Een pasgeboren baby wordt achtergelaten voor de deur van een kathedraal. Een man vangt een glimp op van de jonge vrouw die de baby daar heeft neergelegd. Vanaf dat moment zullen deze drie levens voorgoed veranderen. Heen en weer geschoven tussen opvanggezinnen en slachtoffer van mishandeling en verwaarlozing, vindt Shannon eindelijk een stabiel thuis bij pleegmoeder Miranda. Toch voelt Shannon dat ze, om echt rust te vinden, op zoek moet gaan naar haar afkomst. Hierbij wil ze vooral een antwoord op de vraag die haar achtervolgt: waarom een moeder haar pasgeboren kind vrijwillig achterlaat. Op onnavolgbare wijze verweeft Marjorie Celona de levens van Shannon en haar wanhopige moeder Yula en laat zo een aangrijpend verhaal over identiteit, afkomst en vergiffenis tot leven komen. ‘Een hartverwarmend debuut.’ – the new york times ‘Een levensles over verlies, familie en identiteit. Waarom geeft ruimte aan een krachtige en zeer talentvolle nieuwe schrijfster.’ – o, the oprah magazine
Celona Waarom.indd 1
Marjorie Celona volgde een schrijfopleiding aan de universiteit van Iowa en was de winnaar van de Ailene Barger Barnes Prize. Eerder schreef ze diverse korte verhalen. Marjorie Celona is geboren en getogen op Vancouver Island en woont in Cincinnati. Waarom was genomineerd voor de Scotiabank Giller Prize en is een van Waterstone’s Favorites 2013.
18-04-13 09:54
Celona Waarom.indd 2
18-04-13 09:54
Marjorie Celona
Waarom leesfragment verschijnt 13 juni 2013
Vertaald door Anke ten Doeschate
2013 de bezige bij amsterdam
Celona Waarom.indd 3
18-04-13 09:54
Voor mam
De vertaler ontving voor Y een subsidie van de Canada Council for the Arts. Cargo is een imprint van Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam
Copyright © 2013 Marjorie Celona Copyright Nederlandse vertaling © 2013 Anke ten Doeschate Oorspronkelijke titel Y Oorspronkelijke uitgever Free Press, New York Omslagontwerp b’IJ Barbara Omslagillustratie © JPagetRFphotos / Alamy Auteursfoto Bettina Strauss Vormgeving binnenwerk Peter Verwey, Heemstede Druk Pantheon Drukkers, Velsen-Noord
isbn 978 90 234 7929 1 (boek) nur 302 www.uitgeverijcargo.nl
Celona Waarom.indd 4
18-04-13 09:54
y
De perfecte letter. Vorkbeen, een weg die zich opsplitst, het lege wijnglas. Ik, met uitgestrekte armen en mijn voeten in de eerste positie. Het chromosoom dat de helft van de mensheid niet bezit. De een na laatste letter van het alfabet: we zijn er bijna. Met een m ervoor wordt het een persoonlijk voornaamwoord. Een preutse x die haar benen bij elkaar houdt. Het vredesteken op zijn kop. Vogelsporen in het zand. y, een Griekse letter die pas aan het Latijnse alfabet werd toegevoegd toen de Romeinen in de eerste eeuw Griekenland veroverden. Een dubbelagent: klinker en medeklinker.
Celona Waarom.indd 5
18-04-13 09:54
deel i
1 Mijn leven begint bij de y. Na mijn geboorte word ik daar voor de glazen deuren achtergelaten. Hoewel er een bordje met ‘gesloten’ hangt, ziet een man die op de parkeerplaats zit te wachten precies wat er gebeurt: mijn moeder, een vrouw in een marineblauwe overall, komt met een grijs bundeltje achter Christ Church Cathedral vandaan. Op deze vroege zomerochtend loopt ze gebogen tegen de kille, klamme wind in. Haar mond staat open, net alsof ze iets schreeuwt, maar het enige dat te horen is, is het geluid van de vogels. De wind blaast haar overall strak tegen haar lichaam, zodat de man de contouren van haar slanke benen en dikke buik kan zien. Met haar bruine werkschoenen loopt ze zijn kant op. Haar overall zit onder de olievlekken en haar schoenen zijn veel te groot. Ze is een kleine, tengere vrouw. Toch heeft ze zulke brede schouders dat de man haar in eerste instantie voor een jongen houdt. Haar donkerbruine haar is in een knotje samengebonden en ze heeft een felle blik in haar maangrijze ogen. Haar gezicht heeft grove, mannelijke trekken en daardoor iets gemeens. Ondanks de kou parelt er zweet op haar voorhoofd. De man ziet dat ze bij de oprit naar de parkeerplaats blijft staan en opkijkt naar de hemel. Ze denkt na. Uit haar starende blik spreekt vastbeslotenheid en angst tegelijk. Ze doet een stap naar voren en kijkt om zich heen. De straat baadt in een roze-gouden zonlicht. Een watervliegtuig vliegt met veel lawaai laag over. De straat, de stoepen en het spiegelende glas van de gebouwen zijn nog nat van de regen van de voorbije nacht. Mijn moeder luistert naar het
Celona Waarom.indd 6
18-04-13 09:54
vliegtuig en de vogels. Als iemand haar ziet, zal ze de moed verliezen. Ze kijkt weer omhoog. De ochtendhemel is blauw als een pauwenveer. De man probeert haar gezicht beter te zien. Hij is die ochtend vroeg uit Langford vertrokken. Het was nog zo donker dat hij de bomen niet eens kon onderscheiden. Hij woont diep in de bossen waar hij de hemel niet kan zien. Pas op de snelweg ontvouwt die zich. Langs de weg naar zijn huis reiken de sparren tientallen meters de lucht in. De toppen raken elkaar, waardoor het net een tongewelf lijkt. Deze weg is als het schip van een kerk, denkt hij telkens als hij erop rijdt. Ingenomen, te ingenomen met deze vergelijking kijkt hij dan naar de bogen, de lichtbeuken, de dwarsbeuk, het koor en de bomen. Hij draait het raampje omlaag, voelt de wind langs zijn gezicht en door zijn haren strijken en rijdt de snelweg op, waardoor hij eindelijk de hemel ziet en snelheid kan maken. Het landschap wordt uitgestrekter, de bomen worden steeds korter naargelang hij de stad dichter nadert. Dan gaat de brede snelweg over in Douglas Street. Hij passeert bushokjes en rijdt onder de boog van de straatlantaarns door. Hij passeert de autodealer waar hij ooit heeft gewerkt, de 7-Eleven, Thompson’s Foam Shop, White Spot, Red Hot Video, en dan is hij in het centrum. Hier zijn geen bomen meer, maar kan hij eindelijk de zee ruiken. Als hij meer tijd had, zou hij naar de kaap rijden om bij Dallas Road de zon te zien opkomen. Hoewel de dag nog maar amper is begonnen, staan de vrouwen al in ongelooflijk strakke spijkerbroeken met opgestoken duim te wachten op de komst van mannen in modderige pick-ups en gedeukte personenwagens. Hij rijdt langs de Dairy Queen, Traveller’s Inn, de City Hall van knalrode baksteen en het Eaton Centre. Rond het middaguur zal deze straat, die hij zo goed kent, zijn vergeven van bleke, dikke kinderen met dreadlocks tot op hun knieën die zitten te trommelen en om kleingeld vragen. Een man met een oranje muts zal op zijn trompet blazen. Nog later zal de McDonald’s op de hoek volstromen met jonge daklozen in gescheurde, met veiligheidsspelden bij elkaar gehouden spijkerbroeken, met bandana’s, ooglapjes en grote
Celona Waarom.indd 7
18-04-13 09:54
rugzakken die buiten tegen de muur worden gestald, met magere, gevlekte pitbulls en ratjes die uit mouwen schieten, slaapzakken, en plastic bekers. En verder zijn er de bejaarden, tal van bejaarden die zich een weg banen door de troep op deze straten, de blinden, de zeemeeuwen, Crystal Gardens, Helm’s Inn, de totempalen. Maar nu de man langs het park richting de ymca rijdt, is er geen ander voertuig te bekennen. Het is nog zo vroeg dat het voor de meeste mensen geen ochtend maar nacht is. Op de parkeerplaats zit hij verscholen in het felle licht van de opkomende zon op de bijrijdersstoel van zijn bestelbusje. Hij ziet hoe mijn moeder mijn wang kust – een heimelijk pikken als van een schuwe vogel – en dan snel over de helling naar de ingang loopt, waar ze me voor de glazen deuren neerlegt en er snel vandoor gaat. Ze kijkt niet om, zelfs niet één keer, maar de man ziet hoe ze de hoek omslaat naar Quadra Street. Nu ze niets meer in haar armen draagt, loopt ze snel en lichtvoetig. Bij het kerkhof naast de kathedraal verdwijnt ze uit het zicht. Het is 28 augustus om kwart over vijf ’s ochtends. Opeens bestaat mijn moeder niet meer voor mij. De man kan het wel uitschreeuwen, zo graag zou hij willen dat ik hier niet ben. Al zijn hele leven is hij degene die alles ziet. De zakdoek bijvoorbeeld die uit de tas van een oud vrouwtje valt waarmee hij dan, zwaaiend als een vlag, de halve straat moet af rennen. Hij hoeft maar te knipperen met zijn ogen of hij ziet wel iets wat hem liever was ontgaan: een vergeten lunchpakketje, de soep van de dag die als ‘seop’ wordt gespeld, de lakschoen die op het punt staat om in poep te stappen. ‘Wacht! Pas op, man!’ Alle oneffenheden en onvoltooide zaken. En mij. Ik ben zo klein dat het woord minuscuul in hem opkomt als hij bij me neerhurkt en zich over me heen buigt. Omdat het zo vroeg op de dag nog fris is, heeft mijn jonge moeder me in een grijze sweater met duimsgaten gewikkeld. Ik ben bloot, slechts een paar uur oud en heb een gele teint: een klein, geel ding. De man slaat de sweater een stukje open en speurt naar een briefje of kwetsuren. Aan mijn voeten blijkt alleen een Zwitsers zakmes te liggen. Mijn hoofd is zo groot als een flinke aardappel.
