“Een school in ’t groen bekent kleur en gaat voor een weekje wit” Naam leerling:
klas:
1
INDEX Proloog
blz. 3
1. Route
blz. 3
2. Kamerverdeling
blz. 4
3. Regels
blz. 6
4. Frankrijk voor dummies
blz. 7
5. Frans kent geen Frans
blz. 11
6. Dagindeling
blz. 17
7. Vreemde vogels op de piste
blz. 17
8. Skiën
blz. 18
9. De 10 FIS regels
blz. 24
10. Eerste hulp bij ongevallen op de piste
blz. 26
11. Lawinekunde
blz. 31
12. Referentielijst
blz. 43
2
Proloog : Welkom in de bundel van onze enige echte SKI-GWP. Deze bundel bevat een heleboel informatie. Vergeet zeker niet op voorhand eens de regels, en zeker ook het EHBO onderdeel te lezen, en liefst ook tijdens de stage te onthouden. Naast een informatiebundel is dit ook een werkbundel. Je zal deze dan ook nodig hebben tijdens de stage. Want het is een stageweek waar gewerkt moet worden. Maar natuurlijk doen we allemaal ons best om deze week tot een overgetelijke ervaring te maken, met alleen maar happy gezichtjes. Jullie kunnen ons hierbij helpen door de regels na te leven, iedereen te respecteren, en met een positieve ingesteldheid uit het bed te stappen. Geniet van de sneeuwvlokjes, de stralende zon op je gezicht, de snelheid bij de afdaling en de grappen en grollen van je vrienden. Afspraak op school op 14 april om 18u waar we met een luxe autocar naar de alpen wegtuffen. 1. Route: 966 km, reistijd 13 uur met autocar
VERTREK & AANKOMST Keerbergen
La Belle Plagne
Zondag 14 april 2013 om 19u
Maandag 15 april 2013 om 9u
Zaterdag 20 april 2013 om 9u
Vrijdag 19 april 2013 om 19u
3
2. Kamerverdeling : De jongenskamers op verdieping F
Kamer V/M 21
22
23
24
25
Klas
LK
M
M
M
M
Naam Beckx Dieter
2AS3
Adeleye Sam
2AS1
Bruneel Xavier
2AS3
De Boeck Lino
2AS3
Machiels Quinten
2AS3
Mayer Nicolas
2AS3
Yoka W'Olinga Bryan
2AS1
Areias Tomas
2AS1
d'Hondt Senne
2AS1
Fondu Kobe
2AS1
Ketelslagers Oele
2AS3
Van Eeckhout Dylan
2AS3
Van Zaelen Younes
2AS1
Vermeij Brian
2AS2
Bautmans Cedric
2AS3
Camps Jelle
2AS3
Croenen Ilyan
2AS2
Guilmot Loïc
2AS2
Imbrechts Jordi
2AS2
Jooris Laurens
2AS1
Corbisier Axel
2AS1
Cornette Pieter Jan
2AS1
De Boeck Mathias
2AS1
Galicia Seppe
2AS1
Letens Marnix
2AS1
Vertommen Matthias
4
De meisjeskamers op verdieping E
Kamer V/M 13
LK
14
LK
15
16
17
18
19
20
V
V
V
V
V
V
Klas
Naam Heyligen Dorien Silverans Nathalie Geeroms Els Valkenaers Annelies
2AS1
Segers Laurien
2AS1
Van Bellinghen Charlotte
2AS1
Vandenheuvel Kim
2AS2
Meert Luna
2AS2
Van Eynde Jade
2AS2
Van Horenbeeck Anouk
2AS2
Verbeeck Hanne
2AS2
De Weser Manon
2AS2
Jooris Elisabeth
2AS1
Rahier Charlotte
2AS1
Thora Rikki
2AS3
Petrovic Lana
2AS3
Van de Put Saya
2AS3
van Hasselt Lisa
2AS3
Van Roosbroeck Myrthe
2AS2
Alaers Demi
2AS3
Goris Maaike
2AS2
Van Itterbeeck Lisa
2AS3
Van Oosterwyck Caro
2AS2
Caerts Lisa
2AS2
De Brandt Naomi
2AS2
Elias Evi
2AS2
Maho Laurien
5
3. Regels: Aan dit programma gaat veel werk vooraf, werk dat wij met plezier doen, maar in ruil voor dit aanbod en in het belang van de groep, vragen wij aan de deelnemers ook een garantie. Wij verwachten van de leerling een correcte groepsgerichte houding. Dit houdt in:
Respect voor elkaar en voor de omgeving, en dit niet alleen tijdens de activiteiten, maar ook onderweg, in de verblijfplaats en tijdens de voorbereiding. Bij moedwillig aanrichten van schade worden de kosten verhaald aan de ouders.
Correct naleven van afspraken i.v.m. aanvang en einde van de activiteiten.
Zich houden aan de regels in het hotel betreffende de verdeling van de slaapplaatsen, nachtrust, roken, orde, …
Leerlingen mogen het terrein van het hotel niet verlaten zonder toestemming, ook tijdens de activiteiten mogen leerlingen de groep niet verlaten zonder toestemming.
Alcoholgebruik en drugs worden niet getolereerd. Tijdens de GWP gelden dezelfde regels als gedurende het schooljaar. Als een leerling betrapt wordt op het gebruik van alcohol en/of drugs dan nemen de begeleiders onmiddellijk contact op met de school en de ouders- Indien de leerkrachten het nodig achten, kunnen zij de bagage van de leerlingen controleren; dit zal steeds in het bijzijn van de leerling in kwestie gebeuren.
Zoals vermeld in het schoolreglement is het verboden te roken op buitenschoolse activiteiten. Wanneer de afspraken hieromtrent niet worden nageleefd, kan de leerling naar huis worden gestuurd.
Jongens en meisjes hebben aparte slaapruimtes. ’s Nachts geen jongens op de kamers van de meisjes en vice versa. Flirten: Zich fysiek of qua gedrag per 2 afzonderen van de groep wordt tegengegaan.
Bij het overtreden van deze afspraken nemen de begeleiders contact op met de school en de ouders. De leerling zal na de GWP op gepaste wijze ter verantwoording geroepen worden. De leerling kan ook naar huis gestuurd worden en dit op kosten en verantwoordelijkheid van de ouders en de leerling. De leerling krijgt een contract en indien nodig volgt een doorverwijzing naar een externe dienst.
De leerlingen kunnen alleen deelnemen indien zij zich samen met de ouders of voogd akkoord hebben verklaard met dit contract. We zijn ervan overtuigd dat met een positieve houding en duidelijke afspraken deze GWP voor iedereen een succes wordt.
6
Huishoudelijk reglement van het hotel: De hoteleigenaars hebben een huisreglement opgesteld. Hier volgt de Nederlandse versie van dit regelement. 1.
Algemeen principe: De Belgische kinderen zijn de gasten van het Franse hotel. De rol van een gast is niet verzoenbaar met de houding van iemand die meent het huis met inboedel en personeel te hebben ingenomen. De gastheer moet erkend worden.
2. De leerkrachten zijn steeds verantwoordelijk voor het gedrag van de leerlingen. 3. Wandelschoenen en skischoenen mogen niet in huis gedragen worden. 4. Roken op de slaapkamers is niet toegelaten. De begeleiders zijn vervolgbaar zo een overtreding wordt vastgesteld. Dit geldt ook voor buitenlanders. 5. Dranken mogen niet naar de kamers meegenomen worden. De dranken moeten onmiddellijk betaald worden. De tarieven werden vastgesteld en moeten uitgehangen worden in het chalet. 6. De maaltijden hebben vaste uren. Elke afwijking moet vooraf met de eigenaars besproken worden. 7. Spelen op de slaapkamers is niet toegestaan. 8. Op de kamers moet het afval in de papiermand geworpen worden. 9. Er moet vanaf 22u stilte op de kamers heersen. Dit geldt ook voor de gangen die toegang bieden aan de kamers.
