EEN ICT-ONDERSTEUNDE LEEROMGEVING VOOR BEGINNENDE GELETTERDHEID Marc van Harten
Begeleiders: Joke Voogt Susan McKenney
2
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
Samenvatting Deze studie onderzoekt effect van de electronische leeromgeving PictoPal op de ontwikkeling van beginnende geletterdheid in het kleuteronderwijs. PictoPal ondersteunt het onderwijs in voorbereidend lezen en schrijven (stellen) voor 4-6 jarigen. Er is niet alleen gekeken naar de leerwinst van het softwareprogramma, maar ook naar de toepassingen in de klas. Uit onderzoeken van voorgaande jaren komt duidelijk naar voren dat de implementatie van Pictopal verbeterd kan worden. In het meest recent uitgevoerde onderzoek is er bewijs gevonden dat het programma leereffect heeft opgeleverd. Deze studie zal in een nieuwe omgeving verder gaan op voorgaande onderzoeken. Leerlingen (n=79) van de groepen 1 en 2 van een basisschool in Hengelo namen deel aan het onderzoek. De experimentele groep (n=40) doorliepen, onder begeleiding van ouders, 8 sessies met het programma PictoPal. De controlegroep (n=39) werkte zelfstandig 8 lessen met het software programma “Kijken en Kiezen”. Voorafgaand aan de sessies is bij zowel de experimentele als controlegroep de Picto-taaltest en de Picto-attitudetest afgenomen. Dezelfde testen zijn afgenomen na de interventie. De attitudes van docenten en toepassingen van PictoPal zijn onderzocht aan de hand van observaties en interviews. Analyses van de toets gegevens leveren bewijs op dat er leerwinst bestaat op de ontwikkeling van beginnende geletterdheid bij deelname aan PictoPal. Ook zijn er positieve ontwikkelingen op de attitudes van docenten en toepassingen in de klas te zien. Bij de attitude op taalgebied van leerlingen is er geen positief verschil te vinden.
Inleiding Geletterdheid is volgens Verhoeven & Aarnoutse (2003) te definieren als het vermogen om lezend en schrijvend te communiceren. Geletterdheid wordt hierbij ingedeeld in drie fasen:
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
3
1. Ontluikende geletterdheid 2. Beginnende geletterdheid 3. Gevorderede geletterdheid In de fase van beginnende geletterdheid – in de groepen 1 tot en met 3 – leren kinderen zich (verder) te orienteren op geschreven taal, herkennen ze de functies van geschreven taal, krijgen ze zicht op het verband tussen gesproken en geschreven taal, ontdekken ze het principe van het alfabetische schrift en leren ze de elementaire leeshandelingen uit te voeren. Ze leren niet alleen betekenis te verlenen aan een verzameling tekens, maar ook de betekenis in de tekens weer te geven. Ze leren met andere woorden hun gedachte aan papier toe te vertrouwen en schriftelijk met anderen te communiceren (Verhoeven & Aarnoutse, 2003). Voor jonge kinderen is er een explosie aan mediaproducten gekomen die invloed kunnen hebben op taalontwikkeling(Leu, Kinzer, Coiro & Cammack 2004; Postel & Stegers 2004). Geletterdheid in de 21e eeuw is dus meer dan teksten lezen. Het betekent in hoge mate het in kunnen schakelen van ICT-gereedschappen die door kinderen al heel jong worden gebruikt. Daarbij spelen film, foto’s, plaatjes, geluiden en interactieve combinaties daarvan een belangrijke rol. Leerlingen zijn volop bezig met schriftelijke en mondelinge communicatie met behulp van ICT. Scholen doen daar nog nauwelijks iets mee (Leu, Kinzer, Coiro & Cammack 2004; Postel & Stegers 2004). Onderzoek heeft aangetoond dat softwareprogramma’s wel degelijk de leerprestaties van beginnende geletterden kunnen bevorderen. Leerlingen die ICT-toepassingen gebruiken, kunnen leerwinst halen op het gebied van fonologisch bewustzijn (structuur van klanken in een taal), woordenschatontwikkeling, begrijpend lezen en spellen (Segers, Verhoeven, 2002). Lezen en schrijven kunnen bij goede inzet van ICT- middelen volgens Segers en Verhoeven (2002) ook verbeterd worden. Er zijn meer resultaten over ICT inzet bij beginnende geletterdheid. Zo kan zelfstandig werken in een computerhoek stimulerend werken voor de taalontwikkeling. Werken in twee- of drietallen in een computerhoek leidt tot intensieve mondelinge communicatie in de vorm van overleg- en samenwerkingsgesprekken (NAEYC, 1996). Als kinderen een probleem ervaren bij het werken met de computer is het goed ze daarover zelfstandig te laten discussiëren. Dat stimuleert mondelinge communicatie. Aanwezigheid van volwassenen wordt door kinderen vaak gevoeld als een inbreuk in hun wereld (Pramling & Samuelson, 2003). Mayer (2001) zegt over de woordenschat, dat leerlingen een begrip beter onthouden als ze woorden tegelijk met plaatjes krijgen aangeboden. Daarbij moeten die woorden en plaatjes dichtbij elkaar op het scherm staan. Woorden, geluiden en plaatjes die niets met de inhoud te maken hebben, kun je beter weglaten. Woorden die in verhaalvorm worden aangeboden leveren meer leereffect op dan losse teksten op het scherm. De docent heeft een belangrijke rol bij het integreren en toepassen van ICT in het taalonderwijs. Leerkrachten beschikken tegenwoordig wel over basisvaardigheden ICT, maar het ontbreekt hen aan didactische kennis en