responsible Care-programma te lanceren, dat vooral gericht zal zijn op kleinere associaties, zoals in Oost-Europa, gaf hij als reactie: “Het VHCP zal daarin geen actie ondernemen, want wij lopen
ver voorop en nemen derhalve geen gas terug, maar prikkelen uiteraard graag andere leden binnen FECC om zich in te spannen voor Responsible Care. Een bevestiging van onze voortvarende koers is niet voor niets de ondertekening van het vernieuwde partnership met de VNCI.” Aandacht voor… Zoals beloofd in de vorige FOCUS, hield Frederik Schutte van Brabers een presentatie over wat wel en absoluut niet mag conform de Mededingingswet. Dit thema van de middag kon rekenen op een grote belangstelling vanuit de leden, want er zijn nogal wat grijze gebieden waarin het niet helder is hoe de mededingingsregels zouden kunnen worden toegepast, bleek ook uit de vele vragen. Het feit dat voor een brancheorganisatie dezelfde strenge regels gelden, maakte eveneens veel reacties los. Want wat zijn de consequenties als er bij een VHCP-lid onderzoek wordt gedaan door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)? Volgens Frederik Schutte, die daarin bevestigd werd door de voorzitter, is een onderzoek nog geen aanleiding tot een veroordeling voor een overtreding. Derhalve ziet het VHCP ook geen enkele reden om voorafgaand aan een eventueel onderzoek maatregelen
7
te treffen. Bovendien wees Piet van der Slikke op de verantwoordelijkheid van de leden, wanneer er sprake is van een veroordeling van een medelid met de woorden: “Het VHCP heeft niet de functie van opsporingsambtenaar of rechter, derhalve is het uiteindelijk aan de leden om te beslissen of al dan niet op basis van een veroordeling maatregelen moeten worden genomen. Uiteraard zal het VHCP-secretariaat erop toezien dat er binnen de door de commissies, het bestuur of secretariaat georganiseerde bijeenkomsten geen ruimte wordt geboden voor praktijken die het mededingingsdaglicht niet verdragen.” Mededinging en het VHCP Binnenkort vindt u op de website van het VHCP een overzicht met de regels die het VHCP daarvoor hanteert. Verder wordt er door Brabers als compliance officer voor het VHCP gelet op zaken die vanuit de Mededingingswet onacceptabel zijn. In ieder geval was de boodschap van Frederik Schutte helder: “Voorkomen is beter dan genezen en bij concrete vragen, die voor uw bedrijfsvoering van belang zijn voor een juiste interpretering van de spelregels, zoek dan aansluiting bij een jurist of advocaat op dit gebied.” Op de website van het VHCP vindt u op de ledenafdeling de volledige presentatie, waarin onder meer staat vermeld wat er wel en niet mag bij prijsafspraken en hoever de handelingsvrijheid reikt van de NMa. Na (?) de kredietcrisis Na de pauze was het woord aan prof. dr. Sweder van Wijnbergen, die onder meer een aantal jaren hoofdeconoom bij de Wereldbank is geweest. Wie regelmatig het financiële nieuws volgt, komt sowieso veelvuldig deze hoogleraar economie tegen. Hij begon met de opmerking: “De titel ‘Na de kredietcrisis’ van mijn betoog heb ik uitgebreid met het plaatsen van een vraagteken, want de heersende crisissen gaan maar niet weg.” Tijdens zijn uiteenzetting over
8
de oorzaak van de wereldwijde crisis, was hij zeer kritisch over de verantwoordelijkheid van banken, hun managers en commissarissen. “Het kan niet zo zijn dat wanneer het goed gaat er ‘buitenaardse’ beloningen worden verstrekt, en wanneer het slecht gaat, iedereen doet alsof er geen vuiltje aan de lucht is”, aldus Van Wijnbergen. Bijles corporate finance Om beter te begrijpen hoe deze omvangrijke crisis heeft kunnen ontstaan, gaf hij de aanwezige leden bijles over corporate finance. Overigens, de subprime hypotheken zitten anders in elkaar dan de meeste kranten ons voorschotelen, zo bleek uit zijn presentatie. Deze producten zijn namelijk ontworpen om na twee jaar geherfinancierd te worden. Het idee daarachter was, dat huizen meer waard zouden worden, zodat een financierder een hypotheek in een later stadium beter in de markt zou kunnen wegzetten. Maar de praktijk was weerbarstiger, want de huizenmarkt in Amerika stortte als een kaartenhuis in elkaar. Van Wijnbergen: “Banken kunnen blijkbaar niet met risico’s omgaan. Deze wijze van financieren leidde bovendien tot steeds meer verlies aan informatie door de gekozen structuren. Het feit dat dit relatief kleine probleem de wereld in ‘vuur en vlam’ heeft gezet, wijst ook op het ontbreken van voldoende toezicht.” Kritisch op beleid Ook het tot deze middag gevoerde kabinetsbeleid om de crisis het hoofd te kunnen bieden, stemde hem niet vrolijk. Voorts gaf hij aan dat de verwachting is dat er twee jaar lang een laag conjunctuur wordt verwacht. Het feit dat de beleidsmakers enigszins optimistisch zijn over het verloop, vond hij naïef. Helaas constateerde ook Van Wijnbergen, die tevens jarenlang in Den Haag heeft gewerkt als secretarisgeneraal op het Ministerie van Economische Zaken, weinig coördinatie vanuit de Nederlandse overheid.
Wat wel werkt? “Geef ruim liquiditeit aan centrale banken, zorg dat de rot ophoudt te bestaan. En wanneer besloten wordt om te herkapitaliseren, beter teveel, dan te weinig, maar geef het niet cadeau!”, aldus een aantal aanbevelingen van de econoom. Verder wees hij op de noodzaak tot loonmatiging om als exportland in een afnemende wereldeconomie concurrerend te kunnen blijven. Daarnaast luidde zijn advies: “Neem geen inkomensmaatregelen, want dat werkt averechts. En kort niet op de WW. Wat wel werkt? Stimuleer nu en schep vervolgens mogelijkheden om op termijn te saneren, zoals door het verhogen van de AOW-leeftijd, en biedt woningcorporaties sneller de ruimte om te bouwen, want daar zit immers veel geld in kas.” Over de oplopende staatsschuld, haalde hij enigszins zijn schouders op met als reactie: “Op termijn raak je die schuld wel weer kwijt, want de rente op staatsleningen is ongelofelijk laag. En vooralsnog is er geen signaal dat dit door de financiële markten als een probleem wordt gezien.” Impact sector Tot slot schetste de professor verschillende problemen in de macro-economie, die ook gevolgen hebben voor de chemische distributie. Immers, de handel is in hoge mate afhankelijk van export. Hij wees op het feit dat Europa al sinds het derde kwartaal (2008) in een recessie verkeert en er sprake is van een krimpende eurozone. De Verenigde Staten verkeren bovendien in de diepste crisis sinds 2007, hetgeen heel lang is ontkend in Den Haag. Vanwege de algehele malaise stort de totale wereldhandel in met minimaal tien procent, en voor bijvoorbeeld Amerika geldt een daling van maar liefst dertig procent. “Nederland ontsnapt niet, ook al wilde Den Haag ons eerst anders doen geloven, en de crisis gaat zeker tot in 2010 duren”, benadrukte Van Wijnbergen. Hij vervolgde: “Bovendien gaat China ons niet redden, ook al denkt de minister-
president van wel, want ook China drijft op export.” Daarbij opgeteld komt, volgens hem, dat Oost-Europa een apart probleem vormt, doordat er sprake is van veel mismanagement op macroniveau. Vooral Centraal Oost-Europa kampt met deze tekortkoming, in landen zoals Tsjechië en Hongarije. Ook in Latijns-Amerika en Azië voorziet hij grote problemen. Weliswaar is in Azië sprake van grote reserves, maar de dalende wereldhandel zal zeker van invloed zijn. Voor Nederland geldt daarbij dat onze economie sterk gecorreleerd is aan de wereldhandel, en de markt daardoor veel volatieler is. “Kortom, wanneer het goed gaat, gaat het bij ons beter, en als het slecht gaat in de wereld, gaat het hier nog slechter”, was een van zijn slotconclusies. Verdere daling Welke oplossingen uiteindelijk door het kabinet zijn bedacht, heeft u inmiddels uitgebreid via diverse media kunnen vernemen. In ieder geval trekt Den Haag 9 miljard euro uit om de problemen het hoofd te bieden. Of alle afgesproken stimuleringsmaatregelen zullen leiden tot een constructief herstel van onze economie en het consumentenvertrouwen weer op de rails brengt, dat zal de tijd leren. In mei is in ieder geval de verwachting voor de economische krimp voor Nederland opnieuw naar beneden bijgesteld. Zo voorziet de minister van Financiën inmiddels een negatieve groei van 5,5 procent. De Rabobank daarentegen doet daar nog een schep bovenop en rekent op een krimp van 6 procent. Wanneer de bodem in zicht is, kan Den Haag niet voorspellen. Wel zei Wouter Bos onlangs in een tv-programma dat hij steeds meer kleine lichtpuntjes ziet… Wilt u meer weten over hoe Van Wijnbergen het reilen en zeilen van de economie ziet, dan kunt u zijn presentatie downloaden via de website van het VHCP, zie daarvoor de ledenafdeling. Hier vindt u ook alle overige presentaties van deze algemene ledenvergadering.