4. Frankrijk voor beginners: Frankrijk is een populair vakantieland met prachtige natuur, aparte gewoontens een spannende geschiedenis en met een paar uurtjes rijden ben je er al Land: Frankrijk Hoe groot? : 674.843 km². Veertien keer zo groot als België. Aantal inwoners? : 65 miljoen. Klimaat: In het Noorden ongeveer net als in België. In het Zuiden is het ‘s zomers droger en warmer dan bij ons, een mediterraan klimaat. De Franse keuken Met ‘keuken’ bedoelen we nu niet de ruimte waar het aanrecht en de kookplaat zijn. Nee, met ‘de Franse keuken’ wordt bedoeld: de Franse manier van koken. Ze zijn daar wereldberoemd mee geworden. Niet alleen wat ze eten is speciaal, maar ook de manier waarop ze het klaar maken. Wat dacht je van kikkerbilletjes? En van slakken? Maar ook de bakkers in Frankrijk zijn wereldberoemd met hun baguettes, croissants en pain au chocolat. Taal Tweehonderd jaar geleden kwamen de Fransen naar Vlaanderen. Ze zwaaiden hier lange tijd de plak. Wij hebben er nog altijd een hoop Franse woorden aan overgehouden: mayonaise, cadeau, salade, paraplu, portemonnee, hotel…
7
Zoenen Fransen zoenen elkaar vaak. Elke dag als ze elkaar tegenkomen: smak-smak-smak-smak. Ja, je telt het goed: sommige Fransen kussen elkaar wel vier keer. Soms sta je in de supermarkt. Dan komen twee Franse families elkaar tegen: vader, moeder, twee kinderen. Die gaan elkaar dan allemaal staan zoenen: Vier mensen die vier andere mensen vier keer zoenen. Hoeveel zoenen zijn dat? Reken maar uit! Intussen sta jij met je karretje te wachten tot je door kunt… Sport Op een grasveld staat een bordje: ‘Ball trap’. Je denkt: Oh, een trapveldje, daar mag ik wel even voetballen. Maar ‘ball trap’ betekent: kleiduiven schieten. Kleiduiven zijn vliegende schoteltjes. Je krijgt een geweer in je handen en daarmee moet je de schoteltjes die door de lucht vliegen, kapot schieten. Een leuke sport, maar wil jij toch liever voetballen? Goed: volg dan de bordjes ‘stade’. Je denkt misschien dat je dan in een groot stadion terecht komt, maar nee hoor, gewoon: een voetbalveld. Bijna alle Franse steden en dorpen hebben een ‘stade’. In Frankrijk (vooral in Zuid-Frankrijk) houden ze ook veel van rugby. Er zijn bergen waar je ‘s winters kunt skiën en snowboarden. En natuurlijk is er voor wielrenners de Tour de France. Wintersportcompetities Tal van wedstrijden gaan in de franse Alpen door. Dit jaar bijvoorbeeld nog de X-games in Tignes… De spectaculairste disciplines binnen ski,snowboard, sneeuwscooter,… komen aan bod bij de big air en slope style, met spectaculaire sprongen, slides en andere tricks. 17000 jaar geleden… … leefden er al mensen in Frankrijk. In onderaardse grotten tekenden ze herten, paarden, stieren… In 1940 is in de plaats Lascaux (zeg: Laskoo) zo’n grot ontdekt. Daar kwamen veel toeristen op af. Toeristen willen onder de grond natuurlijk ook gewoon ademhalen en dat was een probleem. In de uitgeademde lucht van de mens zit namelijk koolzuur en dat spul tastte de tekeningen aan. Om ze te beschermen, is een kopie gemaakt van de grot, met tekeningen en al. Precies hetzelfde dus als de echte grot. Daar gaan de toeristen nu naartoe.
8
2000 jaar geleden… … hadden de Romeinen Frankrijk bezet. Frankrijk heette toen Gallië en de Fransen waren Galliërs. De verhalen van de stripfiguren Asterix en Obelix spelen zich af in die tijd. 275 jaar geleden… … waren koningen de baas in Frankrijk. Het was een bijzondere tijd. De mannen droegen grote pruiken die met poeder bestrooid werden om ze een kleurtje/ geurtje te geven. De vrouwen droegen hoepelrokken: Rokken met een hoepel erin, zodat ze heel breed uitstonden. Er was zo veel ruimte onder zo’n rok, dat er een klein wc-tje onder paste. Handig! Nu… … is Frankrijk een republiek met een president (Hollande) aan het hoofd. Champagne Frankrijk is beroemd om zijn wijn. Heel lekkere dure bubbelwijn is champagne. Die wordt gemaakt in de streek Champagne. ‘Champagne mag alleen ‘champagne’ heten als hij uit de streek Champagne komt. Daarom heet champagne uit Spanje niet champagne, maar “Cava”.
Klimaat Het heuvelland, de laagvlakten en de dalen hebben een landklimaat. Boven de 1500 meter is een hooggebergteklimaat. Het westelijk deel van het land is beduidend natter dan het oosten. Gebieden aan de zuidkant van de Alpen hebben mediterrane trekjes. De föhnwind is van invloed op het temperatuur en weerverloop.
In het Alpengebied
steekt de föhn meestal op wanneer er een een warme zuidenwind waait, die vochtige lucht naar de Alpen voert. Aan de zuidelijke kant van dat gebergte wordt de lucht gedwongen te stijgen. De stijgende lucht zet uit en wordt daardoor. De koudere lucht kan minder water vasthouden, er treedt condensatie op waarbij warmte vrijkomt; het gecondenseerde water valt als regen. Wanneer de lucht aan de noordzijde van het gebergte omlaag stroomt, wordt zij samengedrukt door de stijgende druk (compressie) en wordt daardoor warmer. De resulterende luchtstroom is warmer geworden dan de oorspronkelijke, doordat de condensatiewarmte over de berg is meegevoerd. De resulterende lucht is ook droger, omdat waterdamp uit de lucht als regen is gevallen. De noordzijde van het gebergte wordt in deze situatie ook wel de regenschaduw van het gebergte genoemd. Hetzelfde verhaal gaat ook op voor de omgekeerde richting. De föhn kan namelijk zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de Alpen optreden.
9
Nuancering
Dit model verklaart niet alle föhnverschijnselen. De föhn kan ook optreden zonder wolken en regen aan de loefzijde van de berg. Een deel van de warmte in de föhnstroom is dan mogelijkerwijs meegevoerd van de andere kant van de berg, en mogelijk spelen ook complexe turbulentieprocessen een rol, als ook de vermenging van verschillende luchtlagen.
Gevolgen:
In de Alpen is het voorjaar de favoriete periode voor de föhn, maar ook in het najaar en de winter waait die wind vaak. Sommige gebieden in Zwitserland hebben jaarlijks gedurende gemiddeld 33 dagen een warme, zuidelijke föhnwind. Deze houdt soms enkele dagen aan. De temperatuur kan in enkele uren 10-25°C oplopen. Het grootste gemeten verschil in temperatuur was in Brannenburg am Inn: op 29 november 2000 om 23h -22°C, op 30 november 2000 om 6h 3°C. De relatieve vochtigheid kan tot 20% teruglopen, een zeer lage waarde die in Nederland en België niet vaak voorkomt. De gemiddelde snelheid is zo'n 25 kilometer per uur (windkracht 4), maar in windstoten kunnen snelheden van 100 kilometer per uur voorkomen. Een positief aspect van een föhn is dat het zicht zeer helder wordt en de lucht opklaart, wat samenhangt met de droge lucht, en men daardoor schitterend uitzicht over de Alpen krijgt. Een zicht van 100 kilometer en meer is dan mogelijk.
In sneeuwrijke berggebieden vergroot de föhn het lawinegevaar. Ook neemt het aantal verkeersongelukken toe en krijgen veel mensen bij föhnweer last van verhoogde bloeddruk, hoofdpijn, spierpijn, slapeloze nachten en infrageluid. Daardoor is de föhn een belangrijk maatschappelijk verschijnsel. De oorzaak van de fysiologische effekten is wetenschappelijk gezien niet geheel opgehelderd. Als oorzaak wordt enerzijds de snelle luchtdrukwisseling vermoed, anderzijds een lichte uitdroging.
Milieuproblematiek
Het was in de jaren tachtig duidelijk geworden dat het milieubeleid in het Alpengebied drastisch zou moeten veranderen. De explosieve groei van het massatoerisme, de toenemende bevolkingsdruk, en de daarmee gepaard gaande uitbreidingen van infrastructuur en wintersportvoorzieningen, en de toename van het verkeer in en door het gebied hebben
10
diepgaande gevolgen gehad voor het milieu. Er is gebleken dat de massale teruggang van het bomenbestand (o.a. voor de aanleg van hotels, vakantiewoningen en ski-pistes) het verdwijnen van vele plant- en diersoorten tot gevolg heeft gehad en dat daardoor steeds sterkere erosie, aardverschuivingen, lawines, modderstromen en overstromingen worden veroorzaakt, waarbij een toenemend aantal menselijke slachtoffers valt te betreuren. De toenemende vervuiling van de gletsjers en de daaruit ontspringende beken en rivieren (uitlaatgassen, afval) begint ernstige vormen aan te nemen. De inrichting van natuurreservaten en beschermde wildparken bleek niet het beoogde effect te hebben. In het begin van de jaren tachtig hebben de Alpenlanden Oostenrijk, Duitsland, Joegoslavië (nu Slovenië), Italië, Zwitserland en Frankrijk samenwerking gezocht om de problemen het hoofd te kunnen bieden. In de jaren 1980 werd aan de samenwerking ook vormgegeven in de vorm van de Alpen-Adria-groep, die een deel van de Alpen omspande. En hebben ze de CIPRA (Internationale commissie ter bescherming van het Alpengebied) opgericht.
5. Frans kent geen Frans
Profitez de parler le français au restaurant, à l’hôtel, ...partout et à tout le monde !!