vaardigheden om ICT te integreren in hun lespraktijk (e.g.,Becker, Rawitz & Wong, 1999). Er zou in het onderwijs meer nadruk moeten liggen op de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van probleemoplossing, samenwerking en communicatie. Opvattingen van leraren blijken van grote invloed op de invoering van ICT in het onderwijs. Als leraren positief oordelen over ICT, zijn zij meer geneigd hiervan gebruik te maken. Uit onderzoek blijkt wel dat de didactische kennis en vaardigheden van de docenten aan het verbeteren is (ICT onderwijsmonitor, 2004). Volgens Drent (2005) wordt er verwacht dat ICT een belangrijke rol zal gaan spelen in de realisatie van nieuwe instructievormen waarin het accent ligt op het ‘leren van de lerende’. Begrippen als zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren van leerlingen staan in deze instructievormen centraal. Het is dus niet alleen van belang om te kijken hoe ICT en taal geïntegreerd kan worden in het bestaande curriculum, maar ook naar mogelijke toepassingen in de klas. Daarbij is het belangrijk te
4
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
kijken naar attitudes van leerlingen en docenten op taalgebied en ten aanzien van ICT. In een samenwerkingsverband tussen Stichting Leerplan Ontwikkeling, Universiteit Twente en een aantal basisscholen in Enschede, werken onderzoekers en leerkrachten samen aan het gebruik en (her)ontwerp van didactisch ICT-materiaal voor beginnende geletterdheid. In dit kader is het educatieve softwareprogramma PictoPal ontwikkeld, een elektronische leeromgeving voor kleuters in de fase van beginnende geletterdheid. (Puffelen, 2004). PictoPal PictoPal is een elektronische leeromgeving voor kleuters in de fase van beginnende geletterdheid. PictoPal bevat half open en open activiteiten voor lezen en schrijven. Naast letters wordt in PictoPal gebruik gemaakt van pictogrammen. De activiteiten dragen bij aan vaardigheden die belangrijk zijn bij het voorbereidend lezen, zoals de relatie plaatje - woord, luisteren, leesrichting, manipuleren met woorden etc. Kleuters gebruiken pictogrammen om zelf te lezen en te schrijven. De activiteiten vinden plaats op de computer m.b.v. het softwareprogramma Clicker en in de klas. Het softwareprogramma Clicker is een tekstverwerker met spraakuitvoer, met onder het schrijfvenster die meestal letter-, woord- of andere lijsten bevatten; die via aanklikken getypt worden of aan andere gebeurtenis te weeg brengen zoals het openen van een ander venster, het tonen van een plaatje, geluid, filmpje of het openen van een ander programma. Alle cellen samen van een venster noemt men een grid.(zie figuur 1)
Figuur1. Voorbeeld van een grid.
Onderzoeksvragen Deze studie zal het effect van de elektronische leeromgeving Pictopal op de ontwikkeling van beginnende geletterdheid in het kleuteronderwijs onderzoeken. Afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor de taalontwikkeling bij kleuters in het basisonderwijs en steeds meer zijn Internet en ICT verweven met beginnende geletterdheid.Belangrijke vragen voor onderzoek in deze context zijn; op welke manier de computer het beste in het leerproces kan ondersteunen en hoe dit op een goede manier geïntegreerd kan worden met de bestaande taalmethodes. De aanleiding van het onderzoek komt voort uit onderzoek van voorgaande jaren. Een onderzoek van twee jaar geleden gaf, na vier computersessies met PictoPal, geen overtuigend bewijs aan de positieve bijdrage van het programma op het gebied van beginnende geletterdheid (van Puffelen, 2004). Vervolg onderzoek met een verhoogde frequentie van acht computersessies en een andere manier van implementatie toonde wel effect op de attitudes en vaardigheden van de leerling (Althanning, 2005) Tijdens deze studie zal er onderzocht worden of deze leerwinst op een andere school ook gevonden zal worden. Tevens wordt er gekeken naar de overdraagbaarheid van de leeromgeving. Een ander deel zal gaan over de toepassingen in de klas en of PictoPal daadwerkelijk gekoppeld wordt een off- computeractiviteit. Naar aanleiding van bovenstaande zullen de volgende vragen centraal staan in dit onderzoek:
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
5
Hoofdvraag 1: Boeken leerlingen in de experimentele groep die met PictoPal werken daadwerkelijk leerwinst ten opzichte van de leerlingen in de controle groep? - Is er verschil in leerwinst tussen de experimentele en controle groep? - Bestaat er verschil in leerwinst tussen jongens en meisjes in de experimentele en controle groep? - Bestaat er verschil in leerwinst tussen jonge en oudere leerlingen in de experimentele en controlegroep? Hoofdvraag 2: Is er sprake van verandering in attitude na invoering van het project PictoPal? - Treedt er verandering op bij de attitude van leerlingen op taalgebied? - Verandert de attitude van docenten m.b.t. ICT? - Verandert de attitude van docenten m.b.t taal? Hoofdvraag 3: Op welke wijze wordt PicoPal toegepast? - Hoe verloopt de interactie tussen kind en computer? - Hoe verloopt de interactie tussen ouder en kind? - Hoe verloopt de interactie tussen kind en de klas?
