EEN REIS NAAR LONDEN IN 1827, van Dinsdag 27 Mei tot en met Zondag 9 Juni. Een toelichting vooraf Er gaan vijf personen op reis naar Londen. Dat zijn George Reekers en Anthonie Bijvoet en Gerrit Eldering met zijn dochters Aletta en Jansje. De schrijver van het reisverslag is George Johannes Reekers. Van hem weten we dat hij op 28 Nov 1828 te Bloemendaal getrouwd is met Helena van Dieren-Bijvoet. Zij is geboren in 1803 en een zus van Anthonie Bijvoet. Helena is Regentes van het Weeshuis in Haarlem geweest. Zij hadden geen kinderen. Hij was azijnmaker aan de Nieuwe Gracht (vermoedelijk waar nu de St. Jozefschool staat) en woonde aan het Spaarne te Haarlem en dat hij bevriend was met Gerrit Eldering en Anthonie Bijvoet. George is geboren op 19 Jan 1796; dus 31 jaar tijdens deze reis. Als hij anderhalf jaar later trouwt (28 November 1828) wordt Anthonie zijn zwager! (En wordt Gerrit Eldering z’n oom!) George overlijdt op 19 Jan 1849, precies op zijn verjaardag dus, oud 53 jaar. De ouders van George zijn Leonardus Reekers, geb. EST ABT 1764 te Haarlem en Catharina Steenbergen, geb. EST ABT 1770 te Haarlem. George kreeg als opvolger een neef; dat was Gerardus Josephus (Gerrit) van Dieren-Bijvoet. Anthonie Bijvoet is geboren in 1801 aan de Korte Kleverlaan te Bloemendaal. Hij is dan tijdens de reis ± 26 jaar. Woonde mogelijk nog bij zijn moeder, de weduwe Agatha van Dieren-Bijvoet aan de Korte Kleverlaan. Daar hadden zij een garen- en linnenblekerij. In 1823 is Anthonie met een zeilschip al op zakenreis geweest naar o.a. Londen. Tijdens deze reis is Anthonie ook weer voor zich zelf met zaken-kontakten doende. Anthonie heet voluit Antonius Nicolaas Bijvoet en is in 1829 getrouwd met Margaretha van de Aa. Hij is de medeoprichter (met zijn broer Johannes Henricus van Dieren-Bijvoet) van het Bollenkwekers- en exporteursbedrijf Gebr. Bijvoet te Overveen. Dat was in 1828. Zijn vader is Nicolaas Anthony Bijvoet, zijn moeder Agatha van Dieren. Bij de volkstelling van 1839 staat Antonie met Margaretha en 3 kinderen ingeschreven in huis B 39 op perceel B 282 te Overveen, dat is op de hoek van de Ramplaan met de Korte Zijlweg. Anthonie overlijdt in 1878. Op bijgaande foto is hij 67 jaar. Wie weet waar het originele schilderij is? Dan zou er een mooie kleurenfoto gemaakt kunnen worden. Ter vervanging van deze.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Gerardus Eldering (Gerrrit) is geboren op 17 Juni 1770 te Overveen. Gerrit is in Overveen geboren, maar zijn vader is uit Plantlünne in Duitsland afkomstig. Is dus 57 jaar tijdens deze reis. Hij is gehuwd met Johanna van Dieren. Zij overlijdt op 6 September 1828, een jaar nà de reis en is dan 55 jaar. De zus van Johanna van Dieren – Agatha – is de moeder van Anthonie. Dus Gerrit Eldering is de oom van Anthonie. Hij heeft één zoon, Johannes Hermanus, zijn stamhouder, die trouwt op 12 Februari 1828 te Haarlem met Maria van Liemt. Zijn zoon is bij hem in dienst. Mogelijk moest hij het bedrijf in de gaten houden tijdens de afwezigheid van zijn vader. Gerardus is begonnen als groenteteler en later bollenkweker en had eerst zijn tuinderij aan de Ramplaan te Overveen en later ook een kwekerij tussen de Dompvloedslaan en Julianalaan, de voormalige blekerij “Garenlust”. Volgens F. Allan had Gerrit Eldering een belangrijke handelszaak in vreemde planten en gewassen. Gerardus is de oprichter van de Firma Gerrit Eldering & Zn (Johannes Hermanus). Of Gerrit ook voor zaken naar Londen mee was, wij weten het niet. Gerardus overlijdt op 82-jarige leeftijd op 24 September 1852. Het moet droevig voor hem geweest zijn, hij heeft daarmee meerdere naaste verwanten overleefd. O.a.;(chronologisch) Zijn moeder Aaltje Lentze overlijdt op 15 Mei 1783 Zijn stiefmoeder Trijntje Janze overlijdt op 12 Mei 1795 Zijn vader Herman overlijdt op 10 Januari 1806 Zijn vrouw Johanna van Dieren overlijdt op 6 September 1828 Zijn zus Margaritha overlijdt op 1 November 1830 Zijn schoonzus Helena Eldering-Haaks overlijdt op 24 Maart 1833 Zijn broer Herman overlijdt op 7 Februari 1836 Zijn kleindochter Jansie overlijdt op 24 Juni 1836 Zijn kleinzoon Bartholomeus overlijdt op 12 April 1841 Zijn kleindochter Antonia overlijdt op 1 Juli 1841 Zijn dochter Jansje overlijdt op 14 Oktober 1841 Zijn zoon en opvolger Johannes (Jan) overlijdt op 16 April 1842 Zijn kleinzoon Johan Mol overlijdt op 19 Oktober 1846 Zijn kleinzoon Christiaan Mol overlijdt op 6 Augustus 1846 Zijn kleinzoon Christiaan (2) Mol overlijdt op 15 Oktober 1848 Zijn reisgenoot, en aangetrouwde neef, van dit reisverslag George Reekers overlijdt op 18 Jan 1849 Zijn kleinzoon Jan Jacob Mol overlijdt op 22 Februari 1850 Zijn dochter Alida overlijdt op 7 December 1851
Op bovenstaande foto zien we Gerrit op ruim 20-jarige leeftijd. Wie weet waar het originele schilderij is? Dan zou er een mooie kleurenfoto gemaakt kunnen worden. Ter vervanging van deze. Zijn oudste dochter Alida Maria Agatha (Colette of Aletta ??) gaat ook mee. Zij is op 17 April 1809 te Overveen geboren. Zij is op deze reis dan 18 jaar. Zij huwt met Jean Pierre Mol in 1843 en overlijdt als zij 42 jaar is. Zij baart 6 kinderen waarvan er vier als baby overlijden. Zie bij Gerrit, haar vader. Maar toen zij de reis maakte was dit nog in de schoot van de toekomst verborgen. Zijn jongste dochter is Johanna Agatha (Jansje), geboren op 25 Aug 1810 te Overveen. Zij is op deze reis bijna 17 jaar. Van haar is alléén nog bekend dat zij op 14 Oktober 1841 te Bloemendaal overlijdt, 31 jaar oud. Het is aardig om te bedenken dat de meisjes in die tijd gekleed waren als een soort modepoppen. Met ingesnoerde taille, voetlange rokken en het haar opgestoken met daar een hoed met veren of fruit o.i.d. bovenop. Voor deze meisjes moet een dergelijke reis wel een wereldreis geleken hebben. Nederland was toen nog inclusief wat nu België is. Na de Franse tijd was koning Willem I hier aan het bewind van 1813-1840. België scheidde zich af in 1830, dus drie jaar na deze reis.
Een kontrast voor de reizigers was zeker ook dat op het platteland waar zij behalve George uit Haarlem - vandaan kwamen alleen zegmaar de wind en dierengeluiden te horen waren. Geluid van motoren en machines bestond niet. Dus alom STILTE. En SCHONE lucht, (hoewel een gemeentelijke reiniging en riolen waren er nog niet in die dagen dus vermoedelijk waren er wel stinkende vuilnisbelten en sloten.) Dat was wel even anders in Londen…… Gerrit Eldering (17 Juni 1770 – 24 September 1852) heeft vanzelfsprekend véél meegemaakt tijdens zijn bestaan. Hier slechts een paar zaken. In 1783 is de mens voor het eerst in het luchtruim met een luchtballon. In 1819 worden er proefnemingen met gaslicht gedaan. De eerste spoorlijn van Haarlem naar Amsterdam komt in 1839 in gebruik. De Industriële Revolutie is in volle gang en Gerrit heeft ook zeker de gevolgen van de Franse Revolutie in ons land kunnen ervaren. Ook heeft Gerrit nog meegemaakt het droogvallen van de Haarlemmermeer op 1 Juli 1852. Drie maanden later sterft hij. En circa tien jaar vóór de reis is de Draisine uitgevonden. Dat is de eerste bestuurbare loopfiets. Vervoer geschiedde veelal per paard en/of trekschuit. En de fotocamera zou pas na 1837 zijn intrede gaan doen. Helaas waren er dus toen nog géén videocamera’s om een reisverslag te maken. In Engeland is de Industriële Revolutie zich ook aan het ontplooien. De eerste stoomlocomotief daar, de Rocket, dateert uit 1829, dus twee jaar nà deze reis begint pas de trein te rijden.
Zijn vrouw Johanna van Dieren is misschien vanwege gezondheidsredenen niet in staat geweest om de reis mee te maken. We weten het niet. En het laat zich denken dat een dergelijke reis toch het nodige geld vergde. Getracht is om het verslag zo goed mogelijk over te typen. Dus precies zoals George Reekers het opgeschreven heeft. Zie zijn taalgebruik!!! Bemerk de
verschillen met onze huidige taal. En dat geeft zo aardig de tijd van toen weer. Als George een maat geeft in een Voet, dan is één Voet = 30 centimeter = 0,3 meter en een duim = 2 ½ centimeter. Mogelijk is het verslag door George met de ganzenveer opgeschreven. En het is zeker een zeer regelmatig en sierlijk handschrift. Taalfouten zijn dus ook overgetypt!!! Zie nu een fragmentje van het handschrift van George hierbij.
Het fascinerende van dit reisverslag is eigenlijk, dat een reis ooit werkelijk gemaakt door één van onze voorouders, nu zo’n 175 jaar geleden, door het lezen van dit verhaal weer tot leven komt. Een groot deel van de bezienswaardigheden die zij aanschouwd hebben, zijn nog steeds te bezichtigen. Een kopie van het originele verslag kreeg ik op 11 April 2002 van Wim Post uit Bloemendaal te leen. Het originele verslag bevindt zich in het privé-archief van de heer J.A.M. Bijvoet te Overveen. (inmuiddels is hij overleden)
Dit over-typewerk is gedaan door een nazaat van Gerardus Eldering. (TAK WEST) Dat is Jan Eldering, geboren op 22 September 1942 te Haarlem. Gerardus kijkt mij van zijn schilderij – hierboven - vriendelijk aan !!! George is circa 140 jaar voor mij geboren!!! Nu het verslag digitaal is kan ieder, die er belangstelling voor heeft, eenvoudig een kopie er van verkrijgen Veel leesplezier toegewenst. Jan Eldering, Schoorl, Mei 2002, nader: nu Schagen j.eldering apestaartje planet.nl
HET REISVERSLAG
dinsdag 22 Mei 1827
Met het voornemen om een Reisje na London te doen, Reden wij: De Heer G. Eldering, benevens deszelfs dogters Aletta en Jansje, De Heer Anthonie Bijvoet en schrijver deezes George Johannes Reekers, op den 22 Mei 1827 in een zeer goed Char-à-bancs, van den Stalhouder G. Boer des morgens ten 9 uuren van Haarlem : allen waren wij bezield met de hoop op eene aangename en voorspoedige reis; en de dames E en ik vol van verwachting, en onder het maken van veele gissingen omtrent het schouwspel dat ons wagtte.
Uit het boek van Koetsen en Karossen komt deze afbeelding. Met een dergelijk vervoermiddel moesten onze reizigers die dag dus zeg 80 kilometer afleggen. Het lijkt romantisch, maar dat was het waarschijnlijk niet. De wegen waren niet zoals ze tegenwoordig zijn.
Zo kwamen wij dan circa 6 uuren des avonds te Rotterdam; (want aan de Zwet hadden wij vertoefd om te eeten) kiezende voor ons logement, het alom bekende Klein-Schippershuis bij Donart & Hartman.. Al spoedig gingen de twee jonge Heeren er op uit om een of twee slaapplaatsen te bespreken op de Stoomboot de Koningin der Nederlanden, waarin wij nog gelukkig slaagden door de vriendelijke behulpzaamheid van den heer John Vink, de neef van den Heer Vink te Rotterdam een zeer hupsche jonge Engelsman door wien ik, schrijver dezes, zelfs van de geringste
kleinigheid, die een vreemdeling behoort te weten, wierd onderrigt.
in
London
zijnde
Ook wierd ik aldaar voorzien van eene allervriendelijkste recommandatie bij zijne famielje in London, als meede van een onbepaalde crediet brief, om ingeval ik geld behoefde er dan gebruik van te kunnen maken. Aldus gemunieerd gingen wij opgeruimd en vrolijk naar ons Logement. Een ieder die de eerstemaal zijns levens naar London gaat, is het geen wonder dat zo iemand de laatste nagt dat hij aan de vaste wal is, niet veel slaapt; nu zoo ging het dan ook met ons gezelschap, niemand kon slapen, allen hadden het hoofd vol: En bij onze eerste ontmoeting op den 23e Mei was de klagt algemeen onder ons van niet te hebben geslapen. Doch een goede kop thee, benevens een lekker ontbijtje, maakte ons weder frisch, en ten 8 uuren waren wij reeds op de Stoomboot voormeld. Dan nu ontstond er bij eenige van ons, eene andere vrees, namelijk die, van de gewone zeeplaag te zullen ondervinden: trouwens dit liep wel af. Met extra schoon weder voeren wij dan van Rotterdam. Dit overbekende schoongezigt en onze agtergelatene betrekkingen, veroorzaakte bij ons eene aangename egter niet te wederhoudene aandoening, en zelfs blonk er een stil traantje. Spoedig egter, helderde ook onze Hemel geheel op; en andere genoegens namen met geweld de overhand: en nu ontbrak er niets aan niemand als geduld om alles behoorlijk gadeteslaan, wantoveral was het een heerlijk watergezicht. Eerst hadden wij het Zwarte Schiedam, vervolgens Vlaardingen, welke beiden van de Maas te zien niet onaardig zijn. Alverder Maassluis, maar alzoo wij digt langs den Briel voeren, kon men dit laatste niet van nabij beschouwen. Eindelijk de oude Brielstad gepasseert zijnde, kwamen wij langs Goeree in het ruime sop. Ook
dit laatste punt verloren wij spoedig uit het oog: wij hadden dus nu de tijd om op ons gemak een Engelsch Break-fast , te gebruiken, dat wij dan ook bij verkiezing op het dek lieten brengen. Tot aan etenstijd ging de tijd spoedig om; onder een pijpje op het dek gerookt, vermaakten wij elkander op de best mogelijke manier, waartoe het gezelschap op de Stoomboot niet weinig bijdroeg: want dit hadden wij ook al niet veel beter kunnen verlangen. De eerste nieuwigheid die opmerking verdient, was de maaltijd: voor een Engelschman was dezelve vast heel lekker, maar ons beviel dezelve maar in ’t geheel niet; trouwens wij hadden niet veel beweging gehad dus kon den honger bij ons niet groot zijn: enfin ce n’est pas tout comme chez noes zegt de franschman en hier meede zeg ik niet te veel. Reeds gedurende de maaltijd begon de wind al vrij wat op te steken, en bleef aanhoudend fiks zuidwest blazen, egter vrij gelijkmatig; duidelijk kon men het aan de gang der Stoomboot gewaar worden; maar het hinderde ons niet, want tot 8 uuren des avonds bleven wij boven en alzoo er niet dan lucht en water tezien was ging ieder al van tijd tot tijd te kooi. Mijn plan was om des morgens tegen 3 of 4 uuren optestaan, dan de zon te zien opkomen en tegelijk de Engelsche kust te zien. (Volgens de gewone manier moet dit alzoo zijn.) Dan in de nagt groeide de wind tot eene kleine storm aan, die wel 3 uuren aanhield: de reis werd daardoor vrij wat vertraagd, zoo dat wij tweemalen stil moesten liggen. De boot slingerde nogal meer als ik wel eens, van Harlingen komende ondervonden heb. Mijn vriend Antonij wist er niets van, en zoude waarschijnlijk niet ontwaakt zijn, ware het niet door het omvallen en breken van eenig vaatwerk veroorzaakt geworden. Een van de dames was op dat ogenblik ook een weinig ziek, egter dit was maar voorbijgaande.