: -) Au restaurant / à la brasserie/ à la boulangerie
Je peux commander ?
Mag ik bestellen ?
Je voudrais.... hebben.
Ik zou graag …
Pour moi, ….s.v.p. ! graag !
Voor mij, ....
Comme boisson / entrée voorgerecht/ ..
Als drankje /
Un coca
een cola
11
Une eau
een water
Une limonade
een limonade
Une baguette
een stokbrood
Un croissant
een croissant
Ça fait combien ?
Hoeveel kost het ?
:- ) demander / expliquer le chemin
Excusez-moi, je cherche ... ...
Excuseer, ik zoek
Où est la poste ? postkantoor ?
Waar is het
À droite
rechts
À gauche
links
Tout droit
rechtdoor
Au carrefour / aux feux lichten
aan het kruispunt/
:- ) se présenter / rencontrer quelqu’un
Je m’appelle…
Ik heet...
Je suis Belge.
Ik ben Belg.
Vous vous appelez comment?
Hoe heet u ?
Vous êtes Français(e) ?
Bent u Frans(e) ?
En France, on ne tutoie pas, on vouvouie !!!! Het is ongepast / zeer onbeschoft om iemand aan te spreken met « tu » !
12
Wintersport Le ski
Ski
Faire du ski
Skiën
Faire du snowboard
Snowboarden
Faire du ski de fond
Langlaufen
Le bout du ski
Uiteinde van de ski
Fart
Skiwas
Prise
Greep
Boucle
Lus
Bâton de ski
Skistok
Chaussure de ski
Skischoen
Lunettes de ski
Skibril
Casque
Helm
Glacier
Gletsjer
Avalanche
Lawine
Cours de ski
Skiles
Moniteur/Monitrice de ski
Skileraar
Débutant
Beginner
Avancé
Gevorderd
Descente
Afdaling
La piste (de ski)
Piste
Remonte-pente
Skiliften
Télésiège
Stoeltjeslift
Télésiège (tire-fesses)
Sleeplift
Téléphérique
Kabelbaan
Au secours!
Help!
Je me suis cassé la jambe!
Ik heb mijn been gebroken!
De weersomstandigheden les routes sont impraticables
de wegen waren onberijdbaar
le verglas
de ijzel
une visibilité réduite
verminderde zichtbaarheid
13
la neige
de sneeuw
le chasse-neige
de sneeuwruimer
les services d'épandage
de strooidiensten
le brouillard
de mist
la brume
de nevel
la pluie
de regen
le soleil
de zon
des conditions hivernales
winterse weersomstandigheden
Sneeuwplezier la piste de ski
de skipiste
l'étoile
de ster
le ski de fond
langlaufen
le traîneau, la luge
de slee
faire du traîneau, faire de la luge
sleeën
un bonhomme de neige
de sneeuwman
les boules de neige
sneeuwballen
une bataille de boules de neige
een sneeuwballengevecht
14
une avalanche
een lawine
le patin à glace
de schaats
patiner
schaatsen
Sneeuw etc. une neige abondante
overvloedige sneeuw
une neige de qualité moyenne
middelmatige sneeuw (kwaliteit)
des conditions hivernales
winterse weersomstandigheden
une pluie drue
hevige regen
de la neige fondante
smeltende sneeuw
le gel nocturne
nachtvorst
un épais tapis de neige
een dik sneeuwtapijt
la visibilité réduite
beperkt zicht
la température moyenne
de gemiddelde températuur
une situation chaotique
een chaotische situatie
les pistes de ski sont ouvertes
de skipistes zijn open
15
En hoe was’t? c'était amusant
het was plezierig
c'était marrant
het was grappig
il faisait froid
het was koud
le soleil a brillé
de zon heeft geschenen
il a plu
het heeft geregend
il faisait chaud
het was warm
il faisait beau
het was mooi weer
c'était difficile / facile
het was moeilijk / gemakkelijk
je n'ai pas aimé
ik vond het niet leuk
je déteste
ik haat
j'adore les sports d'hiver
ik ben gek op wintersport
Ziezo, nu kan je zeggen waar je geweest bent, hoe het weer er was, wat je gedaan en gezien hebt en of je het er al dan niet tof vond. Veel succes met je beschrijving!
16
6. Dagindeling: 7.30u: Uit het bed glijden 8.00u: stevig ontbijt 8.45u: Vertrek naar de liften o.l.v. de monitoren 12.00u: Einde van de voormiddag skiën 12.15u: Middagpauze / eten 13.00u: Skiën 16.30u: einde skiën 17.00u: Terug in hotel. Douchen. Rusten 18.00u: Warm avondeten 18.50u: Invuloefening werkmap - theorie 19.40u: Avondactiviteit (rodelen & fakkeltocht –filmavond -… - afsluitend feestje) 21.15u: Horizontaal staan 21.40u: Lichten uit en dromen over verse diepsneeuw
7. Vreemde vogels op de piste Naast skiërs en snowboarders zie je op de piste ook nog volgende wintersporters: -Langlaufers of cross-country-skiërs: Op redelijk vlakke stukken werken zij op speciaal aangelegde parcours aan hun conditie. Deze parcours liggen in de nabijheid van de pistes maar kruisen ze meestal niet. Ze maken gebruik van smalle latten en 2 stokken. -Telemarkers, dit is een combinatie van skiën en langlaufen. Soms zie je hen met speciale vellen onder de ski’s omhoog wandelen, om daarna de piste terug af te skiën. Velen nemen echter ook gewoon de lift, en gaan volgens hun specifieke techniek, waarbij de hielen loskomen van de ski, naar beneden. -Monoskiërs: Zij skiën op 1 brede ski waarop beide voeten bevestigd zijn. Dan zijn er ook nog een heleboel andere wintersporten, die je niet op de piste zal zien. We hebben het dan over schansspringen, bobsleeën, rodelen,…
17
8. Skiën
Carve-ski Begin jaren negentig kwamen de eerste carve-ski’s op de markt. Bekendste namen zijn de Kneissl Ergo en de Elan Parabolic. Deze ski’s waren in die tijd echter niet populair bij het grote publiek ( noch bij skileraars of wedstrijdskiërs). Zo werd de Kneissl Ergo gepromoot als een ski voor oudere mensen en mensen met zwakke knieën. Niet echt prestatiegericht dus. Deze ski vroeg minder moeite en minder kniebeweging om bochten te maken. In de snowboardwereld had het carven echter wel succes waardoor na verloop van tijd men in het wedstrijdskiën toch begon gebruik te maken van carve-ski’s. Vanaf het eind van de jaren 90 heeft de carve-ski dan ook definitief zijn weg gevonden naar het grote publiek. Sindsdien heeft deze ski nog een grote evolutie ondergaan, vooral wat betreft afmetingen (lengte, taillering, radius). Dit heeft trouwens geleid tot een grondige evolutie van de skitechniek.
Vorm en afmetingen
Schouder: Breedste deel van de ski (voorkant)
Taille: Smalste deel van de ski (onder de voet)
Heup: brede achterkant van de ski
18
Wat volgt zijn een aantal algemene mechanismen die de skiër kan aanwenden op de piste, om door middel van een vlotte techniek de piste vloeiend af te dalen. Het spreekt voor zich dat deze mechanismen slechts een greep zijn uit het talloze aantal. De begeleiding van een monitor die al deze mechanismes onder de knie heeft is aan te raden bij het toepassen en leren van deze mechanismen. Dat is ook het doel van deze praktijkstage. Inwerkende krachten Zwaartekracht Centrifugale kracht Krachten t.g.v. het contact tussen de ski’s en de sneeuw De krachten die hier optreden zijn afhankelijk van 4 fundamentele parameters: Inkanting van de ski’s Grootte en richting van de uitgeoefende druk Verdeling van de druk over de ski’s Pivotbeweging van de ski’s Door in te grijpen op deze 4 parameters beïnvloed de skiër het contact tussen zijn ski’s en de sneeuw. Hiermee bepaalt hij dus het soort draaimechanisme, de stuurfase, belastingswissel, enz… We bespreken kort deze parameters, alsook de verschillende mechanismen en de bewegingen van de skiër die hierop invloed hebben. Fundamentele parameters Inkanting We maken hier onderscheid tussen: • De graad van inkanting • De kantenwissel
Graad van inkanting
De graad van inkanting bepaalt de grootte van het contactoppervlak tussen de ski en de sneeuw. Hoe hoger de graad van inkanting, hoe kleiner het contactoppervlak en des te meer ‘grijpen’ de ski’s in de sneeuw.
