4 Nieuws 4 Onderzoek 5 Promoties en afscheidsredes 5 Afscheidscollege 5 P&O-nieuws 6 boek in beeld 8 De Openbaring 9 Column OR 9 Bijzondere Collecties 9 In Memoriam 10 De glinsterende geest 11 SPUI25 12 Grenzeloze wetenschappen
Nieuwsbrief 143
1 Een gesprek met Frank van Vree en Olivier Nyirubugara
Faculteit der Geesteswetenschappen
november 2011
Promoveren: een voorbeeld Een gesprek met promotor Frank van Vree, hoogleraar Journalistiek en cultuur, en Olivier Nyirubugara die op 10 januari promoveert. Jaarlijks vinden er rond de vijftig promoties plaats bij de FGw. Promotierecht ligt exclusief bij hoogleraren. Hoe is de relatie tussen promotor en promovendus? Zijn er algemeen geldende valkuilen en succesfactoren voor een succesvolle afronding aan te wijzen? Een promotor en een promovendus aan het woord. Het aantal promoties schommelt de laatste jaren rond de vijftig: in 2005 werden 35 promoties afgerond, in 2006 39, in 2007 40, in 2008 47, in 2009 69, in 2010 45. In 2011 zijn er tot nu toe al 43 promoties afgerond. De jaaroverzichten maken duidelijk dat de grootste onderzoeksinstituten de meeste promoties afleveren. Het ILLC neemt vanwege het samenwerkingsverband met de FNWI een bijzondere plaats in: promovendi van het ILLC kunnen zowel bij de FGw als bij de FNWI promoveren. Logischerwijs is het aantal promoties direct gerelateerd aan het aantal beschikbare plaatsen, maar zijn er factoren aan te wijzen die de afronding van een promotie bevorderen of belemmeren? Olivier Nyirubugara promoveert in januari op het proefschrift Surfing the Past, zijn promotor is Frank van Vree en medepromotor is Frank Huysmans, hoogleraar Bibliotheek wetenschap. Nyirubugara: ‘Mijn project gaat
over het gebruik van digitale media in het geschiedenisonderwijs op de middelbare school. Ik onderzocht hoe scholieren van 13 en 14 jaar het web voor hun opdrachten gebruiken. Sommige uitkomsten van het onderzoek zijn contra-intuïtief. Inderdaad, scholieren knippen en plakken uit bronnen die ze op het internet vinden, maar de processen daarachter zijn heel interessant en veel complexer dan wij denken. Een andere belangrijke bevinding is de plaats van erfgoedinstellingen op de literatuurlijst van de scholieren. Je zou denken dat sites van het Rijksmuseum of Museum het Rembrandthuis veel geraadpleegd zouden worden voor een opdracht over Rembrandt, maar niets is minder waar. Persoonlijke websites en weblogs staan bovenaan in hun bronnenlijst, terwijl er geen site van het Rembrandthuis op te vinden is. Ik vind dat heel schandalig. Scholieren typen op Google ‘Rembrandt’ in
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
2
Nederland maakte ik veel gebruik van publicaties van Frank Huysmans en hij was bereid mijn scriptie te lezen. Vol lof suggereerde hij een publicatie, maar voor een artikel was het te lang en voor een boek te kort. Voor een promotieonderzoek bracht hij me met José van Dijck in contact. Mijn eerste voorstel ‘Communicating the Past’ werd afgekeurd, maar een jaar later was ik de gelukkige met een bijgesteld voorstel. Er waren twee moeilijke momenten tijdens mijn onderzoek: in het begin en een half jaar geleden. In het begin had ik mijn focus nog niet gevonden, maar vanaf het moment dat ik mijn benadering heb veranderd van ‘Communicating the Past’ (waar de focus op de Memory Studies lag) naar ‘Surfing the Past’, is het eigenlijk tot aan het afronden van mijn onderzoek soepel verlopen. Toen zag ik dat mijn verhaal teveel uit losse stukken bestond, zoals mijn promotoren ook zeiden. Logisch, want het eerste hoofdstuk schreef ik drie jaar geleden en het laatste hoofdstuk in 2011. Ik moest alles inkorten en herschrijven: terug naar het eerste hoofdstuk, nu met de kennis van hoofdstuk acht in mijn achterhoofd. Dat was slikken.’
