7.10-8 Een levenlang digitaal leren Drs. M.J.E. Veugelers
Inhoud
1. Inleiding 2. Wat zijn digitale vaardigheden? 3. Digitale vaardigheden in Nederland 4. Waarom zijn digitale vaardigheden van belang? 4.1 Economisch belang 4.2 Sociaal belang 5. Hoe digitaal vaardig te worden? 5.1 Wat doet de overheid al? 5.2 Wat kunnen we nog meer doen? 5.3 Informeel leren Literatuur
Auteur Michelle Veugelers is opleidingskundig consultant bij CINOP. CINOP is een onafhankelijk, (inter)nationaal onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van opleiden en ontwikkelen. Afgelopen jaar participeerde Michelle in het Europese project SPreaD – Strategic Project Management Tool-Kit for Creating Digital Literacy Initiatives. Contact:
[email protected]
“It isn’t just a matter of helping learners to surf the net but to make waves” (Schneiderman, 1997, p.vii)
1. Inleiding Dat informatie- en communicatietechnologie (ICT) een motor vormt voor de moderne samenleving is voor velen een vanzelfsprekendheid.
E-mailen, online informatie zoeken, internetbankieren en
deelnemen aan internetfora vormen niet langer activiteiten van de ‘early adopters’, maar zijn uitgegroeid tot een dagelijkse tijdsbesteding van het merendeel van de bevolking (Van Ingen, De Haan en Duimel, 2007).
Toch
nemen
minimaal
1,6
miljoen
Nederlanders
niet
deel
aan
deze
moderne
informatiesamenleving (Weda, Theeuwes en Nooij, 2008). Een snelle conclusie zou kunnen zijn dat het hier mensen betreft die niet over een computer en internet beschikken. Wie echter het idee heeft niets te winnen met het gebruik van ICT, er bang voor is of denkt het nooit te zullen leren, die heeft niets aan een computer. Het ontbreekt deze mensen aan de digitale vaardigheden én aan het besef hoe zij ICT kunnen inzetten om hun privé- en werkleven effectiever en efficiënter te maken (Warschauer, 2003). Met andere woorden: mensen moeten niet alleen leren surfen, maar ook over golven beschikken om het geleerde productief toe te passen. Steyaert (2000) pleit daarom voor een grotere nadruk op het aanleren van digitale vaardigheden in plaats van op het aanschaffen van computers om het aantal ‘digitale drenkelingen’ te verminderen. Wat zijn digitale vaardigheden? Hoe is het gesteld met de digitale vaardigheden in Nederland? Waarom zijn digitale vaardigheden zo van belang? En wat kunnen we doen om digitaal vaardig te worden? In dit artikel wordt gezocht naar een antwoorden op deze vragen. 2. Wat zijn digitale vaardigheden? Het is niet eenvoudig aan te geven wat digitale vaardigheden inhouden. Steyaert (2000) geeft aan dat het concept zelden de hoofdrol speelt in onderzoek. Bovendien wordt het begrip vervangen door een groot aantal andere termen, als ICT-vaardigheden, ICT-competenties, e-vaardigheden en e-skils. Om beter grip te krijgen op het concept maakt Steyaert een onderscheid tussen instrumentele, structurele en strategische vaardigheden. •
Instrumentele vaardigheden zijn een vereiste om überhaupt met technologie te kunnen omgaan. Het betreft hier eenvoudige handelingen, zoals het gebruiken van de muis, maar het gaat ook om complexe activiteiten, zoals het op internet vinden en vervolgens installeren van nieuwe software. Bij de traditionele media daarentegen gaat het vooral om leesvaardigheid.
•
Structurele vaardigheden zijn vaardigheden die noodzakelijk zijn om te kunnen omgaan met de vorm waarin de informatie zich aandient. Deze vaardigheden verwijzen naar de nieuwe structuur waarin informatie wordt aangeboden. Daar waar men in een boek de inhoudsopgave of index gebruikt, moeten nu nieuwe vaardigheden worden verworven om ook om te gaan met hyperlinks, zoekmachines en fora.