Donderdag den 24 Mei Stond ik dan om zeven uuren op, en na een korten tijd boven geweest te zijn, was ik de eerste van al de passagiers die Land ontdekte, en wel de bekoorlijke kust Margàthe. Jammer maar dat het aanhoudend hard regende, (de wind was intusschen bijna geheel gaan liggen) daardoor was de gezicht-einder vrijwat beneveld, dan, naderkomende deed zich dat land bekoorlijk voor. De grond van eene zeerzwaare krijt-aarde zijnde, is het een vreemd gezigt, zulkeeene brillante groene kouleur van gras en bomen te zien: waar tusschen de huizen, die daar over ’t algemeen wit zijn en tegen de glooijing van de krijtbergen gebouwd zijn, zeer aardig aftekenen. Alverder passeerden wij Chaerness, de plaats alwaar het schip de Waterloo gelegen had; maar alzoo wij er niet zeer digt langs voeren, kon men ons de plaats niet regt aanduiden: door een bosch van Scheepsmasten was het anders genoeg te zien dat het geen kleine Zeehaven is, en tevens eene extra veilige Rêe. Tusschen deze plaats en Gràvesànd, alwaar wij nu aankomen, liggen altijd 4 linieschepen gereed, om binnen 14 dagen zeilree te kunnen zijn, zij hebben alles aan boord en zijn dus slechts op te takelen. Grávesend is de plaats waar alle goederen in en uitgeklaard moeten worden; aldaar komen de commisen aanboord van de Stoomboot, zoo dat er nu niets meer afmag, (wij hadden onze tabak reeds bezorgd, in de jas en rokzakken, want die worden niet gevisiteerd:) Gedurig door een mastbosch varende, naderden wij het bekoorlijke Greenwich, alwaar het Hopistaal is voor matrozen en zeesoldaten die in de Landdienst geweest zijn, en door hooge jaren, wonden of zwakte voor den dienst ongeschikt zijn geworden, en voor hunne
Weduwen en Wezen, gesneuveld.
zoo
de
mannen
in
de
Slag
zijn
Vervolgens passeerden wij de Oost Indische en London Dokken: overschone inrigtingen waartoe ik nader zal schrijven: ook zagen wij het groote oorlogschip van 80 Stukken, de Chattem genaamd; als ook tot onze groote verwondering, het Schip waarmeede Captein Cook de Reis rondom de wereld gedaan heeft en expres tot een antiquiteit op eene vaste plaats blijft liggen en netjes onderhouden wordt; zijnde van de Rivierzijde door een oorlogsfregat gedekt voor beschadiging.
Gravure uit de 18e eeuw. Gezicht op Londen en de Theems met duidelijk de Hoofdkerk de St. Paulus te zien.
Niet ver van de Tower is de weg onder de Theems, alwaar wij vervolgens overheen voeren; op dat moment waren er zeker 200 menschen die er aan werkten waarschijnlijk om het water er uit te malen of pompen. Door toeval kreeg ik een stukje uit de Leeuwarder Courant onder ogen dat ik hierbij overtyp.
29 Mei 1827 Lek in tunnel onder Theems gerepareerd LONDEN – Gisteren ochtend is de ingenieur Brunell, met zijn zoon en met den heer Gravatt, met de duikers-klok tot op den bodem van de Theems nedergedaald, ten einde te onderzoeken of de maatregelen, die hij had laten nemen tot het dempen van het gat in den gang onder de rivier, en welke
bestonden in het doen zinken van een aantal zakken met harde klei gevuld, van nut zouden zijn. Hij heeft bevonden, dat de klei goed geplaatst was en nog meerder specie doen zinken. Hij vleit zich te zullen slagen met het vullen van het gat en zal met stoommachines het water uit den gang doen pompen, om vervolgens het werk voort te zetten.
Eindelijk dan landden wij aan het Costum houze na eene reis van 37 uuren. Hartelijk verlangende om aan wal tezijn, lieten wij ons met een bootje van ’t schip na de wal roeijen, denkende daar maar eens gaauw onze passen te doen visiteren en voort voort na het Logement: maar zacht wat! Door onze late aankomst waren de Heeren niet meer aan de bureaux, wij hadden dus permissie om aan de deur te mogen staan wagtten tot dat er een gehaald was. Nimmer kon een onaangenamer wagttijd verzonnen worden: want alzoo het ons bekend was, dat de koffers aan boord moestten blijven om de volgende dag onderzogt te worden in onze tegenwoordigheid; hadden wij eenig goed er uit genomen, dat agterdogt kon verwekken. (principaal onze tabak): en daarmeede belast, stonden wij ons niet weinig te vervelen en waren een weinig ongerust ook want het was merkbaar aan onze zakken. Zoo zij op het idee gekomen waren om onderzoek te doen, dan had onze geheele voorraad weg geweest. Eindelijk kwam de man, en eer dat wij toen ieder eene contrapas hadden, kon ik rekenen goed 1 ½ uur gestaan te hebben. Enfin, de heeren Vink die intusschen gekomen waren, hadden een fiàcre aangenomen, waarmeede de meisjes E en een van de Heeren Vink, naar deszelfs huis in de Circuit Minoroes gelegen, wierden gereden, Bijvoet en de ander en Vink en ik gingen te voet, zoo dat ik dadelijk gelegenheid had om op te merken. De Tower trok het eerst mijne aandagt, als zijnde een oud kolossaal gebouw waarvan ik nader zal spreken. Aan het huis van de Heer Vink wierden wij regt gul ontvangen door zijne vrouw en dogter, beiden zeer hupsche en vriendelijke dames: vooral de laatste, de Hollandsche taal volkomen magtig zijnde beviel mij daarom ’t meest; dit was ook het geval bij de meisjes van de Heer E.
Daar het nu al mooi laat geworden was en ons voorgenomen Logement Brunets-hôtel an de Leicesters Squàre gelegen, een uur gaande van de Heer Vink is, besloten Bijvoet en ik, ons per as derwaarts te doen brengen. Bij die gelegenheid kon ik weinig van de Stad zien, maar alleen trok mijne aandagt het meest, het gaslicht dat in alle, zelfs kleine winkels en straatjes met glans brandde. Aan het Hôtel komende (dat vrij spoedig ging) was aldaar alles vol en met veel moeite kregen wij boven op trappen per gratie een klein kamertje alwaar wij ons bedroefd moesten behelpen: en daar wij de vorige nagt op de Stoomboot niet veel geslapen hadden zoo ging dat vrij wel. Vrijdag den 25 Mei Vroeg opgestaan zijnde, beviel ons hutje zoo slegt dat wij spoedig resolveerden om een ander verblijf op te zoeken; en hiertoe behoefden wij niet veel moeite te doen, alzoo delogeerden wij tegen den avond, bedankenden onze gastheer voor zijne generositeit; want ik geloof dat wij daar al ons goede geldje wel zouden besteed moeten hebben bij een langer verblijf. Het was dus in het Hotel van Castle & Falcon, in de aldersgatestreet dat wij onzen intrek namen. Hier hadden wij het zeer na ons genoegen, ten minsten slaapplaats en ontbijt waren zooals het behoord. Uit ons nieuwe verblijf gingen wij om onze koffers te halen, naar het Costumhouze. Ter dier gelegenheid hetzelfde tevens van binnen beziende, bevonden wij het een formidabel groot en sterk gebouw tezijn, met zeer ruime zalen en een groot aantal bureaux, maar allen even smerig en zwart van de steenkolen damp. Trouwens is dit het geval met alle de huizen zonder onderscheid; want alzo er geen turf is, hoe ook genaamd, moet men wel aan den steenkolen; en dan een zoo groote sterk bebouwde stad, waarin de verbazende hoeveelheid van 1.500.000 menschen zijn en een bijna onnoemelijk getal fabrijken die veel al door stoom gedreven worden, kan het niet anders zijn of de stad
moet in een gestadige damp zijn: Zelden kan men het blaauw van den Hemel heel ver zien, zelfs aan de Rivierkant is ’t altijd nevelachtig. Hoe ’t zij, men gewent hier aan; maar een Hollander kan zich niet aan de verregaande morsigheid gewennen; want als het regent dan zijn de straten bijna niet om te passeeren, vooral voor de vrouwen. Wel nu die gaan daar ook op ijzere klompjes, een paar duim hoog van de grond staande en van onderen voorzien van een ovaal rondijzer in de vorm van een hoefijzer. Van het Costumhouse gingen wij na de Heer Vink, en van daar in een Dinner Room in de manier als Gräfner wat gegeten te hebbende gingen wij aan ’t wandelen: lopen moet ik liever zeggen want de straten zijn hier vreeselijk lang, dus is er met wandelen geen doen aan. Tegen 6 uuren gingen wij de famielje E een bezoek geven ophunne kamer in Fenchurch’s Buildings alwaar wij tot 10 uuren gebleven zijn, makende bij het na huis gaan expres eene kleine omweg. Op deeze manier zag ik eene menigte brilliante winkels, die allen om ’t mooist met gas verlicht waren. Ik oordeel mij niet bevoegd om dit alles na behoren af te schilderen: om kort te gaan verbeelde men zich eene Kalverstraat van 2 a 3 uuren gaans lang maar oneindig prachtiger en drie maal zoo breed. Men heeft hier eene bijzondere inrigting der winkels, en dat maar van eenige betekenis is, heeft van binnen en van buiten altemaal spiegelglas, het welk dan bij den avond een allerfraaijst gezicht oplevert, veel pragtiger als ik in Brussel of elders gezien heb. Zaterdag den 26 Mei Met deezen dag kan ik rekenen een begin gemaakt te hebben met het aanschouwen van eenige bijzonderheden in deeze uitgestrekte stad: gaarne deel ik dezelve hier meede.
No 1. De kerk van St.Paulus, eene voormalige Roomsche Kerk, (naar het model van de St. Pieter te Rome, die in de zuiverste Grieksche Smaak en Stijl gebouwd is en de eenigste in geheel Engeland van die bouworder. Dezelve is in 1675 begonnen door Christoph Wren, die zoo lang geleefd heeft tot dat hij zijn werk voltooid heeft gezien. Het is een kruiskerk, versierd met twee rijen kolommen: zij is 500 Voet lang van het oosten tot het westen; de breedte door de Vleugels 285 voet; de Grootte van de haaf, die rond is, is 107 Voet diameter; de Breedte van de middelste Vleugel waarin het Choor is, is 142 Voet: dit te samen bedraagt eene uitgestrektheid van twee morgen 16 roeden en 70 Voeten Engelsche maat. De verdere beschrijving van dit overschone gebouw, waarbij al de kerken in Braband maar prullen zijn, beloof ik mijne vrienden van de Winter onder een pijpje bij den haard; ten dien einde heb ik mij een boekje aangeschaft. Alleen dit moet ik voorlopig aanhalen, dat er eene gaanderij is, zijnde de eerste verdieping; die men de wispeling gaanderij noemt. Deze is zo zuiver rond en glad gestreken, dat, zoo men op de helft derzelve met het hoofd tegen de muur leunende zeer zacht fluisterd, dan is het aan de andere kant even als of men zeer hard word aangesproken: dit is zeer opmerkelijk en men schrikt hier altijd van, zoo men er niet aan denkt, het is als of de stem uit de muur komt. No 2. Het huis van de Oost Indische Kompanie, een allerfraaist gebouw van een verbazende omvang, van hardsteen, waarin fraaije zalen, en al de bureaux voor de marine dier compagnie. Voorts vind men in dezelve, eene fraaije boekerij, en een groot aantal zeer merkwaardige oudheden, wapenen, afgodsbeelden & c.a. uit de Oost Indian afkomstig. De meest merkwaardige zijn deze: een man ligt uitgestrekt op de grond, wordende door een tijger omgebragt; door het omdraaijen van een kruk die aan de zijde is, beweegt de man zijn arm, gevende daarbij een eenigzints gillend geluid, en de tijger begint te brullen. Het is door een West Indiaan van hout gemaakt.
Een orgel zoo als de Chineezen gebruiken; bestaande uit een soort van bak, gelijkende aan eene trog zoo als de kaarsenmakers gebruiken; over de opening van boven zijn tien metalen platen van een voet lengte, houdende 6 hoofdtonen en 4 halve tonen: iedere plaat hangt boven eene orgelpijp van 2 ½ Voet lengte en 3 duimen wijdte: Slaat men nu met de, expres daartoe gemaakte hamers, die met leer omwonden zijn, op de plaat en die als dan hun geluid aan de pijp meededelen, dan hoort men een aller onaangenaamst geluid dat een goed gehoor kwetst en bij niets vergeleken kan worden. Voorts heeft men er 4 fraai gewerkte Chineesche Lamptaarns die bij de bruiloften en Godsdienstige omgangen gebruikt worden, deeze zijn zeer fraai; voorts eenige opgezette vogelen en andere zaken die ik bij ons en te Leiden in menigte en veel beter gezien heb. No 3. De Westmunster Brug, een allerfraaist stuk werk van Portlandschesteen en ligt over de rivier op eene plaats alwaar dezelve 1223 Voet lang is, dus is dezelve 300 Voet langer dan de London Bridge. Dezelve heeft op bijde zijden een fraaije steene ballustrade, van 6 Voet en 9 duim hoog. De wijdte is 44 Voet, hebbende aan iedere kant een extra fraai voetpad van 7 Voet breed. Dezelve bestaat uit 29 bogen, allen halfcirkelvormig, de middelste is 76 Voet wijdt en de anderen staan ieder 4 Voet van elkander, zoo dat de laatste twee bogen van de dertien grootste 52 Voet wijdt is. De proportie van de brug is zoo gelijkmatig dat als iemand tegen de muur van een der schuilhoeken of nissen, (waarvan er 14 op iedere zijde staan en dienen om in te schuilen voor de regen) zagt spreekt, hij als dan in de tegenoverstaande zeer goed verstaan kan worden. Men begon dezelve in 1739 en in 1750 was dezelve af; en kostte 389.000 Lsh die door het parlement zijn uitgeschoten. De Architect daarvan was zekeren Labelye, een franschman.
No 4. Tot besluit van dezen dag gingen wij met de famielje E na de Schouwburg, Drury-lane genaamd: dit overschone gebouw kan onder de zaken van dien aard niet genoeg geroemd worden, zoo wel om de bouw als om de verblindende pracht waarmede zij van binnen gemaakt is. Dezelve is na de dorische order gebouwd en heeft een brillant front met vijf colommen, van die order, zijnde voorts van hardsteen gebouwd, in het jaar 181 door B Wyast, zijnde de vorige in 1809 verbrand. Het binnenste van ’t gebouw is in 1822 geheel herbouwd & ook Nr Pete en onder directie van Mr Bearley, voorstellende een ¾ cirkel, het geene om te zien en gezien te worden, in een Schouwburg allernoodzkelijkst is. In het midden is de zaal verlicht door een allercierlijkste glaze kroon met spiegels, die zeker met 100 gazlichten verlicht was: en daarenboven aan de Loges nog fraaije armblakers, alles gaz. De opening waar het scherm hangt is 43 Voet wijd en 38 Voet hoog. De bak is in diameter 53 en de hoogte van het gebouw uit de grond van de bak tot aan het verwulft is 50 Voeten. Er zijn 3 gallerijen allen met Loges voorzien en de 1e & 2e houden ieder 29 Loges en Elf bak Loges. Het gebouw is aangelegd om 3600 personen te kunnen bevatten die allen kunnen zitten: als in de Loges 1828, in de Bak 800, in de onderste gaanderij 675 en oppergaanderij 308. Men gaf er dien avond Guij mannering, eene aardige dramatische voorstelling, met zang, getrokken uit een der werken van W Scot: waardoor ik gelegenheid had om drie extra virtuoozen te hooren, te weten twee meisjes en een man, die allen om het zeêrst de hoogste bewondering verdienen en dus ook met ondubbelzinnige toejuiching konden beloond worden; trouwens die genoten zij dan ook overvloedig want de Schouwburg was stikkende vol. Het was er mij te benauwd, daarbij komt nog dat ik meer dan 4 uuren lang op de kant van een bank moest zitten, ten minsten zoo ik op ’t toneel wilde zien: ik was dus in mijn schik dat het uit was.