Kantenwissel
Behalve bij ploegbochten, vindt deze actie plaats bij elke overgang van de ene bocht naar de andere. Men onderscheidt hierbij: de kantenwissel in 1 tijd wanneer deze gebeurt met de 2 ski’s tegelijkertijd. de kantenwissel in 2 tijden wanneer deze eerst voor 1 ski en daarna voor de andere ski gebeurt. Uitgeoefende druk Hiermee bedoelt men de grootte van de druk die door de ski’s op de sneeuw wordt uitgeoefend. Verschillende uitvoeringen van flexie en extensie zijn de middelen om te variëren in deze uitgeoefende druk. Men spreekt van drukopbouw, drukvermindering, het constant houden van de druk en van drukwissels. Drukverdeling Hieronder verstaat men de plaats waar de druk aangrijpt: eerder vooraan, achteraan, in het midden of verdeeld over de gehele lengte van de ski. Men kan deze plaats beïnvloeden door in het longitudinale vlak de positie van het zwaartepunt te verplaatsen t.o.v. de ski’s (of omgekeerd). • Grijpt de druk aan in het midden van de voeten, spreekt men van een middenpositie (mittellage of position intermédiaire)
19
• Grijpt de druk aan korter naar de punt van de ski, spreekt men van een positie voorwaarts (vorlage of position d’avancée). • Bij een positie achterwaarts (rücklage of position de recul) zal de druk zich meer achteraan op de ski’s bevinden. Pivotbeweging van de ski’s Het betreft hier het pivoteren of roteren van de ski’s t.o.v. zichzelf. Deze pivotbeweging kan groot, klein of zelfs nihil zijn, bijvoorbeeld bij een zuiver gesneden spoor, en beïnvloed de snelheid en richting van de ski’s. Al naar gelang de grootte van dit pivoteren zal er een hoeveelheid sneeuw opgehoopt worden door de ski’s met als gevolg het bekende ‘gerutschte’ of ‘gederapeerd’ spoor. Evenwicht Het evenwicht van de skiër in beweging wordt, vooral tijdens het maken van bochten, in alle richtingen verstoord. Dit betekent dat de skiër continu bezig is met het behoud van zijn evenwicht in het longitudinale vlak (dieptevlak, voor-achter) en in het laterale vlak (breedtevlak, links-rechts). In het deel bewegingsanalyse is hier dieper op ingaan. Ook de begrippen angulatie en knieknik kwamen hier aan bod, zie ook verder in deze tekst. Stuurmechanismen De verschillende stuurmechanismen geven aan op welke manier de stuurfase uitgevoerd wordt ter hoogte van de ski’s. M.a.w. welk spoor er door de ski’s in de sneeuw gemaakt wordt. Globaal onderscheidt men: De geslipte stuurfase Bij deze stuurfase maakt de as van de ski’s steeds een vrij grote hoek met de raaklijn aan de beschreven bocht. De graad van inkanting is zwak, rekening houdend met de krachten die inwerken ten gevolge van de zwaartekracht en de centrifugale kracht. De weerstand van de ski’s op de sneeuw bevindt zich hoofdzakelijk op het voorste deel van de ski’s. De bocht zal een belangrijke remfase (slipfase) inhouden. De gegleden stuurfase Ook wel ‘dérapage perfectioné’ genoemd. Bij deze stuurfase neigt de as van de ski’s steeds naar de raaklijn van de beschreven bocht. De graad van inkanting is beter, rekening houdend met de inwerking van de zwaartekracht en de centrifugale kracht. De weerstand van de ski’s op de sneeuw bevindt zich vooraan, maar dicht bij het midden van de ski’s. De gesneden stuurfase Bij deze stuurfase zullen de ski’s zodanig vervormen dat ze steeds het spoor volgen. De vervorming van de ski’s is afhankelijk van de taillering, de elasticiteit en de uitgeoefende druk.
Opmerking: Bij de gesneden stuurfase treedt er geen pivotbeweging van de ski’s op.
Bewegingsanalyse We bestuderen hier de bewegingen die de skiër maakt waarmee hij de vier fundamentele parameters gaat beïnvloeden.
Met betrekking tot de drukverdeling
20
Zoals reeds eerder vermeld kan de skiër de drukverdeling over de ski’s beïnvloeden door in het longitudinale vlak de positie van het zwaartepunt te verplaatsen t.o.v. de ski’s (of omgekeerd). De skiër kan zich dan bevinden in: • Middenpositie (mittellage of position intermédiaire) • Positie voorwaarts (vorlage of position d’anancée) • Positie achterwaarts (rücklage of position de recul) Al naar gelang de graad van inkanting zullen deze posities de inzet en de stuurfase van een bocht beïnvloeden. Tijdens het skiën moet de lichaamsas in het longitudinale vlak zoveel mogelijk loodrecht zijn t.o.v. de helling. Dit betekent dat bij verandering van hellingsgraad de skiër zijn positie in dit vlak moet aanpassen. De aanpassing van de positie in het laterale vlak behandelen we in een volgend punt. Deze bewegingen zijn onlosmakelijk verbonden met inkanting van de ski’s. Met betrekking tot inkanting De inkanting van de ski’s is afhankelijk van volgende drie factoren:
Inclinatie
Laterale inclinatie van het lichaam. Afhankelijk van de snelheid en de radius van de bocht zal de inclinatie de centrifugaalkracht compenseren.
Angulatie
Angulatie is de houding waarbij het bovenlichaam ter hoogte van het bekken een hoek maakt met de onderste ledematen.
Knieknik
Zuiver laterale beweging van de knieën. Allereerst zullen we inclinatie gebruiken als middel om de graad van inkanting te bepalen(ruwe regeling van de kantengrip). Op hoger niveau en afhankelijk van snelheid en radius zullen we knieknik en angulatie gebruiken om de kantengrip de doseren(fijnregeling).
Met betrekking tot de uitgeoefende druk
Drukbeheersingsmechanismen
De skiër kan de uitgeoefende druk beïnvloeden(vermeerderen,verminderen, constant houden) door bewegingen in verticale richting. Doel is natuurlijk om de juiste druk te verkrijgen met betrekking tot het maken van de gewenste bocht(inzet, stuurfase, spoor). We onderscheiden verticale bewegingen met verplaatsing van het lichaamszwaartepunt en zonder verplaatsing van het lichaamszwaartepunt. We bekomen een drukopbouw of –vermeerdering: • Op het einde van een flexie • Tijdens een extensie • Bij een statische houding tijdens de stuurfase (hoe beter de kantengrip, hoe groter dit effect)
21
Een drukvermindering verkrijgen we: • Op het einde van een extensie • Tijdens een flexie • Na een drukreactie of rebound We kunnen de druk proberen constant te houden door: • Progressieve flexie tijdens de stuurfase. De drukopbouw die optreedt vanaf het overschrijden van de hellingslijn wordt op die manier gecompenseerd. • Avalement: Hierbij komen de bovenbenen voor het lichaam omhoog door een grotere flexie in de knieën. Deze beweging wordt gecompenseerd door een grotere heupflexie. Avalement wordt bijvoorbeeld gebruikt voor: Het opvangen van een sterke drukopbouw op het einde van de stuurfase. Het opvangen van bulten in het terrein. • Déploiement: Strekbeweging van het hele lichaam waarbij het zwaartepunt niet of slechts weinig in verticale richting verplaatst wordt. Dit ten voordele van een behoud van druk en soms een toename van de inclinatie. Dikwijls voorafgegaan door een avalement.
Belastingswissels
Tijdens het skiën zijn de situaties waarbij een gelijke belasting van beide ski’s voorkomen eerder zelden. Dat bij een opvolging van bochten overwegend de buitenski of dalski belast is brengt ons bij het begrip belastingswissel. Gebeurt de belastingswissel zonder zichtbare verplaatsing van het zwaartepunt dan spreken we van drukwissel. Deze belastings- of drukwissel kan passief of actief gebeuren. Bij de passieve vorm zal de buitenski slechts belast worden na het overschrijden van de hellingslijn. Bij de actieve vorm zal de wissel gebeuren bij de inzet van de bocht. We brengen op dat moment de druk over op de toekomstige buitenski. Dit vereist een goede onafhankelijkheid in de benen. De actieve druk- of belastingswissel kan uitgevoerd worden: • Zonder zijwaartse verplaatsing van een ski. • Met convergerende bergski. • Met evenwijdige verplaatsing van de bergski. • Met divergerende bergski. Met betrekking tot de pivotbeweging van de ski’s We spreken hier ook wel van de draaimechanismen.
Braquage of dwarssturen
Hierbij gaan de ski’s pivoteren als resultaat van een actieve werking van onze beenspieren gekoppeld aan een houding in flexie. Het scharnierpunt van deze beweging bevindt zich ter hoogte van het bekken. Voorbeelden: de noodstop, basiswedel.
Extension pivotée of draaiextensie
Er wordt een opwaartse beweging ingezet (extensie), teneinde een ontlasting te bekomen,
22
waarbij het lichaam lichtjes naar vóór en in de richting van het dal georiënteerd wordt. Een lichte draaiing van heel het lichaam in de richting van de te nemen bocht accentueert de inzet. De as door de schouders blijft nagenoeg loodrecht op de richting van de ski’s. Bij een eerste basisbocht kan dit draaimechanisme mee verantwoordelijk zijn voor de inzet, alsook bij wat ruimere bochten in diepsneeuw op niet al te steil terrein.