en komen zo bij Wikipedia terecht, als altijd bovenaan. De tweede hit is een weblog van iemand die toevallig geschiedenisdocent is of iemand die zichzelf Klaas noemt en heel populair is onder de scholieren. Maar wie is Klaas? De geautoriseerde kenniscentra blijken helemaal onderaan de lijst te staan.’ Van Vree: ‘De context van Nyirubugara’s onderzoek is belangrijk. Er is de laatste twintig jaar honderden miljoenen euro’s geïnvesteerd in het digitaliseren van collecties, erfgoed, enz. Dat is mede bedoeld voor het onderwijs. Maar als je dan onderzoekt wat daar in onderwijs van gebruikt wordt en hoe dat gaat, blijken die instellingen het niet goed te doen en blijkt het onderwijssysteem niet ingericht om er adequaat mee om te gaan. Er zijn geen goede lesmethodes, geen goede leeromgevingen en dat laat dit onderzoek aan de hand van twee casestudies zien op klassenniveau. Een achterliggende vraag is ook het effect van de digitalisering op de vorming van een historisch bewustzijn bij leerlingen.’ Nyirubugara: ‘Ik heb mijzelf daarbij drie vragen gesteld. Welke bronnen gebruiken ze? Hoe denken de leerlingen over de bronnen van historische evenementen? En hoe
aantrekkelijk is geschiedenisonderwijs geworden als gevolg van digitalisering? Je ziet dat het geschiedenisonderwijs een stuk aantrekkelijker is geworden. In een van de casestudies kregen de kinderen onderwijs volgens het Daltonplan. Ze luisteren naar de leerkracht, maar zijn tegelijk aan het zoeken op internet en luisteren ook nog naar muziek met hun koptelefoons. En dit blijkt eigenlijk het beste te werken. In de andere casestudy zag ik leerlingen op hun mobiel de actualiteit volgen tijdens een les over de gemeenteraadsverkiezingen, maar dat werd verboden.’ Van Vree: ‘Het daltononderwijs is eigenlijk beter in staat te absorberen wat die digitalisering kan bieden dan het traditionele onderwijs waarin ze die apparaten weg willen hebben van de leerlingen. Het laatstgenoemde werkt contraproductief.’ Nyirubugara: ‘Het web heeft een grote potentie en zou een sleutelrol kunnen spelen in het onderwijs.’ Euforie en moedeloosheid Nyirubugara: ‘De eerste stap van dit promotieonderzoek was mijn masterscriptie, die ik in 2006 in Leiden afrondde. Voor die masterscriptie over digitaal erfgoed in
iscipline, kritiek D verwerken en doorzettingsvermogen Van Vree: ‘Het promotieproces is altijd weer anders en hangt af van de aard van het onderzoek en het karakter van de promovendus. Een historisch proefschrift kan je vrij structureel opbouwen en dan hoef je bij de eindredactie geen heel fundamentele dingen meer te wijzigen. Maar bij een meer reflecterend promotieonderzoek, met casestudies (zoals dat van Olivier) moet je soms fundamenteel terug. Je ziet overigens wel dat met het einde in zicht de momenten van euforie en moedeloosheid elkaar steeds sneller en heftiger afwisselen, net als in de eindfase van het schrijven van een boek. Dat heeft elke promovendus. Het is ook niet gek: er ligt veel druk op een proefschrift, het is niet alleen een langlopend onderzoek dat je goed wilt afronden, het is ook nog eens een proeve van bekwaamheid, een meesterstuk.’ Succesfactoren en valkuilen? Voor Nyirubugara heeft een promotieonderzoek waarde als het een onderwerp betreft dat
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
3
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
in de samenleving speelt, waar door het onderzoek een steentje bijgedragen wordt aan de analyse ervan. Van Vree: ‘In de eerste plaats is een promotieonderzoek een leerproces. De kern van een promotie is de opleiding tot onderzoeker. Daarom moet er geïnvesteerd worden in de begeleiding en zijn er meer mensen bij betrokken. Een promotieonderzoek moet een zelfstandig en oorspronkelijk onderzoek zijn, er moet een visie in ontwikkeld worden waardoor het een bijdrage kan leveren aan lopende discussies, of die nu in de maatschappij of alleen binnen de wetenschap spelen. Een proefschrift kan ook bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problematiek. Er zitten heel veel aspecten aan Oliviers onderzoek die inderdaad veel meer aandacht vragen ook los van zijn onderzoek, want we staan als samenleving voor een aantal belangrijke vragen over digitalisering.’ De relatie tussen promotor en promovendus verandert in de loop der jaren. Van Vree: ‘Je komt in een andere verhouding tot elkaar te staan. Het zou niet goed zijn als de verhoudingen niet veranderen. Eerst waren wij jouw klankbord en was onze relatie meer die van docent en student. Je raakt op den duur natuurlijk ook betrokken bij een persoon en zijn onderzoek.’ Nyirubugara: ‘In het begin krijg je veel kritiek. Als je er meer in komt, kun je steeds meer anticiperen op opmerkingen. Ik zou de twee Franken nu geen docent of meester noemen, dat klinkt te officieel, te afstandelijk.’ Volgens Olivier is ‘discipline’ het sleutelwoord voor het voltooien van een promotieonderzoek en planning een voorwaarde. ‘Je zou mijn tijdschema eens moeten zien op mijn kamermuren.‘ Van Vree: ‘Discipline is absoluut een van de succesfactoren. Olivier is daar het wandelende voorbeeld van, hij is een van de meest gedisciplineerde promovendi die ik heb meegemaakt, en dat meen ik. Hij heeft zijn onderzoek dan ook binnen de gestelde termijn kunnen afronden. Maar ook in de succesfactoren is elke promotie weer anders. Ik begeleid op dit moment twaalf promovendi (zes aio’s, drie docentpromovendi en drie buitenpromovendi) en geen enkel verhaal is hetzelfde. Er zijn promovendi waar het misschien niet in de eerste plaats gaat om discipline, die vooral tijd nodig hebben om bij wijze van spreken ook een tijdje weg te kunnen zakken en hun onderwerp te doorgronden. Er is dus niet één succesformule, maar er is wel een aantal factoren die absoluut bijdragen aan het slagen van een onderzoek. Dat zijn naast discipline het kunnen omgaan en verwerken van kritiek, en doorzettings
vermogen, zodat je het einddoel altijd voor ogen blijft houden. Wat bijdraagt aan het proces is de pilot die promovendi sinds een aantal jaren in de loop van het eerste jaar moeten presenteren. Dat dwingt hen in een vroeg stadium in kaart te brengen waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Wat is je theoretische kader? Overzie je je corpus? In dat eerste jaar dwing je de promovendi zo te reflecteren op hun onderzoek. Dit is heel belangrijk, want dat is het moment dat je je koers nog kunt verleggen. Beginnen als een blind paard en dan proberen door te rennen naar de eindstreep, dat gaat vaak mis.
E lk promotietraject is anders Een andere valkuil voor promovendi is de neiging, vooral in het begin, om alles te willen zien en lezen, voordat er iets op papier staat. Het blijkt lastig te zijn om grenzen te stellen, te bepalen wat overbodige zijpaden zijn en dingen te kunnen afsluiten. Alle promovendi
komen in het begin met veel te omvattende voorstellen. Dat is dus ook de functie van zo’n eerste jaar en de pilot: het vinden van de focus.’ Droom in de academische wereld De toekomstdroom van Nyirubugara ligt in de academische wereld. ‘Ik solliciteer, maar de kansen zijn niet zo heel groot bij een gebrek aan vacatures bij universiteiten of hogescholen. Plan b is zelf een consultancy bedrijf beginnen. Daarvoor heb ik een computer nodig, die heb ik al, wat kennis van de digitale wereld en ervaring in het veld, die heb ik ook! Daar liggen kansen.’ Van Vree: ‘Je weet nooit hoe het loopt. De creatieve industrie wordt een van de speerpunten van NWO en over de invulling daarvan wordt in de komende maanden besloten. De digitalisering in het onderwijs is een onderontwikkeld terrein, uitgeverijen hebben er geen geld voor en de erfgoedinstellingen zijn eigenlijk vooral met hun eigen dingen bezig. In NWO-programma’s zou meer ruimte moeten komen voor kennisoverdracht in de digitale omgeving. Als dat zo is, sta jij vooraan in de rij.’ Lotte Batelaan
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
4
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
Nieuws
Internationale masterstudenten FGw
Hengeveld tijdelijk Director Graduate School for Humanities
Het totale aantal internationale studenten stijgt licht. Opmerkelijk is de verschuiving in de verhouding tussen het aantal studenten uit de EER (94) en daarbuiten (67). Het laatste aantal is sterk gestegen, er zijn vooral meer Amerikaanse studenten. We hebben dit jaar maar liefst 45 verschillende nationaliteiten mogen verwelkomen. 29 van de 161 studenten komen uit de USA, 16 uit de UK, 14 uit Duitsland. Er staan dit jaar 161 nieuwe internationale studenten ingeschreven voor een van onze masterprogramma’s, vorig jaar waren dat er 146. De duale master Preservation & Presentation of the Moving Image heeft met 14 studenten met 11 verschillende nationaliteiten de meest internationale samenstelling. Cijfers van Nederlandse studenten zijn nog niet definitief, die van de internationale studenten echter wel. De volgende percentages over de verhouding internationaal-nationaal zijn dus onder voorbehoud. Er zijn 22 internationale studenten bij de MA New Media (44%), 11 bij de MA Preservation & Presentation of the Moving Image (75 %), 11 bij de MA European Studies (55 %), 3 bij de MA Muziekwetenschap (75%), 5 bij de MA Dutch Art (100 %).
Kees Hengeveld, hoogleraar Taalwetenschap, is per 1 september benoemd tot waarnemend Director van de Graduate School for Humanities. In deze functie vervangt hij prof. dr. Jan Willem van Henten, die door het CvB is benoemd tot waarnemend decaan.
