Leefbare en veilige gemeente
Een overheid, ook de lokale, is wettelijk verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid en moet haar burgers zo veel mogelijk vrijwaren van allerlei gevaren. Dat verwachten de burgers ook. Veiligheid is een totaalproduct, een resultante van allerlei diensten en inspanningen die zich op het gemeentelijke niveau bevinden: een goed werkende politiedienst, een goed uitgeruste en snel werkende brandweer, een verkeersveilige leefomgeving, aangename en propere straten en leefgemeenschappen die geen vreemden voor elkaar zijn.
interview Yves Asselman, korpschef regio Rhode en Schelde en
‘ Spreek over problemen, vaak kom je er dan ook uit.’ Zowel de politie als het OCMW is bekommerd om de veiligheid van de burgers. Ze bemiddelen bij samenlevingsproblemen en streven naar welbevinden voor de burgers. Zo gebeurt het in elk geval in Merelbeke, waar Guido Mortier OCMW-voorzitter is en Yves Asselman de politiezone Rhode en Schelde (Destelbergen, Melle, Merelbeke en Oosterzele) aanvoert. Tekst: Marlies van Bouwel Foto’s: Stefan Dewickere
24 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
Yves Asselman, korpschef regio Rhode en Schelde – de gemeenten Destelbergen, Melle, Merelbeke en Oosterzele – is terecht trots. In een recente veiligheidsmonitor daalt het onveiligheidsgevoel in zijn zone voor het eerst, van 12 naar 9,5 procent. Ook de jaarcijfers van 2005 wijzen in de goede richting. Asselman: ‘We moeten deze cijfers relativeren maar als het slecht gaat, is het onze schuld. Zijn de resultaten goed, dan delen we ook graag in de winst. Wie voelt zich trouwens het onveiligst? Ouderen, vrouwen, slachtoffers en mensen van onverzorgde buurten, allemaal mensen die rapper slachtoffer kunnen worden. In onze zone wonen 63.000 mensen. Het is een relatief rustige zone, maar er zijn wel individuele problemen en onveiligheid is een subjectief aanvoelen. Zo waren er vier jaar geleden opstootjes van scholieren aan het cultuur- en ontmoetingscentrum ’t Lijsternest. Die jongeren hingen rond, gooiden alles op de grond. De ouderen voelden zich niet meer veilig en klaagden de situatie aan. Omdat zoiets in Melle niet veel voorkomt, konden we snel op dat signaal springen. We hebben samen met de schooldirectie een oplossing gevonden. De gemeente heeft extra vuilnisbakjes geplaatst, buiten ’t Lijsternest kwamen er banken zodat de jongeren uit ’t Lijsternest wegbleven, en ’s middags hield de school meer toezicht. De politie heeft ’s morgens de stoepen vrijgehouden. Er kwam dus een mooie samenwerking tot stand.’
Guido Mortier: ‘Het komt erop aan snel te reageren. Dat gebeurde ook toen een Roma-gezin in de sociale woonwijk kwam wonen tussen mensen die daar al sinds de jaren vijftig leven. Die Romakinderen speelden tot ’s avonds laat op straat. Het is geen groot probleem geworden, omdat we met de politie getracht hebben te remediëren.’ Hoe werken jullie samen? Mortier: ‘Ik bel Yves Asselman als ik met iets zit en ik krijg goede feedback, ook wanneer het om vertrouwelijke informatie gaat. Er bestaan geen bureaucratische structuren en dat hoeft ook helemaal niet.’ Asselman: ‘Idem dito. Bij problemen bel ik de OCMW-voorzitters van de vier gemeenten en geven ze me feedback. Maar soms valt alles mooi samen. Zo was het OCMW van Destelbergen van plan een dienstencentrum te bouwen naast het gemeentehuis. Onze politiediensten zijn verspreid over de zone, maar in Destelbergen waren we maar armtierig gehuisvest in een oude school. De burgemeester van Destelbergen, die ook voorzitter is van ons politiecollege, heeft toen een nieuw complex voorgesteld waar een aantal OCMW-diensten gehuisvest zouden worden met daarnaast de politie van Destelbergen. Het is een prachtidee: net zoals het OCMW-dienstencentrum bieden wij diensten aan en het is heel centraal gelegen. De samenwerking zou nog
Guido Mortier, OCMW-voorzitter Merelbeke
Yves Asselman: ‘Met onze veiligheidsraad waren we hier voorlopers, maar helaas is dit initiatief een stille dood gestorven.’
Guido Mortier: ‘Het probleem van de overheid is haar grote vergadercultuur en te beperkte dadencultuur.’
16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 25
interview Yves Asselman, korpschef regio Rhode en Schelde en veel verder kunnen gaan, maar er is al een lange weg afgelegd.’ ‘Met de politiehervorming van 2002 is het de eerste keer – en ik loop ondertussen toch 25 jaar mee – dat we gewerkt hebben met een strategisch plan. Voor dat zonale veiligheidsplan bepaalden de bestuurlijke en de gerechtelijke overheid
overheid is haar grote vergadercultuur en te beperkte dadencultuur. Thematisch kan dat wel interessant zijn als de zonale veiligheidsraad terugkoppelt naar het OCMW. Dat is nu nog niet gebeurd, er was geen behoefte aan. Voor de problemen die wij met criminaliteit hebben, zijn de huidige kanalen voldoende. Als
Guido Mortier: ‘Vooral bij politici is de behoudsgezindheid groot.’
