Joost Barbiers
Zondag 14 juni tot en met zondag 27 september 2009
–3–
Joost Barbiers Uitnodiging tentoonstelling Opening op zondag 14 juni 2009 om 14.30 uur door Louk Tilanus, kunsthistoricus en publicist. De opening zal worden opgeluisterd met cellomuziek. Joost Barbiers kwam als een oude bekende op ons pad. Jaren geleden, in 1991, exposeerde hij in Dordrecht op de tentoonstelling “De torso in Nederland”. Begin vorig jaar ontmoetten wij elkaar na een spontane briefwisseling. Waren het in het begin marmeren en kalkstenen beelden, in de loop van de tijd werd Joost Barbiers meer en meer een granietbewerker. Heel opvallend is dat hij in sommige van zijn jongste werken, zoals de Cellosonate, niet zo zeer teruggaat naar het fragment maar juist de rode draad doortrekt die vanaf het begin door zijn oeuvre loopt: Het figuratieve element in zijn ook abstracte werk is nooit weggeweest. Joost is ook schrijver en dichter. Is dat de oorzaak dat zijn werk, hard als graniet, toch zo poëtisch is? Ik denk het wel, de dichter raakt de steen aan. Wanneer u op de opening aanwezig bent kunt u de celloklanken van het beeld zelf horen. Een verhaal van Joost, “Drie rozen in Lissabon”, over een ontmoeting in Portugal, treft u ook in deze tentoonstellingsbrochure aan. Het is een bijzondere tentoonstelling geworden. Natuurlijk door de prachtige beelden van Joost maar voor mij ook door zijn fascinatie voor Bretagne. Die fascinatie deel ik met hem en het zal u dan ook niet zo verbazen dat ik op zoek ging naar het Bretagne van Joost Barbiers. Het Bretagne van steen, graniet en rotsformaties die telkens weer anders zijn. Bretagne, waar beelden zo maar in de natuur te ontdekken zijn, waar de menhirs uit de prehistorie vele vragen onbeantwoord laten. Ik spreek de wens uit dat deze expositie een saluut aan deze jonge zestiger moge zijn. De expositie in 1991 in het Dordrechts Museum was georganiseerd door Louk Tilanus. Hij heeft de tekst voor deze brochure geschreven en hij zal ook de tentoonstelling openen. Ik hoop u op zondag 14 juni weer te mogen begroeten. Tot ziens in Het Depot.
Loek Dijkman Voorzitter stichting Het Depot
Beeld voorzijde, Cello sonate, opus 265, 2009, graniet op kalksteen, 170 x 80 x 40 cm Beeld links, Torso Doble, opus 89, 1989, zwart diabas op grijs graniet, 170 x 50 x 25 cm
–4–
Het werk van Joost Barbiers, steenbeeldhouwer Louk Tilanus Joost Barbiers, geboren in 1949, spreekt met warmte over het nest waaruit hij komt: vier kinderen, drie meisjes, hijzelf was het tweede kind, de vader was directeur van Fokker. De jongen deed eindexamen HBS-B, wilde arts worden en studeerde een blauwe maandag medicijnen, maar aarzelde en stopte ermee. Hij werkte een tijd in Israël in een kibboets en begon te tekenen en maakte een aantal beeldjes. Een oudere schilderes keek hem aan en zei: ‘Je bent een artiest’. Niemand had dat nog ooit tegen hem gezegd; het gaf de doorslag om de beeldjes en tekeningen op te sturen naar de Amsterdamse Rijksakademie om toelatingsexamen te doen voor het voorbereidende jaar waar hij in 1968 werd toegelaten. De lessen waren het eerste jaar ’s avonds en zaterdags. Nu, vele jaren later, passeren de leraren van de Rijks akademie de revue en Barbiers spreekt over hen met vuur: de tekenaar Nico Bakker, die zo jong omkwam bij een verkeersongeluk; de schilder Norbert Olthuis, ‘iemand die je wakker maakte voor de blijheid van het vak’, en die hem leerde verrassend te kijken, en misschien niet zozeer tekenen leerde, als wel verhalen te vertellen van de wereld. Hij hield met hem nog lang contact.
De docent modeltekenen Willem den Ouden: een fantastische leraar; iemand die heel erg door had waar je mee bezig was, en er ook iets over zei. Dan was er Cor Hund, die eens met zijn zakdoek over zijn houtskooltekening ging - geen leuke ervaring overigens; en een herinnering die geen recht doet aan Hund als docent. In het basisjaar, dat in 1969 begon, waren er naast Bakker en Olthuis de schilder Paul Hugo ten Hoopen en de beeldhouwer Paul Grégoire. Deze laatste werd als de intellectueel van de opleiding gezien. Grégoire zei hem: ‘Ik heb je maar aangenomen op je blauwe ogen, want je bedoelt het goed’. Barbiers vervolgt nu: ‘Hij wist dat ik wat kon, maar ook dat ik wel tijd nodig had om het te verwerven’. Grégoire leerde vooral: ‘Elk stuk klei dat je neerzet moet je uitbuiten om dichter bij je beeld te komen’, een uitgangspunt waarmee hij de kern van het beeldhouwen raakte. Barbiers vertaalde dat voor de steenbeeldhouwer die hij werd, dat de partijen van de steen die het beoogde beeld het meest in de weg staan er het eerst af moeten. In het basisjaar werd de keuze tussen beeldhouwen of schilderen gemaakt. De beeldhouwer Aart Schonk gaf anatomie en Theresia van der Pant doceerde
Waterdrager, opus 263 2008, impala graniet, 150 x 60 x 50 cm
–6–
–7–
het hakken; zij gaf hem het gevoel dat hij in principe bij ‘de club van hakkers’ hoorde. Hij memoreert: ‘.... Die warmte die er om haar heen was; toch is zij in de schaduw gedrongen door Esser’. Professor V.P.S. Esser, later Piet genoemd, was de hoogleraar en iemand van de toets, een uitgesproken modelleur; met bewondering spreekt Barbiers over diens penningen en portretten. Esser kwam eens in de klas waar gemodelleerd werd. Hij zei niets, kwam naar hem toe en stroopte zijn mouw op en zei: ‘Geknoei!’ en met een soort oerkracht veegde hij met zijn volle onderarm verticaal langs de opzet in klei die Barbiers gemaakt had. Het beeld stond. ‘Zó doe je dat’. Esser had een punt en bij Barbiers drong het besef door: modelleren is niet mijn weg. Hij wilde hakker worden. ‘Maar ja, je bent eerder kunstenaar dan dat je beeldhouwer of schilder bent. Modelleren ligt tenslotte dichter bij schilderen dan hakken. Een schilder begint met een leeg doek, uiterste alertheid is geboden want je bent van het begin af aan met expressie bezig’. Op de vraag of hij mocht gaan hakken antwoordde Esser: ’Boetseer eerst maar eens een goed portret’; en: ‘Je mag heel ver gaan met abstraheren, maar ogen moeten er altijd in zitten’. Op de vraag hoe groot de invloed van Esser op hem is geweest antwoordt Barbiers dat het humanisme van zijn vader méér invloed heeft gehad. En met de matige verstandhouding met zijn hoofddocent in gedachten stapte hij bij een expositie op Mari Andriessen af met de vraag of hij een tijd bij hem in de leer mocht komen. ’Ach jongen’, zei de oude beeldhouwer, ‘ik moet het zelf nog leren’. In 1974 was de vorming aan de Rijksakademie voltooid en zijn eerste kind werd geboren. Zijn vrouw, Marjo Kriek, had hij leren kennen op de opleiding. In 1976 kwam een tweede kind, het gezin woonde op een boot en de jonge beeldhouwer kreeg in dat zelfde jaar een atelier in de Pijp, in de Kuipersstraat; hij werkte er acht jaar lang. Verlost van de klei van de Rijksakademie kon hij daar beginnen aan de
Brughoofden brugnr. 600 1988, beiers graniet, 215 x 53 x 90 cm
zelfstandige ontwikkeling van wat hij zag als zijn werkelijke métier: het denken en werken in steen. Een jaar later kreeg hij door de BKR – de Beeldende Kunstenaars Regeling - zijn eerste opdracht: de Zeeman (3.5 m), een beeld van een staande figuur uitgevoerd in muschelkalksteen. Barbiers had nog geen ervaring met een meer dan levensgrote, figuur in steen; het gaf, in zijn woorden ‘een slinger‘ aan zijn werkzaamheid. De figuur, staat stoer met een zuidwester op zijn hoofd, de armen gekruist en de benen wat gespreid, onbeweeglijk op het Kadijksplein in Amsterdam, kijkend over het IJ. De vorm is groot gehouden en ook de kop is niet gedifferentieerd. De BKR was een genereuze regeling, ruim 3500 kunstenaars hebben er gebruik van gemaakt, maar is in de jaren ’80 afgeschaft omdat hij onbeheersbaar werd met protestmanifestaties als gevolg. Barbiers deed in die tijd mee aan de bezetting van de Rembrandtzaal in het Rijksmuseum, daar raakte hij gegrepen door de blik van Rembrandts zelfportret als apostel Paulus: hij had het onontkoombare gevoel dat de apostel hem aankeek en vroeg: ‘En wat doe jij?’ Toen de BKR afliep was de kunstenaar klaar voor de grote boze wereld; ’t Zou anders’ zegt hij nu, ‘heel moeilijk zijn voor een beeldhouwer meteen na de academie aan de slag te gaan, meteen werken voor je brood, dat is lastig, je moet twee dingen tegelijk doen en het was psychologisch van belang iets terug te doen’, stelt Barbiers; hij heeft maar heel beperkt gewoon werk ingeleverd in ruil voor de uitkering. Tien jaar maakte hij van de BKR gebruik. De vijf jaaropdrachten die hij gedurende zijn BKR-periode uitvoerde gaven hem het plezierige gevoel van erkenning en uiteindelijk bleek ook al zijn aangekochte werk een bestemming gevonden te hebben. Eén van die aankopen is in de tuin van het gemeente huis in Haaxbergen terechtgekomen. In 1987-88 kreeg hij de opdracht om een brug aan de Amster damse Vening Meineszlaan van twee bekroningen te voorzien, de brug was een ontwerp van de vooroorlogse architect Piet Kramer. (Foto)
–8–
–9–
een aantal beeldhouwers uit verschillende landen de mogelijkheid een periode - meestal ongeveer een maand in de zomer – op één plek te verblijven en aan een beeld te werken. Het verblijf wordt vergoed en het in die periode gemaakte beeld blijft in het gastland. Zo’n symposium is meestal in de buurt van een steengroeve. Steensymposia worden over de hele wereld gehouden en betalen over het algemeen behoorlijk. Zijn eerste was in Ierland, andere in Duitsland en Kroatië volgden. In Ierland raakte hij geboeid door het uitzonderlijke landschap: de turf is weggeslagen en graniet komt tevoorschijn. Hij hakte daar de illusie van een toegang tot het binnenste van de berg in een boven het turf uitstekende rots. De anderen werkten met turf, grassen en ander vergankelijk materiaal. De ervaring van 1980 in Kroatië was hoogst positief: voor beeldhouwkunst was in Brac de waardering groot: ‘Alles ging over steen; in Nederland is het erg extreem: je kan geweldig in de hoogte worden gestoken, maar de echte interesse, waar is die? Van wie komt die?’ Maar in 1980 overheerste een gevoel van doorbraak: hij had zijn eerste atelier, hij had twee forse beelden gehakt: één van een figuur en één van
Ontmoeting 1980, bianco del mare, 180 x 180 x 180 cm
Het werden tweemaal twee manshoge bekroningen van meer dan 2.50 m. hoog, zijn eerste opdracht in graniet, een materiaalkeuze die hem deed aansluiten bij de roemruchte Amsterdamse School uit de jaren ’10 en ’20 van de vorige eeuw, waar de integratie van beeldhouwkunst en architectuur werd nagestreefd. Barbiers had er plezier in en maakte een klein gipsmodel in de trant van de Amsterdamse School en ging vervolgens over tot de uitvoering in graniet. Dit deed hij in de trant van de stadsbeeldhouwer Hildo Krop die met zijn sculptuur een groot deel van ons zicht op Amsterdam Zuid bepaald heeft. Barbiers’ ontwerp heeft het meeste weg van de stenen reuzenkoppen van Paaseiland. Hakken in graniet was nieuw in het begin van de 20ste eeuw in Nederland: men zocht naar een vervanging van zandsteen die tot het einde van de 19e eeuw volop gebruikt werd, maar die door het fijne stof dat het bij het hakken afgaf, verboden werd. Een zandsteenbeeldhouwer werd gewoonlijk niet veel ouder dan 45 jaar omdat hij stierf aan silicose; het stof dat bij het hakken vrijkomt had zich dan in zijn longen opgehoopt. Steenhouwers kiezen tegenwoordig eerder voor graniet als hun werk voor buiten bedoeld is. Kalksteen en marmers zijn veel gevoeliger voor stukvriezen en luchtvervuiling. Een gepolijst vlak op graniet blijft, in tegenstelling tot een gepolijst marmeren beeld buiten, zijn glans behouden. Graniet kwam uit Duitsland en werd in de bouw toegepast in De Beurs van Berlage, het Scheepvaarthuis van Van der Meij en het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handelmaatschappij van De Bazel, thans het Gemeente Archief.
