Een goed rapport Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Interstedelijk Studenten Overleg Bemuurde Weerd o.z. 1, 3514 AN Utrecht T 030-230 26 66 / F 030-230 44 11 E
[email protected] / I www.iso.nl Utrecht, juni 2006
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Inhoudsopgave
Persbericht
3
Voorwoord
4
1.
Inleiding
5
2.
Opzet en uitvoer van het onderzoek
6
3.
Onderzoeksresultaten
7
3.1 Keuze voor de Pabo en voorlichting
7
3.2 Beginniveau van de opleiding
7
3.3 Kwaliteit van het onderwijs
9
3.4 Stage, begeleiding en de onderwijspraktijk
13
3.5 Kritiek in de media en verwachtingen voor de toekomst
14
4.
Conclusies
17
5.
Aanbevelingen
18
Bijlage I: De enquête
19
Bijlage II: Visie van het ISO omtrent de kwaliteit van docenten in het hoger onderwijs
27
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
2
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
PERSBERICHT Ter attentie van de Onderwijs- en Parlementaire redactie
Pabo-student tevreden over onderwijs Utrecht, 20 juni 2006. Studenten op de Pabo zijn tevreden over hun onderwijs. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van het ISO (Interstedelijk Studenten Overleg) onder ruim 600 studenten van verschillende Pabo-instellingen. Na alle negatieve berichten over de Pabo’s komt dit onderzoek met positieve resultaten als geroepen. Het is voor het eerst dat aan studenten zelf is gevraagd wat zij vinden. Voorzitter Evelien van Roemburg: “Het is erg verfrissend om nu eens van studenten zelf te horen hoe zij hun onderwijs ervaren. Belachelijk eigenlijk dat hen dat nooit eerder is gevraagd!” Het onderzoek is de afgelopen maanden onder een groot aantal studenten verspreid. Uit de gretigheid waarmee de studenten de enquête wilden invullen, blijkt al dat er behoefte is onder studenten om hun mening te uiten. Het onderzoek is opgedeeld in een vijftal onderwerpen: voorlichting, moeilijkheid van de studie, kwaliteit van het onderwijs, stagebegeleiding en beeld in de media. Studenten blijken vooral over dit laatste erg boos: men baalt ervan dat Pabo’s zo veelvuldig negatief in het nieuws komen. Meer nuance in de berichtgeving zou dan ook zeker op zijn plaats zijn, aldus de Pabo-student. De onderdelen waar de student wel ontevreden over zijn, hebben betrekking op de kwaliteit van de stages en van de docenten voor de klas. Het aantal stageplekken sluit niet goed aan op het aantal studenten en de inhoud van het onderwijs sluit slecht aan op de praktijk waar de studenten tijdens hun stages mee te maken krijgen. Dit probleem speelt echter niet alleen op de Pabo’s: uit een eerder dit jaar verschenen onderzoek van het ISO bleek reeds dat stages en de begeleiding daarvan in het gehele hoger onderwijs te wensen over laat. Desalniettemin ligt hier voor de Pabo’s een punt van zorg. Ook over de kwaliteit van docenten maakt de Pabo-student zich druk: niet voor niets pleit het ISO voor het opnemen van een aantal basisvaardigheden voor docenten in de nieuwe wet op het hoger onderwijs. Over het algemeen kan echter geconcludeerd worden dat een groot deel van de kritiek die in de media is geuit op de kwaliteit van het Pabo-onderwijs door de studenten zelf ontkracht wordt. Studenten zijn erg blij met hun keuze, geven aan weinig moeite te hebben met het niveau en vinden de praktijk van het beroepsleven uitdagend en aantrekkelijk. ‘Als de studenten deze motivatie straks vasthouden in hun leraarschap, belooft dit veel positiefs voor de toekomst,’ aldus Van Roemburg. Het onderzoek ‘Een goed rapport’ is op te vragen bij het ISO door een email te sturen naar
[email protected]. Het ISO (Interstedelijk Studenten Overleg) is de grootste landelijke studentenorganisatie en behartigt de belangen van studenten uit het hoger onderwijs. Bij het ISO zijn 24 lidorganisaties en 5 convenantpartners aangesloten, die samen 200.000 studenten vertegenwoordigen. Het ISO is vaste gesprekspartner van onder andere het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de politieke partijen en de koepels van universiteiten en hogescholen.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
3
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Voorwoord Het ISO is een organisatie die zich bezighoudt met alles wat studenten op onderwijsgebied ook bezighoudt. Dan gaat het niet alleen om zaken die voor iedere student van belang zijn, zoals een nieuwe wet op het hoger onderwijs of de invoering van leerrechten, maar ook over zaken die met slechts een deel van de studenten te maken heeft. Zo heeft de kritiek in de media over het onderwijs op de Pabo’s dat het laatste jaar welig tierde ons aan het denken gezet. Was het echt wel zo erg? En wat vinden studenten aan de Pabo’s er eigenlijk zelf van? Het is altijd makkelijk om een negatief beeld te scheppen: negatieve beelden blijven namelijk langer hangen dan positieve en hebben grotere invloed. Die deken van negativisme kan het onderwijs echter veel kwaad doen, zeker als later blijkt dat er geen enkele reden is om zo negatief te zijn. Hetzelfde leek ons het geval bij het Pabo-onderwijs. Bij de start van het jaar 2006 besloten wij dan ook te onderzoeken hoe de studenten op de Pabo-instellingen in Nederland hun onderwijs zagen. Een dergelijk onderzoek zegt uiteraard niks over de daadwerkelijk gemeten kwaliteit van het onderwijs. Dat willen we dan ook graag overlaten aan overheidsinstanties, zoals de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie). Waar het wel iets over zegt, is de manier waarop studenten hun onderwijs ervaren en waar zij de vinger op de zere plek willen leggen. Dergelijke onderzoeken zijn derhalve zeer nuttig, enkel en alleen al om meer inzicht te krijgen in de manier waarop studenten naar hun onderwijs kijken. Hier was dus een duidelijke taak voor het ISO weggelegd. Onderliggend document zal laten zien dat het goed is geweest dat wij dit onderzoek uiteindelijk hebben uitgevoerd. De Pabo-student blijkt een mondige en kritische student te zijn, die heel goed weet wat hij wil en wat hij kan. Ik hoop dat u met veel plezier dit onderzoek zult lezen en de conclusies ervan zult meenemen in uw werkveld. Evelien van Roemburg voorzitter ISO 2005-2006
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
4
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
1.