•
Waar instrumentele en structurele vaardigheden zich met name richten op het efficiënt omgaan met informatie, gaat het bij strategische vaardigheden meer om de effectiviteit oftewel de toepassing en het gebruik van de informatie in de eigen leefsituatie, zodat men er profijt van heeft. Tonneman (J. Tonneman, persoonlijke mededeling, 23 januari 2009) vult hierbij aan dat een persoon op dit niveau inzicht heeft hoe hij ICT strategisch kan inzetten om zijn werk of dat van anderen effectiever te maken.
Van Deursen en Van Dijk (2008) hanteren op basis van Steyaert (2000) en Van Dijk (2005) een vierdeling. De structurele vaardigheden vallen bij hen uiteen in formele vaardigheden en informatievaardigheden. Formele vaardigheden zijn nodig om met de nieuwe structuur van digitale media om te gaan. Informatievaardigheden zijn de vaardigheden om informatie afkomstig uit
computer- en netwerkbestanden te kunnen zoeken, verwerken, selecteren en gebruiken. In tegenstelling tot formele vaardigheden zijn informatievaardigheden dus gerelateerd aan de inhoud in plaats van aan het medium. Op basis van het bovenstaande kunnen we het geheel aan mogelijke digitale vaardigheden weergeven als in figuur 1.
Figuur 1: Digitale vaardigheden volgens Steyaert (2000) en Van Deursen en Van Dijk (2008) In aanvulling hierop meent Martin (2006) dat digitale vaardigheden niet statisch te formuleren zijn, maar continu veranderen. Hij ziet hiervoor drie aanleidingen: •
Verandering van persoonlijke leefsituatie, bijvoorbeeld een nieuwe baan waarvoor andere vaardigheden vereist zijn.
•
Verandering van de samenleving met voortschrijdende ICT als belangrijk onderdeel. Denk
•
Verandering die ontstaat door reflectie. Hierdoor worden de vaardigheden aangescherpt.
bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een nieuwe mobiele telefoon.
Het aanleren van digitale vaardigheden zien we daarom als een spiraal. Een continu proces waarin mensen zich instrumentele (I), structurele (S1) en strategische (S2) vaardigheden eigen maken. Bij S2 kan men terugvallen in ontwikkeling, wanneer niet alle geleerde instrumentele en structurele vaardigheden toepasbaar zijn. Dit geheel aan vaardigheden kan worden aangescherpt, maar is ook onderhevig aan verandering door de zich steeds vernieuwende persoonlijke en technologische context waarin ze worden toegepast. Het leerproces begint dan opnieuw. Dit is weergegeven in figuur 2.
Persoonlijke ontwikkeling
Figuur 2: Het aanleren van digitale vaardigheden als een continu proces:.
Technologische ontwikkeling
3. Digitale vaardigheden in Nederland Zoals we in paragraaf 2 schreven, is het is lastig aan te geven wat er onder digitale vaardigheden verstaan wordt. Hierdoor is het concept moeilijk meetbaar. Weda, Theeuwes en Nooij (2008) stellen dat schattingen over het aantal digibeten uiteenlopen van 10 tot 20 % van de bevolking. De onderzoeken naar deze getallen namen tot voor kort vooral de instrumentele vaardigheden op de korrel. Al geruime tijd wordt echter verondersteld dat het in meerdere mate ontbreekt aan strategische vaardigheden (Weda, Theeuwes en Nooij; 2008). Dat is zorgelijk. Immers de strategische vaardigheden zorgen ervoor dat het geleerde duurzaam wordt toegepast en individuele, maatschappelijke en economische voordelen optreden. Is het probleem dus niet veel groter? Deze vraag kon tot voor kort niet beantwoord worden. Van Deursen en Van Dijk (2008) lopen voorop in hun onderzoek door vier categorieën van digitale vaardigheid te operationaliseren en te meten (Weda, Theeuwes en Nooij; 2008). In totaal kregen 109 proefpersonen in dit experiment negen oefeningen. De wervingsprocedure volgde een zogenoemde quotasteekproef waarbij proefpersonen evenredig zijn geselecteerd over geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Dit geeft een redelijke indicatie van het niveau van vaardigheden van Nederlandse burgers boven de 18 jaar. De proefpersonen slaagden er in om gemiddeld 7.2 van de negen operationele taken, 2.9 van de vier formele vaardigheidstaken, 1.9 van de drie informatievaardigheidstaken en 0.5 van de twee strategische taken te voltooien. Het aantal personen dat er in slaagde alle opdrachten binnen een vaardigheidscategorie succesvol af te ronden ligt voor de eerste drie categorieën tussen de 39 en 21%. Voor de strategische taken was slechts 11% van de proefpersonen hiertoe in staat. Zie figuur 3.