Een wezenlijke ervaring voor hem was zijn eerste ‘werkreis’, toen hij in 1980 voor het eerst op het eiland Brac verbleef. Brac is gelegen in de Adriatische Zee, tegenover de stad Split in Kroatië. De andere atmosfeer, de omgang met buitenlandse collega’s die met dezelfde steensoort - harde kalksteen - aan het werk zijn en vooral het directe contact met het materiaal dat net uit de groeve is gekomen werkt stimulerend: ‘Je merkt hoe er met steen geleefd wordt en je hebt het idee dat je een tijd deel uitmaakt van die maatschappij. Beeldhouwkunst was iets positiefs en alles ging over steen’. Zo maakte hij een aantal van deze werkreizen, hij was driemaal in Brac (1980, 1981 en 1983), daar tussen in Carrara, en korte tijd later in Portugal, in 1989 in Zimbabwe, en daarna verscheidene malen in Bretagne. Op Brac hakte hij in het dorp waar hij verbleef een groot beeld, uitgevoerd in het plaatselijke Bianco del Mare, een kalksteen. Het beeld kreeg de titel Ontmoeting, (Foto) het is een groepje van drie figuren uit één steen in een halve cirkel, die door de armen die over de schouders liggen aan elkaar verbonden zijn. Daar tegenover staat op een afstand een figuur alleen; het lijkt of een gesprek op gang komt. Ook deze figuren zijn niet geïndividualiseerd en vertonen qua aanpak een grote verwantschap met de Zeeman. De groep staat er nog steeds mooi bij in het midden van het dorp. In 1990 maakte hij voor het eerst een ‘sculptuursymposium’ mee. Dat is een instelling die na de Tweede Wereldoorlog opgekomen is; een gemeente of een provincie waar natuursteen te vinden is, biedt aan
Damocles 1988, graniet, hout, rvs, 220 x 130 cm Stormram 1989, graniet, hout, rvs, 210 x 160 x 200 cm Slachtoffer 1988, graniet, hout, rvs, 220 x 50 x 160 cm
een groep, en had vervolgens enige reizen naar het buitenland kunnen maken. Met zijn collega’s, ‘de granietjongens’ Rob Schreefel en Ton Kalle die zijn voorkeur voor hard materiaal deelden (Schreefel was leerling van Jos Wong, docent aan de Rietveldacademie) exposeerde hij gezamenlijk in 1987 en in 1989 in de Oude Kerk in Amsterdam, maar hij is nooit met hen als groep opgetreden ‘... maar je merkt dat je elkaar stimuleert door samen op te trekken’. Het hielp hem zijn weg te vinden. ‘Beeldhouwen’, stelt Barbiers, ‘leent zich over het algemeen niet voor statements’; toch hakte hij van 1989 tot 1992 een kleine reeks die hij als Drieluik betitelde en wel als statements gezien kunnen worden. Elk beeld van steen was opgehangen in een balkenconstructie. Het eerste, Damocles getiteld, was een driehoekige, gezaagde steen die als een wapen was opgehangen, de punt naar beneden: de dreiging van geweld. (Foto) De tweede, een kooiconstructie met daarin een horizontaal hangend steenblok met als titel de Stormram: (Foto) het geweld zelf; en de derde, het Slachtoffer, was een raamwerk, waarin in rood graniet een vorm, die evenzeer als een geslacht rund of als een opgehangen lijk gelezen kan worden. (Foto)
– 10 –
Het was zijn uiteenzetting met agressie zoals die zich toen op de Balkan voordeed, zijn behoefte aan uitdrukking, maar achteraf constateerde hij bij zichzelf dat hij zijn ideeën met te grote nadruk wilde brengen. Het werk werd geëxposeerd in de Beerenburcht, de expositieruimte van Daniëlle de Vreeze. Een Joodse vrouw, die daar aanwezig was, raakte volkomen in de war – ‘Dat is het laatste wat ik wil. Door de grote mate van tastbaarheid worden heftige beelden soms als bedreigend ervaren’.
In de tweede helft van de jaren ’80 kwam het beeld de Golfbeweging tot stand (Foto): op een dikke grondplaat van zwart graniet staan drie witmarmeren vormen – of zijn het toch figuren? – in een lichte s-curve. De vorm van staande delen is afgeleid van het afval van het laatste echt figuratief te noemen beeld in marmer van zijn hand: bij het hakken met de jop (een zware, brede steenbeitel) kwamen er gewelfde plakken vrij en hij raakte gefascineerd door de ‘cadeaugekregen’ brokken waar hij mee ging experimenteren. Het is misschien het meest ‘geometrische’ ontwerp van Barbiers. De witte, geaderde figuren van Carraramarmer zijn even hoog afgevlakt, zij geven de suggestie van een gelijke vorm maar zij zijn niet identiek, de spanning wordt opgeroepen doordat zij verschillende fasen van het staande element oproepen; zij geven door de afstand van elkaar een indruk van
– 11 –
constante, ritmische beweging. De golf laat op iedere plek een eigen tijdsfase zien, dat geeft de dynamiek die tegelijkertijd voor eeuwig is vastgelegd. Het is een sensueel beeld geworden, maar de benadering was exact. Iets aan het toeval overlaten is nooit zijn aanpak geweest. ‘Uitgaande van ruwe stukken steen wil ik precies weten wat ik ga maken. Ik maak echter geen schetsen, hooguit een krabbeltje op papier als ik bang ben een idee kwijt te raken. Ik kan absoluut niet werken met het idee, hier heb ik een stuk steen, ik begin te hakken en zie wel waar ik uitkom’. In diezelfde tijd, in 1985, hakt hij in Portugal zijn Dijen in het harde, witte Portugese marmer, het eerste gebeeldhouwde fragment van zijn hand. (Foto) De vorm is even eenvoudig als herkenbaar gehouden: twee bovenbenen en de heupen, van onderen recht en van boven schuin afgevlakt. De aanpak is nauwelijks naturalistisch maar omdat het marmer gepolijst is lijkt het dat het oppervlak, als menselijke huid, licht doorschijnend is waardoor het beeld zijn sensuele werking krijgt. Vier jaar later pakt de beeldhouwer, als hij in Zimbabwe verblijft, het thema nogmaals op, maar nu in het plaatselijke donkere serpentstone, een wat zachtere steen dan marmer. (Foto) Ook hier zijn twee min of meer cilindrische, verticale volumina van ongelijke hoogte als benen te herkennen. Maar het is in de eerste plaats een beeld, opgebouwd uit organische vormen, gemaakt van steen.