Zondag den 27 Mei gingen wij om half twaalf na de kerk die, in een ander gedeelte van de stad gelegen zijnde, mij als van zelf in staat stelde om alweder met verbaasdheid rond te zien, na al het trotsche en prachtige dat zich elke voetstap aanbied. Het is niet om de netheid, maar alles is kolossaal en massief en dit juist wekte mij zoo op, want ik zie gaarne die groote gebouwen. No 5. Die kerk dus de Moorfelds kapel is een allerfraaijst langwerpig vierkant gebouw, in de smaak van de nieuwe kerk van den aartspriester te Amstm, wel met kolommen, maar geen gaanderij; bij een aardig orgel, zong men daar de 8ste mis van Mozart (17561791) , waarin de soprano vooral en ook de Alt uitmuntten. En wat alles overtreft is het Altaar, nimmer heb ik een zoo mooi gezien. Het is eene marmere tombe met zes dito trappen in 2 deelen verdeeld: de onderste voor de misbedienaars en de tweede voor de Geestelijken, (want alzoo hier een bisschop is, word er dikmaals dienst gedaan met drie Heeren); 8 fraaije kolommen onderschragen een kapiteel boven het altaar dat alzoo eene nis uitmaakt. Agter deeze colommen is eene ruimte van 3 a 4 Voeten, dan volgt in plaats van de muur, het geschilderde Altaarstuk, voorstellende de kruisiging van den Heiland en de moordenaren; nu is het van agteren zoo danig verlicht dat het altijd een sasinet verbeeld; hier door komen de couleuren van het overheerlijke schilderstuk niet alleen fraai voor; maar het geheel maakt eenen eerbiedwekkenden indruk. No 6. Van uit de kerk gingen wij, niettegenstaande de lugt niet gunstig tekende naar het vrij beroemde Hydepark en Regents Park dat aan, en nevens elkander ligt. Om dit te beschrijven heb ik wel een boek papier nodig, ik zal dus kort zijn. Een gedeelte gelijkt naar den hout, een ander naar ’t Haagsche Bosch en weder na ’t Park te Brussel: en het zoude mij niet verwonderen, zoo het grooter was als alle drie tesamen; voor waterwerk heeft men er zoo maar een tak van de Teems door geleid, en voorleden jaar eene nieuwe brug aangelegd voor menschen en
rijtuigen, die zeker 40 Voet breed en 120 Voet lang is; de partijen worden daardoor meer verdeeld. Alles is omgeven van een rijpad voor de rijdpaarden, zoo breed dat er wel 12 naast elkander kunnen rijden; en daar weder omheen gaat de rijweg voor de rijweg voor de rijtuigen, niet minder breed dan voor 5 naast elkander. Hier is een vaste regel omtrent het uithalen, dit geschied altijd bijdehand (een linker paard van een span. Jan Eld.) of links. En alle deeze paden zijn afgeslooten, zoodat men altijd veilig is, en eindelijk om het geheel een rasterwerk van Ijzer. Na onze wandeling die tot 5 uur aanhield, kregen wij eetlust en daaraan voldaan hebbende gingen wij per as na huis en vroeg na bed. Maandag den 28 Mei. Zoo als in Holland, is ook in Londen, de maandag een bijzonder drukke dag, ofschoon het alle dagen overal razend druk is; ten minsten kwam het mij nu al vrij erg voor. Want de zondagen zijn in de City al heel stil omdat dan al de winkels gesloten zijn en alle handel klein of groot stil staat, even als bij ons op een biddag. Met zeer veel vermaak aanschouwde ik dan het Westmunster gedeelte der Stad, waarin onder veele anderen vooral uitmunten de Regentcircus, een rond plein waarop vier breede straten uitkomen allen voorzien van overschone gebouwen, met groote spiegelruiten, en bijna allen winkels en magazijnen van de grootste en fraaijste soort. Mijne vrienden zullen mij ten goede houden dat ik niet alles punctueel opgeef, alzoo men wel 4 à 5 maanden werk zoude hebben, om te voet gaande, al het schoone dat hier voorhanden is, na behoren te zien. Niet ver van dat Circus of rondeplein, is het Quadrant een vierde van een circel uitmakende: zijnde in den waren zin een wonderwerk van bouworder. De huizen in die straat zijn allen winkels van verschillenden inhoud, en zijn volgens het beloop van die straat, circelvormig gebouwd: van voren met een overdekte gaanderij rustende op 140 colommen van de Corintische order. Deeze gaanderij is zo breed dat er gemakkelijk twaalf menschen naast elkander en onder
dak kunnen gaan, want de zoldering is gestucadoord: en zoo is het aan beide de zijden. Daartusschen is de gewoone rijdweg, waarop ik vijf rijtuigen naast elkander hard heb zien rijden, zonder elkander te hinderlijk te zijn; hier uit kan men eenigsints de breedte opmaken, maar het schoone gezigt dat dit oplevert is bijna ongeloofbaar. No 8. Vandaar gingen wij naar de West Munster Hall, zijnde een gebouw, in welks zaalen de Lords en de Court of Chancereij vergaderen; beide deeze zalen zijn van de oude stijl en bevallen mijn niet. Vooral die van de Lords, is stijf en nog na de oud Engelsche manier gemaakt; veel fraaijer zijn onze eerste en tweede kamer in Brussel. Dan juist omgekeerd is het met de daartegenoverliggende No 9. Westmunster Abdey, die zoo oud is dat men tegenwoordig nog niet regt weet wanneer dezelve gebouwd is: men zegt ten tijde van Eduard de belijder, wiens graftombe daar nu nog te zien is; en dit is meer dan 1000 jaren geleden. Dezelve is van de Grieksche bouw-order en de eenige van die soort in geheel Engeland. Overdadig kostbaar versierd van binnen en van buiten, en bevattende wel 200 begraafplaatsen en gedenkstenen, allen om het mooist, alsmede heerlijke schilderijen op glas. Ik moet alweder beloven om uit het boekje aan mijne vrienden, hiervan eene omschrijving te geven om nu kort te zijn. Wij stapten aan de Westmunsterbrug in een bootje en lieten ons roeijen tot aan Somersethouse na alvorens nog onder de Waterloobrug gepasseerd te zijn. No 10. Dezelve werd na veele tegenwerpingen en verwerpingen van vroeger gemaakte plannen, eindelijk in 1811 begonnen en was den 18 Junij 1817 geheel afgemaakt. Zijnde juist op de verjaardag van de Slag van Waterloo; en in tegenwoordigheid van de Prins regent, Hertog Wellington en andere gedistingeerde personen, wierd dezelve juist op dien dag het eerst
begaan. Deszelfs lengte bedraagt 1242 Voeten, voor zoo verre de brug over ’t Water ligt; want alzoo de oppervlakte waterpas ligt (te rekenen van The Strànd tot aan de Waterloo Bridge road) zoo is er aan iedere zijde nog 842 Voeten, lengte die meede op bogen rust en alzoo de brug tot de verbazende lengte brengt van 2890 Voeten zijnde de breedte van de daarop zijnde rijdweg 28 Voeten en aan iedere zijde een voetpad van 7 Voeten breed. Er zijn vier tolhuizen op, na de Dorische order van Hartsteen gebouwd; en voor ieder deezes huisjes is een draaihek dat door eene machine met een wijzer correspondeerd, zoo dat men binnen altijd zien kan hoeveel menschen er gepasseerd zijn. De brug word bij de zomer dikmaals tot eene wandelplaats gebruikt want dit is zeker de mooiste brug die men zien kan, en bij den avond is het niet ongelijk aan illuminatie want er zijn 20 lamptaarns op iedere kant, hetwelk op zoo eene lengte een fraai gezigt geeft. No 11. Bijzondere aandagt verdient Somerset house, alwaar wij vervolgens aankwamen. Het is door een particulier Heer doen zetten, en tot een paleis aangelegd, van binnen met een bassecour waarop een standbeeld prijkt van George III; en rondom die plaats staan colommen waarop de bovenzalen rusten, makende alzoo eene gaanderij uit. In eenige der zalen van de regter vleugel is ’s Jaarlijks een tentoonstelling van Schilderijen, die wij dan nu ook gezien hebben; egter de tentoonstelling die in 1825 te Haarlem heeft plaats gehad overteft dit ver. Tegenwoordig behoort dit paleis aan Lord Sommerset. Mevrouw Vink ons ten eten verzocht hebbende, eischte de wellevendheid dat wij daar gingen en hebben ons alzoo benevens de famielje E uitnemend geamuseerd. Na de maaltijd deeden wij nog een kleine wandeling, in gezelschap van de twee jongste Heeren Vink; deeze had principaal ten doel de No 12. bezichtiging van het nieuwe Catharina Dok waaraan wel 200 menschen arbeidden. Dit dok moet
dienen om het groote London dok in geval van onvoorziene reparatie te vervangen. Maar na mijn idee is het London Dok veel te klein, na rato van het enorme getal schepen die hier altijd zijn en komen; want de stad zelve bezit 1700 scheepen & die welke niet gebruikt worden moeten daar altijd in liggen ter veilige bewaring: en dan rekent men dat er alle jaaren PM 15.000 schepen van allerlei aard de Teems op en afvaren: o wel eene ontzettende massa. Daarbij heb ik eene nieuwe machine gezien om de palen in de grond te krijgen; bij gelegenheid zal ik daarvan eene omschrijving doen aan mijne vrienden. Onder vriendelijk discours, afgewisseld door het gezang der Dames, eindigden wij deezen dag recht vrolijk. Dinsdag den 29 Mei De Heer B op heden veele zaken te doen hebbende, deed ik alleen een kleine wandeling, na de No 13. oude London brug en bevond aan de overblijfsels te zien, dat deeze meede zeer fraai moet geweest zijn en alweder even kolossaal. Men is druk bezig met No 14. het bouwen van een nieuwe brug: die wordt een weinig verder de rivier op gemaakt, en moet de oude London brug vervangen: want omdat deeze de eerste brug is die over de rivier is gelegd en dat over dezelve als midden in de City liggende, de meeste passage is, heeft die alzoo het meeste te lijden: dit heeft dan ook eene gedeetelijke instorting ten gevolge gehad; dat is zoo goed mogelijk hersteld geworden en maakt alzoo de bespoediging der nieuwe, hoogst noodzakelijk. Trouwens men werkt er ook met ijver aan, en het is een werk van het uiterste belang: ofschoon het toen geweldig regende heb ik het geheele nieuwe werk in optima forma gezien (dit heeft mij maar 1 sixp gekost). No 15. In de straat alwaar de kerk van St. Margaretha staat en die vervolgens na de London brug leidt staat een monument, voorstellende eene colom op een
voetstuk stande, waarboven op een groote ronde bal ligt. Dit monument is opgericht op order van het Parlement, ter gedachtenisse van de felle brand, die in 1661 bijna de geheele stad, ( die toen uit meest houten huizen bestond) verwoestte. Na de herbouwing der stad, die onder de regeering van Karel 2 geschiedde wierd dit monument 1671 opgerigt ingevolge het plan van Sir Wren, en is waarschijnlijk een der fraaiste modernen van die Eeuw. Men arbeidde er zes jaren aan en het is na de Dorische order gebouwd: hebbende de colom eene hoogte van 202 Voeten en 15 Voet 3 duim diameter; en de Pedestal is 40 Voet hoog en 28 Voet diameter. Er is eene zoogenaamde wenteltrap in, van 345 treden ieder 20 ½ duim breed en 6 duim hoog, deeze is van Portlandsche steen gemaakt. Van daar ging ik na de famielje E en mijn vriend Antonij opgewagt hebbende met ze en de meisjes na den Tower. No 16. Dit gebouw van te veel belang en te grooten omvang zijnde kan ik de beschrijving daarvan maar gedeeltelijk doen: Vlugtig beschouwd is dezelve aldus. Vooreerst gelijkt het naar een klijn digt bebouwd dorp, omgeven van een steenen wal, van zeker 30 Voet hoog en ligt rondom in het water alzoo het tot eene vesting is ingerigt, het is dus voor de gevangenen onmogelijk om te ontsnappen: ook is het in de ruimte voorzien van sterke wagttorens en ferme batterijen. Een kleine kamer of cel bevat alle de kostbaarheden, aan de kroon behorende en veelal gebruikt wordende bij de kroning van een koning en daarbij plaatshebbende ceremonien. Als de kronen van de koning en de koningin, de scepter & Zss: onder anderen ook de wandelstok van Karel de 2de, die 1000 Jaren oud en van massief goud: dezelve is ongeveer 3 ½ Voetlang. Deeze kamer bevat een schat van belang; onder anderen ook een ametist aan de kroon der Koningin die 1200 Lsh waard is. Ook vindt men er een wapenzaal, waarin de nodige wapenen voor 160.000 man zoo te Voet als te Paard van allerlei soort (deeze kunnen dadelijk gebruikt worden): daaronder is het
kruidmagazijn alwaar meer dan 1000 kisten met patronen gereed staan, voor geweren, karabijnen en pistolen. Nog was er boven de eerste zaal, eene magazijn waarin nog voor 40.000 man wapenen voorhanden zijn: deeze zijn wel allen bruikbaar maar niet zo dadelijk gereed. Dan nog heeft men eene zaal met alle mogelijke oude spaansche, ja zelfs nog veele Romeinsche Wapenen; onder anderen vindt men er ook de bijl waarmeede Anna Boulona is onthoofd geworden. Aan het hoofd dezer zaal staat het Standbeeld van Koningin Elisabeth van was gemaakt, benevens haar Paard, in de houding om haar troupen te inspecteren; alles prachtig versierd en in volle costuum. Ook heeft men er eene zaal, waar alle de regeerders van Engeland te paard gezeten zijn voorgesteld, en gekleed in volle wapenrusting volgens die tijd waarin zij geregeerd hebben: dit is zeer interessant om te zien en verplaatst ons geheel in de Riddertijden. Ook hiervan heb ik een boekje gekogt. Alweder eene vriendelijke uitnodiging aangenomen van de Heer Mason; een begunstiger van de Heer B & E en de vriendelijkste man die ik immer gezien heb: heden avond een benefit gegeven wordende, in de Schouwburg Drurij-lane, de voornaamste in London, ter eere van een der eerste acteurs, de Heer Breham, had de Heer Mason, volgens zijn jaarlijksche gewoonte, eene Loge afgehuurd, en daarheen reden wij, ik geloof 19 in getal. Ik moet dit veronderstellen om dat ik ze allen niet kende; minder waren er zeker niet. Opnieuw had ik nu gelegenheid om de zaal in al deszelfs pracht en grootheid te zien, alles was stik vol, de menschen verdrongen elkander: ook de toneelisten moet ik behoorlijk lof toezwaaijen zij speelden en zongen dien avond uitmuntend: vooral bovengemelde Heer, en zeker Miss Lore, een fraai meisje met een stemmetje als glas. Bij deeze Schouwburg behoort te worden opgemerkt, dat er eene zoo brillante Koffijkamer is, dat men er zich geen idee van kan maken. Zeker 20 Voet hoog zijnde
bevat dezelve eene brillante colonade en is overigens met schoone draperien versierd: en van onderen tot boven met spiegels. Alhier is de vergaaderplaats van de fraaije dames; en het is daar of uit de aldaar gemaakte kennis dat men met ledige zakken en een berooid hoofd kan na huis marcheren. Na de dames van ons gezelschap een behoorlijk convooi gegeven te hebben gingen wij na huis na bed. Woensdag den 30 Mei No 17. Eene wandeling gedaan door temple Bar naar St. James Park, en aldaar het Paleis des Konings gezien, zijnde een oud onaanzienlijk gebouw; alleen merkwaardig om deszelfs oudheid. Het wierd in 1695 gebouwd. No 18. Temple Bar. Staat tusschen twee straten; genaamd Fleetstreet en Strand. Hier is het einde van de Citij of oudestad. Dit gebouw is opgerigt in 1670, en het is het eenigste van de oudestads gebouwen waaraan geene verandering is geschied. Het is geheel van Portlandsche Steen die graauw geverfd is en na de Corintische order. Bestaande in een groote en aan iedere Kant een kleine boog. Waarboven 2 nissen zijn; aan de oostzijde met de standbeelden van Koningin Elisabeth en van Koning James I; en aan de westzijde die van Karel I & II, in Romeinsche Kleding. Van ouds wierden hier tentoongesteld en bewaard, de hoofden dergene die om hoogverraad onthoofd waren. Hier ontvangt de Lord majoor de koninklijke famielje bij hunne intrede in de Stad, bij buitengewone gelegenheden. Een oud regt, vordert van ZM dat hij, alvorens in de City te komen, aan die tempel moet aankloppen, waarna hem dan door de Lord Majoor, het zwaard van commando word overhandigd. No 19. Vandaar gingen wij naar het Alien Office, maar alzoo het nog te vroeg was om onze brieven die wij in plaats onzer gewone passen gekregen hadden af te geven, konden wij juist in die tijd het nieuwe Koningspaleis bezien. / waaraan men druk bezig is met bouwen / Een fraai gebouw van de Eerste Rang, zoo wel