Methode Respondenten Aan dit onderzoek namen 79 leerlingen deel uit de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. De leerlingen zijn afkomstig uit vier klassen van een basisschool in Hengelo. De respondenten zijn verdeeld over een experimentele (n=40) en controlegroep(n=39). De groepen zijn gematcht op groep1/groep2 indeling, de scores op de CITO Taaltoets voor kleuters en geslacht. Docenten (n=4) en ouders (n=11) namen ook deel aan het onderzoek. Instrumenten Voor het onderzoek, dat deels experimenteel en deels beschrijvend van aard is, zijn de volgende instrumenten gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Picto-taaltoets De Picto-taaltoets, toetst de vaardigheden van leerlingen op gebied van beginnende geletterdheid.Deze toets is ontwikkeld op de UT en gevalideerd door een taaldeskundige. De testitems op de Picto-taaltoets zijn gebaseerd op vier van de tien tussendoelen voor beginnende geletterdheid. Deze vier tussendoelen lenen zich het beste voorvoor computerondersteunde training van lees- en schrijfactiviteiten door kinderen in de fase van beginnende geletterdheid: • Functioneel schrijven en lezen. Geschreven taal gebruiken voor communicatieve doeleinden (briefjes, kaarten, lijstjes e.d.) • Functies van geschreven taal. Kinderen maken kennis met functies van geschreven taal en leren deze hanteren. • Relatie tussen gesproken en geschreven taal. Kinderen ontdekken dat gesproken taal in schrift kan worden vastgelegd en vice versa. • Taalbewustzijn. Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden en maken onderscheid tussen de vorm en de betekenis van woorden. Van de vier hierboven genoemde doelen is functioneel schrijven en lezen uitgewerkt in 9 testitems. Functies van geschreven taal in 4 items. Relatie tussen gesproken en geschreven taal in 2 en taalbewustzijn eveneens in 2 testitems. De PictoPal taaltest bevat in totaal 17 items, op ieder item kan een score van 0 of 1 gehaald worden. In figuur 2 zijn voorbeelden van testitems op taalvaardigheid in de Picto-taaltoets weergegeven.
!
6
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
" #$
%
./ $
$
'
()
$
& &
*
+" ,
-
&
$
+0 &$
'
(
*
1
+2
-
4
3
,
4
#
-
&
$
4 +6 ,
5
$
7 '
-
- 7
&
(
Figuur 2. Voorbeelden van testitems op taalvaardigheid in de Picto-taaltoets.
De interne consistentie van de taaltoets is berekend met Cronbach’s alpha (Swanborn 1994). De pretest van de Picto-taaltoets laat een acceptabele, maar vrij lage interne consistentie zien (Cronbach’s = .65) Op de natest is deze nog iets lager (Cronbach’s = .63). Picto-attitudetest De Picto-attitudetest toetst de attitude van leerlingen op beginnende geletterdheid. Aan de hand van 27 items over taal worden de attitudes getest. De vragenlijst bestaat uit vier onderdelen, schrijven ( 7 testitems), lezen ( 7 testitems), spreken (6 testitems) luisteren ( 7 testitems). In de vragenlijst geven de leerlingen antwoord door middel van 3 score mogelijkheden: 1 is blij, 2 is neutraal, 3 is helemaal niet blij. In Figuur 2 staan voorbeelden van testitems op het onderdeel schrijven van de Picto-attitudetest.
+3 3 ! 3 " 3
$ $ $ $
$ ( $ ( & ( (
Figuur 2. Voorbeelden van testitems op het onderdeel schrijven van de Picto-attitudetest.
(Cronbach’s
De interne consistentie van de attitudetest op devoortest en de natest is hoog. voortest = .77, Cronbach’s natest =.80)
Observaties Middels observaties wordt er gekeken naar de toepassingen van de electronische leeromgeving PictoPal in de klas. Twee groepen zijn geobserveerd om te zien of er verschil bestaat in toepassing van de electronische leeromgeving PictoPal bij een off-computeractiviteit. Ook is er gekeken naar de interactie van de leerlingen ten opzichte van medeleerlingen, die aan PictoPal deelnemen in de klas. De attitude van de docent op het gebied van ICT en taal is vastgelegd aan de hand van observaties. Een observatieschema is ontwikkeld om de bevindingen van de observaties duidelijk en schematisch in kaart te brengen. Het observatieschema telt 7 verschillende punten, enthousiasme van de docent, intensiteit van de activiteit in de klas, terugkoppeling van de computeractiviteit in de klas door docenten, organisatie van de activiteit, houding van de leerlingen die bezig zijn met de opdracht, houding van de leerlingen die niet aan de opdracht meedoen, en het bewustzijn van docenten op geletterdheid. In het observatieschema is met een 5 puntenschaal verwerkt, om bij elk van de 7 punten
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
7
een tendens van negatief naar positief aan te geven. Bij twee docenten zijn er 6 lessen gedurende ongeveer 20 minuten geobserveerd. Interviews Mede door het houden van interviews voor en na de interventie met de betrokken docenten is de attitude op gebied van taal en ICT beschreven. Door interviews te houden met docenten en betrokken ouders is de interactie tussen ouder en kind weergegeven. De interactie tussen kind en computer is eveneens met de interviews weergegeven. De vragen in dit gesprek zijn open en vooral gericht op de bevindingen van de docenten en ouders. In tabel 1 is aangegeven hoe de gebruikte instrumenten gerelateerd zijn aan de hoofd- en subvragen. Tabel 1. Instrumenten schema
Pictopal Pre/post test
Observaties
Vaardigheden
Docent
Attitude
Kind
Interview Ouder
Docent
Ouder
Leerwinst
Experimentele/ Controle groep Jongen/Meisje Jongere/ oudere
Implementatie
Attitude
Leerlingen Docent : ICT Docent: Taal Kind - computer Kind - ouder Kind - klas