Inleiding
Het afgelopen jaar is er door verschillende instanties forse kritiek geuit op de kwaliteit van de opleiding tot leraar basisonderwijs aan de Nederlandse hogescholen. Aanleiding voor deze kritiek was ondermeer een rapport dat werd uitgebracht door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), waarin geconcludeerd werd dat de kwaliteit van onderwijs aan een groot aantal “Veel beginnende leraren hebben zelf instellingen onder de maat is. Met name het moeite met sommen en spelling” rekenniveau van de Pabo-studenten werd sterk - Volkskrant, 8 februari 2006 bekritiseerd. In de media ontstond vervolgens een discussie over de bevindingen van het rapport. De vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen weten de oorzaak van de problemen aan de centrale overheid, die met het onderwijsprogramma op de middelbare scholen leerlingen onvoldoende zou voorbereiden op de vervolgopleiding. De centrale overheid kaatste de bal terug door de onderwijsinstellingen te verwijten dat zij te weinig energie zouden steken in adequate inhoudelijke toetsing van nieuwe leerlingen. Uitkomst van de discussie was ondermeer een convenant dat is gesloten tussen alle Pabo-instellingen. Hierin is afgesproken dat zij gelijke criteria zullen hanteren bij de toetsing van nieuwe instroom. Als landelijk behartiger van studentenbelangen besloot het ISO naar aanleiding van bovengenoemde discussie om eens te onderzoeken wat nu de opinie van de studenten zélf is. Natuurlijk is het van belang dat overheidsinstanties en instellingsbesturen zich buigen over de kwaliteit van onderwijs. Studenten hebben echter, in tegenstelling tot deze instellingen, concrete en gefundeerde ervaring die zij direct kunnen baseren op de praktijk. Het onderzoek zal dan ook een breed scala aan aspecten van het onderwijs behandelen. Niet alleen de inhoud van de opleiding, maar ook de kwaliteit van docenten, stagebegeleiding en verwachtingen voor het beroepsleven zullen aan bod komen. Tenslotte is de studenten gevraagd in hoeverre zij de geuite kritiek op hun opleiding terecht vinden. “Meer dan de helft van de PABO-studenten is slechter in rekenen dan goede leerlingen uit groep 8 van de basisschool” - Trouw, 2 januari 2006 -
Nadat de opzet en uitvoer van het rapport zijn besproken, zullen de resultaten van het onderzoek per thema behandeld worden. Op basis van deze resultaten zullen de conclusies worden gepresenteerd. Tot slot zal er een aantal concrete aanbevelingen worden gedaan.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
“Werkvormen, toetsen en opleidingsvisie moeten een consistent geheel vormen. Toetsen op de instellingen beantwoorden onvoldoende aan deze eis” - NVAO-rapport, september 2004 -
5
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
2. Opzet en uitvoer van het onderzoek Voor een gedegen onderzoek is een representatieve groep respondenten essentieel. Daartoe heeft het ISO verschillende hogescholen met een groot aantal Pabo-studenten benaderd en gevraagd om hun medewerking bij dit onderzoek. Met het oog op de hanteerbaarheid van de onderzoeksresultaten is ervoor gekozen slechts een beperkt aantal hogescholen te benaderen. Hierbij is met name gelet op de landelijke spreiding van studenten aan de hogescholen en de bereidheid mee te werken aan het onderzoek. In totaal hebben 600 studenten deelgenomen aan het onderzoek. Studenten die bereid waren mee te werken werd gevraagd om op internet een enquête in te vullen. De antwoorden die zij gaven geven een goed beeld van de visie van de respondenten op een groot aantal zaken, gebaseerd op de praktijk. Dit in tegenstelling tot de visitatierapporten van de NVAO, die opgesteld zijn aan de hand van een groot aantal toetsingscriteria ‘op papier’. De antwoorden zijn opgeslagen en geanalyseerd, waarna er conclusies konden worden getrokken. De enquête is door het ISO opgedeeld in een aantal thema’s, dat hieronder kort besproken zal worden. Allereerst is de studenten gevraagd waar hun keuze voor de Pabo op gebaseerd was. Hierbij is zowel hun inhoudelijke motivatie, als de wijze waarop zij zijn voorgelicht aan bod gekomen. Ten tweede is onderzocht wat de mening is van de studenten over het beginniveau van de opleiding. Een van de voornaamste kritiekpunten in de media is dat dit niveau slecht zou aansluiten op de genoten vooropleiding. Daarom is de studenten ondermeer gevraagd met welke vakken zij de meeste moeite hadden in het eerste jaar en of zij nog veel deficiënties weg moesten werken voor zij verder konden gaan met de opleiding. Het belangrijkste gedeelte van de enquête ging vanzelfsprekend over de kwaliteit van het onderwijs dat de studenten volgen. In dit gedeelte zijn de vragen wederom opgedeeld in een aantal thema’s. Allereerst is gevraagd naar het contact dat de studenten hebben met hun instelling. Zitten zij uren passief in de klas of werken ze juist veel samen? Zijn ze tevreden hierover? Hierna is de studenten naar de kwaliteit van hun docenten gevraagd. Heeft deze genoeg kennis in huis, en zijn zij in staat deze goed over te brengen? Is een docent goed benaderbaar wanneer je een vraag hebt? Dergelijke vragen kwamen in dit gedeelte aan de orde. Een belangrijke manier om kennis te toetsen is het uitschrijven van tentamens en het geven van opdrachten. Essentiële voorwaarde is dan wel dat de stof van de module goed terugkomt in de toets. Hierover gaat het derde gedeelte van het onderzoek. Tot slot is er gekeken in welke mate de inhoud van de opleiding aansluit op de praktijk. Studenten aan de Pabo lopen regelmatig stage en komen zo in aanraking met toekomstige werkgevers. Hoe goed sluit datgene wat zij hebben geleerd aan op wat zij tegenkomen tijdens hun stage? Kunnen zij met een diploma op zak met een zeker gevoel gaan solliciteren? Gezien het belang van stages en stagebegeleiding, is hier een apart onderdeel van de enquête aan gewijd. Studenten lopen vanaf hun eerste jaar verschillende perioden stage om zo al vanaf het eerste moment theorie en praktijk met elkaar te kunnen combineren. Een goede begeleiding vanuit hun onderwijsinstelling is hierbij essentieel. Zij moeten het aantal stageplekken waarborgen en hun onderwijs afstemmen op de praktijk waar studenten mee te maken zullen krijgen. Het vierde gedeelte van de enquête behandelt deze vragen.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
6
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Tot slot is de tevredenheid van de studenten over hun keuze voor de Pabo in het algemeen getoetst. In hoeverre sluit de opleiding aan bij wat zij ervan verwachtten? Belangrijker nog is de vraag in hoeverre zij zich kunnen vinden in de kritiek die geuit is. Is deze kritiek terecht of zwaar overtrokken? 3. Onderzoeksresultaten Zoals in de opzet van het onderzoek al is aangegeven, zijn de resultaten opgedeeld in een aantal thema’s. Deze zullen hieronder stuk voor stuk aan bod komen. 3.1
Keuze voor de Pabo en voorlichting
Allereerst is de studenten gevraagd waarom zij gekozen hebben voor de Pabo. Een overgrote meerderheid van 93% geeft aan dat zij graag leraar wilden worden. Dit lijkt voor de hand liggend, maar vergeleken met andere opleidingen geeft het blijk van een sterk gemotiveerde en doelbewuste groep studenten. Vervolgens is gevraagd naar de manier waarop studenten aan hun informatie over de opleiding gekomen zijn. In onderstaande grafiek (figuur 1) is duidelijk te zien dat het internet en de hogescholen zelf de voornaamste informatiebron voor de studenten vormen. Respectievelijk 37% en 38% zegt hier hun informatie vandaan te halen. Waar haal je de informatie vandaan?