in schoonheid als in grootte. Het onderste gedeelte is na de Dorische en het bovenste naar de Corintische order gebouwd, en met twee vleugels. De statievertrekken zijn aan de Westkant en kenbaar aan de gaanderij. Ter dier gelegenheid zagen wij met een ½ Regiment van de Guarde Paradeeren; zij hadden mooije doch eenvoudige muzijk. Morgen wordt er eene wedloop gehouden te Epsom: maar men vraagt 20 Lsh of f 240:= Holl: No 20. Heden avond na het Coburg Theater, in Waterloo bridgeroad: dit is het geringste theater in Londen, maar doch wel veel mooijer als de fransche Comedie in Amsterdam: en wat de decoratien en toneel veranderingen aangaat, deeze zijn in deeze Schouwburg dat dan nu de minste is, nog van veel meer belang dan aan de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Trouwens men legt er zich ook geheel op toe. Men begon er aan te bouwen in 1816, en in 1818 werd het eerste stuk er in gespeeld. Om er na toe te gaan ziet men van zelfs alweder een mooi en nog nieuw aangelegd gedeelte van de Westmunster Stad. Men gaat over Blackfrairs-brug een kolossaal en massief gebouw dat zoo vast op zijne vesten staat als een steenrots, want al rijden er 20 rijtuigen tegelijk over, dan bespeurd men nog geen de minste trilling. In 1760 begon men met dezelve te bouwen en in 1768 was dezelve af en heeft 152.840 L gekost. De glooijng is zeker aan iedere zijde 5 minuten gans lang; en de brug heeft eene lengte van 995 Voeten, de daarop zijnde rijdweg is 28 Voeten breed en aan beide zijden heeft men een voetpad van 7 Voeten breed. Zij heeft negen bogen ieder 100 Voet wijd. Een mijl over die brug vindt men No 21. Surrij-Chapel aan de regterhand: dit is een rond gebouw met een koepeldak, zeer fraai gebouwd van hardsteen en behoord aan de Presbyterianen. Toen wij na huis gingen zagen wij dat er in een ander gedeelte van de Stad brand was; doch men scheen er zich in het gedeelte daar wij waren niet over te bekommeren, wij
deeden dit dan ook niet en wandelden gerust na huis en toen na bed. Donderdag den 31 Mei No 22. Aangezien de prijs, ons gisteren voor het extra rijtuig gevraagd enorm veel te hoog was, vonden B en ik goed om samen per diligence na Epsom te rijden: zooals dan geschiedde tegen eene zeer matige prijs. Niet genoeg kan ik mijne verbazing te kennen geven; vooreerst over de heerlijke gezichten die men op de reis derwaarts ontmoet en zich als om strijd verdringen. Epsom ligt 16 mijlen van London, en is een aardig dorp, liggende aan een van de bronnen van de Teems, zoo wat tegen een heuvel op. Van London komende ontmoet men eerst het fraaije Landgoed van Lord Holland, zijnde een Slot, van de gewone roode Engelsche metselsteen, zooals die in vriesland veelal gebruikt worden gebouwd, en met torens voorzien. Niettegenstaande het al oud is, schijnt het nog al vrijwel bewaard te zijn gebleven, ten minsten van verre te zien: maar deszelfs ligging is bekoorlijk en met waterwerk omgeven. Dan komt men voorbij het Landgoed van Lord Northumberland; dit is nog veel fraaijer dan het vorig en beslaat een verbazenden omvang. Er zijn groote bosschen in en ontzettend breede gragten en bevattende schoone weilanden, en dat op een krijtachtigen grond; men ziet dus wat de kunst vermag. Het geheel is afgesloten met een muur, die wel twee uuren gaans lang is; en dit is maar de helft van de plaats, aan de andere kant is water. Niet ver van dit buitengoed, is eene bijna onoverzienbare vlakte, eigenlijk eene breede valleij: en het is hier dat de schoonste wedloopen van Engeland gehouden worden. Daar komende was er reeds eene ontelbare menigte rijtuigen en paarden. Ik zeg ontelbaare menigte, omdat zeker twee derde gedeelte van die plaats, die weinig minder dan 6 uuren in den omtrek is, niets als menschen, paarden en rijtuigen te zien was. Meer dan 2000 rijtuigen en ruim zoveel Heeren te paard, de voetgangers waren niette begrooten. Nu was het aller onaangenaamst en koud
weder en men zeide, dat er nu niet veel menschen waren. Enfin, dit laat ik daar; dit is zeker dat het mijne verwagting verre teboven ging. Tegen over de tent of stellaadje waar de aanzienlijken hunne plaatsen hadden, was de aanzienlijken hunne plaatsen hadden, was de plaats waar de paarden moeten aankomen; en daartegen over had men nog verscheidene stellaadjes opgerigt met zitplaatsen voorzien: daar kon men voor 4 Eng Sch eene plaats bekomen. Dan onze diligence zeer goed geplaatst zijnde, verkozen wij benevens al de passagiers die niet dezelve gekomen waren, 21 in getal, boven op dezelve te gaan staan. Vandaar hadden wij een uitmuntend gezicht over alles, en waren juist op het punt om de paarden in hunne kragt te zien rennen: een verschrikkelijk gezigt. Het eerste Rid van 18 paarden liep wel af, zoo ook het tweede van 5 paarden; maar bij het derde, gebeurde er een verschrikkelijk ongeluk; op het oogenblik dat het winnende paard de lijn zoude overschrijden, stortte hetzelve en was in weinige minuten dood, en de rijder brak door de ontzettende val zijn regter boven arm. Het is verschrikkelijk om zoo iets te zien; wij zagen het allen en beefden van ontsteltenis. Nu was de consternatie bij de Lords groot en het vierde Rid had alzoo geen plaats. Dit eindigde dus onaangenaam, dan, de man behoorlijk verzorgd zijnde, was iedereen nu maar bezig om weg te komen en naar huis te rijden. Overal waren tenten gezet om de paarden te bergen, daar werden die dieren zoo maar ingejaagd, ieder met een mondzak om de kop en moesten den geheelen dag zoo maar staan zonder drinken. Nu kwam het er maar op aan om ieder de zijnen te kunnen vinden. Na veel moeite gelukte het dan ook onze Koetzier, (dat een baas van rijden was) de paarden voor de diligence te krijgen. Dan nu moestten wij meer dan een uur wagten om uit de hoop weg te komen: dit scheen de koetzier te verveelen en in eens de Zweep op de paarden liggende met mannenkragt; vlogen zij voort in hunne vaart twee tenten meenemende en eene geheele Stellaadje met biervaten. Hartelijk werd hier om gelachen en wij reden in diezefde vaart maar voort, want wij waren nu
in de ruimte. Mij dunkt het was een vreselijk gezigt, een diligence met 21 passagiers, waarvan de meesten 15 boven op waren, in volle galop de berg af te zien lopen. Zelfs heb ik het niet gezien want wij zaten binnen in. Dat dit zoogoed zou aflopen, verwagten wij niet, daarom waren wij attent om bij voorkomende noodzakelijkheid gereed te zijn. Er gebeurde dan ook spoedig iets; het van dehandsche agterpaard, zoo veel haast niet hebbende, liet zich eenvoudig slepen; dit zoude op een vlakke baan wel losgelopen zijn, maar hier kon de koetsier de wagen niet regt houden of stoppen, er kwam dus een krinkel in het scharnel en de wagen balanceerde: dan aan de andere zijde was juist een wagen of ander rijtuig en door het haken daarvan rigtte de onze zich weder op. Wij waren spoedig uit en hielden de diligence zooveel mogelijk tegen, die dan ook door het paard dat intusschen was opgestaan weder regt getrokken was: een, twee, drie en weder in en voort. Aanhoudend liep de weg nog af, dus duurde het niet lang of het paard zat alweder op zijn gat; zoo dat wij tot driemalen toe uit en in de wagen moesten: eindelijk wierd de weg weder vlak en nu ging het goed en hard vooruit. Wij hadden daar een groot ongeluk kunnen krijgen, alzoo het juist in een naauw pad was, en daar kwam toen gedurig ontzettende toevloed van Rijtuigen, want wij stopten de weg als wij stilhielden; men was dus zijn lijf niet zeker tusschen al die rijtuigen. Nog drie rijtuigen lagen hier en daar aan stukken op de weg: geen wonder want men wist zich niet te bergen. Eindelijk kwamen wij om 10 uur in London. Vrijdag den 1 Junij No 23. De beurs gezien, een zeer prachtig gebouw, gestigt in 1566 maar door de gemelde brand in 1666 geheel verwoest zijnde is dezelve in 1668 geheel vernieuwd geworden en heeft 8000 Lsh gekost. Dezelve is 203 Voeten lang en 171 breed en het beursplein is 6 vierkante roeden groot. Er zijn 2 frontten aan, een ten noorden en een ten zuide ieder van hetzelve heeft eene gaanderij: en in het midden is de doorgang naar
het beursplein door eene fraaije boog. De zuidelijke ingang is de fraijste en tusschen de colommen, die naar de Corintische order zijn, is eenen nis, waarin de standbeelden van Karel I & II in Romeinsche kleding. Het gebouw is 56 Voet hoog en in 1821 heeft men er een toren op gebouwd die 172 Voet hoog is en waarin een klokkespel is. De beurs is alle dagen open (behalve Zondag) van 8 tot 5 uuren; maar de eigenlijke beurstijd is van 1 tot 4 uuren. Om een klein idee te geven van de drukke bezigheden, dient dat dagelijks zeker 100.000 menschen aan de beurs komen. No 24. De Bank van Engeland, een fraai gebouwstaande in eene naauwe straat niet ver van de Beurs. Dit gebouw is beroemd om deszelfs schoonheid en berugt wegens de enorme schatten die aldaar bewaard worden, zoo wel aan de Kroon als aan den handel toebehorende. Het beslaat een vierkant van 1460 Voeten: bevattende 8 bankhoven of open kantooren voor de wisselaars die zeer fraai zijn ingerigt. Wijders een Centr of algemeen kantoor, die meede zeer doelmatig is ingerigt, benevens nog veele Kamers onder de grond, dan de bezichtiging daarvan thans niet geoorloofd zijnde moesten wij er van afzien. No 25. De munt meede een fraai gebouw staande agter het nieuw aangelegde Dok; maar daar de bezigtiging hier van, afhangt van groote conneotien van aanzienlijke op welkers Recommandatie men er dan in kan, zoo moesten wij dit opgeven en ons vergenoegen hetzelve van buiten te bezien. No 26. Het London Koffij-huis, is een schoon gebouw; voornamentlijk door de eerste klassen van menschen gefrequenteerd wordende: de koffijkamer is zeer groot en fraai, met spiegels en draperien voorzien, egter niet mooyer als Caffé de mille colonnes in Brussel.. No 27. Heden avond zijn wij na de Astleij geweest, een fraaij gebouw in het westelijk gedeelte van de
stad gelegen. Het bevat een rijschool (in Holland zoude men het een paardespel noemen) en is tevens tot eene Schouwburg ingerigt en alzoo voorzien van een fraaij en groot toneel. Het gedeelte van de Schouwburg is iets grooter dan de fransche Comedie in Amsterdam. Men begint veelal met eene toneelvertoning, waarin dan riddergevegten voorkomen en er zijn dan altijd paarden op ’t toneel. Ditmaal was er een voorstelling van de Guerilla’s en de Rebellen waarbij een gevegt voorkomt waarin 30 paarden tegelijk op ’t toneel waren, benevens twee rijtuigen waarvan ’t eene op een berg stond zijnde met 4 paarden bespannen. Hier kan men zich een denkbeeld maken van de grootte des Theatrs, en de decoratien en toneel-veranderingen waren vooral niet minder als ik die in Drurij-Lane gezien heb; ook de acteurs waren niet min: uit hem die de Koning van Spanje voorstelde kon men duidelijk die verwijfde Monarch erkennen. De haat tegen onze kerk wierd ook uitmuntend voorgedragen. Na dit stuk kwam er een paardrijder in de Manége die op en met 2 zeer fraaije en kleine Hitlandsepaardje zwaare stukken uitvoerde. Daarna kwam een tweede met een Wit gevleugeld paard, gedresseerd in den smaak van Baptiste, maar het sterkste stuk was, dat hetzelve zonder ruiter, en op een daartoe gemaakte stellaadje volkomen volgens de maat der muzijk danste. En toen een derde, die onder de naam van de Russische Courier het zwaarste stuk gedaan heeft dat men doen kan, eerst op 2, op 4 en eindelijk op 5 paarden tegelijk. Hij deed dezelve eerst 2 aan 2 voor elkander Changeeren en doubleeren even als gewoonlijk in de manége plaats heeft, nemen de dezelven toen alle 5 naast elkander, maar dit was ijsselijk om te zien. Daarna had weder een kleine toneelvertoning plaats, die mij egter niet geviel. Zaterdag den 2 Junij Met de famielje Eldering na het Oost Indische huis geweest, en van daar na de Bank, beide deeze als meede de Beurs reeds gezien hebbende was ’t alleen om hun ’t plaisier te doen; meenende als dan tesamen
na het Britisch Museum te gaan: dan dit was mis, het is op zekere tijden gesloten en die tijd was juist nu. Bij de Heer E ontmoetten wij de Heer Beijnes, een zoon van de spekslager, die bij onze famielje zeker nog wel bekend zal zijn. Deeze man is zeer vriendelijk en knap, en heeft een schrale post: hij is in 1803 of 1804 al na Engeland gegaan en schijnt het hier doch niet best te hebben: nu hij bood zich vriendelijk aan, om ons alle mogelijke toegangen te bezorgen; waarvan wij egter om de kortheid des tijds geen gebruik gemaakt hebben. No 28. Nu gingen wij na de Porceleijnfabriek of Magazijn van de Heeren Spode & Copeland, in Portugal Street, Lincolns Inn Fields: maar hoe groot was mijne verbazing bij het zien van zulk een magazijn waarin voor een schat van zeker f 10.000.000,= zoo welk glas als aardewerk voorhanden is. Wij hebben er twee Uuren doorgebragt, zonder nog eens alles gezien te hebben. No 29. Van daar ging B en ik na het Cour d’assises, dat in deeze wonderbare stad van groot belang is voor vreemdelingen; niet wat het gebouw aangaat, want de Zaal is in een gedeelte van’t gevangen huis, dat aan de straat uitkomt: maar om de manier van Regtgeleerde debatten en uitspraak. Den eenen dag b;v; beschouwd de Jury (die daar dan ook twaalf in getal bij zitten) iemand niet doodschuldig te zijn, die zijn eige kind moedwillig het hooft heeft afgesneden, het welk hem door de moeder, zijne vrouw nog in de tegenwoordigheid van de Regters wierd verweten, en dat alleen omdat er geene andere getuigen waren. En den anderen dag hebben wij een jong mensch, voor 7 Jaren na Botaniebaai zien verbannen, over een diefstal van 13 of 14 Schell: waarde en dat hoofdzakelijk om dat hij in betrekking was met eenige Joden. En een derde had voor 15 Lsh aan zilverwerk gestolen (eene som waarvoor men anders iemand laat ophangen) wierd geheel vrij gesproken. Maar het is een groote schande voor die Regtbank, zulke intrigues