Celona Waarom.indd 8
18-04-13 09:54
De man probeert te bedenken wat hij moet zeggen als hij zo op de deur zal bonzen en om hulp zal roepen. ‘Hallo! Er ligt hier een baby! Zijn moeder heeft hem achtergelaten! Terwijl ik zat te wachten tot de deuren open zouden gaan, heeft ze de baby hier neergelegd. Een jonge meid, ik ben altijd zo slecht in leeftijden, maar ik denk een jaar of achttien. Er ligt hier een baby! O, daar heb ik niet naar gekeken...’ Hij kijkt nog een keer. ‘Een meisje.’ Er wordt een bescheiden zoektocht gehouden. De politie arriveert en de man legt een verklaring af. Hij vertelt dat hij Vaughn heet en ’s ochtends altijd graag als eerste bij de y op de stoep staat. Dat ziet hij als een wedstrijdje. ‘Je moet ergens de eerste in zijn,’ zegt hij tegen de agent. Ze kijken elkaar aan en lachen net iets te lang en net iets te hard. Vaughn draagt zijn gebruikelijke kloffie: een marineblauwe trainingsbroek met een witte streep, een t-shirt met een print van een zeilboot en nieuwe, witte sportschoenen. Hij is begin dertig, zo’n een meter tachtig lang en hij heeft het tanige lijf van een marathonloper. Hij heeft een woeste bos rood haar en laat een sikje staan. Tijdens het gesprek met de agent krabt hij eraan, omdat hij jeuk heeft aan zijn kin. ‘Wat hebt u gezien?’ Inmiddels is Vaughn gewend aan de rol die hem in dit leven is toebedeeld: hij is de ziener. Als twee auto’s op elkaar botsen, weet hij twee minuten van tevoren al dat dat gaat gebeuren. Hij voorzag de scheiding van zijn ouders nadat zijn moeder een pruilmondje had getrokken toen haar vader op een feestje een schuine mop had verteld. Hij was nog maar negen jaar oud geweest, maar had het als een teken gezien. Het is niet moeilijk om voorspellingen te doen, als je het zo moet noemen. Het is een kwestie van observeren. Als je op de juiste plek staat – bijvoorbeeld van bovenaf – hoef je geen helderziende te zijn om te weten dat twee mensen die recht op elkaar afkoersen, met gebogen hoofd en hun handen in hun zakken, uiteindelijk op elkaar zullen botsen. ‘Wat hebt u gezien, meneer?’
Celona Waarom.indd 9
18-04-13 09:54
Vaughn zwijgt even voordat hij antwoord geeft. Hij heeft het gevoel dat de tijd vertraagt en dat hij wegzweeft. Van bovenaf ziet hij het totaalplaatje. Hij weet hoe het met me zal aflopen als mijn eigen moeder me grootbrengt. Dat lijdt geen enkele twijfel. Het was niet de bedoeling dat hij haar zag. Het was niet de bedoeling dat hij in actie kwam. Hij heeft de blik in mijn moeders ogen gezien. Hij heeft die eerder gezien bij andere vrouwen. Hoe het ook met me afloopt, hij weet dat ik beter af ben zonder haar. ‘Wat hebt u precies gezien?’ Uiteindelijk noteert de agent het signalement van mijn moeder, maar er klopt niets van. Vaughn vertelt hem dat ze kort, blond haar had, maar in werkelijkheid was haar haar donkerbruin en in een knotje samengebonden. (Als ze het los draagt, valt het tot op haar schouders.) Hij zegt dat ze was gekleed in een rode joggingbroek en een witte sweater – de kleding die hij zelf de dag ervoor droeg – en dat ze er niet uitzag als iemand die dakloos was. Gewoon een bang, jong meisje. ‘Misschien een studente,’ verklaart hij. ‘Sportief gebouwd.’ Inmiddels staan er zo’n twintig mensen op de parkeerplaats voor de y. Een dame wurmt zich tussen de agenten en mensen in trainingspakken door. Ze zwaait met haar armen en doet haar mond wijd open. ‘Mijn kindje,’ gilt ze, waarna ze een leeg bierblikje met een klap op de grond zet. Haar hoofd trilt. De agenten rollen met hun ogen, net als Vaughn. Het is de centendame die steevast op je afkomt als je geld in de parkeermeter stopt. ‘Hé, heb je wat centen?’ vraagt ze dan. Haar haar lijkt op dat van die pruiken bij Safeway die je aanschaft als je bent vergeten om een kostuum voor Halloween te kopen. Als ze vleugels had, zou ze er bijna etherisch uitzien. Mijn eerste babyfoto haalt meteen de krant. ‘Pasgeboren vondeling. Politie belooft af te zien van strafvervolging.’ Vaughn knipt het artikel uit en plakt het op zijn koelkast. Hij schaamt zich voor een van zijn uitspraken – ‘volgens mij is het een wanhoopsdaad’ – en de tranen staan hem in de ogen als hij een citaat van Vincen-
Celona Waarom.indd 10
18-04-13 09:54
tius a Paulo leest dat door een van de verpleegkundigen van het kinderziekenhuis is aangehaald: ‘Deze kinderen behoren op een bijzondere manier toe aan God, omdat ze door hun vader en moeder in de steek zijn gelaten. Je kunt hun nooit te veel liefde geven.’ ‘Volgens mij is het een wanhoopsdaad.’ Vaughn ademt in. Zijn uitspraak doet hem ineenkrimpen en hij zou willen dat hij niets had gezegd. Hij gaat aan het voeteneind van zijn bed zitten en verwacht dat de telefoon elk moment kan gaan rinkelen. De politie zal de moeder onderhand wel hebben gevonden. Het is en blijft tenslotte een eiland. Ze kan geen kant op. Als ze haar eenmaal hebben gevonden, zullen ze zich vast afvragen waarom het signalement niet klopte. De hele dag blijft hij op het bed naar de telefoon zitten staren. De hele nacht houdt hij zijn blik op het toestel gericht. ’s Ochtends gooit hij marineblauwe lakens over de gordijnroedes om het licht te weren en propt hij kranten in de spleet onder de deur. Hij slaapt een uur en droomt dat hij van vier hoog door een brandend gebouw naar beneden stort. Als hij wakker wordt, is het donker in de kamer. Zijn ogen branden. Als hij ze weer sluit, valt hij weer door het brandende gebouw naar beneden. Als hij neerkomt, zit er bloed onder zijn vingernagels. Op het nachtkastje staat een foto van zijn vriendin. Ernaast ligt een opgerold tijdschrift om spinnen mee dood te slaan, en een prisma. Als hij nu de gordijnen zou opendoen, zou zijn gezicht door een miljoen kleuren worden beschenen. Bij de buren speelt iemand piano. Belabberd. Achteloos. Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb het me niet helemaal juist herinnerd,’ zegt hij, hardop repeterend, maar de telefoon gaat niet. Hij reikt naar het tijdschrift en stoot het prisma om. Het valt op de grond, maar blijft heel. Hij legt het tijdschrift op zijn schoot en slaat het open. ‘Ik ben er soms niet helemaal bij. Vooral ’s ochtends. Ik heb haar vast verward met iemand die ik eerder die ochtend of de dag ervoor heb gezien.’