Ik ben goed voorgelicht door de hogeschool 5%
1%
Internet
38% 37%
18% 36%
Decaan Middelbare School
Oneens Helemaal oneens
Voorlichter Hogeschool
19%
Figuur 1: Informatiebron
Eens Neutraal
Vrienden / Kennissen 6%
Helemaal eens
40%
Figuur 2: Informatievoorziening hogeschool
De hogescholen blijken zelf een van de voornaamste voorzieners van informatie te zijn. De studenten die aangaven hier hun informatie vandaan te hebben gehaald, zijn hier over het algemeen erg over te spreken. Maar liefst 80% van de respondenten zegt het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat zij door de hogeschool goed zijn voorgelicht. 3.2
Het beginniveau van de opleiding
Een van de voornaamste kritiekpunten op het Pabo-onderwijs die in de media naar voren is gekomen, is dat het beginniveau van de opleiding niet goed zou aansluiten op de genoten vooropleiding. Eerstejaarsstudenten zouden, voordat zij volledig mee konden draaien, eerst deficiënties moeten wegwerken en vakken in het eerste jaar zouden te moeilijk zijn.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
7
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
In figuur 3 is per vooropleiding te zien in hoeverre studenten het eens zijn met de stelling dat het beginniveau van de opleiding te hoog is. Over het algemeen kan gesteld worden dat een (grote) meerderheid van de eerstejaarsstudenten het beginniveau van hun opleiding niet te hoog vindt. Ongeacht de vooropleiding antwoordt een meerderheid van de studenten dat zij zich niet kunnen vinden in de stelling dat het niveau te hoog is. Niet alleen is de kritiek op dit punt volgens de studenten dus onterecht, er zou zelfs verondersteld kunnen worden dat het beginniveau van de opleiding ietwat aan de lage kant is. Daarnaast valt op dat de antwoorden tussen scholieren met een HAVO- en een VWO-opleiding verschillen. Hoewel een meerderheid van beide groepen aangeeft het beginniveau niet te moeilijk te vinden, geeft toch nog een kwart van alle studenten met een HAVO-opleiding aan zich wél te kunnen vinden in de stelling. Dit in tegenstelling tot hun collega-studenten met een VWOdiploma, waarvan niemand positief op de stelling heeft geantwoord. Dit zou kunnen duiden op een eventuele deficiëntie in het Nederlands HAVO-onderwijs. De Pabo is immers toegankelijk voor leerlingen met een HAVO-diploma op zak, dus zou het beginniveau hierop aan moeten sluiten. VMBO
HAVO
0% 0% 0%
VWO 0% 0%
2% 7% 13% 21%
MBO
7%
11% 3%
9%
36%
40%
60%
57%
41% 36%
57%
Niet-afgeronde WO
Niet-afgeronde HBO
Afgeronde HBO
6% 0%
0% 0% 0%
0%
20%
6%
Helemaal eens
33%
40% 50%
0%
38%
Eens Neutraal Oneens
67%
Helemaal oneens 40%
Figuur 3: Moeite met beginniveau per vooropleiding
Naast het beginniveau in het algemeen, is de studenten ook gevraagd met welk(e) vak(ken) zij in het eerste jaar de meeste moeite hadden. In figuur 4 is, wederom per genoten vooropleiding, te zien hoe de studenten op deze vraag geantwoord hebben.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
8
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
VMBO 0%
HAVO
0% 0%
4%
MBO
VWO 6%
1%
25%
0%
2%
6%
21%
25%
27%
24%
17% 4%
75%
22% 61%
20%
24%
6%
30%
Afgeronde HBO
Niet-afgeronde HBO 0% 0%
0% 19%
geen enkele
29%
28%
Pedagogiek Nederlands Rekenen Drama
54% 14%
27% 0% 0%
Mens & Maatschappij
29%
Figuur 4: Moeite met inhoud vakken eerste jaar
Naarmate het niveau van de vooropleiding stijgt, neemt het aantal studenten dat zegt geen moeite te hebben gehad met geen enkel vak vanzelfsprekend toe. Toch valt op dat met name het vak Nederlands toch door een relatief groot deel van de VMBO- en HAVO-leerlingen als lastig aangemerkt wordt. Dit wederom in tegenstelling tot hun VWO-collega’s, die slechts in zeer kleine getale aangeven moeite te hebben gehad met dit vak. Op hun beurt geven VWO leerlingen echter wel aan relatief veel moeite te hebben met het vak rekenen. Van alle opgegeven vakken, geeft de meerderheid aan dat zij rekenen het moeilijkst vinden. Tot slot kan vermeld worden dat slechts 13% van de respondenten aangaf dat zij in hun eerste jaar nog veel deficiënties weg moesten werken voor zij op het gewenste niveau mee konden draaien. Wederom wordt hierin een veelgehoord punt van kritiek door de studenten ontkracht. 3.3
Kwaliteit van het onderwijs
Het voornaamste gedeelte van de enquête ging vanzelfsprekend over de mening van de Pabostudenten over de kwaliteit van het onderwijs dat zij aangeboden krijgen. Ook hier zijn de vragen in een aantal subthema’s verdeeld, die per stuk behandeld zullen worden. Contact met instelling en docenten De studenten werd gevraagd hoeveel contacturen zij per week hebben, of zij dit voldoende vinden, of de docent bij een contactuur genoeg tijd voor ze heeft en in hoeverre zij samenwerken met andere studenten. De resultaten zijn in onderstaande figuren per vraag weergegeven.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
9
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Contacturen per week 4%
Genoeg contacturen per week
1%
5%
13% minder dan 10 uur 37% 20%
tussen 10 en 15 uur
Helemaal eens
tussen 15 en 20 uur
Eens
tussen 20 en 25 uur
Neutraal
tussen 25 en 30 uur
Oneens
meer dan 30 uur
Helemaal oneens 40%
Figuur 5: Contacturen per week
Figuur 6: Tevreden over aantal contacturen
Docent heeft genoeg tijd bij contactuur
1%
36%
18%
25%
5%
1%
Veel samenwerken met anderen
8%
36%
18%
Helemaal eens
2%
Helemaal van toepassing
0% 36%
Eens
van toepassing Neutraal
Neutraal Oneens
Niet van Toepassing
Helemaal oneens 54%
40%
Figuur 7: Docent heeft genoeg tijd
Helemaal niet van toepassing
Figuur 8: Samenwerken met andere studenten
Het aantal contacturen dat studenten hebben, ligt ongeveer op de landelijke richtlijn. Opvallend is echter wel dat studenten van Hogeschool InHolland en de Hogeschool Zuyd aangeven beduidend minder contacturen te hebben dan hun collega-studenten aan andere instellingen. Respectievelijk 70% en 60% van de studenten aan deze instellingen geven aan minder dan 10 contacturen per week te hebben. Het landelijk gemiddelde voor dit aantal ligt op 20%. Desondanks is het merendeel van alle studenten tevreden over het aantal contacturen. Ruim driekwart van alle studenten zegt het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat zij genoeg contacturen per week hebben. Vanzelfsprekend neemt het aantal contacturen dat studenten hebben in hun opleiding af naarmate zij dichter bij afstuderen komen. De tevredenheid van studenten uit zich ook in het gegeven dat studenten aangeven dat hun docenten bij contacturen voldoende tijd voor ze hebben. Slechts 12% geeft aan zich niet te kunnen vinden in de stelling. Tot slot geeft een meerderheid (64%) aan dat zij vaak samenwerken met medestudenten.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