Gans ontvangt Dr. Henriette Boas Prijs 2011 Op 11 oktober 2011 is de Dr. Henriette Boas Prijs 2011 uitgereikt aan prof. dr. Evelien Gans, onderzoeker bij het NIOD en bijzonder hoogleraar Hedendaags jodendom. Gans kreeg de prijs voor het eerste deel van een dubbelbiografie: Vader en zoon, Jaap en Ischa Meijer, Een joodse geschiedenis - 1912-1956 (2007). Aan de prijs is een bedrag van € 12.500 verbonden, waarvan € 5.000 als stimulans voor nieuw onderzoek.
Onderwijscafé Alumni in beeld op 22 november Waar leiden we onze studenten eigenlijk voor op? Hoe kunnen we scherper in kaart brengen waar onze alumni terecht komen op de arbeidsmarkt, en wat de arbeidsmarkt aan kennis en vaardigheden van hen vraagt? Die informatie is natuurlijk relevant voor voorlichting aan studiekiezers en studenten. Maar in hoeverre willen, kunnen en moeten we de inhoud van onze opleidingen op de arbeidsmarkt afstemmen? Opleidingen maken al langer gebruik van (de ervaringen van) hun alumni. Alleen bij voorlichting of ook bij het verbeteren van cursussen en leerdoelen? Hoe wordt een opleiding nu afgestemd op het werkveld? Wat is de rol van de faculteit? Jacques Bos (Wijsbegeerte), Jan Hein Furnée (Geschiedenis), Anna Veltkamp (student DB-lid) en Anne van Wageningen (Europese studies) gaan hierover met elkaar en het publiek in gesprek onder leiding van Anne Bannink. Het rondetafelgesprek Alumni in Beeld vindt plaats op dinsdag 22 november (Bungehuis; zaal 101; 16.00 – 17.00 uur, aansluitend borrel). www.medewerker.uva.nl/ fgw-onderwijscafe
Presentatie projecten ICTO en Onderwijsinnovatiefonds Op 6 oktober organiseerde Taal- en letterkunde een presentatie van de projecten die met steun van ICTO en het Onderwijs innovatiefonds in 2010-2011 zijn uitgevoerd. De sprekers gingen elk kort in op de resultaten voor het onderwijs. Na de opening door Ineke Vedder brachten Yaniv Hagbi (Hebreeuws) en Elzbieta Weiss (Slavistiek) verslag uit van twee Eurotandemprojecten: UvA-studenten worden gekoppeld aan studenten van een buitenlandse universiteit. Roos van der Zwaard (Engels) demonstreerde hoe in het project Learning through Edublog studenten in Amsterdam en Melbourne samen aan een theatervoorstelling werkten. Suze van der Poll (Scandinavistiek) presenteerde de resultaten van een studie van ‘best practices’ voor activerende didaktiek en variabele werkvormen. Tatiana Markaki (Nieuwgrieks), coördinator van het departementsbrede project Webklassen Light, demonstreerde wat een webklas is en wat je er als scholier en aankomend student van leert. Mathieu de Bakker (GLTC) liet zien hoe een ‘Zomerschool Europese Talen’ de interesse voor een talenstudie zou kunnen vergroten. Het is dan ook de bedoeling om in de zomer van 2012
zo’n zomerschool te organiseren. Tom de Wolf (oud-medewerker Frans) presenteerde het rapport Toekomst taalvaardigheidsonderwijs. De middag werd afgesloten met een Grassroot project van Carmen Lie (Spaans), ter verbetering van de uitspraak van klinkers in het Spaans en het project Virtueel afzien van Joni Oyserman (Gebarentaalwetenschap), waarin filmmateriaal voor het afzien van gebaren werd ontwikkeld en gedidactiseerd.
Onderzoek Subsidie uitwisseling India Voor de uitwisseling van een Indiase wetenschapper in het kader van ‘Factors Indicating Variations In Patters of Reasoning in Schooled and Unschooled People: A Cross Cultural Study’ is door NWOWOTRO een ICSSR-NWO beurs toegekend van 7.750 euro. Michiel van Lambalgen, hoogleraar Logica en cognitiewetenschap, ILLC, is namens de UvA verantwoordelijk voor deze uitwisseling.
Subsidie Gebarentaal Het project ‘Integrating and publishing resources on sign language acquisition’ (IPROSLA) heeft een subsidie toegekend gekregen door het CLARIN-NL bureau. Het project is een samenwerking tussen de Radboud Universiteit, de UvA, de Hogeschool Utrecht en het Max Planck Instituut. De UvA krijgt voor haar bijdrage in het project 10.302 euro. Namens de UvA is Anne Baker verantwoordelijk, hoogleraar Algemene taalwetenschap, in het bijzonder de psycholinguïstiek en de taalpathologie alsmede de Nederlandse gebarentaal (ACLC).