9
Waar het VHCP groot in kan zijn… Op 7 april hield het VHCP de Responsible Care-dag 2009. Meer dan vijftig deelnemers meldden zich bij Madurodam om te worden bijgepraat over de ontwikkelingen rond dit programma. Ketencommunicatie, duurzaamheid, robuuster beleid, de Global Charter, het vervolg van de externe audit en een bezoek aan Europol vormden de agenda voor deze inspirerende dag.
Terwijl buiten de eerste toeristen Nederland in het klein verkenden zonder zon, lieten Piet van der Slikke (voorzitter VHCP) en Harry van Baarlen (voorzitter Werkgroep Responsible Care) hun licht schijnen op het grote aanbod tijdens deze Responsible Care-dag. “De eerste Klankbordgroepbijeenkomst van 2009 belooft veel spannends”, aldus Piet van der Slikke. Verder benadrukte Harry van Baarlen dat Responsible Care niet iets vaags is, maar concreet. “Immers”, zo
10
gaf hij aan, “de maatschappij verandert en wil meer duurzaamheid. Juist dan is het goed om zaken op onze pro-actieve manier nog beter te regelen, want anders wordt het uiteindelijk voor ons geregeld. Bovenal moeten we met elkaar keihard werken om als branche ook een goede beoordeling te krijgen en te houden. Ook in het kader van risicomanagement is het essentieel dat u zich bewust bent van uw eigen verantwoordelijkheid. Zelfs al heeft u zaken logistiek
uitbesteed, dan nog bent u medeverantwoordelijk voor degene met wie u samenwerkt.” Tot slot benadrukte Harry van Baarlen dat het zeer wenselijk is dat er een nationaal alarmnummer komt voor calamiteiten in de chemie. Ook hiermee kan de branche nog meer inhoud geven aan Responsible Care. Bovenwettelijke marges Vanuit de VNCI werd door Sjoerd Looijs een presentatie gegeven over het Responsible Care-partnership en de ketenverantwoordelijkheid. Als eerste gaf hij aan dat de leden van het VHCP belangrijke ‘downstream’ activiteiten hebben, en hij vervolgde: “Daarnaast was het huidige partnership hard toe aan vernieuwing vanwege nieuwe ontwikkelingen, zoals de Global
van Responsible Care, maar wat de samenleving echt wil, daar kom je alleen achter door onder andere het aangaan van stakeholdersdialogen. Voor wat betreft de harmonisatie is het van belang dat iedereen de cijfers op een juiste wijze kan vertalen. Uiteindelijk is sustainable business de target, maar dit doel is voortdurend in beweging. Vandaar dat het belangrijk is dat de sector het stukje bovenwettelijke marges blijft nemen om gezamenlijk het verschil te blijven maken.” Duurzaamheid en GHS Verder is ook de VNCI het traject van verificatie ingegaan. “Want ergens voor gaan, gaat veel verder dan alleen de emissiecijfers opgeven”, aldus Sjoerd Looijs, die een korte toelichting gaf op dit proces bin-
“Pro-actief zaken nog beter regelen” > Charter. Verder is en blijft een belangrijk doel het gezamenlijk terugbrengen van de zorg om chemicaliën. Ook al is daarvoor REACH ingevoerd. Bovendien is de Responsible Care Global Charter essentieel om wereldwijd voor al die inspanningen tot harmonisatie te komen.” Dit laatste is volgens hem ook een heel belangrijke factor in de discussies met overheden, waaraan hij toevoegde: “Traditioneel was het ouderwets rapporteren van de vorderingen op het gebied
nen de VNCI. Voor wat betreft het intensiveren van het partnership en aantonen dat beide organisaties voor duurzaamheid kiezen, gaf hij als suggestie om gezamenlijk een (keten)project te starten. Tijdens de discussie was Harry van Baarlen van mening dat het wellicht een goede zaak is om gezamenlijk het Globally Harmonized System (GHS) op te pakken, want dit is heel herkenbaar voor de buitenwereld. Bovendien hebben de verplichtingen die daaruit
11
voortvloeien een grote impact, zowel richting de communicatie tussen de verschillende stakeholders als uiteindelijk richting de eindgebruikers. Tot slot ontvingen de aanwezigen onder andere een speldje met het bewuste logo om nog meer de trots voor Responsible Care te kunnen uitdragen. Nog meer gewicht Terug naar het VHCP, dat dankzij de invoering van de verplichte Third Party Audit de leden stimuleert om verbeteringen voor Responsible Care consequent door te blijven voeren. Om dit eigen initiatief nog meer gewicht mee te geven, werd een presentatie gehouden om de Third Party Audit te gaan koppelen aan bestaande ISO-systemen. Weliswaar wijzigt er voor bedrijven die volgens de ESAD-II auditen niets, maar voor de leden die met de Zelfanalysechecklist werken, gaat er het een en ander veranderen. Hoe dit in zijn werk kan gaan, werd uitvoerig belicht door Jamila Chedra (CA FNZ), Henk Jan Schuuring (Barentz) en Bert Kofferman (Bevon Team). Volgens de uitleg van de drie sprekers is het vrij eenvoudig om de acht uitgangspunten voor Responsible Care te integreren in een ISO-systeem. Neem bijvoorbeeld ISO 9001 waarin veel overeenkomsten zitten met Responsible Care. Ook wetgeving is daarin vrij simpel te borgen. In de situaties waarin een systeem niet voldoende toetsingsmogelijkheden biedt, is het
uiteraard noodzakelijk om dit zelf toe te voegen. Resumerend, wanneer u nog geen ISO 9001 bezit, overweeg om dit dan toch in te voeren. Volgens Harry van Baarlen is dan bovendien de stap naar totale certificering conform deze norm vrij snel gemaakt. Immers, het belangrijkste doel is dat u hiermee een concreet verbeterplan kunt opstellen en tegelijkertijd kunt u uw procesmatige zaken vastleggen. Tot slot was het advies: leer van elkaar en stel best practices beschikbaar. Ga daarnaast bij certificerende instanties na wat zij wel en niet kunnen. Bij vragen kunt u overigens altijd terecht bij het VHCP-secretariaat. De ochtend werd afgesloten met de algehele conclusie dat Responsible Care een praktisch programma moet blijven, dat de nodige voortgang genereert en vooral meetbaar is. Door de Third Party Audit te koppelen aan een ISO-systeem, wordt opnieuw bewezen waar het VHCP samen met de leden groot in kan zijn. Stappenplan RC-certificering Op de volgende pagina treft u twee summiere stappen plannen voor de certificering van Responsible Care (RC). Op de website van het VHCP vindt u op de ledenafdeling de presentaties die in het kader van de RC-certificering zijn gegeven. Hierin vindt u meer uitleg over de mogelijkheden voor de opzet, de integratie van een RC-managementsysteem en de ondersteuning via digitale softwaresystemen.