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Operationeel
Formeel
Informatie
Strategisch
% personen dat alle taken succesvol voltooid
Figuur 3: Scores op de vier categorieën van digitale vaardigheden volgens Van Deursen en Van Dijk (2008) .
Hoe goed men een bepaalde vaardigheid beheerst is volgens het onderzoek met name afhankelijk van het opleidingsniveau. Bij operationele en formele vaardigheden speelt leeftijd nog een rol, maar bij informatie- en strategische vaardigheden is dit niet het geval. Op deze vaardigheden scoren ouderen dus niet lager dan jongeren. De aanname dat met het uitsterven van de oudere generaties het aantal digitale drenkelingen vermindert is dus onjuist. Het probleem lijkt dus inderdaad groter dan we denken. 4. Waarom zijn digitale vaardigheden van belang? Op dit moment blijven relatief veel ouderen, inactieven, laagopgeleiden, maar ook sommige groepen allochtonen ver achter bij hun surfende medeburgers. Dit roept de vraag op: hoe erg is dat? De mate waarin mensen over vaardigheden beschikken varieert immers altijd. Sommige mensen kunnen goed piano spelen, anderen kunnen goed tennissen of koken. Over het algemeen maakt niemand zich druk over deze verschillen. Digitale vaardigheden daarentegen zijn in de huidige kennissamenleving wel voor iedereen van belang (Steyaert, 2000). Digitale vaardigheden zijn zowel vanuit economisch, als sociaal oogpunt noodzakelijk
4.1 Economisch belang Vanuit de politiek wordt al langere tijd het belang van digitale vaardigheden onderstreept. Effectief gebruik
van
ICT is een essentiële
competentie om het belangrijkste
doel
van
de Europese
Lissabonstrategie te verwezenlijken. Dit doel, de meest dynamische op kennis gebaseerde regio ter wereld te worden, benadrukt de Europese commissie in haar programma van 2007: “De informatie- en communicatietechnologie (ICT) kan een belangrijke troef zijn voor de productiviteit, de groei en de werkgelegenheid. De EU en haar lidstaten moeten snel aansluiting vinden bij de ICT - waar de ontwikkelingen elkaar heel snel opvolgen - om de achterstand in digitale vaardigheden in te halen en tot een èchte kenniseconomie te komen.” (Europese commissie: http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l24293.htm)
Dit actiepunt vind ook zijn weerslag in de nationale ICT-agenda 2008-2011. Hierin geeft het kabinet aan: “Om mee te kunnen blijven doen en een exporteur van innovatieve producten en diensten te blijven, zal onze maatschappij zich sneller dan de ons omringende landen moeten ontwikkelen tot een maatschappij en economie die vaardig is met, en voorop loopt in, digitale dienstverlening en het gebruik van ICT. […]. Van het grootste belang is een bevolking die kan omgaan met ICT en digitale diensten, deze vertrouwt en gebruikt om eigen welvaart en welzijn te
Met DigiD kunnen burgers met één
bevorderen en daardoor bijdraagt aan duurzame
inlogcode bij steeds meer
economische groei.”
overheidsinstellingen terecht.