samen de prioriteiten. Zeker in meergemeentezones was dat een regelrechte cultuurschok. Het moest een aanzet zijn voor andere diensten. Parallel zouden we iets oprichten om tot integrale veiligheid te komen met het OCMW en de brandweer – iedereen die met veiligheid begaan was – in een veiligheidsraad. We waren hier voorlopers, maar helaas is dit initiatief een stille dood gestorven. Op provinciaal vlak is er wel een forum met de provinciale veiligheidsraad. Het is soms aberrant: ben je met een bepaald probleem bezig en dan stel je na maanden vast dat een andere dienst er ook aan werkt. Zo was het jeugdhuis van Merelbeke van plan een fuif bijbel te maken, terwijl de politie daar na problemen in Oosterzele, Melle en Destelbergen al mee bezig was. Het waren eigenlijk niet echt problemen, maar mensen steigeren algauw bij iets nieuws en verwachten overlast van een jeugdhuis. Toen onze medewerkster haar ronde deed voor die jeugdbijbel, merkte ze dat de jeugdraad van Merelbeke met precies hetzelfde idee rondliep. In een breder overleg hadden we dit veel eerder kunnen weten.’ Mortier: ‘Een zonale veiligheidsraad zou een formeel orgaan zijn dat de grote lijnen uittekent. Zulke concrete zaken zouden er niet aan bod komen. Je moet gewoon weten waar iedereen mee bezig is. Goede synergieën ontstaan door teamwork, dat geeft meer resultaat. Ik vind dat we moeten oppassen dat we niet het zoveelste overlegorgaan in het leven roepen. De gedachte leeft dat we in het kader van bestuurlijke vereenvoudiging overlegorganen moeten saneren en efficiënter moeten werken. Het probleem van de 26 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
je gaat inventariseren, zou je nog veel structuren kunnen schrappen. Al geef ik toe dat overleg en communicatie van het allerhoogste belang zijn.’ Voelt de politie het belang van communicatie aan? Asselman: ‘Jawel. Een aantal jaren terug hadden de mensen totaal geen idee wat de politie deed. Nu heeft elke zone een eigen website. Daarnaast hebben we in onze zone twee keer per jaar een politie-
jaar staan? In plaats van de klassieke hierarchische structuur gaan we over naar een processtructuur. Het geeft een antwoord op de eilandvorming, een nadeel van de politiehervorming. In onze zone is slachtofferbejegening of verkeer een opdracht voor iedere agent, daarnaast is iedereen ook gespecialiseerd. Het procesmatige denken moet de eilandencultuur doorbreken, dat is vernieuwend. We kunnen ons wel kandidaat stellen voor de Gouden Uil, ik heb op deze post al een paar boeken bijeengeschreven aan plannen. Ik ben heel blij dat de cyclus van het zonale veiligheidsplan van één naar vier jaar is verschoven. Daarnaast doet de politie ook taken die de gemeente vroeger deed, zoals personeel en financiën, er is administratieve overlast.’ Mortier: ‘Ons OCMW kent nog het klassieke hiërarchische model, de administratie is het zo gewoon. Procesmatig werken doen we niet of veel minder. Maar het draait goed. Er is wel delegatie, zo komen de steundossiers niet meer op de OCMW-raad maar doet de sociale dienst dat zelf. Ook is er een delegatie van de raad naar het vast bureau. Tachtig procent van de Vlaamse gemeenten zijn klein, ze hebben minder dan 10.000
Yves Asselman: ‘We kunnen ons wel kandidaat stellen voor de Gouden Uil, ik heb met mijn collega’s al een paar boeken bijeengeschreven aan plannen.’
krant die huis aan huis wordt bedeeld. Dat is al sinds het begin van de bestuursperiode zo: de burgemeester, de raadsleden, de werking, alles wordt voorgesteld. Daarin stond ook onze enquête over de prioriteiten van de bewoners. We hebben ook dagelijks contact met de pers. De informatiestroom is gestructureerd. Na een aantal jaren voel je dat je goed bezig bent en we verkopen dat nu ook. Dat heeft onmiskenbaar een effect op het veiligheidsgevoel. In het verleden werd de communicatie zo onderschat, nu niet meer.’ ‘Daarnaast hebben we nu een integrale bedrijfsvoering. Managementtechnieken waren totaal nieuw voor ons. We ontwikkelen onze organisatie op vijf pijlers, twee beleidsmedewerkers zijn daarmee bezig. Waar willen we over tien
inwoners. Ze kennen het hiërarchische model en het zal nog jaren duren voordat de kanteling gebeurt. Vooral bij politici is de behoudsgezindheid groot.’ Wat is precies die slachtofferbejegening? Asselman: ‘Met de Dutroux-affaire stond het slachtoffer plots in de schijnwerpers. In het verleden is de politie te veel dadergericht geweest, we schoten tekort, we moesten de criminaliteit aanpakken. Nu is slachtofferbejegening een van onze basisfuncties. Hercosi betekent HerContact van Slachtoffers na een Inbraak. Met dat contact proberen we te voorkomen dat mensen voor een tweede keer slachtoffer worden. Door de eerste inbraak kent de dief het terrein en is hij geneigd terug te keren. De primaire preventie bestaat
Guido Mortier, OCMW-voorzitter Merelbeke uit technopreventie: een goedgeplaatst cilinderslot op voor- en achterdeur kan een inbraak voorkomen. Tijdens het hercontact bekijkt de agent ook of het slachtoffer geen psychologische bijstand nodig heeft. Als er iemand ’s nachts aan je bed heeft gestaan, kijk je weken lang onder je bed voordat je gaat slapen. Zeker kinderen. Er zijn mensen die door een inbraak hun volledige pensioen kwijt zijn, we kijken of ze geen financiële steun nodig hebben. Daarom komt de Hercosi-agent zeker binnen een week langs, het liefst binnen twee dagen.’ ‘Ondertussen is de slachtofferbejegening uitgebreid tot de slachtoffers van zware verkeersongevallen, eigenlijk alles waarbij een trauma mogelijk is. Daarvoor hebben we een speciaal team opgericht: Sociaal Team voor Algemene Preventie of STAP. Die agenten krijgen een speciale opleiding in slachtofferbejegening, in technopreventie en hoe ze alles moeten melden. We krijgen daar goede reacties op. Mensen verwachten van de politie niet dat we menselijk zijn, dat we een schouder aanbieden om uit te huilen. STAP doet veel interventies. Er gaat geen dag voorbij zonder dat het team wordt ingeschakeld. Het is zwaar werk want er is niet altijd een pasklare oplossing voorhanden. Voor intrafamiliaal geweld werken we voor de opvolging samen met andere partners. Dat is ook heel nieuw, voor de politiehervorming gingen we weinig te rade bij anderen.’
