Een plus voor de plusgroep Onderzoeksverslag naar het oprichten van een plusgroep binnen basisschool De Caegh: Hoe dit binnen het jaar 2012/2013 te realiseren valt en welke organisatie hier aan ten grondslag ligt. School: Hogeschool INHolland Locatie: Alkmaar Opleiding: Pabo (voltijd) Jaar van opleiding: 4 Opdrachtgever: Basisschool De Caegh Locatie: Obdam Auteur: Kim Neefjes Studentnummer: 448958 Periode: September 2012 t/m januari 2013
Een plus voor de plusgroep! Mijn broertje Eerst had ik een broertje Dat was heel normaal Maar als ik daar op terug kijk Lijkt dat net een verzonnen verhaal Hij ziet de wereld niet zoals wij Soms te vrolijk en soms te vrij Aan de buitenkant zie je het niet Maar toch doet het me veel verdriet Dat komt hij heeft autisme Hij is vaak boos en reageert dan onverwacht Omdat de dingen niet zo gaan Zoals hij in zijn hoofd heeft bedacht Hij zit op een speciale school in een speciale klas En daardoor kan hij weer worden wie hij eigenlijk al was! (Eline, hoogbegaafde leerling uit groep 7, leerling uit de plusgroep De Duiventil in Hoorn)
Kim Neefjes
1
Een plus voor de plusgroep!
Voorwoord Alkmaar, 25 – 10 – 2012 Vier jaar geleden startte ik met de Pabo. Vanaf het moment dat ik hiermee startte, werd ik overladen met informatie over de verschillen tussen leerlingen. Iedere leerling is anders: Iedere leerling heeft andere behoeften, andere interesses en komt uit een andere thuissituatie. Deze verschillende uitgangspunten maken het zo belangrijk om differentiatie toe te passen in een groep, om er voor te zorgen dat iedere leerling op zijn of haar niveau les krijgt en zich daardoor ook op zijn of haar gemak voelt. Ik leerde dat er een bepaalde groep leerlingen is die ook begeleiding buiten de groep nodig heeft, omdat alleen de differentiatie binnen een groep bij deze leerlingen niet helpt. Dit zijn de leerlingen die extra zorg nodig hebben: Waarvoor handelingsplannen geschreven moeten worden en die begeleiding krijgen van een intern begeleider. Dit zijn onder andere leerlingen met autisme, ADHD, dyslexie of leerlingen die gewoonweg moeite hebben met leren. Het is goed dat deze zorg er is, dat er zo veel aandacht aan wordt besteed. Naast de zorgleerlingen is er een groep die vaak wordt vergeten en die erg onderschat wordt: de hoogbegaafde leerlingen. Van alle lessen die ik de afgelopen vier jaar op de Pabo heb gehad, ging slechts één les over hoogbegaafdheid. Dit geeft al aan in wat voor verhouding hoogbegaafde leerlingen staan ten opzichte van de andere zorgleerlingen. Hoogbegaafde leerlingen zijn ook zorgleerlingen, ook deze leerlingen hebben extra aandacht en begeleiding nodig. Dit wordt helaas vaak vergeten. Doordat leerkrachten weinig kennis hebben over hoogbegaafdheid, worden veel hoogbegaafde leerlingen niet opgemerkt. Wanneer deze leerlingen wel zijn opgemerkt, vinden de leerkrachten het moeilijk om deze leerlingen de juiste begeleiding te geven. Wanneer de leerkrachten deze leerlingen extra werk geven, hebben ze het idee dat de hoogbegaafde leerlingen hier wel hun weg in kunnen vinden. Het onderwerp hoogbegaafdheid is een onderwerp wat mij interesseert en waar ik graag onderzoek naar wilde doen. Toen mijn stage op basisschool De Caegh rond was en ik hoorde dat er een werkgroep excellentie1 op deze school werd opgericht, was voor mij snel duidelijk op welk onderwerp ik mij ging richten: hoogbegaafdheid. dit onderzoek ben ik gaan samenwerken met Marian Koning, de coördinator van de excellentiegroep die een studie naar zorgleerlingen heeft gedaan. Tijdens haar afstudeeronderzoek is zij zich gaan richten op ontwikkelingsvoorsprongen in de kleuterperiode (bij kleuters wordt de term hoogbegaafdheid nog niet gebruikt). Zij heeft een extra kieskastje voor deze kleuters gemaakt. Ook zijn er Levelwerkboxen2 op De Caegh aangeschaft, waar een andere collega zich mee bezig houdt. Voor mij was de taak te onderzoeken of het opzetten van een plusgroep haalbaar zou zijn en welke organisatie hier het best bij zou passen.
1 2
De beschrijving van ‘excellentie’ vindt u in bijlage 1 De beschrijving van ‘Levelwerkboxen’ vindt u in bijlage 1
Kim Neefjes
2
Een plus voor de plusgroep! Voor het schrijven van dit onderzoek wil ik een aantal mensen bedanken:
Marian Koning voor het samenwerken bij het opzetten van de plusgroep; de werkgroep excellentie voor de tips en adviezen; Anita Chrispijn voor het toelaten van mijn bezoek en het beantwoorden van vragen; de leerlingen van de plusgroep De Duiventil in Hoorn voor het beantwoorden van de vragenlijst.
In dit onderzoek vindt u mijn bevindingen en resultaten van het onderzoek. Ik heb hier met veel enthousiasme aan gewerkt. Veel leesplezier! Kim Neefjes. N.B. In de praktijk en theorie worden termen gebruikt als talentvolle leerlingen, excellente leerlingen, meerbegaafde leerlingen, (hoog-)begaafde leerlingen etc. In dit verslag gebruik ik de term hoogbegaafden of hoogbegaafdheid. Waar ik in dit onderzoek over hoogbegaafden spreek, doel ik ook op de begaafde leerlingen voor wie een extra aanbod waardevol is.
Kim Neefjes
3
Een plus voor de plusgroep!
1.Samenvatting Er wordt vaak een verkeerd beeld geschetst over hoogbegaafde leerlingen. Veel mensen hebben het idee dat hoogbegaafde leerlingen blij moeten zijn dat ze hoogbegaafd zijn en zien deze leerlingen dan ook niet als zorgleerlingen. Dit zijn ze echter wel. Wanneer hoogbegaafde leerlingen niet de juiste begeleiding krijgen, is het mogelijk dat ze hun capaciteiten niet juist benutten, wat kan leiden tot nadelige gevolgen. De Caegh is goed op weg om een juiste begeleiding aan hoogbegaafde leerlingen te geven. Er wordt gebruik gemaakt van een vertrouwd protocol, er worden materialen voor hoogbegaafde leerlingen ontwikkeld en aangeschaft (kieskastjes voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong en Levelwerk) en er is een werkgroep excellentie opgericht. Wat De Caegh nog mist, is iets waar hoogbegaafde leerlingen bijeen kunnen komen: een plusgroep. De volgende onderzoeksvraag staat in dit onderzoek centraal: Op welke manier kan de plusgroep op basisschool De Caegh worden opgestart om aan de behoeften van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen? Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een casestudy. Allereerst is er bronnenonderzoek gedaan. Verder is er geobserveerd in een plusgroep op De Duiventil in Hoorn en er is geobserveerd in een plusgroep in groep vier op De Caegh die tijdens dit onderzoek is opgestart. Daarnaast is er een open ongestructureerd interview gehouden met een deskundige. Tot slot zijn er enquêtes onder de leerlingen van de plusgroep van de Duiventil en de middenbouw op De Caegh afgenomen (kwantitatief). (Ton Kallenberg, Onderzoeken in de onderwijspraktijk., 2011) Uit de literatuur valt op te merken dat een leerling hoogbegaafd is wanneer hij hoge intellectuele capaciteiten bezit, gemotiveerd is en creatief is. Het begrip ‘hoogbegaafdheid’ wordt onderzocht en er wordt gekeken naar de verschillende kenmerken van hoogbegaafden en onderpresteerders. In een plusgroep dienen de intelligentie, motivatie en creativiteit te worden gestimuleerd. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de verschillende interesses. Er zitten veel organisatorische voorwaarden aan een plusgroep vast, die duidelijk moeten worden voorbereid. Uit de eerste enquête uit het praktijkonderzoek blijkt dat de hoogbegaafde leerlingen zich prettig voelen op De Caegh, wat betekent dat er minder aandacht hoeft te worden besteed aan de sociaalemotionele behoeften, in tegenstelling tot wat in de literatuur wordt gezegd. Of dit valide is, wordt in de discussie besproken. Uit de tweede enquête komen de interesses van de leerlingen naar voren die verwezenlijkt zouden moeten worden in de plusgroep. Een aantal vakken waar de leerlingen opvallend geïnteresseerd in zijn, zijn wiskunde en geschiedenis. Er wordt geconcludeerd dat er voor de groepen drie, vier en vijf ieder apart een plusgroep zou moeten worden opgericht. De leerlingen zullen één uur in de week deelnemen aan deze plusgroep. Het is de bedoeling dat de verrijking die in de plusgroep geboden wordt ook geïmplementeerd wordt in het reguliere onderwijs.
Kim Neefjes
4
Een plus voor de plusgroep! In de discussie komt naar voren dat het literatuuronderzoek zeer valide is. In het praktijkonderzoek wordt vooral gebruik gemaakt van enquêtes en van het interview. De resultaten van de enquêtes zijn over het algemeen toepasbaar in dit proces. Ook is het interview van zinvolle waarde geweest. Tot slot wordt er een aanbeveling gedaan tot vervolgonderzoek. Hierin wordt aanbevolen om te onderzoeken op wat voor manier je een aparte plusgroep in de middenbouw en in de bovenbouw zou kunnen oprichten, zodat hoogbegaafde leerlingen van groep drie tot en met groep acht deel zouden kunnen nemen aan de plusklas.
Kim Neefjes
5
Een plus voor de plusgroep!
Inhoud Voorwoord ................................................................................................................................... 2 1.Samenvatting ............................................................................................................................. 4 2.Inleiding .................................................................................................................................... 8 2.1 Aanleiding van het onderzoek ....................................................................................................... 8 2.2 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................... 9 2.3 Deelvragen..................................................................................................................................... 9 2.4 Kernbegrippen ............................................................................................................................... 9 2.5 Doelstelling .................................................................................................................................. 10 3.Methode .................................................................................................................................. 11 3.1 Onderzoeksbenadering ............................................................................................................... 11 3.2 Databronnen ............................................................................................................................... 12 3.3 Theoretisch model/stappenplan ................................................................................................. 14 Hieronder staat het theoretisch model/stappenplan weergeven, wat aangeeft wat het onderzoek precies inhoudt. Op de volgende bladzijde staat de toelichting. ...................................................... 14 4.Resultaten literatuuronderzoek .................................................................................................16 4.1 Wat is hoogbegaafdheid? ............................................................................................................ 16 4.2 De verschillende kenmerken en signalering................................................................................ 21 4.3 De behoeften ............................................................................................................................... 27 4.4 Wat is een plusgroep? ................................................................................................................. 33 4.5 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep .................................................................. 34 4.6 Eisen voor de deelname aan een plusgroep ............................................................................... 38 5.Resultaten praktijkonderzoek ................................................................................................... 39 5.1 Wat doet De Caegh aan hoogbegaafdheid ten behoeve van onderwijsbeleid? ......................... 39 5.2 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep op De Caegh ............................................. 41 5.3 Eisen voor de deelname aan de plusgroep op De Caegh ............................................................ 43 5.4 Het voldoen aan de behoeftes binnen de plusgroep op De Caegh............................................. 44 6. Conclusie ................................................................................................................................ 50 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag................................................................................................ 50 6.2 Discussie ...................................................................................................................................... 52 6.3 Adviezenlijst voor het oprichten van de plusgroep..................................................................... 54 6.4 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 56 Bibliografie ................................................................................................................................. 57 Bijlage 1: Begrippenlijst .........................................................................................................61
Kim Neefjes
6
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 2: De modules uit het DHH ........................................................................................ 62 Bijlage 3: De verschillende typen hoogbegaafde leerlingen .................................................... 64 Bijlage 4: Topiclist ................................................................................................................ 70 Bijlage 5: .............................................................................................................................. 71 Bijlage 6: Vragenlijst plusgroep ............................................................................................. 72 Bijlage 7: Het evaluatieformulier .......................................................................................... 74 Bijlage 8: Enquête waarbij het aantal hoogbegaafde leerlingen op De Caegh wordt onderzocht. ........................................................................................................................................... 79 Bijlage 9: Beoordelingsformulier onderzoeksrapportage ........................................................ 80 Bijlage 10: Toelichting op toetscriteria .................................................................................. 83
Kim Neefjes
7
Een plus voor de plusgroep!
2.Inleiding 2.1 Aanleiding van het onderzoek Zorgleerlingen zijn tegenwoordig een ‘hot item’ binnen het onderwijs. Er wordt veel aandacht besteed aan onder andere leerlingen die moeilijk leren, leerlingen met ADHD en leerlingen met autisme. ‘In Nederland heeft ongeveer 3% van de leerlingen tussen vijf en veertien jaar ADHD’ (ADHD bij kinderen, 2012). Er wordt door de leerkracht rekening met deze leerlingen gehouden, er worden vaak intern begeleiders ingezet en er worden handelingsplannen voor deze leerlingen geschreven. Dat is goed, want elke leerling heeft recht op gelijke kansen. En de andere leerlingen in de klas? ‘Die redden het wel’, denkt de leerkracht over het algemeen. Zolang ze voldoende scoren en goed meedoen in de les, gaat het goed met deze leerlingen. In de Volkskrant van 18 oktober 2012 (Berg, 2012) werd vermeld dat Nederlandse hoogbegaafde leerlingen duidelijk minder presteren dan in andere landen. Uit Gronings onderzoek is gebleken dat van de leerlingen die op basis van de Cito toets tot de beste vijf procent behoorden, één op de vier het VWO niet haalt in de zes jaar die ervoor staan. In het Algemeen Dagblad van 17 oktober 2012 (Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet, 2012) werd gezegd dat één op de twee hoogbegaafde studenten zijn middelbare schooldiploma niet haalt. Dit komt onder andere omdat ze onderpresteren of omdat ze niet gemotiveerd zijn. De laatste jaren is er al veel verbeterd en aan het onderwerp hoogbegaafdheid meer aandacht besteed. Zo ook op basisschool De Caegh. Er is onder andere een werkgroep ‘excellentie’ opgestart. De coördinator van deze werkgroep is Marian Koning. Zij heeft een studie gedaan naar zorgleerlingen en heeft haar afstudeeronderwerp gericht op hoogbegaafdheid. Naar aanleiding van haar onderzoek heeft ze een kieskastje in de kleuterbouw ontwikkeld voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Daarnaast zijn er Levelwerkboxen aangeschaft, die onder de leiding van een andere leerkracht vallen. Ook is Marian van plan om regelmatig in een zorgvergadering even wat aandacht te besteden aan hoogbegaafdheid, zodat alle leerkrachten hier over informatie krijgen. Ondanks dat er veel verbeterd is, worden er echter nog niet genoeg maatregelen genomen op het gebied van hoogbegaafdheid. Allereerst weten de leerkrachten nog te weinig van dit onderwerp af, waardoor hoogbegaafde leerlingen, die niet opvallen, niet of minder snel gesignaleerd zullen worden. Ook vinden de leerkrachten het moeilijk om adequaat te handelen wanneer leerlingen uiteindelijk gediagnosticeerd zijn. Het informeren van de leerkrachten tijdens zorgvergaderingen is een stap in de goede richting. Er is gevraagd om onderzoek te doen naar een plusgroep. Is er daadwerkelijk behoefte aan een plusgroep? Kan dit worden opgezet binnen een schooljaar? Wat is hier allemaal voor nodig? Dit is een goed initiatief, aangezien de creativiteit, motivatie en intelligentie van de hoogbegaafde leerlingen tot nu toe nog niet volledig worden geprikkeld. Het streven is, dat wanneer er op De Caegh gestart wordt met een plusgroep, de hoogbegaafde leerlingen meer onder de aandacht gebracht zullen worden en dat het onderwerp hoogbegaafdheid meer tussen de agendapunten zal komen te staan.
Kim Neefjes
8
Een plus voor de plusgroep!
2.2 Onderzoeksvraag Op welke manier kan de plusgroep voor basisschool De Caegh worden opgestart om aan de behoeften van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen?
2.3 Deelvragen Theorie 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Wat houdt hoogbegaafdheid in? Hoe herken je hoogbegaafde leerlingen? Wat zijn hun kenmerken? Waar hebben hoogbegaafde leerlingen behoefte aan? Wat houdt een plusgroep in? Wat zijn de voorwaarden om een plusgroep op te starten? Welke eisen worden gesteld aan leerlingen die deelnemen aan de plusgroep?
Praktijk 1. Wat doet De Caegh momenteel voor hoogbegaafde leerlingen ten behoeve van het onderwijsbeleid? 2. Wat zijn de voorwaarden bij het opstarten van een plusgroep op De Caegh? 3. Welke eisen zou De Caegh moeten stellen aan de leerlingen die deelnemen aan de plusgroep? 4. Hoe kunnen ze op De Caegh voldoen aan de verschillende behoeften van de leerlingen?
2.4 Kernbegrippen Hoogbegaafdheid Volgens Renzulli (1936) is hoogbegaafdheid een combinatie van een sterke motivatie, een uitzonderlijke intelligentie en creativiteit. Clarks (1997) onderscheidt vier soorten intelligenties: de cognitieve, de affectieve, de fysiekzintuiglijke en de intuïtieve intelligentie. Mönks (1932) vult dit aan door aan te geven dat hoogbegaafdheid pas tot uiting kan komen, wanneer het gezin, de school en vrienden hier positief mee omgaan (triadisch model). Deze term wordt gebruikt om aan te geven dat deze mensen opvallende vaardigheden hebben. Als maatstaf wordt vaak een IQ test ingezet, waarin het IQ hoger dan 130 moet zijn. (Gerven, 2002) Begaafdheid Begaafde leerlingen presteren bovengemiddeld in de klas en horen bij de top van de groep. Het verschil tussen begaafde leerlingen en hoogbegaafde leerlingen is dat hoogbegaafde leerlingen net even iets anders zijn en zich net even iets anders gedragen. Waarin begaafde leerlingen tevreden zijn, zijn hoogbegaafde leerlingen kritisch. Waarin begaafde leerlingen een technicus zijn, zijn hoogbegaafde leerlingen een uitvinder. Waarin begaafde leerlingen nauwkeurig kopiëren, creëren hoogbegaafde leerlingen nieuwe projecten. Kortom: Hoogbegaafde leerlingen hebben een meer onderzoekende en kritische houding. (Stichting Plato, 2012) Plusklas Veel scholen hebben een aangepast onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Dit heet een plusklas. Dit kan een buitenschoolse of een binnenschoolse plusklas zijn.
Kim Neefjes
9
Een plus voor de plusgroep! In een buitenschoolse plusklas komen leerlingen van verschillende scholen één of meer keer per week op een moederschool. Meestal is een bewijs van hoogbegaafdheid een criterium voor toelating. De ouders betalen apart lesgeld. Bij een binnenschoolse plusklas wordt binnen de school een plusklas geformeerd, vaak in de bovenbouw. Er wordt individueel gewerkt aan leerstrategieën en cognitieve ontwikkelingen en in de groep aan sociaal-emotionele en culturele ontwikkeling. (Trierum, 2007) Plusgroep Een plusgroep is in principe hetzelfde als een plusklas: Een aparte klas waaraan alleen hoogbegaafde leerlingen deelnemen. Het grootste deel blijven ze in hun eigen groep. Een plusklas is groter. Er worden grotere opdrachten gegeven en er wordt een langere tijd doorgebracht in een plusklas dan in een plusgroep. (MSc., 2010) Kinderen tussen de 6 en 9 jaar Kinderen tussen de 6 en de 9 jaar zitten in de middenbouw van de basisschool (groep 3 t/m 5). Kinderen van deze leeftijd krijgen interesse in sporten en wedstrijdjes. Jongens en meisjes spelen vaak nog gescheiden. Ze leren de schoolse vaardigheden, ze gaan logisch nadenken en de verschillen in leerstijlen worden zichtbaar. Op sociaal emotioneel gebied zijn vriendschappen heel belangrijk, de identiteitsontwikkeling vindt plaats, de regelspellen zijn belangrijk en door de identiteitsontwikkeling kan het pesten wel eens een rol spelen. (Liesbeth Schreuder, 2011)
2.5 Doelstelling De doelstelling is om voor de kerstvakantie 2012 in ieder geval een plusgroep in groep vier op te zetten, onder leiding van een ouder. Wanneer een plusgroep in groep vier goed loopt, kan het zich gaan uitbreiden naar een plusgroep in groep drie en een plusgroep in groep vijf, met ieder een aparte ouder als begeleiding. Op deze manier wordt er in iedere groep gericht aandacht besteed aan de hoogbegaafde leerlingen.
