Een weekje zomeren in Duitsland 1-8 augustus 2012 Op 1 augustus rijden we naar Duitsland voor een weekje natuur snuiven. Het is hoogzomer maar zelfs dan kun je in de goede gebieden soorten tegenkomen die je bij ons niet (meer) ziet. Het hoogtepunt was de onverwachte waarneming van een zevental grote vuurvlinders. We vertrekken om 7.15 uur en, omdat de rit uiterst voorspoedig verloopt, rijden we door naar de Belziger Landschaftswiesen ten zuidwesten van Berlijn (= 640 km). Om 15.15 uur parkeren we de camper op een heuvel op een picknickplaats nabij Baitz vanwaar we fantastisch zicht over de ‘Wiesen’ hebben. Het valt op hoe vriendelijk de Duitsers zijn die hier regelmatig langs komen fietsen. Dit fietspad is onderdeel van de Europaradweg R 1 die, met een lengte van 3500 km, door 9 Europese landen loopt. De Belziger Landschaftswiesen is een van de drie gebieden in Duitsland waar men de grote trap probeert te beschermen. De grote trap is de zwaarste vliegende vogel van Europa (16 kg). In 1998 werden in heel Duitsland nog maar 55 grote trappen geteld. Door allerlei beschermingsmaatregelen maar vooral door het in gevangenschap opfokken en uitzetten van grote trappen leven er nu weer zo’n 130 dieren in het wild. Toch nog altijd maar een fractie van de 4000 grote trappen die in 1940 in Duitsland leefden. De Belziger Landschaftswiesen is een beschermd landbouwgebied van 4500 ha. De landbouw is hier in functie van het behoud van de grote trap (50 vogels). In het gebied lopen beken en grachten, er staan veel houtwallen. De biodiverstiteit is enorm. In de slipstream van de bescherming van de grote trap (en daarmee het landschap) liften veel dieren mee. Er broeden maar liefst 170 vogelsoorten. In de omringende bossen leven sinds 2009 zo’n 10 tot 15 wolven die soms ook op de Wiesen komen jagen. Ze zijn zelfs vanaf de heuvel gezien waar wij overnachten. De wolvendis is goed gevuld want regelmatig zagen we groepen van meer dan 30 reeën.
Een grote traphaan stapt parmantig door de velden.
Zicht vanuit de camper over de prachtige Belziger Landschaftwiesen. Zo is het heerlijk wakker worden ´s morgens Tijdens de koffie zien we gelijk leuke soorten zoals grauwe klauwier, paap, rode en zwarte wouwen, wespendieven, bruine kieken, witte ooievaars, 2 grote traphanen en 1000den kieviten. Vanuit het bos horen we wielewalen roepen. We blijven op deze megastek overnachten en de volgende ochtend fietsen we over een zgn “Plattenweg” dieper het gebied in. Het weer is fantastisch, en de waarnemingen ook: 4 visarenden (broedvogel), 2 zeearenden (broedvogel), 5 klapeksters (een paar met uitgevlogen jongen), 25 grauwe klauwieren (veel uitgevlogen jongen), gele kwikken, geelgorzen (massaal), kraanvogels (groep van 250+), ontelbare veldleeuweriken, 200+ watersnippen (trek), grauwe ganzen, tapuiten, boomvalk, havik, massa’s hazen en reeën. In het infocentrum in Baitz horen we dat de hop als broedvogel teruggekeerd is. Van één paartje hebben ze zelfs 7 jongen geringd. Op mijn kaart omcirkelen ze enkele gebieden waar wolven rondzwerven. Met enige weemoed denken we terug aan de drie wolven die we twee maanden geleden in Finland mochten waarnemen. ’s Avonds eten we geweldig in “Zum Heidekrug” in Oberjünne midden in de bossen. De eigenaar herkent ons zodat het weer een beetje thuiskomen is. De dag erop rijden we 200 km westwaarts naar de Meißendorfer Teiche en het Bannetzer Moor. Deze voormalige viskweekvijvers zijn in 1984 omgeturnd in een natuurreservaat met o.a. vis- en zeearend en roerdomp als broedvogel. De vijvers grenzen tegen het toegankelijke Bannetzer Moor en het ontoegankelijke Ostenholzer Moor (NATO Truppenübungsplatz). Het Ostenholzer Moor loopt over in Truppenübungsplatz Bergen. Zo ligt hier een gigantisch groot natuurgebied waar elk voorjaar uitzonderlijke roofvogelwaarnemingen gedaan worden (met o.a. schreeuw-, dwerg- en slangearend). Door het gebied loopt het riviertje de Meisse. Zowel het riviertje als het beekdal zijn in hun oude glorie hersteld. Visotter, bronlibel, kwartelkoning, kraanvogel en zwarte ooievaar horen tot de soorten die het gebied (her)ontdekt hebben. Op de ruime camping “Am Hüttensee” hebben we afgesproken met Pierre en Mieke