Bij een gecertificeerd ISO 9001/14001 systeem: 1. Neem de overzichtstabel met de acht RC-uitgangspunten en de ISO-clausules 9001 en 14001 als basis. 2. Integreer de acht uitgangspunten in het aanwezige 9001 en/of 14001 systeem. 3. Neem de RC-vragenlijst, beantwoordt alle vragen en onderbouw de antwoorden met het aangeven van de betreffende documentatie en/of registraties in het managementsysteem. Indien u een digitaal kwaliteitssysteem heeft, is het handig om hyperlinks aan te brengen. Bovendien is het praktisch om in de menustructuur een aparte index te maken van de RC- onderwerpen en de onderbouwing. 4. Maak een actielijst van de zaken welke nog niet voldoen aan de RC-vragenlijst. Plan de acties in en start met de uitvoering. 5. Vraag uw certificerende instantie om tijdens de volgende audit expliciet de RC-uitgangspunten en de onderbouwing mee te auditen. 6. U kunt de scope van uw kwaliteitssysteem en ook zoals genoemd op het certificaat laten aanpassen. Nog geen ISO 9001 systeem? 1. Neem de overzichtstabel met de acht RC-uitgangspunten en de ISO-clausules 9001 en 14001 als basis. 2. Inventariseer al uw werkprocessen en maak hiervan een overzichtsschema. 3. Beschrijf alle werkprocessen, bij voorkeur in processchema’s. Documenteer alle verdere relevante zaken in het kader van de ISO-norm 9001 of 14001 en implementeer alle vereiste onderwerpen. 4. Neem de RC-vragenlijst en beantwoordt alle vragen en onderbouw de antwoorden met het aangeven van de betreffende documentatie en/of registraties. Neem dit vervolgens op in het managementsysteem. 5. Maak een actielijst van de zaken welke nog niet voldoen aan de acht RC-uitgangspunten en de betreffende ISO-clausules, en aan de RC-vragenlijst. Plan de acties in en start met de uitvoering. 6. Als u voldoende vertrouwen heeft in de succesvolle invulling van alle acht RC-uitgangspunten en de relevante ISO-onderwerpen voor 9001 of 14001, en het systeem is minimaal drie maanden in werking, vraag dan ISO 9001-certificatie aan.
Spin in het web Na de lunch en een korte wandeling door het park ‘Nederland’, gingen de aanwezigen gewapend met paspoort richting Europol. Deze rechtshandhavingsorganisatie van de Europese Unie levert als spin in het web een essentiële bijdrage aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Op het hoofdkantoor in Den Haag, waar ieder EU-lidstaat een nationale eenheid heeft (voor Nederland is dat de Dutch Desk van de dienst IPOL) kregen de VHCP-leden een presentatie over terrorismebestrijding en -dreiging in de Europese Unie in relatie tot drugsprecursoren. Het bezoek was voornamelijk eenrichtingsverkeer vanuit Europol, ook omdat de voorlichtingssessie aan een brancheorganisatie voor hen een compleet nieuwe ervaring was.
Twee leden geven een korte reactie op dit bezoek. Voor meer informatie over onder meer drugsprecursoren: zie ook de interviews in het speciale thema over Externe veiligheid vanaf pagina 15. Eigen verantwoordelijkheid Jelle Schmidt van C.N. Schmidt over Europol: “Het bezoek was verhelderend en interessant. Even een blik in het heiligdom mogen werpen, is op zich al een ervaring. Goed was om weer eens te zien hoe belangrijk het is dat je weet waar je als grondstoffenleverancier aan levert. Overigens, dat willen ook onze fabrikanten weten. Persoonlijk vind ik dat het ieders verantwoordelijkheid is om bekend te zijn met wat men met je grondstoffen doet. Wij werken voor een deel in de farmaceutische
13
hoek en hebben daardoor niet zoveel te maken met industriële chemicaliën. Echter, door zaken goed op orde te hebben, kun je voorkomen dat je met opsporing en vervolging te maken krijgt. Voor ons bedrijf werkt het vrij simpel, komt er een aanvraag dan is dit meestal van een van onze vaste klanten en die kennen we door en door. Komt er een totaal nieuwe aanvraag, dan gaan we uiteraard doorvragen. Ook Brenntag, waarvan wij sinds kort onderdeel zijn, heeft de handel in industriële chemicaliën goed afgeschermd. In dit licht wil ik graag nog even aangeven dat we op het gebied van Responsible Care met elkaar goed bezig zijn. De presentaties tijdens het ochtendprogramma toonden aan dat we steeds verder professionaliseren en dat blijft nodig.” Vinger aan de pols Wolter van der Vliet (Keyser & Mackay): “Op zo’n locatie kom je als normale burger niet snel binnen. Bovenal
opent het toch weer extra je ogen als je hoort wat er allemaal wordt gedaan om misbruik van chemicaliën te voorkomen. Weliswaar hebben wij niets met export en dat maakt het wel wat makkelijker. Immers, zodra je over de grenzen gaat, heb je minder controle en bestaat toch eerder het risico dat je met dubieuze partijen te maken kunt krijgen. Binnen Nederland hebben wij een goed inzicht in de toepassingen van de producten die wij leveren. Bovendien screenen wij sowieso iedere nieuwe klant financieel en dat zegt al veel over een bedrijf. Uiteraard blijft het altijd opletten. Een gegeven dat voor ons niets met de ervaringen van deze middag te maken heeft, want vanuit ons veiligheidsbeleid is het al vanzelfsprekend om altijd een vinger aan de pols te houden. Zo checken we of onze producten voorkomen op de diverse lijsten voor precursoren en geven die in onze data een markering mee. Wanneer er een aanvraag volgt voor zo’n specifiek product, zijn we altijd extra alert. Overigens, ook het ochtendprogramma vond ik prima qua invulling. Het robuuster maken van het beleid, vinden wij een goede zaak. Zelf hebben wij een ESAD-II auditrapport laten maken ten behoeve van de eerste externe audit voor Responsible Care. In ieder geval wordt met de verdere professionalisering voorkomen dat er eventuele freeriders meeliften op de inspanningen van serieuze leden.”
De Responsible Care-dag gemist? Ga dan naar www.vhcp.nl, op de ledenafdeling kunt u alle presentaties van deze bijeenkomst inzien.
14
Externe veiligheid onder de loep
Eerst checken, dan handelen! Wanneer u naar de website gaat van het VHCP, vindt u diverse publicaties om op een zorgvuldige wijze invulling te geven aan de geldende wet- en regelgeving om misbruik van chemicaliën te voorkomen. Maar wie controleert de naleving en wat zijn de regels wanneer u bijvoorbeeld handelt in kunstmest of bepaalde stoffen wilt exporteren naar risicolanden? Weet u wat voor ontwikkelingen er op u afkomen en welke visies er binnen de verschillende overheidsinstanties leven? En bovenal, wanneer er bij u alarmbellen moeten gaan rinkelen?
Chemicaliën leveren een bijdrage aan de kwaliteit van ons dagelijks leven, maar helaas kleven er aan de voordelen van het gebruik van bepaalde stoffen ook nadelen. Immers, bepaalde chemische stoffen kunnen door kwaadwillenden worden misbruikt. Verschillende overheidsinstanties in Nederland houden zich dagelijks bezig met het beheersen en bewaken van die risico’s.