10
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Kwaliteit docenten Een goed gekwalificeerde docent is cruciaal voor goed onderwijs.1 De studenten werd dan ook gevraagd wat zij dachten over de kwaliteit van hun docenten. Onderstaand overzicht biedt een grafische weergave van hun antwoorden. Docent kan stof goed uitleggen 9%
Docenten zijn goed te benaderen 5%
0%11%
Inhoudelijke kennis van docenten is goed 3%
1%
0%
15%
19%
18%
Helemaal eens
36%
Eens
26%
Neutraal Oneens Helemaal oneens
54%
40%
63%
Figuur 9, 10 en 11: Kwaliteiten en benaderbaarheid docenten
Onderwijsvaardigheden docenten zijn goed 6%
Met vragen over stage kan ik terecht bij docent 8%
0% 9%
1% 17%
Helemaal eens
23%
Helemaal eens
16%
Eens
Eens
Neutraal
Neutraal
Oneens
Oneens
Helemaal oneens
Helemaal oneens
62% 58%
Figuur 12: Onderwijsvaardigheden docent
Figuur 13: Vragen over stage aan docent
Over het algemeen kan gesteld worden dat studenten licht kritisch zijn over de onderwijsvaardigheden van hun docenten. Uit de resultaten blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoudelijke kennis van hun docenten, maar dat een relatief grote groep vindt dat deze kennis niet goed wordt overgebracht. Van de respondenten zegt maar liefst 35% zich niet te kunnen vinden in de stelling dat hun docenten de stof goed kunnen uitleggen. Gematigd positief zijn de studenten over de benaderbaarheid van hun docenten. Slechts 30% antwoordt neutraal of negatief op deze stelling. Wederom kritisch zijn studenten over de onderwijsvaardigheden van hun docenten in het algemeen. Bijna een derde deel van de respondenten kan zich niet vinden in de stelling dat deze vaardigheden goed zijn. Tot slot laat ook de stagebegeleiding van docenten volgens de studenten te veel te wensen over. Ook op deze vraag antwoordde een kwart van de respondenten niet positief op de stelling. Meer over stagebegeleiding is te vinden in hoofdstuk 3.4.
In het jaar ‘05/’06 is de docentkwalificatie voor het hoger onderwijs meerdere malen onderwerp van gesprek geweest tussen het ISO-bestuur en de staatssecretaris van hoger onderwijs. Zie voor meer informatie bijlage I van dit rapport, de policy paper die de visie van het ISO weergeeft omtrent de kwaliteit van docenten in het hoger onderwijs.
1
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
11
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Toetsing van de leerstof Het afnemen van praktijk- en theoretische toetsen is een goede graadmeter om te zien of de studenten de stof voldoende hebben begrepen en in zich op hebben genomen. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk wel dat er voldoende toetsen worden afgenomen en dat de toetsen de stof voldoende omvatten. Antwoorden op beide vragen staan hieronder grafisch weergegeven. Er zijn voldoende toetsen 5%
1%
Toetsen omvatten de inhoud van de stof 2% 9%
14%
16%
15% Helemaal eens Eens Neutraal 25%
Oneens Helemaal oneens
50%
63%
Figuur 14: Aantal toetsen
Figuur 15: Toetsen en inhoud van de stof
Zoals te zien is in bovenstaande grafieken, is een overgrote meerderheid van de studenten van mening dat er voldoende toetsen worden afgenomen. Kritischer zijn zij waar het gaat om de aansluiting van de toets op de inhoud van de stof. Slechts een krappe meerderheid van 59% vindt dat deze aansluiting goed is. Aansluiting van theorie op praktijk Het primaire doel van onderwijs is het voorbereiden van studenten op de praktijk van het beroepsleven. Een goede aansluiting tussen theorie en praktijk is hiervoor essentieel. Aan de studenten is dus gevraagd hoe zij deze aansluiting ervaren. Zijn ze tevreden over het inhoudelijke onderwijsniveau en hebben ze het idee dat de stof terugkomt in de praktijk? Onderwijsniveau is goed 2%
17%
Cursusaanbod is breed genoeg 8%
10%
0%
Onderwijs sluit goed aan op de praktijk 12%
15%
0% 17%
20% 20% 20% 51% 51%
57%
Aansluiting opleiding - stages is goed
13%
1%
Inhoudelijke stof komt terug in de stage 12%
11%
0% 9% Helemaal eens Eens Neutraal
27%
24%
Oneens 51%
52%
Helemaal oneens
Figuur 16: Overzicht antwoorden op vragen met betrekking tot aansluiting theorie op praktijk
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
12
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Op de vraag wat de studenten van het inhoudelijke niveau van het onderwijs vinden, antwoorden zij gematigd positief. Toch kan éénderde van de respondenten zich niet vinden in de stelling dat het niveau voldoende is. Eenzelfde groep is kritisch over het cursusaanbod: meer dan een kwart van de studenten antwoordt niet positief op de stelling dat het cursusaanbod van de opleiding breed genoeg is. Beide antwoorden suggereren een behoefte van studenten naar een meer gevarieerd en uitdagend onderwijsaanbod. Naast de inhoud en breedte van het cursusaanbod, zijn Pabo-studenten ook licht kritisch over de aansluiting van het onderwijs op de praktijk van het beroepsleven. Meer dan een kwart van de studenten antwoordt niet positief op de stelling dat hun onderwijs goed aanluit op de praktijk. Dit komt onder andere tot uiting bij het lopen van een stage. Meer dan éénderde van de respondenten geeft aan dat zij de aansluiting tussen de opleiding en de stage niet goed vinden. Eenzelfde aantal studenten geeft tevens aan dat de inhoudelijke stof van de opleiding niet of onvoldoende terugkomt in de stage. 3.4
Stage, begeleiding en de onderwijspraktijk
Het belang van stages is eerder al aangekaart door het ISO.2 Aan de hand van onderzoek bleek dat de Nederlandse stagebegeleiding aan een groot aantal instellingen onder de maat is. Ook Pabo-studenten zijn lang niet altijd tevreden over de begeleiding die zij vanuit hun instelling krijgen bij het lopen van stage. Onderstaande grafieken geven een weergave van de antwoorden met betrekking tot stages, begeleiding en de onderwijspraktijk. Tevreden over stageplek
Stages bereiden je goed voor op je beroep
0%
3% 8%
Er zijn voldoende stageplekken
Helemaal van 3% 0% 6% toepassing
8%
van toepassing
Helemaal eens 25% Eens
Neutraal
47%
54% 35%
Helemaal oneens
Helemaal niet van toepassing
4% 14%
33%
Neutraal Oneens
Niet van Toepassing 44%
Tevreden over stagebegeleiding instelling
6%
28%
Stageopdracht sluit aan op de opleiding
13%
16%
2% 8% Helemaal eens Eens Neutraal
28%
26%
Oneens 49%
40%
Helemaal oneens
Figuur 17: Stage, begeleiding en de onderwijspraktijk
Zie voor meer informatie over stagebegeleiding het ISO-rapport: “Stages, lekker belangrijk: een onderzoek naar de kwaliteit van stagebegeleiding in het Nederlands hoger onderwijs”. Dit rapport is op te vragen bij het ISO of te downloaden op de website van het ISO, www.iso.nl.