Adriaensen die enkele weken in Denemarken van hun kleinkinderen genoten hebben. Pierre bewees op de boerderij van dochter Martine dat er, zelfs in hem, een bekwame boer schuilt. De volgende dag fietsen we langs de achterkant van de Hüttensee naar het Bannetzer Moor. Het Bannetzer Moor is vooral bekend om zijn reptielen: adder, ringslang, gladde slang en hazelworm. Vanuit twee uitkijkhutten die uitkijken over de vijvers van de Hüttensee zien we o.a. zeearend, grote zilverreiger, visarend, een groepje oeverlopers en zelfs een zwarte ooievaar. Het fietstochtje door het Bannetzer Moor levert een daverende verrassing op. We zien maar liefst 7 grote vuurvlinders. Beiden hebben we dit gebied meermaals bezocht maar nooit in deze tijd van het jaar. Een blik in de vlindergids leert later dat hier inderdaad een plukje van het verspreidingsgebied ligt. In Nederland is de grote vuurvlinder ernstig bedreigd en komt maar in drie moerasgebieden in Zuid-Friesland en Noordwest-Overijssel voor (in totaal zo’n 350 exx.). De Weerribben is de beste plaats. We zien ook bruine vuurvlinders. Langs de bospaden vliegen 100den dagpauwogen, één grote parelmoervlinder en enkele rouwmantels. Boven ons roepen kruisbekken, goudvinken, kuif- en glanskopmezen. Het is heerlijk fietsen door de extensieve weilanden. In de houtwallen zien we enkele grauwe klauwieren. Waar we niet meer verder kunnen, kijken we uit op een grote woeste vlakte waar we al snel een klapekster ontdekken, een waarschijnlijke broedvogel in deze tijd van het jaar.
Loes wist een van de prachtige grote vuurvlinders op de gevoelige plaat vast te leggen Boven de weilanden zien we een groep van 15 kraanvogels vliegen. We zien jagende boomvalken, bruine kieken, buizerds, torenvalken en wespendieven. Vanuit de velden roept één enkele kwartel. We zien een doodgereden hazelworm, een levende hazelworm (Loes en Mieke) en een adder. ’s Avonds eten we heerlijk in een authentiek restaurantje in Meissendorf. We bezoeken nog het infocentrum van Gut Sunder. Als ik in het centrum een opgezette wolf zie, vraag ik of hij “überfahren” is. De betreffende jongelui kijken mij stomverbaasd aan en achter mij barst een luid gelach los. Ik besef niet wat ik fout doe maar de opgezette wolf blijkt
een levensgrote op triplex uitgesneden foto van een wolf te zijn. Ik lach (als de bekende boer met kiespijn) maar wat mee.
Bruine vuurvlinder, ook deze vlinder is vrij zeldzaam bij ons, foto Loes
Bruine vuurvlinder,onderkant vleugels, foto Loes
Adder in het Bannetzer Moor, foto Loes Na deze mooie dagen rijden we 200 km westelijker naar de Dümmer See en de Diepholzer Moorniederung. Beide gebieden liggen maar zo’n 100 km van de Nederlandse grens en (met een camper) rijd je er, vanuit Chaam, in 4 uurtjes naar toe. Eerst rijden we naar de Diepholzer Moorniederung. Dit hoogveengebied ligt in de stedendriehoek Osnabrück, Bremen en Hannover. Hier liggen nog de ‘schamele’ resten van het oorspronkelijk enorm grote hoogveengebied van 2500 km². Nu is (nog altijd) 150 km² als (hoogveen)reservaat aangewezen. De laatste jaren zijn, via lifeprojecten, de resterende hoogvenen in de Diepholzer Moorniederung in hun oude glorie hersteld door ze te vernatten en overeenkomstig te beheren. Dit leidde tot recente (her)vestiging van kraanvogels en zeearend. Ook de grauwe kiek doet het in deze omgeving goed (22 paartjes). Ze broeden in het agrarisch gebied en jagen vaak boven de venen. De grauwe klauwier is een gewone broedvogel en, op sommige hoogvenen, broeden nog altijd klapeksters (in Nederland als broedvogel uitgestorven). Andere typische broedvogels zijn boomvalk, tureluur, kraanvogel, wulp, paapje, nachtzwaluw en watersnip. We rijden eerst naar ons favoriete hoogveengebied: het noordelijke Wietingsmoor. Dit natuurgebied is een mooie combinatie van extensieve landbouw w.o. begraasde weilanden, graanveldjes, plukjes hoogveen, mooie heide, bosgebieden en vennen die ontstaan zijn ten gevolge van turfwinning. Vanaf ons wondermooie verhard overnachtingsplekje bij een gastoevoerstation zien we klapekster, grauwe klauwieren en een mannetje bruine kiek. Tijdens enkele fiets- en wandeltochtjes door het Wietingsmoor: 3 klapeksters, groepjes kraanvogels, witte ooievaars, 2 mannetjes grauwe kiek, wulpen, 2 bruine kieken, massale aantallen boeren- en huiszwaluwen, 2 boomvalken (erg weinig dit jaar), 1 late gierzwaluw, grauwe klauwieren, hazen (talrijk), reeën, damherten en een wild zwijn. Wat later in het jaar komen hier 1000den kraanvogels slapen op de vennen. De grauwe kiek maakt dan plaats voor de blauwe kiek.