te gedogen als ik van de daar tegenwoordig zijnde advocaten gezien heb. Het was 9 ½ uur toen de regters uiteengingen; wij spoedden ons na huis om de regen. Zondag den 3 Juny. 1e Pinksterdag Waren wij reeds vroegtijd op om te zeven uuren in de kerk te kunnen zijn ten einde na dezelve per Stoomboot na Richemont te varen: dan de Heer E moest na het schoonmaken zijner laarzen wagtten; wij kwamen dus te laat en zagen de stoomboot in de verte heen varen. Trouwens wij verloren hier niet anders bij als om een uur verder in de stad te moeten gaan of rijden. Dit werd gedaan en terplaatse komende alwaar de diligence afrijdt was deeze vol; wij namen dus plaats boven op eene andere die ons dan langs een gedeelte der weg na Ipsom tot aan het dorp Kew bragt: No 30.nu waren wij nog ¾ uur gaans van Richemont af en van deeze wandeling hadden wij veel genoegen. Voor eerst Kew, dat een niet zeer groot maar een zeer fraaij dorp is ligt aan de Teems ofte wel een breede tak van dezelve. Vervolgens de breede en gladde rijdweg die door hetzelve ligt, en die rondom de allerfraaiste gezigten oplevert; en die vanzelfs aan een der Landgoederen van den Koning bragt waar op een fraai Slot staat dat als ’t ware agter de schoonste bosschen verscholen ligt. Bij Richmond Green, dichter aan de Theems, bevonden zich de villa’s van de zeer welgestelden, vaak ook Nederlandse, kooplieden. Zie hierna…
No 31. Niet lang duurde het nu of wij naderden het bekoorlijke Richemont. Het is een aardig en groot dorp wel bijna zoo groot als Haarlem; waarvan de heer Sijpesteijn niet ten onregte zegt dat het bekoorlijk is. Het ligt in Surreij 9 Mijlen van Londen, en is vast het schoonste prachtigste en schilderachtigste Dorp in heel Engeland. Zeer veel fraije huizen, hôtels en meer anderen bevat hetzelve, ook vindt men hier eene Schouwburg. Men duidde ons het huis aan alwaar Koningin Elisabeth eenige tijd gevangen heeft gezeten, gedurende de Regering harer Zuster. Naast
Richemonts green, eene hoogte in het Dorp, zijn de tuinen gewoonlijk het oude of kleine park genaamd; en die tuinen vindt men in het Observatorium voor sterrekunde door de heer Chambert in 1769 opgerigt en bevattende eene fraaije verzameling van instrumenten. Op die hoogte staan zware lindebomen waaronder men in de schaduw zitbanken heeft geplaatst aan de zijde van de rijdweg, van waar men dan het schoonste gezigt heeft dat men zich kan voorstellen. Afwisselend groene fraaije bosschen, en weilanden waartusschen men dan de Teems in kleine takken ziet heen vlieten en in ’t verschiet bergen, met heerlijke groene velden en fraaije witte huizen dat een allerpragtigst Panorama geeft. Wij betuigden eenparig nimmer iets fraaijers gezien te hebben, en waren wij niet zoo zeer vermoeid geweest van de wandeling dan zouden wij op deeze plaats zeker nog een geruime tijd rondgewandeld hebben. Wij zogten dus een Logement aan de rivierkant en alvorens er in te gaan zagen wij eerst de ontlading van de Stoomboot, die met een groot aantal passagiers beladen, eerst nu aankwam: welke late aankomst dan ook geheel en al daar aan was toe te schrijven waarbij dan nog moet opgemerkt worden dat de Rivier hier zeer ondiep is en dit vertraagd de gang ook van belang. In het Logement komende vraagden wij dadelijk na eene aparte kamer om te kunnen Rooken: eindelijk dan kregen wij die, waarbij wij dan tegelijk het voordeel genoten van een overheerlijk gezigt op de rivier, de fraaije Steenenbrug die over dezelve ligt en de heerlijke ommestreken. Na de maaltijd lieten wij ons in een bootje de Rivier opvaren na een begunstiger van de heer E, die te Twikkenham woonde. Een uurtje van Richemont af aan de overzijde van de rivier, alwaar wij aan land stapten; maar nu was het gezigt op Richemont weder over en over Schoon. Tegen vijf uuren kwamen wij te Richemont terug, en nog tijdig genoeg om eerst een kopje Thee te kunnen drinken en om zes uuren waren wij reeds op de Stoomboot voormeld. Nu was het alweder als van morgen, overal ogen tekort; aan beide zijden van de rivier verdrongen zich de
overheerlijkste gezigten, en zelfs de Heer E die deeze weg nimmer met de Stoomboot gepasseerd was stond geheel verbaasd. Ofschoon die Boot niet hard vooruitging duurde het ons nog veel te kort, immers om alles behoorlijk te kunnen zien hadden wij wel een geheelen dag nodig gehad. Tot mijne groote verwondering zag ik dat de schoorsteen der Stoomboot, even als de mast van een schip kon gestreken worden bij het passeeren van eenen brug; (die hoger de Rivier menigvuldig zijn) en dit gaat op eene zeer gemakkelijke manier. No 32. Ook zagen wij tot groote verwondering eene ijzere brug aan kettingen hangende, vormende tusschen de pilaren waarover de kettingen hangen eene ruimte van 700 Voeten. Eerst sedert twee dagen was dezelve gangbaar, en nu waren er bij honderden op; en binnen 14 dagen zoude dezelve geheel gereed zijnen als da rijdt en gaat er alles over, gelijk over een steene. Dit is de eenigste in Engeland. No 33. Toen naderden wij de Vauxhalbrug, die geheel van ijzer zeer fraai is en op 9 Bogen rust. Maar inzonderheid verdient de Dout-wark brug opmerking. Daar stapten wij aan wal en hadden nog tijd genoeg om dezelve van nabij te beschouwen voor dat de avond inviel. In 1814 dan werd de eerste steen voor de fundamenten gelegd en in 1819 was dezelve geheel af, en heeft 800.000 Lsh gekost. Dezelve is geheel van ijzer, en allerkunstigst gemaakt en heeft maar drie bogen rustende op massive voetstukken. De wijdte van de geheele brug is 708 Voeten. Ieder fundament of voetstuk waarop de brug staat is 41 Voet dik een veel breder als de geheele brug. Deeze voetstukken rusten ieder op 420 Palen waarvan de meesten 24 Voet in de grond gedreven zijn: egter dit is altijd onderwater. De twee zijbogen zijn ieder 240 Voeten en de middelste 240 Voeten wijd: en 43 Voet boven het water uit. Vandaar gingen wij met de famielje E naar hunne kamer om aldaar een pijpje te rooken: (Want in de koffijhuizen mag men niet roken) waarna mijn vriend B
en ik onder vriendelijk gesprek over dezen belangrijken dag langzaam na ons Logement wandelden. Maandag den 4 Junij….Tweede Pinksterdag word hier niet als een Zondag gevierd; 2e Paasch en 2e Kersdag noch Hemelvaartsdag zijn alleen voor de Roomschen als dag van Godsvrugt onderhouden, overigens werkt een ieder als op een gewonen dag. Uit de kerk komende begaven wij ons naar de famielje E en maakten een plan om deezen dag te onzen meeste nut door te brengen, hetwelke op de volgende manier geschiedde. Door vriendelijk bezorging van de Heeren Nobel & Mason hadden wij toegangsbiljetten gekregen, tot bijwoning der prijsuitdeeling voor de voorwerpen der nationale nijverheid en nieuwe uitvindingen. (Zoo als in Amsterdam in Felix Meritis geschied). Dit wierd nu gedaan in het Italiaansche Opera Huis. Eene ontzettende menigte menschen, van de eerste Classe waren hier bijeen. Zeker 4 ½ duizend in getal. De prijzen werden uitgedeeld door een broeder des Konings, den Hertog van Sussex en ieder der bekroonden Heeren en Dames waren verpligt om de modellen hier andermaal aan Hem en aan publiek te vertone, en voor zoo verre het mogelijk was doen werken; daarna ontvingen zij de medaille of geld beloning met eene korte aanspraak van den Hertog. Zoo wierd bijvoorbeeld aan het publiek vertoond, hoe men eene klok of uurwerk met gaz kan verlichten, dat men de des avonds en’s nagts altijd zien kan hoe laat het is; men behoeft het niet aan te steken: het geschied even als met de wekker in een Vriesche klok. No 34. In de Toren van de kerk St. Brides in Fleetstreet heeft men zulk een uurwerk dat ’s avonds, allerfraaijst is om te zien. Bij gelegenheid dus van die prijsuitdeeling, werden wij in staat gesteld om die Italiaansche Opera te zien; want eer dat wij eene goede plaats hadden, moesten wij gedurig van boven na beneden om er eenige voor ons gezelschap te zoeken: alzoo zagen wij het gebouw in al zijn uitgestrektheid en deeze is verbazend. Eenige goed plaatsen gevonden
hebbende was ik niet weinig verwonderd over de pracht die hier voor mijne ogen was. Verbeeld U een gebouw met 5 rijen Loges boven elkander, waarvan iedere Loge kan afgesloten worden en alzoo eene afzonderlijke deur heeft. Iedere rij kan 900 menschen bevatten die dan allen zeer goed op ’t toneel kunnen zien; en de bak 800, als meede nog eene gallerij heel boven tegenover het toneel; die kan ook 800 menschen bevatten. Voorts is de zaal prachtig wit geschilderd en met gouden figuren en in de midden met een kolossale kroon van kristal waaraan een honderdtal gazlichtjes zijn, verlicht als meede de armblakers die aan de Loges zijn vastgemaakt: men zoude zeggen dat dit kaarsen waren, en die zijn het ook maar van koperen pijpjes gemaakt waardoor dan het gazlicht stroomt en brand als een gewone kaars. Alzoo het ons te lang duurde verlieten wij zoo wat tegen etenstijd de Opera, en na de maaltijd, die ditmaal in ons Logement gezamenlijk gehouden werd, lieten wij ons in een koets door de Stad rijden, totdat het tijd was om naar de Schouwburg te gaan. Ten derde male waren wij nu in Drurylàne, maar alzoo er hedenavond de Freijschutz werd gegeven voor de 134 maal veranderden wij ons vroegere plan daardoor geheel; want wie kan (in London zijnde) de lust wederstaan om dat schoone stuk niet te gaan zien, en dat juist op het Toneel alwaar hetzelve door den maker ..Weeber… (in 1826 overleden!!!, Jan Eld.) die hier gewoond heeft het eerst aangeboden en naderhand verbeterd is. Nu zeg ik ook dat men in Holland geen toneel heeft om dit overheerlijke stuk na behoren uit te voeren; zoo wel de decoratien als de uitvoering waren overheerlijk. Men gaf eerst nog een klijne melodrama, maar in dit vak en in het dansen zijn zij agterlijk: ik heb niet een acteur gezien die na den heer Snoek geleek; en het dansen mag ook wel zoo wezen. Wij kwamen om 12 uuren tehuis en waren spoedig onder de dekens. Dinsdag den 5 Junij De voormiddags was het alleronaangenaamsten regenachtig weder, niettemin besteedde ik dezelve tot
de aankoop van eenige goederen en de verdere bezorging der zadels. No 35. Na de middag reed ik na Greenwich, waarvan ik in het begin van dit Journaal de verdere beschrijving beloofd heb, ziet hier dezelve. Karel de twee had dit gebouw voor een paleis bestemd en als zoodanig doen bouwen; maar in 1694 werd het tot het tegenwoordige einde gebruikt; zijnde na een hospitaal. Door Willem en Maria en gedurende de regering van George 2 geheel volmaakt. Het front beslaat eene ruimte van 865 Voet lengte. Het gebouw is van Witte Portlandsche steen opgehaald, en is in vier afdeelingen verdeeld als; van Koning Karel, Koningin Anna, Koning Willem en Koningin Maria deel. Tusschen de twee eersten is eene ruimte van 273 Voeten in ’t vierkant, het groote plein uitmakende, in welks midden een fraai standbeeld prijkt van George 2 door zekeren Rijsbach uit een enkel blok marmer gemaakt, hetzelve is ongeveer 10 Voet hoog en verbeeld die monarch te paard zittende. Aan de westzijde is het gedeelte van Koning Karel gelegen, en aan de oostzijde dat van Koningin Anna, met dat van Koning Karel corresponderende: Koning Willems gedeelte is versierd met eene volledige afbeelding of voorstelling van Admiraal Nelson’s dood door West in 1812. De schilderijzaal die zich in dit gedeelte bevind is zeer fraai en door Sir James Tornhill geEtabliseerd. In de koepel van de gang vindt men een extra fraai zeekompas: en beneden word het model bewaard van een schip zoo als men er een bij Rome in de 16 de Eeuw overwonnen heeft. Van uit de gang gaat men na boven tot de algemeene zaal, een prachtig vertrek van 106 Voet lang & 56 Voet breed en 50 Voet hoog, waarin veele schilderstukken. Uit deeze zaal gaat men na eene andere die eene verdieping hoger is; de welke niets anders bevat als oude wapenen Vlaggen Schilden etc. van Engeland Schotland, Ierland en Frankrijk. In het Mariadeel is de kapel, die vrij zeker een van de schoonste en prachtigste gebouwen is van de Griekse bouworder die men in Engeland aantreft. Dezelve is 111 Voet lang en 52 Voet breed, en kan duizend
menschen bevatten behalven de zitplaatsen van de Gouverneur en de direteuren van dit huis. In dezelve staat een fraai orgel op zes overschoone marmere colommen en is overigens rijk versiert met beeldhouwerswerk. Deeze kapel, de zalen, de eetkamer enzo ’s kan men voor een kleinigheid zien, het geld dat alzo ontvangen word en nogal aanmerkelijk is, word besteed tot onderhoud van de schoolbehoeften. Naast dit Hospitaal is een kleinder gebouw zijnde de Infermerie benevens heete en koude baden ten gebruike der zieken. Het Hospitaal kan 3000 menschen bevatten, behalve deeze zijn er nog 32000 bestedelingen, die naar gelang hunner gesteldheid van 4 ½ Lsh tot 27 Lsh jaarlijks tot hun onderhoud ontvangen. De kleeding van het huis bestaat in blaauw Laken: en deeze menschen ontvangen 1 Schelling ’s weeks voor zakgeld. De directie bestaat uit 24 directeuren, Een gouverneur en uit Luitenant Gouverneur. Iedere Zaaman moet een Schell ’s maands opbrengen tot instandhouding van ’t gebouw. Ook vind men te Greenwich Een gebouw genaamd Zeemans-rusthoff, naast de ingang van Greenwich Park: Het welk 800 Jongen en 200 meisjes kan bevatten die aldaar onderwezen en opgevoed worden: dit zijn allen kinderen van Zeelieden in ’s Konings dienst. Dit gebouw bestaat uit drie afdeelingen, als een middelgebouw en twee vleugels die later aangebouwd zijn. No 36. Een Quartier uurs gaans na de Landzijde staat het beroemde Observatorium op een berg: vandaar word de middagslijn der Zon waargenomen; onder deeze lijn liggen wij ook. Teruggekomen zijnde vond ik mijn vriend B op mij wagten en ik vernam alzoo dat de famielje E na eene Schouwburg waren die wij reeds gezien hadden verkozen wij om onder het uitrusten een pijpje op onze kamer te roken en nog na bed te gaan, want wij hadden beiden een drukke dag gehad. Woensdag den 6 Junij No 37. Reeds om 9 uuren begaf ik mij na de groote Brouwerij van de Heeren Meux & Reid & comp: Ongeloofbaar groot en fraai is dezelve: om een klein
idee te geven dient dat er dagelijks 800 Lsch of 9600 holl Guld aan belasting betaald word en dat hier ’s Jaarlijks 200.000 Oschoofden bier worden afgeleverd. Niettegenstaande dat alles door een stoommachine word bewerkt, die eene kragt heeft van 42 paarden, zijn er bovendien nog 150 werklieden en 70 paarden nodig ter vervoering in de stad. (want alles moet per as vervoerd worden alzoo er niet eene gracht is in London. Eene kuip heb ik daar gezien die de verbazende massa van 9000 Osch bier inhield; en de naam heeft van klarings kuip. In dezelve word de verzendingspoorter bewaard. Hij heeft de schrikbarende wijdte van 54 Voeten in diameter en in de 80 Voeten hoog,gemaakt van 4 duims Eike waageschot voorzien van 180 ijzerbanden die allen 2 a 3 duim breed zijn en ook zo ver van elkander liggen, dus om zoo te zeggen ijzersterk. Naast en rondom dit gevaarte staan nog 60 andere kuipen, allen van 300 Oschoofden van 3 d gr:riga, superbe om te zien, en het ongeloofbaarste van alles is, dat daarboven nog wel 20 kuipen staan van 250 Osch.n, niet op een zolder maar op verschrikkelijke zwaare balken en steene gemetselde kolommen,dat geeft een schrikbarend gezicht. En dat alles in 5 gebouwen die aan elkander grenzen en onder een dak, zoo dat men over-al droog voets kan gaan. (Ter herinnering. De schrijver George is Azijnmaker in Haarlem, dus is zéér geïnteresseerd in dit soort fabrieken!!)