2
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
13
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Een overgrote meerderheid (90%) van de studenten is tevreden tot zeer tevreden over hun stageplek. Ook zegt een gelijk percentage van de respondenten het belang te erkennen van het lopen van stages ter voorbereiding op hun latere beroep. Een stuk minder enthousiast zijn de studenten over het aanbod aan stageplekken. Slechts 39% van alle respondenten vindt dat er voldoende stageplekken beschikbaar zijn. De NVAO besteedt hier in haar rapport ook aandacht aan. Door het groeiende aantal Pabo-studenten dreigt er een overschot op de arbeidsmarkt te ontstaan. Volgens de NVAO zouden onderwijsinstellingen een actievere bijdrage moeten leveren om het dreigend tekort aan stageplekken te beperken. Zo tevreden als studenten zijn over hun stages en het nut ervan, zo ontevreden zijn zij over de begeleiding die zij vanuit de instelling krijgen bij het lopen van de stage. Slechts een krappe meerderheid van de respondenten (56%) is tevreden over de stagebegeleiding die zij krijgen van hun instelling. Eerder al gaf een kwart van de studenten aan dat zij met vragen over hun stage niet terecht konden bij hun docenten. Ook bleek de inhoudelijke stof van de opleiding slechts in bescheiden mate terug te komen in de stage. Opdrachten die studenten krijgen tijdens hun stage blijken dan ook moeilijk aan te sluiten op de stof van de opleiding. Slechts 57% van de respondenten geeft aan het eens te zijn met de stelling dat stageopdrachten goed aansluiten op hetgeen zij op de opleiding leren. 3.5
Verwachtingen voor de toekomst en kritiek in de media
Naast de inhoudelijke kanten van het onderwijs, het beginniveau en de kwaliteit van de stagebegeleiding is de studenten ook gevraagd naar hun mening over de kritiek in de media en de verwachtingen die zij zelf hadden toen zij kozen voor de Pabo. Van de respondenten geeft 91% aan dat zij tevreden tot zeer tevreden zijn met hun keuze voor de Pabo. Slechts 3% van de studenten acht dit niet op zichzelf van toepassing. Tevreden zijn de studenten ook met de keuze voor hun instelling, hoewel dit percentage lager ligt dan het eerder genoemde aantal. Van de hogescholen die meewerkten aan het onderzoek scoren de Hogeschool Windesheim, Hogeschool Rotterdam en de Haagse Hogeschool goed. Gemiddeld geeft bijna 80% procent van de respondenten studerend aan deze instellingen aan dat zij tevreden zijn met hun instelling. Studenten van de InHolland Hogeschool en Hogeschool Zuyd zijn iets kritischer, bij deze instellingen geeft ‘slechts’ 70% aan tevreden te zijn met de onderwijsinstelling. Tevreden over de keus voor Pabo
6%
2%
Blij met de keuze voor de instelling 5%
1%
1%
13% 36%
Helemaal eens Eens Neutraal
35%
Oneens
56%
Helemaal oneens 45%
Figuur 18a en 18b: Tevredenheid opleiding en instelling
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
14
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Studenten werd ook gevraagd in hoeverre de opleiding overeenkomt met wat zij er van tevoren van verwacht hadden. Van de respondenten gaf 62% aan dat de verwachtingen die zij van de Pabo hadden overeen kwamen met de werkelijkheid. Slechts 17% zegt zich niet te herkennen in de stelling dat opleiding en verwachtingen overeenkomen.
Opleiding komt overeen met verwachtingen
15%
Helemaal van toepassing
2% 11%
van toepassing Neutraal 21% Niet van Toepassing 51% Helemaal niet van toepassing
Opvallend is dat van de mensen die aangaven voorgelicht te zijn door de Figuur 19: verwachtingen van de opleiding decaan van de middelbare school, maar liefst 46% zegt dat hun verwachtingen niet uit zijn gekomen. Mensen die aangeven voornamelijk hun informatie van de hogescholen zelf te hebben verkregen, zijn het minst bedrogen uitgekomen. Van deze groep zegt 71% dat hun verwachtingen goed aansloten bij de opleiding zelf. Tot slot is de studenten gevraagd naar hun mening over de kritiek op hun opleiding zoals die geuit is in de media. Op de stelling dat de kritiek op de kwaliteit van Pabo’s onterecht is, antwoordt een krappe meerderheid van 53% dat zij het hier mee eens zijn. Dit betekent dat maar liefst 47% zich op zijn minst gedeeltelijk wél kan vinden in de kritiek die vanuit de media op hun opleiding wordt geuit. Het beeld dat de Pabo niet aan zou sluiten bij de praktijk van het beroepsonderwijs is veelvuldig aan bod gekomen in dit rapport. Op de stelling dat er een slechte aansluiting is op de praktijk, antwoordt 62% dat zij het hier niet mee eens zijn. Nog steeds 38% van de respondenten geeft dus aan dat er inderdaad geen goede aansluiting is tussen het Pabo-onderwijs en de beroepspraktijk. Kritiek over kwaliteit Pabo is onterecht
Beeld dat Pabo niet aansluit op praktijk is ongegrond
3% 18%
10%
17%
1% 18% Helemaal eens Eens
27%
Neutraal Oneens
26%
Helemaal oneens
36% 44%
Figuur 20a en b: Mediakritiek op Pabo-onderwijs
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
15
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Op de vraag of de studenten het vervelend vinden dat er een negatief beeld wordt geschetst over hun opleiding, antwoordt ruim driekwart bevestigend. Slechts 6% van de respondenten geeft aan er geen moeite mee te hebben. Dit duidt op een betrokken studentenpopulatie, begaan met hun opleiding en de kwaliteit van het onderwijs dat zij genieten. Negatief beeld is vervelend 5%
1%
18% 36%
Helemaal eens Eens Neutraal Oneens Helemaal oneens
40%
Figuur 21: Kritiek is vervelend
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
16
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