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
5
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
Subsidie project Van Rooij Van Rooij kreeg een subsidie toegekend voor het project ‘Communication in Context: Shared Understanding in a Complex World’ (CCCOM) in het kader van het Eurocores programma ‘Understanding and misunderstanding: Cognition, Communication and Culture EuroUnderstanding’, met een bijdrage van het NWO, Gebied Geesteswetenschappen. De subsidie bedraagt 212.206 euro. Robert van Rooij, ud Wijsbegeerte, zal voor drie jaar een postdoc aanstellen.
23 november Promotie: dhr. H.J.M. van Baar (Hubertes), departement Taal- en letterkunde, ASCA Titel: The European Roma. Minority, Memory, and the limits of Transnational Governmentality Promotor: mw. prof. dr. Ginette Verstrate Locatie: Aula, aanvang: 13.00 uur
Afscheidscollege 10 november Afscheidscollege: prof. dr. John Mackenzie Owen, departement Mediastudies Titel: Het moet wel ergens over gaan Locatie: Aula, aanvang: 15.00 uur
Subsidie Poell Open Access e-journal In het kader van het Stimuleringsfonds ‘Open Access-publicaties - Journals in the Humanities’ is door het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen een subsidie toegekend voor de aanvraag ‘Open Access Journal. Amplitude: Theory, Research and Practice of Digital Studies’. De subsidie bedraagt 40.000 euro voor de eerste drie jaar en is aangevraagd door dr. Thomas Poell, ud Mediastudies.
Promoties en afscheidsredes 1 november Promotie: dhr. I. Jonas (Ingo), departement Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen, ASCA Titel: Theatrale Rezeptionsprozesse am Beispiel Ifflandscher Stücke Promotor: mw. prof. dr. Kati Röttger Locatie: Agnietenkapel, aanvang 10.00 uur
11 november Promotie: mw. Y.M. Tonnard (Yvonne), departement Neerlandistiek, ASCA Titel: Getting an issue on the table. A pragma-dialectical study of presentational choices in confrontational strategic maneuvering in Dutch parliamentary debate Promotor: dhr. prof. dr. Frans van Eemeren Locatie: Agnietenkapel, aanvang: 12.00 uur
P&O-nieuws In dienst per oktober 2011 (aanvulling eerdere Nieuwsbrief) dhr. dr. Gábor Haden, postdoc onderzoeker cg Muziekwetenschap dhr. drs. Haron Hogenkamp, medewerker onderwijsadministratie Neerlandistiek mw. Bella Hoogeveen BA, secretariaats medewerker INTT dhr. drs. Ivan Kisjes, informatieverwerkingsspecialist GARS mw. dr. Eva van Lier, postdoc onderzoeker cg Taalwetenschap dhr. Koen Martens BSc, web-ontwikkelaar Mediastudies dhr. dr. Eric Metz, docent cg Slavische talen en culturen dhr. drs. Douwe Mulder, stafmedewerker onderwijsorganisatie Mediastudies mw. Sylvia Pauw BA, Student-assistent cg Logic and Language mw. Sietske van der Pol, tutoraatscoördinator Wijsbegeerte mw. Joëlle Terburg BA, student-assistent Neerlandistiek mw. Rixt Woudstra BA, student-assistent cg Kunstgeschiedenis mw. Bianca Bezuijen MA, medewerker personeelsbeheer afdeling Personeel en Organisatie per november 2011 dhr. Michael Franke PhD, postdoc onderzoeker cg Logic and Language mw. drs. Magaly Grandez Avila, promovendus ACLC / cg Taalwetenschap
Uit dienst per oktober 2011 dhr. Dimitris Gakis, promovendus ILLC, in dienst 01.10.2009 dhr. Walid el Houri MA, promovendus ASCA, in dienst 01.10.2010 dhr. dr. Marc Jansen, universitair docent cg Europese studies, in dienst 01.01.1973 mw. drs. Rianne Kaptein, onderwijs-/ onderzoeksmedewerker departement Mediastudies, in dienst 01.08.2011 mw. dr. Floor Meijer, bestuurssecretaris afdeling Onderzoek, in dienst 01.04.2011 dhr. dr. Gerard Raat, universitair hoofddocent cg Nederlandse letterkunde, in dienst 01.08.1988 mw. drs. Mieke Taat, universitair docent cg Literatuurwetenschap, in dienst 01.10.1975 mw. Zahra Ettoghri, administratief medewerker Taal- en letterkunde, in dienst 01.08.2011 mw. drs. Colette Beestman-Kruijshaar, promovendus ICG, in dienst 15.10.2007 mw. dr. Nada Vasic, onderzoeker cg Nederlandse taalkunde, in dienst 15.06.2008 mw. Arda van Tiggelen MA, studentassistent Onderwijs en Communicatie, in dienst 05.09.2011 mw. drs. Anette Olander, docent cg Duitse en Scandinavische talen en culturen, in dienst 01.09.2006