15
Ministerie van Economische Zaken/Nationale Autoriteit en PV OPCW Verdrag chemische wapens In het Verdrag chemische wapens, dat sinds 1997 van kracht is, staat een wereldwijd verbod op het gebruik en het in voorraad hebben van chemische wapens centraal. Nederland is een van de 188 landen die het verdrag heeft ondertekend en geratificeerd. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is als Nationale Autoriteit verantwoordelijk voor de nationale implementatie van de wetgeving. Samen met de Douane zorgt EZ voor toezicht op de naleving van het verdrag. Ook begeleiden EZ en Douane de bedrijfsinspecties die de OPCW (Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons) zo nu en dan uitvoert. Een andere belangrijke taak van EZ is namens Nederland deelnemen aan het industrie-overleg. Hierin wordt onder meer gesproken over het correct toepassen of soms aanscherpen van de verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag voor de chemische industrie. “Overigens, de gevolgen van deze besluiten zijn voor Nederland doorgaans beperkt, omdat de besluiten vooral een precieze instructie voor goede naleving van het verdrag bevatten en de Nederlandse industrie doet dat doorgaans al zonder die preciezere omschrijvingen”, aldus een woordvoerder van het ministerie. Ontwikkelingen en verplichtingen Verwacht EZ belangrijke ontwikkelingen in het licht van het verdrag? “Besluitvorming binnen de OPCW, die internationaal belast is met de tenuitvoerlegging van het verdrag, vindt plaats op basis van consensus. Aangezien op dit moment 188 landen zijn aangesloten bij het verdrag, gaan veranderingen in een laag tempo. Wel is eind 2007 besloten dat alle landen hun kennisgevingsverplichtingen vóór de deadlines zoals genoemd in het verdrag moeten indienen. Nederland handhaafde dit al voor dit besluit en de meeste bedrijven houden zich aan de inlevertermijn. Zo niet, dan is een herinnering van de Douane meestal voldoende om de vereiste gegevens alsnog te verkrijgen. De Nationale Autoriteit zorgt dat de gegevens op tijd bij de OPCW worden ingediend. Daarnaast lopen nu onderhandelingen over onderwerpen die eerder relevant zijn voor de chemische industrie dan voor de chemische distributie. Eén discussie heeft bijvoorbeeld als doel een concentratiegrens voor de declaratie (kennisgeving) voor lijst 2A en 2A*-chemicaliën overeen te komen.” De praktijk Wat is wel relevant voor de chemische distributie? “In het algemeen moet zij zich houden aan de EU-verordening
16
428/2009, de opvolger van 1334/2000, voor controle op uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik en daarnaast gelden de bepalingen die voortvloeien uit het Verdrag chemische wapens”, vervolgt het Ministerie van Economische Zaken. “Met name het periodiek melden van in- en uitvoer van lijst 2- en 3-stoffen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) is belangrijk. Echter, de definities van in- en uitvoer volgens het Verdrag chemische wapens wijken af van de definities van import en export in het Communautair Douane Handboek, zoals de EU dat kent.” Hoe werkt dit vervolgens in de praktijk? “In- en uitvoer wil hier zeggen de fysieke overdracht van lijststoffen naar een ander land, óók als die overdracht binnen de Europese Gemeenschap plaatsvindt. Een voorbeeld: als een Nederlands bedrijf triethanolamine (dat valt onder lijst 3) koopt bij een Frans bedrijf en verkoopt aan een Britse onderneming (waarbij de goederen kort in Nederland worden opgeslagen), dan moeten alledrie de bedrijven deze overdracht melden in hun jaarlijkse kennisgeving. Het Franse bedrijf meldt een uitvoer naar Nederland. Het Nederlandse bedrijf declareert een invoer uit Frankrijk en een uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk. Het Britse bedrijf tenslotte meldt een invoer uit Nederland. Het doel van deze exercitie is om stoffen te volgen tijdens hun ‘reis’ over de wereld. Op die manier wordt voorkomen dat chemicaliën van de radar verdwijnen en mogelijk voor chemische wapens worden gebruikt.” Stand van zaken tussenhandel Eind mei is de dual-use verordening 1334/2000 herzien door de verordening 428/2009, die geldt in de gehele Europese Unie. De regeling bevat enkele nieuwe elementen, zoals het verlenen van tussenhandeldiensten (brokering) tussen derde landen voor dual-use goederen, dat met ingang van de nieuwe verordening onder controle is gebracht. Wat houdt dit in voor de chemische distributie? “Dat betekent dat wanneer een bedrijf bemiddelt bij een transactie in dual-use goederen (en dus ook chemicaliën) tussen twee of meer landen buiten de EU men hiervoor in bepaalde gevallen een uitvoervergunning nodig heeft.” Gevolgen Heeft EZ al in kaart kunnen brengen welke gevolgen de nieuwe verplichtingen hebben voor het bedrijfsleven? “Uiteraard hebben de lidstaten bij de onderhandelingen rekening gehouden met de belasting die de nieuwe regelgeving met zich meebrengt. De nieuwe regelgeving vloeit
echter voort uit internationale verplichtingen ter voorkoming van de verspreiding van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, conform resolutie 1540 van de VN Veiligheidsraad. Omdat we bij exportcontrole altijd de balans trachten te vinden tussen handelsbelangen enerzijds en belangen van internationale veiligheid anderzijds, is een toename in administratieve lasten niet helemaal te voorkomen. Wel zal Nederland bij de nationale implementatie op zoek gaan naar geschikte manieren om deze lasten te beperken. Zo zullen we onderzoeken of het mogelijk is globale vergunningen te verstrekken.”
Nederland en de OPCW De OPCW zetelt in Den Haag en is, zoals eerder vermeld, internationaal verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het verdrag. Honderden inspecteurs verrichten overal ter wereld toezicht op de vernietiging van chemische wapens. Zij controleren ook bedrijven die chemicaliën produceren of verwerken die zouden kunnen worden misbruikt voor de productie van chemische wapens. In de zogeheten Stoffenbijlage van het Verdrag chemische wapens staan de desbetreffende chemicaliën vermeld. Welke rol heeft Nederland binnen de OPCW? “Nederland is vanouds heel actief omdat ons land groot belang hecht aan ontwapening en non-proliferatie en in dat kader aan goede afspraken over verificatie. Verder is Nederland gastland, waardoor er van ons toch meer wordt verwacht dan van een gemiddeld ander land. Nederland is ook een van de landen met een aparte ambassadeur bij de OPCW”, vertelt ambassadeur De Savornin Lohman, die als Permanente Vertegenwoordiger (PV) het Koninkrijk der Nederlanden bij de OPCW vertegenwoordigt. Deadline vernietiging Zijn er veranderingen in het verdrag op komst? “Aanpassingen in het verdrag zijn voorlopig weinig waarschijnlijk. In de praktijk werkt het verdrag namelijk goed”,
is ook de conclusie van de ambassadeur. Wel wordt, zoals EZ eerder aangaf, in het industrie-overleg onderhandeld over praktische onderwerpen voor de chemische industrie. Belangrijk is of de deelnemende landen erin slagen de gedeclareerde chemische wapens, conform de afspraken in het verdrag, voor 2012 geheel te vernietigen. Is deze deadline haalbaar? “Voor de grote bezitterstaten, de VS en Rusland, is dat een grote uitdaging. Beide landen werken er heel hard aan om dit doel te halen. In het streven om deze deadline te halen, is ook belangrijk of het lukt landen die nog geen lid zijn bij het verdrag te betrekken.” Als de vernietiging eenmaal is voltooid, komt met name de vraag op welke terreinen vervolgens het accent moet komen te liggen. “Sommige landen hechten vooral aan blijvend goede afspraken over non-proliferatie, andere juist meer aan internationale samenwerking bij de opbouw van chemische industrie”, weet de Permanente Vertegenwoordiger (PV) uit ervaring. Aandachtspunt voor handel Wat zijn de grootste problemen met OPCW-goederen? Het Ministerie van Economische Zaken vervolgt: “Sinds het Verdrag chemische wapens van kracht is, zijn juist veel potentiële proliferatierisico’s weggenomen. De productie van en handel in chemicaliën die vallen onder het verdrag zijn gebonden aan wet- en regelgeving. Hierdoor hebben we wereldwijd veel beter zicht gekregen op de goederenstromen. Bovendien, een veilige wereld maken we samen. Bedrijven hebben zelf de verantwoordelijkheid om in de gaten te houden welke regels voor henzelf relevant zijn. Dat neemt niet weg dat EZ en de Douane contact opnemen met bedrijven die de regels niet of niet goed naleven. We gaan ervan uit dat de betrokkenheid bij het verdrag van de chemische distributie net zo groot is als die van de industrie. Een aandachtspunt voor de handel is echter dat chemicaliën vaak diverse malen worden verkocht op hun weg van producent naar eindgebruiker. Dat betekent voor álle tussenliggende bedrijven in de keten dat zij zich aan de regelgeving moeten houden. (Zie ook de toelichting van EZ bij het kopje ‘de praktijk’; red.) Indien u twijfelt of regelgeving voor u van kracht is, kunt u altijd contact opnemen met de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer te Groningen.”
Groot succes Inmiddels zijn 188 landen tot het Verdrag chemische wapens toegetreden. En dat is een groot succes. Eén van de recente toetreders is Irak dat bij toetreding de aanwezigheid van chemische wapens uit de tijd van Saddam Hoessein declareerde. Er zijn nu nog zeven landen die het verdrag moeten ratificeren voordat dit werkelijk universeel is. Van die zeven landen (Angola, Egypte, Israël, Myanmar, Noord-Korea, Somalië en Syrië) hebben Israël en Myanmar wel getekend, maar nog niet geratificeerd.