Celona Waarom.indd 11
18-04-13 09:54
Hij kijkt naar de telefoon. Hij legt een kussen op zijn ogen en probeert op zijn rug te slapen. Hij probeert op zijn buik te slapen. Als een woelmuis probeert hij zijn hoofd in het beddengoed te begraven. ‘Het spijt me,’ zegt hij tegen de lege slaapkamer en tegen het beeld van mijn moeder dat in zijn geheugen staat gegrift. ‘Het spijt me als ik iets verkeerds heb gedaan.’ Uiteindelijk plakt hij het krantenbericht in een van de plakboeken die hij op de koelkast bewaart en probeert hij mij, mijn moeder en zijn leugen te vergeten. Ergens weet hij dat mij te vondeling leggen een daad van liefde was. Ergens weet hij dat hij zich er niet mee had moeten bemoeien. Een wildcard, een tikkende tijdbom. Ik zou iedereen kunnen zijn. Ik zou overal vandaan kunnen komen. Ik ben kaal en heb een wazige blik in mijn ogen, alsof ik apathisch of achterlijk ben. Ik weeg bijna twee kilo en word in een couveuse op de nicu gelegd. Ik blijk sporen van marihuana in mijn bloed te hebben, maar niet van speed of crystal meth. Er worden röntgenfoto’s van mijn borst gemaakt, ik krijg een hielprik en mijn urine wordt onderzocht. Ik heb geen longontsteking, ik ben niet besmet met het hiv-virus. Ik krijg wel een antibioticakuur voor een ontsteking aan mijn navelstreng. Dit wordt ook vermeld in een laatste oproep in de krant waarin mijn moeder wordt verzocht zich te melden. ‘Waarschijnlijk is ze ziek en gebaat bij behandeling,’ meldt een van de artsen. De antibiotica doen hun werk, mijn moeder komt niet opdagen en het Bureau Jeugdzorg eist de voogdij op. Een van de verpleegkundigen in de nachtdienst noemt me Lily. Ze heet Helene en is vijfentwintig jaar. Ze heeft kastanjebruin haar tot op de schouders dat krult als het regent, een volle pony, een rond gezichtje en een kleine mond. Als ze pauze heeft, zingt ze zachtjes By a Waterfall voor me. There’s a whippoorwill that’s calling you-oo-oo-oo By a waterfall, he’s dreaming, too.
Celona Waarom.indd 12
18-04-13 09:54
Helene woont in een flat aan Esquimalt Road die uitkijkt over de oceaan. Ze bestudeert mijn gezichtje en vraagt zich af hoe het zou zijn als ze me in huis zou nemen en mijn moeder zou worden. In gedachten is ze haar flat al aan het herinrichten. Tussen het tweepersoonsbed en haar kledingkast zou nog net ruimte zijn voor een wieg. Een van de klapstoelen aan de keukentafel zou moeten plaatsmaken voor een kinderstoel. Ze zou een appeltaart voor me bakken terwijl ik toekijk. Ondertussen blijft ze voor me zingen. Enkele weken later ontmoet Helene een man en loopt haar hoofd over. Daar is geen plek voor ons allebei. Ze trouwt met de man. Ze verhuizen naar Seattle. Ik ga van hand tot hand en word door vele armen gewiegd. Als ik ben aangesterkt en het ziekenhuis mag verlaten, word ik in een pleeggezin geplaatst. Mijn nieuwe ouders dopen me niet, omdat ze niet gelovig zijn. Ze noemen me Shandi. We wonen in een flatgebouw van bruine baksteen in een naamloos deel van de stad, aan een van twee zijstraten die twee naar het centrum leidende hoofdwegen verbinden. ’s Nachts luisteren we naar het verkeer dat over de ene weg richting het centrum raast en via de andere het juist verlaat. Op de volgende straathoek liggen een buurtwinkel, een winkel waar stofzuigers worden gerepareerd en een park met een tennisbaan. Gemeentewerkers arriveren elke ochtend om de openbare toiletten schoon te maken en de prullenbakken te legen. Aan het eind van de middag lopen jonge moeders met wandelwagens over het pad dat rechtstreeks naar de buurtwinkel leidt. ’s Avonds komt het park tot leven. Daklozen slapen op de bankjes en zetten hun tenten onder de sparren op. Dan verandert de tennisbaan in een marktplein waar drugs worden verhandeld. ’s Ochtends ligt hij bezaaid met naalden, dozen met half genuttigde maaltijden van kfc en een vergeten slaapzak. In het weekend spelen tieners van de nabijgelegen middelbare school er weleens een potje tennis. Af en toe pauzeren ze om een joint te roken. Maar verder is het een prachtig park met reusachtige rododendrons, taxushagen in
Celona Waarom.indd 13
18-04-13 09:54
de vorm van gigantische gomballen en kornoeljes, dichtbegroeid met sneeuwwitte bloesem. Verspreid over het kale gazon staan een paar atlasceders die met hun lange, neerhangende takken wel wat van treurwilgen weg hebben. Mijn pleegvader heet Parez, maar iedereen noemt hem Par. Hij neemt genoegen met de weinige medische gegevens die er over mij bekend zijn, maar mijn moeder Raquelle speurt mijn gezicht en lichaam af, op zoek naar afwijkingen. Op de avond dat ze met mij thuiskomen, staan de buren – die zelf drie pleegkinderen hebben (‘Het verdient goed,’ hadden ze gezegd) – te wachten in hun keuken met een stoofschotel met tonijn. ‘Deze heeft geen vader of moeder,’ zegt Par tegen hen als hij me laat zien. Hij zet me neer op de keukentafel alsof ik een prijskip ben. ‘Ze komt van de maan, zo uit de hemel.’ Hij maakt een pirouette met zijn armen in de lucht. Hij is blij en trots. In de maanden die volgen voedt Raquelle me bevend lepels bouillon, geprakte wortel met kaneel en uiteindelijk ook blokjes cheddar. Urenlang stopt ze dingen in mijn mond en kijkt ze toe hoe ik erop kauw. In de keuken hangt een zure lucht doordat er ergens in het fornuis een gaslek zit. De donkere keukenkastjes ruiken naar kurkuma en kerrie. Op het versleten linoleum liggen een paar groezelige kleedjes. Ik zit in een oranje kinderstoel, draag een wit slabbetje vol vlekken en pak het eten uit Raquelles sierlijke handen. Ze is een lange, magere vrouw met steil, zwart haar en een hoekig gezicht. Ze is vierendertig jaar. We luisteren naar Lionel Ritchie op een kleine draagbare radio. In het weekend neemt ze me mee naar het Leger des Heils en St. Vincent’s, waar ze uit grote stapels kleding dingen uitkiest om te passen. Ik lig in mijn kinderwagen en ruik het goedkope wasmiddel in de kleding en de doordringende lucht van leer, afkomstig van de rekken vol versleten, zwarte schoenen. Als tiener heeft Raquelle een hypofysetumor gehad, waardoor ze onvruchtbaar is geworden. Maar ze heeft altijd kinderen gewild. Ze bestudeert haar kuiten en gespierde voeten in de spiegel in de paskamer. Daar brengen we vele uren door.