Data analyse De resultaten van de pre/posttest zijn kwantitatief en worden geanalyseerd in SPSS. Er is gebruik gemaakt van de paarsgewijze t- toets (Moore& McCabe,1994) om de verschillen tussen vooren natoets te meten voor de experimentele en controle groep. Om de verschillen vast te stellen tussen voor- en natoets van jongens en meisjes, resp. jongere en oudere leerlingen is gebruik gemaakt van de Wilcoxon toets. Voor het bepalen van de betrouwbaarheid van de PictoPal toets is de interne consistentie berekend aan de hand van ‘Cronbachs alpha’ (Swanborn, 1994). De gegevens van de attitudetest zijn geanalyseerd door vergelijking van de pre en posttest met een paarsgewijze t-toets. Er is gekeken naar gemiddelden en standaarddeviaties van verschillende groepen, leeftijden en geslacht. De observaties en interviews zijn kwalitatief van aard en zijn gebruikt om veranderingen in attitudes van docenten en het gebruik van PictoPal in de klas te beschrijven. Verschillen en overeenkomsten van docenten zijn genoteerd en geclusterd om een helder beeld te krijgen. Procedure
8
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
De kwantitatieve gegevens zijn verzameld aan de hand een pretest-treatment-posttest. Deze werd zowel door de experimentele groep als de controle groep doorlopen. De pre- en posttesten zijn afgenomen door drie verschillende testafnemers. Experimentele groep Bij de leerlingen in de experimentele groep is voorafgaand aan de interventie een pretest afgenomen. De pretest bestaat uit de Picto-taaltoets en de Picto-attitudetest. Deze testen werden mondeling afgenomen in een tijdsbestek van ongeveer 20 minuten per leerling. Tijdens de interventie hebben de leerlingen 8 weken lang, eens per week en onder begeleiding van een ouder met PictoPal op de computer gewerkt. Tijdens deze sessies van 20 minuten werkten de leerlingen met opdrachten rondom thema “het weer”. Aan het eind van elke sessie print de leerling zijn opdracht uit. Dit product wordt als onderdeel van toepassing in de les gebruikt. Na de interventie is er een posttest afgenomen, bestaande uit de Picto-taaltoets en Picto-attitudetest. Controlegroep Bij de leerlingen in de controlegroep is voorafgaand aan de interventie ook de Picto-taaltoets en de Picto-attitudetest afgenomen. Tijdens de interventie hebben de leerlingen zelfstandig 8 weken lang, eens per week met het taal computerprogramma “Kijken en kiezen” gewerkt. Dit in een tijdsbestek van 20 minuten per sessie. Kijken en kiezen is een digitaal leesspel dat leerlingen stap voor stap meeneemt in de wereld van het schrift, van picto’s via klank-gebaar-koppeling naar meerlettergrepige woorden. Na de interventie is er net als bij de experimentele groep een posttest afgenomen met dezelfde Picto-taaltoets en Picto-attitudetest. De kwalitatieve gegevens zijn verzameld door observaties en interviews met betrokken docenten en ouders. Observaties In twee kleutergroepen is tijdens de periode van acht weken 6 maal geobserveerd om de interactie te bekijken van leerlingen die in de groep bezig zijn met de off-computer PictoPal opdracht. De attitude van docenten op gebied van taal en ICT zijn ook door middel van de observaties 6 onderzocht. Twee docenten werden hierbij geobserveerd. Elke observatie duurde 15 tot 25 minuten. Interviews De attitude van docenten op gebied van ICT en taal is ook door interviews onderzocht.Er zijn 2 interviews gehouden. Door interviews met betrokken ouders en docenten wordt de interactie tussen ouder en kind weergegeven. De interactie tussen kind en computer zal eveneens met de interviews worden beschreven. De interviews zijn bij twee docenten voor en na de interventie afgenomen. De ouders werden na 4 PictoPal sessies geïnterviewd en na afloop van de interventie. De interviews namen ongeveer een half uur per ouder in beslag. Resultaten1 Leerwinst PictoPal. Om antwoord te geven op de deelvraag of leerlingen in de experimentele groep, die met PictoPal werken, daadwerkelijk leerwinst boeken ten opzichte van de leerlingen in de controle groep is er een paarsgewijze t-toets uitgevoerd. De totaal score op de voor en de natoets zijn omgeschaald tot een score van 0 tot 1. Er is getoetst met een alpha van .05. Berekeningen van de verschillen tussen natoets en voortoets scores laten voor de experimentele groep significant hogere leerwinst zien ten opzichte van de controlegroep (experimentele groep: t (39)= -2.65 ,p = 0.012); controle groep: t(38) = 0.00, p=1.000) Leerlingen die met het programma PictoPal werken boeken dus leerwinst. In tabel 2 worden de gemiddelden en standaardafwijkingen weergegeven van de twee groepen. Tabel 2. Gemiddelden (M) en Standaardafwijkingen (SD) van de experimentele en controlegroep op de Picto taaltoets. 1
Alle materialen en databestanden zijn op te vragen bij de auteur
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid
N Experimentele groep Controle groep
40 39
M (SD) Voormeting .79 (.15) .81 (.14)
M(SD) nameting .85(.14) .81 (.12)
9
M(SD) verschilscore .06 (.14) .00 (.17)
Om de deelvraag of er verschil bestaat in leerwinst tussen jongens en meisjes in de experimentele en controle groep te beantwoorden is gebruik gemaakt van de Wilcoxon toets. In de experimentele groep is de verschilscore tussen voor- en natoets significant voor de jongens (Z= -2.57, p=0.010), maar niet voor de meisjes (Z=-1.35, p=0.176). Bij de controlegroep zien we geen statistisch significante verschillen tussen jongens en meisjes. Tabel 3. Gemiddelden (M) en standaardafwijkingen (SD) van de experimentele en controlegroep bij leerwinst tussen jongens en meisjes.