Het weer is nog altijd heerlijk zodat we ´s avonds heerlijk buiten kunnen wokken (met een roepende nachtzwaluw op de achtergrond).
Heerlijk wokken in de Diepholzer Moorniederung met als buren nachtzwaluwen, kraanvogels, klapeksters, grauwe kieken en grauwe klauwieren Na een bezoekje aan het voortreffelijke koffiehoekje van de bakker in Wagenfeld brengen we nog een dagje door in het Geestmoor, een ander hoogveengevied in de Diepholzer Moorniederung. Ook hier een rustig overnachtingsplekje op de parking bij de uitkijktoren. M.u.v. de klapekster valt het dit jaar wat tegen: bruine kieken, gele kwikken, paapjes, vos en koninginnepage. Als ik opmerk dat ik me meen te herinneren dat ik aan de rand van de heide ooit een Imbiss (fritestent) gezien heb, kan Loes zich hierbij totaal niets voorstellen. Reden genoeg voor Mieke om spontaan te stellen dat ze trakteert mocht er toch een Imbiss staan. Even later smaakt de frites met Bratwurst heerlijk. Toch een kleine genoegdoening na de blunder met de wolf. We nemen afscheid van de Diepholzer Moorniederung en rijden (25 km) naar de Dümmer See. We weten een mooi camperplekje in Olgahafen. Samen met de Natura 2000-polders (Ochsenmoor, Osterfeiner Moor) vormt het Dümmermeer een belangwekkend natuurgebied niet ver van de Nederlandse grens: 35 km ten noordoosten van Osnabrück. Het gebied wordt algemeen gewaardeerd als een van de best geslaagde Natura 2000 projecten in Europa. Het meer is met 13 km² het tweede grootste meer van Neder-Saksen. De tegen de Dümmersee gelegen polders het Ochsenmoor en het Osterfeiner Moor beslaan 4500 ha waarvan maar liefst 2500 ha opgekocht zijn in het kader van het Natura 2000 (life)project. Zo zijn voorheen intensieve landbouwgronden in hun oude glorie (natte weilanden) hersteld. Sindsdien zijn o.a. watersnip, grutto, wulp en kievit spectaculair in aantal toegenomen. Aan de rand van de Dümmer (niet ver van het Hüntebruggetje) broedt een kolonie zwarte sterns. We maken relaxte wandel- en fietstochtjes. Ook hier mooie waarnemingen hoewel het hoogzomer is. In het Osterfeiner Moor zien we maar liefst 7 visarenden op de hoogspanningsmasten zitten. In
Dümmergebied broeden 3 koppels visarend, 2 op hoogspanningsmasten en een in een kunstnest. Boven de weilanden vliegen bruine kieken en een jonge grauwe kiek. Boven de Dümmersee jagen nog eens 4 visarenden, meerdere bruine kieken, enkele boomvalken en 2 zeearenden. Op de plas-dras gebiedjes tegen het riviertje de Hunte ontdekken we watersnippen, kemphanen, bosruiters, groenpootruiters, oeverlopers en witgatjes. De steltlopertrek is begonnen. De grutto’s hebben deze prachtige polders al verlaten. ’s Avonds wandelen we naar de Piratenkeller voor een copieuze maaltijd. De volgende middag overbruggen we de 340 km naar huis in 4 uur. We hebben nog enkele weken om de herfstreis naar Hongarije voor te bereiden. Johan (tekst) en Loes (foto’s) Schaerlaeckens,
[email protected]