4. Conclusies Het doel van dit rapport was te onderzoeken wat de mening is van Pabo-studenten over de kwaliteit van het onderwijs dat zij volgen. Naar aanleiding van de resultaten die in het voorgaande gedeelte zijn gepresenteerd, kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Allereerst geeft een grote meerderheid van de studenten aan dat zij erg blij zijn met de keuze voor hun opleiding. Ze zijn sterk gemotiveerd begonnen aan de opleiding en zijn vastberaden om uiteindelijk een baan als leraar in het basisonderwijs te vinden. Studenten geven aan goed voorgelicht te zijn door de hogescholen bij het maken van hun keuze voor de Pabo. De verwachtingen die zij hadden van de opleiding sloten dan ook nauw aan bij de werkelijkheid. Een derde positief punt is het belang dat studenten hechten aan het lopen van stage. Meer dan 90% van de studenten geeft aan erg tevreden te zijn over hun stage en erkent het grote belang van een goede stagebegeleiding. Een van de voornaamste kritiekpunten op het Pabo-onderwijs, dat het beginniveau slecht zou aansluiten op de vooropleiding van de studenten, wordt door de studenten ontkracht. Slechts een kleine groep geeft aan dat zij in het eerste jaar moeite hadden met het niveau van de opleiding. Een meerderheid van de studenten zag echter geen noodzaak om eventuele deficiënties weg te werken, waaruit geconcludeerd kan worden dat het beginniveau zeker niet te hoog is. Minder positief zijn studenten over de stagebegeleiding die zij krijgen vanuit hun onderwijsinstelling. Het aantal stageplekken sluit niet goed aan op het aantal studenten, waardoor studenten moeite hebben met het vinden van een geschikte stageplek. Ernstiger nog is het gegeven dat studenten vinden dat de inhoud van hun onderwijs slecht aansluit op de praktijk waarmee zij tijdens hun stage te maken krijgen. Inhoudelijke stof uit de opleiding komt niet terug tijdens de stage, terwijl opdrachten binnen de stage niet aansluiten op het gevolgde onderwijs. Een tweede punt van kritiek is de kwaliteit van de docenten. Goede pedagogische vaardigheden zijn binnen iedere opleiding sterk van belang, in een lerarenopleiding zijn zij cruciaal. Studenten geven aan dat docenten de stof wel voldoende beheersen, maar dat zij onvoldoende in staat zijn deze op een duidelijke manier over te brengen. Ook zijn docenten over het algemeen slecht benaderbaar voor vragen, in het bijzonder voor vragen met betrekking tot de stage van studenten. Tot slot is uit de resultaten gebleken dat van de studenten die aangeven voorgelicht te zijn door hun decaan op de middelbare school, een relatief groot deel zegt dat hun verwachtingen van de opleiding niet aansluiten op de werkelijkheid. Dit duidt op een verkeerd beeld van de opleiding dat heerst op middelbare scholen. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat een groot deel van de kritiek die in de media geuit is op de kwaliteit van het Pabo–onderwijs door de studenten ontkracht wordt. Studenten zijn erg blij met hun keuze, geven aan weinig moeite te hebben met het niveau en vinden de praktijk van het beroepsleven aantrekkelijk en uitdagend. Studenten vinden het beeld dat in de media geschapen is over hun opleiding dan ook vervelend omdat het volgens hen niet aanluit op de werkelijkheid. Dit laatste biedt in ieder geval een positief vooruitzicht voor de toekomst, wanneer een nieuwe lading gemotiveerde leraren voor het basisonderwijs zich een weg zal banen naar de beroepspraktijk.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
17
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
5. Aanbevelingen Aan de hand van de conclusies van bovenstaand rapport, formuleert het ISO een aantal aanbevelingen ter verbetering van het Pabo-onderwijs. Allereerst is het ISO van mening dat hogescholen, hun overkoepelende overlegorganen (HBOraad) en de centrale overheid meer aandacht moeten schenken aan het belang van stages en een goede stagebegeleiding. • • •
Het aantal stageplekken moet beter aansluiten bij het aantal Pabo-studenten. De inhoud van de opleiding moet beter afgestemd worden op de praktijk van het leraarschap basisonderwijs. Studenten moeten voorbereid worden op opdrachten die zij krijgen op hun stageplek. Studenten moeten meer kans krijgen voor het stellen van vragen over hun stage. Docenten blijken hier te weinig aandacht aan te geven, dit moet veranderen.
Ten tweede vraagt het ISO nogmaals aandacht voor docentkwalificaties. Gezien het cruciale belang van goed opgeleide docenten voor een lerarenopleiding, moet de kwaliteit van Pabodocenten omhoog. •
Docenten moeten nog beter getraind worden op didactische vaardigheiden, opdat zij hun inhoudelijke kennis adequaat kunnen overdragen op hun leerlingen.
Het beginniveau van de opleiding sluit in principe voldoende aan op de vooropleiding die studenten hebben genoten, voordat zij aan de Pabo begonnen. Extra aandacht moet echter wel gegeven worden aan bepaalde groepen van de instroom. •
De vakken Nederlands en rekenen blijken voor specifieke groepen studenten (afhankelijk van de vooropleiding, zie figuur 4) in bepaalde gevallen moeilijk. Instellingen zouden hier meer persoonsgerichte oplossingen voor moeten zoeken.
Voorlichting op middelbare scholen over de opleiding tot leraar basisonderwijs blijkt verkeerde verwachtingen bij leerlingen te scheppen. Van de leerlingen die aangeeft dat zij van hun decaan informatie hebben ontvangen, zegt een relatief groot deel dat hun verwachtingen niet overeenkomen met de realiteit. •
Middelbare scholen (decanen in het bijzonder) moeten meer aandacht schenken aan de informatie die zij verstrekken over opleidingen. Voorkomen moet worden dat leerlingen met verkeerde verwachtingen beginnen aan een opleiding.
