EEN KONING NAAR GODS HART naamopgave Erembodegem, zaterdag 1 december 2012
♫
WIE ZAL ONZE KONING ZIJN? ________________________ (Peter Biesbrouck)
Wie, wie, wie mag onze koning zijn? Wie, wie, wie is meer dan schone schijn? De stoerste niet! En de knapste niet! De kleinste jongen is Gods favoriet Wie, wie, wie mag dicht bij Jezus zijn? Wie mag meedoen? Wie is nog te klein? Alleen wie geeft om wie achterbleef, want groot is wie voor and're mensen leeft. INLEIDING ______________________________________________________ Pr.
Welkom, lieve mensen in deze eerste viering van de vormselvoorbereiding. waarin de jongeren hier vooraan een belangrijke stap willen zetten: want straks dienen ze officieel hun aanvraag in om binnen enkele maanden gevormd te mogen worden. Een belangrijke beslissing ! Laten we daarom dit samenzijn onder Gods bescherming en zegen plaatsen en beginnen met een kruisteken waarbij we de drie namen van God noemen: + de Vader, de Zoon, en zijn Heilige Geest
Al.
Amen
C1
De David-dag zit er bijna op en het is een mooie dag geworden waar de toekomstige vormelingen hebben gespeeld, geluisterd, gezongen en nagedacht. Telkens weer zijn we daarbij vertrokken van de figuur van koning David. En ook in deze viering nemen we een fragment uit Davids leven als leidraad. Want net als de kinderen hier vooraan, is David als jonge kerel al geroepen om niet bij de pakken te blijven zitten. Ergens voelde hij dat hij herder en koning moest worden : dat hij zijn eigen toekomst in handen moest nemen om zo te zorgen voor mensen uit zijn omgeving. In deze viering willen we even stil worden om te luisteren naar wat er in ons eigen hart leeft: wie kunnen wij worden ? onder welk project willen wij onze naam schrijven?
SCHULDBELIJDENIS ________________________________________________ Pr.
Maar niemand van ons is volmaakt. Elk van ons heeft al grote en kleine fouten gemaakt. Gelukkig is God begrijpend en kan hij door ons pantser van schone schijn kijken. In deze viering willen we eerst en vooral dat harnas afleggen en stuk voor stuk proberen om authentiek en kwetsbaar in het leven te staan.
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 1
►
V1
V2
Na elke voorbede haalt de vormeling die voorlas twee stukken van het harnas vooraan en maakt er een deel van het hart mee.. ◄
Omdat we soms wel eens keihard zijn voor elkaar, hard als staal. Als er gepest wordt bijvoorbeeld, of als we anderen uitsluiten of belachelijk maken. Daarom vragen we om Jouw vergeving, God. Jouw hand helpt mij op te staan ,jouw voet helpt mij verder gaan en in jou klopt het hart van mijn bestaan.
Omdat we vaak schrik hebben van reuzen in ons leven, omdat we voor bullebakken wegvluchten en niet vertrouwen op de kracht van het goede, omdat we onze talenten niet ten volle inzetten en ons geloof vaak te klein is, Daarom vragen we om Jouw vergeving God.
Jouw hand helpt mij op te staan...
Jouw hand ..
V3
Als we straks onze naam opgeven betekent dit ook: je mag op ons rekenen. Toch vergeten we die belofte wel eens en komen anderen in de kou te staan. Vergeef ons Heer, als we alleen aan onszelf dachten en de anderen vergaten.
OPENINGSGEBED __________________________________________________ Pr.
Goede Vader, vooraan is uit het pantser een hart gekomen. Zo geloven wij immers dat Jij de wereld hebt gedroomd: een wereld vol hartelijkheid, waar mensen als herders voor elkaar zorgen. Daarom zijn de toekomstige vormelingen hier in deze viering om die droom te bevestigen in hun eigen naam. Ze zijn net zoals de jonge David, misschien nog wat onervaren, maar ze hebben zoveel mogelijkheden en talenten om iets moois te maken van hun leven. Straks zal hun naam toegevoegd worden aan de lange lijst van gelovige mensen die als christenen willen leven. In deze viering willen we met en voor hen bidden, zodat ze net als David, goeie koningen mogen worden. Koningen met oog voor recht en vrede, vol liefde en begrip. Dan kunnen ze gezalfd worden om ook Jouw kinderen te worden, vandaag en alle dagen, tot in eeuwigheid. Amen
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 2
LEZING : HET VERHAAL OVER DE HERDER EN DE REUS __________________________ micro 1: verteller 1 = C2 & David = V4 micro 2: verteller 2 = C3 & Goliat = V5 micro 3: verteller 3 = C4 & Saul = V6
Pr.