Digitaal vaardige mensen zijn: Weerbaarder door online product vergelijkingssites, informatie en hulp via consumentenorganisaties, overheid en fora. Beter geïnformeerd en ontwikkeld door online discussies, miljoenen informatiebronnen (onder andere overheidsinformatie, vacatures en nieuws) en kennisdeling via leeromgevingen, weblogs, wiki’s, fora of netwerksites. Socialer door mails, online deelname aan werk- en privé-netwerken, groepen en datingsites, chats met mensen over de hele wereld. Meer ontspannen door het gemak van online winkelen, snelle informatiebronnen als Google en de Telefoongids, (gezins)agenda’s en datumprikkers. (RMO, 2000)
Digitaal vaardige mensen blijven zo
Weda, Theeuwes en
beter op de hoogte van actueel
Nooij (2008) drukken
beleid en de mogelijkheden die de
deze toename van
overheid biedt. Online deelnemen
welvaart in cijfers uit.
aan beleidsvoering, toeslagen
Door het aanleren van
aanvragen of je rijbewijs verlengen
basale digitale vaardigheden aan
zijn slechts enkele voorbeelden van deze mogelijkheden.
digibeten, stijgt hun arbeidsproductiviteit en hun beloning in totaal met 200 miljoen (plus nog bijna 50 miljoen voor ondernemers). Hierin is ook het voordeel opgenomen dat zij als consumenten ondervinden. Ongeveer 80% hiervan komt terecht bij de werknemers zelf in de vorm van hoger loon. Voor Europa als geheel zou dit in vijf jaar 35 à 85 miljard kunnen opleveren. Tot slot geeft de OECD (2006) aan dat digitaal vaardige werknemers van groot belang zijn voor productiviteit, innovatie en werkgelegenheid. 4.2 Sociaal belang I2010 1, De ICT-pijler in de brede Lissabon-strategie, benadrukt naast het genoemde economische ook het sociale belang. In 2005 heeft de Europese Commissie met dit actieplan een nieuw strategisch kader voor de informatiemaatschappij en media gepresenteerd. Ze spreekt in dit verband van e-inclusion, kortweg e-I oftewel het gebruik van ICT om sociale en economische achterstelling en uitsluiting te overwinnen. Na een evaluatie van het actieplan I2010 is dit jaar het eInclusion initiative gelanceerd. Groepen die dreigen achterstand op te lopen, worden hiermee gestimuleerd te
participeren in de informatiemaatschappij en met ICT de levenskwaliteit te verbeteren. Ook het kabinet constateert dat het gebruik van ICT een positieve invloed heeft op sociale participatie en integratie van de bevolking. Door de opkomst van email, chat, netwerksites en fora, is de sociale functie van internet sterk gegroeid. Rondom gemeenschappelijke interesse, gedeelde eigenschappen, belangen 1
I2010 verwijst naar 3 I’s: Information Space, Innovation in ICT en Inclusion.