Hoogstraten
De politie zorgt voor welzijn, pakt het OCMW ook het veiligheidsgevoelen aan? Mortier: ‘Er gaat veel aandacht naar het welbehagen van senioren. Zo heeft het OCMW een ruim rustoord en serviceflats ernaast. De bewoners daarvan kunnen ook gebruik maken van de rustoorddiensten en de tuin. Binnenkort wordt de tuin heraangelegd zodat ze zich beter voelen in hun omgeving. Merelbeke is Gent niet waar je met donkere straten zit, vervuilde sites en verkeersproblemen. Maar bij de aanleg van de wegen wordt wel aandacht besteed aan de senioren, omdat het een groter wordende en belangrijke groep is. Ik las pas dat Leuven een gemeenschapsbuurtagent heeft, in Merelbeke is dat niet nodig. Mijn nieuwe wijkagent steekt een kaartje in de bus waarop staat waarvoor je hem kunt raadplegen.’ Leg eens uit. Asselman: ‘Uit onze enquête van 2004 bleek dat de mensen hun agent niet meer kenden. Vroeger was dat anders, want de mensen van de wijkwerking waren er geboren en getogen. Met de politiehervorming was er een volksverhuizing en verdween het vertrouwde gezicht. Bovendien kent ons korps een drastische verjonging. Het beeld van de wijkinspecteur die uitbolt en niet meer onregelmatig wil werken, klopt niet meer. Het gaat om jonge mensen die ook ’s avonds en in het weekend – dat is innoverend – patrouilleren. Dat zijn de momenten dat ze het meest gezien worden en uit de interventieversla-
gen leren we ook dat ze vooral ’s avonds en in het weekend moeten ingrijpen. Om zich bekend te maken dragen ze nu bus aan bus een kaartje rond. Dat idee komt van de wijkinspecteurs zelf, het is hun groepswerk dat heel positief onthaald wordt.’ ‘Omdat we in de buurten zelf willen komen, openen we een hulppost in Heusden en in Munte, waar de wijkinspecteur een aantal uren spreekuur houdt in de wijk. Dat persoonlijke contact is belangrijk. Zo had ik vorige week aan deze zelfde tafel twee mensen met een burenruzie die al voor het vredegerecht was gekomen. We bleven er maar manuren insteken, elke keer weer moest de wijkagent of een interventieteam langskomen voor geluidsoverlast of voor fout parkeren. Uiteindelijk kreeg ik die twee toch aan tafel. Hier heb ik de brand kunnen blussen. Meer nog, ze komen weer overeen, de ene is weer klant bij de andere en die heeft een bordje geplaatst met de vraag om respect voor de omwonenden. Het lukt niet in alle gevallen, maar dit is mijn persoonlijke boodschap: spréék over problemen en vaak kom je er dan ook uit.’
Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Onze opdrachtgever, het OCMW van Hoogstraten biedt een brede en kwaliteitsvolle dienstverlening: zowel intern (o.m. rusthuis, serviceflats, bejaardenwoningen, sociale appartementen, woongelegenheden voor noodopvang) als extern (o.m. bedeling maaltijden, poetshulp, gezinszorg, handicar). Ook staat het centrum, met in totaal een 150-tal werknemers, borg voor de algemene maatschappelijke dienstverlening m.b.t. o.m. de opvang van vluchtelingen, de juridische dienst, de budgetbegeleiding etc. Wegens de pensionering van de huidige functionaris (27 jaar in dienst) richten de Raad voor Maatschappelijk Welzijn en het Vast Bureau een examen in voor de aanleg van een wervingsreserve, met een geldigheidsduur van 3 jaar, voor de functie van (M/V):
SECRETARIS
Meer inlichtingen? Een informatiebundel met de uitgebreide functiebeschrijving, het functieprofiel, de toelatingsvoorwaarden en het examenprogramma kan u verkrijgen bij SEARCH & SELECTION, Amerikalei 213, 2000 Antwerpen, Tel.: 03/248.29.40, fax: 03/248.28.05, t.a.v. Dhr. Marc Van Beethoven. E-mail:
[email protected] De kandidaturen dienen aangetekend te worden verstuurd ten laatste op 10 maart 2006 naar hetzelfde adres.
Functie: • U bent verantwoordelijk voor het ontwikkelen en realiseren van een efficiënte en effectieve OCMW-dienstverlening m.b.t. de welvaarts- en welzijnsopdracht t.a.v. alle burgers en cliënten • Als hoofd van het personeel en de administratie staat u in voor het dagdagelijks beleid en de coördinatie van de werking van het centrum en van de kader- en middenkaderleden • Het is uw opdracht de doelstellingen uit het meerjarenplan te verwezenlijken en dit binnen het voorziene budget • U rapporteert aan de Voorzitter, het Vast Bureau en de Raad voor Maatschappelijk Welzijn • U onderhoudt contacten met alle diensten van het OCMW en uiteenlopende externe overheden en organisaties. Profiel: • U beschikt over sterke leidinggevende kwaliteiten en bent in
staat om een complexe organisatie efficiënt te coördineren en uit te bouwen • U bent sterk in het ontwikkelen en realiseren van een beleidsvisie met aandacht voor politieke, maatschappelijke, bestuurlijke of andere omgevingsfactoren • U bent besluitvaardig en in het bezit van een groot probleemoplossend vermogen, uitgesproken communicatieve vaardigheden en de bereidheid verantwoordelijkheden te delegeren • U bent een creatief, integer, geëngageerd en representatief persoon met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en een sterke team- en kwaliteitsgerichtheid. Voornaamste toelatingsvoorwaarden: • de Belgische nationaliteit bezitten en een minimumleeftijd van 21 jaar bereikt hebben • Voldoen aan de diploma-vereisten vermeld in het K.B. van 20 juli 1993 (de volledige lijst is opgenomen in de informatiebundel).