Flexion pivotée
Dit is een combinatie van een actieve flexie van de benen die zorgt voor een ontlasting en een pivotbeweging van de voeten in de richting van de volgende bocht.
Retour d’angulation
Op het einde van een stuurfase waarbij het lichaam zich in angulatie bevindt ontstaat er door de drukreactie een ontlasting. Door deze ontlasting keren de onderste ledematen terug in hun natuurlijke positie onder het lichaam (men komt terug uit angulatie). Dit zorgt voor een draai-impuls die we gebruiken om de volgende bocht in te zetten.
Opmerking: • De 4 hierboven vermelde draaimechanismen hebben als doel een pivotbeweging van de ski’s te genereren. • De 2 volgende mechanismen zijn draaimechanismen waarbij de pivotbeweging van de ski’s beperkt wordt. Avalement gekoppeld aan een retour d’anticipation
Op het einde van de stuurfase zal het bovenlichaam in de richting van het dal georiënteerd zijn(geanticipeerd voor de volgende bocht). Avalement zorgt voor het opvangen van de drukreactie of een verandering van terrein waarbij het contact tussen ski’s en sneeuw behouden blijft. De bijhorende houding in flexie zorgt ervoor dat de onderste ledematen veel bewegingsvrijheid krijgen waardoor een snelle kantenwissel mogelijk is. Deze wordt verkregen door de ski’s onder het lichaam door te laten gaan of door de knieën dalwaarts te duwen. De ski’s zullen in de volgende bocht draaien waardoor de anticipatiehouding zal
23
verdwijnen.
Redressement orienté
Een progressieve strekking van het bergbeen dit is buitenbeen van de volgende bocht – in combinatie met een inclinatie dalwaarts en een licht voorwaartse projectie zal de volgende bocht inleiden. We kunnen hier spreken van een inclinatiewissel dalwaarts.
9. De 10 FIS regels 10 regels voor goed gedrag op de piste (netjes voor jullie vertaald) Voor jouw plezier, om je veiligheid en die van anderen te garanderen, weesvoorzichtig op de pistes. Deze mini-gids legt je uit welke route op de piste te volgen en geeft je enkele simpele raadgevingen. o Règle 1 - Respect d'Autrui. Respect voor de andere. De gebruikers van de piste moeten zich zo gedragen dat ze de andere niet in gevaar brengen door hun gedrag of o
Règle 2 - Maîtrise de la Vitesse et du Comportement. Controle van de snelheid en het gedrag.
Elke gebruiker van de piste moet zijn snelheid en gedrag aanpassen aan z’n persoonlijke vaardigheid, alsook aande condities van de piste en het weer, en de drukte. o
Règle 3 - Choix de la direction par celui qui est en amont. Keuze van de richting van degene hogerop de berg.
Degene hogerop de berg heeft het voordeel een traject te kunnen kiezen, hoe moet deze keuze zo maken dat de veiligheid van degenen lager bewaard blijft. o
Règle 4 – Dépassement. Voorbijsteken.
Het voorbijsteken kan langs elke kant, maar moet altijd breed genoeg gebeuren zodat je op bewegingen van degene die je voorbijsteekt kan anticiperen. o
Règle 5 - Au Croisement des Pistes ou lors d'un Départ. Aan de kruising van pistes of bij het vertrek.
Na een stop of kruising van pistes, moet elke gebruiker, na controle van de hellingzijde en dalzijde, zich ervan verzekeren dat hij kan vertrekken zonder gevaar voor de andere en zichzelf.
24
o
Règle 6 – Stationnement. Stilstaan.
Elke gebruiker moet vermijden om zich op niet-zichtbare plaatsen op te stellen. In het geval van een val moet hij de piste zo snel mogelijk vrijmaken. o
Règle 7 - Montée et descente à pied. Te voet omhoog of naar beneden.
Wie verplicht is om een piste te voet te bestijgen of af te dalen moet hiervoor de rand van de piste gebruiken, ermee rekening houdend dat hij of zijn materiaal niemand in gevaar brengt. o
Règle 8 - Respect de l'information, du balisage et de la
Signalisation. Respect voor de informatie, afbakening en signalisatie. De gebruiker moet rekening houden met de informatie over de condities van het weer, de staat van de pistes en de sneeuw. Hij moet de afbakening en signalistaie respecteren. o
Règle 9 – Assistance. Bijstand
Elke persoon die getuige is van een ongeval of het zelf uitlokt, moet hulp verlenen, door instanties te alarmeren. In dit geval, en op de vraag van de pistehulp, moet hij zich ookten dienste van hen stellen. o
Règle 10 - Identification
Iedereen, getuige van of betrokken bij een ongeval, moet tenallen tijde zijn identiteit kunnen melden aan de betrokkenen.
25
10.
Eerste hulp bij ongevallen op de piste
Skiën en snowboarden, hoe veilig en goed onderbouwd je deze grandioze sporten ook beoefent, ze houden altijd risico’s in. Deze risico’s zijn afhankelijk van mens, materiaal en de omgeving. Het moet steeds jou bedoeling zijn om mogelijke risico’s tijdig in te schatten om zo materiële en fysieke schade bij jezelf en/of andere wintersporters te voorkomen. Ondanks alle voorzorgen, kunnen ongevallen optreden, meestal onverwacht. Correct toegepaste E.H.B.O. kan de prognose van het slachtoffer verbeteren én het genezingsproces sneller laten verlopen. Daarom is het belangrijk dat je een degelijke basiskennis bezit aangaande de verschillende mogelijke letsels en de “eerste hulp” die ter plaatse kan aangewend worden.
12.1 Sneeuwblindheid Sneeuwblindheid is een tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen t.g.v. een ontsteking(keratitis) van het hoornvlies(cornea) door langdurige en/of felle U.V.straling. Sneeuwblindheid is van voorbijgaande aard en laat op zich geen letsels na, ook geen kleurenblindheid. Symptomen : ondraaglijke oogpijn die zelfs aanleiding kan geven tot braken, rode ogen en dikwijls gezwollen oogleden, lichtschuw (de ogen amper open krijgen omdat het licht de pijn verergert), tranende ogen t.g.v. de ontsteking, wazig, troebel zicht als men de ogen iets kan openen, EHBO wat te doen: alleen zware pijnstillers zullen de pijn kunnen verzachten. pijnstillende oogdruppels hebben een sneller en beter effect maar vereisen het afdekken van de ogen omdat de persoon zijn cornea kan beschadigen bij het wrijven van de ogen. Deze oogdruppels zijn enkel verkrijgbaar op doktersvoorschrift ! koude kompressen op de oogleden leggen en/of de ogen baden met afgekoelde thee zijn noodoplossingen. voorkomen is beter dan genezen, draag steeds een zonnebril. Kan tot 3 dagen duren eer de gekwetste persoon terug licht kan verdragen !
12.2 Onderkoeling In de bergen is de bescherming tegen kou uitermate belangrijk. Helaas wordt de inwerking van koude op een slachtoffer vaak vergeten of onderschat terwijl juist zij een groter risico lopen op hypothermie (onderkoeling). Invloed van koude : De inwerking van de koude hangt vooral af van: De omgeving: * de temperatuur van de lucht, * de wind, * de vochtigheid. Ons metabolisme: * warmteproductie * warmteverlies
26
* thermoregulatie Warmteverlies : Het lichaam verliest voor opvallend veel warmte boven de schouders, nl. de hals en het hoofd. Daarom zijn muts en sjaal onontbeerlijk in de strijd tegen de koude !