Kim Neefjes
10
Een plus voor de plusgroep!
3.Methode 3.1 Onderzoeksbenadering De onderzoeksvraag is ontstaan nadat duidelijk was dat er behoefte was aan verbetering van het lesprogramma voor hoogbegaafde leerlingen binnen De Caegh. Er is een excellentievergadering opgericht en er wordt aan alle kanten gewerkt aan het verbeteren van het lesaanbod. Er werd gevraagd te onderzoeken of een plusgroep meerwaarde had binnen De Caegh en of dit ook daadwerkelijk te realiseren was binnen een jaar. Dit onderzoek richt zich op de dagelijkse onderwijspraktijk en van alles daaromheen: een praktijkonderzoek. Dit is een actieonderzoek: Een onderzoeksmethode waarbij een leerkracht of een team de eigen onderwijspraktijk volgens een goed doordachte methodiek probeert te verbeteren. (Ton Kallenberg, Onderzoeken in de onderwijspraktijk., 2011) In dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende typen onderzoek. Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Dit houdt in dat er zo open mogelijk tegemoet wordt getreden aan het onderzoeksprobleem. Er wordt in dit onderzoek gelijk aangesloten op de onderwijskundige praktijk. Er is gebruik gemaakt van een casestudy, observaties, interviews en bronnenonderzoek. Bij een kwantitatief onderzoek wordt op grote schaal gegevens verzameld en de uitkomsten kunnen in getallen worden uitgedrukt. Dat is hier niet het geval. (Kallenberg, 2007) Allereerst is er gebruik gemaakt van meerdere enquêtes: één enquête om na te gaan hoeveel hoogbegaafde leerlingen er in iedere klas op De Caegh zitten, één enquête waarbij de sociaalemotionele kant van hoogbegaafde leerlingen is onderzocht en één enquête waarbij is na gegaan wat de hoogbegaafde leerlingen graag zouden willen leren in een plusgroep. Het zijn deels gesloten vragenlijsten en deels open vragenlijsten (de open vragenlijsten zijn de vragenlijsten over de plusgroep). De enquêtes zijn statistisch verwerkt.(Ton Kallenberg, Enquete (survey), 2011) Daarnaast is er gebruik gemaakt van een casestudy. In dit geval gaat het om de hoogbegaafde leerlingen. Deze vorm wordt ingezet wanneer een bepaald probleem nog niet is uitgekristalliseerd. Dat is hier het geval. De case die is onderzocht, is een voorbeeld voor alle hoogbegaafde leerlingen op andere basisscholen. (Ton Kallenberg, Casestudy (gevalsstudie), 2011) Tot slot is er gebruik gemaakt van ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek. Het levert een directe bijdrage aan het oplossen van problemen in de praktijk. Het probleem is dat er te weinig wordt aangeboden aan hoogbegaafde leerlingen, waardoor zij zich niet optimaal kunnen ontplooien. Één van de oplossingen is het opzetten van een plusgroep. Bij ontwerpgericht onderzoek wordt er geredeneerd vanuit een van tevoren opgezet en goed onderbouwd ontwerp. (Ton Kallenberg, Ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek, 2011)
Kim Neefjes
11
Een plus voor de plusgroep!
3.2 Databronnen Literatuur- of bronnenstudie Door middel van bronnenstudie is vastgesteld wat er al bekend is over het onderwerp hoogbegaafdheid en over de plusgroep. ‘Je kunt geen serieus onderzoek doen zonder eerst een verkenning van de beschikbare literatuur over dat onderwerp te hebben ondernomen.’ (Ton Kallenberg, Literatuur- of bronnenstudie, 2011). Het is belangrijk om literatuuronderzoek doen om het onderzoek betrouwbaarder te maken. Daarnaast zullen de lezers van het onderzoek een helder beeld krijgen over het onderwerp. Er is op verschillende manieren op zoek gegaan naar de literatuur. Allereerst zijn er boeken geleend via de bibliotheek in Heerhugowaard en de bibliotheek op INHolland Alkmaar. Er zijn verschillende websites bezocht via google, themasites (via bibliotheek INHolland) en databanken (via bibliotheek INHolland). Op deze manier zijn er ook verschillende artikelen bestudeerd. Er is gezocht op de volgende onderwerpen: 1. Hoogbegaafdheid: Hier ligt de focus op het volgende: - Wat houdt hoogbegaafdheid precies in? - Welke modellen horen hierbij? - Wat zijn de kenmerken van deze leerlingen? - Hoe gaat de signalering en het vervolg in zijn werk? - Hoe herken je onderpresteerders? - Hoe kun je het onderwijs aanpassen? 2. Begaafdheid: Wat is nou precies het verschil tussen hoogbegaafdheid en begaafdheid? 3. Plusgroep: Hier is de focus gelegd op het volgende: - Wat houdt een plusgroep precies in?; - Welke doelstellingen en eisen heeft een plusgroep?; - Wat is het programma van een plusgroep? 4. Leerlingen uit de middenbouw: Hier is vooral gekeken naar de sociaal emotionele ontwikkeling, zodat er rekening kon worden gehouden bij het opzetten van de plusgroep. Vragenlijst Een essentiële voorwaarde voor betrouwbare uitkomsten van een enquête is dat de kwaliteit van de vragen die aan de respondenten worden voorgelegd goed zijn (Ton Kallenberg, Vragenlijst, 2011). Er is bij de enquêtes rekening gehouden met de vragen die werden gesteld en bij de formulering hiervan. De vragen zijn toegespitst op de hoogbegaafde leerlingen uit de middenbouw van De Caegh en op de hoogbegaafde leerlingen uit de midden- en bovenbouw van De Duiventil in Hoorn. Er is hierbij gekeken naar de onderzoeksvraag. Aangezien de leerlingen jong zijn, moesten de vragen simpel blijven en hadden ze begeleiding nodig bij het noteren van de antwoorden. Er zijn verschillende soorten vragen in de enquêtes gebruikt: 1. Meerkeuzevraag. De hoogbegaafde leerlingen hebben bij de meerkeuzevragen steeds kunnen kiezen uit de volgende antwoorden: helemaal mee eens, mee eens, mee oneens en helemaal mee oneens. Dit zijn hoogbegaafde leerlingen uit de plusgroep van De Duiventil in Hoorn (midden- en bovenbouw) en hoogbegaafde leerlingen die op De Caegh in aanmerking komen voor de plusgroep (middenbouw).
Kim Neefjes
12
Een plus voor de plusgroep! 2. Open vraag. De hoogbegaafde leerlingen hebben gebruik gemaakt van open vragen. Omdat deze groep niet zo groot was, was dit een reële optie. Dit waren hoogbegaafde leerlingen uit de plusgroep van De Duiventil in Hoorn (midden- en bovenbouw) en hoogbegaafde leerlingen die op De Caegh in aanmerking komen voor de plusgroep (middenbouw). Ook konden de leerkrachten van de verschillende klassen invullen hoeveel hoogbegaafde leerlingen zij in de klassen hadden. Dit was ook een open vraag. Interview Anita Chrispijn is geïnterviewd. Zij is leerkracht van de plusgroep op De Duiventil in Hoorn. Er is bewust gekozen voor een interview omdat er dan exact kon worden verteld hoe zij tegenover bepaalde kwesties staat. Het werd gevoerd in een tweegesprek en het interview was niet gebonden aan het vaste format van een van tevoren opgestelde vragenlijst. Er werd gebruik gemaakt van een open interview, waarbij er wel een topiclist is samengesteld. Een open interview ziet er als volgt uit: De vragen liggen niet vast: men gaat het gesprek open in; Het interview is bedoeld om dieper inzicht te krijgen in visies en ervaringen van een beperkt aantal respondenten (dit keer één); Er is ver door gevraagd naar kennis en ervaringen van de respondent; Men kan de regie kwijtraken: men heeft als onderzoeker een grote inhoudelijke inbreng in het gesprek. (Ton Kallenberg, Drie manieren om te interviewen, 2011) Naast het interview met Anita Chrispijn, is er ook een interview gevoerd met de hoogbegaafde leerlingen uit de groepen 3, 4 en 5. Dit is gedaan door middel van het invullen van de enquêtes. Er is een enquête gecombineerd met een interview. Hierin is sprake van een semigestructureerd interview: de vragen zijn vooraf opgeschreven (door middel van de enquête) maar wanneer de kinderen met een eigen inbreng kwamen, is hier ook op in gegaan. Observatie ‘Observeren is een goede manier om met behulp van de eigen zintuigen informatie te verzamelen over het gedrag van de leerlingen. Men kijkt en luistert gericht naar het gedrag van leerlingen en leerkrachten vanuit een bepaalde vraagstelling, die men van tevoren nauwkeurig heeft vastgesteld.‘(Ton Kallenberg, Observatie, 2011) Er is geobserveerd in een plusgroep in Hoorn, die zich richtte op groep 5, 6 en 7. Er is gebruik gemaakt van een ongestructureerde observatie. Dit is zo objectief mogelijk gedaan.
Kim Neefjes
13
Een plus voor de plusgroep!
3.3 Theoretisch model/stappenplan Hieronder staat het theoretisch model/stappenplan weergeven, wat aangeeft wat het onderzoek precies inhoudt. Op de volgende bladzijde staat de toelichting. 1. Basisschoolleerlingen
2. Middenbouw
3. hoogbegaafden
4. Begaafden -
Verschil met hoogbegaafd en
6. Pluskinderen
5. Hoogbegaafden -
Inhoud Kenmerken Signalering Behoeften Modellen Typen (onderpreste erders)
7. Plusgroep -
Inhoud
8. Plusgroep groep 4 -
Kim Neefjes
Er wordt een plusgroep voor groep 4 opgericht.
14
Een plus voor de plusgroep!
1. Dit onderzoek is gericht op basisschool leerlingen. 2. Er wordt onderzoek gedaan naar een plusgroep richting de middenbouw, vandaar dat het model zich hier alleen op richt. 3. Er wordt niet gekeken naar de gehele middenbouw, er wordt alleen gekeken naar de (hoog)begaafde leerlingen. 4. Deze leerlingen worden gesplitst in begaafden en hoogbegaafden. Allereerst wordt het verschil tussen begaafden en hoogbegaafden onderzocht. 5. Daarna wordt er verdiept in de hoogbegaafden: Wat houdt hoogbegaafdheid precies in? Wat zijn de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen en hoe signaleer je ze? Waar hebben ze behoefte aan? Welke modellen zijn er ontworpen voor deze leerlingen? Wat voor typen hoogbegaafden heb je en wat zijn onderpresteerders? 6. De hoogbegaafde leerlingen zijn de pluskinderen. Er wordt onderzocht op wat voor manier je deze kinderen in een plusgroep zou kunnen plaatsen. 7. Naar aanleiding van deze literatuurstudie wordt er gekeken naar het oprichten van een plusgroep: Wat is dit exact? Wat is er allemaal voor nodig en wat houdt het in? 8. Tot slot wordt er een plusgroep opgestart in groep vier.
Kim Neefjes
15
Een plus voor de plusgroep!
4.Resultaten literatuuronderzoek 4.1 Wat is hoogbegaafdheid? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wat hoogbegaafdheid precies inhoudt. Er worden verschillende modellen, theorieën en uitspraken met elkaar vergeleken. Er wordt gekeken naar het verschil tussen begaafdheid en hoogbegaafdheid. Dit heeft als doel om het begrip ‘hoogbegaafdheid’ duidelijk in kaart te krijgen en hiermee duidelijk voor ogen te krijgen met wat voor leerlingen er in dit onderzoek gewerkt wordt. De verschillende theorieën en modellen Zolang er mensen bestaan, bestaan er al verschillen in begaafdheid. De één is begaafder dan de ander en dat is al het geval sinds de mensheid bestaat. ‘Er bestaan veel voorbeelden van hoogbegaafden die bijzondere prestaties leveren, zoals het 12-jarige meisje dat tot de Rotterdamse universiteit werd toegelaten nadat zij de middelbare school in een jaar had doorlopen.’ (E.J. van Houten - van den Bosch, 2007) Of Erik van den Boom, die op zijn 13e examen gymnasium deed en nu, op z’n 15e dj en ambassadeur voor dance4life is. Maar sinds wanneer spreekt men nu echt van hoogbegaafdheid? Dit is gestart bij de Franse psycholoog Binet. Hij heeft de IQ-test ontworpen naar aanleiding van de vergeetcurve van Hermann Ebbinghaus. Dit deed Alfred Binet eind 19e eeuw. (Alfred Binet, 2012). De test richtte zich op de verbale en performale ontwikkeling. ‘De verbale ontwikkeling richt zich op woorden en woordbetekenis, redeneren in taal en taalsymbool. De performale ontwikkeling richt zich op het praktisch handelen, het oplossen van problemen en deelproblemen’ (Verslag 'De verbaal/performaal kloof', 2000 - 2012)De IQ-test was te abstract. Er werd gekeken naar de intelligentie van een mens, maar er werd niet verder gekeken. Iemand hoeft namelijk niet hoogbegaafd te zijn wanneer het hoog scoort op een IQ-test. En het is niet uitgesloten dat iemand hoogbegaafd is wanneer de leerling laag scoort op een IQ-test. Of iemand hoogbegaafd is, heeft namelijk te maken met een combinatie van meerdere factoren. Zo kwam allereerst Renzulli in 1978 met een nieuw ontworpen model. Volgens Renzulli bezit een hoogbegaafde leerling de volgende capaciteiten: Bovengemiddelde vaardigheden, creativiteit en motivatie. Volgens Minnaert kun je beter spreken van doorzettingsvermogen in plaats van motivatie. Alleen de bovengemiddelde vaardigheden (IQ) kunnen getest worden. Volgens Resing en Blok spreek je van een zeer begaafd kind als het IQ hoger is dan 130 en van een hoogbegaafd kind als er naast een hoog IQ ook is voldaan aan andere criteria op het gebied van cognitie en persoonlijkheid. (Hoogeveen, 2004 - 2012)
Grafiek 1: Het model van Renzulli
Kim Neefjes
16
Een plus voor de plusgroep! Het model van Renzulli werd in 1985 uitgebreid door het model van Mönks. In dit model komen de drie cirkels van Renzulli voor, maar het wordt uitgebreid met omgevingsfactoren. Hierin wordt duidelijk dat hoogbegaafde leerlingen moeten worden gestimuleerd door de sociale omgeving. De familie, school en vrienden zijn belangrijk voor een leerling die hoogbegaafd is. Wanneer de omgeving niet serieus en positief reageert op deze leerling, zal het zich ook niet verder ontwikkelen op dit gebied. (Mönks) Mönks is oprichter van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen en Antwerpen. (Hoogbegaafdheid, 2012)
Grafiek 2: Het meerfactorenmodel van Mönks
Op het gezin en de vrienden hebben de leerkrachten geen invloed, de leerkrachten kunnen de vrienden en ouders op zijn hoogst attenderen om hoogbegaafde leerlingen te blijven stimuleren. De leerkrachten kunnen tevens het creërend vermogen en de motivatie stimuleren. Na het model van Renzulli en Mönks, kwam Heller in 1992 met een nieuw en uitgebreider model. Het model van Heller volgt in feite weer op het model van Mönks. Mönks richtte zich namelijk op de omgevingsfactoren. Heller werkt dit verder uit. Hij onderscheidt de niet cognitieve persoonlijkheidskenmerken (omgang met stress, prestatiemotivatie, werk-/leerstrategieën, (faal)angst en locus of control) en de omgevingskenmerken (leerhouding in het gezin, gezinsklimaat, kwaliteit van de instructie, klassenklimaat en ingrijpende gebeurtenissen). De hoogbegaafdheidkenmerken (begaafdheidsfactoren) worden door bovenstaande beïnvloed. De begaafdheidsfactoren uiten zich dan (afhankelijk van de niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en de omgevingskenmerken) in de prestatiedomeinen. (Heller)
Kim Neefjes
17
Een plus voor de plusgroep!
Grafiek 3: Het model van Heller
Vroeger werd er, ondanks bovenstaande modellen, weinig actie ondernomen voor hoogbegaafde leerlingen. Deze leerlingen maakten dezelfde opdrachten als de andere leerlingen in de klas, en als deze opdrachten af waren, kregen ze extra werk. Gelukkig is het nu anders. Sinds de overheid meer aandacht besteedt aan hoogbegaafdheid, wordt er steeds meer bekommerd om hoogbegaafde leerlingen. Op de meeste basisscholen wordt er gebruik gemaakt van signaleringsinstrumenten om hoogbegaafden in beeld te brengen. Er zijn genoeg methodes ontwikkeld voor hoogbegaafde leerlingen, het internet staat vol met materiaal en er zijn Leonardo scholen (scholen voor hoogbegaafde leerlingen). Wanneer ben je nu hoogbegaafd? ‘Hoeveel procent van de mensen hoogbegaafd is, hangt af van de omschrijving van hoogbegaafdheid. Wanneer intelligentie volgens de normaalverdeling over de bevolking verspreid zou zijn, is 2,5 procent van de bevolking hoogintelligent’ (IQ > 130). (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) Er wordt hier alleen gekeken naar de intellectuele capaciteiten in het model van Mönks. Motivatie en creativiteit worden hierbij niet genoemd. Volgens de vereniging ‘Mensa ‘ ben je hoogbegaafd wanneer jouw IQ bij de hoogste twee procent van de bevolking hoort. ‘Uitgaande van de verdeling van intelligentie en het aantal leerlingen in het Nederlandse basisonderwijs gaat het dan om bijna 40.000 hoog- of zeerbegaafde leerlingen.
Op een gemiddelde basisschool zouden vijf hoog- of zeer begaafde leerlingen zitten (Ministerie van
Kim Neefjes
18
Een plus voor de plusgroep! Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2010) .’ Ook hier wordt er weer alleen gekeken naar de intellectuele capaciteiten. Mensalid Maud Kooijman probeerde de definitie van hoogbegaafdheid ooit eens te omschrijven. Zij zei: ‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Autonoom, gedreven en nieuwsgierig van aard. Hij of zij schept plezier in creëren’. (Algemeen) (Hoogbegaafdheid, 2007 - 2012) Maud Kooijman kijkt niet alleen naar de intelligentie. Zij heeft ook oog voor de motivatie en creativiteit. Van Houten en van den Bosch beschrijven het verschil tussen hoogintelligent en hoogbegaafd. Zij zeggen dat wanneer een IQ boven de 130 scoort, men hoogintelligent is. Wanneer men ook beschikt over creativiteit en motivatie, dan spreek je van hoogbegaafd. (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007)
*Grafiek 4: De verdeling van IQ-scores onder de normaalverdeling
De normaalverdeling waarover gesproken is, staat hierboven. Volgens de Groninger Intelligentietest voor Voortgezet Onderwijs ben je bovengemiddeld begaafd wanneer je IQ tussen de 110 en 119 ligt, begaafd wanneer je IQ tussen de 120 en 129 ligt en hoogbegaafd wanneer je IQ op de 130 of hoger licht. Met een IQ van 150 ben je een genie.