Aanbod: Naast een aantrekkelijk salaris, een verantwoordelijke functie in vast dienstverband binnen een boeiende, moderne en aangename werkomgeving. LID FEDERGON
WWW.SEARCHSELECTION.COM
VG.491/B
16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 27
ruimtelijk beleid
De voorkant is niet de achterkant Sociale veiligheid is een complex thema. Het loopt dwars door verschillende beleidsdomeinen heen. Het heeft te maken met ruimtelijke planning, met verkeer, met wonen, met jeugd, met sociaal weefsel, met handhaving. Zuiver ruimtelijke ingrepen kunnen het probleem van de sociale veiligheid niet oplossen, maar ze kunnen wel helpen. Een goed ontworpen en aantrekkelijke publieke ruimte is vaak een sociaal veilige plek. Tekst: Bart Van Moerkerke Foto: Daniël Geeraerts
Piet Minten doceert verkeer en omgeving, en inrichting van de openbare ruimte aan de Hogeschool voor Verkeerskunde in Diepenbeek. Aan de Erasmus Hogeschool Brussel is hij coördinator van de richting landschapsarchitectuur waar hij onder meer publieke ruimte onderwijst. ‘Een wondermiddel om een sociaal veilige openbare ruimte te ontwerpen, is er niet,’ zegt hij. ‘Het zijn de gebruikers die de publieke ruimte maken en die ervoor zorgen dat mensen zich er veilig of onveilig voelen. Er zijn wel enkele principes waarmee je als ontwerper en overheid rekening moet houden en die de slaagkansen verhogen. De basis van alles is dat er voldoende mensen en activiteiten zijn op een plek. De kans moet zeer groot zijn dat je ziet en gezien wordt, het liefst op om het even welk moment van de dag. Is dat het geval, dan is de kans groot dat een plein of een gebouw sociaal veilig is en zo wordt aangevoeld.’ Objectmannen Vertrekkend van dat algemene principe is het duidelijk dat de locatie van het allergrootste belang is bij het ontwerpen van een nieuwe publieke functie. Een gebouw of een plein staat nooit op zich, het maakt deel uit van de omgeving, van een netwerk. Het moet een vernieuwende schakel zijn in het bestaande netwerk en erbij aansluiten. Bij de keuze van een locatie moet rekening gehouden worden met de voetgangers- en fietserspatronen, de shoppingroute, het verkeersnetwerk. Met enkele eenvoudige ingrepen, zoals straatmeubilair, kun je een openbare ruimte aantrekkelijker en sociaal veiliger maken.
28 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
Piet Minten: ‘Opgelet voor objectmannen, de ontwerpers die hun ding doen. Hun gebouw is perfect ontworpen, het functioneert prima maar het is niet ingebed in de omgeving. Je kunt het bij wijze van spreken overal neerzetten. Dat werkt niet. Je ontwerpt altijd voor mensen in een omgeving. Een goede ontwerper is naar mijn mening iemand die een kader schept, maar die ook voldoende ruim-
te laat aan de mensen om de openbare ruimte te gebruiken. Als de bewoners een persoonlijke touch kunnen geven aan hun gebouw of het plein in de buurt, dan verhoogt hun betrokkenheid en dan zullen ze er ook zorgzaam mee omgaan.’ Geen pijpenkoppen Een essentieel kenmerk van een goed ontwerp is dat de voorkant de voorkant is en de achterkant de achterkant. Dat betekent dat gebouwen met hun voorkant naar de publieke ruimte gericht zijn en dat de achterkant best stedenbouwkundig afgewerkt is. Wordt de achterzijde te publiek, dan gaat dat ten koste van de kwaliteit aan de voorkant. Vele shoppingcentra zijn voorbeelden van hoe het niet moet. Zo’n centrum is volledig naar binnen gekeerd, alles er omheen verschraalt. Het natuurlijke systeem van de omgeving verandert daardoor totaal. Piet Minten: ‘In de jaren tachtig zijn in steden vaak groene binnengebieden publiek gemaakt zonder dat ze een meerwaarde bieden in het netwerk. Die binnengebieden zijn daardoor zeer aantrekkelijk geworden maar de straat en het plein aan de voorzijde boeten wel aan kwaliteit en aantrekkingskracht in.’
Een punt dat daar nauw mee samenhangt, is de doorbloeding. Een plein, een gebouw, een park moet verschillende toegangen hebben. Je moet er op verschillende manieren in en uit kunnen.