Opgepast! Afkoeling door de wind. De windsnelheid zal de warmtelaag rond de blootgestelde huid sneller afvoeren en zo warmteverlies veroorzaken. De luchttemperatuur en windsnelheid bepalen de graad van afkoeling. Het hoeft dus niet te vriezen om serieus af te koelen ! Oorzaken van onderkoeling bij skiërs en snowboarders : lawines (afdalingen buiten de pistes). slachtoffer die t.g.v. zijn verwondingen niet kan/mag bewegen. overdadig alcoholgebruik voor en tijdens het skiën of snowboarden. onaangepaste kledij in combinatie met wind, kou en vochtigheid. combinaties van bovenstaande oorzaken. Symptomen van onderkoeling : Men spreekt van hypothermie (onderkoeling) als de temperatuur onder de normale waarde van 37°c zakt. Het verloopt in 3 opeenvolgende stadia in functie van de gedaalde lichaamstemperatuur. In de praktijk vloeien deze stadia in elkaar over en zijn dus niet duidelijk van elkaar te onderscheiden. Lichte hypothermie (35° - 34° C): persoon is bewust maar stoornissen in het recente geheugen zijn mogelijk. bibberen en “kippenvel”. blauwe lippen en bleke gelaatskleur. snelle hartslag hyperventilatie meer moeten plassen Door dehydratatie wordt het bloed dikker ontstaan van vrieswonden (vergelijkbaar met brandwonden) Matige hypothermie (34° - 30°C): toenemende stijfheid van spieren en gewrichten (minder beweeglijk) vertraging in denken en verbanden leggen, oriëntatiestoornissen. Coördinatiestoornissen (fijne motoriek – vb. ritssluiting sluiten) Vertraging van het hartritme en ademhalingsfrequentie Slachtoffer kan het ‘plots’ warm krijgen en zich willen ontdoen van kledij Slachtoffer wil met rust gelaten worden – voelt geen koude meer Apathie en slaperigheid Slachtoffer wordt comateus en minder goed te wekken. Diepe hypothermie (< 30°C): slachtoffer is in coma. hartslag is niet voelbaar en zeer traag: T < 28° = fibrillatie
27
/ T < 20° = hartstilstand. ademhaling is nauwelijks merkbaar: 1 à 2 maal per minuut. nog toegenomen spierstijfheid die vermindert beneden de 27°C. pupillen zijn wijd. gezwollen gezicht – uitzicht van een wassen beeld. BELANGRIJK : Hypothermie heeft een beschermend effect op de hersenen. Daarom mag men een slachtoffer nooit te vroeg opgeven, zeker niet voordat hij of zij weer opgewarmd is ! E.H.B.O. , wat WEL te doen: overweeg de mogelijkheid om erg natte bovenkledij te vervangen ! reddingsdeken(zilver naar het slachtoffer toe) alleen rond de romp en buik aanleggen(kerntemperatuur) door het slachtoffer voorzichtig op te tillen ! zorg zoveel mogelijk voor bescherming tegen wind, koude en vochtigheid in afwachting van redding (vb. skistokken + reddingsdeken). het slachtoffer zo weinig mogelijk bewegen of agiteren om hartfalen te voorkomen. is het slachtoffer BEWUST, mag men warme gesuikerde dranken toedienen. slachtoffer(t° < 35) niet opwarmen in een warm bad (rewarming kollaps) CPR toepassen bij niet waarneembare ademhaling en hartwerking ! ALTIJD liggend transporteren naar het ziekenhuis !
Wat mogen we NOOIT doen: slachtoffer masseren, (in)wrijven met sneeuw alcohol toedienen ! een bewusteloze drinken toedienen ! zwaar hypothermieslachtoffer verplaatsen, draaien, bewegen = zal een hartstilstand veroorzaken!
12.3 Trauma van het bewegingsstelsel Aandoeningen van de ligamenten: Ligament = bindweefselband die het gewricht (vb: knie, elleboog, schouder). A)Verstuiking = een overbelasting van een gewricht waarna de gewrichtsdelen terug in hun normale positie tegenover elkaar komen te staan. uitrekking en/of scheuren van de ligamenten. Komt het frequentste voor bij het pols- en kniegewricht. Het enkelgewricht geniet de beste bescherming dankzij de hoge schoenen – een te grote schoenmaat kan toch nog verstuikingen toelaten ! Symptomen: Zwelling. Functiebeperking. Pijn.
28
Gevaar: ! Blijvende instabiliteit van het gewricht. ! Vroegtijdig verslijten van de gewrichtsvlakken. EHBO : R = Rust van het getroffen gewricht. I = IJs voor de zwelling en de pijn(min. 20'). C = Compressie d.m.v. zwachtel of skischoen. E = Elevatie(= hoogstand) van het gewricht. NOOIT masseren, ook niet met zalven !
B) Luxatie (uit de kom) Een luxatie is een verstuiking waarbij de gewrichtsdelen niet meer op hun normale positie terugkeren. Zowel het gewrichtskapsel als de ligamenten zijn gescheurd. Symptomen felle pijn in het gewricht. misvorming van het gewricht. abnormale positie van het lidmaat. onmacht om het lidmaat te gebruiken. De meest voorkomende luxatie is die van het schoudergewricht, ook bij skiërs. EHBO: NOOIT trachten zelf het lidmaat te reduceren. lokale koude gedurende 20 minuten als pijnstilling. lidmaat immobiliseren tegen het lichaam in de minst pijnlijke houding. transport naar het ziekenhuis voor reductie onder algemene verdoving. niets meer laten eten én drinken !! Aandoeningen van de spieren : A)Spierkramp De spier kan niet meer behoorlijk functioneren wegens zuurstoftekort en opstapeling van melkzuur. Dit fenomeen doet zich voornamelijk voor tijdens of na langdurige inspanningen, t.g.v. zouttekort, door onvoldoende training en/of opwarming, slechte bloeddoorstroming t.g.v. knellende schoenen, t.g.v. de koude. Symptomen: felle pijn in de spier spier niet meer of nauwelijks kunnen belasten spier voelt hard aan EHBO: stoppen met de sportbeoefening ! passieve uitrekking van de getroffen spier. hoogstand.
29
de getroffen spier nooit masseren, hoogstens een lichte druk uitoefenen of losschudden(kine). B)Spierscheur: De spiervezels zijn gedeeltelijk of geheel gescheurd t.g.v. overbelasting. contusie (direct trauma). Symptomen: felle, plotse pijngewaarwording (dolksteek, zweepslag), lokale zwelling (bloeduitstorting), functieverlies, een totale spierscheur is uitwendig voelbaar en soms zichtbaar. EHBO: stoppen met sporten. lokale koude aanbrengen (min 20 minuten). rust. hoogstand indien mogelijk. drukverband aanleggen. nooit masseren !!! controle door arts! C)Traumata van het skelet : Breuken. Een breuk is een verbreking van de samenhang van de beenderen. Soorten: * gesloten breuk: de botuiteinden kunnen verplaatst of niet verplaatst zijn maar de huid blijft ongeschonden. * open breuk: de botuiteinden hebben de huid doorboord, hoewel het soms maar om een klein huidwondje gaat. Symptomen: Zekerheidstekens : abnormale stand van het lidmaat. abnormale beweeglijkheid. slachtoffer heeft het bot horen en/of voelen breken. Meestal gepaard met : pijn. zwelling. functieverlies van het getroffen lidmaat. Gevaar: Shock t.g.v. pijn en/of bloeding (open breuk). besmettingsgevaar i.g.v. ‘open’ breuk. gedeeltelijke of gehele verlamming i.g.v. een wervelbreuk.
Vaak voorkomende fracturen bij skiërs : “Boottop-fractuur” = breuk van het scheenbeen t.h.v. de rand van de skischoen door slecht functionerende veiligheidsbindingen. Schouderfracturen Fracturen van de hand en vingers= door contusie tegen een hard obstakel
30
terwijl de hand stevig de skistok vasthoudt. EHBO: Elke beweging = verergert de inwendige verwondingen. = verhoogt de pijn. = kan van een ‘gesloten’ breuk een ‘open’ breuk maken. lokale koude (20 minuten). bloedingen moeten prioritair gestelpt worden. NOOIT zelf trachten het bot ineens recht te zetten ! bij open breuken moet de wonde zo snel mogelijk steriel afgedekt worden. observatie van shocksymptomen. niet meer laten eten en/of drinken(operatieve ingreep) passief transport naar het ziekenhuis.
11. Lawinekunde
13.1
Inleiding
Veel sneeuwval veroorzaakt vreugdekreten, maar we staan er niet bij stil dat diezelfde “noodzakelijke” sneeuw op bepaalde momenten levensgevaarlijke situaties kan veroorzaken. Dit brengt ons bij het begrip lawines. Eén van de eigenschappen van lawines is dat ze onverwachts en onder bepaalde omstandigheden zowat overal kunnen voorkomen. Spijtig genoeg constateren we dat een groot aantal lawines door de betrokken wintersporter zelf veroorzaakt worden. Een gebrek aan kennis en inschattingsvermogen ligt hier aan de basis. Door het bekijken van ski- of snowboard-DVD’s of filmpjes op Youtube krijgen veel wintersportfanaten namelijk enorm veel zin om zich aan de maagdelijk witte flanken met diepsneeuw te wagen. Wij willen GEEN reclame maken om hier zonder gids aan te beginnen, maar je juist waarschuwen en de gevaarlijke kant van het freeride-skieën of snowboarden tonen.
13.2
Factoren die een invloed hebben op het ontstaan van lawines.
A) Sneeuwsoort Hier bekijken we vooral de opperlaag. Deze kan bestaan uit verse sneeuw of oude sneeuw die al wat veranderingen heeft ondergaan.