Omdat het voor de mama‟s en de papa‟s, familie en vrienden, misschien al lang geleden is dat ze ‟t verhaal van David en Goliat hoorden, gaan we het nog es navertellen: het verhaal van een kleine herder en een grote reus….
verteller 1 : In die tijd was er een oorlog tussen het volk van Israël en de Filistijnen. Beide legers hadden zich in een slagorde opgesteld in het Eikendal. Ze stonden tegenover elkaar op de beide hellingen en raakten geen centimeter meer vooruit. verteller 2 : Elke morgen en elke avond kwam er uit het leger van de Filistijnen een kampvechter naar voor. Het was een ongelooflijk grote kampvechter : Goliath. Een reus van een kerel. Hij was tot de tanden gewapend en tot de tenen beschermd met een pantser van brons. Hij leek een reusachtig, onkwetsbaar en onoverwinnelijk! verteller 3 : Als hij naar voor kwam met zijn speer (die wel een boom leek) beefde het leger van Israël als een riet. Niemand durfde om hem te antwoorden als hij brulde : Goliath :
« Wat denken jullie wel, dat je je tegenover de Filistijnen in slagorde opstelt ? Wel ? Kies een man uit om met mij te strijden. Wint hij, dan zullen wij jullie knechten zijn. Win ik, dan zullen jullie onze knechten worden. Ik daag jullie uit : geef mij een man zodat wij met elkaar kunnen strijden. »
verteller 3 : Ze hadden enorme schrik en je kunt ze eigenlijk geen ongelijk geven… verteller 2 : Op een dag kreeg de kleine David van zijn vader de opdracht om naar het Eikendal te trekken om te gaan kijken hoe het ging met zijn broers en de strijd… Net toen hij eraan kwam zag hij de reus Goliath verschijnen die het volk van Israël uitdaagde… Hij zag de angst in de ogen van zijn broers en de Israëlieten maar heel zelfverzekerd nam hij een besluit. verteller 1 : Met veel overtuiging in zijn stem vroeg David om een gesprek met de koning. En hoe klein hij ook was, hij liet zich niet afschepen door de grote lijfwachten voor de tent. Koning Saul hoorde het tumult voor zijn tent en kwam kijken wat er gebeurde : Saul :
« Wat is hier aan de hand ? Wie is dat kereltje en wat komt hij hier doen ? »
verteller 2 : David was ondertussen gekalmeerd en rustig, maar zelfverzekerd antwoordde hij zelf de koning : David :
« Ik zal die man zijn die Goliath te lijf gaat. Ik zal die man zijn. »
Saul :
« Maar jongetje toch, dat gaat toch niet. Hij hoeft maar één keer met zijn reuzenvingers te knijpen en je bent eraan voor je moeite. Je bent nog maar een jongen, Goliath is een krijgsman, sinds jaar en dag geoefend. Nee, dat is een te groot risico op verlies…. »
David :
« Luister Sire, ik ben een herder die de schapen van mijn vader hoedt. Komt er een leeuw of een beer die een lammetje uit de kudde rooft dan snel ik toe, sla hem neer en red het lam uit zijn muil. Keert hij zich tegen mij : ik grijp hem bij zijn baard en sla hem dood. Leeuwen en beren heeft uw knecht verslagen, Sire. Zo zal het ook de Filistijn vergaan, die ons hier elke dag belachelijk maakt. De Heer die mij redde uit de klauwen van leeuwen en beren, zal mij ook redden uit de klauwen van deze Filistijn. »
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 3
verteller 3 : Maar koning Saul was er niet gerust in. In de hoek van de tent stond zijn wapenuitrusting en Koning Saul gaf het bevel om David in het harnas te helpen: een bronzen helm, borstplaten, beenbeschermers en een reusachtig zwaard. Maar het was een belachelijk zicht. Het harnas was veel te groot en bovendien kon David er zich helemaal niet goed in bewegen… David zei : David :
« Doe dat allemaal maar weg. Ik wil met Goliath vechten, zoals ik ben. Ik heb niets anders als verweer dan mijn slinger en mijn herderstas. De naam van God zal mijn enige steun zijn ! »