N Experimentele groep Controle groep
Jongens Meisjes Jongens Meisjes
21 19 20 19
M (SD) voormeting .80 (.12) .79 (.18) .83 (.16) .78 (.12)
M(SD) nameting .86(.11) .84 (.17) .79(.12) .82 (.13)
M(SD) verschilscore .06(.09) .05(.18) -.03 (.20) .03 (.14)
Als we kijken naar verschilscore op voor- en natoets tussen groep 1 en 2, zien we in de experimentele conditie een statistisch significante verschilscore voor groep 2 (Z= -2.44, p= 0.015), maar niet voor groep 1. In de controleconditie zien we geen significante verschilscores voor zowel groep 1 als groep 2. Tabel 4. Gemiddelden (M) en standaardafwijkingen (SD) van de experimentele en controlegroep bij verschil leerwinst jongere en oudere leerlingen
N Experimentele groep Controle groep
Groep 1 Groep 2 Groep 1 Groep 2
19 21 18 21
M (SD) voormeting .73 (.12) .85 (.18) .75 (.16) .85 (.12)
M(SD) nameting .78(.11) .92 (.17) .76(.12) .84 (.13)
M(SD) verschilscore .04(.09) .02(.18) .05 (.20) .03 (.14)
Verandering attitude leerlingen De verandering in attitude op taalgebied bij leerlingen in de experimentele en controlegroep is ook met een paarsgewijze t-toets uitgevoerd. In tabel 5 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen van de experimentele en controlegroep af te lezen.Uit de resultaten blijkt dat de voormeting in de experimentele groep niet significant verschilt met de nameting (t(39)=1.31, p=0.197). Dit is ook het geval bij de voormeting en nameting bij de controlegroep (t(38)=0.72, p=0.475). Beide groepen scoren iets lager op de attitudetest. Tabel 5. Gemiddelden (M) en standaardafwijkingen (SD) van de experimentele en controlegroep op de Picto attitudetest.
N Experimentele groep Controle groep
40 39
M (SD) voormeting 1.71 (.34) 1.62 (.28)
M(SD) nameting 1.64 (.29) 1.57 (.35)
M(SD) verschilscore -0.05(.43) -0.07(.33)
Verandering attitude docenten m.b.t. ICT. De attitude van docenten ten opzichte van ICT is positief veranderd. Bij het afgenomen interview voor de implementatie van PictoPal waren docenten nogal sceptisch over het inzetten van ICT bij kleuters. Docenten gaven aan over weinig computervaardigheden te beschikken en mede hierdoor terughoudend te zijn bij het inzetten van dit middel. Ze zagen het nut van een open
10 Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid programma als Pictopal niet in en voorzagen problemen, omdat het programma geen corrigerende functie kende. Bij afname van het interview na de PictoPal sessies, waren docenten erg enthousiast. Docenten waren positief verbaasd over de gemaakte producten van de leerlingen en het goede verloop van de ondersteuning door ouders. In de interviews kwam naar voren dat docenten graag met het programma verder willen en ook zelf materiaal willen gaan ontwikkelen. De, niet in het programma opgenomen, corrigerende functie zien de docenten als een extra uitdaging en mogelijkheid in PictoPal. De docenten willen ICT graag meer gaan toepassen in het onderwijs. Aan de hand van observaties van twee docenten zijn de toepassingen van PictoPal in de klas bekeken. Bij de toepassingen in de klas zien we eveneens positieve ontwikkeling op de attitude van docenten ten opzichte van ICT. In tabel 6 staan de bevindingen kort beschreven. Er is geobserveerd op enthousiasme van de docent, intensiteit van de off- computeractiviteit in de klas, terugkoppeling van de computeractiviteit en organisatie van de opdracht. De observatiemomenten zijn van les 3,4 van 5,6 en 7,8. In het observatieschema is ook een 5 puntenschaal verwerkt om de tendens van de observaties weer te geven.
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid 11
Tabel 6. Overzicht observatieresultaten van de attitude van docenten ten opzichte van ICT en Taal
Les 3&4
Les 5&6
Les 7&8
* Docenten zijn terughoudend over de toepassing van opdrachten in klas. *Zien de opdrachten in de klas meer als een verplichting. * Er wordt veel tijd besteed aan de opdracht. * Docent geeft aan goed voorbereid te willen zijn op de eerste lessen.
* Zijn erg enthousiast over de producten en stralen enthousiasme uit op de leerlingen. Citaat: “Jullie mogen nu zelf dit mooie vakantiekaartje sturen!”
* Docenten stralen enthousiasme uit doordat de toepassingen in de klas soepel verlopen. *Er wordt over nieuwe ideeën van opdrachten gedacht. * Docenten geven veel ruimte voor eigen creativiteit van leerling. * Bij beide groepen loopt de geplande tijd uit.
Terugkoppeling Computer-activiteit
* Docenten leggen geen link met de computeractiviteit.
* Er wordt bewust een relatie gelegd met de computeractiviteit. Citaat: “Vertel eens wat jullie op de computer hebben gedaan?”
Docenten starten beiden de les, met terugkoppeling naar de computeractiviteit.
Organisatie
* Door goede voorbereiding verliep de les soepel. * Organisatie is gericht op het product en niet met het uiteindelijke doel van alle lessen. * Docenten zijn veel bezig met de organisatie en verliezen het doel uit ogen. * Het valt op dat docenten te veel bezig zijn met het uiteindelijke product. De tussendoelen van Cito voor beginnende geletterdheid worden vergeten.