Instellingen voor hoger onderwijs hebben er groot belang bij dat er in de samenleving een goed beeld bestaat over de kwaliteit van het onderwijs dat zij bieden. Om te voorkomen dat opleidingen negatief in het nieuws komen, zouden instellingen zelf actie moeten ondernemen. •
Onderwijsinstellingen dienen een proactieve houding aan te nemen om te voorkomen dat hun onderwijsaanbod een negatief beeld genereert. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van inhoudelijke mediacampagnes en aandachtsgenererende activiteiten. Uiteraard dient de kwaliteit van het onderwijs goed te zijn. Hier ligt de primaire taak van de instellingen.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
18
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Bijlage I De enquête Pabo-onderzoek Naar aanleiding van aanhoudend negatieve berichten over de kwaliteit van het Pabo-onderwijs in Nederland heeft het ISO besloten nu eens aan de studenten zélf te vragen hoe zij hierover denken. Ben je tevreden over je keuze om aan de Pabo te gaan studeren? Ben je tevreden over de kwaliteit van het onderwijs aan je instelling? Wat zou er beter moeten/kunnen? Wanneer je onderstaande enquête invult, draag je bij aan een objectieve beeldvorming van Pabo-onderwijs in de media. Bovendien maak je ook nog eens kans op een boekenbon van € 20,-. Het duurt maar 5 minuutjes. Alvast bedankt en veel succes! De Enquête 1. Geslacht o man o vrouw 2. Leeftijd o 16 o 17 o 18 o 19 o 20 o 21 o 22 > 3. Vooropleiding o VMBO o HAVO o VWO o MBO o Afgeronde HBO o Afgeronde WO o Niet afgeronde HBO o Niet afgeronde WO o
Anders, namelijk…
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
19
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
4. Aan welke hogeschool studeer je nu? o Hogeschool Zuyd Maastricht o InHolland o Hogeschool Arnhem Nijmegen o Hogeschool van Amsterdam o Haagse Hogeschool o Anders, namelijk… 5. Voortgang / In welk jaar zit je nu? o Eerste jaar o Tweede jaar o Derde jaar o Vierde jaar 6. Waarom heb je gekozen voor de Pabo? o Ik wil graag leraar worden o Ik wist niet wat ik anders moest doen o Mijn vrienden deden het ook o Ik wil graag een brede opleiding volgen
Anders, namelijk… 7. Stelling: Ik ben zelf naar informatie over de opleiding op zoek gegaan o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 8. Stelling: Ik ben goed voorgelicht door de hogeschool zelf o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 9. Waar heb je de meeste informatie over de opleiding vandaan? o Internet o Decaan Middelbare School o Vrienden/Kennissen o Voorlichter Hogeschool o
Anders, namelijk… 10. Stelling: Ik vind het beginniveau van de opleiding te hoog o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens o
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
20
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
11. Met welke vakken had je in het eerste jaar de meeste moeite? (Meerdere antwoorden mogelijk) o Geen enkele o Pedagogiek o Nederlands o Rekenen o Drama o Mens & Maatschappij o Anders, namelijk… 12. Stelling: Ik moe(s)t tijdens het eerste jaar nog veel deficiënties wegwerken / extra cursussen volgen. o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 13. Hoeveel contacturen heb je per week / Hoeveel uur zie je een docent? o minder dan 10 uur o tussen 10 en 15 uur o tussen 15 en 20 uur o tussen 20 en 25 uur o tussen 25 en 30 uur o meer dan 30 uur 14. Stelling: Ik heb genoeg contacturen per week o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 15. Stelling: Bij een contactuur met een docent heeft deze genoeg tijd voor me o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 16. Stelling: Ik werk vaak samen met andere studenten o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 17. Stelling: Mijn docenten kunnen de stof goed uitleggen o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
21
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
18. Stelling: De toetsen omvatten voldoende de inhoud van de stof o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 19. Stelling: Er worden voldoende toetsen afgenomen om mijn kennis te toetsen o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 20. Stelling: De inhoudelijke kennis van mijn docenten is goed o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 21. Stelling: Mijn docenten zijn goed te benaderen o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 22. Stelling: Het inhoudelijke niveau van het onderwijs is goed o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 23. Stelling: De onderwijsvaardigheden van mijn docenten zijn goed o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 24. Stelling: Het onderwijs dat ik volg sluit goed aan op de praktijk o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 25. Stelling: Het aanbod van de opleiding is breed genoeg om later goed te functioneren o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
22
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
26. Stelling: Ik ben tevreden over mijn stageplek(ken) o Ik heb nog geen stage gelopen o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 27. Stelling: Ik ben tevreden over de begeleiding vanuit de instelling die ik krijg bij mijn stage o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 28. Stelling: Er is voldoende aanbod in stageplaatsen o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 29. Stelling: Door het lopen van stages word ik voldoende voorbereid op het uitoefenen van mijn beroep o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 30. Stelling: Wat ik in de opleiding leer, sluit goed aan op wat ik moet doen tijdens de stage o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 31. Stelling: Inhoudelijke stof uit de opleiding komt terug tijdens de stage o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 32. Stelling: Opdrachten die ik krijg tijdens de stage sluiten goed op aan op de stof van de opleiding o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
23
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
33. Stelling: Wanneer ik vragen heb over mijn stage, kan ik hiervoor goed terecht bij een docent o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 34. Stelling: Ik ben tevreden over mijn keuze om de Pabo te gaan doen o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 35. Ik ben blij met mijn keuze voor mijn instelling o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 36. De inhoud van de opleiding komt goed overeen met wat ik ervan had verwacht o Helemaal van toepassing o Van toepassing o Neutraal o Niet van toepassing o Helemaal niet van toepassing 37. Stelling: De kritiek in de media over de kwaliteit van Pabo’s is onterecht o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 38. Stelling: Het beeld dat de media schept over de Pabo die niet aan zou sluiten bij de beroepspraktijk is ongegrond o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 39. Stelling: Ik vind het vervelend dat er zo’n negatief beeld wordt geschapen van de Pabo in de media o Helemaal eens o Eens o Neutraal o Oneens o Helemaal oneens 40. Ruimte voor eventuele opmerkingen:
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
24