31
a. Verse sneeuw :
Losse zeshoekige sneeuwkristallen met een vrij kleine
onderlinge aantrekkingskracht. D.w.z. dat vooral grote hoeveelheden versgevallen sneeuw in een korte tijdspanne een risicovolle factor zijn. Deze moet de tijd krijgen om zich als het ware “te zetten”. We zien dan ook heel wat accidenten op de zonnige dagen die een periode van sneeuwval opvolgen. De pistes liggen vers besneeuwd, de wintersporters zijn in volle euforie maar vergeten dat bepaalde hellingen zeer risicovol zijn.
b. Oude sneeuw :
Het ineenzakken van de verse sneeuw door warmte en /of regen
geeft massa’s vochtige sneeuw die in eerste instantie aan stabiliteit verliest. Indien het weinig gesneeuwd heeft maar vrij koud was (vb. typisch voor december) ontstaat een zeer korrelige structuur die het gehele seizoen gevaarlijk blijft omdat latere sneeuwlagen hierop kunnen wegschuiven. Algemeen : Uit de praktijk blijkt dat niet zozeer het verschil tussen de opeenvolgende lagen een gevaar betekent maar dat vooral hun onderlinge hechting van groot belang is. Hoe minder de sneeuwlagen onderling verbonden zijn, hoe groter het lawinegevaar. De opbouw van rijmlagen (ijsachtige sneeuw) zorgt dat de latere sneeuw die hierop valt als het ware op een gladde “schuifaf” ligt.
B) Sneeuwprofiel Om een idee te krijgen van de opbouw van de sneeuwlagen, kan men een sneeuwprofiel maken. Door een put te scheppen door de sneeuwlagen tot aan de bodem krijg je een indruk van de stabiliteit van de opeenvolgende sneeuwlagen. Het maken van een sneeuwprofiel is moeilijk en kan niet op 1, 2, 3 aangeleerd worden. C) Temperatuur Een belangrijk risico ontstaat wanneer door verhoging van de temperatuur een plotse opwarming van de bovenlagen ontstaat (bijvoorbeel door föhn). Het smeltproces dat ontstaat zorgt voor minder samenhangende sneeuw. Voorbeeld : typische situatie op zonnige hellingen in het voorjaar, ’s morgens alles ok, in de namiddag verhoogt het lawinerisico door toenemende zonnestraling.
32
Opmerking : wanneer deze smeltperiode gevolgd wordt door sterke koude (vb. ’s nachts) wint de laag terug aan stabiliteit door het aaneenvriezen van de partikels. Dit geeft aan hoe belangrijk het kan zijn om bepaalde afdalingen degelijk te plannen. De tijd speelt dan een cruciale rol. Waar men rond 9 à 10u ’s morgens ideale omstandigheden heeft vanwege de ’s nachts aaneengevroren deeltjes, zal men rond de middag een groot risico lopen om een lawine te veroorzaken. Dit laatste omdat de hechting tussen de sneeuwdeeltjes sterk verminderd zal zijn door de opwarming tengevolge van de zon. D) Wind Speelt een zeer belangrijke rol bij de vorming van risicovolle sneeuwlagen. Zelfs bij matige sneeuwval kan de wind in beperkte tijd grote massa’s sneeuw ophopen aan de bergzijde weg van de wind.
Er ontstaan ophopingen sneeuw die men plaques of windplaten noemt. Ze bevatten sneeuwlagen met moeilijk in te schatten dikte. Wanneer de plaques recent bedekt zijn door een laagje verse sneeuw zijn ze volledig verstopt en liggen ze als echte valstrikken te wachten tot iemand ze laat breken. Hier wegblijven is de boodschap. In de praktijk zijn dit meestal hellingen die er prachtig besneeuwd uitzien en menig skiër of snowboarder heeft zich al laten verleiden om van de uitstekende corniches te springen. Met alle risico’s vandien. Indien de corniche afbreekt neemt ze meestal een groot stuk van de helling mee. Hier ontstaan de typische plaatlawines.
Fig. 3
E) Bodemgesteldheid Deze is zeer moeilijk in te schatten. Het zijn de plaatselijke gidsen die over de beste info beschikken van de voor hen bekende bodem. Zij kennen heel dikwijls ook de toestand in zomeromstandigheden, met name lang gras, rotsblokken, …
33
Bodems met lang gras geven soms een toestand waarbij sneeuwlagen gemakkelijk afglijden. De hechting is zeer zwak en het gras vormt een prima glijvlak. Begroeiing kan een positief effect hebben. Bijvoorbeeld dichte, gesloten bossen kunnen soms een lawine tegenhouden. Pas altijd op voor een vals veiligheidsgevoel. De meeste bossen waar de bomen wat verder uit elkaar staan bieden geen bescherming tegen een voorbijrazende lawine. Indien je er zelf kan door skiën of snowboarden, kan ook de lawine erdoor. Soms is de kans op verwondingen zelfs groter door de meegesleurde objecten. (losse bomen en takken). Uiteraard zijn de uitstekende, dorre takken onderaan heel wat sparren levensgevaarlijk om verwondingen op te lopen. Oneffenheden (zoals rotsen, boomstronken,…) kunnen in de sneeuwlagen breuklijnen veroorzaken die de onstabiliteit in de hand werken. F) Hellingsgraad In principe kan je stellen hoe steiler de helling, hoe hoger het risico. In praktijk delen we de hellingen in een drietal categorieën in. Zo hebben zwakke hellingen (< 25°) een beperkt risico, omdat er gewoon minder kans is dat sneeuwmassa’s loskomen en afglijden. Bij hellingen tussen de 25° en 40° stijgt het risico enorm, zeker bij verse sneeuwval. De sneeuw kan zich hier in eerste instantie opstapelen maar op een gegeven moment zal de zwaarte van de sneeuwmassa een zeker risico gaan betekenen. Dit laatste zal nog geaccentueerd worden indien er een onstabiel opbouw gebeurd is. Hellingen die steiler zijn dan 40° houden een zeer hoog lawine risico in. Alleen merken we dat deze lawines eerder spontaan vertrekken indien er grote sneeuwval is. Bij veel sneeuw gaan deze hellingen zo overbelast worden vanwege hun hellingsgraad, dat er spontaan lawines optreden. Dit houdt een relatieve vermindering van risico in wat betreft lawines uitgelokt door wintersporters.
G) Oriëntatie van het terrein De ligging van de helling is vooral van belang door het verschil in inwerking van wind en zon. Het grootste lawine risico vinden we terug op noordelijk gerichte schaduwzijden. In het begin van het seizoen valt er dikwijls weinig sneeuw terwijl het heel koud is. Deze vormen lagen met heel korrelige losse sneeuw. (“Schwimmschnee)
34
Zolang de omstandigheden niet veranderen blijft deze onstabiele toestand. Enkel periodes met de nodige sneeuwval of regen kan de toestand stabiliseren. Wanneer in het voorjaar de zon wat hoger komt te staan en hier en daar wat zonnestraling op deze hellingen geraakt, geeft dit eveneens een positief effect. Een andere risicogevoelig gebied zijn de hellingen met typisch oostelijk tot zuidoostelijk oriëntatie. Bij extreme zoninwerking zullen ze ’s morgens nog vrij stabiel liggen vanwege de nachtelijke vrieskoude. Naar de middag toe verliezen ze veel stabiliteit door deze werking van de zon. Hierdoor zal een smeltproces in gang gezet worden. Het resultaat is een minder samenhangende sneeuw. Deze hellingen afdalen rond de middag zou reeds onverantwoorde risico’s inhouden. H) Uitwendige krachten In veel gevallen is het de wintersporter zelf die op een of andere manier de lawine ingang zet. Een misverstand is dat dit door roepen gebeurt. De golven geproduceerd door een stem zijn uiteraard te zwak om een lawine te starten. Wat wel een risico inhoudt is het doorsnijden van een stabiele bovenlaag met ski’s of snowboard waardoor deze kan afglijden op een lager gelegen onstabiele laag. Het traverseren (van de ene kant helemaal naar de ander kant glijden) van een helling waarbij druk of trekkrachten in de sneeuwlaag over een grote afstand verbroken worden is altijd te vermijden! I) Samenvatting Samengevat is er zeker een verhoogde kans op lawinegevaar bij :
zware sneeuwval (zeker na een lange, koude periode).
veel wind (ophoping aan lijzijde), zeker in combinatie met sneeuwval.
lange warmte periode of periode met regen.
Verder merken we op dat :
Mist het zicht zo kan beperken dat een juiste inschatting van het terrein serieus bemoeilijkt wordt.
Het bestaan van ski of snowboardsporen helemaal niet betekent dat de helling veilig is.
35
Info i.v.m. de sneeuwcondities steeds zeer plaatselijk gebonden is en er zelfs binnen een klein gebied sterke verschillen kunnen voorkomen. (= relativeren van risicoschalen,…)
Bomen een valse veiligheid kunnen geven. Indien ze onvoldoende dicht bij elkaar staan houden ze lawines niet tegen. Er grenzen aan de voorspelbaarheid zijn. Je kan nooit lawines vermijden, je kan alleen een zo goed mogelijke inschatting maken waardoor je het risico aanvaardbaar maakt.
Als besluit kunnen we stellen dat lawines complexe natuurlijke fenomenen zijn die zelfs met al de kennis die we vandaag de dag hebben nog altijd zeer moeilijk te voorspellen zijn. Het verrassingsaspect blijft een belangrijk gegeven.