Celona Waarom.indd 14
18-04-13 09:54
Ik huil weinig. Al in de eerste week ontdekt Par dat ik in slaap val als hij het volkslied zingt. Dat was het enige wat hem te binnen schoot toen Raquelle zei dat hij een slaapliedje voor me moest zingen. ‘Ooo Ca-na-daaa,’ neuriet hij. Zijn gezicht is zo rond als een strandbal. Hij heeft een dikke, bijna komische snor en peper-enzoutkleurig haar dat hij in een korte paardenstaart heeft samengebonden. Acht jaar geleden is hij naar Canada gekomen om er een restaurant te beginnen en met Raquelle te trouwen. Het restaurant heet eenvoudigweg Par’s. Zijn Engels gaat weliswaar vooruit, maar hij denkt nog steeds dat ‘true patriot love’ één woord is. Hij zingt het snel en weet niet wat het betekent. ‘Ze wordt later vast model,’ zegt Raquelle beslist, omdat ik zo’n lange lijs ben. ‘Een topmodel. Een superster!’ ‘Nee joh,’ zegt Par. Hij heeft me op zijn arm, terwijl Raquelle op het balkon de vloerkleedjes uitklopt. Hij is tien jaar ouder dan zij en meent te weten hoe hij mij kan opvoeden tot een vlijtig en zelfverzekerd meisje. Zo mag Raquelle me geen roze kleertjes aandoen. ‘Ik wil dat ze een echt vak leert. Iets waarmee ze goed kan verdienen. Loodgieter of elektricien.’ Hij houdt de rammelaar voor mijn gezicht en ik grijp hem meteen vast. ‘Zie je hoe goed ze is met haar rammelaar? Misschien wordt ze wel een topsporter.’ Raquelle snuift. Ze schaamt zich voor zijn Engels. Als ze zichzelf in de spiegel aankijkt, krijgt ze soms het vreselijke gevoel dat ze niet met hem had moeten trouwen, dat ze een betere man had kunnen vinden. ‘Danseres,’ zegt ze. ‘Ik wil dat ze op ballet gaat. Dat mocht ik vroeger niet.’ ’s Avonds gaan Raquelle en ik met de bus naar het centrum. Dan bezoeken we Par in het restaurant. Met zijn stralende, ronde gezicht staat hij in een hagelwit overhemd met een rode vlinderstrik achter het tafeltje van de gastheer. Als we binnenkomen, verdwijnt hij in de keuken, waar hij een klein, amberkleurig cognacglas schoonmaakt en voor Raquelle raki inschenkt uit een fles die hij in het gootsteenkastje bewaart. Het restaurant heeft geen drankvergunning, want dat kan Par zich niet veroorloven. Raquelle gaat
Celona Waarom.indd 15
18-04-13 09:54
aan een rond tafeltje bij het raam zitten en voert me marascakersen uit een pot. Er zit maar één klant in het restaurant: een bejaarde man met diepliggende ogen en een huid als waspapier. Hij schikt tabak op een vloeitje, rolt een sigaret en kijkt naar ons. ‘Wat een mooie baby,’ zegt hij. Hij spreekt zacht en Raquelle moet zich naar hem toe buigen om hem te kunnen verstaan. ‘U mag wel trots zijn op uw gezin.’ Par staat achter ons. Zijn ene hand rust op Raquelles schouder en met de andere houdt hij een zwabber vast. ‘Dank u wel,’ zegt hij tegen de man. ‘Ze lijkt sprekend op u,’ zegt de man, terwijl hij naar mijn ronde gezichtje gebaart. Par leunt op de zwabber. De mannen wisselen een blik van verstandhouding. Buiten op straat is het stil. Het is tien uur. De lampjes op de luifel boven de bioscoop aan de overzijde van de straat flitsen door de ramen van glasblokken, waardoor de ruimte steeds met korte tussenpozen wordt verlicht. Het is een klein restaurant met slechts tien tafeltjes. Ze zijn keurig gedekt, met uitzondering van het tafeltje waar de man met de sigaret zit. Zijn servet ligt verkreukeld op zijn bord. Hij neemt nog een laatste slok water en bedankt Par voor de maaltijd. Op weg naar buiten knikt hij Raquelle en mij even toe. Hij zet zijn kraag op, steekt zijn sigaret in de deuropening aan en blaast de rook pas uit als hij de deur weer heeft gesloten. ‘Godzijdank,’ zegt Par, terwijl hij met een overdreven gebaar zijn voorhoofd afveegt. Hij wenkt zijn enige werknemer, een tienermeisje met een puist op haar gezicht. ‘Ga maar naar huis, Liesl. Tot morgen.’ Terwijl hij de vloer dweilt, blijven wij zitten. Ik denk vaak dat ik vast een ballerina met een loodgietersbedrijf was geworden als ik bij hen was gebleven. Maar na een jaar ging Pars restaurant failliet en bood zijn broer hem een baan aan in zijn vaderland. Hij is zichzelf niet meer. Kwaad. Hij vindt dat hij gefaald heeft, en in zijn ogen zijn Raquelle en ik daar het symbool van. Na zijn vertrek gaat Raquelle bij Scott’s, een restaurant in het centrum, in
Celona Waarom.indd 16
18-04-13 09:54
de bediening werken. Voor haar huwelijk werkte ze daar ook al. Ze houdt van de bankjes van roze vinyl en heeft de knappe kok gemist die haar ‘schatje’ noemt en haar handkusjes geeft. Het restaurant is vierentwintig uur per dag geopend. Als ze werkt, passen de pleegkinderen van de buren op me, in ruil voor frisdrank en stripboeken. We zitten op de brandtrap en ik speel met een cyperse kat die, als ik hem aai, met zijn tong van schuurpapier over mijn handje likt. De kinderen tillen me naar binnen en zeggen dat ik heel stil moet zijn. Voor hen ben ik als een cavia of een zuigvis – iets buitenissigs om in te porren en mee te experimenteren –, boeiend, maar in geen enkel opzicht een mens. Op een dag toont de kok van het restaurant Raquelle een wit poeder dat hij tussen duim en wijsvinger houdt. Ze neemt ervan en al snel gaat haar hele salaris eraan op. ‘Het spijt me enorm, superster Shandi,’ zegt Raquelle, terwijl ze met haar nagels op het bureau van de maatschappelijk werkster tikt. ‘Maar je nieuwe ouders hebben vast veel meer geld dan ik.’ Dat is waar. Julian en Moira laten me dopen en veranderen mijn naam in Shannon. Ze werken allebei als advocaat. We wonen aan Olive Street in een mooi, lavendelblauw huis met witte betimmering in een keurige buurt vlak bij zee. Sommige huizen in onze straat zijn zo ontworpen dat ze op schepen lijken, met patrijspoorten op de bovenverdieping en kromme, witte muren die aan door de wind opbollende zeilen doen denken. Ons twee verdiepingen tellende huis is groot en licht. De woonkamer heeft een lambrisering en er staat een piano. Een houten wenteltrap leidt naar een grote slaapkamer met een hoog plafond en een badkamer met een opgeknapt antiek bad op pootjes. Mijn slaapkamertje ligt ertegenover en is amper groter dan een cel. Er staan een wit ledikantje dat kraakt, een antieke commode en een kolenkachel die het niet meer doet. Het is kouder in dit gedeelte van de stad. De lucht is ziltig. Het ruik er naar zeewier. Het park aan de overkant van ons huis is overdag het domein van ouders met kinderen, maar na zons-
Celona Waarom.indd 17
18-04-13 09:54