17
Ministerie van VROM – PIC-verordening PIC-verordening Wanneer u chemische stoffen exporteert, dient u na te gaan of deze stoffen voorkomen in bijlage 1 van de PICverordening (Prior Informed Consent). Hoe is de handhaving rondom deze Europese verordening voor de in- en uitvoer van gevaarlijke stoffen, die verder gaat dan het Verdrag van Rotterdam, in Nederland geregeld? Willem Jan Kemmeren, beleidsmedewerker VROM: “Nederland is Partij bij het Verdrag van Rotterdam. De minister van VROM is formeel de aangewezen Nationale Autoriteit (DNA), zowel op mondiaal niveau als voor de Europese Verordening. De uitvoering van de taken ligt bij ons (de directie Risicobeleid). Hiervoor werken wij intensief samen met de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Belastingsdienst/Douane, die verantwoordelijk is voor de administratieve procedures. De verordening kent twee belangrijke verplichtingen, namelijk als eerste de jaarlijkse kennisgeving van export van gevaarlijke stoffen. De tweede verplichting is de expliciete toestemmingsvereiste voor een subgroep stoffen die ernstiger beperkt zijn. Hiervoor zendt de CDIU via de Europese Commissie verzoeken aan importerende landen of ze de stof wel of niet willen. Als je wat scherper kijkt naar de EU-verordening, zijn er ook perifere vereisten opgenomen, zoals de classificatie en labeling van stoffen. Een verplichting die overigens geldt voor alle chemische stoffen. Ook voor export buiten de Europese Unie. Verder dient het Veiligheidsinformatieblad (VIB) - opgesteld in de taal van het ontvangende land altijd aanwezig te zijn. Voor de juiste taal per land heeft VROM een lijst beschikbaar.” Meer helderheid Vanaf 2008 geldt een nieuwe verordening 689/2008. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen? “De verordening biedt vooral meer helderheid over de verschillende procedures, zoals hoelang een expliciete toestemming geldig is. Bovendien is er voor de zogenaamde OECD-landen een versoepeling aangebracht, namelijk wanneer na zestig dagen een reactie uitblijft, kan men contact met ons opnemen en als er een registratie in dat land bestaat, alsnog tot export overgaan. Het instrumentarium binnen de nieuwe regels is wel uitgebreid, met name richting de Douane. Zo moet men in box 44 van de exportformulieren voortaan aangeven wanneer iets een PIC-stof betreft en dat aan alle formaliteiten is voldaan. Daar heeft het bedrijf een zogeheten RIN-nummer voor nodig dat de website van de Commissie, EDEXIM, verstrekt. De Douane kan vervolgens steekproefsgewijs checken of deze uitvoering ook helemaal correct is.”
18
Ervaringen en advies Hoe ervaart VROM de handhaving en naleving in Nederland? Willem Jan Kemmeren: “Zelf heb ik een goed gevoel bij de naleving van de verordening. Qua handhaving zagen wij wel dat we te weinig inzicht hadden in de populatie van exporterende bedrijven. Hiernaar is dus onderzoek gedaan om in kaart te brengen in welke bedrijfstakken mogelijk wordt geëxporteerd, vervolgens wordt dit gerubriceerd voor mogelijke relevantie voor inspectiediensten.” Tot slot geeft de beleidsmedewerker het advies: “Voor bedrijven is het soms moeilijk om op de hoogte te zijn van de actualisatie van stoffen. Uiteraard informeren wij de verschillende koepels en wordt de informatie bijgewerkt op de douanesites. De aanbevelingen die ik kan geven: hou de communicatie vanuit de verschillende koepels nauwlettend in de gaten en scan regelmatig de portefeuilles. Overigens, er zijn ook commerciële aanbieders, die integraal alle wetgeving op een rijtje hebben.”
VHCP-leden op werkbezoek bij Europol
Ministerie van VROM – Explosieven precursoren Explosieven precursoren Ook in het kader van zogenoemde Explosieven precursoren heeft het Ministerie van VROM een belangrijke taak, die eveneens is ondergebracht bij de directie Risicobeleid. Ralph Brieskorn, die als projectmanager werkzaam is bij deze directie, vertelt: “Wij bewaken en verbeteren de veiligheid rondom de inrichting en het gebruik van chemische stoffen. Voor Explosieven precursoren werken wij nauw samen met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb). Er zijn namelijk ongeveer vijftien chemische stoffen, die vallen onder deze groep, waarvoor het expliciet nodig is een goed beveiligingsbeleid te hebben. Deze lijst van stoffen is overigens algemeen bekend.” EU-regelgeving in de maak Welke ontwikkelingen zijn er te verwachten qua regelgeving? “In Nederland hebben we al het Security Convenant Kunstmest. Daarnaast volgt vanuit de
Europese Commissie binnenkort regelgeving om beveiligingsmaatregelen voor stoffen wettelijk te borgen. Vooruitlopend daarop proberen wij met de sector en organisaties, zoals het VHCP, afspraken te maken om te voorkomen dat bepaalde stoffen in verkeerde handen komen. Ons doel is uiteindelijk de in Nederland ontwikkelde beveiligingsmaatregelen ook verankerd te krijgen in de Europese regelgeving. Een belangrijke conclusie, op basis van de overleggen van de Europese Commissie met lidstaten, is dat in deze regelgeving rekening wordt gehouden dat als een consument bepaalde stoffen niet nodig heeft, omdat er bijvoorbeeld alternatieven voorhanden zijn of bepaalde concentraties overbodig zijn. Voor de consument gaan dan ook zwaardere maatregelen getroffen worden, dan voor specifieke business-to-businesstoepassingen. Zo mag in de nabije toekomst kunstmest vanaf 16% stikstof op basis van ammoniumnitraat niet langer worden verkocht aan particulieren.” Verwachtingen VROM Wat verwacht VROM van de chemische distributie? “Sowieso heeft iedere partij in de veiligheidsketen een enorme verantwoordelijkheid. Essentieel is, ken uw klanten, verifieer of men beschikt over de vereiste opslagfaciliteiten, en neem bij twijfel contact op met het Meldpunt Ongebruikelijke en Verdachte Transacties (zie: meer informatie). Een voorbeeld? Stel, een afnemer is niet bekend met een stoftoepassing of stelt vreemde vragen, dan is het raadzaam om aan de bel te trekken. Een andere preventieve maatregel (zoals ook VHCP-lid Keyser & Mackay, zie pagina 14, aangeeft in zijn reactie op het bezoek aan Europol; red.) is de stoffen in het voorraadsysteem te markeren, zodat bij een aanvraag direct gezien wordt dat men extra alert moet zijn op afwijkende vragen en/of reacties. Daarnaast verwachten wij van chemische distributeurs die ook de opslag voor hun rekening nemen, dat zij beschikken over zeer goede beveiligingsmaatregelen, zodat onbevoegden geen toegang hebben tot deze risicostoffen. Verder, wijs als leverancier, wanneer aan de detailhandel wordt geleverd, op het feit dat bepaalde stoffen of concentraties van stoffen niet meer aan consumenten mogen worden verkocht. Vanuit onze directie kan men binnenkort meer publiciteit rondom dit totale onderwerp verwachten. Bovenal, schroom niet om afwijkende transacties te melden!”
19
Belastingdienst/Douane Noord, team POSS – Drugsprecursoren Drugsprecursoren Binnen de Belastingdienst/Douane ligt het toezicht op naleving van de wetgeving voor drugsprecursoren bij het team POSS (Precursoren, Oorsprong, Strategische Goederen en Sancties), dat tot 1 januari 2007 onderdeel was van de FIOD-ECD. Waarom deze verandering? “Wij controleren de naleving binnen de chemiebranche in Nederland en geven op uitgebreide schaal voorlichting. Kortom, zowel repressief als preventief optreden is ons uitgangspunt. Aangezien deze werkwijze niet zo past binnen de opsporingsinstantie FIOD-ECD, zijn wij ondergebracht bij de Douane Noord”, aldus Arjan Bogerd, vakgroepcoördinator POSS. Legaal en efficiënt Hoe gaat POSS te werk? “Wij verstrekken veel voorlichting aan onze cliënten, zoals over de vrij recent ingevoerde nieuwe Europese wetgeving. Overigens, wij zoeken al sinds 1992 volop de samenwerking met de chemische industrie en distributie om gezamenlijk de markt zo legaal mogelijk te houden en misbruik te voorkomen. Verder richten we zo efficiënt mogelijk het binnenlands toezicht in door tijdens een inspectie - indien mogelijk - meerdere regimes tegelijk mee te nemen om de toezichtlast te minimaliseren.”