en levenspatronen ontstaan online de meest uiteenlopende netwerken en groepen. Fysieke en materiële drempels spelen geen rol meer. De moderne mens heeft veel verschillende sociale relaties met meer personen verspreid over een groter gebied (RMO, 2000). Bij gebrek aan digitale vaardigheden liggen sociale uitsluiting en sociale ongelijkheid op de loer (Steyaert, De Haan, 2001). Deze ongelijkheid manifesteert zich op meerdere terreinen. Steyaert en De Haan (2001) hebben het in dit geval over achterstand als e-surfende, e-werkende, e-consumerende, ecommunicerende en e-democratische burger. 5. Hoe digitaal vaardig te worden? Zoals in de vorige paragraaf duidelijk werd kan ICT mensen weerbaarder, beter geïnformeerd, socialer en meer ontspannen maken (RMO, 2000). Om deze mogelijkheden te benutten zijn digitale vaardigheden vereist. Hoe worden we digitaal vaardig? 5.1 Wat doet de overheid al? Het kabinet heeft om de geschetste ambitie te behalen, eVaardigheden als één van de vijf prioriteiten op de ICT agenda vastgesteld 2. Hoe de e-vaardigheid van digibeten, jongeren, ouders, docenten, MKB-ers, senioren en ambtenaren kan verbeteren, wordt sinds februari 2009 bepaald door het programma Digivaardig & Digibewust. Doel van het programma is zoveel mogelijk Nederlanders in staat te stellen om op
een
veilige
manier
de
digitale
mogelijkheden
te
benutten
en
deel
te
nemen
aan
de
informatiemaatschappij. Een aantal maatregelen is al in ontwikkeling, zoals de I-coach, Expertisecentrum Mediawijsheid, de DQ-test, Digibarometer en de site digivaardigdigibewust.nl3. Zwaartepunt van het programma wordt echter gevormd door de werkgroepen op doelgroep- of themaniveau, waarin deskundigen op het gebied van digitale vaardigheden participeren. Dit alles om een antwoord te geven op de vraag “hoe het niveau van digitale vaardigheden in Nederland te verhogen?”. 5.2 Wat kunnen we nog meer doen? Zoals we in de vorige paragraaf aangaven zijn er al meerdere maatregelen in ontwikkeling. Daarnaast zijn er al vele trajecten ontwikkeld om burgers digitaal vaardiger te maken. Deze activiteiten lijken met name gericht te zijn op de instrumentele en structurele vaardigheden. Hoe kunnen we hier een vervolg aan geven en de informatie- en strategische vaardigheden vergroten? In paragraaf 3 lieten we immers zien dat het probleem rondom informatie- en strategische vaardigheden nog groter is. Voor informatievaardigheden is door Tonneman en Van Hoek (2001) een zeven-stappenmodel uitgewerkt om deze vaardigheden aan te leren. Op basis van dit model is door Van Hoek en Reubzaet (2008) een training informatievaardigheden ontwikkeld voor lageropgeleide volwassenen. Hierbij is gebruik gemaakt van
een
‘blended
learning’-concept
dat
bestaat
uit
online
cursusmateriaal,
een
forum
en
contactbijeenkomsten. Dit concept kan goed worden vertaald naar andere doelgroepen, zoals jongeren met niveau 1 tot en met 4 (EQF, 2008). Ook kunnen docenten via blendend learning worden voorbereid op het begeleiden van lerenden, via een train-de-trainer die gebruik maakt van hetzelfde concept.
2
Elektronische dienstverlening door de overheid; interoperabiliteit en standaarden; maatschappelijke
domeinen en ICT en diensteninnovatie en ICT zijn de andere vier prioriteiten. 3
Uitleg over deze maatregelen is te vinden op
http://www.ez.nl/Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/Nieuwsberichten_2009/Februari_2009/Heemskerk_en_bedr ijfsleven_slaan_handen_ineen_om_digitale_kloof_te_dichten/Actieprogramma_digivaardig_digibewust
Voor strategische vaardigheden is het antwoord lastiger te geven. Hoe leer je mensen immers hoe zij ICT in hun leven productief kunnen toepassen? Hoe weet ik bijvoorbeeld dat ik een Ning4 kan gebruiken om een online discussie te starten en een vacaturesite om een baan te zoeken? Een oplossing zou gevonden kunnen worden in het informele leren. 5.3 Informeel leren Met informeel wordt het leren bedoeld dat zich, min of meer toevallig, in contexten voordoet die niet expliciet rond leren georganiseerd zijn, bijvoorbeeld: de beginselen van het koken meekrijgen bij het helpen in de keuken, sociale vaardigheden aanleren door het voeren van gesprekken in het café, vaardigheden verwerven door binnen het werk van anderen de kunst af te kijken (Onderwijsraad, 2003). Het leren is zelfgestuurd in plaats van docentgestuurd. Om dit informele leren meer te organiseren ontwikkelden Knowles, Holton en Swanson (2005) het driedelige “Andragogy in practice”-model. Het eerste deel bestaat uit zes leerprincipes. Hiermee kunnen we analyseren in hoeverre informeel leren in een bepaalde (werk)situatie de oplossing kan zijn afhankelijk van individuele en situationele verschillen en de doelen en het nut van het leren. Zie figuur 4.