ondergang is het er uitgestorven. We hebben een grote voortuin en een nog grotere achtertuin. In plaats van een hek staat er een stenen muur om de tuin. Alleen bij de voordeur wordt die onderbroken door een mooi afgewerkte, gietijzeren poort. Tussen het maaswerk zitten stukjes zeeglas. Een grote eik domineert de voortuin. In de achtertuin, die goed wordt onderhouden, leidt een pad van leisteen van het terras naar een houten tuinhuis met een schommelbank. Een week na mijn komst geven mijn nieuwe ouders een feest ter ere van mij. Ik lig in Moira’s armen te slapen, terwijl Julian en zij honderduit vertellen over baby’s die te vondeling worden gelegd. Ik ben inmiddels anderhalf jaar oud en hoewel ik al kan lopen en wat woordjes zeg, zie ik er met mijn kale hoofd nog steeds uit als een baby. Moira heeft een hoedje voor me gehaakt dat eruitziet als een klokjesbloem. ‘Sommige moeders,’ zegt ze, ‘denken dat hun baby bezeten is en zien geen andere uitweg dan hem te doden.’ Ze is lang en stijf en kijkt altijd ontevreden. Ze draagt haar krullende haar in een kapsel tot op de kaaklijn, heeft appelwangetjes en lichtbruine sproeten. Moira heeft iets moois – Scandinavische trekken en een bijna doorschijnende huid – maar ze heeft ook een achterdochtige blik. Op foto’s kijkt ze vaak niet in de camera. Vijf van haar collega’s staan bij haar in de woonkamer. Het zijn allemaal vrouwen. In de keuken bereidt Julian glühwein terwijl hij praat met een stel mannelijke collega’s met wie hij ook squasht. Uit grote, zwarte luidsprekers klinkt de soundtrack van de film Diva. ‘Had ik al verteld dat we het hebben nagekeken?’ zegt Julian, terwijl hij een kaneelstokje in de walmende pan gooit. Hij draagt het met bloemetjes bedrukte schort van Moira. ‘In de Verenigde Staten worden jaarlijks twaalfduizend baby’s in ziekenhuizen te vondeling gelegd. Dat is nog zonder de baby’s die bij het vuilnis worden achtergelaten.’ Hij gniffelt en de mannen verplaatsen hun gewicht van het ene naar het andere been. Vanuit het tweezitsbankje in de woonkamer kijkt Moira toe hoe
Celona Waarom.indd 18
18-04-13 09:54
haar man in de glühwein roert. ‘Wil je die afschuwelijke statistieken niet noemen?’ roept ze. Haar man is niet erg aantrekkelijk. Hij heeft een dikke buik, maar is verder veel te mager. Zijn haar staat rechtovereind, waardoor hij wel iets weg heeft van een egel. Dat wordt nog eens versterkt door zijn uitstekende kin en bolle wangen. Moira legt me bij een van haar collega’s op schoot en loopt naar de keuken om het vruchtengebak in de oven te zetten. Sinds mijn komst heeft ze zich op koken gestort en maakt stroopkoekjes met appelsaus voor me, naar een recept van haar moeder. Het feest duurt te lang en ik begin te jengelen. Julian draagt me naar boven en legt me weinig zachtzinnig in mijn ledikantje. Ik begin zo hard te brullen dat hij vijf minuten later terugkomt en me achter in de kast legt. ‘Hou toch je kop,’ mompelt hij als hij weer de trap af loopt. Een collega van Moira hoort hem en schenkt hem een kwade blik. Later, als iedereen aangeschoten is, pakt hij haar hand en zegt hij dat hij haar mooi vindt. Op zondag wandelen we als gezinnetje over Dallas Road naar de kiezelstranden, langs de grootste totempaal ter wereld, helemaal naar Ogden Point. Als het niet te koud is, wandelen we langs de branding. De zilte wind slaat tegen mijn gezicht en de geur van de zee blijft nog urenlang aan mijn huid kleven. Soms tilt Moira me op. Dan zet ik mijn voetjes op de turkooizen reling, strek ik mijn armen uit en laat ik me door de wind weer tegen haar aan blazen. Als mijn haar eindelijk begint te groeien, is het zo zacht en wit als maïspluimen. Ik draag Moira’s oude babykleertjes. Ze zijn ooit duur geweest en met de hand gemaakt en worden in een cederhouten kast bewaard. Ze maakt polaroidfoto’s van mij in fluwelen vestjes met zachte witte maantjes, corduroy-overalls en witgestreepte truien. Mijn haar fonkelt in het zonlicht. Ik zie er echt piekfijn uit. Als Moira kookt, neemt ze me op de arm en duw ik mijn lichaam in de holte boven haar heup. In de keuken is het licht gedempt. Dat vindt ze prettig. Moira buigt voorover en ruikt aan de stoom. Haar
Celona Waarom.indd 19
18-04-13 09:54
gezicht krijgt een blauwe gloed van het gasvlammetje. Ik strijk over haar zachte, sproetige wangen en draai haar krullen om mijn vingers. Haar haar is erg ruw. Het schuurt over mijn handjes. Ze houdt haar gezicht dicht bij het mijne. ‘Aah-bee-cee-dee-eee-effgee... En wat komt er dan?’ ‘Haa,’ zeg ik, en ze beloont me met een hapje van een zachte, witte aardappel. Voor mijn tweede verjaardag krijg ik van mijn ouders een hobbelpaard, een nachtlampje in de vorm van een vuurtoren en het verzameld werk van Beatrix Potter. Als Moira aan het werk is, neemt Julian me op de arm en speelt hij met zijn vrije hand piano. Ik probeer me altijd los te wurmen. Zijn benige handen zijn bedekt met haar. Hij houdt me veel te strak vast. Soms moet Moira ook ’s avonds werken. Dan wil Julian me met alle geweld leren lezen. We beginnen met Pat the Bunny en Goodnight Moon. Hoewel ik het leuk vind om het zachte, witte konijntje te aaien en ‘weltuste’ te zeggen, krijgt hij al snel genoeg van het lezen en van mij. Als zijn gezicht dicht bij het mijne komt en ik de blik in zijn ogen zie wanneer hij de woorden aanwijst en uitspreekt, begin ik te huilen. Hij heeft kleine tanden die verkleurd zijn van het vele koffiedrinken. De woorden lijken wel symbolen, een soort hiëroglyfen. Als hij het woordje ‘de’ aanwijst, staar ik hem aan en barst in tranen uit. Hij stopt me in bed, omdat ik met mijn dommigheid ons avondje heb verpest. ‘Ik kan het niet,’ zegt hij wanneer Moira die avond thuiskomt. ‘Ik kan er niet tegen dat ze de hele tijd huilt.’ Moira doet haar bloemetjesschort om en warmt een pan soep op. ‘Clint zei dat ik een lang weekend vrij mag nemen.’ Ze krabt met haar grote teen over haar kuit. Julian krimpt ineen. Hij vindt het vreselijk als ze dat doet. En hij vindt het ook vreselijk als ze over Clint begint. Steeds vaker moet ze ’s avonds werken. Als ze thuiskomt, hoor ik hoe ze op Julian inpraat en hem probeert te kalmeren. Ik staar naar de sterretjes die licht geven in het donker op het plafond bo-
Celona Waarom.indd 20
18-04-13 09:54
ven mijn witte ledikantje. Julian heeft me zo strak ingestopt dat ik amper adem krijg of mijn armen kan bewegen. Is ze soms blind? Is ze dom? Ik wil haar zeggen dat ik doodsbang ben voor Julian – om alleen met hem te zijn – maar ik kan nog niet goed praten. Ik staar naar haar gezicht. Ik huil en brul en stomp met mijn knuistjes tegen haar zachte buik. ‘Wat is er nou, kleintje?’ zegt ze. ‘Waarom ben je toch zo boos?’ Op een dag kondigt Julian aan dat hij een week weg moet. Moira neemt me mee naar Willows Beach. Ze zet me op een schommel en duwt me een paar minuten, totdat ze op haar tenen gaat staan en zwaait naar een man die op ons af loopt. Het is Clint, haar baas. Hij is lang en draagt een bordeauxrood overhemd, een smalle stropdas en een zwarte pantalon. Hij heeft scherp afgetekende gelaatstrekken en een lange, uitstekende nek als een reiger. Hij heeft een meisje van mijn leeftijd bij zich. Ze zal ongeveer tweeënhalf jaar zijn. We verschuilen ons achter de benen van onze ouders en staren naar elkaar, terwijl zij met elkaar praten. Het is een zelfverzekerd meisje met donker haar en donkere ogen, net als haar vader. Ik ben bang voor haar. Moira en Clint laten ons achter om samen te spelen terwijl zij een strandwandeling maken. We zien een kousenbandslang door het hoge gras kronkelen. Het donkerharige meisje achtervolgt hem totdat hij in de buurt van het speelterrein verdwijnt. Ze begint te huilen, waarna Clint terugkomt, haar ruw optilt en weer in de auto zet. Hij neemt Moira in zijn armen en geeft haar een zoen op haar wang. Dan bukt hij zich en kijkt me aan. Ik heb inmiddels sneeuwwit haar van een paar centimeter lang en draag een witte jurk. Clint glimlacht en zegt dat ik net een engeltje ben. Als hij wegrijdt in zijn auto, ziet Moira er opeens triest uit. Ze kijkt naar me alsof ik iemand ben die haar vaag bekend voorkomt. Bij een kraampje koopt ze een ijslolly met grenadinesmaak voor me. Ik doe mijn best om hem op te eten voordat hij smelt en er stukjes op mijn schoot vallen, omdat ik de leren autobekleding niet vies wil maken.