* Rommelige lessen door type opdracht en matige voorbereiding.
* Lessen lopen “gesmeerd”. Docenten lijken meer gewend aan de didactische werkwijze bij toepassingen van ICT in de klas.
* Er wordt duidelijk gewerkt me de verschillende functies van geschreven taal tijdens de opdracht. * Docenten besteden nog te veel aandacht aan het product; het maken van een vakantiekaartje.
* Docenten werken met de tussendoelen voor beginnende geletterdheid. * Zijn bezig met de relatie woord, Picto en betekenis.
Enthousiasme
Intensiteit
Bewustzijn geletterdheid
* Door druk programma wordt er minder tijd besteed aan opdrachten in de klas.
* De docent benut verschillende gesprekssituaties om de taal en het denken van de kleuters optimaal te stimuleren.
12 Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid Verandering attitude docenten m.b.t. taal. Na onderzoek blijkt dat de attitude van docenten met betrekking tot taal nauwelijks veranderd.Bij het afgenomen interview voor de interventie werd snel duidelijk dat de school veel bezig is met taalonderwijs. De school doet veel om de beginnende geletterdheid bij de kleutergroepen te bevorderen. Docenten besteden hier veel aandacht en zijn zich bewust van het belang om de leerlingen te stimuleren bij de ontwikkeling van beginnende geletterdheid. In het interview kwam wel duidelijk naar voren dat docenten ICT middelen nauwelijks inzetten in het taalonderwijs. Dit willen de docenten wel graag en hopen dat de implementatie van PictoPal een goed begin is. Bij het interview na de PictoPal sessies werd duidelijk dat docenten de inzet van ICT als een goed hulpmiddel beschouwen. De manier waarin docenten met taal bezig zijn en denken is niet veranderd. Het bewustzijn van geletterdheid bij de activiteiten in de klas is middels het observatieschema onderzocht. De mate waarin docenten zich bewustzijn van de geletterdheid tijdens de activiteiten is beschreven en vastgelegd door een 5 puntenschaal (Zie tabel 6, bij bewustzijn geletterdheid). Interactie kind/computer De interactie tussen kind en computer is beschreven aan de hand van de interviews met de betrokken ouders. Bij het eerste interview, na 4 sessies, gaven ouders aan dat leerlingen uit groep 1 veel moeite hebben met het gebruik van de muis. De essentie van de opdracht viel hierdoor af en toe weg. De leerlingen uit groep 2 hebben hier geen moeite mee. In het interview kwam na voren dat de leerlingen het erg leuk vonden om bezig te zijn op de computer en met behulp van geluid beeld en woorden de verschillende opdrachten te doorlopen. De ouders vertelden dat de spaakuitvoer van Clicker niet optimaal is. De leerlingen vonden de stem raar. Verder bleek dat de leerlingen erg aandachtig bezig waren met het programma. Ouders merkten dat leerlingen het fijn vonden dat ze via het animatiepoppetje uitleg kregen over de opdrachten, waarbij sommige leerlingen zelfs begonnen te praten tegen het poppetje. Bij het tweede interview, na de acht sessies, kwam naar voren dat het probleem met het gebruik van de muis niet meer speelde. De leerlingen uit groep 1 kunnen de muis goed bedienen. Leerlingen van groep 1 vonden de opdrachten 6, 7 en 8 wel erg moeilijk. De ouders vonden over het algemeen dat de laatste opdrachten alleen voor groep 2 geschikt zijn. Ouders merkten bij de leerlingen dat de laatste 3 opdrachten erg complex en lang waren. De leerlingen konden zich moeilijk concentreren tegen het eind van de opdracht. De leerlingen raakten wel gewend aan de “rare” stem. Interactie ouder/kind De interactie tussen ouder en kind is onderzocht aan de hand van interviews met de docenten en betrokken ouders. De docenten ervaren de begeleiding door ouders als zeer positief. De ouders kunnen met de kinderen werken en individuele aandacht geven bij de opdracht. Docenten geven aan dat de interactie mogelijkheid tussen kind en ouder een positieve bijdrage levert op de ontwikkeling van beginnende geletterdheid. Wel wordt er opgemerkt dat er veel verschil bestaat in begeleiding. Er zijn veel ouders die intensief met de opdrachten bezig zijn, maar een aantal nemen het ook iets minder serieus en maken de opdrachten met de leerlingen snel af. Ook is er verschil te merken in de manier van corrigeren. Er zijn ouders die de leerlingen erg veel corrigeren en leerlingen weinig zelf laten ontdekken en ouders die de leerlingen laat ontdekken en corrigeren als het echt mis loopt. Veel ouders voelen zich erg betrokken bij het programma PictoPal en voelen zich verantwoordelijk voor het verloop van de sessies. Ouders gaven zelf aan dat ze het erg leuk vonden om met de leerlingen deze opdrachten te doen. Doordat ouders zowel groep 1 als groep 2 leerlingen begeleiden vonden ze het soms wel moeilijk om de in hun ogen juiste begeleiding te geven. Het verschil in niveau tussen deze groepen wordt erg groot gevonden. Interactie kind/klas In dit onderzoek is ook gekeken naar de interactie tussen het kind in de klas. Middels observaties en een interview na de interventie met de docenten is onderzocht hoe deze interactie is verlopen.Docenten gaven aan dat de leerlingen erg enthousiast waren over de opdrachten in de klas. De producten van de computeractiviteit, zoals het maken van een vakantiekaartje, schrijven van een brief konden makkelijk ingepast worden in de les en maakte veel indruk op de leerlingen. In kringgesprekken luisterden de leerlingen die niet aan het woord waren aandachtig mee. In het
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid 13
interview kwam naar voren dat leerlingen die bijvoorbeeld een gedicht voorlazen het over het algemeen spannend en leuk vonden om te doen. De docent moest af en toe wel enige ondersteuning bieden. De docent vertelden wel dat de opdrachten in de klas bij sessie drie en vier rommelig verliepen, waardoor de aandacht en concentratie bij de leerlingen niet optimaal was. De interactie in de klas is ook geobserveerd. Er is gekeken naar de houding van de leerlingen die daadwerkelijk bezig zijn met de opdracht en naar de houding van leerlingen die niet bezig zijn met de opdracht. De bevindingen zijn te lezen in Tabel 7. Tabel 7. Overzicht observatieresultaten van de interactie tussen het kind en de klas.