Linksboven en rechts Golfbeweging, opus 65 1987, marmer op graniet, 90 x 180 x 80 cm Dijen, opus 86 1989, serpentstone, 125 x 70 x 27 cm Dijen, opus 44 1985, Portugees marmer, 145 x 65 x 40 cm
– 12 –
– 13 –
Torso Doble, opus 89 1989, zwart diabas op grijs graniet, 170 x 50 x 25 cm
‘Kleur is leuk in de beeldhouwkunst’ zegt Barbiers, ‘en de tegenstelling is boeiend’. De eerste maal dat hij daarvan gebruikt maakt is in zijn Torso Double uit 1989. (Foto) Twee op elkaar gestapelde vormen, onder van grijs en boven van zwart graniet die een menselijke reminiscentie geven, er is een duidelijke voorzijde van waaruit het beeld is gedacht. Het grijze graniet – dat eerder wit lijkt omdat het met het puntijzer bewerkt is en waardoor het oppervlak wat ruw is – loopt boven taps toe en draagt het zwarte deel dat gepolijst is. Het polijsten van de steen ziet Barbiers als vergelijkbaar met het ciseleren en patineren van brons, het hoort niet echt bij het beeldhouwen, maar moet wel gebeuren. De Torso Double en de Dijen vonden een plaats op de tentoonstelling ‘De torso in Nederland’ die in 1991 in Dordrecht werd gehouden. Een variant op het combineren van twee verschillende steensoorten is de Mme M., (Foto) ook uit 1991 stam mend, waar het onderste deel uit het grijze arduin is gehakt en het bovendeel uit marmer. Het is op het eerste gezicht een mooie, strak gehouden abstractie die door de context van de andere beelden naar een fragment van het menselijke lichaam verwijst. Er heeft zich in de loop van de tijd een verandering voorgedaan in het werk van Barbiers: hij ging abstracter werken. Hijzelf ziet dat meer als een verschuiving want een neiging tot abstraheren was altijd al aan wezig. Tijdens een symposium in het Noordoosten van Duitsland werd hij geconfronteerd met zwerfkeien van graniet. Het aantrekkelijke van zwerfkeien is dat zij al mooi genoeg van zichzelf zijn, zij hebben een
Zonnegondel, opus 132 1994, iepenhout op basra lokus, 170 x 230 x 50 cm
gesloten vorm die iets bewaren kan. Een ervaring uit 1967 was hem bijgebleven: hij was met een vriend in Joegoslavië, in het Karstgebergte. Daar zag hij onderaardse meren, een fascinerende ervaring, er was geen wind en het oppervlak was volkomen stil. Hij interpreteerde dit als een metafoor van behoud van water in de berg; als er teveel is wordt het aan de natuur teruggegeven. Een andere sterke herinnering van dezelfde reis: hij zag hoe een flinke beek kant en klaar, heftig en groots uit de berg kwam spuiten. Barbiers begon beelden te maken waar de elementen aarde en water en hun onderlinge relatie centraal in staan.
Mme. M, opus 102 1991, marmer op arduin, 70 x 85 x 20 cm
– 14 –
– 15 –
Oerbron 1993, graniet en water, 110 x 210 x 150 cm
Zo is de Oerbron ontstaan, dat hij als zijn eerste ‘bewuste’ waterbeeld benoemt. Het heeft een doorsnede van 2.2 m en bestaat uit een weggehakt ovaal middendeel waar een kleine, gepolijste ovaal uit het water oprijst. (Foto) Geen beweging maar alleen spiegeling: dat geeft rust. Vanuit deze fascinatie ontwikkelde hij het Pandorathema, dat verwant is aan het verhaal van Adam en Eva, de verborgen inhoud die niet gekend mag worden. (Foto) Het beeld Pandora uit 1998 is een blok graniet van 2.5 x 1.7 x 1.8 m, het grootste beeld tot dan toe, nu geplaatst op het landgoed Schovenhorst in Putten. Het blok is doormidden gespleten en een horizontaal deel van de binnenkant is weggehakt. Het thema is het spiegelende vlak. Aan de ene kant komt door een kleine opening het beeld naar binnen, aan de andere kant zie je iets dat niet kan, een soort camera obscura. ‘Je bent, zo lijkt het, helemaal in het binnenste van de grot, je kunt een wereld suggereren, mensen in deze wereld toveren’. Het samengaan van water en steen was inspirerend om iets mee te doen, zo hakte hij een jaar eerder in een zwerfkei van diabaas zijn beeld Overvloed, waar over drie treden water naar beneden stroomt, aan en afgevoerd door een kleine pomp. De keuze van de ogenschijnlijk onverzettelijke zwerfkei is het startpunt van het beeld: de beeldhouwer gaat de ongenaakbare ruwe steen te lijf. Hij hakt kringen of sleuven, polijst delen tot zij glanzen en de spiegeling van het water versterkt de kleur- en textuurverschillen die de kunstenaar door zijn wijze van bewerken in en op de steen gebracht heeft. Twee van zijn werken zijn door de provincie Drenthe, bekend van de Hunebedden, aangekocht en geplaatst langs de Flintroute op de Hondsrug, samen met het werk
van Nederlandse en Duitse collega’s. Al gaande is Barbiers al lange tijd afgeraakt van de figuratie waarmee hij op de Rijksakademie begonnen was. Niet vanuit een nadrukkelijk afzetten tegen docenten of oppositie tegen een bepaalde ideologie, maar eerder door de keuze van een materiaal dat zich nu eenmaal niet vanzelfsprekend leent voor de uitbeelding van de menselijke figuur. Bij Barbiers komt bij het hakken altijd iets van het materiaal naar voren dat hij gebruikt bij de ontwikkeling van zijn idee dat niet in één concept te vangen is. Het is niet verwonderlijk dat hij met deze weloverwogen en veel tijd en fysieke energie vragende benadering van het mater iaal zich verzet tegen het conceptuele, dat in een wip gebeurd is. ‘Je hebt’, zegt Barbiers, ‘tenslotte zoveel tijd, je mag best denken, vanuit dat denken evolueert wat je maakt’. Hij gebruikt graag de metafoor over inzien en begrijpen: op het eerste oog woorden die qua betekenis elkaar dekken, maar waar modelleren met grijpen, begrijpen van doen heeft, moet de steenbeeldhouwer zijn beeld zien in het blok steen dat voor hem staat: inzien, dat heeft met inzicht te maken. ‘Je wordt toevallig opgevoed in een bepaald klimaat, je beeldhouwerschap komt ten goede aan hetgeen je uit wilt drukken. Als ik enthousiast ben, stuurt de titel mij naar het beeld toe, maar die komt ook wel vaak achteraf. Ik heb geleerd opties open te houden: je gaat toch heel vaak uit van de formaten die je ziet, een beeld begint bij de zwerfkei; het zit elkaar in de weg met die combinatie van hardsteen en bedachte namen, maar ’t is niet zwart-wit. Een ontwikkeling is niet iets waar je begint en dan rechtlijnig ergens naar toe gaat; het is een zekere trouw die je drijft’.
Doos van Pandora 1997, roze bretons graniet, 160 x 100 x 60 cm
– 16 –
– 17 –
Huelgoat Loek Dijkman Was het zo maar dat Joost Barbiers Huelgoat uitkoos om er in een van de granietgroeven te gaan hakken? Ik kan het nauwelijks geloven. Al duizenden jaren gaan er over deze plek de meest geheimzinnige verhalen. De Romeinen hadden er ooit hun kampen opgeslagen, vlakbij de rivier “Argent”. Volgens de verhalen zwommen er in die rivier ’s nachts feeën die met gouden kammen hun haren kamden. Overdag delfde men er zilverachtig lood en veranderden de feeën in heksen. Koning Arthur zou er met zijn ridders van de Ronde Tafel hebben gewoond. De Kelten hadden er verdedigingswerken opgericht en op dezelfde plek bouwde de Bretonse koning Gradlon er honderden jaren later een kasteel.