Celona Waarom.indd 21
18-04-13 09:54
Als Julian terugkeert van zijn trip, krijg ik een knuffelbeer met een roodgroen gestreepte sjaal. Moira krijgt een lange, mohairen jas. Op een avond hoor ik ze schreeuwen, gevolgd door een kille, harde klap. Daarna krijgen we Clint niet meer te zien. Als het mooi weer is, gaat Julian op de fiets naar zijn werk. Zijn koffertje bindt hij met snelbinders op de bagagedrager. Op een avond rijdt hij in het donker naar huis, een schim in een slecht verlichte zijstraat. Het regent en de temperatuur daalt snel, waardoor de voorruit van de auto die hem van achteren nadert, beslagen is. Bij de kruising mindert de auto vaart. Julian remt af voor het stoplicht. Als de auto rechts afslaat, raakt hij het achterwiel van Julians fiets, waardoor Julian de controle over het stuur kwijtraakt. Hij raakt de stoep en wordt met zo’n klap van zijn fiets gelanceerd dat hij nog een heel eind op zijn rug over het asfalt glijdt. Als hij uiteindelijk tot stilstand is gekomen, staat hij op en vervloekt hij de automobilist die inmiddels in het duister is verdwenen. Over de stoep fietst hij verder naar huis. Het bloed op zijn rug plakt als stroop aan zijn colbertje. Moira is niet thuis. Tussen de spijlen van mijn ledikantje door kijk ik naar hem. Ik ben drie jaar oud. Mijn haar is als een dikke bos van plukken wit katoen. Ik heb grote, blauwgrijze ogen. Als hij zijn jasje heeft uitgedaan, trekt hij zijn met donkerrood bloed besmeurde overhemd voorzichtig uit. Hij laat het op het tapijt vallen, loopt naar me toe, tilt me op en zet me neer op het bed dat hij met Moira deelt. Hij loopt naar de badkamer en komt terug met een natte handdoek en een pot vaseline. Dan gaat hij op zijn buik liggen en zegt dat ik zo zacht mogelijk met de handdoek over zijn rug moet wrijven. Hij grist de afstandbediening tussen de lakens vandaan, zet de tv aan en schakelt de videorecorder in. Ik speel met het bloed op zijn rug en strijk met mijn vingertjes over zijn ruggengraat. Hij kwakt wat vaseline op mijn hand en ik smeer het uit over het bloed. Ik verveel me en begin te jengelen, daarom probeert hij er er een spelletje van te maken. Ik moet cirkels, vierkanten, letters en getallen in de roze smurrie tekenen. Op de tv is Cat People
Celona Waarom.indd 22
18-04-13 09:54
te zien. We kijken samen terwijl ik over zijn rug wrijf. Als ik weer wakker word, is het al ochtend. Niet lang daarna ziet Moira dat ik een grote blauwe plek op mijn dij heb. Julian zegt dat hij moeite heeft om me vast te houden. Volgens hem wurm ik me steeds los en laat ik me dan op de grond vallen. Hij zegt dat hij me vaak smeekt om stil te zijn. ’s Nachts probeert Julian de herinnering te verdringen aan zijn eigen vader, die zijn benen tot bloedens toe met een riem geselde totdat hij uiteindelijk op zijn knieën viel. Hij is een getergd man die huivert als ik moet huilen. ‘Houdt ze nou nooit eens op?’ roept hij uit. Moira zit op de rand van hun grote bed en houdt haar hoofd in haar handen. Ze voelt zich schuldig over haar affaire en wil dat alles weer goed komt. Ze belooft het hem. Ze heeft ook geen keus. Hoewel ze zijn duistere kant kent, kan ze zich een leven zonder hem en zonder dit grote, mooie huis niet voorstellen. We spelen een spelletje dat zij ‘stilletje’ noemt. Voor elke minuut dat ik me helemaal stilhoud, word ik beloond met een blokje kaas. Als ik vijf minuten stilzit, krijg ik zelfs een blokje pure chocola met frambozensmaak. ‘Concentreer je, Shannon,’ zegt ze tegen me, met een pollepel tegen mijn knokkels tikkend als ik niet meer meedoe en toch begin te wiebelen. ‘Concentreer je, dan hoef ik je handje geen pijn te doen. Ik wil je handje geen pijn doen.’ Ik zou haar willen zeggen dat Julian me zo stevig vasthoudt dat het pijn doet en dat ik daarom zo wiebel, maar ik durf niet. Ik ben niet ondeugend, zou ik tegen haar willen zeggen. Ik heb alleen pijn. ‘Nu gaan we zeven minuten stilletje spelen. We gaan net zo lang door totdat het je tien minuten lukt. Goed?’ Ze zwaait met de pollepel alsof het een toverstokje is. Als ik voor controle bij de huisarts kom, ontdekt hij paarse duimafdrukken op mijn ledematen. Hij neemt Moira apart en drukt
Celona Waarom.indd 23
18-04-13 09:54
haar op het hart ervoor te zorgen dat Julian voorzichtig met me is. ‘Ze is een kleine druktemaker,’ lacht Moira, en de dokter lacht met haar mee. Moira zegt dat het komt door de trap en mijn wiebelbenen en door het feit dat ik me steeds uit Julians armen weet los te wurmen. ‘Het is een bijzonder meisje,’ zegt de huisarts. ‘Zorg goed voor haar.’ Bij het afscheid krijg ik een leeuwensticker. Als Moira en ik weer in de auto zitten, draait ze zich naar me om en zegt dat als ik niet beter stilzit, ik bij een ander gezin moet gaan wonen. Het langste woord in het Oxford English Dictionary is floccinaucinihilipilification. Het betekent: de handeling of gewoonte om iets als waardeloos te bestempelen. Dit is het laatste wat Julian me leert voordat ik in de armen van een maatschappelijk werkster word weggevoerd, mijn armpje in knalblauw gips. Een van mijn vingernagels blijft haken aan de rits van haar jas, scheurt af en laat er een bloedspoor op achter. Moira staat met een bleek gezicht in de deuropening. Haar ogen zijn leeg. Op de achterbank van de auto van de mevrouw ligt een oud videospelletje: Pac-Man. Met mijn goede hand speel ik ermee, samen met een jongen die ouder is dan ik. Hij dreigt me in mijn buik te stompen als de toetsen plakkerig worden. De mevrouw trekt de gordel van het autostoeltje zo strak aan dat ik amper adem krijg. Ze rijdt in een stationwagen met houten panelen waarvan de beige stoelen met een laag plastic zijn bedekt. De geur van vinyl is zo overweldigend dat ik ervan moet overgeven. De jongen geeft me een klap als hij ziet wat ik heb gedaan. Ik ben bang voor het donker. We worden aan de hand meegevoerd en lopen een trap met beklede treden af. Ik heb geen idee of we nu in een kerk of in een of andere kelder zijn. Aan de muren hangen houten kruisjes en overal staan plastic bekertjes met vegen lippenstift. Het ruikt er naar de Hamburger Helper. De man die mijn hand vasthoudt, lijkt op de zanger Raffi, maar hij heeft een barse stem en smerige nagels. Er staan vijftien bedjes, drie rijen van vijf, en we krijgen allebei een deken en een kussentje. Als hij mijn
Celona Waarom.indd 24
18-04-13 09:54
hand loslaat, vraag ik of hij wil blijven. Maar ik spreek te zacht en de ruimte slokt mijn woorden op. ‘Licht uit,’ zegt iemand. Een ander roept: ‘Ik wil niet naast deze smerige klootzak liggen.’ Weer een ander zegt: ‘Hou je kop.’ Dan wordt het stil. De jongen ligt in het bed naast het mijne. Als mijn ogen aan het donker gewend zijn, zie ik het oogwit in de zijne. We kijken naar elkaar en als ik mijn hand naar hem uitsteek, pakt hij die, ook al fluistert hij dat ik een baby ben. Zo vallen we uiteindelijk in slaap. De hele nacht blijft het een komen en gaan van mensen. De volgende dag word ik in een nieuw pleeggezin geplaatst. Ik ben het zesde kind in een huis met slechts vier bedden. Ik moet het onderste bed van een stapelbed delen met een meisje dat stinkt en nog in bed plast. Geen van allen horen we nog ergens thuis. De vrouw die hier de dienst uitmaakt, noemt me Samantha. Een poos denk ik ook echt dat dat mijn naam is. Ik leer het stinkende meisje om voor het slapen gaan in de badkuip te plassen. Vanaf dat moment zijn we vriendinnen. Haar moeder is in het kraambed gestorven. Het meisje speelt ’s nachts met mijn haar. Dat staat me nog het meest voor de geest: het gevoel van haar zachte nagels op mijn schedel, terwijl de kinderen in het bed boven het onze liggen te huilen.