Kim Neefjes
19
Een plus voor de plusgroep! Het verschil tussen begaafd en hoogbegaafd Op de normaalverdeling en bij de toelichting is al vermeld wat het verschil is tussen begaafdheid en hoogbegaafdheid. Maar hoe herken je deze verschillen? Het verschil tussen begaafden en hoogbegaafden staat in tabel 1 hieronder. Een begaafde leerling Beantwoordt de vragen
Een hoogbegaafde leerling Discussieert in detail, is kritisch, bewerkt stellingen Presteert bovengemiddeld in de klas Kan bovengemiddeld maar ook gemiddeld of beneden gemiddeld presteren Hoort bij de top van de groep Vaak een groep van 1 achter de anderen Luistert met interesse Laat sterke gevoelens en opinies zien Leert gemakkelijk Weet het vaak al Herhaling nodig voor meesterschap Meesterschap na 1-2 repetities Begrijpt ideeën Ontwikkelt en bewerkt ideeën Geniet van leeftijdgenoten Prefereert vaak ouder gezelschap Begrijpt de bedoeling of betekenis Onderzoekt de toepassingen Maakt zijn werk af Start projecten Kopieert nauwkeurig Creëert nieuwe projecten Houdt van school Geniet van leren Technicus Uitvinder Is tevreden over eigen leren/kunnen Is hoogst zelfkritisch (Stichting Plato, 2012) (Begaafd vs Hoogbegaafd, 2005) *Tabel 1: Het verschil tussen begaafdheid en hoogbegaafdheid
Uit de tabel kan worden opgemerkt dat hoogbegaafde leerlingen een meer onderzoekende houding aantonen dan begaafde leerlingen.
Kim Neefjes
20
Een plus voor de plusgroep!
4.2 De verschillende kenmerken en signalering In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de verschillende kenmerken van hoogbegaafde leerlingen. Het is van belang om deze kenmerken te kennen, zodat je weet hoe je binnen de plusgroep om moet gaan met deze leerlingen en om te weten welke leerlingen deel mogen nemen aan de plusgroep. Daarna wordt ingegaan op de signalering. Hier wordt een korte beschrijving over gegeven zodat men kan zien wat voor proces hoogbegaafde leerlingen doorlopen. Tot slot wordt er aandacht besteed aan de onderpresteerders. Bij de beslissing welke leerlingen deel mogen nemen aan de plusgroep, is het belangrijk dat onderpresteerders hier ook in worden betrokken en aan deze leerlingen dient de juiste begeleiding te worden gegeven. De kenmerken ‘Ongeveer 10% van alle leerlingen laat kenmerken zien van hoogbegaafdheid. Leerkrachten dienen deze kenmerken te herkennen. Deze kenmerken kunnen zich alleen uiten wanneer de leerling in een klas zit waar de kenmerken gestimuleerd worden. Leerlingen dienen op niveau les te krijgen.’ (Begaafdheidskenmerken) (Mensa, 2007 - 2012) Het is daarom belangrijk dat iedere leerkracht op de hoogte is van de verschillende kenmerken en hier de juiste aanpak toepast. De kenmerken voor hoogbegaafdheid verschillen per leerling. Iedere leerling uit zich op een andere manier waardoor iedere hoogbegaafde leerling weer andere opvallende kenmerken vertoont. Het zijn positieve en negatieve kenmerken. Van Houten en van den Bosch beschrijven in dit citaat kort de belangrijkste positieve en negatieve kenmerken van de hoogbegaafde leerlingen. ‘Het grote vermogen van hoogbegaafden om problemen op te lossen, intellectuele leergierigheid, betrokkenheid bij morele vraagstukken, gevoel voor humor en eigen effectiviteit zijn positieve factoren die aan veerkracht bijdragen. De meest voorkomende problemen zijn onderpresteren, verveling, perfectionisme (inclusief faalangst), onzekerheid, hyperactiviteit en psychosociale problemen zoals gepest worden op school, eenzaamheid overgevoeligheid en een zwakke sociaalemotionele ontwikkeling.’ (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) Hieronder in tabel 2 staat een lijst met kenmerken die hoogbegaafde leerlingen kunnen vertonen. Het hoeft dus niet te betekenen dat een hoogbegaafde leerling al deze eigenschappen moet bezitten. Daarnaast zijn er nog wel meerdere kenmerken dan hier beschreven staan. Andersom is ook het geval: Een leerling die veel van deze gedragsaspecten vertoont, hoeft niet hoogbegaafd te zijn. Cluster eigenschap 1. Intelligentie 2. Vroege ontwikkeling
Kim Neefjes
Bijbehorende eigenschappen heeft een IQ van meer dan 130 is geestelijk vroegrijp, heeft een ontwikkelingsvoorsprong is gericht op prikkels uit de omgeving heeft op jonge leeftijd al gevoel voor objectpermanentie heeft op jonge leeftijd ontwikkeling van psycho-motoriek kan op jonge leeftijd lezen is eerder met spreken heeft vroege belangstelling voor cijfers en letters geeft vroeg blijk van gedetailleerde kennis van de omgeving kan al vroeg een voorbeeldmodel (onder andere lego) nabouwen tekent op hoger niveau dan leeftijdsgenoten heeft een vroege ontwikkeling van getalbegrip
21
Een plus voor de plusgroep!
3.
Uitblinken meerdere gebieden
4.
Gemakkelijk kunnen leren
5.
Goed leggen van (causale) verbanden
6.
Makkelijk kunnen analyseren van problemen
7.
Het maken van grote denksprongen Voorkeur voor abstractie
8.
9.
Hoge mate van zelfstandigheid
Kim Neefjes
kan zich gemakkelijk leerstof uit hogere leerjaren eigen maken heeft op jonge leeftijd al gevoel voor symboliek kan al praten, lezen en schrijven op jonge leeftijd is geestelijk vroegrijp is zeer goed in rekenen/wiskunde heeft zeer goed taalgebruik heeft een grote woordenschat/adequaat woordgebruik kan vroeg praten in samengestelde zinnen is zeker niet goed in alles is snel van begrip kan complexe aanwijzingen makkelijk volgen heeft een goed opmerkingsvermogen kan leerstof snel verwerken heeft een zeer goed geheugen kan snel onthouden kan snel lezen kan snel denken heeft een uitstekend geheugen en gebruik van informatie heeft een leertempo 2 tot 5 keer zo (hoog) dan de gemiddelde leerling kan gemakkelijk (causale) verbanden en relaties leggen heeft de neiging om ideeën of dingen op een ongebruikelijke en niet voor de hand liggende manier te combineren kan gemakkelijk betekenissen begrijpen kan snel problemen analyseren is vaardig in het toepassen van oplossingsmethoden in diverse situaties houdt vast in het oplossen van problemen is vindingrijk in oplossingsmethoden heeft plezier in het oplossen van problemen heeft eigen (verschillende) oplossingsmethoden kan goed omgaan met problemen: ziet snel wat relevant is en komt sneller tot essentie kan grotere leerstappen maken kan grote denksprongen maken kan goed abstract denken generaliseert van bijzonder naar algemeen overziet kennisgehelen is een productieve denker heeft weinig behoefte aan instructie wil dingen op eigen manier doen (bijvoorbeeld eigen manier van rekenen) wil zelf ontdekken is zelfstandig toont initiatief neemt leiding
22
Een plus voor de plusgroep!
10. Brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie / veel energie
11. Creatief / origineel
12. Perfectionistisch 13. Apart gevoel voor humor 14. Hoge mate van concentratie
is verantwoordelijk voor eigen handelen reflecteert op eigen handelen geeft de voorkeur aan zelfregulatie: besteedt soms wat meer tijd aan plannen, maar komt sneller tot besluitvorming wil zelf en kan grotendeels zelf de benodigde kennis vergaren, onderzoeken, structureren en analyseren brede interesse vraagt eindeloos waarom (internet) heeft een hoge motivatie neemt geen genoegen met halve informatie/ halve oplossingen heeft grote doorzettingsvermogen/volharding is intrinsiek gemotiveerd is bereid om moeilijke taken op te nemen is bereid om in eigen tijd verder te werken is snel betrokken op het werk heeft veel energie/onvermoeibaar maakt onverwachte zijsprongen is origineel is een intuïtieve denker heeft hekel aan routinetaken heeft grote verbeeldingskracht interesse in experimenteren en het dingen op andere manieren te doen/staat open voor nieuwe ervaringen pakt zaken graag anders aan is creatief is perfectionistisch heeft een apart gevoel voor humor groot gevoel voor humor langere aandachtsspanne, volharding en intense concentratie is geconcentreerd kan zich op jonge leeftijd buitengewoon lang concentreren hoge mate van concentratie, lange aandachtsspanningsboog met betrekking tot interessegebieden
(Begaafdheidskenmerken) *Tabel 2: De kenmerken van hoogbegaafden
Hierboven worden veelal positieve kenmerken genoemd. In het artikel ‘Hoogbegaafdheid is geen luxeprobleem’ uit het Parool van 22 september 2011 wordt vermeld dat er ook ontwikkelingskenmerken zijn waar hoogbegaafde kinderen minder goed in zijn, zoals fietsen of zwemmen doordat ze allerlei angsten hebben. In dit artikel komen verder vooral de overgevoeligheid, de snelheid van denken en de creativiteit vooral aan bod.
Kim Neefjes
23
Een plus voor de plusgroep! De signalering Het is belangrijk om in het team eenduidig te zijn over het signaleren van een hoogbegaafde leerling. Het beleid moet duidelijk zijn. Elke leerling heeft recht op onderwijs op maat, dus ook de hoogbegaafde leerling. Voor hoogbegaafde leerlingen moet er een beleidsplan worden gemaakt. Over het algemeen moet aan de punten worden gedaan die in tabel 3 weergeven worden.
Onderdeel 1. Algemene randvoorwaarden 2. Signalering en het vaststellen van (onderwijs)behoeften
3. Aanpassingen in onderwijsaanbod en begeleiding 4. Evaluatie 5. Het opstellen van een beleidsstuk
Betreft visie, draagvlak, deskundigheid alle teamleden, beschikbaarheid specifieke expertise, facilitering vereiste deskundigheid, analyse van beschikbare subjectieve en objectieve gegevens afkomstig van diverse informatiebronnen, doelgerichte verzameling van aanvullende gegevens, gericht op het vaststellen van onderwijsbehoeften, borging doorgaande lijn inzet ict, versnellen, compacten, verrijking binnen de eigen groep, verrijking buiten de eigen groep (verrijkingsklas) evaluatie op leerling-niveau en op schoolniveau informatie in schoolgids, diverse aandachtspunten voor de inhoud van het zorg-/beleidsplan
*Tabel 3: Voorwaarden bij signalering van een hoogbegaafde leerling
In de Trouw van 22 mei 2012 werd vermeld dat het etiket (in dit geval het etiket hoogbegaafdheid) misschien wel erger is dan de kwaal. ‘een label, en de daarbij behorende verwachtingen, heeft namelijk onvoorstelbaar veel invloed op iemands identiteit. Een diagnose heeft de kracht om iemands leven te veranderen, en dat hoeft niet per se ten goede te zijn. Artsen noemen dit het nocebo-effect, waarbij mensen van een suikerpil of geruststellend woord van de dokter niet opknappen, maar juist zieker worden. Het nocebo-effect is een goede reden om terughoudend te zijn met het uitdelen van etiketten, zeker bij kinderen, bij wie hun identiteit zich nog aan het vormen is.’ (Vaak is het beter om een kind níet te testen op hoogbegaafdheid, 2012)Een nocebo-effect is het tegengestelde van een placebo-effect. Het is daarom belangrijk om kinderen echt te testen en de naam ‘hoogbegaafdheid’ te geven als het ook daadwerkelijk relevant is. Hoogbegaafde leerlingen ontdek je het snelst wanneer de leerkrachten deskundig zijn, de kenmerken kennen en als het onderwijsaanbod structureel en gevarieerd is. ‘Uit onderzoek blijkt dat vijf van de zes leerkrachten in het basisonderwijs zelf aangeven dat ze niet weten hoe ze moeten omgaan met de echte slimmeriken (Marrewijk, 2010).’ Het is belangrijk om hoogbegaafdheid op een systematische manier te herkennen en dus gebruik te maken van een signaleringsinstrument. Op De Caegh maken ze gebruik van het instrument Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid van E. van Gerven & S. Drent. Dit protocol is te vinden op het internet. De leerkrachten krijgen een inlogcode (Signalering). 3 Andere protocollen die gebruikt kunnen worden, zijn Begaafdheid in beweging, Surplus Begaafdencentrum, MHR (2005) en Sidi-R protocol, Bruin – de Boer ,A. de & Kuipers, J (2004) en het Routeplan. 3
De beschrijving van de modules is te vinden in bijlage 2.
Kim Neefjes
24
Een plus voor de plusgroep! Er kan nog verder worden doorgetoetst na het gebruik maken van het protocol binnen de school. Dit heet psychodiagnostisch onderzoek. Dit wordt gedaan door specifieke experts op het gebied van hoogbegaafdheid. Dit kan worden gedaan bij Schoolbegeleidingsdiensten, Adviesbureaus voor Opleiding en Beroep of particuliere bureaus. Bij particuliere bureaus moet je wel checken of deze staan aangemeld bij het NIP, Nederlands Instituut van Psychologen of de NVO, Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen. Deze instanties worden over het algemeen alleen ingeschakeld als ouders en leerkrachten er niet uitkomen of het kind echt hoogbegaafd is (er kan onenigheid ontstaan) of wanneer het kind niet tot hoogbegaafde prestaties kan komen (en het waarschijnlijk wel hoogbegaafd is) (Diagnostiek). De onderpresteerders Naast de kenmerken voor hoogbegaafde leerlingen heb je ook de kenmerken voor onderpresteerders. Deze leerlingen zijn moeilijker te signaleren dan de andere hoogbegaafde leerlingen. Daarom is het van groot belang dat alle leerkrachten ook deze checklists kennen. De onderpresteerders vind je ook terug in de profielen van Betts en Neihard, die op pagina 26 worden beschreven. De kenmerken van de onderpresteerders, die onderzocht zijn door verschillende auteurs, hieronder in tabel 4 terug te vinden. Cluster kenmerk 1. Grote en uitzonderlijke kennis (+) 2. Grote interesse (+)
3.
Wisselend schoolwerk (+)
4.
Positief thuiswerk (+)
5. 6.
Grote verbeelding (+) Hoge mate van sensitiviteit (+) Afnemende prestaties, wisselend schoolwerk (-)
7.
8.
Negatief gedrag (-)
Kim Neefjes
Bijbehorende kenmerken heeft kennis die nog niet in de groep is behandeld heeft uitzonderlijk grote kennis van feiten grote algemene ontwikkeling heeft op veel gebieden belangstelling en houdt ervan dingen te onderzoeken leest veel of verzamelt in vrije tijd op andere manieren veel informatie begrijpt en onthoudt onderwerpen uitstekend als hij geïnteresseerd is interesse bij moeilijkere onderwerpen bij een werkstuk of spreekbeurt bij meer ingewikkelde vragen geeft leerling vaak het goede antwoord heeft groot verschil in kwaliteit mondeling en schriftelijk werk komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat werkt thuis verder aan zelf gekozen schoolprojecten ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten heeft levendige verbeelding, is creatief is sensitief in zijn waarneming van zichzelf en anderen is gevoelig steeds minder goede resultaten halen presteert beneden (groeps)niveau bij rekenen taal of lezen presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau) slordig schrijven houdt niet van 'drill and practice', van instampen of inprenten mist bepaalde leerinhouden mist instructiemomenten selectief enthousiasme, voor nieuwe onderwerpen, maar niet voor uitwerkingen lastig en onaangepast gedrag steeds om aandacht vragen Verveling
25
Een plus voor de plusgroep!
9.
Haperende sociaalemotionele ontwikkeling (-)
10. Geringe taakgerichtheid (-)
11. Negatieve houding ()
kan wegdromen wijst pogingen van leraar of om hem te leren zich te gedragen volgens groepsnormen ontevreden over verrichte werkzaamheden vermijdt nieuwe activiteiten (om mislukking te voorkomen) geeft blijk van negatieve zelfwaardering heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn doet niet graag mee aan groepsactiviteiten heeft weinig vriendjes of vriendinnetjes is minder populair bij leeftijdsgenootjes zoekt vriendjes onder gelijkgestemden zeer laag werktempo huiswerk vaak niet af stelt onrealistische doelen (te hoog of te laag) snel afgeleid, moeite met taakgericht werken Impulsief geen duidelijk leertraject voor ogen geen planner korte spanningsboog Vergeetachtig voelt zich hulpeloos wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn wisselende motivatie hekel aan routine verzet zich tegen autoriteit neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen daden (wijt mislukken aan anderen of aan de situatie) staat onverschillig of afwijzend tegenover de school
*Tabel 4: Kenmerken van onderpresteerders (Onderpresterende leerlingen: kenmerken, 2013)
Kim Neefjes
26
Een plus voor de plusgroep!
4.3 De behoeften In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de behoeften van de hoogbegaafde leerlingen. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de meervoudige intelligentie theorie van Howard Gardner, de verschillende typen hoogbegaafde leerlingen komen aan bod en er wordt aandacht besteed aan het compacten en verrijken van lesstof. Dit ten behoeve van het lesmateriaal binnen een plusgroep. Binnen de plusgroep dient er rekening gehouden te worden met de behoeften van de pluskinderen. Dit is niet makkelijk. Iedere leerling heeft namelijk weer andere talenten en behoeften. Daarom is er gekeken naar het model van Howard Gardner waarin de intelligenties worden weergeven. Er is geprobeerd binnen de plusgroep zoveel mogelijk intelligenties aan bod te laten komen. Deze theorie is ontwikkeld in 1983. Hij gaat er van uit dat de bekwaamheid om te leren langs verschillende intelligenties gaat. Dat zijn de volgende acht intelligenties: Verbaallinguïstische intelligentie, logisch-mathematische intelligentie, visueel-ruimelijke intelligentie, muzikaal-ritmische intelligentie, lichamelijke-kinesthetische, naturalistische intelligentie, interpersoonlijke intelligentie en intrapersoonlijke intelligentie. Elke intelligentie volgt zijn eigen ontwikkelingstraject. Als leerling kun je in verschillende intelligenties hoogbegaafd zijn. Het is uitzonderlijk dat een leerling in alle acht de intelligenties hoogbegaafd is. Binnen één persoon kunnen er grote verschillen zijn tussen de acht begaafdheidsgebieden. (Gardner)
*Grafiek 5: De meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner
Kim Neefjes
27
Een plus voor de plusgroep! De verschillende typen Om te voldoen aan de verschillende behoeften, dient er ook rekening gehouden te worden met de verschillende typen hoogbegaafden. Er zijn volgens Betts en Neihart zes verschillende typen hoogbegaafden. 84% van de hoogbegaafde kinderen is gelukkig en veroorzaakt geen verdere problemen. 16% van de hoogbegaafde kinderen heeft hulp nodig. Elk hoogbegaafd kind is anders, elk hoogbegaafd kind heeft weer andere kenmerken en wordt weer beïnvloed door andere interne en externe factoren. Ze verschillen in (gedrags)kenmerken, behoeften en hierop afgestemde begeleiding. Zoals hierboven is beschreven, zijn er veel verschillende factoren die meespelen bij een hoogbegaafd kind. Het gaat er bij deze factoren vooral om op wat voor manier ze op elkaar inspelen. Aan de hand van deze gegevens (het gegeven dat elke hoogbegaafde leerling verschillend is en beïnvloed wordt door verschillende factoren), hebben Betts en Neihart in 1988 een profiel opgesteld. Betts en Neihart hebben zes profielen samengesteld. Deze houden zes typen hoogbegaafde leerlingen in. Hieronder en op de volgende pagina’s staat een korte toelichting.4 (IQ, 1998 - 2012) De succesvolle leerling De succesvolle leerlingen willen, het woord zegt het al, succesvol zijn. Het streven is om alles goed te doen en overal succesvol in te zijn. Deze leerlingen zijn heel perfectionistisch en vragen om bevestiging. Ze willen meer presteren dan de rest en doen hier ook hun best. Wanneer er niet wordt gewerkt aan de zone van naaste ontwikkeling, zullen de leerlingen zich hier niet prettig bij voelen en zullen ze gaan onderpresteren. De uitdagende leerling De uitdagende leerling is heel creatief. Hij of zij komt met andere oplossingen dan andere leerlingen. Deze leerlingen denken goed over alles na, ze denken verder dan andere leerlingen en komen daarom vaak ook met andere oplossingen. Naast het bedenken van andere oplossingen voor opdrachten, bedenken ze bijvoorbeeld ook andere regels. Deze leerlingen kijken overal erg kritisch tegen aan. Ze hebben een eigen denkwijze en uiten deze denkwijze ook. Deze leerlingen zijn competitief en willen graag gezien worden. Wanneer er bij deze leerlingen niet gewerkt wordt aan de zone van naaste ontwikkeling, zullen ze zich gaan vervelen en zullen ze clownesk gedrag vertonen. De onderduikende leerling Deze leerling wil liever niet opvallen. De leerling wilt ook niet uitblinken in de prestaties en hierdoor valt het ook niet op. Het is onzeker en heeft vaak last van faalangst. Volgens deze leerling kan je niet EN hoge cijfers halen EN een sociaal leven hebben. Het past zich liever aan dan dat hij/zij hoge cijfers haalt. Deze leerling heeft wel altijd vriendjes en vriendinnetjes, maar vaak verschillende vriendjes en vriendinnetjes. Het weet niet precies wat hij of zij wil en wordt hier onzeker van. Het is belangrijk om deze leerlingen goed te begeleiden, aangezien ze snel kampen met psychosomatische klachten.