Onmogelijk is het haast om te geloven, ten minste voor mij, ik stond alle ogenblikken van verbazing stil. Er zijn 3 Roerkuipen waarin in ieder 6 Last mout tegelijk kon worden geroerd en beslagen, door middel van eene machine daartoe gemaakt en dewelke op eene zeer gemakkelijke manier aan de groote stoommachines wordt vastgemaakt die alles doet bewerken. Alles is van ijzer en uitmuntend netjes gemaakt. De stoommachine staat in een apart afgesloten locaal, onder een koepeldak van spiegelglas, en op de trappen langs welke men naar het bovenste gedeelte gat, en die van witte Portlandsche steen gemaakt zijn, ligt een fraaije gangloper met koperen Roeden. Hier word
niet iedereen toegelaten en dezelve wierd mij dus door den vriendelijke eigenaar zelve, geopend en getoond tot in de kleinste bijzonderheden. Al het stande werk word hier door de stoommachine bewerkt. Ook vindt men er ook een moutmolen, die een rond jaar lang alle dagen in werking is: in dezelve zijn vier paar extra groote steenen. Dat de zakken door middel van de machine op en afgaan, zoo dat met maar even de strik behoeft vast of los te maken dit is geen wonder; maar dat het gemalen mout door eene tonnemolen naar boven word gemalen en de zakken tot op de derde verdieping vanzelfs vollopen, dit zal men doch wel niet veel gezien hebben. Nu dit heb ik tot mijne overgrote verwondering gezien gebeuren met het uiterste gemak en zonder stuiven hoegenaamd. Mijn vriendelijken geleider toonde mij alles aan, groot of klein: De koelbakken liggen boven op het gebouw, egter onder dak en in de manier als de branderbakken in Schiedam. Eindelijk kwamen wij boven op het gebouw dat wel een dorp gelijkt eene wandeling doen: men gaat altijd op lood of ijzer tusschen leunigen door. Op een hoek staat een aardig koepeltje van waar men een zeer schoon gezigt heeft over de Stad, en ook de omstreken zoude men kunnen zien, zoo de gestadige damp het niet verhinderde. Na den Heer Reidt voor zijn vriendelijkheid bedankt te hebben, waarover ik nog verwonderd ben, ging ik na den Heer E: ik had twee uuren in de brouwerij doorgebragt en dit waren zeker al van de aangenaamste die ik alhier heb gehad. No 38. Met Bijvoet en de meisjes E wandelden wij na de brouwerij van Withbread, die zeker een uur gaans was van de andere afligt. Dan, hier troffen wij het zoo goed niet, die man was lang zoo vriendelijk niet en het was met zeer veele moeite dat wij de machine te zien kregen en dit geschiedde eerst nadat hij zich had overtuigd dat wij vreemdelingen waren. Voor mij was dit van weinig belang, maar voor mijn vriend B en de meisjes veel, zij waren dus met mijne uitlegging tevreden: Nu de brouwerij hadden zij minder aan, want
dezelve is ook veel te lang(?) en de machine heeft maar 24 Paardekracht. No 39. Vandaar reden wij naar het kabinet van Miss Linwood, aan de Leicester Squàre gelegen, alweder in een ander eind van de Stad. Hier worden bewaard en tentoongesteld eene verzameling van 48 geborduurde Schilderijen groot en klein, benevens nog enige portraitten: vooral verdiend opmerking eene schilderij de H famielje voorstellende, deeze is fraai (en vooral voor de dames) om te zien. De maakster is nu 70 jaar oud en werkt nog dagelijks aan de verbetering van eenige stukken. Nu was er honger ontstaan bij ons, en deeze gestild hebbende was de tijd daar, No 40. om na de Schouwburg Covent Garden te gaan; deeze lag nu aan de beurt(?). Men gaf aldaar, Oberon, eene Extra fraaije Opera, ik meen uit het Fransch; die nog feel fraaijer is, dan de Freijschutz en meede door de verdienstelijken Weeber gecomponeerd. Ook hier was het als voren, een uitmundend fraai en smaak… versierd en prachtig verlicht gebouw: gepropt vol menschen, overheerlijke muziek, ferme zangers en het geheel nog fraaijer dan in Drury-Lane, ten minsten na mijn idee: met betrekking tot de decoratien, die zijn boven beschrijving fraaij. Dit gebouw, hetwelk in 1732 vernieuwd werd, brandde in 1808 geheel af: en het tegenwoordige wierd nog in het zelve jaar aangelegd en de eerste steen daaraan, wierd gelegd door den Hertog van Sussex, zijnde ’s Konings broeder, op den 31 Dec 1808; en het Theater werd geopend op den 18 Sep 1809 door eene Voorstelling van Machbeth. Het is in de Dorische order gebouwd, in de smaak van de groote tempel van Minerva te Athenen. Men rekent dat hetzelve 3000 menschen kan bevatten en gewoonlijk 900 Lsh opbrengt. Na deeze Opera gaf men nog twee andere stukjes: dan onze tijd bepaald zijnde om na Vauxhal te gaan verlieten wij de Schouwburg en reden de Heer Eldering enpassant afhalende na de Vauxhal.
No 41. Dit ligt naast de Theems over Vauxhal bridge. Het is in de smaak van Rotterdam aangelegd, maar staat in verhouding gelijk aan 1 tegen 10. Deeze inrigting is al zeer oud en heeft de naam ontleend van zekeren John Vaux, die in 1615 dezelve in eigendom had, zijnde toen maar eene zaal of Hall, waarin toneelvertoningen en danspartijen gehouden wierden. Vandaar dan ook de naam van Vauxhall die men nu aan alle diergelijke plaatsen geeft. Deeze tuin is van een verbazenden omvang, rond-om met prieeltjes die afgeschoten zijn, mits van voren open. Agt a 10 Voet binnenwaarts heeft men eene overdekte gaanderij van wel 28 Voet breed; deeze is met veelkleurige lampions verlicht, duizenden in getal. Aan de eerste hoek regts heeft men een open veld, waaragter een geschilderde tempel staat, en voor deeze wordt het vuurwerk afgestoken. Links omgaande zoo wat op de helft word de gaanderij, regts aan de buitenzijde afgesneden door een tweede gaanderij aan welks einde men in ’t verschiet het Landswapen ziet, dat zeer fraai geschilderd en kostbaar verlicht is en hier na toe gaande moet men door eene Eerepoort die meede allerfraaist verlicht is met veelkouleurige lampions in geribbelde glazen, dito is allerschoonst om te zien: deeze nieuwe gaanderij links volgende snijdt men het groote vierkant midden door en vindt alzoo aan de linkerhand een extra groot en allerprachtigst Orchest dat fraai verlicht is; bevattende een 60 tal goede muzijkanten waarbij eenige goede zangers en zangeressen, onder deeze zijn twee voor de comiek lofwaardig. Tegen over het orchest is de groote eetkamer, Paviljoen genaamd, hetzelve is boven 8 of 9 trappen en van voren open, rustende op colommen waar tusschen men de tafeltjes geplaatst heeft makende alzoo een Italiaansch lusthuis uit. Dit paviljoen met de daarnaast staande kl….kamer, keuken en nog een ander apartementje, beslaan m… een vierde van de omtrek; en eindelijk heeft men in het vierde gedeelte eene brillante danszaal met Loges voor den aanschouwers, en alzoo
men in Engeland veel van Schotsche danssen houdt, zoo bestaat dit orchest ook uit zulke muzijkanten. En eindelijk heeft men nog eene gaanderij in den smaak van grotwerk; daar kan men desnoods zijne consientie onderzoeken of van Liefde spreken: dit laatste geloof ik dat het wel het meest gedaan word, ten minste de plaats maakt het zeer gemakkelijk. Alzoo het ongewoon koud was, en nogal stevig waaide, waren er nu maar … weinig menschen: om de gelegenheid van het locaal te bezien was dit juist wel goed; maar nu kon men de fraaije wandelingen die er zijn niet bezien, want dat gedeelte was uit hoofde der harde wind niet verlicht; er was alzoo niet anders verlicht dan het geen van de wind af was. Tegen de koude voeten versterkten wij ons met een goed glas punch, waarna wij in ons rijtuig plaatsnamen tot voor de deur van ieders Logement. Donderdag den 7 Junij Mijn vriend B nog eenige zaken te doen hebbend in Regent Street, en in die polder onze passen moetende halen, ging ik meede om nog eens dat fraaij gedeelte te zien;en ik kan alweder mijne verwondering niet genoeg daarover te kennen geven, zoo fraai is het daar, want men moet in ’t oog houden, dat een jaar 2, 3 zeker 600 huizen in dit gedeelte van de stad zijn aangebouwd, waaronder veele zeer prachtige en ook verscheidene straten na eene vorm. Bij die gelegenheid dan leidde onze weg ons langs een ander gedeeelte van St. Jamespark alwaar ik een stuk geschut gezien heb van verbazende lengte en dikte; dit hebben de Engelschen in Egijpte veroverd. Na een eindeloos wagten van 2 uuren, bekwamen wij dan doch een bewijs dat onze pas gevisiteerd was, en eene aanwijzing waar dat wij dezelve moesten halen. Vandaar reden wij met eene diligence tot aan het … No 42. West Indische dok: en digt bij hetzelve hielden wij ons middagmaal, in een kapiteins Logement. Of het door den honger veroorzaakt werd, weet ik niet, maar wij hielden dit voor een der beste
maaltijden die wij in London gehad hebben. Goed voorzien zijnde, wandelden wij dan na het Dok, Dit was het grootste van allen; (ik zoude wel haast gezegd hebben van de geheele wereld) nu eene verbazende menigte van schepen lag in het zelve en de drukte was zoo als men zich voorstellen kan, niet gering. Het is zijne opkomst verschuldigd aan de Kooplieden op dat werelddeel handelende: en volgens zekere acte in 1799 gemaakt, moeten alle voortbrengselen uit dat Land komende en te London moeten verblijven, in de daarbijzijnde magazijnen gelost worden. Het dok is in twee deelen verdeeld; het eene voor de schepen die binnen komen om te lossen en kan er 300 bevatten: en het andere die voor de schepen die geladen worden en uit moeten zeilen, en dit kan er even goed 200 bevatten. Welk eene schrikbarende ruimte. Het gedeelte van 300 schepen wierd in 180? Begonnen, en juist 1 ½ jaar daarna voer het eerst schip in: en het andere is in 1805 begonnen en voltooid. In de verbazend groote magazijnen waarmede deeze dokken ombouwd zijn moeten de goederen zoo lang gedeponeerd blijven tot dat de regte er van betaald zijn. De plaats waar deeze dokken gebouwd zijn, word het Doks Eiland genaamd, en de rivier in takken daardoor vlietende maakt bij een verval van 21 Voet water het uitmalen bijna geheel onnodig. Om een klein idee te geven van den handel die hier gedreven word, dient dat er nu reeds 180.000 Lsh zijn afgelost van de som die het gekost heeft en ieder schip hoeft maar weinig te betalen. No 43. Daar huurden wij een bootje, die hier altijd gereed liggen en lieten ons roeijen na de Thames Tunnel (weg onder de Teems). Zoo als veel al het geval is in zulke omstandigheden; niettegenstaande wij bevreesd waren niet toegelaten te zullen worden ter bezichtiging, voedden wij nogtans de hoop daartoe: dan, het was mis. Noch wij, noch niemand van allen die er op dat ogenblik met hetzelfde oogmerk als wij gekomen waren, werden gepermitteerd. Geen voorwendsel kon baten want er was een man om op te
passen dat het werkvolk niemand binnenliet en die vriend liet zich niets wijsmaken. Eene hem aangeboden Guinje werd van de hand gewezen. Wij waren dus genoodzaakt om, door een reet van het Schuthok na de machine te zien, waarmede men het water zoude uitpompen, maar ook hier zagen wij niets dan eenige raderen. De onverzettelijke man noodzaakte ons alzoo met onverrigte zaken terug te keeren. Goed een derde gedeelte is geheel klaar benevens de ingang. Slechts de lengte van 5 Voeten verder komende dat is de grond weder vast. Tot bevestiging van de grond boven het ingespoelde gat, heeft men verscheidene zeilen op elkander laten zinken en dat op eene zoo ferme manier dat zoo het gat niet te groot is geworden, er veel hoop overblijft dat zij het meester zullen worden: toen wij er langs voeren was men bezig met het ingooijen van allerlei zwaare Specie, die gedeeltelijk uit het nieuwe Catharina Dok gehaald werd; dit ligt er vlak tegenover. Vandaar voeren wij na de Stad en vlak voor het London Dok, ligt een fraai schip, dat men het…. No 44. Chapel of Kerkschip noemt. Dit is expres gemaakt om tot eene kerk te dienen voor die matrozen welkers Schepen te ver van de Stad liggen om aldaar hunne Godsdienst waar te nemen: het Schip is dus ook van binnen als eene Kerk gebouwd en kan met gemak 1000 menschen bevatten; die zijn er dan ook dikwerf in, want veele steedelingen maken er uit nieuwsgierigheid gebruik van. Van daar lieten wij ons roeijen tot aan den London bridge; en na een vriendelijke pijp gerookt te hebben in ons Logement gingen wij vroeg na bed om uitterustten: en de schade van de Vorigenagt in te halen. Vrijdag den 8 Junij De laatste dag van ons verblijf in London hebben wij ook zooveel mogelijk goed besteed als volgt: vroeg wakker zijnde stond ik op en zettede mij aan het bijschrijven van dit verhaal, waarmeede ….eenigzins ten agteren was geraakt: dit gedaan zijnde wandelden
B & ik na het Costum house om onze passen te halen. Bijna had ik in London moeten blijven want mijne pas was niet te vinden, eindelijk ja daar kwam hij voor den dag uit een ander pak papieren: ons geduld wierd alzoo weder op de proef gesteld want het duurde lang. Van daar huurden wij eene boot en lieten ons, onder het rooken van pijpje roeijen, tot aan het …. No 45. London Dok. Bij die gelegenheid passeerden wij een Stoomboot, die nog kort geleden uit Lissabon was aangekomen en spoedig weder vertrekken zoude: men spreekt daarover als of wij na Amsterdam zoude varen. Nu kwamen wij aan het Dok dat vooral bijzondere opmerking verdient om de nette bouw order die daar is. Het is in dezelfde smaak gebouwd als het West Indische. In Junij 1802 werd de eerste steen er toe gelegd en in Januarij 1805 voer het eerste schip er in. Het kan 500 schepen bevatten, en heeft nog een klein Dok om de Schepen te calfateren. Aan de noordzijde zijn groote en fraaije pakhuizen en bergplaatsen gebouwd, als mede een enorm groot Tabaks magazijn. De groote menigte van deelnemers bij het aanleggen zijn oorzaak dat het Capitaal zooveel grooter is als het nodig was. Het bedraagt nu 2,200,000 Lsh en het gouvernement betaald aan de dierectie alle jaren 15,600 Lsh voor pakhuishuur van het groote Tabaks magazijn. Weder in ons Logement gekomen zijnde, pakten wij onze koffers en daarna hielden wij met de famielje E, die intusschen van hun uitstapje geretourneerd waren, ons laatste middagmaal tesamen in ons Logement: vrij levendig was het gesprek gedurende de maaltijd en alzoo de rekening van onze vertering aldaar tot ons bijzonder genoegen uitviel, kon er nog een extra flesje Chery Wijn op overschieten, veel haden wij gezien en verscheidene genoeglijke uuren met elkander doorgebragt en wij waren dus regt vrolijk. Na den maaltijd ging ik met de dames nog eenige noodzakelijke koopjes doen en begaven ons toen ten huize van de heer Vink, alwaar wij nog een vrolijke avond doorbragten tot 11 Uuren. Onze vriendelijke en voorkomende gastvrouw voor dit
en meerdere gulle vriendschaps bewijzen, hartelijk bedankt hebbende, namen wij afscheid en begaven wij ons na onze Logementen. Zaterdag den 9 Junij Reeds vroegtijdig waren wij op en ons aangekleed hebbende lieten wij tegen zeven Uuren een koets komen, die ons, de Heer E en famielje in passant afhalende, naar de stoomboot bragt. De Heeren Vink gaven ons convooi tot op de boot en vertoefden zoo lang tot dezelve afvoer: andermaal dankzegging, recommandatie & etc. en eindelijk adieu London. Alzoo ik vermeen de opvaart van de rivier in ’t begin van dit verhaal genoeg beschreven te hebben, wil ik mijne vrienden met de herhaling daarvan niet lastig vallen. Het volgende zij dan genoeg en diene tot besluit. Met de Stoomboot, de Koning der Nederlanden voeren wij dan des morgens 8 Uuren van London, en kwamen onder het genot van allerfraaiste weder en zonder eenige noemenswaardige voorvallen, des namiddags ten 5 ½ uur op de hoogte van Margàt… zijnde de laatste plats voor men in zee komt; egter de Zee was zoo vlak dat men er wel op schrijven kon: (iets dat ik niet begrijpen kon, mogelijk te zijn). Met mooi weder kwamen wij dus in Zee, er was geen windje en zoo … negen Uuren na kooi; want wij hoopten des morgens … vroegtijdig genoeg op te zijn ten einde de zon te zien opkomen, dan dit was alweder mis. Nadat de maan was opgekomen begon het fiks te waaijen, … tot 3 Uuren des nachts nog redelijk was, maar met de … zon verhief zich de wind, zoo dat het om 4 Uuren al een fikse noordoosteblazer kon genaamd worden waardoor de Stoomboot vrij wat beweging kreeg. Toen was er nog maar een passagier op het dek, buiten mijn persoontje; alwaar dan, ieder met een verrekijker gewapend naar Land uitzagen: dit ging egter ook zoo spoedig niet, want wij hadden wind en stroom, beide tegen en avanceerden ons weinig. Van tijd tot tijd kwamen de passagiers op het dek, uit benauwdheid van de zeeziekten die hun de Kooijen deed verlaten; zij betaalden dan ook allen, ofschoon niet vrijwillig, de
gewone tol aan die lastige maander. Ik alleen had het genoegen om niet Zeeziek te zijn en rookte bedaard mijn Duitsche pijpje, en gebruikte met smaak een Hollandsch bittertje ter ontnugtering. Mijn vriend B lag in de kooi gerust te slapen en had dus geen hinder van de ziekte, maar allen die opgestaan waren betaalden tol aan de zee. Mijn vriend E en deszelfs dogter Jansje kregen maar eene kleine vermaning, maar Aletta sprak gedugte lange woorden. Tegen 8 Uuren wierd de Hollandsche kust de Goeree genaamd eindelijk zichtbaar. Juist agter de hoek van de Goeree zagen wij een groot drie mast Oost Ind. Schip op de wal zitten, hetzelve is daar op 5 Junij opgezeild, niettegenstaande er twee Loodsen aan boord waren. Het is geheel met coffij geladen van Reekening van de Heeren Suermond en Zoon te Rott.m. Egter in Engeland geassureerd. Om half een legden wij aan den Briel bij, om de heer van Ommeren, (directeur van de Stoomboot) benevens eenige andere passagiers op te nemen. Jan van Ommeren begon rond 1827 een maildienst tussen Engeland en Hellevoetsluis/Rotterdam. Hiervoor gebruikte hij Engelse schepen, ingericht voor passagiers, goederen en vee. Eén van deze schepen was de 'steampacket' "King of the Netherlands", gebouwd in 1821. Dit schip is ook terug te vinden in het Lloyds Register van 1827. zie hierover o.a.: A.W. Schwab, 150 jaar Van Ommeren: mensen maken geschiedenis (1989). In de Rotterdamsche Courant van 28/02/1827 en 14/04/1827 is volgens dit boek e.e.a. terug te vinden. Afbeeldingen van het schip hebben we niet.