Houding leerlingen: Opdracht doende
Houding leerlingen: Kijkers
Les 3&4
* Leerlingen zijn afgeleid, doordat de lessen erg rommelig zijn. * Aantal kijkers wil iets anders gaan doen.
* Leerlingen weten niet goed wat ze met de opdracht aanmoeten. Citaat leerling: “maar ik kan toch nog niet lezen”
Les 5&6
* Doordat alle kinderen een vakantiekaartje maken zijn ze allemaal veel bezig. * In het kringgesprek duurt het te lang voor sommige kijkers. * Houding is erg positief. Leerlingen komen aan bod in het kringgesprek en mogen het kaartje maken.
Les 7&8
* Leerlingen luisteren en nemen actief deel aan het kringgesprek. * De brieven die voorgelezen worden vinden de leerlingen leuk. * Leerlingen gingen op in het eigen gemaakte verhaal. * Leerlingen waren erg enthousiast en opgetogen over de eigen gemaakte brief.
Discussie en aanbevelingen In deze studie stond de vraag centraal in hoeverre PictoPal daadwerkelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid bij kleuters. Daarnaast is er ook gekeken naar verandering in attitudes op gebied van taal bij leerlingen en taal en ICT bij docenten en op welke wijze Pictopal wordt toegepast. De resultaten laten zien dat er bewijs is gevonden dat het bijwonen van 8 computersessies met PictoPal en toepassingen in de les, leerwinst heeft opgeleverd met betrekking tot de beginnende geletterdheid. Leerlingen die met PictoPal werkten scoorden significant hoger dan leerlingen die met een ander taal computerprogramma werkten. Uit verdere analyses bleek bovendien dat jongens en leerlingen uit groep 2 die met PictoPal werkteneen significant betere score op de natoets haalden in vergelijking met de voortoets. Voor meisjes en leerlingen uit groep 1 was het verschil tussen voor- en natoets niet significant verschillend. Een zorg is de lage interne consistentie van de Picto-taaltest. Het is erg moeilijk aan te geven welke oorzaken voor de lage interne consistentie een rol hebben gespeeld. Mogelijk zijn er verschillen in het toekennen van scores bij de verschillende testafnemers. Het is van belang dat in vervolg onderzoek gekeken wordt naar de vragen die lastig zijn om objectief te scoren. Als we kijken naar verandering in attitude van leerlingen op taalgebied zien we geen significante verschillen. De scores op de PictoPal attitudetest verschillen nauwelijks bij vergelijking van voor- en natest. Hier zou een mogelijke verklaring kunnen zijn, dat het aantal vragen van 27 erg veel is voor kleuters. Bij de testafname konden de leerlingen ongeveer tot de helft van de attitudetest de concentratie er bij houden. Aanpassing van het aantal vragen zou overwogen moeten worden.
14 Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid We zien wel positieve verschillen bij de attitude van docenten ten opzichte van ICT. Er werd nogal sceptisch aangekeken tegen ICT als middel om de beginnende geletterdheid te bevorderen. De docenten zijn na de 8 sessies veel positiever gaan denken over het inzetten van ICT. De docenten zijn enthousiast en willen graag verder met PictoPal. De begeleiding door ouders vinden de docenten een erg goede manier om de computersessies te ondersteunen. De attitude ten opzichte van taal is nauwelijks veranderd. In de interviews kwam naar voren dat taal en in dit specifieke geval, de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid erg belangrijk is in de school. Er wordt veel aandacht aan besteed en docenten vinden het belangrijk om aan deze ontwikkeling te werken. Uit de observaties bleek wel, dat de mate van bewustzijn ten opzichte van geletterdheid positief veranderde bij de opdrachten die in de klas. Bij de interactie tussen kind en computer zien we dat leerlingen uit groep 1 nog niet goed met de muis om konden gaan tijdens de eerste Pictopal sessies, dit verbeterde na een aantal computeropdrachten aanzienlijk. De leerlingen waren erg enthousiast over PictoPal en vonden het erg leuk om d.m.v geluid beeld en woorden al spelend met de ontwikkeling van beginnende geletterdheid bezig te zijn. De interactie tussen ouder en kind werd door de docenten als erg positief ervaren. Docenten vonden de individuele begeleiding door de ouder erg nuttig. Het verschil in soort begeleiding door ouders werd wel opgemerkt door de docenten. Ouders gaven aan dat er erg veel verschil bestaat in niveau tussen groep 1 en 2, waardoor het erg moeilijk is de juiste begeleiding te geven. Onderzoek bij meerdere scholen kan bekijken op welke manier de begeleiding het beste vormgegeven kan worden en het verschil tussen groep 1 en 2 onderzoeken. De interactie tussen het kind en de klas verloopt bij de eerste activiteiten in de klas wat moeizaam, doordat de lessen niet optimaal verlopen. Leerlingen zijn hierdoor snel afgeleid. Bij latere activiteiten zien we een positieve stijging van de interactie tussen kind en klas. Zowel