verteller 2 : Saul geloofde nog altijd niet dat het goed zou aflopen. Toch gaf hij David de toestemming om de tweekamp aan te gaan in naam van zijn volk. Er zou toch nooit een andere soldaat het gevecht aandurven. Dan was het nog minder schandelijk om te verliezen, dan om te moeten toegeven dat iedereen in zijn leger te laf was. Saul :
« Ga, mijn jongen. De Heer zij met U »
verteller 1 : Tot ieders verwondering ging David nog eerst naar de beek. Niet om te drinken maar om er vijf gladde steentjes te zoeken. Hij zocht ze zorgvuldig uit en bekeek ze aandachtig. Hij stak ze vervolgens in zijn tasje. En met zijn herdersstaf in zijn hand stapte hij naar Goliath toe… verteller 3 : Goliath moest eerst ontzettend hard lachen toen hij zag wie de Israëlieten op hem af hadden gestuurd. Maar toen hij de vastberaden ogen van de kleine jongen zag en de ‘stoute’ blik waarmee hij hem bleef aanstaren werd hij kwaad : Goliath :
« Ben ik soms een hond dat je met een stok op me afkomt ? Kom hier, snotneus, dat ik je in mootjes hak. Dan kan ik je vlees te eten geven aan de gieren ; dan hebben die vogels ook nog wat te eten vandaag. »
David :
« Jij komt met een zwaard, een lans en een schild. Ik komt tot jou met de naam van mijn Heer, die jij veertig dagen lang belachelijk hebt gemaakt. Vandaag geeft God jou aan mij : ik zal je verslaan. Ik zal je hoofd eraf hakken. De hele aarde zal weten dat God geen zwaarden en lansen wil. »
verteller 2 : De Filistijn kwam dichterbij. En kijk : David snelde op hem af, stak zijn hand in zijn tas, pakte er een steen uit en slingerde die weg. Hij trof de reus op zijn voorhoofd, tussen zijn ogen… verteller 3 :
En de reus stortte voorover neer, eerst op zijn knieën en dan plat op zijn buik. Alsof hij in aanbidding neerviel voor de God van Israël. David nam het zwaard van de reus uit zijn gordel en hakte met één houw zijn domme kop eraf.
verteller 1 : Door zijn eigen zwaard stierf Goliath. verteller 2 : De Filistijnen sprongen op en vluchtten weg . De Israëlieten vatten weer moed, ze juichten, en droegen David op hun schouders door het kamp. En Koning Saul wou meer over die jongen te weten komen… Wie is hij toch ? ? ?
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 4
♫
TUSSENZANG: HET LIED VAN DE HERDER EN DE REUS
__________________________
1. Wat zijn de steentjes waarmee jij op weg gaat, je kleine talenten, iets wat je goed kan. De reuzen in ’t leven, soms zijn er zoveel, ze dagen je uit, ze maken je gek.
(Peter Biesbrouck)
Hé, kom maar uit je grot, heb je niet gehoord dat reuzen te overwinnen zijn? Zoek je steentjes bij de beek neem ze mee voor als de reuzen komen. We kunnen ze heus de baas. 2. Want als je de stap waagt, dan zal men je zeggen: 'ga niet zonder pantser, bewapen je goed !' Maar pantsers zijn log en ze roesten zelfs vast: Je raakt niet vooruit, zo komt er niets van. 3. De reus werd geveld. Een herder werd koning. Het grote werd klein en het kleine werd groot. Zo ging het met David. Zo kan het met jou gaan zolang je het lef hebt: een hart dat gelooft ! UIT HET BELOFTEVOLLE EVANGELIE VAN LUCAS ______________________________ C5
Vandaag begint ook de advent. Dat is de voorbereidingstijd op kerstmis. Daarom willen we hier vooraan ook de eerste adventskaars aansteken,. En bij het licht van deze kaars lezen we al een stukje uit het kerstverhaal van Lucas. We lopen al een beetje vooruit op Kerstmis omdat we ook in dat verhaal over “herders in de velden rond Betlehem” horen, en zij hebben gehoord en gezien dat Jezus een beloftevolle pasgeboren jongen is, dat er iets in zit, dat hij ooit een Messias, een grote koning zal worden !