Figuur 4: De zes leerprincipes volgens Knowles, Holton & Swanson (2005) Kijken we naar digitale vaardigheden op strategisch niveau dan kunnen we op basis van dit model een aantal factoren benoemen die het informele leren kunnen belemmeren. •
Veel ‘lerenden’ zijn op het strategische niveau onbewust onbekwaam; zij zijn nog ‘blind’ voor het niet efficiënte gedrag. Het ‘waarom’ van het leren is dus vaak onbekend. Zij hebben er geen last van. Het aanleren van strategisch digitale vaardigheden begint daarom bij bewustwording. De DQ test van de overheid of eigen werkcases kunnen hierin een rol spelen.
•
Leeroriëntatie: door deze onbewustheid, is het de vraag of een lerende problemen in zijn dagelijks leven ondervindt waaraan hij het leren kan koppelen.
•
Leermotivatie: behalve bewustwording van het tekort aan digitale vaardigheden, moet er ook een verlangen ontstaan naar leren. De lerende moet echt het idee hebben iets te kunnen winnen door gebruik van de computer. Op dat moment zal een lerende ook doelen stellen op dit gebied en zijn leertraject kunnen volhouden.
4
Ning is een online tool waarmee iedereen geheel onder eigen beheer een netwerksite kan starten om
bijvoorbeeld te discussiëren of informatie te delen.
•
Condities: de lerende dient tot slot de beschikking te hebben over een computer en internet.
Stel dat aan deze voorwaarden voldaan zou zijn, dan zou een iemand die informeel leert de vier fasen doorlopen zoals weergegeven in figuur 5. Deze zijn ontleend aan het kennisdelingsmodel van Nonaka en Takeuchi (1995).
Figuur 5: De vier fasen in het kennisdelingsmodel van Nonaka en Takeuchi (1995). 1.
Socialisatie: een digitale drenkeling heeft er in het begin geen last van niet digitaal vaardig te zijn op een bepaald gebied. Ik weet niet wat ik moet doen (onbekwaam) en ook niet waarom (onbewust).
In mijn praktijk merk ik echter opeens door contact met anderen dat ik
vaardigheden mis. Om die vaardigheden te verkrijgen kan ik allereerst van anderen leren door bij hen af te kijken en hen te imiteren en observeren. Ik zie hen Skype, Ning of You Tube gebruiken. 2.
Externalisatie: anderen proberen hun kennis over hoe ICT-oplossingen toe te passen expliciet
te maken.
Waarom gebruiken zij Skype, Ning of You Tube? Door het stellen van vragen, discussie en samenwerking raak ik meer opgeleid, maar ik kan deze kennis niet direct toepassen. Ik ben nog bewust onbekwaam. 3.
Combinatie: vervolgens combineer ik deze kennis met kennis van andere vakgebieden of met problemen die ik in mijn dagelijks leven tegenkom. Ik raak met iemand in gesprek of lees bij toeval een tekst op een weblog over Skype. Ik heb behoefte om met een familielid in Zuid Amerika te bellen. Zou Skype daar mogelijk voor geschikt zijn? Ik pas het toe en experimenteer ermee. Ik ben bewust bekwaam.
4.