Huelgoat ademt historie, maar het meest indrukwekkend zijn toch die enorme blokken graniet in en rondom de rivier. Het lijkt wel of die rotsblokken van honderden tonnen door een reus als reuzenkralen over de rivierbedding zijn uitgestrooid. Ze vormen een echte doolhof en je kunt er zelfs in de grot van de duivel afdalen. De verhalen doen de ronde dat je op je tocht door de onderaardse gewelven steeds verleidelijker vrouwen tegenkwam die je de heerlijkste dranken aanboden. De tocht eindigde bij de poort van de hel en wee de ongelukkige die daar dronken arriveerde; hij was reddeloos verloren. Hij kreeg een drank aangeboden van padden- en slangenbloed en moest eeuwig in de hel verblijven.
– 18 –
– 19 –
Taille direct Een ruw blok steen staat daar De hamer in je hand een vuistje Het spitse staal neem het puntijzer maar Want je weet je weetje dacht je Vast ter hand beuk je er in Want zo zit het in je hoofd De ene scherf voor de andere gekloofd Springt weg van het beeld dat blijft Wee de dag, dat je het niet zitten ziet Een steen trap je niet licht in een hoek Je teen wat beurs ontvalt een vloek: Stomme homp hardsteen verbeeldt zich graniet.
Joost Barbiers
Findling Vondeling van steen Ik wil je adopteren Je jaren in miljoenen Begrijpen en doorvoelen Voorzichtig klinkt mijn stem In canon met jouw klankkleur Ik wil je zichtbaar maken daar Waar mijn beeld aan je zal raken
Joost Barbiers
– 20 –
– 21 –
Dat verlangen zal Joost Barbiers niet hebben gehad toen hij in Huelgoat belandde. Nee, ik denk dat het de plek bij uitstek is waar de graniethouwer - en Joost is zo’n beeldhouwer - als vanzelf op zoek gaat naar de oorsprong van de steen. De reusachtige blokken in de oude granietgroeven lonken om ontdekt te worden. Wat zouden ze daarbinnen voor schoons verhullen? Maar ook het water van de zilveren rivier moet Joost hebben aangetrokken. Hij maakt immers al decennia lang granieten waterbeelden. En dat is natuurlijk niet toevallig, water heeft altijd een invloed
op graniet gehad. Graniet bevat kwartsachtige insluitingen die zich meestal in lagen in de steen bevinden. Deze kwartslagen zijn zachter dan de rest van het graniet waardoor ze verbrokkelen. De harde granietformaties vallen dan uiteen in enorme blokken en water vervult daarbij een belangrijke rol. Maar van deze verklaring willen de inwoners van Huelgoat niets weten. Zij zijn, net als Joost Barbiers, op zoek naar het onberedeneerbare, het geheim zinnige, het binnenste van de steen.
– 22 –
– 23 –
Drie rozen in Lissabon Joost Barbiers Ruim een jaar na mijn eerste verblijf in Pero-Pinheiro was ik terug. Jorge ontbrak tot mijn opluchting. Van Sarrou hoorde ik, dat hij met de noorderzon vertrokken was met achterlating van zijn schulden aan onder anderen het oude grijze vrouwtje van de taverne. Jorge deugde duidelijk niet. Nu ik opnieuw bij Pardal Monteiro zou gaan werken, wist ik uit welke kleuren marmer ik kon kiezen. Rose Aurora de steensoort wier gloed ontegenzeggelijk erotische vormen in me opwekte zou een prachtig materiaal zijn voor een paar vrouwelijke onderdelen, die ik wilde maken. Ook deze keer kon ik terecht in de loods bij de saxofonist-steenhouwer die me met een brede grijns begroette waarbij hij zijn pet van zijn kale bolle hoofd nam. Al na een dag werkten we daar weer geconcentreerd aan onze eigen dingen door, hij vooral pneumatisch, ik soms met de slijptol maar toch voornamelijk met de hand. Lucht had hij genoeg. Nadat hij zichzelf voor de middagpauze en aan het eind van de werkdag had schoongeblazen, mocht ik het luchtslangetje op mijn bestofte plunje loslaten, voordat hij de compressor uitzette. Aan het einde van de eerste week was ik net met deze doorluchtende activiteit in de weer toen een dame met elegante
Dijen, opus 44 1985, Portugees marmer, 145 x 65 x 40 cm
opengewerkte zwartgelakte muiltjes op me toe kwam door het stof. Zij stelde zichzelf voor als binnenhuisarchitecte. In Lissabon had zij bij haar bureau een galerie, waar ik als ik dat zou willen mijn beeldjes kon tentoonstellen. Ik was een beetje verbluft. Weliswaar was ik tevreden met de vorderingen aan het eerste beeldje van de nieuwe serie, maar mijn documentatiemap lag op mijn slaapadres en kon ik haar dus niet laten zien. Kennelijk voer zij blind op de aanbevelingen van de directeur van het steenbedrijf. Ze liet een kaartje achter – “zie maar als je eens in Lissabon bent.” Voorlopig hield ik mezelf in productie gevangen en probeerde per onderwerp een andere kleur marmer uit. De mooie namen van de steensoorten plakte ik dankbaar als titel op de beeldjes: Verde Viane, Marinela en Ruivina Clara I en II. Met de fluit van zaterdagmiddag begon het weekend voor de arbeiders van Pardal Monteiro. Ik liet de steen van Pero-Pinheiro achter me en ging in een bleekblauwe, verschoten beige bus op weg naar het fleurige voormalig vorstelijke lusthof Sintra, slechts vijftien kilometer verderop. Soms was de behoefte het stof en het zweet van een week werken van me
– 24 –
af te spoelen zo groot, dat ik nog even doorreisde naar de Atlantische oceaan. Op een zondag ging ik te voet in noordelijke richting op weg naar Mafra. Ik had geen zin om op een bus te wachten en rekende er op dat het liftend wel zou lukken. Kilometers liep ik over een saaie weg, die me langs een lint van steenindustrie leidde. Ik reageerde steeds minder alert op achteropkomend verkeer. Ik hief pas mijn liftduim naar auto’s wanneer die me al voorbij waren. Gelukkig kon ik wel mee op een brommer die voor me stopte. De morsige berijder, die voor zich op de tank een jute zak in evenwicht hield, die gevuld leek met knollen van het veld, nodigde mij uit achter hem op de buddysit plaats te nemen. Zo zat ik, terwijl ik wekenlang de schaarse contacten die ik was aangegaan nogal afstandelijk had benaderd opeens met een niet echt frisse man tussen mijn dijen geklemd. Onder het rijden riep hij van alles naar achteren, waarbij hij zich soms half omdraaide. –“Ja, let jij nou maar op je knollen, dacht ik.” Even later zag ik mezelf genoodzaakt hem bij zijn lovehandles te grijpen, toen we een diep dal indoken. Een dal waar we weer moeizaam uitkropen voordat we Mafra bereikten. –“Daar is het klooster” zei hij ten overvloede. Het stadje verschrompelde tegenover het enorme klooster, dat de uitstraling had van een kolossale kazerne van waaruit Gods leger het land onder de duim hield. Het klooster straalde geen spiritualiteit
– 25 –