van een plek. Net zoals je een zin kunt lezen en begrijpen, kun je ook een gebouw of een ruimte lezen en begrijpen. Je ziet of een straat een woon- of een winkelstraat is. Hoe duidelijker een zin, hoe duide-
‘Een plek waar je ziet en gezien wordt, het liefst op elk moment van de dag, is meestal een sociaal veilige plek.’ Bij het ontwerp van een nieuwe wijk zijn bijvoorbeeld pijpenkoppen waarlangs iedereen moet passeren, af te raden. ‘Beter is in twee, drie toegangen te voorzien en op die manier de wijk te koppelen aan alles wat er omheen ligt. Je kunt doorbloeding ook vertalen naar een plein. Heeft een plein maar twee toegangen, dan beperkt dat het aantal bewegingen sterk. Hoe meer toegangen, hoe beter het plein functioneert en hoe beter de relatie met de omgeving.’ Leesbaar, niet saai Een belangrijk punt bij het ontwerpen van publieke ruimte is de leesbaarheid
lijker de communicatie. Hoe duidelijker het ontwerp van een verblijfsruimte, hoe beter de interpretatie door de wandelaar, de fietser en de automobilist, en hoe beter hij weet hoe hij zich moet gedragen. Als iemand weet waaraan zich te houden, creëert dat een gevoel van veiligheid. Het lezen werkt ook in de omgekeerde zin. Een woonstraat met enkele leegstaande panden, een blinde gevel of een braakliggend terrein wordt geïnterpreteerd als minder leuk en wordt geassocieerd
toont zijn achterkant aan de wereld. Dat stoot af, mensen komen er niet graag. De kans dat ze zien en zelf gezien kunnen worden, is er klein. In dat verband is ook transparantie een belangrijk punt. In een park mag je in lage beplanting en bomen voorzien, maar op ooghoogte moet er voldoende transparantie zijn. Groenonderhoud is daarom van groot belang. Meer aandacht Als je met ruimtelijke principes rekening houdt, garandeert dat niet dat je een sociaal veilige openbare ruimte hebt, maar het vergroot die kans wel. In de praktijk is het natuurlijk niet haalbaar elke bestaande plek volledig te herdenken vanuit het standpunt van sociale veiligheid. Met enkele eenvoudige ingrepen kun je ze wel aantrekkelijker maken: aangepaste verlichting, een goed beheer van de beplanting, straatmeubilair, vuilnisbakjes die zeer regelmatig leeggemaakt worden. Het moeten aandachtspunten zijn van elk bestuur. Piet Minten: ‘Ik vind dat er ook op lokaal
‘Lang niet alle gemeenten hebben voldoende aandacht voor sociale veiligheid. Geen enkele dienst pikt het thema echt op.’ met een potentieel onveilige plek. Piet Minten: ‘Mensen lezen de ruimte zeer eenduidig. Ze weten beelden en sociale veiligheid duidelijk te interpreteren. We moeten er wel op letten dat leesbaarheid en duidelijkheid niet vervallen in saaiheid. Een straat met allemaal identieke woningen is misschien wel goed leesbaar, maar ze is ook minder aantrekkelijk. Een goed evenwicht vinden tussen herkenbaarheid en variatie typeert een goed ontwerper.’ Een van de manieren om veel beweging te genereren, is ervoor zorgen dat de publieke ruimte meervoudig gebruikt wordt. Een plek die verschillende doeleinden dient op verschillende tijdstippen, resulteert in kwaliteit. Een goed voorbeeld is de parkeerplaats van de supermarkt die op zondag gebruikt wordt voor een lokale markt of ’s nachts ter beschikking staat van de buurtbewoners. Een voorbeeld van een monofunctionele plek is een groot sportstadion. Er is hooguit enkele keren per week beweging. Een stadion is ook sterk naar binnen gericht en
vlak niet altijd voldoende werk gemaakt wordt van sociale veiligheid. Er is wel een schepen bevoegd voor veiligheid maar op de administratie is er niet echt niemand mee bezig. Sociale veiligheid loopt door verschillende beleidsdomeinen heen, maar niemand pikt het echt op. Wie vangt de signalen van de inwoners op? Wie heeft de kundigheid om er iets mee aan te vangen en dat allemaal te managen? Dikwijls komt het thema terecht bij de politie en dan is het gevaar groot dat het nogal eenzijdig geïnterpreteerd wordt als handhaving. En dat is maar een onderdeel van sociale veiligheid.’
Bart Van Moerkerke is freelance journalist 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 29
herstelrecht
Zachte heelmeesters, stinkende wonden? Lokale besturen benaderen overlastfenomenen met jongeren soms repressief met politieoptreden. Of ze treden preventief op en proberen de ouders voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Er bestaan geen standaardoplossingen. Bovendien komt er nogal eens een integratievraagstuk bij kijken. Lost de hervorming van het jeugdrecht en jeugdbeschermingsrecht iets op? Lokaal vroeg het aan specialist Lode Walgrave. Tekst: Stefan Meijlaers Foto: Layla Aerts
De hervorming van het jeugdrecht zorgt voor discussie. Het debat over een volwaardig jeugdsanctierecht voor jongeren die echt over de schreef gaan, is in woelige wateren terechtgekomen. Het ontwerp van minister van Justitie Laurette Onkelinx vertrekt nog altijd van de oude gedachten van de jeugdbescherming: jongeren moeten beschermd worden in problematische opvoedingssituaties, en ouders die hun opvoedingstaak niet aankunnen, moeten hulp krijgen. Onkelinx spreekt in dat verband van verplichte ouderstages. Het sluitstuk van deze beschermingsfilosofie blijft de plaatsing van jongeren in een gezin of een instelling. Ook het systeem van de uithandengeving blijft bestaan. Hierbij kan de jeugdrechter een jongere vanaf zestien jaar voor zware feiten doorverwijzen naar de correctionele rechter om volgens de principes van het volwassenenrecht te worden berecht. Zowel het arsenaal aan beschermingsmaatregelen als de mogelijkheden van doorverwijzing naar de klassieke rechter worden uitgebreid in het ontwerp van de minister. Een enigszins hybride situatie. In het voorstel van de justitieminister blijft de bescherming van minderjarige wetsovertreders het uitgangspunt. De leeftijd wordt zelfs opgetrokken tot 23 jaar. Is dit wel gunstig? Moet in de hele discussie de vraag over de verantwoordelijkheid van jongeren, maar ook die over hun rechten niet centraal staan? Moeten we jongeren bijvoorbeeld vanaf de leeftijd van zestien jaar niet voor hun volle verantwoordelijkheid plaatsen en dus ook een echt jeugdsanctierecht uitwerken? Lode Walgrave, jeugdcriminoloog aan 30 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