4
In bijlage 3 staat de uitgebreide versie van de verschillende typen beschreven.
Kim Neefjes
28
Een plus voor de plusgroep! De drop-out De drop-out heeft een geheel eigen interesse. Deze leerling is niet geïnteresseerd in wat er op school wordt aangeboden. Het is een creatieve en gevoelige leerling. De leerling is weinig bezig met school. Het houdt zich meer bezig met de zaken om school heen. De leerling heeft een negatief zelfbeeld en is ook negatief naar de buitenwereld toe. Doordat de leerling een eigen interesse heeft en dus onder presteert in de algemene schoolvakken, heeft het een alternatieve aanpakwijze nodig. Wanneer dit niet gebeurt, zal de leerling zich niet prettig voelen binnen de school en zal het laag scoren. De dubbel gelabelde leerling De dubbel gelabelde leerling vertoont negatieve gedragskenmerken. De leerling presteert slechter dan dat hij of zij eigenlijk kan. Vaak vallen deze leerlingen niet op als hoogbegaafde leerlingen. De kans is groot dat deze leerling op de verkeerde manier wordt gelabeld, waardoor het de onjuiste ondersteuning krijgt en zich dus niet op zijn of haar niveau kan ontwikkelen. Het komt vaak voor dat hoogbegaafdheid in combinatie voorkomt met ADHD of Asperger. De zelfstandige leerling Dit is eigenlijk de perfecte hoogbegaafde leerling. De leerling weet wat hij of zij kan en wil en streeft hier ook naar. Het kan makkelijk zelfstandig aan de slag en stelt eigen doelen op. Daarnaast is de leerling ook sociaal ingesteld. Ook bij deze leerling is het belangrijk om het optimaal te begeleiden zodat ook deze leerling zich op zijn of haar niveau kan ontwikkelen. (Profielen)
Kim Neefjes
29
Een plus voor de plusgroep! Aanpassingen in het onderwijs Compacten Wanneer hoogbegaafde leerlingen zijn gesignaleerd, zou je het onderwijs aan moeten passen op de leerlingen. Hier kun je op een gemakkelijke manier mee beginnen. Allereerst zou je de methodes gewoon kunnen aanhouden en hierboven extra werk aan de leerlingen geven (het extra werk wordt ook al wordt weergeven in de methodes) (Algemeen). Het zou alleen onzin zijn als de hoogbegaafde leerlingen alles hetzelfde moeten doen als de andere leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen hebben over het algemeen minder behoefte aan instructies en aan herhaling; het zou een negatieve uitwerking hebben als deze leerlingen hier aan mee moeten doen. Daarom is het zo belangrijk om deze lessen voor hen te compacten, zodat ze meer aandacht kunnen besteden aan het werken op hun niveau. In veel methodes zijn daarom routeboekjes samengesteld waarin al wordt aangegeven hoe je bij die methode kunt compacten. Hierin is duidelijk uitgelegd op wat voor manier de hoogbegaafde leerlingen de les kunnen bijwonen. Voor de methodes waarbij dit nog niet is gedaan, zijn routeboekjes samengesteld op de website van SLO. (Compacten) Richtlijnen voor het compacten en verrijken van methodes zijn: Wat moet je wel aanbieden: Belangrijke stappen in het leerproces, stappen die de leerlingen nog niet hebben gehad. De overgang naar formele notaties: Hoe dienen leerlingen iets te noteren? Reflectieve activiteiten: Ook bij deze leerlingen moet worden nagegaan of zij de stof begrijpen. Belangrijke strategieën en werkwijzen: Ook al weet je nog zo veel, het is belangrijk om aan te leren welke strategie en werkwijze je voor iets gebruikt. Constructieve/ontdekactiviteiten: Hoogbegaafde leerlingen gaan graag zelf ontdekkend te werk, daarom is het belangrijk om dit aan te bieden. Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is: De leerlingen hebben baat bij het leren op het gebied van zone van naaste ontwikkeling. Activiteiten op tempo: Hoogbegaafde leerlingen willen zich absoluut niet vervelen, ze willen actief aan het werk blijven. Introductie van een nieuw thema: Om deze leerlingen structureel les te blijven geven, zijn ze ook gebaat bij het krijgen van de introductie van een nieuw thema. Wat moet je schrappen: 50% tot 75% van de oefenstof: Op een gegeven moment kennen de leerlingen de stof, dan zijn ze toe aan iets nieuws. 75% tot 100% van de herhaling: Nadat je de leerlingen iets geleerd hebt, kennen ze het, ze hoeven dus niet te herhalen. Verrijkingsstof die meer van het zelfde biedt: Bij de verrijkingsstof zijn de leerlingen juist toe aan iets nieuws.
Kim Neefjes
30
Een plus voor de plusgroep! Naast het compacten en verrijken zijn organisatorische factoren ook van belang. Wanneer mag de leerling voor zich zelf aan de gang en wanneer doet de leerling met de klas mee? Laten we de leerling ook mee doen met samenwerkingsactiviteiten aangezien het bevorderen van de samenwerking en contacten ook belangrijk is? De leerlingen die in aanmerking komen voor compacten, zijn de leerlingen die de methodetoetsen goed maken en een A+, A of B scoren op de CITO (Richtlijnen). Verrijken Doordat het compacten wordt toegepast bij hoogbegaafde leerlingen, is er tijd over. Er is dus tijd over voor verrijking. ‘Het basisonderwijs kent twee typen verrijkingsstof. Verdiepingsstof is gerelateerd aan de schoolse vakken. Verbredingsstof sluit aan bij de intrinsieke motivatie van de kinderen.’ (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007)De leerlingen maken dus geen extra werk, maar ze maken ander werk. De definitie van verrijkingsstof is: ‘Leerstof die tegemoet komt aan de specifieke behoeften van hoogbegaafde leerlingen’. Methodes geven vaak ook verrijkingsstof. Deze stof is wel moeilijk, maar niet uitdagend genoeg voor de hoogbegaafde leerlingen. Volgens de projectgroep ‘Omgaan met Verschillen’, die onderzoek heeft gedaan naar eisen die worden gesteld aan verrijkingsmateriaal, zijn dit de volgende eisen:
beroep doen op creativiteit; open opdrachten; hoog abstractieniveau; hoge mate van complexiteit; meerwaarde bieden ten opzichte van reguliere leerstof; stimuleren van onderzoekende houding; beroep doen op zelfstandigheid van de leerling; uitlokken van een reflectieve houding; beroep doen op metacognitieve vaardigheden; uitlokken van interactie.
De zelfstandigheid van de leerling is heel belangrijk, maar het is ook van groot belang dat de leerlingen samenwerken. Dit is, of je hoogbegaafd bent of niet, een belangrijke werkvorm, die bij sommige hoogbegaafde leerlingen juist gestimuleerd moet worden. Je kunt zelf verrijkingsstof zoeken, maar je kunt ook de methode een beetje aanpassen (Richtlijnen) .
Kim Neefjes
31
Een plus voor de plusgroep! Versnellen Een andere overweging die je zou kunnen maken bij hoogbegaafde leerlingen, is het versnellen; de leerlingen een klas (of misschien wel twee) over laten slaan. Dit doe je alleen wanneer de leerlingen ook niet genoeg hebben aan het compacten en verrijken en wanneer er goed over na is gedacht. Versnellen kent vier vormen: 1. 2. 3. 4.
het eerder instromen in groep 1; het overslaan van een groep; meerdere groepen in 1 jaar doorlopen; het versnellen van een bepaald vak.
Vaak maken mensen (de ouders) zich grote zorgen wanneer de leerling versnelt. De leerling is dan namelijk een stuk jonger dan de leerlingen in de klas. Zal de leerling zich sociaal-emotioneel weten te handhaven? Echter, het is vaak juist positief voor de sociaal emotionele ontwikkeling wanneer een leerling een klas overslaat. Het cognitieve niveau van de leerling ligt hoger dan zijn/haar leeftijdsgenootjes. Het kan gaan botsen wanneer ze elkaar niet goed begrijpen. Wanneer de leerling een klas overslaat, zal het zich op hetzelfde cognitieve niveau gaan bevinden als de klasgenoten waardoor het sociaal emotioneel alleen maar de juiste kant op gaat. Wanneer de leerling versneld heeft, betekent dit niet dat het zo mee kan doen met de reguliere lessen. Ook hier moet het onderwijs weer worden aangepast aan de leerling. Op sommige gebieden zal de leerling op voor lopen, maar door het overslaan van een klas, zal de leerling ook onderdelen van de lesstof gemist hebben. Op De Caegh is er een hoogbegaafde leerling die twee klassen heeft overgeslagen. Ze zit nu in groep vijf, terwijl ze in groep drie hoort te zitten. Zij weet nu nog niet hoe je bijvoorbeeld 298 of 429 schrijft; dit komt omdat deze stof haar nooit is aangeboden, zij heeft deze instructies gemist. Uiteindelijk is besloten om haar op een andere school te plaatsen. Sinds midden november zit ze op een andere school: De Columbus in Heerhugowaard. Dit is een Dalton school. Wanneer men overweegt om een leerling een klas over te laten slaan, zou men de ‘Versnellingwenselijkheidslijst’ van Hoogeveen in kunnen vullen. (Versnellen) Leonardo scholen Wanneer versnellen ook geen goede oplossing voor een hoogbegaafde leerling is, zou je het naar de Leonardo school kunnen laten gaan. Hier zitten alleen maar hoogbegaafde leerlingen op. Deze basisscholen bestaan sinds 2007 en de middelbare scholen sinds 2008. Deze leerlingen krijgen naast de reguliere vakken, ook andere vakken zoals Engels, Spaans, Chinees, filosofie, leren ondernemen, wetenschap en techniek, kunst, literatuur, muziek, sport, heuristiek en leren leren. Ook krijgen de hoogbegaafde leerlingen projecten van externe ervaringsdeskundigen. (Leonardo onderwijs) Er zijn ook tegenstanders van de Leonardo scholen. Niet voor niets is het Weer Samen Naar School project opgezet. Niet alleen vanwege financiële factoren, maar ook vanwege maatschappelijke factoren. Wanneer kinderen volwassen worden, komen ze in een wereld terecht waarin iedereen anders is. (Een aparte school voor hoogbegaafde kinderen?, 1998 - 2012)
Kim Neefjes
32
Een plus voor de plusgroep!
4.4 Wat is een plusgroep? In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op wat een plusgroep inhoudt en wat het verschil is tussen een plusklas en een plusgroep. Wanneer er een plusgroep op wordt gericht, moet er duidelijk zijn wat een plusgroep precies inhoudt. ‘Sinds 2005 kennen we in Nederland de plusgroep of verrijkingsklas die vooral vanaf groep 5 wordt ingericht.’ (Mooij, 2008) Een plusgroep wordt opgericht ter bevordering van de motivatie, het zelfvertrouwen en het plezier van de hoogbegaafde leerling. In het reguliere onderwijs voelen deze leerlingen zich vaak anders dan andere leerlingen. Hier worden ze onzeker van. Daarnaast is de stof vaak te makkelijk zodat hoogbegaafde leerlingen zich gaan vervelen in de klas en gedemotiveerd raken. Wanneer deze leerlingen deelnemen aan de plusgroep, neemt hun zelfvertrouwen en plezier toe, doordat ze werken met leerlingen die op hetzelfde niveau liggen. Daarnaast doen ze in de plusgroep opdrachten die zij ook moeilijk vinden, die zij ook niet in één keer snappen. Hun motivatie neemt hierdoor toe. Tegenwoordig wordt er veel meer aandacht besteed aan hoogbegaafde leerlingen dan vroeger. Er worden steeds meer plusgroepen opgericht. Binnen één basisschool of binnen een stichting waarbij leerlingen van verschillende basisscholen kunnen plaatsnemen binnen de plusgroep. Een plusgroep biedt verrijking aan een hoogbegaafde leerling. Dit betekent niet dat de plusgroep een vervanger is voor de school. De leerlingen leren ook de alledaagse dingen en daarnaast krijgen ze in de plusgroep verrijkingsstof aangeboden.
Kim Neefjes
33
Een plus voor de plusgroep!
4.5 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep In dit hoofdstuk worden de voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep omschreven. Bij het opstarten van een plusgroep dient met zich aan deze voorwaarden te houden. Biedt de plusgroep meerwaarde? Wanneer eer een plusgroep wordt opgericht, moet er allereerst gekeken worden of het ook meerwaarde heeft. Hier zijn de meningen over verdeeld. Volgens Annemieke van der Groen, directeur van een basisschool voor hoogbegaafde leerlingen in Amsterdam, voelen hoogbegaafde leerlingen zich in het regulier onderwijs vaak buitengesloten; ze worden gepest of krijgen niet het onderwijs dat ze nodig hebben. Ze zegt dat waar hoogbegaafde leerlingen zich prima redden, een groot deel bijna ten onder gaat aan de verveling of het pesten. Echter, volgens het Algemeen Dagblad van 12 mei 2012 zijn hoogbegaafde leerlingen juist heel goed in staat om in het reguliere onderwijs te functioneren, mits er een versnelling plaatsvindt en er elke dag verrijking en verdieping wordt aangeboden. Een plusgroep wordt opgezet om onderwijs te bieden aan leerlingen die geen uitdaging vinden in het reguliere onderwijs. Het is daarom belangrijk om in de plusgroep stof aan te bieden die niet in het reguliere onderwijs wordt aangeboden. De leerlingen moeten uitgedaagd worden, boven hun eigen capaciteiten zien uit te stijgen. Wanneer onderwijs niet aansluit op de specifieke behoefte van deze leerlingen, zal hun zelfbeeld, werkhouding en motivatie ernstig te lijden hebben waardoor ze gaan onderpresteren en soms zelfs gedragsproblemen krijgen. Dit wordt allereerst voorkomen door te compacten en te verrijken, maar daarnaast ook door de oprichting van de plusgroep. De volgende hoofdactiviteiten dienen te worden aangeboden. Het sociaal emotionele aspect bevorderen. De emoties waar de leerlingen mee te maken (kunnen) krijgen worden hier benoemd, herkend, uitgebeeld en besproken. Doordat hoogbegaafde leerlingen op sommige gebieden anders zijn dan andere leerlingen, kunnen ze onzeker zijn en dit kan een remmende invloed hebben op het ontwikkelen van de eigen individualiteit. Het verschilt per groep of je veel aandacht aan sociaal emotionele ontwikkeling moet besteden. Creativiteit/expressie bevorderen. ‘Ponte’ (één van de organisaties die een plusgroep hebben opgericht) vindt ook dat er aandacht moet worden besteed aan de creativiteit/expressie. Deze organisatie richt zich vooral op creativiteit in de zin van beeldende vorming, muziek en toneel/drama. Het uiten van expressie is zeer belangrijk. Leerlingen moeten hun creativiteit kunnen uiten in opdrachten die voor hun zelfs moeilijk zijn. De antwoorden moeten niet voor de hand liggen. Ze moeten zich bezig houden met de zone van naaste ontwikkeling. Dit moet niet alleen gebeuren door middel van beeldende vorming, muziek en toneel/drama. Dit moet ook gebeuren door middel van uitdagende opdrachten. Bijvoorbeeld: raadsels en puzzels, probleem oplossende vragen, competitie voerende spelletjes en nieuwe onderwerpen aanboren. Het inzicht bevorderen. Het inzicht in het leren denken is ook belangrijk. Hoogbegaafde leerlingen denken anders en sneller dan gemiddelde leerlingen. Het is voor hun belangrijk om inzicht te krijgen in hun denkprocessen. Dit kan worden gecombineerd met de drie denkvaardigheden van Sternberg: Analytisch, praktisch en creatief denken. Het gaat niet om het eindproduct. Het proces is juist zo belangrijk. Leerlingen moeten inzicht krijgen in dit
Kim Neefjes
34
Een plus voor de plusgroep! proces. Ze moeten inzicht in hun eigen denkvaardigheden krijgen: welke denkvaardigheid past het beste bij mij? (Verrijkingsklas) Het top-down leren bevorderen. Volgens Slimpuls dient in de plusgroep eerst het geheel van een opdracht aangeboden te worden en de leerlingen verdelen dit geheel weer in delen. Zij leren top down. Gemiddelde leerlingen leren over het algemeen bottum up. Bijvoorbeeld bij rekenen: Eerst leren zij de verschillende manieren van rekenen en tot slot kunnen zij een ingewikkelde berekening maken. Een hoogbegaafde leerling wilt graag weten waarom hij of zij iets moet doen. Daarna kan de leerling de deelvaardigheden leren, wanneer het weet wat voor functie die deelvaardigheden hebben. (De plusklas) Het samenwerken bevorderen. Het is ook belangrijk om samen te werken. Leerlingen leren op deze manier naar elkaar te luisteren, samen te werken en op te komen voor zichzelf. (PONTE - Onderzoek en begleiding van hoogbegaafde kinderen) Veel van deze hoofdactiviteiten worden niet specifiek gegeven tijdens de reguliere lessen. Wanneer dit wordt toegepast binnen de plusgroep, biedt ook dit meerwaarde. De leerlingen vinden het leuk als er resultaat geboekt wordt met de opdrachten die ze maken. Allereerst is het interessant om de resultaten te showen door middel van presentaties. Daarnaast kunnen de leerlingen een portfolio aanmaken. In dit portfolio zitten de opdrachten en evaluaties. De volgende doelstellingen moeten worden gesteld ‘Een belangrijk doel is het bevorderen van sociale contacten tussen hoogbegaafde kinderen onderling en het uitvoeren van verbredingactiviteiten. Middelen, ruimte, professionele begeleiding en gemotiveerde leerlingen lijken de belangrijkste ingrediënten voor optimalisering van de plusgroep, naast de tijd, acceptatie, regelmatig evalueren, een concreet beleid en draagkracht binnen een team.’ (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) De sociale contacten bevorderen is moeilijk. Hoogbegaafde leerlingen hebben geen gebrek aan sociale vaardigheden, maar gebrek aan ontwikkelingsgelijken. (Hoogbegaafdheid en sociale vaardigheden, 2012) Hoogbegaafden onderling zullen het goed met elkaar kunnen vinden. Het is belangrijk om de leerlingen duidelijk te maken dat ze op een ander niveau functioneren op het gebied van ontwikkelingslijnen dan andere leerlingen. Hier dienen ze rekening mee te houden, zodat de sociale contacten kunnen versterken. Een plusgroep wilt tegemoet komen aan de specifieke behoefte van hoogbegaafde leerlingen van 6 tot 12 jaar. Dit op intellectueel, sociaal-emotioneel en creatief gebied. Dit gebeurt door: Iedere leerling op eigen niveau een uitdaging te bieden (cognitief aspect); Alle leerlingen de gelegenheid bieden om op te trekken met leeftijdsgenootjes (sociaal aspect); De sociaal-emotionele ontwikkeling de goede kant op te sturen en eventuele blokkades uit de weg te helpen (emotioneel aspect); Creatieve capaciteiten tot uiting te laten komen (creativiteitsaspect).