Gemelde Heer moet aldaar de Stoomboot inklaren. Aan onze linkerzijde lag toen ten anker de Stoomboot, de Koningin de Nederlanden, die om 8 Uuren van Rotterdam gevaren was, dezelve was te zwaar geladen, om met laagewater over de bank te kunnen komen. Zonder verdere voorvallen kwamen wij alzoo des namiddags om 2 Uuren te Rotterdam aan: en hoe aangenaam goed dat wij het ook gedurende onze belangrijke reis naar, en verblijf in die groote wereld Stad gehad hadden: heetten wij elkander doch hartelijk Welkom in het dierbaar Vaderland. Na het visiteren van onze bagage waarmede men hier te lande zoo streng niet is, huurden wij een rijtuig waarmede wij des avonds om 11 Uuren in de armen van onze famieljes hartelijk ontvangen werden.
-----------------------------------------------------Voor wie nog belangstelling heeft om verder te lezen, volgt hier nog de Beschrijving van de St. Paulus kerk door George. Dit staat als sluitstuk in zijn reisverslag. George beschrijft tevens een stuk geschiedenis verwant aan deze kerk. En dat is mooi meegenomen om eens te vernemen!!! En nogmaals, geniet van zijn taalgebruik en schrijfstijl.
No. 56 Beschrijving Van St. Paulus, Hoofdkerk van London Motto “Den Heere zeide aan Salomon, ik heb de gebeden en de verzuchtigingen gehoord, die gij voor mij gedaan hebt. Ik heb het huis dat gij gebouwd hebt om mijnen naam te Vereeren, geheiligd en mijne geest en oog zullen daar altijd tegenwoordig zijn. Dit prachtige gebouw is de Zuiverste Grieksche Stijl, daar gesteld op eene hoogte aan de noordzijde van de rivier de Theems op dezelfde plaats, waar eertijds in Majestueuze pracht de oude Gottische hoofdkerk pronkte: dewelke door de noodlottige brand in 1666 instortte. Na veele ijdele pogingen om het eerwaardige gebouw te herstellen, wierd eindelijk besloten om alle de bouwvallen te slegtten, en op te ruimen, en daarna werden in 1675 de fundamenten voor de tegenwoordige hoofdkerk aangelegd, volgens plan en tekening van den Heer Christ Wren, die het geluk heeft gehad, zijn werd geheel voltooid te zien. Volgens de manier bij de eerste Christenen is het eene Kruiskerk, van binnen met twee reeksen van Kolommen maken alzoo een ruim en twee zij-vleugels uit, zoo als men gewoonlijk eene Kerk bouwd. Derzelve geheele lengte is 500 Voeten, de breedte van het Noorden tot het Zuiden door de Vleugels is 285 Voeten: en den geheelen omvang beslaat eene ruimte van 2 morgens land. Derzelve staat in een der beste gedeeltens der wijk Castle Baijard, en onder het kerspil van St. Gregorius St. Faith. Het geheele Kerkhof rondom hetzelve, is afgesloten door een Ijzerhek van wonderbare schoonheis, en heeft meer dan 11.000 Lsh gekost. Het getal der zich daarin bevinden
staven, bedraagt meer dan 2500, ieder 5 Voet 6 d.m hoog. Op het West-einde van het Kerkhof staat een beeld, de Koningin Anna voorstellende, in welkers Regering de kerk voltooid werd. De afbeeldingen aan de voet van de pedestal waarop hetzelve staat, zijn leenspreukig uit haare heerschappij over GrootBretagne en Iierland, Frankrijk en America. Tusschen Engeland en Frankrijk is een schild met ’s Konings wapen. Deeze wonderbare groep is het werk van Francis Bird. Het West front van de kerk dat naar de kant van Ludgate Hill staat is uiterst prachtig. De verhevene overdekte gaanderij tot de hoofd ingang leidende, bestaat uit 12 kolommen van de Corintische order, met eene opper-gaanderij van 8 kolommen van eene zamengestelde order, eene driehoekige voorgevel onderschragende: waarop de geschiedenis van Paulus bekering is voorgesteld, door Bird gebeeldhouwd. Op de top van de gevel staat het standbeeld van den H Paulus aan wien de Kerk is toegewijd; aan zijne regtehand naar het Noorden, onderscheidt men St. Pieter door een haan; St James is aan zijne linker hand geplaatst in pelgrims gewaad. Deeze beelden zijn 11 Voet hoog. Op de Noord en Zuidweste hoeken van de hoofdkerk, zijn twee opene torens, van eene ligte doch fraaie bouworder, ieder met een koepelvormig dak op colommen rustende, en versiert met een vergulde pijnappel op den top. In de Zuidertoren is de klok voor het Uurwerk en de noorder is tot een klokkenhuis ingerigt. Voor het Wester front van deeze torens zijn de Vier Evangelisten in eene zittende houding voorgesteld, benevens hunne onderscheidingsteekenen. Eene half circel vormige gaanderij leidt naar de groote noorder deur, of ingang naar de Vleugel, waarboven een afbeeldsel is des Koningswapen voorstellende door Engelen ondersteund wordende. Eene zeer merkwaardige gebeurtenis word er hier omtrent verhaald toen de Heer Ch Wren de grootte van de Koepel bepaald had en het middelpunt wilde daarstellen, gebood hij een werkman om een vlakke steen aan te brengen vanuit de puinhoop ten einde tot een rigtsnoer voor de werklieden te dienen. Zoo
gebeurde het dat hij juist een stuk van een grafsteen aanbragt, waarop van het geheele grafschrift alleen het woord Resurgam (ik zal verrijzen) was overgebleven. Het Zuiderfront van de hoofdkerk is gelijkvormig aan het noorder, uitgezonderd het afbeeldsel, dat een Phoenix voorsteld uit de vlammen opkomende, het werk van Gabriel Cibber; onderaan staat het veelbetekenende woord Resurgam. Het Oosteinde van de Kerk is half Circelvormig, van volmaakter bouworde dan het overige van het gebouw. De letters WM in eene krans van Palmtakken bevat, met eene Keizerskroon er boven, herinneren aan de vereende regering van Willem en Maria, onder welke dit gedeelte van de hoofdkerk voltooid werd. Vier massive steene kolommen, ieder meer dan 40 Voet in ’t vierkant, vormen het voornaamste steunpunt van de verbazende Koepel, die in fraaije en pragtvolle evenredigheid oprijst, daar waar de hoofdlijnen van het kruis elkander overspannen. De Koepel is omringd door eene Kolonnade en gedekt door een lantaarn-dak waarop een aardkloot geplaatst is. (Jan E en zijn vrouw hebben in 1971 de 627 treden beklommen!) Op den top van geheel staat het teeken van het Christendom. De kerk door een van de Wester deuren ingaande, vindt men aan de Regterhand de trap in den toren en aan de linkerhand het klokkenspel. Naast dezelven zijn, de Kerkenraadskamer en de Morgenkapel. In de eerst gemelde houdt den Bisschop van het Sticht zijne vergaderingen; en in de tweede word dagelijks de Godsdienstoefening gedaan, (behalve des Zondags) des morgens ten zes Uuren in de Zomer en ten Zeven Uuren des Winters. Eene groote marmere doopvont staat tusschen de tweede Zuilenrij van de Zuidertrans; maar den doop word zelden of ooit in de hoofdkerk toegediend. In de groote noordwester trans is de Lord Major’s kerkenkamer; in de Zuidooster trans die van den Domdeken, en die van de mindere Kanunniken is in de noordooster trans. In de zuidwester trans is een
houte wenteltrap, langs welke men op eene zeer gemakkelijke manier naar de ijzere gaanderij wordt geleid, staande op een balkon op de hoogte waar de Koepel begint. Deeze gaanderij word de Wispeling Gaanderij genaamd, uit hoofde der buitengewone terugkaatsing van het geluid, die aldaar plaats heeft, te veel bekend om herhaald te worden. Van dit punt is het gezigt in de kerk, de koepel en de lantaarn heerlijk schoon, en van hier worden de schilderstukken door James Tornhill vervaardigd op hun beste standpunt gezien. Dezelven stellen voor, de voornaamste gebeurtenissen in het leven van St. Paulus. Zoo als bijvoorbeeld zijne wonderbare bekeering enzv. Dezelfde trap heeft gemeenschap met de gaanderijen boven de noorder en zuider vleugels alsmeede leid derhalve naar de boekerij. Het klokkewerk verdiend dubbels de aandagt van de nieuwsgierigen. De Heldere klank van de klok die op ’t heele Uur slaat, is zeer goed te onderscheiden van alle de anderen in de stad, en is dikwerf op 20 mijlen afstand gehoord geworden. Deeze word ook gebezigd om het overlijden aan te kondigen van een lid der Koninglijke famielje, Lord Majoor, den Bisschop van Londen of den Domheer van de Hoofdkerk. Dezelve weegt 11472 ??, en deszelfs omtrek is 57 Voet en de minuutwijzer is 8 Voet lang. De Monumenten en standbeelden die naderhand zijn daargesteld, ter eere van luisterrijke daden, hebben de pracht der Kerk nog verhoogd. Het eerst opgerigtte is ter eer van John Howard in het Jaar 1796 en nog veele anderen teveel om op te noemen. De Graftombe van Chr. Wren den bouwmeester van de Kerk staat daar waar voormaals het groote altaar gestaan heeft. Het is buiten mijn bestek alle gedenktekenen na rang op te noemen, liever gaat ik dus voort met de verdere beschrijving der geschiedenis van deeze Kerk. Reeds vroeg wierd de Christelijke Godsdienst in Bretagne voortgeplant, en volgens eenige vrij aannemelijke overleveringen, wierd dezelve het eerst
gepredikt door den Heidens en ?? Apostel aan wien de hoofkerk is toegewijd. Ongetwijffeld bloeide dezelve onder de Britsche Monarchen diertijd, en in de tweede Eeuw was Londen eenen Aartsbisschoppelijken zetel. De eerste hoofdkerk, was gebouwd op de plaats van de romeinsche legerplaats, en in de derde Eeuw gedurende de Diocletiaansche vervolging gesloopt en herbouwd op de oude fondament naar het plan van den Heer Christ Wren, onder de Regering van Konstantijn den Grooten. De Godsdienst van en het bestuur over de Britsche Inwoners werden naderhand geheel hervormd door de Anglo Saksen; maar deeze Afgoden dienaars door de predikingen van Augustinus bekeerd zijnde, herstelde men de Christen Altaren, en, volgens de getuigenis van Dugdale en andere Schrijvers, herschiep Koning Sebert, den cijnsbaren Koning der Oost Saksers, den tempel van Diane in eene Domkerk, in het begin der 7e Eeuw, en gaf aan den Bisschop het Kerkelijk regtsgebied over zijn geheele onderkoningrijk, dat gelijk stond van grootte met het tegenwoordige Bisdom van Londen. Ethelbert zijn overheerscher begiftigde den Bisschop en het Klooster met de heerlijkheid Tillingham in Essex, dewelke de opvolgers behouden hebben, alsmede 3000 morgens Veenland aan de overzijde van de Stadsmuur gelegen; het grootste gedeelte daarvan is in Wereldse handen overgegaan. Maar de bekeering der Stedelingen vorderde zoo weinig, dat zij na het overlijden van Koning Lebert hunnen Bisschop, Mellitus genaamd, verdreven; en tot hunnen Afgodendienst terugkeerden. Den Zetel bleef dus gedurende 38 jaren onvervuld. Cedda of Chad, wierd in 653 als Bisschop gewijd, maar gedurende zijn kortstondig bestuur, kon hij maar weinige vorderingen maken tot herstelling van het Christelijk geloof. Hij overleed in de provincie Northumberland, aan eene pestziekte welke 29, van de 30 Broeders, die hem derwaarts gevolgd waren in het graf sleepte. Den eenigen overlever was een jongeling; en het schijnt dat de Oost-Saksers gedurende het grootste gedeelte van de Eeuw zonder beheerscher zijn geweest. Erkowald, de 4den Bisschop,
verkreeg de Pauselijke bekragtiging over de voorregten zijner Domkerk, en zijne gulhartige Weldaden hebben zijnen naam onder de Engelsche Heiligen doen opnemen. Hij overleed omtrent het jaar 686 en de geschiedenis van den Zetel is gedurende de twee volgende Eeuwen alleen een naamlij???. Gedurende de beroeringen der Zevenhoofdige regeering, en de daarop volgend verwoestingen door de Deenen aangerigt behield Londen eene ondergeschikte rang, en is zeldzaam in de geschiedenis vermeld. Londen werd in de 9de Eeuw door het vuur verteerd, en onder de regering van Alfred de Groote herbouwd zijnde, wierd hetzelve door hem onder het bestuur zijner Dogter, de vermaarde Ethelfleda, gesteld, als een gedeelte van het onderkoningrijk van Mercia. Eduard, de opvolgende beheerscher, trok de opkomende Stan onder zijn eigen Regtsgebied; maar het is aan Athelstan, den doorlugtigen Zoon van Alfred dat de hoofdtak van het Brittischerijk, voornamentlijk haare grootheid ter zee en des koophandels te danken heeft, door zijne buitengewone voorregten aan de ondernemende Kooplieden vergund. Ter aanmoediging van den Koophandel maakte hij eene wet, waarin onder anderen bepaald werd, dat ieder Koopman die drie voordelige zoude doen over de groote zee, met een Schip en lading voor zijne eigene reekening, tot de waardigheid van Thane zoude optreden. Athelstan kan aangezien worden als herstelder, zoo niet als stichter van de Domkerk; en aan hem zijn de leden van deeze Koninklijke inrichting dank verschuldigd, als aan hunnen besten weldoener. Den vermaarden Dunstan was voorzitter over dit Bisdom gedurende de roemvolle regering van Edgar, en en verkreeg nieuwe bezittingen met volledig voorregten van zijnen Koninklijken vriend en meester. De Regering van zijnen opvolger Ethelded II was even rampzalig ten opzigtte der Kerk als tot de natie, maar hij begeerde dat zijne stoffelijke overblijfselen zouden worden bijgezet in de Hoofdkerk van die Stad, dewelke hem getrouw was gebleven in
zijne grootste wederwaardigheden; en aldaar werd zijnen Zoon Eduard gekroond. Can??te den Domheer was een waarvoorbeeld van eenen woesten Oorloger, door de zachte invloed van den Godsdienst, tot een volmaakte Prins herschapen. Hij onderscheidde zich als eenen beschermer van de geestelijkheid, en betoonde eene bijzondere genegenheid voor St. Paulus, alwaar hij het Bisdom begiftigde. Het paleis van dezen Monarch stond aan den oever van de Teems en besloeg de zuidWester vleugel van de oudeStad. Deeze plaats wierd naderhand genaamd, Castle Baijard Ward, naar den Normandischen eigenaar van dat goed, eene naam die hetzelve altijd behouden heeft. St. Paulus hoofdkerk deelde alzoo in de godvrugtige vrijheid van Eduard den belijder; maar haar eige gestigt, het Klooster van St. Peter, nu Westmunster abtdeij, wendde ’s Konings bescherming veel af van de oude hoofdkerk van de Stad. In Ao.Do. 1088, verkeerde de Stad geheel in een puinhoop door eenen brand, en de herbouwing van de hoofdkerk naar het plan van Maurits Bisschop van Londen, weird daarna met groote pragt begonnen en zijnen opvolger Richard de Belmeis voortgezet, die het werk met zooveel ijver doorzette, dat hij zijn geheele Bisschoppelijke inkomsten besteedde tot den opbouw. Aan de volgende Prelaat vergunde Hendrik I de bouwstoffen van het naburige Paleis of Kasteel voornoemd, om daarmede de Kerk te herbouwen, en gaf de gragt aan de noordzijde van het Kasteel om daardoor het Kerkhof te vergrooten. Behalve deeze giften Van Koninklijke mildadigheid deden ontelbare weldoeners vrijwillig giften aan God en de Kerk van St. Paulus tot welzijn hunner zielen; en deeze erkentelijke Godsvrugt gevoegd bij de onderstand van hunne medeschepselen, kochtten de gebeden van de Kerk door milddadige aalmoessen aan den armen. Het getal der lieden die uit deeze inkomsten onderhouden wierden, was zeer groot.