de Leuvense universiteit, is tegen het beschermingsidee: ‘Jeugdrechters hebben nu, maar ook in het voorstel van Onkelinx, te veel discretionaire bevoegdheid. Jongeren en ouders weten niet waar ze aan toe zijn.’ Volgens hem moet de regel zijn dat jongeren via een sanctionerings-
krachting, komen na doorverwijzing door de jeugdrechter in aanmerking voor een herstelgericht groepsoverleg. Onder leiding van een professioneel opgeleide moderator komt er een overleg tussen de jonge dader en het slachtoffer, gericht op het herstel van de geleden schade. De jongeren en de slachtoffers zijn vergezeld van hun achterban (ouders of partner). Ook de politie is aanwezig. De uitkomst is altijd een intentieverklaring waarin een herstel voor het slachtoffer vervat zit, en waarin ook, afhankelijk van de ernst van de feiten, een sanctie opgenomen kan zijn. Het belang van zo’n groepsoverleg is dat het slachtoffer nu volwaardig erkend wordt, en dat de jongere echt inziet dat hij over de schreef is gegaan. Vaak is het symbolische herstel voor het slachtoffer belangrijker dat het materiële herstel.’ Voor Walgrave heeft een herstelgerichte benadering belangrijke voordelen tegenover de klassieke straf: ‘De zin van de sanctie staat voorop. In een klassiek systeem is de straf een doel op zich, een vorm van boetedoening. In een herstelgerichte benadering staat het slachtoffer of de samenleving centraal en zoeken de
In een klassiek systeem is de straf een vorm van boetedoening. In een herstelgerichte benadering zoeken de partijen samen naar een genoegdoening voor de gedupeerde(n). model de schade moeten kunnen herstellen die ze aangericht hebben. Dit idee van de derde weg zit wel vervat in het wetsontwerp van de minister, maar enkel tussen de bescherming en de bestraffing in. Herstelrecht als derde weg Walgrave is een uitgesproken voorstander van een jeugdrecht op grond van herstelrechtelijke principes. Hij baseert zich daarvoor op de praktijk van restorative justice in een aantal Angelsaksische landen (Australië, Canada, Nieuw-Zeeland). Hierbij worden jongeren wel degelijk voor hun verantwoordelijkheid geplaatst, de jonge dader moet de schade die hij heeft aangericht herstellen. ‘Die directe band tussen de daad en de sanctie is een essentieel onderdeel van de bestraffing,’ vindt Walgrave. Ook in ons land worden de mogelijkheden van Hergo, het herstelgericht groepsoverleg, uitgetest. Walgrave legt dit uit: ‘Jongeren die zware feiten hebben gepleegd zoals carjacking, brandstichting of ver-
partijen samen naar een genoegdoening voor de gedupeerde(n). Dit werkt: in de 56 projecten werd het voorstel van de Hergo in 53 gevallen door de jeugdrechter aangenomen. Zo heeft een herstelgerichte benadering een onmiskenbaar pedagogisch effect voor de dader die de kans krijgt om zich opnieuw sociaal te integreren in de samenleving.’ Walgrave onderscheidt drie reeksen afspraken: ‘Om te beginnen zijn er de afspraken met het slachtoffer. Zo moeten daders werken om het slachtoffer te vergoeden, allerlei karweitjes opknappen of heel duidelijk excuses aanbieden. Een jongere die een apotheek had overvallen, moest nadien in die apotheek gaan helpen. Een tweede reeks afspraken heeft betrekking op de samenleving: zoveel uren gemeenschapsdienst, taken opknappen bij gemeentelijke diensten zoals groenaanplantingen of het herstel van de aangerichte schade. Ten slotte zijn er de afspraken met de jongeren: ze moeten afspraken respecteren, bijvoorbeeld over
Lode Walgrave: ‘In extremis mag vrijheidberoving toegepast worden. Maar enkel als de persoon een gevaar is voor de maatschappij. Niet om hem tout court te straffen.’
om jongeren te sanctioneren en verantwoordelijk te stellen voor hun daden. Dit is ook de filosofie van de Angelsaksische landen. In Wallonië laat men zich veel meer leiden door la politique du coeur, waarbij deviant gedrag en criminaliteit veel meer als een gevolg van uitsluiting door de samenleving worden beschouwd. In deze stelling zit een stuk waarheid, maar zelfs als jongeren slachtoffer zijn van bepaalde uitsluitings- of discriminatiemechanismen, geeft hun dat niet het recht misdrijven te begaan en slachtoffers te maken.
het uur waarop ze thuis moeten komen, ze krijgen controle en begeleiding bij schoolresultaten, volgen een antidrugsprogramma of zoeken een zinvolle vrijetijdsbesteding. Opdat de afspraken zouden werken, moeten ze zeer concreet zijn, de uitvoering moet worden opgevolgd, en er moet worden opgetreden zodra de jongere zich niet aan de afspraken houdt.’ Jeugdgevangenissen voor gevaarlijke individuen Is de vrijheidsberoving van jongeren dan niet de ultieme oplossing wanneer jongeren echt een gevaar voor de samenleving zijn en de andere remedies zijn uitgeput? Moeten we dan instellingen hebben zoals Everberg die als jeugdgevangenis wordt voorgesteld? ‘Omdat jongeren bij gebrek aan plaatsen in de jeugdvoorzieningen in gevangenissen werden opgesloten, werd België voor het Hof in Straatsburg veroordeeld. Toen is Everberg er gekomen,’ zegt Walgrave. ‘De administratie van de toenmalige bevoegde Vlaamse minister had
becijferd dat het op jaarbasis maar om een tiental gevallen ging. Voor die tien hadden extra plaatsen gecreëerd kunnen worden in de bestaande jeugdvoorzieningen. Maar de discussie zat te veel in politiek
Doet de politiek de juiste dingen? Walgrave merkt fijntjes op dat hij veel interesse voor het thema ziet: ‘Maar het debat wordt te mediatiek gevoerd. Niemand zegt de bevolking waar het eigenlijk op staat. Lokale besturen kunnen veel praktische accenten leggen. Zij kunnen het evenwicht bewaken tussen de verantwoordelijkheid van jongeren en hun ouders en duidelijke grenzen stellen enerzijds en het toegankelijk maken van bijstand en hulp anderzijds. Het ene mag niet ten koste gaan van het andere. En daar zie ik in de praktijk toch een wanverhouding. De zogenaamde “eerste lijn” kan nog veel sterker worden: het schoolopbouwwerk, de centra voor leerlingenbegeleiding of de hulpverlening voor ouders en jongeren. Het gaat niet om meer middelen, wel om een betere afstemming van het bestaande. Maar let wel, ik geloof dat hulpverlening enkel werkt als ze vrijwillig blijft. We moeten bovendien de ou-