Kim Neefjes
35
Een plus voor de plusgroep! De volgende organisatorische voorwaarden moeten worden gesteld. Er moet een ruimte zijn waar leerlingen ongestoord kunnen werken en een leerkracht die structureel leiding geeft aan de pluskinderen. Het is handig om computers tot beschikking te hebben, omdat veel interessante opdrachten ook op de computer worden aangeboden. Er moeten doelstellingen voor de plusgroep klaarliggen. Er moet een groepsgrootte vastgesteld worden. Om te beginnen, kun je het best met vier tot zes leerlingen starten. De samenstelling van de groep moet worden vastgesteld (wordt de plusgroep bijvoorbeeld gericht op de middenbouw of op de bovenbouw?). Er moet rekening worden gehouden met het programma dat leerlingen missen in de klas wanneer ze aanwezig zijn bij de plusgroep. (Opstarten plusklas) Het belangrijkste bij het opzetten van een plusgroep is dat je een aangepast lesprogramma hebt klaarliggen en een goede plusgroep hebt opgezet. Daarnaast dient de plusgroep een plek te zijn waar de hoogbegaafde leerlingen zich op hun gemak voelen. Een derde van de hoogbegaafde leerlingen heeft psychische problemen. Dit komt onder andere omdat het kind zich niet gelijkwaardig voelt met de rest van de klas en omdat het niet wordt uitgedaagd. Voor deze leerlingen is het belangrijk dat hun eigenwaarde en motivatie hier weer opbloeien. Bij sommige organisaties die plusgroepen oprichten, zit er een professioneel programma aan vast voor dit soort leerlingen. Ook wordt er bij sommige organisaties een psycho-diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Hierin wordt vastgesteld of de leerling daadwerkelijk hoogbegaafd is en daarnaast geeft het de ontwikkelingsbehoeften van de leerling aan. Daarnaast heeft elke leerling een andere ontwikkelingsbehoefte. Tijdens de lessen in de plusgroep dient dan ook rekening gehouden te worden met de verschillende ontwikkelingsbehoeften. Ook moet de plusgroep uitdagend zijn. De leerlingen moeten aan het werk gaan in de zone van naaste ontwikkeling. Het moet niet te voor de hand liggend zijn.
Kim Neefjes
36
Een plus voor de plusgroep! Hieronder staan twaalf belangrijke valkuilen weergeven. 1. Focus op lesmateriaal: Lesmateriaal heeft alleen een positieve uitwerking wanneer je ook echt een lesprogramma aanbiedt. 2. Focus op cognitieve ontwikkeling: Cognitieve ontwikkeling is zeker belangrijk. Het is echter ook belangrijk dat motivatie en creativiteit aan bod komen. Alle drie deze aspecten spelen een even grote rol. 3. Ontbreken wetenschappelijke toelatingstoets: Het is belangrijk om iedere leerling op dezelfde manier te toetsen voor de plusgroep. 4. Leerprocessen lopen niet door buiten de plusgroep: Het is belangrijk om de leerlingen met de opdrachten uit de plusgroep door te laten werken. Één uurtje in de week is te weinig. Daarnaast is het belangrijk dat de leerling niet alleen in de plusgroep begeleiding krijgt, maar ook in de reguliere klas. 5. Hetzelfde lesprogramma voor alle leerlingen: Ieder leerling is verschillend en iedere leerling heeft een andere ontwikkelingsbehoefte. Houd hier dus rekening mee. 6. Kopiëren van programma’s zonder duidelijke visie en helder doel: Houdt er rekening mee dat je onderwijsprogramma’s aanbiedt op het niveau van hoogbegaafde leerlingen. Standaard lesprogramma’s gaan uit van het ontwikkelingstempo van een gemiddelde leerling. 7. Ontbreken specifieke kennis bij de leerkrachten: Het is belangrijk dat je een begeleider op de leerlingen zet die zelf ook kennis heeft over hoogbegaafde leerlingen. 8. Vergeten een plusgroep coördinator te benoemen: Op deze manier blijft de verantwoordelijkheid onduidelijk. 9. Te grote projecten in één keer aangaan: Begin met een klein project, wanneer de plusgroep enige tijd loopt, kun je het langzaam uitbouwen. 10. Leerstof of projecten aanbieden die een moeilijke versie zijn van wat er in de reguliere lesstof wordt aangeboden. 11. Plusgroep leerlingen moeten naast de plusgroep gewoon het werk maken dat in de eigen klas wordt aangeboden: De leerlingen maken naast de plusgroep wel het werk wat in de eigen klas wordt aangeboden, maar dit moet wel worden gecompact. Ze krijgen er geen werk bovenop. 12. Geheimzinnig doen over de plusgroep: Het is logisch dat leerlingen graag naar de plusgroep willen als ze zien dat andere leerlingen er zo enthousiast over zijn. Leg de leerlingen uit dat sommige leerlingen hulp krijgen omdat ze de stof in de klas te moeilijk vinden en dat sommige leerlingen hulp krijgen omdat ze de stof in de klas te makkelijk vinden. (Hoe kan de problematiek het beste worden aangepakt?) (Plusklas voor hoogbegaafde kinderen: Valkuilen en tips)
Kim Neefjes
37
Een plus voor de plusgroep!
4.6 Eisen voor de deelname aan een plusgroep Wanneer er een plusgroep op De Caegh wordt opgericht, dient er duidelijk voor ogen te zijn welke eisen worden gesteld. Dat wordt in dit hoofdstuk omschreven. De eisen die worden gesteld aan de leerlingen die worden toegelaten bij de plusgroep, zijn verschillend per school. Wanneer er een plusgroep wordt opgericht, dienen er eisen te worden gesteld aan de leerlingen die deelnemen aan de plusgroep. Zo wordt er bij de meeste plusgroepen geëist dat een leerling hoog moet scoren op een IQ-test, vaak is dit zeer begaafd, dus een score van 130 of hoger. Er wordt vaak geëist dat dit IQ moet worden vastgesteld door een psychologisch of orthopedagogisch onderzoek. Er wordt bij de eisen vaak gekeken naar het meerfactorenmodel van Mönks. Dit is een voorbeeld van eisen van Ponte: 1. Hoge intellectuele capaciteiten: Er wordt een IQ test afgenomen. 2. Creërend denkvermogen: De leerlingen moeten een bovengemiddelde mate van creativiteit beheren op een bepaald gebied (uit de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner). 3. De leerlingen moeten gemotiveerd zijn. Bij deDNKRS moet de leerling hoogbegaafd zijn. Er wordt voorafgaand een vragenlijst door de ouders ingevuld en een gesprek gevoerd. (Verrijkingsklas) Het is het beste als er een test wordt afgelegd om een beeld te krijgen over de leerling. Dit hoeft niet gedaan te worden door een psycholoog of orthopedagoog. Wanneer de test onder de 130 scoort maar de leerling wel een bovengemiddelde creativiteit en motivatie beschikt, wilt dit niet zeggen dat de leerling niet geschikt is voor de plusgroep.
Kim Neefjes
38
Een plus voor de plusgroep!
5.Resultaten praktijkonderzoek 5.1 Wat doet De Caegh aan hoogbegaafdheid ten behoeve van onderwijsbeleid? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wat basisschool De Caegh tot nu toe doet aan hoogbegaafdheid ten behoeve van het onderwijs. Op deze manier is terug te vinden waar De Caegh genoeg biedt en waar De Caegh zich nog kan ontwikkelen. Hier kun je op inhaken bij het opstarten van een plusgroep. Wat doet de stichting aan hoogbegaafdheid? Allereerst is er een werkgroep talentcoördinatoren opgezet binnen stichting De Gouw. Dit is de stichting waaronder De Caegh valt. Deze werkgroep heeft een protocol ten behoeve van hoogbegaafdheid samengesteld. Hierin staat het volgende omschreven: De visie en missie Hierin staat onder andere ‘Er is groeiende aandacht en meer ruimte voor excellentie. Die aandacht en ruimte heeft raakvlakken met Passend onderwijs’. De volgende activiteiten worden ondernomen: 1. Vijf leerkrachten worden omgeschoold tot het niveau van gespecialiseerde groepsleerkracht waarbij ze zich specialiseren tot hoogbegaafdheid. 2. Er wordt onderzoek gedaan naar het invoeren van een plusgroep. 3. Door middel van het project ‘Kind op de gang’ wordt het zorgprofiel op schoolniveau vastgesteld. 4. Het opstellen van een professionaliseringsplan. 5. Onderzoeken naar een organisatievorm waarin alle talenten van kinderen voorkomen. 6. Het delen van kennis, materialen en tijd. 7. Het kunnen herken van hoogbegaafden leerlingen door signalering en diagnosticering door leerkrachten te laten samenwerken met begeleiders en coördinatoren. 8. Het aanbieden van passend onderwijs voor getalenteerde leerlingen binnen de school of door middel van clustering. 9. Contacten onderhouden met externe partners. De leerkrachtcompetenties zijn: 1. Theoretische kennis van het begrip hoogbegaafdheid 2. Kennis van de onderwijskundige en pedagogische consequenties die de keuze van leerstofaanbod en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen met zich meebrengt. Verder wordt de doelgroep, signalering, diagnosticering en begeleiding helder omschreven. De scholen bevatten een orthotheek waarin het volgende te vinden is: 1. Signalerings- en diagnosticeringsmaterialen en middelen 2. Achtergrondinformatie 3. Materialen die ingezet worden
Kim Neefjes
39
Een plus voor de plusgroep! Wat doet de school aan hoogbegaafdheid? Hieronder staat per groep beschreven wat er op De Caegh aan hoogbegaafdheid wordt gedaan. Groep 1/2 Er is een kieskastje opgezet voor hoogbegaafde leerlingen. Groep 3 Er is een kieskastje opgezet voor hoogbegaafde leerlingen. Er worden leerlingen begeleid op het gebied van taal en er wordt een groepje begeleid met de methode ‘Speurneuzen’. Groep 4 Tijdens dit onderzoek is er een plusgroepje gevormd . Groep 5 Leerlingen uit één groep werken gericht met levelwerk onder begeleiding van een professional. Dit is een half uur in de week. Groep 6 Een groep leerlingen uit één groep 6 werkt gericht met levelwerk onder begeleiding van een professional. Dit is een half uur in de week. De andere groep zes besteedt hier nog geen aandacht aan. Groep 7 Het plan is om in groep 7 ook levelwerk op te zetten, net zoals in groep 5 en 5/6. Groep 8 In ieder geval twee leerlingen krijgen extra uitdaging op rekengebied.
Kim Neefjes
40
Een plus voor de plusgroep!
5.2 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep op De Caegh In dit hoofdstuk word gekeken hoe de voorwaarden die in het literatuuronderzoek gesteld zijn, kunnen worden verwezenlijkt binnen de plusgroep op De Caegh. Als je bekijkt naar wat er tot nu toe aan hoogbegaafdheid wordt gedaan op De Caegh, biedt een plusgroep zeker meerwaarde. Daarnaast wordt het ook als doelstelling gesteld in het protocol. De volgende activiteiten zullen moeten worden bevorderd in de plusgroep:
Het sociaal emotionele aspect De creativiteit/expressie Het inzicht Het top-down leren Het samenwerken
De leerlingen zullen om de zoveel tijd een presentatie mogen houden en hun resultaten zullen worden weergeven in een map. De volgende organisatorische voorwaarden worden gesteld. De ruimte waar de leerlingen kunnen werken, zal het lege lokaal naast groep drie worden. De plusgroep zal verdeeld worden in drie groepen: groep drie, groep vier en groep vijf. Elke plusgroep gaat op een ander moment aan de gang en wordt begeleid door een ouder. Per week zal er een doelstelling worden gesteld per plusgroep. Hierop zal worden geëvalueerd door de begeleider en door de leerlingen zelf. De groepsgrootte die zal worden gesteld, is 4 tot 6 leerlingen per plusgroep. De samenstelling die wordt vastgesteld, is groep 3, 4 en 5. De plusgroepjes komen één keer per week samen. Dit wordt in overleg gedaan met de leerkrachten, zodat ze geen lessen missen die voor hen relevant zijn. Het lesmateriaal dat wordt gebruikt, zal vooral van de website www.acadin.nl komen. Deze website biedt veel lesmaterialen voor hoogbegaafde leerlingen. Er wordt rekening gehouden met de verschillende behoeften van de leerlingen. Wanneer de opdrachten wat groter zijn, zullen de leerlingen tijd krijgen in de klas om hun opdracht voor een deadline af te krijgen. Er wordt kritisch gekeken naar de ouders die de plusgroep begeleiden. Er wordt gekeken of deze ouders zelf ook een link hebben met hoogbegaafdheid en of ze de stof op de juiste manier aan kunnen bieden. De coördinator die wordt benoemd, is Marian Koning. Er wordt gestart met kleine projecten. Deze zouden in de toekomst uitgebouwd kunnen worden.
Kim Neefjes
41
Een plus voor de plusgroep! Resultaten halfgestructureerde open interview5 In de plusgroep in Hoorn is er een interview gedaan met Anita Chrispijn. Dit is een half gestructureerd, open interview waarin werd gevraagd naar de invulling en de organisatie van de plusgroep. Dit als voorbeeld van hoe er op De Caegh een plusgroep kan worden opgestart. Groepsgrootte Anita heeft twee plusgroepen onder haar hoede. In deze plusgroepen komen leerlingen van vier verschillende scholen bijeen. Één plusgroep bestaat momenteel uit negen leerlingen en neemt één middag in de week in beslag. Één plusgroep bestaat uit zeven leerlingen en neemt 1 uur in de week in beslag. Wanneer een plusgroep voor de laatste groep een juiste optie is, worden deze kinderen in de andere plusgroep geplaatst, die een middag in beslag neemt. De plusgroep is bedoelt voor leerlingen uit groep 5, 6 en 7. Soms wordt hier een uitzondering in gemaakt. Anita stelt een limiet van minstens vier leerlingen en maximaal tien leerlingen in een plusgroep. Theorieën Anita koppelt veel lessen aan het denkvermogen van de leerlingen. Hier worden de denkvaardigheden van Sternberg genoemd. Deze denkvaardigheden zijn analytisch, creatief en praktisch. In de bijlage is dit model te vinden. Daarnaast wordt er veel gekeken naar de Meervoudige Intelligentie Theorie van Howard Gardner. Anita vindt daarnaast dat je hoogbegaafde kinderen al kunt signaleren vanaf de kleuters. Volgens haar wordt je hoogbegaafd geboren. Dit kun je onder de zes jaar ook al zien. Hierbij is de spelontwikkeling heel belangrijk. Organisatie De leerlingen komen één uur of één middag bijeen. Ze worden begeleid door een gespecialiseerde leerkracht. Ze werken samen aan een samen gekozen thema. Ze leren hier strategieën om op een goede manier met hun vragen en ideeën om te gaan. Ze leren vaardigheden om op de juiste manier te communiceren. Ze kunnen twee keer een periode van vijf maanden mee doen. Hierna hebben ze genoeg ervaring opgedaan om in de eigen schoolse situatie weer mee te doen. Ze doen dan mee met het reguliere onderwijs waarbij hun onderwijs wordt aangepast aan de hand van wat ze in de plusgroep hebben geleerd. De leerlingen hebben ook een plusmap. Hierin staan, vragen, ideeën en afspraken ordelijk gesorteerd. Elk thema wordt afgesloten met een presentatie aan de ouders.
5
De topiclist vindt u in bijlage 4.
Kim Neefjes
42
Een plus voor de plusgroep! Methoden Naast de eigen inbreng van de leerlingen en wat er aan de hand van de thema’s op internet wordt getoond, wordt er ook gebruik gemaakt van een aantal methoden.:
Nieuwsbegrip Vooruit Talent Topklassers Vierkant van wiskunde
Eisen Voor de toelating van de leerlingen in de plusgroep wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gegevens: de uitslag van de IQ-test, de gegevens van het leerlingenvolgsysteem van de school, ingevulde vragenlijsten van de leerkracht en van de ouders en de argumentatie van de school. Ouders vullen eerst een vragenlijst in. Daarna worden de gegevens verzameld uit het LVS6. De school voegt hun argumentatie hierbij. Aan de hand van deze gegevens, wordt besloten of het kind een IQ test mag maken. Wanneer deze test boven de 130 scoort, mag de leerling deelnemen
5.3 Eisen voor de deelname aan de plusgroep op De Caegh In dit hoofdstuk word gekeken hoe de eisen die in het literatuuronderzoek gesteld zijn, kunnen worden verwezenlijkt binnen de plusgroep op De Caegh. Op de Caegh zullen begaafden en hoogbegaafden worden toegelaten. Over de groepen 3, 4 en 5 verdeeld, zijn er drie leerlingen hoogbegaafd. Omdat de bezetting dan erg klein zal worden, zullen de plusgroep zich richten op begaafden en hoogbegaafden. De hoogbegaafden worden toegelaten in de plusgroep naar aanleiding van het protocol hebben doorlopen. Bij de begaafden wordt er gekeken naar: 1. De hoge intellectuele capaciteiten: Er wordt geen IQ test afgenomen, maar er wordt gekeken naar de CITO uitslagen. Ze moeten in ieder geval A of B scoren. 2. Creërend vermogen: De leerlingen moeten een bovengemiddelde mate van creativiteit beheren op een bepaald gebied. 3. De leerlingen moeten gemotiveerd zijn.
6
De beschrijving van ‘Het LVS’ vindt u in bijlage 1
Kim Neefjes
43
Een plus voor de plusgroep!
5.4 Het voldoen aan de behoeftes binnen de plusgroep op De Caegh In dit hoofdstuk komt naar voren wat voor behoeften de leerlingen van De Caegh hebben en hoe er kan worden voldaan aan de behoeften.. Allereerst is er gekeken naar de meervoudige intelligentie theorie van Howard Gardner. Het streven is om de verschillende behoeften terug te laten komen in de plusgroep. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de zes typen hoogbegaafde leerlingen. De leerlingen hebben geen behoefte aan verdieping van de lesstof. Zij willen verrijking. Er zal zo veel mogelijk worden gevarieerd in lesvormen. De volgende lesvormen, uit het literatuuronderzoek, zullen worden gebruikt: gesprekken: Dit vind ik zelf ook belangrijk. Waar ik een groot voorstander van ben, zijn de filosofische gesprekken. Hierbij worden kinderen aan het denken gezet en denken ze verder dan je in het dagelijks leven doet; spelsituaties; drama/rollenspel; lichaamsoefeningen/dans; ontspanningstechnieken; creatieve uitingen: Ik vind zelf dat dit moet worden geuit door middel van uitdagende opdrachten; kaartspellen; opdrachten voor thuis: Dit vind ik ook belangrijk. Op deze manier leer je het kind een stuk zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij. Daarnaast zijn er twee vragenlijsten afgenomen. Één vragenlijst is alleen gericht op hoogbegaafde leerlingen en gaat in op het hoogbegaafd zijn. In de theorie wordt er veel over gesproken dat hoogbegaafde kinderen sociaal emotioneel minder prettig in hun vel zitten. In de middenbouw zitten maar drie hoogbegaafde leerlingen. Daarom zijn de hoogbegaafde kinderen van de plusgroep op De Duiventil ook gevraagd om deze lijst in te vullen. Dit om een beeld te krijgen hoe de hoogbegaafde kinderen van deze twee groepen tegenover hoogbegaafd zijn aankijken. Één vragenlijst is gericht op de begaafde en hoogbegaafde leerlingen van de plusgroep op De Duiventil en de middenbouw op De Caegh waar de plusgroep zal worden opgericht. Hier is gekeken naar de vakken die de leerlingen graag zouden willen krijgen. Hier kan rekening mee worden gehouden bij het kiezen van onderwerpen en vakken in de plusgroep.