Celona Waarom.indd 25
18-04-13 09:54
2
De man achter in de auto is mijn vader. Zijn broer zit achter het stuur en mijn moeder zit op de bijrijdersstoel. Ze heeft haar hand op haar buik gelegd. Haar vliezen zijn gebroken en vruchtwater sijpelt op de stoel en loopt in stroompjes langs haar dijen door het dikke, ruwe katoen van haar met olievlekken besmeurde overall. De broer van mijn vader bestuurt deze roestige, rode Mercury Meteor uit 1963 met een witte hardtop en rode, leren bekleding. Er zitten zoveel deuken in dat het lijkt alsof iemand zich er met een honkbalknuppel op heeft uitgeleefd. De verwarming doet het niet, dus mijn vader pakt het Mexicaanse dekentje dat over de gescheurde achterbank ligt en slaat het om mijn moeders schouders. De kilometerteller werkt evenmin, en de broer van mijn vader moet de snelheid schatten op zijn gevoel. Hij heeft er graag de vaart in. Ooit ging hij zo snel door een bocht dat het portier aan de passagierszijde openschoot doordat de scharnieren het niet hielden. Daar zitten ze dan in deze gammele oldtimer op de avond dat ik geboren zal worden: mijn vader Harrison, zijn broer Dominic en mijn moeder Yula. De zon is al ondergegaan en de leren stoelen zijn vochtig en glad van de kou. Yula’s buik is zo dik dat ze de afgelopen maand alleen nog in de smerige overall van mijn vader paste. De stof schuurt over haar huid. Ze moet klappertanden en gilt het uit als Dominic over een kuil rijdt. Slingerend en hobbelend rijden ze Mount Finlayson af. Yula zet haar voeten stevig op de grond om te voorkomen dat ze voorover valt. De weg leidt steil omlaag en er zitten geen gordels in de auto. Ze voelt de tranen in haar ogen en probeert die uit alle macht te bedwingen. Ze moet haar hoofd erbij houden. Er is geen tijd voor emoties. Dominic trapt het gaspedaal helemaal in, en met horten en stoten schakelt de auto naar de juiste versnelling, waarna hij naar voren schiet. Yula bekijkt hem vanuit haar ooghoeken. Het is donker in de auto, omdat het dashboard niet wordt verlicht en er langs dit deel van
Celona Waarom.indd 26
18-04-13 09:54
de weg geen straatlantaarns staan. Toch ontwaart ze de contouren van zijn gezicht. Dominic is een lelijke man met een kaalgeschoren hoofd. In elk opzicht is hij groter en lelijker dan Harrison. Hij heeft twee keer geprobeerd om haar in bed te krijgen. Hij voelt dat ze naar hem gluurt en kijkt op. Hij doet zijn mond open en ze ziet hoe zijn dikke, roze tong over zijn tanden glijdt. Zijn adem ruikt zoetig, naar bourbon. De auto telt nog een passagier: mijn halfbroer Eugene. Hij ligt in de kofferbak, gewikkeld in een oude trui. Mijn moeder bidt in stilte dat ze er snel zullen zijn. Tot nu toe heeft ze de weeën goed aangekund, maar nu voelt ze een heftige pijn in haar onderbuik die zich over de rest van haar buik en haar rug verspreidt. Haar onderbroek is doorweekt en ze wurmt zich in allerlei bochten om die akelige, kleffe kilte niet te hoeven voelen. Mijn vader legt zijn handen op haar schouders en houdt haar voorzichtig vast. Haar lichaam trilt en ze spuugt haar overall onder. Dominic kijkt vol afkeer toe en trapt het gaspedaal weer helemaal in. De wind giert rond de auto. Mijn moeder knalt tegen het portier, zo hard scheuren ze over de gevaarlijke weg, die als een slang door de koude, donkere nacht kronkelt. Vijf dagen voor mijn geboorte knielt mijn moeder, die dan zeveneneenhalve maand zwanger is, neer bij een bloembed om onkruid te wieden. De zomer loopt op zijn eind. Ze is achttien jaar. Haar vader Quinn zit in een ligstoel en rookt een pijp. Hij draagt een zonnebril met weerspiegelende glazen en heeft een rond, mollig gezicht, een witte baard die als een stijgbeugel zijn kin omhult en een haakneus. Hij schreeuwt naar Yula’s zoon Eugene, die heen en weer rent rond de bloembedden. Eugene vindt het leuk om de rondscharrelende kippen van de buren op te jagen of de grasmaaier te achtervolgen als Harrison er kriskras mee over het grasveld gaat. Mijn ouders, Yula en Harrison, wonen samen met mijn halfbroer Eugene in een blokhut van dennenhout op een perceel dat grenst aan het Goldstream Provincial Park, zo’n twintig minuten
Celona Waarom.indd 27
18-04-13 09:54
rijden over de Malahat, nabij de Finlayson Arm Road. Mount Finlayson torent uit boven de twee woningen op het perceel: een gebouw met een plat dak, muren die met cederhouten planken zijn afgewerkt en ramen die van vloer tot plafond reiken. Dit op Frank Lloyd Wright geïnspireerde huis heeft de strakke lijnen en het vele glas van het modernisme. De binnenmuren zijn bedekt met balken en planken, zodat het de bewoners niet kan ontgaan dat dit huis is ontstaan uit de bossen waarin ze zich bevinden. Hier woont mijn grootvader Quinn, een gepensioneerde visser en amateurstriptekenaar. Zijn linkerarm kan hij niet meer gebruiken nadat die door een vreselijk ongeval is verbrijzeld. De woning van Harrison en Yula bevindt zich zo’n vijftien meter in de richting van het riviertje. Het is een bescheiden blokhut, eveneens gemaakt van dennenhout. Aan de noordkant is het dak bedekt met een dikke laag mos. Quinn heeft de blokhut voor Yula gebouwd toen ze op haar zestiende Eugene kreeg. Hij legde een gazon aan, maakte een grindpad dat van het ene naar het andere huis leidde en plantte rozenstruiken en rododendrons. Maar afgezien daarvan worden ze door wildernis omringd: de reusachtige balsempopulieren en Amerikaanse elzen, het stroompje dat soms naar verrotting stinkt en dan weer wemelt van de glinsterende, zilverkleurige visjes die door het water schieten, klaar om te paaien, en de zeshonderd jaar oude douglassparren. Toeristen komen soms aanwaaien als ze verdwaald raken of tijdens een wandeltocht verkeerd zijn gelopen. Dan jaagt Beater, de hond van de buren, hun de stuipen op het lijf met zijn lage gegrom. Beaters baasje kweekt wiet. De andere buren, Joel en Edwin, hebben een schroothandel. Op hun vier hectare grote perceel wemelt het van de verroeste tractoren en auto’s. Maar wie kan dat nou zien? Je ziet hier de hemel niet eens. ‘Yula.’ Quinn hoest en zwaait met zijn goede arm naar mijn halfbroer. ‘Hou dat kind bij mijn rozen vandaan.’ Op goede dagen zien Quinn en Eugene elkaar als vreemde meubelstukken die door Yula bij de rest van het allegaartje in het huis