nieuwsbrief
b
o
e
F a c u l t e i t
k
i
n
d e r
6
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
b
e
e
l
d
i
n
b
o
e
k
i
n
b
e
e
l
d
De publicaties in deze rubriek zijn de afgelopen periode toegestuurd aan de redactie van de Nieuwsbrief. Toegezonden boeken worden bewaard tot de eerstvolgende facultaire Boekenborrel, waar de boeken worden tentoongesteld. Boekenborrels vinden enkele malen per jaar plaats ter ere van de auteurs. Na de Boekenborrel worden de daar getoonde publicaties geretourneerd aan de eigenaars. Recentelijk verschenen publicaties van de hand van wetenschappers of studenten van de faculteit kunnen worden opgestuurd t.a.v. de redactie van de Nieuwsbrief, Spuistraat 210 (kamer 1.04), 1012 VT Amsterdam. Een beschrijving van een ingezonden boek, waarin in maximaal 100 woorden voor niet-vakgenoten wordt aangegeven waar het boek over gaat, en wat het belang of het bijzondere van het boek is, kan worden gestuurd aan:
[email protected]. In aanmerking voor deze rubriek komen boeken die via een officieel erkende uitgeverij zijn verschenen. Ook dissertaties van medewerkers van de faculteit die langs officiële kanalen in boekvorm zijn verschenen, kunnen worden ingezonden. Syllabi komen niet in aanmerking.
echt peeters - Henk Peeters
Una teoría sistemática de la
Small Powers in the Age of
realist avant-gardist
argumentación. La perspectiva
Total War, 1900-1940
Marga van Mechelen,
pragmadialéctica
Herman Amersfoort,
Jonneke Jobse
Frans van Eemeren en
Wim Klinkert (red.)
Uitgeverij de Kunst: Wezep, 2011
Rob Grootendorst
Brill: Leiden/ Boston, 2011
Biblos: Buenos Aires, 2011
Echt peeters is de eerste monografie
De Eerste Wereldoorlog leidde tot
over het werk van Henk Peeters
Una teoría sistemática de la
een schaalvergroting in de oorlog-
(1925). Niet alleen zijn positie
argumentación. La perspectiva
voering. Voor de kleine landen rees
binnen de Zerobeweging wordt
pragmadialéctica is de Spaanse
de vraag hoe zij zich staande zouden
beschreven, maar ook wordt
vertaling van de in 2004 bij
moeten houden in deze - en
ingegaan op zijn vroegere en latere
Cambridge University Press
volgende - orgieën van geweld.
werk en op zijn betekenis voor het
verschenen monografie A Systematic
Het is gebruikelijk het antwoord
cultuurpolitieke debat en culturele
Theory of Argumentation, waarin
van deze landen te verklaren uit de
leven in het naoorlogse Nederland.
Frans van Eemeren en Rob
buitenlandse militaire dreiging en de
Ruim honderd afbeeldingen van zijn
Grootendorst een overzicht geven
geopolitieke positie van het land in
werk begeleiden de essays. Deze
van de standaardversie van hun
kwestie. Deze factoren zijn geschikt
publicatie geeft inzicht in de vaak
pragma-dialectische argumentatie-
om de overeenkomsten maar niet de
politiek gemotiveerde keuzes die aan
theorie.
verschillen te verklaren tussen de
het werk van Peeters ten grondslag
landen in hun oorlogsvoorberei
hebben gelegen en in zijn contro
Frans van Eemeren is emeritus
dingen. Deze bundel betoogt dat die
versiële omgang met het kunstobject;
hoogleraar Taalbeheersing,
verschillen het best kunnen worden
het beeld van zijn activiteiten in en
argumentatietheorie en retorica.
verklaard uit de binnenlandse
buiten de kunst zullen aanzienlijk
Rob Grootendorst was tot zijn
politieke verhoudingen en de
worden uitgebreid en bijgesteld.
overlijden in 2000 hoogleraar
politiek-militair strategische cultuur
Taalbeheersing van het Nederlands.
van de landen in kwestie.
Marga van Mechelen is ud Kunstgeschiedenis.