Kim Neefjes
44
Een plus voor de plusgroep!
Gestructureerde vragenlijst hoogbegaafd zijn Allereerst is de vragenlijst gericht op hoogbegaafd zijn ingevuld door twaalf hoogbegaafde leerlingen (n=12) tussen 6 zes en 10 jaar oud. Drie leerlingen zijn de hoogbegaafde leerlingen van de middenbouw van De Caegh. Negen leerlingen zijn de hoogbegaafde leerlingen van de Plusgroep in Hoorn. De blanco vragenlijst is te vinden in 4.
0 betekent dat de leerlingen het helemaal mee oneens zijn met de stelling. 2 betekent dat de leerlingen het oneens zijn met de stelling. 4 betekent dat de leerlingen het eens zijn met de stelling. 6 betekent dat de leerlingen het helemaal mee eens zijn met de stelling.
Van iedere stelling is iedere keer het gemiddelde genomen van de antwoorden.7 6 5 4 3 2 1 0
Hoogbegaafden De Caegh (3 = 100%) Hoogbegaafden plusklas De Duiventil (9 = 100%)
*Grafiek 6: De sociaal-emotionele gevoelens van de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil
7
De vragenlijsten zijn te vinden in bijlage 5.
Kim Neefjes
45
Een plus voor de plusgroep!
Analyse Bij de analyse heb ik iedere keer het gemiddelde genomen van de uitslagen. Bijvoorbeeld: Bij de vraag of de leerlingen zich anders voelen dan andere leerlingen, scoren de hoogbegaafden van De Caegh een 1,3. Dit zit dicht bij de 2 en wordt dus ‘mee oneens’. De hoogbegaafden uit Hoorn scoren een 2,9 en zit ook dicht bij de 2. Dit wordt ook ‘mee oneens’. *Tabel 5: Analyse van vragenlijsten over hoogbegaafd zijn
Stelling Anders dan anderen Beter dan anderen Liever met andere hoogbegaafden Leuk op school Leer veel nieuwe dingen Gedraag mij hetzelfde Hoogbegaafd zijn is leuk
Hoogbegaafde leerlingen De Caegh (N=30) Mee oneens Mee eens Mee oneens
Hoogbegaafde leerlingen plusgroep De Duiventil(N=9) Mee oneens Mee eens Mee oneens
Mee eens Mee eens Mee eens Helemaal mee eens
Mee eens Mee eens Mee eens Mee eens
*Tabel 5: De sociaal-emotionele gevoelens van de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil
Interpretatie Het is opvallend dat de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en de hoogbegaafde leerlingen uit de plusgroep op De Duiventil dezelfde gedachten hebben. Over het algemeen kijken de leerlingen positief aan tegen het hoogbegaafd zijn. Ze zijn het er niet mee eens dat ze liever met andere hoogbegaafden zijn. Dit betekent dat ze evengoed sociaal-emotioneel goed in de groep passen. Dit ontkracht de stelling uit de literatuur. Verder zijn ze het overal helemaal mee eens tot mee eens. Dit betekent dat er niet veel aandacht hoeft te worden besteed aan het stimuleren van de sociaalemotionele gevoelens.
Kim Neefjes
46
Een plus voor de plusgroep! Gestructureerd vragenlijst plusgroep Deze vragenlijst is ingevuld door 31 hoogbegaafde leerlingen. 22 leerlingen zitten in de middenbouw van De Caegh en zijn begaafd of hoogbegaafd. De andere 9 leerlingen zitten in de plusgroep in op De Duiventil en zijn hoogbegaafd. De blanco vragenlijst is te vinden in bijlage 5. Er zijn drie tabellen gemaakt. Één tabel laat zien welke vakken de (hoog)begaafde leerlingen van De Caegh graag zouden willen krijgen in de plusgroep. Één tabel laat zien welke vakken de hoogbegaafde leerlingen op De Duiventil graag zouden willen krijgen in de plusgroep. Één tabel voegt alle leerlingen samen. Dit is gedaan omdat de kinderen uit de middenbouw veel vakken nog niet kennen die de kinderen uit de bovenbouw wel kennen. De leerlingen van De Caegh (N = 22) 8
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 22) Geschiedenis Taal Wiskunde Rekenen Biologie Zinnen en verhalen schrijven Spelling Topografie Natuurkunde Aardrijkskunde
*Grafiek 7: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh zouden willen krijgen
8
De vragenlijsten zijn te vinden in bijlage 6.
Kim Neefjes
47
Een plus voor de plusgroep! De leerlingen van De Duiventil (N=9)
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 31) Experiment Geschiedenis Gymnastiek Spelling Rekenen Techniek Engels Wiskunde Taal Aardrijkskunde
*Grafiek 8: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Duiventil zouden willen krijgen
Alle leerlingen samen (N = 31)
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 31) Geschiedenis Wiskunde Experiment Rekenen Spelling Taal Biologie Gym Zinnen en woorden schrijven Aardrijkskunde
*Grafiek 9: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil zouden willen krijgen
Kim Neefjes
48
Een plus voor de plusgroep! Analyse In de tabel staat per vak omschreven hoeveel leerlingen van De Caegh hierin geïnteresseerd zijn en hoeveel kinderen van de plusgroep in Hoorn. Vak Geschiedenis Taal Wiskunde Rekenen Natuur Zinnen en verhalen schrijven Spelling Topografie Biologie Aardrijkskunde Experiment Gymnastiek Techniek Engels
Leerlingen De Caegh 10 4 4 3 1 2 2 2 1 1 0 0 0 0
Leerlingen De Duiventil 5 1 2 2 1 0 3 0 0 1 5 4 2 2
*Tabel 6: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil zouden willen krijgen
Interpretatie Bij het lezen van de tabellen moet er rekening mee worden gehouden dat de kinderen van De Caegh in de meerderheid zijn. Uit de tabel is op te merken dat geschiedenis een vak is dat erg geliefd is bij deze leerlingen. Hier zal dus aandacht aan moeten worden besteed. Het is opvallend dat de leerlingen van De Caegh dit ook invullen, aangezien zij dit vak nog nooit hebben gehad en het dus wel kennen. Daarnaast is het opvallend dat wiskunde ook in trek is. Verder zal er aandacht moeten worden besteed aan de andere wereld oriënterende vakken, zoals biologie, topografie en aardrijkskunde. Taal, rekenen en spelling blijven vakken die de leerlingen interesseren. Aangezien dit over het algemeen goed gaat en een plusgroep niet bedoeld is om te verdiepen, zal hier minder aandacht aan moeten worden besteed, tenzij het verrijkt wordt. De leerlingen uit groep drie lijkt het leuk om echt zinnen en verhalen te schrijven in plaats van losse woordjes. Door de leerlingen van de plusgroep in Hoorn worden experimenten, techniek en Engels genoemd. Dit zijn vakken die ook geïntroduceerd kunnen worden in de plusgroep op De Caegh. Veel leerlingen in de middenbouw hebben geen weet van deze vakken en zullen het wel interessant vinden.
Kim Neefjes
49
Een plus voor de plusgroep!
6. Conclusie 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de volgende vraag: Op welke manier kan de plusgroep voor basisschool De Caegh worden opgestart om aan de behoeften van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen? Vanuit de literatuur is de voorspelling gedaan dat hoogbegaafdheid vooral te maken heeft met de volgende factoren: een hoge intelligentie, creativiteit en motivatie. Deze drie begrippen, die te vinden zijn in de modellen van Renzulli en Mönks, komen iedere keer weer terug. Wanneer iemand hoogbegaafd is, zullen deze drie factoren aanwezig zijn. Om een plusgroep op te starten, zal er rekening gehouden moeten worden met deze drie factoren. Allereerst bij de toelating van de hoogbegaafde leerlingen: Alle drie factoren zullen aanwezig moeten zijn. Ook zal er bij de toelating gekeken moeten worden naar de kenmerken van hoogbegaafden en onderpresteerders en zal er rekening gehouden moeten worden met de typen hoogbegaafden van Betts en Neihart. Daarnaast dienen de drie factoren aanwezig te zijn bij het inhoud geven aan de lessen binnen de plusgroep: Er zullen lessen moeten worden gegeven die de hoge intelligentie, creativiteit en motivatie stimuleren. Daarnaast zal moeten worden gekeken naar de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner bij het geven van de lessen en ook hier moet weer gekeken worden naar de verschillende typen hoogbegaafden van Betts en Neihart. Ook is voorspeld dat het van belang is om de leerstof te verrijken in plaats van te verbreden. Binnen de plusgroep dient dit gedaan te worden. In de literatuur komt naar voren dat het sociaal emotionele aspect, de creativiteit/expressie, het inzicht, het top down leren en het samenwerken bevorderd moeten worden. Deze vijf aspecten dienen aangeboden te worden binnen de plusklas. Uit de resultaten van het praktijkonderzoek blijkt dat er in iedere groep enigszins aandacht wordt besteed aan hoogbegaafdheid, behalve in groep vier. Omdat er in groep vier nog niets aan hoogbegaafdheid wordt gedaan, zal de plusgroep daar dan ook starten. Vanaf daar zal de plusgroep worden opgestart in groep drie en groep vijf. Het is niet logisch om te starten in de kleuterbouw, aangezien daar niet gesproken wordt over hoogbegaafden en de leerlingen daar erg jong zijn. Verder is in groep één tot en met groep drie een kieskastje ontwikkeld voor leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Er wordt gestart in de middenbouw omdat de leerlingen hier nog in het begin staan van hun basisschool carrière en men er dan op tijd bij is om het gewenste effect te bereiken. Bij de toelatingseisen zal gekeken worden naar de intellectuele capaciteiten, de creativiteit en de motivatie. Er wordt geen IQ-test afgenomen maar er zal naar de CITO uitslagen gekeken worden. De hoogbegaafde leerlingen hebben in de enquêtes aangegeven dat ze op sociaal emotioneel gebied tevreden zijn. Dit zou betekenen dat, in tegenstelling tot de literatuur, er aan het sociaal emotionele aspect geen aandacht hoeft te worden besteed binnen de plusgroep op De Caegh. Uit de tweede enquête valt te concluderen dat er een aantal vakken zijn waar de hoogbegaafde leerlingen over het algemeen geïnteresseerd in zijn. Dit zijn onder andere geschiedenis, taal, wiskunde, rekenen en biologie.
Kim Neefjes
50
Een plus voor de plusgroep!
Al met al kan nu gezegd worden dat er na het opstarten van een plusgroep in groep vier, er plusgroepen kunnen worden opgestart in groep drie en in groep vijf. Hierin dient rekening gehouden te worden met de hoge intelligentie, creativiteit en motivatie. Er dient gekeken te worden naar de verschillende typen hoogbegaafden en naar de kenmerken van hoogbegaafden en onderpresteerders. Bij de inhoud zal gekeken worden naar de meervoudige intelligentietheorie en de vakken waar de leerlingen in geïnteresseerd zijn. Hierin komen creativiteit/expressie, het inzicht, het top down leren en het samenwerken aan bod. Dit onderzoek is specifiek gericht op groep 3, 4 en 5. In de adviezenlijst op bladzijde 52 vindt u terug hoe de plusgroepen georganiseerd kunnen worden.
Kim Neefjes
51
Een plus voor de plusgroep!
6.2 Discussie In het eerste deel wordt ingegaan op de geldigheid van dit onderzoek. In het tweede deel komt de bijdrage aan de professionalisering van de plusgroep aan de orde. Geldigheid onderzoek Het literatuuronderzoek op het gebied van hoogbegaafdheid is zeer betrouwbaar. De bronnen die zijn gebruikt, zijn websites van onder andere valide instanties, artikelen uit vakbladen en kranten en boeken op het gebied van hoogbegaafdheid. Door verschillende websites, boeken en artikelen naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken, kun je de conclusie trekken dat alles wat in dit onderzoek geschreven is op het gebied van hoogbegaafdheid betrouwbaar is. Voor de informatie op het gebied van de plusgroep is ook literatuur van internet, uit boeken en uit vakbladen geraadpleegd. Over de plusgroep is minder te vinden dan over hoogbegaafdheid. Toch is deze informatie ook zeer valide. Er zijn websites geraadpleegd van minder grote en bekende instanties, maar door deze websites naast te leggen, is er een betrouwbaar literatuuronderzoek uit voortgekomen. Over de enquêtes valt nog het één en ander discussiëren. Allereerst is er door elke groepsleerkracht ingevuld hoeveel hoogbegaafden en begaafden leerlingen de klas bezit. De hoogbegaafde leerlingen zijn valide ingevuld. Deze leerlingen zijn door een protocol heen geweest en zijn gediagnosticeerd hoogbegaafd. Bij de begaafde leerlingen verschilt het per leerkracht. De leerkrachten bekeken de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen en begaafde leerlingen, pakten de CITO-uitslagen erbij en volgden hun onderbuikgevoel. Aan de hand van deze resultaten zijn de leerlingen van groep 3 en groep 4 al in een plusgroep geplaatst. Daarnaast zijn er enquêtes ingevuld op het gebied van hoogbegaafd zijn. Deze enquêtes zijn ingevuld door twaalf leerlingen uit de midden- en bovenbouw die al in een plusgroep zitten en door drie leerlingen uit de middenbouw die in een plusgroep worden geplaatst. De vraag is of dit valide is, omdat de verhouding twaalf tot drie een groot verschil is. Toch valt er het één en ander te concluderen. Zo valt er te concluderen dat de hoogbegaafden op De Caegh uit de middenbouw tevreden zijn en zich prettig voelen op school. Deze conclusie kan getrokken worden omdat er door alle drie de leerlingen op deze manier over wordt gedacht. Tot slot zijn er enquêtes ingevuld op het gebied van de plusgroep. Deze zijn ingevuld door 22 leerlingen van De Caegh en 9 leerlingen van De Duiventil. Allereerst is de vraag gesteld in welke vakken deze leerlingen uitblinken. Aangezien de leerlingen zelf antwoord geven en er niet naar toetsresultaten wordt gekeken, is dit niet valide. Hier is dus geen verder gebruik van gemaakt in het onderzoek. Daarnaast is de vraag gesteld in welke vakken de leerlingen geïnteresseerd zijn. Deze informatie is zeker betrouwbaar en goed te gebruiken. Doordat er drie tabellen zijn gemaakt (één waarin alle leerlingen staan weergeven, één waarin de leerlingen van De Caegh staan weergeven en één waarin de leerlingen van De Duiventil zijn weergeven) kan er overzichtelijk worden gezien waar de interesses hetzelfde zijn en waarin ze verschillen. Hieruit kunnen valide conclusies worden getrokken. Het interview met Anita is zeker van pas geweest. Zij sloot met haar meningen en opvattingen aan op de literatuur die onderzocht is. Doordat zij geprofessionaliseerd is op het gebied van hoogbegaafdheid, is de informatie zeer betrouwbaar. De informatie is daarnaast zeer toepasselijk bij het opzetten van de plusgroep op De Caegh.
Kim Neefjes
52
Een plus voor de plusgroep! Bijdrage aan professionalisering Dit onderzoek heeft allereerst een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van mijn rol als leerkracht. Het heeft mijn rol als leerkracht een andere draai gegeven ten opzichte van de afgelopen vier jaar, waarin de nadruk vooral heeft gelegen op mijn didactische en pedagogische kwaliteiten. Door middel van dit onderzoek is er verbetering gekomen in mijn organisatorische kwaliteiten en in mijn onderzoekende kwaliteiten. Daarnaast heb ik een grote stap gezet in het samenwerken met collega’s, doordat ik deel nam aan de excellentiegroep binnen De Caegh en daarnaast veel samenwerkte met Marian Koning. Tot slot is mijn professionalisering gegroeid op het gebied van contact leggen met instanties van buitenaf. Ik heb contact opgenomen met Anita Chrispijn om meer duidelijkheid te krijgen over de plusgroep op De Duiventil en ik heb meerdere bedrijven benaderd om een indruk op te doen van de verschillende methodes voor hoogbegaafde leerlingen. Naast mijn ontwikkeling als leerkracht, kan ik zeggen dat ik op het gebied van hoogbegaafdheid in professionalisering sterk gestegen ben. Voor ik startte met dit onderzoek, bezat ik alleen de feitelijke kennis op het gebied van hoogbegaafdheid door middel van de achtergrondkennis die ik al had en de kennis die mij bij is geleerd op de pabo. Door middel van verschillende manieren van literatuuronderzoek en praktijkonderzoek, ben ik veel wijzer geworden op het gebied van hoogbegaafdheid. Doordat ik binnen het onderzoek verschillende theorieën en praktijken naast elkaar heb gelegd en hierop heb geanalyseerd en geïnterpreteerd, ben ik een onderzoekende houding gaan vormen tegenover dit onderwerp en ben ik mijn eigen meningen en theorieën gaan vormen. Ik kan dus zeggen dat mijn professionalisering op dit gebied flink gegroeid is. Tot slot heb ik een bijdrage kunnen werken aan De Caegh. Aan de start van mijn onderzoek werd mij gevraagd of ik onderzoek kunnen doen naar een plusgroep en of ik dit ook daadwerkelijk kon verwezenlijken. Doordat er in de middenbouw de minste aandacht aan hoogbegaafdheid werd besteed, ben ik mij hier op gaan richten. Door middel van dit onderzoek is er tot nu toe een plusgroep opgericht voor groep drie en voor groep vier. Het streven is om in groep vijf ook een plusgroep op te richten en om deze drie plusgroepen in stand te houden. Hiermee hoop ik dat het onderwerp ‘hoogbegaafdheid’ meer onder de aandacht is gekomen en ook meer onder de aandacht zal blijven op De Caegh. Ik denk dat ik hierin een compleet pakket heb afgeleverd.
Kim Neefjes
53
Een plus voor de plusgroep!
6.3 Adviezenlijst voor het oprichten van de plusgroep Het doel van dit onderzoek was om een plusgroep op te richten voor basisschool De Caegh met het streven om hoogbegaafdheid meer onder de aandacht te brengen binnen deze school.. Uit praktijkonderzoek blijkt dat er in de middenbouw over het algemeen de minste aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Er is daarom besloten om voor groep drie, groep vier en groep vijf ieder apart een plusgroep op te starten. In de tabel hieronder staat geadviseerd op welke manier de plusgroepen het best georganiseerd kunnen worden. Hierna volgt een toelichting op de tabel. Organisatie 1. De eisen
2. De start
3. De tijd 4. De grootte
5. De begeleiding 6. De plaats 7. De algemene doelstelling
8. De inhoud
Kim Neefjes
Groep 3 Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITOscores en het onderbuikgevoel. Vanaf week 2 2013 (na de kerstvakantie)
Groep 4 Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITOscores en het onderbuikgevoel. Vanaf week 44 2012 (na de herfstvakantie)
Maandag middag 13.15 – 14.15 Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen Annemarie de Hoop
Vrijdag ochtend 09.00 – 10.00 Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen Marina Koen
Overblijflokaal De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
Overblijflokaal De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
Groep 5 Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITOscores en het onderbuikgevoel. Vanaf week 9 (2013) (na de voorjaarsvakantie) Moet overlegd worden met de leerkracht Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen Moet nog gezocht worden Overblijflokaal De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
54
Een plus voor de plusgroep!