3.6.3 Soorten lawines
VOLGENS DE
Lijnvormig – scherpkantig- verticaal
VORM VAN
op glijoppervlak
Puntvormig
AFSCHEUREN
De afgescheurde laag verbreekt in schollen Schneebrettlawine
° door een trilling of vallende steen enz. Lockerschneelawine
36
VOLGENS SOORT
Glijoppervlak ligt binnenin de
Glijoppervlak ligt op de bodem, aan
OF VORM VAN
sneeuwlaag
de grond
GLIJOPPERVLAK
Slechts een deel of stuk van de sneeuwlaag glijdt af. Vb. nieuwe sneeuw op oude, ijzige sneeuw Oberlawine
Afschuiven van sneeuwlaag op ondergrond (lang gras)
Bodenlawine
VOLGENS SOORT
Vooral stuivend
Vooral stromend, glijdend
OF VORM VAN
BEWEGING
Grote hoeveelheid verse sneeuw Staublawine
Glijlawine, ijsmassa’s of natte sneeuw Gewone lawine Fliesslawine
37
3.6.4 Inschatting risico’s In de meeste gebieden probeert men het gevaar van lawines zoveel mogelijk te beperken door ze af te schieten op plekken waar vaak lawines voorkomen. Vaak gebeurt dit als de weersomstandigheden zo zijn dat het gevaar voor lawines toeneemt, bv. na langdurige sneeuwval of als het geregend heeft in het gebied.
Lawinerisico wordt aangegeven met een cijfer van 1 t/m 5 : (Europese lawineschaal)
Bijhorend vind je op het terrein aanduidingen door middel van gekleurde vlaggen. Een gele vlag geeft risiconiveau 1 of 2 aan, een vlag met gele en zwarte blokjes duidt op risico 3 of 4, terwijl een volledig zwarte vlag het hoogste risiconiveau aanduidt. Bij acuut lawine risico zal het voorgaande ondersteund worden door een oranje flikkerlicht. Uiteraard is het in deze omstandigheden levensgevaarlijk om je buiten piste te begeven.
De Europese lawine risicoschaal :
NIVEAU 1 Gering
NIVEAU 2
Meestal stabiel sneeuwoppervlak. Wind-of sneeuwlawines (Schneebrettlawine) treden slechts sporadisch op bij grote belasting van een steile helling (bijvoorbeeld door een grote groep skiërs). Meestal slechts op lawinegevoelige plaatsen (vb. wegens hun vorm, ligging, e.d.) Spontane of kleine lawines komen niet of nauwelijks voor. Doorgaans veilig om te touren. Op sommige plaatsen: onstabiel sneeuwoppervlak. Het sneeuwdak heeft zich op sommige hellingen matig ingezet. Grote groepen skiërs kunnen lawines losmaken. Op steiler terrein kunnen lawines
38
Matig
NIVEAU 3 Aanzienlijk
NIVEAU 4 Groot
NIVEAU 5 Zeer groot
ook door een individuele skiër veroorzaakt worden. Kleine spontane lawines komen vooral in het voorjaar voor. Spontane grote lawines zijn niet te verwachten. Vermijd de zogenaamde risicozones. Meestal onstabiel sneeuwoppervlak. Het sneeuwdek heeft zich op vele hellingen (lawinebericht!) matig tot slecht gezet. Lawines kunnen al bij kleine overbelasting of door individuen veroorzaakt worden en het is zelfs mogelijk vanaf de voet van de berg een lawine te starten. Middelgrote en grote spontane lawines komen voor. Touren beperkt mogelijk. Bijna overal onstabiel sneeuwoppervlak. Acuut gevaar. Het sneeuwdek heeft zich op alle hellingen slecht gezet. Lawines bij kleine belasting op de meeste steile hellingen en grote lawines komen spontaan naar beneden. Ga nooit buiten geprepareerde pistes ! (Touren zeer beperkt, goede kennis van zaken m.b.t. lawines nodig.) Algemeen onstabiel sneeuwoppervlak. Extreem gevaarlijke toestand. Grote spontane lawines, ook op minder steile hellingen. Het skigebied is meestal (grotendeels) afgesloten. Soms vindt evacuatie plaats. Touren onmogelijk
Opmerking : De meeste ongevallen gebeuren niet bij niveau 5. Op dat niveau is de situatie duidelijk, niemand komt buiten piste. Niveau 3 (met sterk verhoogd risico) wordt meestal geïnterpreteerd als; het valt nog wel mee. Op dat moment zijn er in verhouding ook redelijk veel wintersporters buiten piste terwijl de omstandigheden zeer gevaarlijk zijn. Het is dan ook op die momenten dat heel wat dodelijke accidenten met lawines plaatsvinden.
3.6.6 Redding uit een lawine
Als je in een lawine terecht komt en door de aard ervan niet te zwaar gewond raakt (breuken, inwendige bloedingen, ruggengraat beschadiging,…), blijf je op het einde meestal vaststeken in de enorme massa sneeuw. Een aantal slachtoffers liggen bovenop of zitten deels geklemd in de sneeuw. Deze vindt men vrij
snel. 39
Meer dan de helft raakt volledig bedolven onder de sneeuw. Verstikking door opname van vocht in de longen of door het platdrukken van de borstkas is dan een reëel gevaar. Uit statistieken blijkt dat de tijd nodig om iemand boven te halen een zeer belangrijke factor is. A) Overlevingskans
De periode kort na een lawine wordt ingedeeld in een 4 fasen.
a. Overlevingsfase :
Deze is hoog, 93 % in de eerste 15 minuten. Het zijn die slachtoffers die niet dodelijk gewond werden en die de aanwezige zuurstof uit de sneeuw halen.
b. Verstikkingsfase :
In het volgende half uur dalen de overlevingskansen tot 30 %. De meeste slachtoffers zullen stikken. De overlevenden zijn zij die in een voldoende grote luchtholte zitten waardoor ze nog een tijdje zuurstof hebben.
c. Wachtende fase :
Enkel die personen die in een optimale situatie bedolven zitten overleven, hun kans op overleven blijft afnemen. (na 2 uur nog ongeveer 10 %). Onderkoeling begint duidelijk zijn tol te eisen op dat moment.
d. Reddingsfase :
De naam is eigenlijk bedrieglijk, want of men echt gered is zal moeten blijken in het ziekenhuis. Te grote onderkoeling zorgt ervoor dat nog heel wat slachtoffers die laattijdig gevonden worden en levend bovengehaald worden, toch zullen overlijden.
De 4 fasen zijn in onderstaande figuur voorgesteld
Hieruit blijkt overduidelijk dat de grootste kans op overleven in een lawine ondersteund wordt door een snel terugvinden en uitgraven van het slachtoffer (binnen de 15 minuten!). In de praktijk zijn dus geoefende groepsleden of getuigen van de lawine de enigen die met succes zullen kunnen helpen. Professionele hulp (honden, helikopter, reddingspersoneel, …) organiseren, zal in de praktijk snel een half uur tijd in beslag nemen. Hierop wachten zal duidelijk de overlevingskansen van de ingesneeuwde slachtoffers verminderen.
40
B) Reddingsmateriaal Beveiligings- en reddingsmateriaal noodzakelijk voor buitenpiste.
Rugzak met : ARVA (Appareil de Recherche des Victimes d’ Avalanche) Om breed te zoeken (signaal vanaf 30 à 50 meter).
Peilstok (sonderingstok) om nauwkeurig te zoeken.
Sneeuwschop om uit te graven.
41
Indien men getraind heeft, zijn de beschikbaarheid van deze 3 toestellen de enige voorwaarde om iemand binnen de 15 minuten te vinden en uit te graven. Het belang van deze 15 minuten zien we in Fig. 9 Indien één van deze 3 toestellen ontbreekt, en je géén training hebt, dan loopt de reddingstijd en kans op overleving zeer sterk uit.
Lawinerugzak De laatste jaren komt ook meer en meer het nut van de lawinerugzak of ABS rugzak naar voor. Terwijl men in het begin vooral info haalde uit testen onder labo omstandigheden, kan men ondertussen ook al resultaten voorleggen uit de praktijk. Het gebruik van deze rugzak zorgt ervoor dat je meer aan de oppervlakte zal blijven, waardor je meer kans hebt om er zelf uit te geraken of in elk geval sneller wordt teruggevonden. Soms zelfs omdat een stuk van de rugzak of je lichaam uit de sneeuw steekt.
42
12. Referentielijst
Specifieke didactiek initiator snowboard VSSF, 2007
Werkbundel schoolreis Avoriaz KAK 2011, auteur Christophe De Groof
Specifiek gedeelte initiator ski, materiaal en uitrusting, Bob Lenaers, 2007, VSSF
Werkbundel Skistage Söll, Ter Bronnen, Kampenhout, 2011
Werkbundel Skistage Wagrain, HHHeverlee, 2010
Reglement, algemene informatie, inschrijving ski- en snowboardstage Jan-VanRuusbroeckcollege Brussel, 2011
Informatiebrochures hotel Turquoise Belle Plagne, La Plagne Frankrijk
43