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Bijlage II Visie van het ISO omtrent de kwaliteit van docenten in het hoger onderwijs. Docentkwalificaties Deze position paper geeft de visie van het ISO weer omtrent de kwaliteit van docenten in het hoger onderwijs. De nieuwe wet voor het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO) geeft mogelijkheden om over belangrijke zaken afspraken te maken en deze vast te leggen. De kwaliteit van een docent hoort daar wat betreft het ISO zeker bij. Inleiding Het is al zo vaak gezegd maar we doen het toch nog maar een keer: ‘doceren moet je leren’. Doceren is niet iets wat je zomaar kan. Het overdragen van kennis en het inspireren van studenten is een vak apart. Helaas wordt het nu te vaak als bijzaak gezien. Een goede onderzoeker wordt binnen een universiteit graag verwelkomd. Hierbij wordt er vaak niet gelet op de affiniteit met het geven van onderwijs. Maar ook de manier waarop financiële middelen worden ingezet zorgt voor rare praktijken. Dure hoogleraren worden vaak ontzien wat betreft het geven van college waardoor sommige studenten in hun eerste collegejaren alleen de studentassistenten te zien krijgen. Waarom zijn docentkwalificaties zo van belang? De velen veranderingen binnen het Hoger Onderwijs hebben er voor gezorgd dat er andere zaken van studenten en docenten wordt gevraagd. Nieuwe technologieën, maar ook de opkomst van Europa zorgen voor een andere insteek in het onderwijs. Docenten moeten leren dat studenten anders zijn gaan leren. Multitasking is nu eenmaal de werkmethode van de toekomst aan het worden. Via internet is er aan een schat aan informatie beschikbaar en Engels is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Hoe kan je iemand iets bijbrengen als je beide in een andere wereld leeft en niet eens dezelfde taal spreekt. Van generatiekloof naar overdrachtskloof. Wat verstaan we onder docentkwalificaties Docentkwalificaties zijn vaardigheden waarover een docent moet beschikken om te kunnen doceren binnen zijn vakgebied. Hierbij kunnen een aantal generieke en specifieke kwalificaties worden omschreven. Volgens het ISO moet elke docent in ieder geval over voldoende didactische vaardigheden beschikken en het recht hebben om deze te onderhouden. Elke instelling zou een inwerktraject voor nieuwe docenten moeten hebben. Tevens moeten alle docenten jaarlijks bijgeschoold kunnen worden. Waarbij de vooruitgang van de docent moet meetellen bij de jaarlijkse beoordeling. Hierbij moeten instellingen de studentenoordelen laten meewegen. Verder kan er specifiek gekeken worden naar het type onderwijs en het niveau waarop de docent doceert. Een docent bij een Engelstalige master moet bijvoorbeeld een bepaald (hoog) niveau van de Engelse taal beheersen. Aan studenten die willen instromen in dergelijke masters wordt tenslotte hetzelfde geëist. Waarom docentkwalificaties Na een lange periode van het onderwaarderen van het geven van onderwijs is er maatschappelijk een tendens merkbaar waarbij het docentschap weer meer waardering krijgt. Er wordt gestreden voor hogere salarissen en de belangstelling voor de Pabo opleidingen groeit. Het toekennen van een bepaalde kwalificatie aan docenten in het hoger onderwijs zal bijdrage aan het positiever maken van dit beeld. We zijn tenslotte allemaal dol op diploma’s.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
25
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
Er is de laatste jaren een set aan regelingen gekomen om studenten te dwingen steeds sneller af te studeren. Denk hierbij aan de tempobeurs, het verhogen van collegegeld, het bindend studieadvies en vanaf 2007 de leerrechten. Van de student wordt er meer in kortere tijd verwacht. Het is dan ook van cruciaal belang dat de student weet wat er van hem verwacht wordt. Daarnaast moeten de voorwaarden voor de studenten ook zo zijn dat wat van hen wordt verwacht ook haalbaar is. De docent speelt daar een belangrijke rol bij. Voorbeeld: het eindeloos herkansen van vakken is voorbij; de stof moet echter wel zo uitgelegd worden dat het mogelijk is om het tentamen in één keer te halen. Hier komt dan ook de kwaliteit van het onderwijs om de hoek kijken. Zeker met het inzetten van leerrechten is de eis van kwalitatief goed onderwijs gebillijkt. Komt er een niet goed, geld terug regeling? Dan wordt de aanwijsbare kwaliteit nog meer van belang. Instellingen moeten meer inzicht geven in de kwaliteiten van hun professionals. Studenten moeten de mogelijkheid krijgen om te weten wat ze kunnen verwachten van de professionals. Voor dit alles is veel draagvlak bij stakeholders. Zowel politici als bestuurders zijn het erover eens dat er meer aandacht moet komen voor de positie en kwaliteit van docenten in het hoger onderwijs. Staatssecretaris Rutte heeft zich meerdere keren uitgesproken om zich de komende tijd in te zetten voor de ‘begeisterung’ van docenten. Zeven universiteiten in Nederland zijn een aantal zogenoemde basiskwalificaties overeengekomen met elkaar, waarin wordt aangegeven waaraan een docent moet voldoen. Kortom: de kwaliteit van de docent zingt door het gehele land. Het ISO heeft daarom onderstaande aandachtspunten voor dit thema. Aandachtspunten en inhoudelijke invulling van het thema Dat er in de WHOO aandacht besteed moet worden aan docentkwalificaties betekent niet dat in de WHOO alles dichtgeregeld moet worden. Er zou wat betreft het ISO een minimale bepaling in de wet moeten worden opgenomen. Hierin moet worden gesteld dat instellingen de verantwoordelijkheid dragen om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen door middel van kwalitatief goede docenten. De cesuur voor de minimale kwaliteit wordt vastgesteld en gecontroleerd door de NVAO. In de kaders zal meer aandacht moeten uitgaan naar de kwaliteit van het onderwijs dat de instelling verzorgt. De discussie rondom dit thema hoeft niet te zwaarmoedig te worden opgenomen. Het onderwerp roept bij velen onterecht associaties op met bureaucratie, beknotten van de academische vrijheid, dikke portfolio’s waar niemand iets aan heeft en het ontstaan van een woud aan extra regels. Ons inziens moet het juist gezien worden als een kans om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dat wij hier niet alleen in staan is te zien aan een aantal goede voorbeelden waarbij instellingen hard op weg zijn om hun docenten op te leiden en te blijven begeleiden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om docenten af te straffen voor hun onkunde, maar biedt juist een kans voor docenten en studenten om meer grip te krijgen op het onderwijs. Het primaat moet nadrukkelijk bij de instellingen zelf liggen zodat zij hun academische leeromgeving naar eigen inzicht in kunnen vullen. Daarnaast zouden opleidingscommissie structureel bij de discussie rondom de kwaliteit van de professionals betrokken moeten worden. Zij weten ten slotte uit eerste hand hoe het onderwijs gegeven wordt en welke effecten dit heeft op de studenten. In samenspraak met studenten en docenten kunnen opleidingscommissies op een laag aggregatieniveau maatwerk bieden als het
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
26
Een goed rapport: Studentenonderzoek naar de kwaliteit van het Pabo-onderwijs
gaat om de invulling van de minimale kwaliteitseisen en de verbetering van de kwaliteit van het geboden onderwijs. Concrete stappen Uitbreiding cursusaanbod en meer flexibiliteit vanuit het management voor professionals om scholingstrajecten te doorlopen. De vakbekwame docent zou opgenomen kunnen worden in een erkend register. Instellingen kunnen in samenspraak met de betrokken partijen een professioneel statuut formuleren. Goede beheersing van de Engelse taal van docenten bij Engelstalige curricula. Tijdens de sollicitatieprocedure de aankomende docent een proefcollege laten verzorgen aan toekomstige collegae en studenten. Student moet contact hebben met alle professionals binnen zijn opleiding; van studentassistent tot professor. Meer peer- reviews op de instelling zelf. Niet alleen met betrekking tot onderzoek, maar juist ook aangaande het doceren. Laat collegae met elkaar in discussie gaan over de invulling van colleges, het samenstellen van tentamens en het opzetten van practica. Een duidelijk protocol waarin omschreven staat wat een student voor mogelijkheden heeft indien het geboden onderwijs onder de maat is.
Interstedelijk Studenten Overleg – juni 2006
27