Vlaanderen staat over het algemeen een no-nonsensebenadering voor om jongeren te sanctioneren en verantwoordelijk te stellen voor hun daden. vaarwater en de federale overheid heeft toen zogezegd een jeugdgevangenis geopend, wat eigenlijk geen correcte voorstelling van zaken is. Dit wil niet zeggen dat we in extremis geen vrijheidberoving mogen toepassen, maar enkel als deze persoon een gevaar is voor de maatschappij. Niet om hem tout court te straffen.’ De gevoeligheden in het debat over beschermen of bestraffen zijn volgens Walgrave duidelijk anders in Wallonië dan in Vlaanderen. Vlaanderen staat over het algemeen een no-nonsensebenadering voor
ders motiveren om het misschien anders te doen, eerder dan hen in hun portemonnee te pakken wanneer het fout is gelopen. Want dan vergroten we het risico op stigmatisering en bestendiging van de problemen. Ik wil hiermee niet zeggen dat de overheid maar gedwee en tolerant moet toekijken. Ik zou in eerste instantie de jongeren samenroepen en met hen een herstelgericht proces op gang brengen.’ Stefan Meijlaers is VVSG-stafmedewerker veiligheid 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 31
samenlevingsopbouw
Nieuw elan voor Nieuw Gent Sinds 1999 is Samenlevingsopbouw Gent actief in de wijk Nieuw Gent. De vele acties en projecten gaven de verwaarloosde buurt een nieuw elan en zorgden voor een aanzienlijke verbetering van de sociale veiligheid. ‘Wat gebleven is,’ zegt Koen Philippeth, ‘is de armoede en het globale gebrek aan maatschappelijke participatiekansen van heel wat mensen.’ teskt: Bart Van Moerkerke Foto: Samenlevingsopbouw Gent
Nieuw Gent is een sociale woonwijk met 6000 inwoners in de buurt van het Gentse UZ. De meesten wonen in een huurappartement in een van de sociale woontorens. Naast de klassieke sociale huurders vinden ook veel alleenstaande moeders met kinderen er een betaalbare woonst. Ongeveer een vijfde van de inwoners is van allochtone afkomst. Samenlevingsopbouw Gent, vroeger het Regionaal Instituut voor de Samenlevingsopbouw, is sinds 1999 actief in de wijk. ‘De toestand op dat ogenblik was er één van algemene verwaarlozing,’ zegt medewerker Koen Philippeth. ‘Verwaarlozing van het openbare domein. Verwaarlozing van de gebouwen. De maatschappij voor sociale huisvesting zag er echt geen gat meer in. Niets werd nog hersteld. En ten slotte ook absolute beleidsmatige verwaarlozing. Nieuw Gent kreeg enkel negatieve beleidsaandacht, nooit positieve.’
sociale onveiligheid. Naast het sociopreventieve luik, het zorgen dat mensen mee kunnen stappen in een positief verhaal, was er de technopreventieve aanpak. Zo
kende het initiatief als buurtdienst. Drie bewoners van de wijk krijgen er de kans gedurende enkele jaren werkervaring op te doen. Het restaurant is ondergebracht in de autonome vzw Buurtdienst Wijkresto en Co Nieuw Gent. Andere realisaties zijn het plaatsen van fietsenstallingen en van 83 diefstalbestendige fietskluizen. Er staat een grote barbecue-installatie midden in de wijk. Bij mooi weer wordt ze massaal gebruikt. Koen Philippeth: ‘We investeerden ook veel energie in groen- en afvalbeheer. Met een sensibilisatieactie gekoppeld aan het intensieve onderhoud van het openbare groen pakken de bewoners het afvalprobleem in de wijk aan. Met resultaat.’ De voorbije twee jaar is hard gewerkt aan een onthaalbeleid voor nieuwe inwoners. Samen met het sociaal-artistieke productiehuis Victoria Deluxe werd een film gemaakt waarin bewoners en diensten de wijk promoten. Als de wijkagent bij nieu-
‘De inwoners maken massaal gebruik van de grote barbecue-installatie in het midden van de wijk.’ kwam er een globaal slot- en lichtplan voor de wijk. Alle sloten van de appartementen werden vervangen, de noodzakelijke herstellingen werden uitgevoerd. Wijkrestaurant Vanaf eind 2000 startten Samenlevingsopbouw Gent en de bewoners met de uitbouw van buurtdiensten. Er kwam een sociaal restaurant Wijkresto Nieuw Gent. De Koning Boudewijnstichting er-
we bewoners langsgaat, heeft hij naast een onthaalbrochure ook een dvd-speler bij zodat hij de film kan laten zien. Onlangs ging een internetcafé voor sociale huurders open. Ook nieuw is het project buurtsport, in samenwerking met de stad en het lokale bedrijfsleven. Volgende maand gaat iemand uit de wijk halftijds aan de slag als sportanimator. Bart Van Moerkerke is freelance journalist Er was veel sfeer op de buurtbarbecue 2005.
Slot- en lichtplan Samenlevingsopbouw Gent ging van start met het rekruteren voor bewonersgroepen. Geen makkelijke opdracht. Op de eerste, massaal bijgewoonde bewonersvergaderingen waren het wantrouwen en het cynisme groot. ‘We moesten de inwoners ervan overtuigen dat verandering mogelijk was, op voorwaarde dat ze zelf mee aan de kar trokken. Uiteindelijk slaagden we er in een bewonersdelegatie samen rond de tafel te brengen met de huisvestingsmaatschappij, de wijkpolitie, het OCMW om de problemen van de wijk te definiëren en een plan op te stellen om ze samen aan te pakken.’ De acties in de eerste jaren waren uitdrukkelijk gericht op het bestrijden van de 32 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
FIRST Invest
4,15 %*
6 %*
U kent reeds alle voordelen van de FIRST Rekening. En vandaag bestaat er ook FIRST Invest, de nieuwkomer in het FIRST-gamma die uw spaargeld nóg hoger kan doen opveren: • 100% gewaarborgd kapitaal • geen instapkosten • uw geld op elk moment beschikbaar • tot 30% aandelen met het oog op een mogelijk hoog rendement * Rentevoet 2005 onder voorbehoud van goedkeuring door de algemene vergadering van Ethias. De rendementen uit het verleden vormen geen garantie voor de toekomst.