of schoonheid uit maar macht. Waarom was ik hier heen gegaan? Gelukkig lag hier ook een oceaan om de hoek. Afgezien van dit soort uitstapjes in het weekend was het mij ernst bij mijn onderzoek in marmer. Toen de periode van twee maanden die ik mijzelf had gegeven bijna ten einde was, stonden er zes beeldjes op de plank. Omdat ik me voorgenomen had ze allemaal mee te nemen in de bus naar Amsterdam kon ik het mijn rug niet aandoen er ook nog maar een bij te maken. De kleinsten konden tussen mijn kleding bij het gereedschap in mijn rugzak. Voor de andere drie liet ik bij de timmerwerkplaats van de steenhouwerij een langwerpige kist maken voorzien van een draagband. Wanneer ik dreigde achterover te vallen door het gewicht in mijn rugzak zou ik weer in balans komen door de kist voor mijn voeten uit te tillen. De laatste dagen van mijn verblijf in Portugal zou ik in Lissabon spenderen. Vanwege mijn stenenlast liet ik me vanuit Pero-Pinheiro per taxi vervoeren naar een betaalbaar hotel in de buurt van het bus station, waarvandaan de uiterst sobere magicbus naar Amsterdam zou vertrekken. De laatste volle dag in Lissabon begon grijs en mie zerig. Flarden fado trokken door mijn hoofd, terwijl ik mijn weg zocht naar de binnenhuisarchitecte. De vorige avond nog hadden de fado’s van Coimbra en Lisboa zo mooi geklonken uit echte kelen. In de
Camera obscura, opus 232 2004, Bretons graniet, 165 x 330 x 190 cm
– 26 –
– 27 –
stromende regen was ik ’s nachts door de straten van de stad naar het hotel gespoeld. Wat moest ik die laatste anderhalve dag nog doen in de hoofdstad. Na twee maanden weg was ik toe aan thuis. Eerder dan ik verwachtte stond ik voor de etalage van een interieurbureau. Het was geen ruimte die ik associeerde met een galerie, maar doorlopen kon niet meer, de dame had me al gezien. –“Je hebt zeker wel trek in koffie. Kijk vast maar even rond.” De ruimte bleek groter dan ik kijkend door de winkelruit had aangenomen. Overal stonden meubels die klanten moesten helpen hun nieuwe interieur verant woord in te richten. Aan de wanden hingen echte schilderijen op plekken waar je posters verwachtte en hier en daar stonden beeldjes op een tafel of op een bureau. Ik vertelde de galeriehoudster dat ik mijn beeldjes mee naar huis wilde nemen, maar de volgende keer graag van haar aanbod gebruik zou maken daar te exposeren. Het klonk niet erg oprecht, maar ik wilde niet de beroerdste zijn en bood haar mijn documentatiemap aan. Ze bekeek mijn werk welwillend. Na enige tijd kwamen twee meisjes binnen. De eigenaresse van de zaak begroette hen alsof ze familie of vrienden waren. Ik nam een teug sterke koffie en keek op. Ineens was ze er, een mooie jonge vrouw, een meisje eigenlijk meer. Ik zag haar voor het eerst, maar ik kende haar al. Ze heette Isabel. Haar aanwezigheid
Break of day, opus 256 2007, zwart diabas, 200 x 110 x 60 cm
voelde vertrouwd. Ik keek meer naar haar mond dan dat ik luisterde naar wat ze zei. De buigingen van haar stem vormden een melodie die klonk als een engels landliedje met een melancholieke ondertoon: parsly, sage, rosemary and thyme. Haar verhaal nam nu een echt droeve wending. Had ze het nou over ons? We kenden elkaar amper, maar haar heldere tranen golden absoluut ons beiden; iets wat zou moeten, maar niet kon. Ik zocht naar een vaderlijke toon in mijn strottenhoofd om haar te troosten, maar mijn stem gleed uit. Minstens een van mijn oogleden begon trillend een eigen leven. Niks geen vaderlijke gevoelens. Om mijzelf en haar te hervinden, vroeg ik of ze m’n werk wilde zien en wees naar de map op het bureau waaraan wij stonden. Ik voelde haar blikken over mijn beelden gaan als strelingen over mijn vel. Bij een foto bleven haar ogen haken, of wilde ik dat zo zien. Het beeld heette: op schoot . Op schoot zoals alleen een vrouw bij een man op schoot kan zitten. Hun hoofden en lijven naar elkaar gericht en tegen elkaar gedrukt, hun armen in verstrengeling om elkaar en haar benen ter bevestiging. Ik pakte de foto uit het plastic hoesje. “Die krijg je.”“Waarom die?” “Omdat je er naar keek.” Ze gaf me een zoen om het presentje. Ik keek naar de mond die ik net had gekust. Haar lippen bewogen geluidloos om uit te drukken dat ze het niet meer wist. “Ik ga”, zei ze en er ontplofte iets in mijn hoofd. Ze zocht om zich heen en zag het andere meisje. Oh ja ze waren met z’n tweeën binnengekomen. Kon je zo
– 28 –
snel liefdesverdriet oplopen. De twee namen afscheid van de binnenhuisarchitecte en liepen de straat op waar inmiddels de zon scheen. Ook ik wilde nu geen moment langer binnen blijven. Ik pakte mijn map van het bureau en stak mijn hand ten afscheid uit naar de dame, waarbij ik vage verontschuldigingen mompelde. In het felle licht buiten zag ik aanvankelijk niets, het volgende moment de meisjes, jonge vrouwen eigenlijk aan het eind van het volgende blok. Toen ze me zagen rennen bleven zij staan op de hoek bij een bloemist. Isabel ging de winkel binnen en kwam naar buiten met een roos. - “Voor mij?” De fleurist hoorde verbaasd de volgende bestelling aan: - “Twee rozen?” Met z’n drieën liepen we vervolgens zwalkend over het trottoir alsof we net geslaagd waren, ieder met z’n eigen roos. Dat moesten we vieren. Het terras waarop we neerstreken liep uit in een punt op de scheiding van twee wegen. We dronken uit een glas, uit twee, uit drie glazen. Isabel en ik hadden slechts oor en oog voor elkaar. De vriendin had geen trek in spek en bonen en had nog van alles te doen. Nu we weer samen alleen waren konden we weer verdwalen in de ogen van de ander. Simultaan aan het engels dat we spraken bedienden wij ons van die andere taal die we met elkaar deelden: de taal der dieren. Wij hielden alle zinnen op elkaar gericht. Hoe kon ik haar ooit beschrijven. Ze was zo mooi als mooi kan zijn, maar ik wilde haar graag begrijpen,
– 29 –
haar aftasten en opnieuw benoemen. We hadden moeite om het tafeltje tussen ons in te houden. Langzaam werden we trager en biechtten we elkaar onze levens op. We waren allebei getrouwd en ik was al jaren vader van twee zonen. Onze ontmoeting kon onmogelijk bedoeld zijn om in een nacht twee huwelijken te breken. Was dit heftige maar vergeefse verlangen nou het gevoel dat in het Portugees met het woord saudade wordt bedoeld? Ik had jaren geleden gekozen en stond nog steeds pal achter mijn keuze, maar dat maakte het moment er niet minder pijnlijk door. Isabel zag de tranen, die ik in mijn ogen voelde wellen. - “Ja begin jij nu ook nog te huilen”, lachte ze. Isabel stelde voor dat we elkaar na een jaar zouden treffen in Venetië. Ik was daar nog nooit geweest. Zij ook niet, zei ze, dus een reden temeer vond ze. We fantaseerden nog over onze ruime kamer daar met het grote bed en als de luiken opengingen een prachtig uitzicht over het Canal Grande. We stonden op, pakten elkaar beet in onze eerste en enige omhelzing. We stapten ieder aan een andere kant van het terras op de stoep en vervolgden elk onze eigen weg.