leerlingen doende met de opdracht als kijkers waren erg enthousiast en niet snel afgeleid. Een aantal belangrijke aanbevelingen voor eventueel vervolg onderzoek zijn; het onderzoeken of de leerwinst door PictoPal alleen geboekt wordt bij scholen met veel leerlingen van allochtone afkomst. Er zou mogelijk een vaststaand lesprogramma voor activiteiten in de klas ontwikkeld kunnen worden. Ook is het belangrijk een handleiding te ontwikkelen voor begeleiders. Deze geven dan op een zelfde manier begeleiding. Het huidige onderzoek vindt geen positieve resultaten op de leerwinst van Pictopal. Toch blijft het belang van computerondersteunende activiteiten op het gebied van beginnende geletterdheid overeind staan. Natasi & Clements (1994) zeggen, dat jonge kinderen door computergebruik niet alleen hun motorische vaardigheden verbeteren, maar ook betere resultaten halen op het gebied van creativiteit, probleemoplossend denken, kritisch denken en zelfvertrouwen. Ook kunnen Leerlingen die ICT-toepassingen gebruiken, kunnen leerwinst halen op het gebied van fonologisch bewustzijn (structuur van klanken in een taal), woordenschatontwikkeling, begrijpend lezen en spellen (SIIA, 2000). Verder onderzoek naar het effect van programma’s als PictoPal is van groot belang om ICT middelen bij beginnende geletterdheid verder in te voeren. Onderzoek zou zich daarbij veel meer moeten uitbreiden op mogelijke vormen van toepassingen in de klas. Scoter (2001) zegt hierover dat computeractiviteiten het beste resultaat behalen wanneer het gekoppeld is aan een offcomputeractiviteit. Eventuele struikelblokken zullen er altijd blijven bestaan, waarbij iedere school weer zijn eigen problemen tegenkomt. Belangrijk is het enthousiasme waarmee de leerlingen, docenten en ouders aan het programma hebben gewerkt. Leren moet namelijk leuk zijn, dan stijgt het rendement vanzelf.
Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid 15
Referenties Aarnoutse, C., Verhoeven, L. (red) (2003). Tussendoelen gevorderde geletterdheid. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Althanning, A. (2005). Integratie en implementatie van ICT ter ondersteuning van de beginnende geletterdheid. Bachelor afstudeeropdracht. Toegepaste Onderwijskunde Universiteit Twente. Becker, H.J., Rawitz, J.L. and Wong, Y.T. (1999). Teacher and Teacher-directed Student Use of Computers and Software. Irvine: University of California Drent, M. (2005). Van transitie naar transformatie: op weg naar innovatief ICT-gebruik op de Pabo Proefschrift. Enschede: Universiteit Twente. ICT onderwijsmonitor (2004). 7 jaar onderwijs en ICT. Verkregen op 3 juni 2006 via http://www.iva.nl Leu, D.J., Jr., Kinzer, C.K., Coiro, J., & Cammack, D.W. (2004).Toward a theory of new literacies emerging from the Internet and other information and communication technologies. In: R.B. Ruddell, & N. Unrau (Eds), Theoretical models and processes of reading (5th ed., pp. 1570-1613). Newark, DE: International Reading Association. Mayer, R. (2001) Multimedia learning. Cambridge: Cambridge University Press. Moore, D.S., & McCabe, G,P. (1994). Statistiek in de praktijk: Theorieboek. Schoonhoven: Academic Service. NAEYC (1996): Technology and young children, ages 3 through 8. Binnengehaald 12 juni 2006 van http://www.naeyc.org/resources/positionstatements/pstech98.htm Nastasi, B. K., & Clements, D. H. (1994). Effectance motivation, perceived scholastic competence, and higher-order thinking in two cooperative computer environments. Journal of Educational Computing Research, 10, 3, 249-275. Osch, M. van (2000). ICT in het onderwijs. Het proces naar succesvol ICT-gebruik. Binnengehaald 6 november 2002 van http://ICTbeleid.kennisnet.nl/bijlagen/ICT_in_onderwijs_scriptie/ Postel, M., & Stegers, E. (2004). Groei computers vergt meer vertrouwen bij docenten. Amsterdam: TNS-NIPO. Pramling, S. & Samuelson, I. (2003). The role of ict in the cognitive, social and emotional development of young children. Paper presented at: Early Learning in the knowledge society. Brussels: European conference. SIIA (2000). 2000 Report on the effectiveness of technology in Schools. Washington: SIIA Scoter van, J., Ellis, D.M., & Railsback, J. (2001). Technology in Early Childhood Education: Finding the Balance. Naperville, IL.: NWREL.
16 Toepassingen van ICT in de fase van beginnende geletterdheid Segers, E., & Verhoeven, L. (2002). Multimedia support of early literacy learning. Computers and Education, 29, 207-221. SIIA (2002). 2000 Report on the effectiveness of technology in Schools. Washington: SIIA Swanborn, P.G.(1994). Methoden van social-wetenschappelijk onderzoek. Meppel: Boom. Van Puffelen, C. (2004). De computer als didaktisch gereedschap bij beginnende geletterdheid. Bachelor afstudeeropdracht, Toegepaste Onderwijskunde, Universiteit Twente.