Feit exportgegevens Drugsprecursoren die onder het toepassingsgebied van de wetgeving vallen, worden geregistreerde stoffen genoemd. Op basis van hun gevoeligheid voor misbruik zijn ze ingedeeld in drie categorieën: 1, 2 en 3.Tot nu toe hebben bedrijven twee keer opgaven moeten verstrekken voor stoffen in de categorieën 1 en 2. Volgens POSS waren de opgaven voor categorie 1 vrij minimaal, omdat de meeste stoffen in deze categorie niet in Nederland worden geproduceerd en dus ook niet worden verhandeld. Opgaven voor categorie 3 gebeuren alleen op verzoek en hebben tot nu toe nog niet plaatsgevonden.
Wetgeving drugsprecursoren De basis voor de wetgeving vormt het Verdrag van Wenen (1988). Verder is de Europese regelgeving aangepast met drie nieuwe verordeningen, namelijk 111/2005, 273/2004 en 1277/2005, die ingaan op het toezicht op de handel
20
met niet-EU landen, de intracommunautaire handel en de administratieve verplichtingen. Nederland heeft deze EU-regelgeving opgenomen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Een belangrijk instrument om misbruik te voorkomen, is de meldplicht van verdachte of ongebruikelijke transacties. Arjan Bogerd: “Nederland was een van de eerste lidstaten die dit verplichtte. Wij zagen daardoor wel een verlegging in fraudepatronen ontstaan. Zo probeerden de criminelen hun aankopen in de ons omringende landen te realiseren. Vandaar dat wij hebben gepleit om deze verplichting binnen de nieuwe verordeningen voor alle lidstaten op te nemen, en dat is gelukt. Verder proberen wij onze ervaring met het meldpunt met andere landen te delen.”
Nieuwe verplichting Wanneer u stoffen in de handel brengt die vallen onder de categorie 1 of 2 of intermediaire activiteiten daarvoor verricht, moet u een eerste verantwoordelijke aanstellen binnen uw bedrijf, die verantwoordelijk is voor zowel het in- als externe beleid op dit terrein. Zie ook: meer informatie.
Focus op ‘rotte appels’ Wat verwacht POSS van bedrijven? “Mijn vuistregel is dat ruim 95% van alle bedrijven in Nederland volkomen legaal bezig is. Waar wij ons vooral op focussen is het aanpakken van de ‘rotte appels’. Ook dan heb je elkaar hard nodig. Immers, de wereld van de chemie is klein. Komt er een nieuwe speler op de markt en worden er vreemde praktijken door de branche gesignaleerd, dan vind ik het ieders verantwoordelijkheid om dit te melden. Waar wij uiteindelijk naar toe willen, is meer zelfregulering. Hetgeen betekent dat we hoge verwachtingen hebben van onder andere de AEO-certificering (Authorised Economic Operators) voor bedrijven die hun zaken goed op orde hebben. Die bedrijven bieden wij vervolgens bepaalde faciliteiten en zullen wij minder frequent controleren. Dit past vanuit onze visie prima in onze handhavingspiramide: preventie, zelfregulering, toezicht en als laatste opsporing.” Ervaringen delen? In de volgende uitgave (december 2009) willen we graag terugkomen op dit thema. Mocht u ervaringen hebben met één of meer besproken onderdelen, dan nodigen
wij u graag uit om die te delen. U kunt daarvoor contact opnemen door een e-mail te sturen aan
[email protected].
Het secretariaat zorgt dat u vervolgens wordt benaderd door de redactie van FOCUS.
Meer informatie Strategische goederen, Verdrag chemische wapens en OPCW Voor de volledige verordening 428/2009 en de exacte voorwaarden en andere relevante wetgeving en documenten: www.exportcontrole.ez.nl. Bij twijfel of wetgeving voor u relevant is, kunt u contact opnemen met de CDIU, telefoon: 050 - 523 2600. Over de OPCW leest u meer op: www.opcw.org. PIC-verordening Vindt u op www.vrom.nl, bij de rubriek onderwerpen: milieu; stoffen; dossier stoffenbeleid. Van daaruit kunt u op alle niveaus doorlinken op zaken als gemaakte afspraken, de EDEXIM-database en het e-mailadres van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) in Groningen. Explosieven precursoren Het VHCP heeft op zijn website onder andere in de brochures ‘Eerst checken, dan handelen’ relevante informatie beschikbaar. Verder kunt u voor meer algemene informatie terecht op de site van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding: www.nctb.nl. Bij ongebruikelijke of verdachte transacties belt u vanaf 1 juli 2009: 040 - 291 6000, dit meldpunt is hetzelfde nummer als voor drugsprecursoren. Het Security Convenant Kunstmest vindt u op www.kunstmest.com. Zodra VROM meer informatie beschikbaar heeft op zijn site, zal het VHCP u daarover informeren. Drugsprecursoren Op www.vhcp.nl vindt u onder de rubriek publicaties de nieuwste brochure van de Douane over precursoren voor verdovende middelen. Hierin staan onder meer een lijst met risico-indicatoren waarop u bedacht moet zijn en de verplichtingen van een eerste verantwoordelijke. Voor meer informatie kunt u ook bellen met het team POSS, telefoon 010 - 244 2345. Het meldpunt is hetzelfde telefoonnummer als voor Explosieven precursoren, te weten: 040 - 291 6000.
21
REACH: the clock is ticking De tijd voor de eerste registratiedeadline van de Europese stoffenwetgeving REACH dringt. Helaas lijkt niet iedereen zich daarvan bewust en niet alles is duidelijk. Dirk van Well, deskundige stoffenbeleid bij de VNCI, over de problemen rond onder meer SIEF-vorming en het Veiligheidsinformatieblad.
“Wees verstandig, onderneem actie” > Hoe staat het met de vorming van de zogenaamde SIEF’s (Substance Information Exchange Fora’s), want het initiatief daarvoor ligt toch bij fabrikanten? “Het probleem is dat hierover niets is geregeld in REACH. Sowieso is de SIEF Formation Facilitator (SFF) geen institutionele rol vanuit REACH. Tijdens de preregistratie kon een bedrijf wel aangeven of men deze rol op zich wilde nemen. Maar eenmaal aangemeld, betekent niet automatisch dat men deze rol ook neemt. Ook veel dienstverlenende bedrijven hebben zich aangemeld voor deze functie, zoals adviesbureaus. Over hun rol is begin dit jaar veel ophef ontstaan. Echter, zij hebben simpelweg gebruikgemaakt van de mogelijkheid. Alleen de tone of voice in correspondentie van bepaalde bureaus richting andere pre-SIEF-deelnemers heeft bedrijven behoorlijk afgeschrikt.”
22
Groter probleem Dirk van Well vervolgt: “Een veel groter probleem is, als er voor veel SIEF’s nog geen SFF is! Wanneer iedereen op zijn handen blijft zitten, ongeacht of dit fabrikanten zijn, of importeurs of distributeurs, dan komt men in tijdnood. Immers, de deadline 1 december 2010 is zo in zicht. Zeker als je kijkt naar zaken die na de SIEFformering nog moeten worden geregeld, zoals het vaststellen van een Lead Registrant, want dat is wel een institutionele rol onder REACH. Mijn advies is: wees verstandig en onderneem actie. Cefic faciliteert overigens een speciaal programma om een SIEF te formeren, de zogenaamde Pre-SIEFs Analyser Tool.” Spannend Per 1 december 2009 moeten alle gebruiken bekend zijn
van gepreregistreerde stoffen, hoe staat het daarmee? “Ook dat wordt heel spannend. Wel zijn er inmiddels modellen door Cefic ontwikkeld om de gebruiken vast te kunnen stellen, de zogenaamde Exposure Scenario's (ES's). Deze blootstellingsscenario’s zullen in veel gevallen door de registranten in concept worden opgesteld waarna ze door afnemers moeten worden getoetst. In ieder geval dragen de modellen van Cefic bij aan een geautomatiseerd verloop van de vereiste communicatie in de totale waardenketen.”
bezig met herziening van regelgeving voor het VIB, de verwachting is dat eind dit jaar de nieuwe verplichtingen bekend zijn. Ook de verplichting vanuit REACH om het volledige registratienummer op het VIB te vermelden, zorgt voor een stevige discussie. Naast het probleem van de vertrouwelijkheid van gegevens, zou een VIB in de toekomst kunnen bestaan uit honderd registratienummers, en dat komt het doel van een VIB niet ten goede. Deze problematiek is inmiddels aangekaart bij de Europese Commissie”, aldus Dirk van Well.