9. De evaluatie
10. Het presenteren van resultaten
11. De methoden
Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt9 Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt. Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt. Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
*Tabel 7: De conclusie weergeven in een schema
1. De organisatoren van de plusgroep zijn bij iedere leerkracht van de middenbouw langs geweest. Zij hebben de leerkrachten geïnformeerd over de plusgroep en ze gevraagd welke leerlingen geschikt zouden zijn voor de plusgroep. Er werd gevraagd om hierbij te kijken naar de kenmerken van hoogbegaafdheid en begaafdheid. Hier kregen de leerkrachten een lijstje van. Er werd gevraagd om de leerlingen te kiezen die op de CITO’s een ‘A’ of een ‘B’ scoorden en er werd gevraagd om daarnaast het onderbuikgevoel te volgen. De leerkrachten kregen hier een week de tijd voor en moesten daarna aangeven welke leerlingen geschikt zouden zijn. 2. Groep vier is na de herfstvakantie al gestart. Groep drie zal na de kerstvakantie starten. Het advies is om groep vijf na de voorjaarsvakantie te laten starten. 3. In overleg met de leerkrachten zullen de hoogbegaafde leerlingen van groep drie elke maandagmiddag van 13.15 tot 14.15 deelnemen aan de plusgroep en zullen de hoogbegaafde leerlingen van groep vier elke vrijdagochtend van 09.00 tot 10.00 deelnemen. Voor groep vijf zal dit nog met de leerkrachten besproken moeten worden. Dit betekent dit niet dat de leerlingen alleen dit uur moeten besteden aan het werk van de plusgroep. Er wordt geadviseerd aan de leerkrachten om hier ook verdere aandacht aan te besteden in de rest van de week (bijvoorbeeld door middel van het af laten maken van een opdracht of door het aanbieden van levelwerk) 4. Voor groep drie en groep vier is er een ouder beschikbaar. Deze zal voor groep vijf nog gezocht moeten worden. 5. Om de plusgroep niet te groot te laten worden, wordt er een limiet gesteld voor acht leerlingen. 6. Het overblijflokaal staat vrij. Deze wordt tot beschikking gesteld voor de plusgroep. 7. Het is de bedoeling dat de plusgroep een doel heeft voor de leerlingen. Ze gaan hier niet zomaar naar toe. er wordt hier gebruik gemaakt van het model van Renzulli en Monks waarin de hoge intelligentie, de motivatie en de creativiteit worden benadruk. Het doel is om deze 9
Zie bijlage 7 voor het evaluatieformulier.
Kim Neefjes
55
Een plus voor de plusgroep!
8.
9.
10.
11.
drie aspecten aan bod te laten komen. Er zal veel gevarieerd moeten worden in de lesstof om het voor elke leerling interessant te blijven houden. In het begin zullen de coördinatoren de materialen bijeen zoeken en klaar leggen. Wanneer dit goed gaat (na ongeveer vier weken) zullen de begeleiders en samenwerking met de leerkrachten zorgen voor de materialen. Alle materialen zullen worden opgeslagen in een aparte map op de computer zodat ze het jaar erop weer gebruikt kunnen worden. Verder zullen de leerlingen zelf een map bijhouden, waarin de materialen en evaluaties worden weergeven. Deze mappen zouden op tien minuten gesprekken ook getoond kunnen worden. Wanneer er een les wordt gegeven waarbij al een evaluatieformulier in zit, zal er gebruik worden gemaakt voor dit formulier. Wanneer dit niet het geval is, zal er gebruik worden gemaakt van standaard evaluaties. Het is de bedoeling dat de leerling en de leerkracht ieder een evaluatie invult. Dit heeft als doel om de kritische houding van de leerlingen te stimuleren. Het advies is om de resultaten te laten presenteren door middel van een map en door middel van presentaties in de reguliere klas. Het is voor de leerlingen interessant en uitdagend om hun resultaten te presenteren. Op deze manier weten ze dat ze niet voor niets aan de slag zijn geweest met de opdrachten. Dit kan na ieder thema gedaan worden. De methoden die zullen worden gebruikt, zijn Acadin, Levelwerk en Nieuwsbegrip. Deze methoden zijn alle drie beschikbaar binnen de school.. Verder is het advies om veel materiaal van internet af te halen. Op websites als www.digitop.nl en www.nemo.nl is veel materiaal te vinden over dit onderwerp.
6.4 Aanbevelingen In dit onderzoek is er onderzocht op wat voor manier een plusgroep zou kunnen worden opgericht binnen basisschool De Caegh. Hiermee werd er een bijdrage geleverd aan het onder de aandacht brengen van hoogbegaafdheid binnen De Caegh. De plusgroep voor groep drie en voor groep vier is middels dit onderzoek al opgestart. Het advies is om deze plusgroep ook op te richten voor groep vijf. Op deze manier zal er in ieder klas aandacht aan hoogbegaafdheid worden besteed. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de adviezenlijst. Wanneer de plusgroepen in groep drie, groep vier en groep vijf goed loopt, zou er ook kunnen worden gedacht aan een aparte plusgroep voor groep zes, zeven en acht. Omdat er binnen de formatie hoogstwaarschijnlijk geen ruimte is voor leerkrachten die dit begeleiden, zal er hulp moeten worden gevraagd van ouders (het liefst met kennis en ervaring op dit gebied). Deze hoogbegaafde leerlingen gebruiken nu levelwerk of krijgen extra uitdaging met rekenen. Wanneer er ook voor deze leerlingen een plusgroep wordt opgericht, zouden levelwerk en de extra uitdaging voor rekenen hierin ook kunnen worden aangeboden. Omdat zes verschillende plusgroepen moeilijk tot niet haalbaar zal zijn, wordt er aanbevolen om deze samen te voegen in twee aparte plusgroepen: ‘één voor de middenbouw en één voor de bovenbouw. Omdat de groepen niet groter dan voor acht personen zouden moeten zijn, zullen er hogere eisen moeten worden gesteld aan de leerlingen die deel zullen nemen en zou er een protocol op moeten worden gesteld voor deze leerlingen. Dit hoeft niet binnen een jaar gerealiseerd te worden. Dit is een aanbeveling voor in de toekomst.
Kim Neefjes
56
Een plus voor de plusgroep!
Bibliografie Websites: ADHD bij kinderen. (2012). Opgeroepen op november 27, 2012, van Hersenstichting: https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/adhd-bij-kinderen Alfred Binet. (2012, maart 26). Opgeroepen op november 26, 2012, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Alfred_Binet Algemeen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/algemeen/ Begaafdheidskenmerken. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/begaafdheidskenmerken/ Compacten. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/ De online plusgroep. (2010). Opgeroepen op november 18, 2012, van Jufjo: http://www.jufjo.nl/ De plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Slimpuls: http://www.slimpuls.nl/artikelen/plusgroep.htm Deelname Plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://www.hoogbegaafd.nu/submenu-deelname-plusgroep Diagnostiek. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/00002/ Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/links/literatuur/00073/ Drent, E. v. (sd). Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Opgeroepen op november 18, 2012, van Dhh-po: http://www.dhh-po.nl/body.asp?parenttaal=nl&id=19&moduleitemid=35 Een aparte school voor hoogbegaafde kinderen? (1998 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Lich: http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=aparte_scholen Extra aandacht op de basisschool. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/extra-aandacht-op-de-basisschool Gardner. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/gardner/ Heller. (sd). Opgeroepen op november 13, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/heller/ Het geheim van een succesvolle plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolle-plusgroep
Kim Neefjes
57
Een plus voor de plusgroep! Het proces. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolleplusgroep/het-proces Hoe kan de problematiek het beste worden aangepakt? (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolleplusgroep/hoe-kan-de-problematiek-het-best-worden-aangepakt Hoogbegaafdheid. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 13, 2012, van Mensa: http://www.mensa.nl/hoogbegaafdheid Hoogbegaafdheid. (2012, november 2). Opgeroepen op november 13, 2012, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogbegaafdheid Hoogbegaafdheid en sociale vaardigheden. (2012). Opgeroepen op december 16, 2012, van Ieku: http://www.ieku.nl/hoogbegaafdheid-en-sociale-vaardigheden/ Hoogeveen, L. (2004 - 2012). Hoogbegaafde leerlingen en het onderwjissysteem. Opgeroepen op november 13, 2012, van Ziedaar: http://www.ziedaar.nl/article.php?id=383 IQ. (1998 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Lich: http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=iq Leonardo onderwijs. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/leonardo/ Leonardo Onderwijs. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Leonardo-onderwijs: http://leonardo-onderwijs.nl/ Mensa. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Mensa: http://www.mensa.nl/hoogbegaafdheid/kenmerken?gclid=CMrr_YD5sbICFeTLtAodtzgAJw Mönks. (sd). Opgeroepen op november 13, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/monks/ Onderpresteerders. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/onderpresteerders/ Opstarten plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Plusgroepdenbosch: http://www.plusgroepdenbosch.nl/ Plusgroep voor hoogbegaafde kinderen: Valkuilen en tips. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Alledagenpauze: http://alledagenpauze.typepad.com/my_weblog/2008/05/plusgroep-voorhoogbegaafde-leerlingen-valkuilen-tips.html PONTE - Onderzoek en begleiding van hoogbegaafde kinderen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/ Probleem achterhalen. (sd). Opgeroepen op November 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/communicatie/probleem/
Kim Neefjes
58
Een plus voor de plusgroep! Profielen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/profielen/ Richtlijnen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/rekenen/richtlijnen/ Richtlijnen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/rekenen/richtlijnen/ Signalering. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/signalering/ Sternberg. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/sternberg/ Stichting Plato. (2012). Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid. Opgeroepen op november 12, 2012, van Lich: http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=begaafd_vs_hoogbegaafd Verrijkingsklas. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Dednkrs: http://www.dednkrs.nl/verrijkingsklas/ Verslag 'De verbaal/performaal kloof'. (2000 - 2012). Opgeroepen op december 3, 2012, van Hiq: http://www.hiq.nl/service-verslez-rob_98.php Versnellen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/versnellen/ Onder presterende leerlingen: kenmerken. (2013). Opgeroepen op januari 9, 2013, van ieku: http://www.ieku.nl/ieku-leerkrachten/eingenschappen-van-onderpresterende-leerlingen/ Begaafd vs Hoogbegaafd (2005, augustus 10). Opgeroepen op januari 9, 2013, van lich: http://www.lich.nl/info-begaafdvshb.htm Artikelen: Baars, R. (2012, oktober 17). Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet. Algemeen dagblad . Berg, M. v. (2012, oktober 18). Niet alleen intelligentie telt: Interview Lisette Hornstra, onderzoekster excellente leerlingen. De Volkskrant . Lablans, I. (2012, oktober 15). Arme, slimme kinderen. Het Parool . Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet. (2012, oktober 17). Algemeen Dagblad . Marrewijk, L. v. (2010, oktober 23). Zo'n 2 procent van de bevolking is hoogbegaafd. Nieuwe lesmethodes helpen de slimste kinderen verder op school. Algemeen Dagblad . Mooij, T. (2008, juli 17). Aparte klas zegen voor hoogbegaafden. De Trouw . MSc., P. d. (2010). Naar excellente scholen, leraren, leerlingen en studenten. Radboud Universiteit Nijmegen: ITS.
Kim Neefjes
59
Een plus voor de plusgroep! Trierum, L. e. (2007). De Zorgwijzer. Haarlem: Toorts B.V. Vaak is het beter om een kind níet te testen op hoogbegaafdheid. (2012, mei 22). Trouw . Boeken: E.J. van Houten - van den Bosch, J. K. (2007). Hoogbegaafde kinderen. Kinderen & adolescenten . Eijkeren, M. v. (2008). Pedagogisch-didactisch begeleiden. In M. v. Eijkeren, Pedagogisch-didactisch begeleiden (pp. 52 - 56). Baarn: HBUitgevers. Gerven, S. D. (2002). Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Utrecht: Uitgeverij LEMMA BV. Kallenberg, T. (2007). Onderzoek van onderwijs. In T. Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek (p. 48). ThiemeMeulenhoff: Zutphen. Liesbeth Schreuder, M. B. (2011). Pedagogisch kader kindercentra 4 - 13 jaar. Amsterdam: Reed Bussiness. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Casestudy (gevalsstudie). In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (pp. 127 - 128). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Drie manieren om te interviewen. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 142). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Enquete (survey). In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een hanrdeiking voor leraren. (pp. 121 - 127). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Literatuur- of bronnenstudie. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 136). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Observatie. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 147). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Onderzoeken in de onderwijspraktijk. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 120). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (pp. 130 - 134). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Ton Kallenberg, B. K. (2011). Vragenlijst. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 139). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Kim Neefjes
60
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 1: Begrippenlijst 1. Excellentie: Een werkgroep excellentie is een ander woord voor een werkgroep hoogbegaafdheid. excellentie betekent in dit onderzoek dus hoogbegaafdheid. 2. Levelwerkboxen: Levelwerk is een leerlijn voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs. Met de aanschaf van Levelwerk hebt u voor deze leerlingen een passend leerstofaanbod in uw eigen school. Recente ontwikkelen tonen aan dat er speciale scholen voor (hoog)begaafde leerlingen worden opgericht. Waar deze scholen kiezen voor segregatie, streeft u met de aanschaf van Levelwerk naar integratie, de (hoog)begaafde kinderen blijven op uw school. Levelwerk staat los van andere methodes. De leerling zit feitelijk op twee sporen te werken, een gecompacte basislijn en een aanvullende verrijkingslijn, Levelwerk. Levelwerk biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten op meerdere terreinen. Bij verrijking is het doel om de begaafde leerling meer uitdaging te bieden binnen de vakken rekenen, taal en begrijpend lezen. Deze leerstof behoort een verplichtend karakter te hebben, geen vrijblijvendheid. De onderdelen ‘rekenen’ en ‘taal/lezen’ in Levelwerk zijn dergelijke verrijkende opdrachten. Daarnaast biedt Levelwerk in het onderdeel ‘allerlei’ de mogelijkheid om met eigen gekozen onderwerpen aan de slag te gaan, veelal onderwerpen uit de belangstellingssfeer van de leerling. In de vorm van werkstukken, foto- of filmpresentaties, een tentoonstelling of een maquette kan de begaafde leerling laten zien wat het ‘in huis’ heeft. Ook aangepaste opdrachten binnen het vakgebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ en opdrachten wat betreft samenwerking en hulp bieden aan anderen vallen onder dit onderdeel. De leerkracht is hier meer de coach in de begeleiding van het proces. Doel van deze werkwijze is tweeledig: aansluiten bij de motivatie van de leerling en het oefenen van metacognitieve, maar ook sociaal-emotionele en creatieve vaardigheden. (Kuipers) 3. LVS: Het LVS betekent ‘Het leerlingvolgsysteem’. Hierin worden de ontwikkelingen van een kind gevolgd door middel van toetsscores. 4. Top down en bottom up: Hoogbegaafden denken top down. Leerlingen die niet hoogbegaafd zijn denken bottom up. Zij verzamelen losse informatie en maken daar later een geheel van. Top down denkers doen dit andersom. Zij kijken vanuit een heel beeld en bouwt dit niet op vanuit losse deeltjes. 5. Acadin: Acadin is een methode via de computer. Het levert bijdrage aan het bieden van mogelijkheden om grenzen te verleggen. Dit wordt gedaan met een digitale leeromgeving, uitdagende leeractiviteiten en ondersteuning voor leerkrachten. Daarnaast biedt Acadin een ontmoetingsruimte voor leerlingen, leerkrachten en experts. Kijk voor meer informatie op www.acadin.nl.
Kim Neefjes
61
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 2: De modules uit het DHH Module 1 (quickscan):
Module 2 (diagnostiek)
Kim Neefjes
62
Een plus voor de plusgroep! Module 3 (begeleiding)
Module 4 (evaluatie)
(Drent)
Kim Neefjes
63
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 3: De verschillende typen hoogbegaafde leerlingen De succesvolle leerling Gedragskenmerken
presteert haalt goede cijfers stelt zich afhankelijk op zoekt bevestiging / goedkeuring van de leerkracht perfectionistisch vermijdt risico kiest veilige activiteiten gaat niet "buiten het boekje" accepterend en conformerend wordt een consument van kennis
Herkenning
gebruik veel diverse criteria cijfers, schoolprestaties gestandaardiseerde testscores individuele intelligentietests nominatie door leerkracht, ouders en/of peers
Begeleiding van de school
versneld en verrijkt curriculum vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt: leerstofinkorting ontwikkelen van persoonlijke interesses activiteiten die buiten de comfortzone liggen ontwikkeling van vaardigheden voor zelfstandig leren dieptestudies mentor cognitieve coaching, begeleiding van school- en beroepsloopbaan tijd voor samenwerken met intellectuele gelijkgestemden
*Tabel 8: De succesvolle leerling
(Profielen)
Kim Neefjes
64
Een plus voor de plusgroep!
De uitdagende leerling Gedragskenmerken
Herkenning
Begeleiding van de school
drukt zich creatief uit voorkeur voor activiteit houdt van discussie is erg volhoudend in interessegebieden (passies) laat impulsief gedrag zien daagt de leerkracht uit corrigeert de leerkracht stelt regels ter discussie is eerlijk en direct komt op voor eigen opvattingen / overtuigingen emotioneel labiel (grote stemmingswisselingen) kan een slechte zelfcontrole hebben vertoont inconsistente werkwijzen kan conflicten oproepen is competitief ingesteld interviews, zoek uit op welke manieren deze leerling creatief is focus op creatief potentieel in plaats van prestaties gebruik domeinspecifieke, objectieve metingen creativiteitstests nominatie door ouders, medeleerlingen en/ of volwassenen buiten het gezin tolerantie beloon nieuwe invalshoeken en gedachten bij passende leerkrachten plaatsen directe en heldere communicatie met de leerling geef toestemming voor gevoelens sta nonconformiteit toe koppel deze leerling aan een begripvolle mentor directe instructie in interpersoonlijke vaardigheden coach voor doelgericht oefenen
*Tabel 9: De uitdagende leerling
(Profielen)
Kim Neefjes
65
Een plus voor de plusgroep!
De onderduikende leerling Gedragskenmerken
Herkenning
Begeleiding van de school
ziet de begaafdheid niet als waardevol, verlaagt of ontkent de begaafdheid valt uit bij deelname aan verrijkingsprogramma's wijst uitdagingen af wil geen ander werk doen dan andere kinderen wil niet opvallen, wil geen uitzonderingspositie ervaren zoekt sociale acceptatie verandert geregeld van vriendschappen / peergroep heeft (vrijwel) geen band met de leerkracht, of de groep onzeker over welke kant hij/zij zelf op wil interviews nominatie door ouders, of leerkrachten wees voorzichtig met nominatie door begaafde medeleerlingen getoonde prestaties creativiteitstests niet-verbale metingen van intelligentie geef inzicht in concepten als sociale verschijnselen leeromgevingen waarin de leerling zich thuis voelt (sexe-)rolmodellen bieden (vooral bij meisjes) help bij het opzetten van steungroepen voer open discussies over de klas, racisme of sexerolverwachtingen stimuleer de leerling met het vertegenwoordigen van belangen van (minderheids)groepen of bemiddeling directe instructie over sociale vaardigheden biedt ondersteuning en informatie bij de planning van opleidings- en beroepsmogelijkheden bespreek de nadelen van succes openlijk
*Tabel 10: De onderduikende leerling (Profielen)
Kim Neefjes
66
Een plus voor de plusgroep!
De drop-out De 'drop-out' Gedragskenmerken
Herkenning
Begeleiding van de school
vaak creatief zoekt buitenschoolse uitdaging in activiteiten die zijn interesse hebben is bereid te werken voor de relatie creëert crisissen en verstoort situaties zoekt spanning ('thrill seeking') neemt onregelmatig deel aan onderwijs lage schoolprestaties (gemiddeld of minder) produceert inconsistent werkt maakt taken niet af bekritiseert zichzelf en anderen defensief verwaarloost zichzelf isoleert zichzelf individueel afgenomen IQ test hoge prestaties op subtests inconsistenties in prestaties discrepantie tussen intelligentiescore en geleverde prestaties niet verbale intelligentiemetingen creativiteitstest interview audities analyse van verzameld werk geleverde prestaties in niet-schoolse setting nominatie van ouders of leerkrachten (eventueel o.b.v. informatie afkomstig van leerkrachten uit het verleden) houdt de verwachtingen op peil diagnostisch onderzoek niet-traditionele studievaardigheden niet-traditionele leerervaringen buiten de klas verdieping mentorschap groepstherapie coaching m.b.t. de schoolloopbaan thuisbezoek bevorder veerkracht / flexibiliteit bespreek alternatieve mogelijkheden wees de advocaat voor deze leerling, blijf pleidooi voeren voor het faciliteren van "alternatieve" mogelijkheden
*Tabel 11: De drop out (Profielen)
Kim Neefjes
67
Een plus voor de plusgroep!