0800 32 445
www.ethias.be
Ethias Leven. Onderlinge verzekeringsvereniging, toegelaten onder het nummer 0662 voor levensverzekeringen en beheer van collectieve pensioenfondsen (KB 4 en 13 juli 1979, BS 14 juli 1979). RPR 0402.370.252. Maatschappelijke Zetel: rue des Croisiers 24, B-4000 Luik
FIRST Rekening
nieuwe praktijk
Partners in openbare netheid BERINGEN- In de Steenveldwijk onderhouden de bewoners hun buurt in samenwerking met de stad en de buurt- en nabijheidsdienst. Ze ruimen het zwerfvuil op en leggen nieuwe beplanting aan. Er is een uitleendienst voor tuinmateriaal om hun eigen tuintjes te onderhouden. Steenveld wordt hierdoor niet alleen weer een propere, aangename woonwijk, ook de sociale samenhang tussen de bewoners is versterkt. De wijk Steenveld is een sociale woonwijk met ongeveer 800 bewoners. De eerste woningen werden in de jaren vijftig gebouwd, de laatste in het jaar 2000. In het oudere gedeelte van de wijk wonen voornamelijk ex-mijnwerkers, in de recentere woningen jonge allochtone gezinnen en gezinnen die het financieel moeilijk hebben. ‘Tot de jaren tachtig heerste hier een bloeiend sociaal leven. Dit is gaandeweg verminderd,’ zegt Patrick Moons, buurtopbouwwerker in Steenveld. ‘Vanaf 1993 is de stad Beringen gestart met buurtwerk. Dank zij de samenwerking met het buurtcomité werd er veel verwezenlijkt: een speeltuintje, een sportterrein, een voetbalplein en een renovatieproject van woningen. Vanaf 2001 besloot het stadsbestuur om projectmatiger te gaan werken. Zo is de buurtopbouwdienst erbij gekomen.’ De wijk Steenveld is erg divers: verschillende culturen, jonge gezinnen en gepensioneerde mijnwerkers, kansarmen met een aantal typisch aan hun situatie ver-
bonden problemen. De inwoners vonden hun buurt onveilig, met weinig sociale controle. De ene bevolkingsgroep had bij de andere een negatief imago. Daarnaast signaleerden ze een duidelijk gebrek aan kennis en engagement om de omgeving en de woningen te onderhouden en repareren. Uit een wijkanalyse bleek dat een aangenamer en beter leefmilieu een van de belangrijke gemeenschappelijke wensen was. Daarnaast viel ook op dat de inwoners een grote bereidheid toonden om hieraan te werken. Het verloederde en verwaarloosde uitzicht van de wijk had daar zeker mee te maken. Intussen neemt zeventig procent van de inwoners deel aan minstens één van de acties die via het opbouwwerk gecoördineerd worden. Zo ruimden de inwoners zwerfvuil op en legden ze in een deel van de wijk nieuwe beplantingen aan. De inwoners werden zich meer bewust van hun eigen invloed op een nette omgeving. Door de nieuwe beplanting verdwenen ‘zwarte hoekjes’. De bewoners richtten
Ook de kinderen uit de Steenveldwijk helpen met het opruimen van zwerfvuil. Foto: RIMO-Limburg
ook een uitleendienst op voor tuinmateriaal. Ze kunnen een gras- of bosmaaier lenen om de eigen tuin te onderhouden. En wat zijn de plannen voor de toekomst? ‘Graag zouden we ook in de andere delen van de wijk de beplanting vervangen of verfraaien. Verder spelen we met het idee om een wijkcomposteringsplaats op te richten en een aanhangwagen ter beschikking te stellen van mensen die hun afval naar het containerpark brengen,’ zegt Patrick Moons. ‘Dit project bewijst dat je door samen te werken veel kunt bereiken. Iedereen vindt de groene, nette omgeving een positieve zaak. De bewoners zijn meer bezig met hoe zij kunnen bijdragen tot een betere leefomgeving.’ LN Informatie Met dank aan Patrick Moons van RIMO-Limburg vzw T 011-22 21 96
Twee vliegen in een klap: thuiszorg en tewerkstelling VILVOORDE - Om het ouderen gemakkelijker te maken langer in hun vertrouwde thuisomgeving te vertoeven door diensten aan te bieden op maat van senioren, is in september 2004 de vzw het Vilvoordse Zilverpunt opgericht op initiatief van de Stad Vilvoorde met als partners het OCMW, de PWA en Vilmasit, het samenwerkingsverband van de thuiszorgorganisaties uit de regio Vilvoorde-Machelen. Tegelijkertijd creëert het Zilverpunt jobs voor laaggeschoolde langdurig werklozen die moeilijk aan de slag geraken in het reguliere arbeidscircuit. Het Zilverpunt richt zich vooral tot de risicogroepen zoals leefloontrekkers en allochtone werknemers.
34 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
Het project Veilig wonen voor senioren wil er door kleine veiligheidswerken voor zorgen dat ouderen langer in hun woning kunnen blijven. Wijk per wijk werden alle 70-plussers aangeschreven. Ergotherapeuten van de mutualiteiten screenden de woningen op veiligheid. Daarna konden de senioren tegen een betaalbaar tarief kleine aanpassingswerken laten doen door de klusjesman van het Vilvoords Zilverpunt. De klusjesman plaatste handgrepen in badkamers en toiletten, maakte de trappen veiliger en voorzag in aangepaste verlichting voor kelders en gangen. Nadien werd het project uitgebreid naar 60-plussers. Ondertussen screenden de ergotherapeuten zo’n honderd woningen, in veertig voerde de klusjesman werken uit. Sinds januari 2006 biedt het Vilvoords Zilverpunt ook huishoudhulp via dienstencheques. Omdat het systeem van de dienstencheques niet voor iedereen even doorzichtig is, worden de senioren geholpen bij de aanvraag en de administratie . In de toekomst wil het Vilvoords Zilverpunt ook andere lacunes in de thuiszorg opvullen, zoals dag- en nachtopvang, een mobiliteitscentrale of een éénloketsysteem waar ouderen terecht kunnen met al hun vragen en behoeften voor dienstverlening. AJ Informatie: Jürgen Grauwels, Vilvoords Zilverpunt, T 02-255 46 56