Pr.
Toen de engelen weer van hen waren weggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: `Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekendgemaakt.' Haastig gingen ze erheen en vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de kribbe lag. Toen ze het zagen, maakten ze bekend wat hun over dit kind was gezegd: Het was een goede boodschap, een grote vreugde voor het hele volk. Want met Jezus is in de stad van David de redder geboren; Hij is de Messias, de Heer. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat hun door de herders werd gezegd. En Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na.
TOELICHTING (PASTOOR) ____________________________________________
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 5
GELOOFSBELIJDENIS _______________________________________________ Pr.
Wij geloven dat wij God: onze Vader mogen noemen en dat die naam ons zoveel kracht kan geven dat we reuzengrote problemen aankunnen.
Al.
Wij geloven dat Hij ieder van ons roept bij onze naam om onze eigen weg te gaan . Dat Hij Zijn woorden en goede raad op onze levensweg gestrooid heeft opdat we niet verloren zouden lopen.
Pr.
Wij geloven in Jezus, die ook wel „zoon van David‟ werd genoemd.
Al.
Wij geloven dat Jezus als geen ander getoond heeft wat God, de Vader van ons verwacht: de zorgen en problemen van mensen zien, hen bevrijden en verzorgen, hen zomaar liefhebben.
Pr.
Wij geloven in Gods Geest
Al.
Die Geest is enthousiasme en creativiteit, Die Geest zorgt ervoor dat wij minder bang zijn dat we vertrouwen op Gods liefde voor de mensen. Zijn geest geeft ons een luisterend oor en een aandachtig hart zodat onze wereld langzaam vervuld kan worden van Gods warmte en geborgenheid.
NAAMOPGAVE ____________________________________________________ Pr.
Nu willen we echt overgaan tot de naamopgave. En hopelijk hebben jullie daar al goed over nagedacht. Want als je hier straks vooraan, luidop je naam zingt, dan beloof je aan God en aan deze gemeenschap van mensen, dat God op jou kan rekenen als Hij je bij die naam roept. Dan beloof je ook dat je de deur zal opendoen als Iemand klopt en vraagt of je naar buiten wil komen om te helpen, om te luisteren, om er voor elkaar te zijn.
De vormelingen komen nu per groepje naar voor en zingen hun naam :
♫
NAAMLIED
______________________________________________________
Je hebt het goed gehoord: wij vormen nu een kring een kralenkrans rond Jezus, Gods grote lieveling. We willen echt behoren tot die grote vriendengroep dus luister maar heel goed als ik mijn naam nu roep: ……
20121201_davidnaamopgave01.doc
(Peter Biesbrouck)
pag. 6
OFFERANDE / GEBED OVER DE GAVEN ____________________________________ Pr.
Vader, we zetten brood en wijn op tafel, als teken van de belofte, van een nieuw begin. We willen hiermee gedenken wat Jezus ons heeft voorgedaan en ons laten sterken door Jouw woorden en kracht. We willen ook ons geloof uitdrukken dat doet vermoeden dat er meer in het leven zit dan wat onze ogen kunnen zien, en onze oren kunnen horen. Kom dan in ons als Geest en inspiratiebron, sterk ons geloof en geef ons Jouw kracht zodat we mensen worden naar Jouw beeld en gelijkenis.
DANK- EN TAFELGEBED ______________________________________________ Pr.
Jouw verhaal, God, begint niet in grote paleizen of middenin een tempel. maar in Betlehem, de stad van het brood, bij een kleine herdersjongen die voor de schapen zorgde. Hij werd een fantastische leider, omdat hij had geleerd dat de zwakste schapen altijd het belangrijkst zijn.
Al.
Jouw verhaal, God, begint ook bij een onbekend meisje in een werkmanswoning, uit een familie zonder aanzien, getrouwd met een timmerman. Jouw verhaal, God, begint bij mensen aan de rand, herders rond de kribbe midden in de nacht, uitgestoten, ongeteld.
Pr.
Jouw verhaal, God, het verhaal van de wereld op zijn kop wie klein is, wordt de grootste van allen wie met lege handen staat, wordt overladen met gaven mensen zonder aanzien spelen de eerste rol; doven horen, blinden zien.