De dubbel gelabelde leerling (met leer- en/of gedragsproblemen) Gedragskenmerken legt makkelijk contacten goed probleemoplossend vermogen denkt in concepten / ideeen houdt van nieuwigheid en complexiteit laat inconsistent werk zien lijkt een (lager dan) gemiddelde leerling te zijn lijkt in sommige aspecten van het sociaal en emotioneel functioneren jonger gedragsproblemen kan storend zijn en niet bij de les is chaotisch (relatief) trage informatieverwerking kan moeite hebben in de omgang met begaafde peer groep Herkenning
Begeleiding van de school
op basis van huidig functioneren in de klas scores op prestatietests bestudeer de prestaties over een langer tijdbestek zoek voor patroon van afnemende prestaties in combinatie met aanwijzingen voor superieure mogelijkheden vertrouw niet op analyse van de sterk uiteenlopende resultaten op onderdelen van een intelligentietest herkenning door leerkracht met ervaring met onderpresteerders, of relevante anderen uitdagen op het gebied waar de sterke kanten liggen is eerste prioriteit versnelling op de sterke gebieden voorzieningen ter compensatie voor de leerproblemen onderzoek "wat is nodig voor dit kind om hier succesvol te kunnen zijn?" plaatsing in programma voor begaafden tijd met ontwikkelingsgelijken / peers doorbrengen individuele begeleiding directe instructie in strategieen voor zelfregulatie leer voor zichzelf op te komen leer SMART doelen formuleren
*Tabel 12: De dubbel gelabelde leerling (Profielen)
Kim Neefjes
68
Een plus voor de plusgroep!
De zelfstandige leerling Gedragskenmerken
goede sociale vaardigheden werkt zelfstandig, zonder bevestiging ontwikkelt eigen doelen kan doelgericht SMART werken sterk zelfsturend, werkt enthousiast voor passies goed zelfregulerend vermogen komt op voor eigen opvattingen veerkrachtig / flexibel produceert kennis beschikt over zelfinzicht en zelfacceptatie
Herkenning
bereikte schoolresultaten producten nominatie door leerkracht, klasgenoot, ouders, zichzelf portfolio's interviews gestandaardiseerde testen (prestatietests, intelligentietests) creativiteitstests gewonnen prijzen
Begeleiding van de school
creeer ruimte voor het ontwikkelen van een lange termijnplan voor studie versneld en verrijkt curriculum belemmeringen in tijd en plaats wegnemen ontwikkel meerdere, gerelateerde dieptestudies, inclusief mentorschappen grote variatie van versnellingsmogelijkheden (vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt, leerstofinkorting, vervroegde toelating tot vervolgopleiding) mentoren en intermediairs / bemiddelaars wijk af van gebruikelijk schoolbeleid en regels geef de ruimte en sta hen niet in de weg leer hen omgaan met de psychologische nadelen van succes
*Tabel 13: De zelfstandige leerling
(Profielen)
Kim Neefjes
69
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 4: Topiclist Topiclist interview Onderwerp hoogbegaafdheid: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Beschrijving hoogbegaafdheid Verschil begaafdheid en hoogbegaafdheid Koppeling theorie Renzulli Koppeling theorie Mönks Koppeling theorie Heller Koppeling theorie Gardner Koppeling theorie Sternberg Signalering Kenmerken Kenmerken onderpresteerders Typen hoogbegaafde kinderen Communicatie ouders Aanpassingen (compacten en verrijken) Leonardo scholen
Onderwerp plusgroep: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Ervaring Beschrijving plusgroep Doelstellingen Eisen Het opzetten Het programma Doelgroep (leeftijd) Jongens/meisjes Sociaal emotionele begeleiding Individueel/groep
Kim Neefjes
70
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 5: Blanco vragenlijst hoogbegaafd zijn Vragenlijst hoogbegaafd zijn Ik ben _____ jaar oud. Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Ik voel mij anders dan de andere kinderen in mijn klas Ik ben in veel dingen beter dan de andere kinderen in mijn klas Ik ben liever met andere hoogbegaafde kinderen dan met andere kinderen Ik vind het leuk om naar school te gaan Ik leer veel nieuwe dingen in de klas Ik gedraag mij hetzelfde als de kinderen in mijn klas Ik vind het leuk dat ik hoogbegaafd ben Ik voel me onzeker
Kim Neefjes
71
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 6: Vragenlijst plusgroep 1. Vertel eens wat een plusgroep is. __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 2.a. Lijkt de plusgroep jou leuk? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 2.b. Zo ja, waarom wel? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 2.c. Zo nee, waarom niet? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 3. Noem drie vakken waar jij goed in bent. 1. ________________________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________________________ 4. Noem vijf vakken die jij graag zou willen krijgen (bijvoorbeeld rekenen, taal, geschiedenis) 1. ________________________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________________________ 4. ________________________________________________________________________________ 5. ________________________________________________________________________________
Kim Neefjes
72
Een plus voor de plusgroep! 5. Noem drie onderwerpen waar jij veel van af weet. 1. ________________________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________________________ 4. Noem vijf onderwerpen waar jij meer over zou willen leren (bijvoorbeeld het zonnestelsel, de Middeleeuwen) 1. ________________________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________________________ 4. ________________________________________________________________________________ 5. ________________________________________________________________________________
Kim Neefjes
73
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 7: Het evaluatieformulier Voor de leerkracht Project: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam begeleider: ………………………………………………………………………………………………………………………… Algemene vragen 1) Wat is het belangrijkste dat deze leerlingen hebben geleerd? ……………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. .…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2) Wat had je ze nog meer kunnen leren? ……………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. .…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4) Wat zou je ze bij een ander project graag willen leren? ……………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. .…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5) Hoe verliep de samenwerking in de groep? Waar lag dit aan volgens jou? ……………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. .…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6) Ben je tevreden over het eindproduct? Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bevindingen per leerling Naam leerling 1: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 2: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 3: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kim Neefjes
74
Een plus voor de plusgroep! Naam leerling 4: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 5: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kim Neefjes
75
Een plus voor de plusgroep! Voor de leerling Project: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling: ………………………………………………………………………………………………………………………………… Vooraf Invullen: 1) Wat vind je van dit onderwerp? Leg eens uit? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 2) Weet je al iets van het onderwerp af? Zo ja, wat? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… Na afloop Invullen: 1) Wat is het belangrijkste dat je over het onderwerp hebt geleerd? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 2) Wat zou je nu nog meer willen weten? Waarom? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… Eigen vaardigheden
1) Wat dacht je van tevoren dat je moeilijk zou vinden om te doen? Was dit achteraf ook zo? Hoe komt dat denk je? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 2) Wat dacht je van tevoren dat je het beste zou kunnen tijdens dit project? Was dit achteraf ook zo? Hoe komt dat denk je? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Kim Neefjes
76
Een plus voor de plusgroep! 3) Wat zou je bij een ander project graag willen doen of leren? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… Groepswerk
1) Hoe verliep de samenwerking in je groepje? Waar lag dit aan volgens jou? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 2) Hoe waren in je groepje de taken verdeeld? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 3) Heeft je groepje problemen gehad en zo ja, hoe zijn die opgelost? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 4) Ben je tevreden over het eindproduct? Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… Overig
1) Wat vond je het leukst en het minst leuk aan het hele project? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… 2) Heb je nog iets gemist, of heb je nog iets toe te voegen? ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Kim Neefjes
77
Een plus voor de plusgroep! Korte beoordeling van de begeleider ……………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………..………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kim Neefjes
78
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 8: Enquête waarbij het aantal hoogbegaafde leerlingen op De Caegh wordt onderzocht.
Geachte leerkracht van groep _____________ Ik ben bezig met een onderzoek op het gebied van hoogbegaafdheid. In mijn onderzoek ben ik bezig met het oprichten van een plusklas. Omdat ik, voordat ik deze plusklas opricht, eerst wil uitzoeken op welke groepen ik dit richt, wil ik graag weten hoeveel hoogbegaafden en meerbegaafden iedere klas bezit. Zou u hieronder in kunnen vullen hoeveel hoogbegaafden er in de klas zitten? Zou u daarnaast ook op kunnen schrijven hoeveel kinderen er naast de hoogbegaafde kinderen in aanmerking zouden kunnen komen voor de plusklas (de meerbegaafde kinderen)? Aan de hand van deze resultaten kan ik concluderen aan welke groepen ik de plusklas aan zal bieden. Met vriendelijke groet,
Kim Neefjes Aantal hoogbegaafde leerlingen: _____________ Aantal meerbegaafde leerlingen: _____________ Overige opmerkingen: _____________
Kim Neefjes
79
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 9: Beoordelingsformulier onderzoeksrapportage EINDCIJFER
Naam student:
……………….…………………………………………………
Studentnummer:
……………………………………………………………………
Onderwerp/titel:
…….……………………………………………………………..
Gemaakt in opdracht van: ………………..………………………………………………….. Begeleider: Datum:
………….………………………………………………………… ……………………………………………………………………
NB1 De toetscriteria worden toegelicht in bijlage 10. NB2 de scores onvoldoende, voldoende, goed, uitstekend geven een indicatie hoe je scoort op de enkele toetscriteria. De assessoren wegen de scores op de verschillende toetscriteria en bepalen vervolgens het aantal punten dat wordt toegekend. Toetscriteria onderzoeksrapportage: Inhoud en proces
Max 100 pnt
Samenvatting
onv.
vold.
goed
uitst.
Max 10 pnt
Omvat maximaal 1000 woorden Bevat de hoofdzaken van de onderzoeksopzet, de onderzoeksmethode en de belangrijkste resultaten. Inleiding, probleemstelling en methode
onv.
vold.
goed
uitst.
Max 30pnt
De aanleiding van het onderzoeksonderwerp en de daaruit voortvloeiende doelstelling en probleemstelling worden duidelijk beschreven. Het onderzoeksgebied is afgebakend. De onderzoeksvraag heeft relevantie voor de eigen beroepspraktijk en/of schoolorganisatie.
Kim Neefjes
80
Een plus voor de plusgroep!
De vraagstelling is verankerd in theoretische verkenning en deelvragen zijn gerelateerd aan antwoorden uit relevante bronnen. De oplossingen m.b.t. de probleemstelling zijn uit de literatuur gehaald. De vraagstelling is heldere en onderzoekbaar waarbij deelvragen logisch afleidbaar zijn van de hoofdvraag. De opbouw van onderzoek is duidelijk beschreven waarbij de volgende onderdelen beschreven en in samenhang verantwoord zijn: Onderzoeksprocedure; Onderzoeksgroep; Onderzoeksmethodiek/meetinstrumenten. Bevat bronnenonderzoek en uitvoerend (empirisch) onderzoek Analyseermethode. Data verzamelen, analyse en resultaten
onv.
vold.
goed
uitst.
Max 30 pnt
Het onderzoek is zorgvuldig uitgevoerd en goed gedocumenteerd. De data zijn zorgvuldig verwerkt, feitelijk en volledig. De analyse is duidelijk en bevat goede, kritische reflectie op keuze en werkwijze. Interpretatie, conclusie en discussie
onv.
vold.
goed
uitst.
Max 30 pnt
De conclusies zijn verbonden met de onderzoeksvraag en de vraagstelling wordt beantwoord. De conclusies worden in relatie tot de theorie besproken en er worden aanbevelingen gedaan voor een toepassing. De validiteit en draagwijdte van de resultaten voor de praktijk zijn aangegeven. Er is sprake van integratie van praktijk- en theoretisch materiaal. De student is kritisch/reflectief naar het eigen onderzoek en geeft verbeterpunten en aanbevelingen mee voor vervolgonderzoek. De student is kritisch/reflectief op de eigen rol binnen het onderzoek. De meerwaarde en de bruikbaarheid van de resultaten van het onderzoek voor de praktijk is duidelijk.
Kim Neefjes
81
Een plus voor de plusgroep!
Toelichting
Totaal aantal punten
Handtekening interne assessor: ……………………………………………… d.d.:………………….
Handtekening externe assessor: …………………………………………….. d.d.:………………….
Kopie van dit formulier gaat naar de student, het origineel wordt bewaard bij de onderzoeksrapportage.
Kim Neefjes
82
Een plus voor de plusgroep! Bijlage 10: Toelichting op toetscriteria
Aspect
Samenvatting
Niveau
Omschrijving
Voldoende
De samenvatting raakt de kern van het onderzoek maar is onvolledig zodat een compleet beeld moeilijk te vormen is. De samenvatting is redelijk compleet, maar enkele aspecten ontbreken nog. De samenvatting is kort en krachtig en geeft op hoofdlijnen het gehele onderzoek weer, waarbij de belangrijkste resultaten en conclusies worden genoemd.
Goed Uitstekend
Inleiding, probleemstelling en methode
Voldoende
Afbakening en vraagstelling
Goed
Uitstekend
Verantwoording methodologie
Voldoende
Goed
Kim Neefjes
Het onderzoeksgebied is afgebakend, maar de afbakening kan scherper, zodat daarmee het ontwerp van het onderzoek gericht kan worden ontwikkeld. De vraagstelling is zodanig geformuleerd dat hij onderzoekbaar is, maar zou nog wat scherper kunnen om precies dekkend te worden voor het uit te voeren onderzoek. Het theoretisch kader omvat een redelijke verkenning van het onderwerp, maar daarin is geen volledigheid en worden niet alle aspecten onderzocht. Het kader biedt voldoende aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en om de opbrengsten te interpreteren, al zijn die relaties niet altijd even scherp uitgewerkt. Het onderzoeksgebied is zodanig afgebakend dat er geen onduidelijkheid meer is over de doelstelling van het onderzoek en het te verwachten resultaat. De vraagstelling is helder geformuleerd en geeft goed weer wat er wordt onderzocht. De vraagstelling is uitgewerkt in een aantal bruikbare deelvragen die allemaal goed zijn afgeleid uit de hoofdvraag. Het theoretisch kader omvat een goede verkenning van het onderwerp, waarbij de meest belangrijke aspecten worden onderzocht en in het juiste perspectief worden geplaatst en besproken. Het kader biedt alle aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en de opbrengsten te interpreteren, waarbij die relaties al duidelijk werden uitgewerkt. Het onderzoeksgebied is zodanig afgebakend dat volstrekt duidelijkheid is wat het doel is van het onderzoek en wat het te verwachten resultaat zal zijn. De vraagstelling is scherp geformuleerd en geeft exact weer wat er werd onderzocht. De vraagstelling is uitgewerkt in een aantal uitstekende deelvragen die beargumenteerd zijn afgeleid uit de hoofdvraag. Het theoretisch kader omvat een diepgaande verkenning van het onderwerp, waarbij alle belangrijke aspecten worden onderzocht en in een breder theoretisch perspectief worden geplaatst en besproken. Het kader biedt alle aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en de opbrengsten te interpreteren, waarbij alle relaties scherp zijn uitgewerkt. De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven, maar nauwelijks onderbouwd vanuit de theorie en is daarom lastig navolgbaar. De keuze wordt niet of nauwelijks uitgewerkt ten aanzien van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse. De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven en goed onderbouwd vanuit de theorie en is daarom goed
83
Een plus voor de plusgroep!
Uitstekend
Data verzamelen, analyse en resultaten
Voldoende
Data verzamelen
Goed
Uitstekend
Redelijk
Data- analyse
Goed
Uitstekend
Kim Neefjes
navolgbaar. De keuze wordt uitgewerkt in de keuze van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse. De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven en duidelijk onderbouwd vanuit de theorie en is daarom uitstekend navolgbaar. De keuze wordt systematisch uitgewerkt in de keuze van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse. Bij de onderbouwing wordt aangeven welke gewogen keuzes zijn gemaakt uit alle beschikbare opties bij het gegeven type onderzoek. Globale en feitelijke rapportage over de uitvoering, die op sommige punten onvolledig of onduidelijk is ten aanzien van de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden. Goede, feitelijke en volledige rapportage over de uitvoering waarbij wordt ingegaan op de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, alle uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden. Uitstekende, feitelijke en volledige rapportage over de uitvoering waarbij wordt ingegaan op de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, alle uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden, aangevuld met een kritische reflectie in het brede perspectief van de kenmerken van uitvoering bij het gegeven type onderzoek. Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is globaal en daarmee is het proces niet transparant en navolgbaar. De rapportage over de analyse is niet in alle opzichten volledig en een kritische reflectie op verwerking en analyse ontbreekt. Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is feitelijk en concreet, waarmee het proces transparant en navolgbaar is. De rapportage over de analyse is volledig en er is een aanzet gedaan tot een kritische reflectie op verwerking en analyse. Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is feitelijk en volledig, waarmee het proces zeer transparant en navolgbaar is. De rapportage over de analyse is zeer volledig en ook is een uitgebreide kritische reflectie op verwerking en analyse toegevoegd.
84
Een plus voor de plusgroep!
Redelijk
Conclusies en aanbevelingen
Goed
Interpretatie, discussie en conclusie
Uitstekend
Redelijk
Discussie en reflectie
Goed
Uitstekend
Redelijk
Relevantie van het onderzoek
Goed
Uitstekend
Kim Neefjes
Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies zijn gelegd, maar de beschrijving is niet volledig en had zeker scherper gekund. De vraagstelling, inclusief de deelvragen, wordt weliswaar beantwoord, maar ook hier ontbreekt het aan precisie en volledigheid. Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies worden heel duidelijk gelegd, waarbij de beschrijving helder en volledig is. De vraagstelling, inclusief de deelvragen, wordt helder beantwoord, de conclusies worden gewogen in relatie tot het type onderzoek en enkele aanbevelingen voor toepassing van de resultaten worden gedaan. Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies worden heel duidelijk gelegd, waarbij de beschrijving kritisch en volledig is. De vraagstelling, inclusief deelvragen, wordt duidelijk beantwoord, de conclusies worden gewogen in relatie tot het type onderzoek en in relatie tot verwant onderzoek dat door anderen werd uitgevoerd. De conclusies worden in relatie tot de theorie besproken en er worden aanbevelingen gedaan voor een toepassing. Er wordt wel gereflecteerd op het onderzoek en de resultaten, maar die reflectie is niet of onvoldoende kritisch en een aantal aspecten en/of beperkingen van het onderzoek blijft onbesproken. Er wordt maar beperkt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker en er worden slechts enkele suggesties gedaan voor vervolgonderzoek. De reflectie op het onderzoek en de resultaten is kritisch, waarbij aspecten en/of beperkingen van het onderzoek worden besproken. Er wordt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker en er wordt een aantal suggesties gedaan voor vervolgonderzoek. De reflectie op het onderzoek en de resultaten is kritisch, waarbij aspecten en/of beperkingen van het onderzoek diepgaand worden besproken. Er wordt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker, er zijn waardevolle suggesties voor vervolgonderzoek, en het onderzoek wordt geplaatst in het perspectief van ander onderzoek op dat terrein. De onderzoeksresultaten zijn herkenbaar en betekenisvol voor de eigen beroepspraktijk. en mogelijk bruikbaar, maar die bruikbaarheid zou wat concreter kunnen worden gemaakt. De onderzoeksresultaten worden herkend en erkend als betekenisvol voor de eigen beroepspraktijk en voor verwante praktijksituaties. en ook de bruikbaarheid is concreet zichtbaar gemaakt. De onderzoeksresultaten worden herkend en erkend als betekenisvol voor de praktijk en ook is de bruikbaarheid zeer concreet zichtbaar gemaakt voor zowel de eigen praktijk als voor verwante praktijksituaties in de vorm van instrumenten en/of toepasbare kennis.
85