Lifehacking Op Lifehacking.nl plaatsen bloggers dagelijks tips om meer te doen in minder tijd en met minder stress. Regelmatig spelen nieuwe ICT tools een belangrijke rol: “ Sneller optellen in Excel zonder formules”; “Moneybird een online dienst om eenvoudig professionele facturen te kunnen maken”; “Google calender nu ook offline”
Internalisatie: ik internaliseer deze kennis en ervaringen en pas deze onbewust toe. Ik bel regelmatig met Skype en beheer mijn eigen discussies op Ning. Ik ben onbewust bekwaam geworden.
Wanneer er maatschappelijke of individuele ICT-veranderingen optreden, worden we geconfronteerd met onbekende terreinen. We kunnen daarbij terugvallen naar een onbewuste onbekwaamheid. De cyclus begint dan weer opnieuw. Op die manier blijft iedereen zijn vaardigheden aanscherpen en aanpassen aan de veranderende samenleving. We surfen niet alleen, maar hebben ook de golven gecreëerd om al het geleerde toe te passen. Met de zeewind in onze haren blijven we een levenlang digitaal.
Literatuur o o o
o
o
o o o o o o
o o
o o
o o o o
Europese commissie (2007): http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l24293.htm Kabinet (2008). ICT agenda 2008-2011. http://www.ez.nl/Onderwerpen/Betrouwbare_telecom/ICT_beleid/Rijksbrede_ICT_Agenda/ICT_Agenda _2008_2011
Knowles, M. , F. Holton & R. Swanson (2005). The Adult Learner. The definitive classic in adult education and human resource development. Oxford: Butterworth-Heinemann.
http://www.oecd.org/dataoecd/35/22/37764893.pdf Martin, A. (2006). http://www.elearningeuropa.info/directory/index.php?page=doc&doc_id=6973&doclng=6 Nonaka, I. & H. Takeuchi (1995). The knowledge creating company. How Japanese Companies create the Dynamics of Innovation. Oxford: University Press. Onderwijsraad (2003). http://www.onderwijsraad.nl/upload/publicaties/405/documenten/leren_in_een_kennissamenleving.pd f Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2000)..Ver weg én dichtbij. Over hoe ICT de samenleving kan verbeteren. Den Haag: Sdu. Steyaert, J. (2000). Digitale vaardigheden: geletterdheid in de informatiesamenleving. The Hague: Rathenau Instituut. Steyaert, J. & J. de Haan (2001). Geleidelijk digitaal. Een nuchtere kijken op de sociale gevolgen van ICT. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Schneiderman, B. (1997). In: Syndr, L., A. Jones, & J. Lo Bianco (2005). Using information and communication technologies in adult literacy education: new practices, new challenges. Adelaide: National Centre for Vocational Education Research. The European Qualifications Framework (EQF, 2008) http://ec.europa.eu/education/policies/educ/eqf/index_en.html Tonneman, J. en F. van Hoek (2000) De competentie informatievaardigheid, TINFON, No. 2, Juni, pp 15-17. Van Hoek, F. & I. Reubzaet (2008). Blended Learning for information skill. http://www.academicconferences.org/ecel/ecel2009/ecel08-proceedings.htm#Book2 (part 2, page 360). Van Deursen, A. & J. van Dijk (2008). Digitale vaardigheden van Nederlandse burgers. Een prestatiemeting van operationele, formele, informatie en strategische vaardigheden bij het gebruik van overheidswebsites. Enschede: Universiteit van Twente. Van Dijk. J. (2005). The deepening divide. Inequality in the information society. London: Sage Publications. Van Ingen, E., J. de Haan & M. Duimel (2007). Achterstand en Afstand: Digitale vaardigheden van lager opgeleiden, ouderen, allochtonen en inactieven. The Hague: Sociaal en Cultureel Planbureau. Warschauer, M. (2003). Technology and social inclusion: Rethinking the digital divide. Cambridge: MIT Press. Weda, J.N.T., J.J.M. Theeuwes, M. de Nooij (2008). Maatschappelijke baten van evaardigheden. Een verkenning. Amsterdam: SEO.