Mme. M, opus 102 1991, marmer op arduin, 70 x 85 x 20 cm
– 31 –
– 30 –
Vrouw uit serpentine Diep in de schoot van Afrika Zoek ik opnieuw naar dijen In keien losgewrikt uit aarde; Woekeren met geboden ruimte Mijn handen in gedachten De glooiingen volgend van een lijf, Een wijf uit serpent-steen; Haar vormen naar mijn hand. Vrouw van slangensteen: Ik maak je stukje bij beetje, Voel met mijn ogen, zie met mijn handen; Aarzel dan tussen Adam en Schepper.
Dijen, opus 86 1989, serpentstone, 125 x 70 x 27 cm
Joost Barbiers
– 32 –
– 33 –
Joost Barbiers Opdrachten en aankopen voor openbare plaatsen
1979 Zeeman, Kadijksplein, Amsterdam 1980 Ontmoeting, eiland Brač, Kroatië 1982 Isolement, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam 1984 Kariatidenzuil, De Venser, Amsterdam 1987/88 Vier Bruggehoofden, Burgemeester Vening Meineszlaan, Amsterdam 1990 Entree, Wicklow Mountains, Ierland 1993 Zonnetafel 1, Amersfoort 1994 Energiebron, gymnasium, Gartz am Oder (Duitsland) 1995 Zonneboot, Zegge, Brabant 1997 Aankoop Zonnetafel II, Valthe, Drenthe 1997/98 Diverse particuliere opdrachten voor waterbeelden 1998 Oerbron, Stichting Bronnen, Heilig Landstichting 1999 Pandora, Landgoed Schovenhorst, Putten 2001 Huis voor de zon, park Dubrova, Labin, Kroatië 2003 Pont perdu, Oranjekanaal, Wezuperbrug, Drenthe 2004 Levende steen, St Oedenrode 2004 Zonneboog, Park, Badhoevedorp 2005 Pit, Julianaoord Ziekenhuis, Laren 2005 Watervulkaan, particuliere aankoop, Tasmanië, Australië 2006 Bronbeeld, Samenopwegkerk, IJsselstein 2006 Tuinbeeld, particulier, Wezup, Drenthe 2008 Aankoop zes beelden door Het Depot, Wageningen
Solo tentoonstellingen 1992, 1994 en 1999 1998 en 2002 1998 en 2002 2005 2009
de Beerenburght, Eck en Wiel Amsteltuin, Amstelveen De Verbeelding, Baarle Nassau Beeldentuin en Galerie de Ploegh, Soest Het Depot, Wageningen
Groepstentoonstellingen
1985 Tentoonstelling Ierse Venen, Arti, Amsterdam 1987 De Oudheid op het spoor, Provinciaal Overijssels Museum, Zwolle 1987 Brugbeelden met Ton Kalle en Rob Schreefel, Osdorp, Amsterdam 1988 Samen met twee schilders in Arhus en Kopenhagen 1989 Monumentaal Graniet in de Oude Kerk, Amsterdam met Rob Schreefel en Ton Kalle 1990 t/m 2002 Beeldentuin de Beerenburght, Eck en Wiel 1991 ‘De torso in Nederland’, Dordrechts Museum, Dordrecht
1992 t/m 2008 De Ploegh verscheidene exposities in museum Flehite, De Zonnehof, Amersfoort 1993 met de Nederlandse Kring van Beeldhouwers in de tuin van kasteel Groeneveld, Baarn 1994 Water op Bouvigne, Breda, Brabant 1994 t/m 2005 Galerie de Verbeelding, Baarle-Nassau, Brabant 1995 t/m 2003 De Amsteltuin, Amstelveen 1996 Stadsbeelden Emmen 10e editie, Drenthe 1998 en 2000 Demedici Schovenhorst, Putten 2002 en 2003 Le Besset, Ardèche, Frankrijk 2003 Landgoed Ackermare, Beverwijk 2003 en 2004 Interart Heeswijk, Brabant 2004 Beelden in park van Badhoevedorp 2006 De Hullu, beeldentuin in Gees, Drenthe 2006 Verbeelding aan Zee, Bergen aan Zee 2007 - heden Dom Arte, Rucphen, Brabant 2008 Beeldentuin Wester Amstel, Amstelveen 2008 Galerie Phidias, Apeldoorn
Werkreizen en symposia 1980, 1981 en 1983 1982 1985 en 1986 1989 1990 1992,1993 en 1995
werkreizen naar eiland Brač, Kroatië werkreis naar Pietrasanta, Italië werkreizen naar Pero-Pinheiro, Portugal werkreis naar Tengenenge, Zimbabwe Boglandsymposium, Wicklow Mountains, Ierland Findlingsymposia, Altkünkendorf, Duitsland
1994 Werkreis naar Normandië, Frankrijk 1997, 1998, 2003, 2004 en 2005 Werkreizen naar Bretagne, Frankrijk 2001 Meditairanski Kiparski Symposij, Labin, Kroatië 2003 Pont Perdu gehakt in centrum van Coevorden 2006 Beeldhouwerssymposium in Comblain au Pont, België
Publicaties
1989 Boekje gemaakt door Mart Rozenbeek bij tentoonstelling in de Oude Kerk, Amsterdam 1993 Boekje n.a.v. de expositie in de tuin van IBM, Amsterdam 1999 Steentaal, boek met verhalen, gedichten en foto’s van werk van Barbiers, grafische vormgeving Mart Rozenbeek
– 34 –
De stichting Het Depot ondersteunt beeldhouwers van torsen en fragmenten, waarbij de ontplooiingskans van de kunstenaar centraal staat. Beeldengalerij Het Depot De stichting Het Depot ontwikkelt ondermeer de volgende activiteiten • De Beeldengalerij Het Depot, een permanente tentoonstelling over hedendaagse beeldhouwkunst van torsen en fragmenten • Solo- of thematentoonstellingen in de Beeldengalerij Het Depot • Educatieve rondleidingen in de Beeldengalerij Het Depot voor bedrijven, instellingen, particulieren en het onderwijs • Lezingen en symposia over beeldhouwkunst en aanverwante thema’s • Het uitgeven van monografieën van beeldhouwers • Het verstrekken van beurzen aan beeldhouwers • Het geven van opdrachten aan beeldhouwers • Het verkopen, verhuren of in bruikleen geven van beelden uit de collectie van Het Depot • Educatieve rondleidingen in de tuin van de Beeldengalerij, het Arboretum Hinkeloord, voor bedrijven, instellingen, particulieren en voor het onderwijs De activiteiten van de stichting Het Depot worden mogelijk gemaakt door de stichting UTOPA. De doelstelling van de stichting UTOPA is het actualiseren en stimuleren van creatieve talenten van mensen, daar waar de aanleg van enkelingen, om welke reden dan ook, geen kans krijgt.