Al.
Toen al was Jij anders dan verwacht, maar tegelijk zo beloftevol, want je opende mogelijkheden voor een nieuwe toekomst. Je liet ons zien dat er veel meer in het leven zit dan wat wij er nu uit halen.
Pr.
Toen al vriend van kleinen, licht voor mensen met een ruwe stem, maar met een hart dat weent en lijdt. Hoop voor hen die altijd moeten zwijgen, onderdanig en beleefd zijn.
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 7
Le.
God, Jij die ons altijd weer bemoedigt, wij danken Je voor Jezus, Jouw stem, Jouw hart op onze aarde. Wij danken Je omdat Jezus trouw bleef aan de bijbelse droom: want hij bleef bij de herders zonder naam, bij de tollenaar en de zondaar, bij de mensen van goede wil, klein voor velen, groot voor hem.
Pr.
Jezus keerde alles om: Wie groot wil zijn, die geeft. Wie hem wil volgen, moet delen, en gaat de weg ten einde toe, het sterven iedere dag. Zo heeft Hij zich op de avond van zijn dood ook helemaal gegeven. Hij was zoals wij hier, met zijn vrienden aan tafel. Hij heeft het brood in zijn handen genomen en het voor zijn vrienden gebroken met de woorden: Neemt en eet hiervan, gij allen, dit is mijn lichaam dat voor jullie gebroken wordt. En op het einde van de maaltijd heeft Hij ook de beker wijn genomen. Hij heeft Jou opnieuw dank gezegd, God, en de beker aan zijn vrienden doorgegeven met de woorden: Neemt en drinkt hier allen van, dit is de beker van mijn bloed de beker van een nieuw verbond met God, gegeven tot vergeving van de zonden. Doe dit telkens weer om mij niet te vergeten.
Al.
Pr.
♫
Zo willen wij nu doen, hoop en vreugde delen. Zo willen wij proberen, om ook herders te worden, die zorgen voor elkaar en voor Gods schepping en die op weg gaan naar het land van recht en liefde. vandaag en alle dagen van ons leven
Daarom bidden we telkens weer dat zijn Rijk mag komen, zijn naam zou worden geheiligd, Daarom noemen we God bij zijn liefste naam: Onze vader
VADER VAN ALLE MENSEN
____________________________________________
(Peter Biesbrouck)
VREDESWENS ____________________________________________________ Pr.
Heer God, wij bidden Je, schenk ons Jouw vrede. Laat ze blijvend groeien in ons hart en geeft ons de kracht om die vrede in Jouw naam door te geven aan anderen.
Vrede voor alle mensen, Gods vrede, die wens ik jou. Laat ons toch samen bouwen opdat die vrede komen zou.
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 8
UITNODIGING TOT DE COMMUNIE _______________________________________ Pr.
♫
Als je straks naar voor komt en van dit brood wil delen, besef dan goed dat je daarmee zegt dat je in Jezus‟ voetspoor wil gaan, dat je geen reuzen uit de weg zult gaan, maar met vertrouwen en geloof gevormd wil worden tot beeld van God.
COMMUNIELIED
___________________________________________________
Een goeie koning vind je niet in één of ander chique paleis, in een koets met zeven paarden of met een peperdure kroon, Maar elke dag en overal zijn wij allen koning. Ons landje is soms klein en 't is zo moeilijk om een goede koning te zijn.
(Peter Biesbrouck)
Een koning naar Gods hart hoeft niet te regeren met wapens, goud of heel veel geld, met machtsmisbruik en grof geweld zodat men zich een heerser voelt want dat is niet wat God bedoelt. Als kroonprins van ons leven zijn wij geboren om als een herder mens te zijn met broederschap als kroondomein; een vriend van wie in nood verkeert; die als het beeld van God regeert. AANKONDIGING MEEGEVEN TIPS _______________________________________ ZEGEN _________________________________________________________ ZENDING EN ZEGEN ________________________________________________ Pr.
God, onze Vader, vandaag hebben onze vormelingen voluit “ja” gezegd op Jouw oproep. Geef hen nu de moed om zich enthousiast te blijven inzetten voor Jouw droom, en geef ook ons allemaal de kracht om deze jonge mensen verder te stimuleren in hun zoektocht naar Jou. ….
20121201_davidnaamopgave01.doc
pag. 9