Celona Waarom.indd 28
18-04-13 09:54
zijn gezet. Eugene ziet zijn grootvader als een boekenplank die voor het raam is geplaatst en daardoor al het licht tegenhoudt. Quinn beschouwt de jongen als een voetenbankje dat midden in de kamer is gezet, een boobytrap waarover je struikelt, waardoor je je knie bezeert. Yula dartelt om hen heen, als een theedoek die stof wil vangen. Ze geeft hun soep en vraagt zich af waarom haar vader en haar zoon niet in elkaar zien wat zij in hen ziet. Vandaag verzamelt Eugene pissebedden. Met zijn kleine handjes schept hij er vier, vijf, zes in een jampot en schudt die zachtjes. Hij draagt een overall zonder shirt eronder en rode regenlaarsjes. Zijn zwarte haar is achter zijn oren gestreken. Terwijl Yula onkruid uit de aarde trekt dat ze achter zich op een grote stapel werpt, rent Eugene naar de rand van de tuin, waar hij zich onder een van de rododendrons verstopt en op de warboel van dode bloemen stampt. Quinn friemelt aan zijn pijp en staart naar de hemel. Snowbirds vliegen over de twee huizen, op weg naar Dallas Road voor een of andere festiviteit. De motoren maken zoveel lawaai dat hij zijn handen op zijn oren legt. Hij tikt met zijn voet tegen de ijzeren reling van zijn stoel, steekt zijn goede hand op en volgt de condenssporen in de lucht met zijn vinger. In zijn zak bewaart hij een flesje slaappillen en in een envelop op zijn bureau ligt een aan Yula gericht afscheidsbriefje. Mijn opa Quinn. Hoe is hij hier beland? Begin jaren zestig reisde hij per vrachttrein naar het westen, op zoek naar liefde en avontuur. Hij belandde op een vissersboot die voor de kust van Vancouver Island schelpdieren, zalm en heilbot ving. Een paar maanden verbleef hij bij de ymca in Victoria, maar toen hij mijn oma, een vrouw die Jo heette, leerde kennen, mocht hij in een Airstream-caravan aan de rand van haar perceel logeren. Dat was niet ver van de plek waar nu de dennenhouten blokhut van mijn ouders staat. Jo en Quinn spraken graag over boeken. Ze hielden allebei van James Thurber. Quinn droomde ervan ooit een strip in The New Yorker te publiceren. ’s Avonds lazen ze elkaar voor op de veranda. Ze maakten lange boswandelingen. Waar het pad
Celona Waarom.indd 29
18-04-13 09:54
breed genoeg was, liepen ze hand in hand. Soms was het uitzicht op Mount Finlayson zo adembenemend dat hun gesprekken stilvielen. Dan gingen ze zo op in het landschap dat opgeworpen stellingen vergeten werden. Uiteindelijk verkocht Jo de caravan en trok Quinn bij haar in. Mijn oma Jo was een broodmagere vrouw van amper anderhalve meter lang. Ze had een lange, sierlijke nek en hield haar hoofd altijd iets naar voren gebogen. Haar koffiebruine haar droeg ze op kinlengte en uit haar ogen met zware oogleden sprak een grote intelligentie. Ze had de grond jaren geleden geërfd en woonde er alleen, totdat Quinn zijn opwachting maakte. Ze was een opmerkelijke vrouw die moeilijk te plaatsen was. Sommigen dachten bij de eerste aanblik dat ze Egyptisch was. ’s Ochtends haalde ze altijd snel een kam door haar haar en liep ze het bos in in een flanellen overhemd en een corduroybroek waarvan de pijpen tot net boven haar bergschoenen waren omgeslagen. In haar hand hield ze steevast een thermosbeker met gloeiend hete koffie. Ze had maar één goede vriendin, Luella. Afgezien van haar en Quinn leek ze maar weinig met andere mensen of de buitenwereld te maken te willen hebben. ‘Ik hoor er niet bij,’ zei ze, ‘alleen hier is dat anders.’ Ze was fel, heetgebakerd en onvoorspelbaar. Als ze wilde, kon ze iemand enorm kwetsen. Omdat ze maar weinig mensen nodig had, schroomde ze daar ook niet voor. Ze leek er zelfs kracht uit te putten. Quinn zei soms dat er ‘giftig bloed’ door haar aderen stroomde. Soms werd ze zo kwaad dat ze begon te schuimbekken. Na Yula’s geboorte gaf Quinn het vissen op. Telkens als een vis hem met zijn zilverachtige ogen aankeek, dacht hij aan zijn prachtige pasgeboren baby. Dan gooide hij de vis terug in zee en soms, zo vertelde hij, bleef die dan drijven als een boei. Te dom om weg te zwemmen. Telkens als hij dit aan Yula vertelde, ging hij op zijn rug op de grond liggen en staarde hij als een lijk naar het plafond. ‘Ik ben een vis. Ik ben een vis,’ zei hij dan. Jo had een hekel aan het vissenverhaal, helemaal als hij ook een vis nadeed. ‘Je vader is een grapjas,’ zei ze op luide toon tegen haar dochter
Celona Waarom.indd 30
18-04-13 09:54
zodat Quinn het ook kon horen. ‘Trouw nooit met iemand van wie je houdt. De liefde maakt je dom, net als die stomme vis van hem.’ Als Yula ’s avonds in bed lag, brandden haar oren van de beledigingen en weerklonk de schrille stem van haar moeder zo luid in haar hoofd dat ze soms rechtop ging zitten omdat ze half verwachtte dat Jo in de deuropening zou staan, klaar voor het zoveelste eenzijdige gevecht. Maar haar moeder stond er nooit. Er stond helemaal niemand. Dan bedacht ze allemaal vreselijke dingen die ze terug kon zeggen. Maar wat zou ze in vredesnaam moeten zeggen om deze vrouw net zo te kwetsen als zij door haar was gekwetst? Eigenlijk wilde ze niemand ooit zoveel pijn doen. Haar moeder was niet altijd zo gemeen. Na een ruzie overlaadde ze Yula met cadeaus, zoals knuffels en dure kleding. Soms, als ze zich eenzaam voelde of als Quinn kwaad op haar was, klom ze bij Yula in bed. Dan streelde ze haar oorschelpen en zei ze dat ze meer van haar hield dan van wie ook ter wereld. Dat waren de momenten waar Yula voor leefde.
Draai dit boekje om en lees het gratis leesfragment uit Rode maan van Benjamin Percy.
Celona Waarom.indd 31
18-04-13 09:54
Celona Waarom.indd 32
18-04-13 09:54