Stichting Het Depot supports torso and fragment-based sculptors. Its primary aim is to promote opportunities for development among individual artists. Het Depot sculpture gallery The activities developed by Stichting Het Depot include: • Het Depot Sculpture Gallery, a permanent exhibition featuring modern torso and fragment-based sculpture. • Solo or theme exhibitions in Het Depot Sculpture Gallery. • Educational tours in Het Depot Sculpture Gallery for companies, institutions, individuals and schools.
Colofon Fotografie: Vormgeving: Tekst: april 2009
• Lectures and symposia on sculpture and related themes. • The publication of monographs about sculptors. • Giving grants to sculptors. • Commissioning sculptors. • Selling, hiring or loaning sculptures from Het Depot’s collection. • Educational tours in the Sculpture Gallery garden, the Arboretum Hinkeloord, for com-panies, institutions, individuals and schools.
contact
contact
adressenangabe
Generaal Foulkesweg 64 6703 BV Wageningen T 0031 (0)317 424 420 F 0031 (0)317 420 7 0 E
[email protected] I www.hetdepot.nl
Generaal Foulkesweg 64 6703 BV Wageningen Netherlands T 0031 (0)317 424 420 F 0031 (0)317 420 780 E
[email protected] I www.hetdepot.nl
Generaal Foulkesweg 64 6703 BV Wageningen Niederlande T 0031 (0)317 424 420 F 0031 (0)317 420 780 E
[email protected] I www.hetdepot.nl
The activities of stichting Het Depot are funded by the UTOPA Foundation, the aim of which is to encourage and enhance creative talent in cases where individuals would not otherwise have the chance to do so.
De beeldengalerij Het Depot is een par ticulier initiatief op een particulier terrein. Honden hebben geen toegang tot het pand en het Arboretum.
Die Stiftung Het Depot unterstützt Bildhauer von Torsi und Fragmenten, wobei insbesondere die Entfaltungs möglichkeiten des Künstlers im Mittelpunkt stehen.
Het Depot Sculpture Gallery is a private initiative on private property. Dogs are not allowed in the building or Arboretum.
Die Skulpturengalerie Het Depot ist eine Privatinitiative auf einem Privatgelände. Hunde haben keinen Zugang zum Gebäude und zum Arboretum.
De toegang is gratis. Entry is free.
Der Eintritt ist kostenlos.
Skulpturengalerie Het Depot Die Stiftung Het Depot engagiert sich unter anderem in den folgenden Bereichen: • die Skulpturengalerie Het Depot, eine Dauerausstellung mit zeitgenössischer Bildhauerkunst in Torsi und Fragmenten • Einzel- sowie thematische Ausstellungen in der Skulpturengalerie Het Depot • Pädagogische Führungen für Betriebe, Einrichtungen, Privatpersonen sowie Bildungsstätten durch die Skulpturen- galerie Het Depot • Lesungen und Symposien zur Bildhauerei sowie zu verwandten Themen • die Herausgabe von Bildhauer-Monographien • die Gewährung von Stipendien für Bildhauer • die Vergabe von Aufträgen an Bildhauer • Verkauf, Vermietung und Verleih von Skulpturen aus der Sammlung von Het Depot • Pädagogische Führungen für Betriebe, Einrichtungen, Privatpersonen sowie Bildungsstätten durch den Garten der Skulpturengalerie, das Arboretum Hinkeloord
openingstijden Beeldengalerij donderdag t/m zondag van 11.00 tot 17.00 uur. entrée via hoofdingang villa Hinkeloord Arboretum dagelijks van 11.00 tot 17.00 uur. Feestdagen en einde van het jaar: Informatie: T 0317 424 420 of www.hetdepot.nl Het Depot ontvangt graag blinden, slechtzienden en rolstoelgebruikers. Bel voor een afspraak en de mogelijkheden. Parkeren aan de overzijde bij de Dreijen gebouwen 303-340.
opening hours
öffnungszeiten
Sculpture Gallery Thursday to Sunday from 11.00 a.m. to 5.00 p.m. Entrance through the main door of Villa Hinkeloord Arboretum Daily from 11.00 a.m. to 5.00 p.m.
Skulpturengalerie Donnerstag bis Sonntag von 11.00 bis 17.00 Uhr Eintritt über den Haupteingang der Villa Hinkeloord Arboretum täglich von 11.00 bis 17.00 Uhr
Bank Holidays and the end of the year: Information: T 0317 424 420 or www.hetdepot.nl
Feiertage und Jahresabschluss: Informationen: T 0317 424 420 oder www.hetdepot.nl
Guided tours for the blind and visually impaired may be arranged for both individuals and groups of a maximum of 4 people.
Führungen für Blinde und Sehbehinderte sind sowohl individuell als auch in Gruppen von bis zu 4 Personen möglich.
Beeldhouwkunst
A12 Ede / Utrecht
N781
John Stoel, pag. voorzijde, 2, 5, 10, 11, 12, 13, 22, 30, 33 Mark Prins, pag. 25 & 26 Loek Dijkman pag. 16 t/m 21 Collectie kunstenaar pag. 6, 8, 9, 13, 15, 29, achterzijde ratiodesign.nl Loek Tilanus, Loek Dijkman en Joost Barbiers
Rijksmonument
Parkmöglichkeiten auf der gegenüber liegenden Seite bei De Dreijen, Gebäude 303-340.
Parking opposite near the Dreijen, buildings 303-340.
Das Engagement der Stiftung Het Depot wird durch die Stiftung UTOPA ermöglicht. Ziel der Stiftung UTOPA ist es, die kreativen Talente von Menschen zu wecken und zu fördern, und zwar dort, wo die Anlage Einzelner - aus welchen Gründen auch immer - nicht zur Entfaltung kommen kann.
Architectuur
Rhenen
Lawickse Allee
Ritzema Bosweg Dreijenlaan Arboretumlaan
Gen Foulkesweg
Diedenweg N225
N225 Arnhem A50
Arboretum
www.hetdepot.nl