VIB-perikelen Wat zijn belangrijke consequenties voor nu in het kader van de CLP-verordening? “Vanaf de invoeringsdatum, 20 januari 2009, mag er volgens deze verordening worden geclassificeerd, maar dat hoeft nog niet. De deadline voor stoffen is 1 december 2010 en voor mengsels en preparaten geldt 1 juni 2015. Overigens, deze verplichting heeft grote consequenties voor bedrijven in deze toch al drukke periode, want voor 1 december 2010 moeten verschillende zaken gebeuren, zoals het aanpassen van de indeling en etikettering van stoffen en de Veiligheidsinformatiebladen (VIB’s). Echter, de EU is
Uitdagende fase Wat ook grote gevolgen gaat hebben, is de verplichting om de indeling van stoffen te melden aan het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA). Dirk van Well bevestigt: “Inderdaad, want dit gaat hoogstwaarschijnlijk via het REACH-IT systeem en dat had al moeite met de 2,8 miljoen preregistraties. De verwachting is dat de aanmelding van indelingen van stoffen dit aantal ver gaat overschrijden. En de grote angst is nu dat het systeem dit niet aankan en dat er pre-registratieachtige verschijnselen optreden. Kortom, het bedrijfsleven en het ECHA zitten in een uitdagende fase voor REACH.”
Voor meer informatie Voor FAQ’s en het beheren van een SIEF zie: www.cefic.org. Ook op www.echa.europe.eu staat allerlei handige informatie inzake SIEF’s. Op www.vhcp.nl vindt u op de ledenafdeling een uitgebreid artikel namens Dirk van Well over SIEF-vorming in het Journaal Stoffen & Preparaten. Verder organiseren het VHCP en de VNCI weer een gezamenlijke stoffendag op 24 september 2009. Het volledige programma en uitnodiging heeft u inmiddels ontvangen.
Social Event 2009 Op vrijdagavond 9 oktober vindt er wederom een Social Event plaats, dat wordt georganiseerd door het VHCP en de JIDC. Op de prachtige locatie Duin en Kruidberg te Santpoort kunnen de leden en hun partners deelnemen aan een feestelijk diner dansant. Aansluitend is er de mogelijkheid tot overnachten. “De officiële sluitingsdatum om u aan te melden was 15 juni, maar u kunt zich nog opgeven via
[email protected]”, aldus de initiatiefnemers Sandra Bel, Bert Bos, Jelle Schmidt en Robert Stuyt.
23
Nieuw biocidenbeleid vereist snel actie Vooruitlopend op de afronding van de harmonisering van de Europese Biocidenrichtlijn, maakt de Minister van VROM schoon schip met alle niet-getoetste biociden, die in ons land worden verkocht en toegepast. Producenten en importeurs hebben de gelegenheid om tot uiterlijk 15 juli 2009 niet eerder wettelijk getoetste biociden aan te melden bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Niet aangemelde biociden worden onherroepelijk van de markt gehaald, zowel bij leveranciers als bij gebruikers. “Een strakke deadline, waarbij achteraf geen gebruik kan worden gemaakt van een spijtoptantenregeling. Een mogelijkheid waarvoor het Platform Biociden zich wel sterk heeft gemaakt”, aldus Frank Hes.
Op 12 mei 2009 vond in Gouda een drukbezochte bijeenkomst van de Overleggroep Biociden plaats onder leiding van Frank Hes, coördinator van het Platform Biociden. Ook Arno van Oosten gaf als voorzitter van het platform antwoord op de vele vragen die het nieuwe handhavingsbeleid van Nederland oproept. “Immers, de continuïteit van biociden loopt gevaar, als u de aanmelding niet op tijd regelt. Ook richting uw afnemers”, benadrukte Frank Hes, die het gevoel had dat hij als ‘oud-voetballer’ weer mocht meespelen met de VHCP-club, en dat ging hem als vanouds goed af. Allereerst gaf hij een uiteenzetting over hoe de biocidenwetgeving in Nederland is geregeld en een toelichting op de functie van het Platform Biociden, dat vooral in het leven is geroepen om de communicatie tussen het bedrijfsleven en de overheid inzake biociden te verbeteren. Gewijzigd beleid Over het nieuwe beleid gaf Frank Hes als uitleg: “Door de nieuwe definities van de in 1998 vastgestelde Europese richtlijn direct in de eigen wetgeving aan te passen, haalde Nederland zich een hoop ellende op de hals. Bovendien maakte Nederland als enige lidstaat geen gebruik van het overgangsregime, waarin de richtlijn tot medio 2014 voorziet. Hierdoor werden in één klap tal van biociden illegaal. VROM heeft nu zijn beleid gewijzigd en probeert daarmee het door hen veroorzaakte probleem op te lossen. Met het zogenaamde gedifferentieerd handhavingsbeleid maakt VROM per 15 juli 2009 definitief een einde aan het gedogen van niet-getoetste biociden.”
24
Wat zijn biociden? Biociden werden in het verleden ook wel aangeduid als niet-landbouwbestrijdingsmiddelen; daarbij valt te denken aan middelen als desinfectantia, houtverduurzamings- en ongediertebestrijdingsmiddelen, aangroeiwerende verven en conserveringsmiddelen. Deze middelen zijn ingedeeld in maar liefst 23 verschillende producttypes (PT’s) en vindt u in bijlage V van de Europese Biocidenrichtlijn.
Ongelijk speelveld Ondanks dit nieuwe VROM-beleid blijft het ongelijke speelveld binnen Europa tot 2014 bestaan. Een situatie, die blijkens een in opdracht van VROM uitgevoerde inventarisatie gevolgen zal hebben voor naar schatting zo’n 800 – 1.000 biociden, die in Nederland in omloop zijn zonder toelating van het Ctgb. “Inmiddels zijn de regels van het gedifferentieerd handhavingsbeleid grotendeels bekend. De maatregel geldt
voor alle middelen waarvoor een biocidenclaim wordt gehanteerd en die nog niet wettelijk zijn getoetst. Ook de middelen die onder het oude wettelijke regime ambtshalve waren toegelaten (natriumhypochloriet, formaline) moeten worden aangemeld”, volgens Frank Hes.
Aanmelding Kortom, wanneer u niet toegelaten biociden op de Nederlandse markt brengt en wilt houden, kunt u nog tot 15 juli 2009 een aanmelding indienen bij het Ctgb. U moet dan wel kunnen aantonen dat uw product al vóór 1 januari 2009 op de Nederlandse markt was. Belangrijk is voorts dat u duidelijk aangeeft voor welke toepassing(en) u een biocide wilt aanmelden, conform de bestaande PT-lijst, en verder dient u altijd onder de productnaam te registreren! Biociden die alleen voor export zijn bestemd, hoeven niet te worden aangemeld. Biociden op basis van werkzame stoffen die op grond van de biocidenrichtlijn reeds zijn verboden, (‘zwarte lijst’) kunnen niet worden aangemeld. Kosten Het aanmeldingstarief bedraagt vijfduizend euro, dat als voorschot dient op de uiteindelijke aanvraag- en beoordelingskosten. Wanneer een aanmelding niet wordt opgevolgd door een aanvraag, ontvangt een bedrijf dit bedrag niet retour. Daarnaast heeft het Ctgb aangegeven dat de totale kosten per ingediende aanvraag niet meer dan ongeveer tienduizend euro zullen bedragen (waarop het voorschot in mindering wordt gebracht). Voor afgeleide toelatingen blijven de kosten beperkt tot het bedrag van het voorschot (€ 5.000,-). Publicatie lijst Op basis van de aangemelde biociden stelt VROM een lijst vast, die naar verwachting in het najaar in de Staatscourant
wordt gepubliceerd. Middelen die niet op die lijst voorkomen, zijn verboden en worden door de VROM-Inspectie onherroepelijk van de markt gehaald. Gefaseerde beoordeling De aangemelde biociden worden op basis van hun risicoprofiel in drie categorieën ingedeeld, te weten: rood (hoog risicoprofiel), oranje (normaal risicoprofiel) en geel (laag risicoprofiel). Op basis van die indeling gelden bepaalde deadlines voor het indienen van een aanvraag tot toelating. Zo geldt voor de categorie rood: uiterlijk indienen voor 15 december 2010. Het Ctgb besluit vervolgens uiterlijk mei 2012 op de aanvraag. Voor de overige risicoprofielen geldt bij oranje: indienen voor 15 juni 2012 en het besluit volgt in april 2013. Voor geel geldt: indienen voor 15 mei 2013 en het besluit volgt in april 2014. Procedure Bij de aanvraag maakt het Ctgb het u makkelijk: u hoeft geen omvangrijk dossier in te dienen; in plaats daarvan kunt u volstaan met verwijzing naar zogenoemde eindpunten van betrouwbare studies. U hoeft dus niet het dossier in te leveren dat voor de verdediging van de werkzame stof al in Europees verband is ingediend, maar u kunt er (zonodig met een letter of access) wel naar verwijzen. Op basis van ‘expert judgement’ wordt uiteindelijk door het Ctgb een oordeel gegeven over de toelaatbaarheid van een middel. Voorlichting “Al met al, een lastig traject”, was de conclusie van Frank Hes. “Het Platform Biociden is zich daarvan meer dan bewust, want nog steeds is niet precies bekend wat je voor een aanvraag nodig zult hebben.” De voorzitter van het platform gaf de aanwezigen tenslotte het advies: “Wees zo volledig mogelijk en zorg vooral dat je consistent bent in alles wat je doet, zodat eventuele spagaten in het huidige beleid niet tot problemen zullen leiden.” De bedoeling is dat het Ctgb in het najaar van 2009 in samenwerking met het Platform Biociden voorlichtingsbijeenkomsten (toegespitst op de aanvraag) gaat organiseren. Uiteraard ontvangt u daarover te zijner tijd via het VHCP meer informatie.