Herman Amersfoort is hoogleraar Militaire geschiedenis en algemene strategie. Wim Klinkert is hoogleraar Militaire geschiedenis, in het bijzonder die van Nederland.
nieuwsbrief
b
o
e
F a c u l t e i t
k
i
n
d e r
7
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
b
e
e
l
d
i
n
b
o
e
k
i
n
b
e
e
l
d
Gevaarlijk spel. De verhouding
Napoleon’s Legacy. The Rise of
Specialization and Consolidation
History of Concepts: Compara-
tussen pr & voorlichting en
National Museums in Europe,
of the National Museum after
tive Perspectives
journalistiek
1794-1830
1830. The Neue Museum in
Iain Hampsher-Monk, Karin
Mirjam Prenger, Leendert van
Ellinoor Bergvelt, Debora J.
Berlin in an International context
Tilmans en Frank van Vree (red.)
der Valk, Frank van Vree en
Meijers, Lieske Tibbe and Elsa
Ellinoor Bergvelt, Debora J.
Normal University Press:
Laura van der Wal
van Wezel (red.)
Meijers, Lieske Tibbe and Elsa
Oost-China, 2011
Uitgeverij AMB: Diemen, 2011
G + H Verlag: Berlijn, 2009
van Wezel (red.) G + H Verlag: Berlijn, 2011
Onlangs verscheen de Chinese
Journalisten worden in toenemende
Dat musea ingezet kunnen worden
editie van History of Concepts -
mate geconfronteerd met voorlichters,
bij de vorming van de burgers is
De tweede publicatie van het
Comparative Perspectives, de eerste
pr-medewerkers en spindoctors.
sinds eind achttiende eeuw een
genoemde project heeft het Neue
publicatie van het onderzoeksproject
Dat zorgt voor spanningen: de
topic. Maar de mechanismes die
Museum in Berlijn (1850) als
Begripsgeschiedenis, dat vanuit de
belangen van de journalistiek, die tot
daarbij werkzaam waren zijn nog
referentiepunt. De wisselwerking
FGw is opgezet. Hier worden voor
taak heeft het publiek zo onpartijdig
onvoldoende onderzocht. Twee
tussen wetenschappelijke specialise-
het eerst verschillende internationale
mogelijk voor te lichten, botsen al
bundels vormen het eerste resultaat
ring en museale presentatievormen
onderzoekstradities samengebracht:
snel met die van de communicatie-
van het NWO-project National
wordt onderzocht, evenals de
de Duitse Begriffsgeschichte, de
sector, die vooral dienstbaar is aan de
Museums and National Identity, dat
verbanden die tussen de vaak
Angelsaksisch georiënteerde
eigen overheidsdienst, onderneming
deze koppeling in internationaal en
evolutionair geordende musea en
politieke ideeëngeschiedenis, de
of actiegroep. In Gevaarlijk spel
comparatief perspectief bestudeert.
het proces van staatsvorming gelegd
intellectuele geschiedenis, discourse
wordt deze problematische
Napoleon’s Legacy richt zich op de
kunnen worden. Door uiteenlo-
analyse en iconografie. Aan de
verhouding vanuit diverse kanten
enorme verschuiving in het
pende landen in het onderzoek te
bundel werkten naast Pim den Boer,
belicht. Aan de orde komen de
museumlandschap tussen 1795 en
betrekken (Frankrijk, Spanje, de
Bram Kempers en Wyger Velema
professionalisering, strategieën en
1830 onder invloed van de
hertogdommen Parma en Piacenza,
ook twee eredoctoren (Eddy de
technieken van de communicatie-
confiscatie en vervolgens restitutie
Hongarije, Beieren, Pruisen,
Jongh en Reinhart Koselleck) en een
branche, en de dagelijkse contacten
van enorme hoeveelheden cultuur-
Denemarken, Nederland,
keur van internationale experts mee.
tussen journalisten en voorlichting.
goederen. Met het Musée Napoléon
Groot-Brittannië en Schotland)
als referentiepunt wordt onderzocht
wordt gepoogd een beeld te krijgen
Frank van Vree is hoogleraar
Mirjam Prenger is docent Journalis-
hoe in de getroffen staten met
van zowel de algemene karakteris-
Journalistiek en cultuur. Pim de
tiek. Frank van Vree is hoogleraar
behulp van eigen musea het beeld
tieken, als de lokale variaties van het
Boer is hoogleraar Europese
Journalistiek en cultuur. Leendert
van een ‘nationale cultuur’ werd
thema ‘nationaal museum en
cultuurgeschiedenis. Bram Kempers
van der Valk en Laura van der Wal
ontworpen en verspreid.
nationale identiteit’.
is hoogleraar Sociologie van de
zijn oud-medewerkers van
kunst.Wyger Velema is uhd
Mediastudies.
Ellinoor Bervelt is uhd Algemene
Geschiedenis. Eddy de Jongh en
Cultuurwetenschappen.
Reinhard Koselleck ontvingen beide
Debora J. Meijers is uhd
een eredoctoraat van de UvA.
Kunstgeschiedenis.