De Domkerken en Kloosters waren veel van dezelfden oorsprong, en hadden veel overeenkomst met de tegenwoordige hoogeschoolen; zij waren meestal van de Benedictijner orde. In veel opzigten, en zoo wij liefdadig mogen hopen in de meesten waren zij, de verblijven van ernstige doch dweepachtige Godsvrugt de kweekscholen van onderwijs en de zetels van milde herbergzaamheid. Derzelver inwoners waren van de minste onwetende en de minst ondeugendsten uit eene duistere en ongebondene Eeuw. De oude inrigting van St. Paulus, in deszelfs Kloosterlijken Staat, bestond uit een Bisschop, 30 kanunniken en 12 minderebroeder: 30 onderpredikers werden er naderhand bijgevoegd als plaatsvervangers voor de absente kanunniken. Deeze hadden allen de priesterlijke waardigheid, en verdeelden onderling de afwisselende dienstpligtten: als de viering der Godsdienstige Oeffeningen, het verzorgen der zieken, het onderwijs der jeugd, de vertaling van boeken, het bestier hunner inkomsten en de uitdeeling der aalmoessen. Hierbij waren nog de Choor kinderen, de jongelieden die tot het Priesterschap wierden opgeleid en veelvuldige minderebroeders en bedienden. Het hoofdbestuur behoorde aan den bisschop; in het oppervoogdijschap van alle de gestigtten in het Bisdom, zoo werd een Domdeken aangesteld, om opperhoofd van het Choor te zijn, en aldeszelfs innerlijke zaken te besturen en te regelen; in welkers handen vervolgens het bestuur van de hoofdkerk altijd gebleven is. De rang van voorzanger was de naastvolgende aan die van den Deken. Het was zijnen pligt het oppertoezicht te houden over de Zangers en Choristten, en den Choordienst te bestuuren en te regelen. Den Kanzelier van de hoofdkerk is verpligt tot het houden van Godsdienstige voorlezingen, moet eenen letterkundigen meester kiezen voor de Choristten, en om als Secretaris van het Kapittel te dienen. Deeze waardigheid bestaat nog, doch de daaraan verknogtte verpligten zijn naar men zegt buiten gebruik. Het amt van Schatbewaarder vereischt geene nadere uitlegging.
Den domdeken, den Voorzanger, den Kanzelier en den Schatbewaarder, zijn waardigheden van de Hoofdkerk. In het getal der Kanunniken is geene verandering geschied. Zij waren van de Benedictijner order, en het schijnt dat zij gedurende eenige Eeuwen een Kloosterlijk leven geleid hebben; zij waren altijd in de Kerk of in hunne Cellen, en wierden geregelde Kanunniken genaamd. Maar naderhand werden hun eenige landerijen van den Kerkelijken Staat aanbeveeld, waarna zij van tijd tot tijd na elders zijn vertrokken, en waren alzoo uitgesloten van de algemeene inkomsten, die verdeeld werden onder die geene dewelke voortdurend daar bleven en hunne kerkelijke bedieningen waarnamen. Het getal der aldaar wonende kanunniken was veeltijds onbepaald; maar sedert den Hervorming bleef het op 4 bepaald, den Domdeken daaronder begrepen, die hunne maandelijkse beurten hebben van Prediken. Van de overblijvende Domheeren werd geene andere dienst gevorderd, dan om de dienstpligtten voortelezen bij hunne aanstelling en tenminste tweemaal ’s Jaars te prediken. Van de vervulling der laatst gemelde, onttrekken zij zich dikwerf door het zenden van eenen gevolmagtigden plaatsvervanger. De 12 mindere Kanunniken zijn hunne instelling gelijk gebleven. Zij wierden aangenomen onder de naam van Wagters en Collegie van Minderbroeders, door Richard II die hun met landerijen begiftigde behalven de vegunningen die voor algemeene kosten van de hoofdkerk door Anglo-Saxische Vorsten waren gegeven. De Parochijkerk van St. Gregorius, naast St. Paulus, wierd voor hun in gereedheid gebragt door Henfdrik VI. Op eene Collegievcantie genoten zij het voorregt om twee candidaten te benoemen, waarvan den eenen door den Domdeken en het Capittel moest gekozen worden. Eene goede stem, behoorlijke kennis van de toonkunst, en een onbesproken levens gedrag, waren de hoofdvereischten die gevorderd werden. De onderpredikers zijn nu leken, en tot op 6 verminderd.
Het oorspronkelijke gebouw bevatte alzoo een aantal kapellen en altaren, waarin dag en nagt altijd de mis gedaan werd voor de overledenen door Priesters, die onder eene Kloosterwet stonden geheel onderscheiden van het Capittel en het Choor. Deeze en veele andere bijgelovige Godsdienst waarnemingen zijn bij de Hervorming geheel afgeschaft. De regering van Hendrik VIII en zijne onmiddelijke opvolgeren, onderscheide zich door eene ongevoelige verwaarlozing en eene brooddronkene verwoesting der kerkelijke gebouwen, en de eerwaardige domkerk van de Hoofdstad geraakte spoedig in verval. Dezelve wierd geheel ontheiligd door de heiligschende uitzinnigheid van de 17 Eeuw, en naauwlijks was dezelve opnieuw ingewijd ter Godsdienstoefening, na de herstelling van Karel II toen er eene noodlottige gebeurtenis plaats had die de geschiedenis van het oude gebouw besloot. Op Zaterdag avond van den 2 Sept 1666 barstte eene geweldige brand uit op de plaats door het gedenkteken aangeduid en vereeuwigd, en vernielde met ontembaarheid, de houten huizen en de enge Straten van de hoofdstad. Twee vuurkolommen, vernielden van twee kanten St. Paulus Kerkhof, op de daaraan volgende maandag namiddag. Het gewijde gebouw stond nog een korte tijd ongeschonden tusschen de vlammen, maar de belendende huizen vuurgevat hebbende, ging dit over tot het dak van de Kerk en in weinige Uren was al het brandbare vernield. De muren en de torens bleven in ontzagwekkende grootheid staan, meer dan 3 ½ morgens land insluitende; en den oudheidkundigen, die, overwegende de uiterste moeijelijkheid waarmede het slopen der overblijfselen van dit gewijde gebouw gepaard ging, moet onvermijdelijk spijt gevoelen dat deeze grondleggingen, die gedurende een tijdvak van 1000 Jaren ongeschonden waren gebleven, niet gebruikt zijn geworden als plattegrond van het nieuw te makene gebouw. Dit gevoelen word echter niet aan den vreemdeling medegedeeld, die, het edelege gedenkstuk
beschouwt, de nationale smaak en luister. De commissarissen die aangesteld waren om het opzigt te houden over deeze belangrijke onderneming, gaven last aan den heer Christ Wren, dat hij eene teekening zoude ontwerpen fraai en groots, en in alle delen gepast en ten genoegen van de Stad en de natie: met de verzekering dat er dan geld genoeg zoude opgebragt worden om een prachtig gebouw daar te stellen. Gedurende eenige tijd werd dit plan nog door het Landvolk teleurgesteld. Dan den eersten Steen werd eindelijk gelegd en wel op den 21 Junij 1675, in de regering van Karel II, toen Dr. Hendrik Compton Bisschop van Londen was, en Dr. Lancroft Domheer van St. Paulus hoofdkerk; en de vrijwillige bijdragen van het algemeen gevoegd bij een kleine belasting op de steenkolen, stelde den bouwmeester in staat om zijn groot werk in 1715 te voltooijen. Het Choor was voltooid en ingewijd op den dankdag voor de Meede van Rijswijk 2 Dec 1697. Van dat tijdstip tot op den huidigen dag, zijn de plegtigheden en Godsdienstoeffeningen daar altijd gehouden zonder eenige verhindering. “Het is merkwaardig dat deeze kerk binnen de 40 Jaren begonnen en afgemaakt is, onder Een Bisschop van Londen en eenen Bouwmeester. En de opbouw van de St. Pieters Kerk te Rome heeft 145 Jaren geduurd, onder 12 opeenvolgende bouwmeesters, waaronder Bramante, Raphael, Michael Anglo en Bernini.” De drie kolommen aan het Oost-einde van de Kerk vormen de ruimte van het Choor, Het is van de Kerkruimte afgescheiden door de Orgelgaanderij die door een dubbele reeks van marmere kolommen onderschraagd word en verrijkt is met beeldhouwwerk door Gibbon uitgevoerd. Men gaat in het Choor door fraai bewerkte ijzere deuren. Den Bisschp Troon naast het altaar, is met ongeloofbare pracht versierd door fruit en bloemwerk en met een Mijther bekroond. Deeze troon word alleen gebruikt bij de Inwijding van eenen
Bisschop, of bij andere bijzonder plegtige gelegenheden. De door den Bisschop gewoonlijk gebruikt wordende Zetel, is onderscheiden door een Mijther en een Pelikaan. Den Zetel van de Lord Majoor staat aan de overzijde van het Choor, en is versierd met het Stads Zwaard en Statvem commando. Den predikstoel stond eerst naast het altaar, tegenover den Bisschops Troon, maar is naderhand meer na ’t midden geplaatst tot gemak der toehoorders. De predikatien wierden oudtijds in de opene lugt gedaan bij een kruis op het Kerkhof; waarom zij dan ook nu nog St. Paulus kruisredenen genoemd worden. De Predikers worden door den Bisschop benoemd. De Kapellaan van den tijdelijken Lord Majoor van Londen, is den Prediker op alle de Staten Heilige dagen, als 29 Januarij, 30 Januarij, 29 Mei en 5 Nov, op den eersten Zondag van de benoeming en op de verjaaring van de groote brand van 1666. Den Lord majoor, de Regters, de Raadheeren en stedelijke amtenaren, waren eerstijds altijd op die dage in de hoofdkerk tegenwoordig; maar hunne kerksbezoeken zijn nu bepaald op den derden Zondag na Paaschen, en de 1e Zondag na H Drievuldigheid. Den domheer en de aldaar verblijf houdende Kanunniken prediken beurtelings iederen Zondag na de middag. Vervolgens worden op alle heilige dagen der Kerk en des Woensdags en Vrijdags gedurende de Lente gepredikt. De Choordienst word dagelijks in St. Paulus kerk gedaan, des morgens kwartier voor 10 Uren en kwartier over 3 Uuren de namiddags. Maar het grootste onthaal voor de toonkunstminnaars is op het groote concert in de maand Mei, dat ten voordeele van de Weduwen en weezen van de hulpbehoevende geestelijken gegeven word. Een plegtig Te Deum word bij zulke gelegenheden veel gezongen en uitgevoerd door een zeer groot orchest, ondersteund door drie Chooren van St. Paul, Westminster en de Koninklijke Kapel. De deuren worden als dan om 10 Uuren geopend en de Godsdienst begint om 12 Uuren. Bij het binnenkomen geeft men eene Kleine liefdegift waarvoor men er dan in kan zonder Kaartje. Een ander
Concert word in de maand Junij gehouden, wanneer er tusschen de 6 a 8000 Kinderen, in de Parochiaale Kerk vergaderd zijn, (die allen uit deszelfs inkomsten zijn gekleed en opgevoed,) met oogmerk om tesamen hunne Kinderlijke hulde aan den Schepper op te dragen. -------------------------------Dit was dan het gehele verslag van George Reekers uit Haarlem. Tijdens het overtypen had ik ruim de gelegenheid mij terug te verplaatsen in die tijd. Leuk is natuurlijk ook dat ik tweemaal in Londen ben geweest, dus allerlei zaken komen mij enigszins bekend voor. Dat er nu nog meer mensen mogen genieten van dit verslag is mijn wens. NB. Opgemerkt kan nog worden dat ik mij bezig houd, als hobby, met het verzamelen van gegevens voor/van de stamboom van de familie Eldering. Mocht iemand i.v.m. dit reisverslag of gegevens voor de stamboom van de familie Eldering willen reageren, aarzel niet en stuur een e-mail bericht naar
[email protected] Jan Eldering, Schoorl