Meer informatie? Kijk voor de exacte procedure op www.ctgb.nl. Overigens, het Ctgb heeft aangegeven géén individuele vragen te zullen behandelen, vanwege de verwachte grote hoeveelheid aanvragen. Wel kunt u bij specifieke vragen altijd contact opnemen met Frank Hes, via
[email protected].
25
Even voorstellen… Tijdens de ledenvergadering van 16 maart 2009 was het voor bestuurslid John Regout (Quaron groep) het moment om volgens de statuten af te treden. Zijn opvolger is Luc Martens, algemeen directeur van Helm Chemicals BV. Als ondernemer in de chemische distributie is hij zich meer dan bewust van de inzet en betrokkenheid die noodzakelijk zijn voor het VHCP.
“Voor een organisatie als het VHCP wil ik me graag waar mogelijk inzetten”, aldus Luc Martens in zijn eerste reactie op zijn benoeming. Al eerder nam hij drie jaar lang de Kascommissie voor zijn rekening. Daarnaast zijn verschillende medewerkers van zijn bedrijf intensief betrokken bij diverse commissies van het VHCP, zoals Dré Mevissen voor de Commissie Milieu & Veiligheid. Wat is de persoonlijke motivatie om u beschikbaar te stellen? Luc Martens: “Inmiddels werk ik sinds 1999 actief in de chemische distributie in Nederland. In eerste instantie onder de bedrijfsnaam Vos BV, maar sinds 2006 opereren we onder de bedrijfsnaam Helm Chemicals BV, conform de corporate naam van ons moederbedrijf. We zijn al meer dan twintig jaar lid van het VHCP en zien nog altijd de grote voordelen van dit lidmaatschap. Immers, er komen zoveel nieuwe verplichtingen op onze sector af en de praktijk leert dat we hierop het meest effectief kunnen inspelen door bepaalde zaken gezamenlijk op te pakken. Denk aan onderwerpen als het Mededingingsrecht, de REACH-kwestie en het GHS (Globally Harmonized System).” Initiatief beter imago “Verder is het essentieel dat we met elkaar het initiatief vanuit de VNCI voor een beter imago ondersteunen”, benadrukt Luc Martens. “De wijze waarop is wellicht voor ieder bedrijf anders. Zo hebben wij als voorraadhoudend bedrijf altijd met de overheid te maken, hetzij voor vergunningen, hetzij bij eventuele calamiteiten. Het is dan een goede zaak wanneer je intern alles op orde hebt, zodat iedereen weet hoe je zaken als veiligheid hebt geborgd. In mijn ogen is dit ook de eerste stap om het totale imago van de sector structureel te verbeteren. Niet te hard roepen wat we allemaal goed doen, maar meer aantonen
26
“Je bent zo goed als je laatstgespeelde wedstrijd.” > dat we goed bezig zijn. En dat begint bij de basis, bij je eigen mensen. Van daaruit kun je op een constructieve wijze communiceren richting bepaalde overheden en met bijvoorbeeld omwonenden. Ook vanuit het VHCP vind ik dat men in dit licht heel goed bezig is, zoals met het robuuster maken van het Responsible Care-beleid. Vanuit dit programma steeds strenger handhaven, is een goede zaak. In ieder geval moet ieder bedrijf bereid zijn om informatie te delen, zodat de buitenwereld weet dat men de verantwoordelijkheid ook echt neemt.” Samen doen Luc Martens geeft tot slot mee: “Je bent zo goed als je laatstgespeelde wedstrijd. Vanuit dit perspectief zijn successen altijd van korte duur en moet je iedere uitdaging steeds met dezelfde verfrissende drive en verantwoording aangaan. Dit geldt niet alleen voor ieder van ons afzonderlijk, maar binnen de wettelijke mogelijkheden moeten we ons ook als VHCP gezamenlijk blijven inzetten om nieuwe ontwikkelingen het hoofd te kunnen blijven bieden!”
Bedrijfsnieuws & Personalia In memoriam
Pieter Geel 1923 – 2009 Op 10 april 2009 is Pieter Geel overleden. Een groot deel van zijn leven was, naast zijn gezin en later ook de kleinkinderen, gewijd aan Keyser & Mackay. In 1946 trad hij daar in dienst als technisch buitendienstmedewerker, om vervolgens twintig jaar later toe te treden tot de vennootschap als beherend vennoot. Ook na zijn pensionering bleef hij verbonden aan Keyser & Mackay als commanditair vennoot. Voor dit VHCP-lid is hij van grote betekenis geweest voor de opbouw direct na de Tweede Wereldoorlog. Zijn zelfde betrokkenheid voor de chemie kwam eveneens tot uiting in de periode 1976 – 1984. In die tijd was hij als bestuurslid en gedurende twee jaar als voorzitter van het VHCP intensief betrokken bij de chemische distributie. Bovendien was hij een van de mede-oprichters van het VHCP. Aansluitend bleef hij als erelid de ontwikkelingen binnen de sector nauwgezet volgen. Het VHCP zal hem herinneren als een ondernemend man, die ondanks persoonlijke tegenslagen steeds oog bleef houden voor de ander.
Barentz Bulgarije en Roemenië
Nieuwe commercieel directeur Arnold Suhr Per 1 januari 2009 is Kasper Bouwman benoemd als commercieel directeur van de Arnold Suhr Groep. Vanuit deze positie zal hij naast leidinggeven aan de commerciële activiteiten, ook een structurele bijdrage leveren aan de realisatie van de algemene beleidsplannen.
Commissie Milieu & Veiligheid Chemioren Vaardag Stoffendag VHCP/VNCI Chemische golfdag Social Event te Santpoort Lunchbijeenkomst
Agenda
17 juli 2009 16 september 2009 24 september 2009 25 september 2009 9 oktober 2009 26 oktober 2009
Sinds 1 april 2009 zijn Ashland Aqualon Functional Ingredients (AAFI) en Barentz Bulgarije en Roemenië een exclusieve distributieovereenkomst aangegaan. Barentz zal AAFI's volledige assortiment vertegenwoordigen, dat voornamelijk wordt gebruikt in de voedings-, farmaceutische, cosmetische en chemische branche. Barentz Bulgarije en Roemenië zijn onderdeel van de Barentz Groep, waarmee AAFI eerder op een succesvolle wijze markten in verschillende Europese landen heeft ontwikkeld.
27
Eindredactie Bestuur VHCP Redactie en productie Textbeeld Vormgeving Carree Vormgevers bv Fotografie J&M Zweerts Fotografie Druk Drukkerij Van As VHCP Secretariaat Postbus 80523 2508 GM ‘s Gravenhage tel. 070-7503100 fax. 070-3549766 www.vhcp.nl
[email protected] VHCP FOCUS is het tijdschrift van het Verbond van Handelaren in Chemische Producten en verschijnt drie keer per jaar. Uw eventuele tekstbijdrage kunt u zenden aan het VHCP secretariaat.