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
De Openbaring
Elke maand (her)leest een geesteswetenschapper een belangrijk werk voor het eigen vakgebied. Belangrijk omdat het toonaangevend of baanbrekend was, een grote discussie opleverde, omdat het werk alom erkend is in de canon of juist voor de recensent persoonlijk een openbaring betekende. Volgende keer: Rens Bod, hoogleraar Computationele en Digitale Geesteswetenschappen
8
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
Hassler-Forest herleest Jeffords De relatie tussen politiek en amusement is een van de meest besproken facetten van hedendaagse populaire cultuur, maar ook een van de meest onpeilbare. Wat is de invloed van nationale en internationale politiek op de grote Hollywoodfilm? Is populaire cultuur een afspiegeling van specifieke vormen van beleid? Of vormt politiek beleid zich naar de populaire figuren en verhalen die uit de cultuur als het ware omhoogborrelen? Vragen zoals deze worden vaak gesteld, maar slechts zelden overtuigend beantwoord. Het boek Hard Bodies van Susan Jeffords is een van die zeldzame studies waarin het wél lukt: een onderzoek naar de populaire filmiconen van de jaren ’80, in de context van de veranderende Amerikaanse politiek onder president Ronald Reagan. Wat Jeffords opviel was de verschuiving in de vorm van mannelijkheid zoals die werd belichaamd door de grote filmsterren van de jaren ’70 (Dustin Hoffman, Jack Nicholson, Robert Redford) tegenover die van het volgende decennium (Sylvester Stallone, Arnold Schwarzenegger, Jean-Claude van Damme). De grote acteurs van de jaren ’70 waren volgens Jeffords het product van een land dat de pijnlijke politieke consequenties voelde van het militaire échec in Vietnam, het Watergate-schandaal, en de eerste grote economische recessie in Amerika sinds de jaren ’30. De populariteit van de ingetogen anti-held in de Amerikaanse cinema van de jaren ’70 koppelt ze aan het presidentschap van Jimmy Carter, die zelf het publieke imago van een ingetogen en bescheiden man had opgebouwd, en die internationaal ook een meer bescheiden rol voor de Verenigde Staten beoogde. Kort gezegd werd er zowel vanuit de politiek als vanuit de filmcultuur in de jaren ’70 een “soft” manbeeld uitgedragen. Dit veranderde snel in het volgende decennium, toen spierbundels als Stallone en Schwarzenegger op het witte doek de dienst uitmaakten, en de “softe man” op het filmdoek naar de achtergrond verdween. Dit kwam overeen met radicale veranderingen in het politieke beleid: Amerika onder Reagan moest opnieuw een internationale grootmacht worden, die met een agressief internationaal beleid zou voorkomen dat er weer een oliecrisis zou uitbreken, en die vastbesloten
was het “evil empire” van de Sovjet-Unie voorgoed af te breken. Jeffords laat overtuigend zien hoe dit Amerikaanse beleid sterk was beïnvloed door de boeken die Richard Nixon na zijn presidentschap schreef over de rol van Amerika als grootmacht. Deze radicale verandering in Amerikaans beleid en politieke retoriek ziet de auteur direct weerspiegeld in grote filmiconen als Rambo en The Terminator: ongevoelige mannen met “hard bodies” die met geweld wereldwijd orde op zaken stellen. Met een geraffineerde analyse van een ruime selectie sleutelfilms uit dit tijdperk, toont ze aan hoe deze specifieke vorm van mannelijkheid model kwam te staan voor een “national fantasy” over de rol van de VS: door expliciete verwijzingen naar filmhelden te maken, klampte voormalig Hollywoodacteur Ronald Reagan zich vast aan het succes van deze populaire actiefilms, waarop nieuwe films uiteraard voortborduurden op deze metaforische nationale identiteit. Zo brengt Hard Bodies de continue wisselwerking tussen Amerikaanse politiek en filmcultuur op glasheldere en zeer leesbare wijze in kaart, waarbij de auteur uiteraard ook stilstaat bij de mate waarin deze politiek vrouwenrollen van enige betekenis zo goed als uitsluit. In de laatste hoofdstukken van dit inmiddels klassieke onderzoek, in 1994 voor het eerst gepubliceerd, staat ze stil bij de veranderingen in de filmcultuur in het Clinton-tijdperk. Wederom komt ze tot de conclusie dat de relatie tussen heldenfiguren in de Amerikaanse film en politiek onmiskenbaar is, en dat de films die tijdens een bepaald tijdperk buitengewoon populair zijn altijd een afspiegeling vormen van de “national fantasy”, die door de politiek van dat moment wordt bepaald. Het boek heeft daarom nog weinig aan relevantie verloren, niet alleen omdat de discussie over populaire cultuur, ideologie, en nationale politiek nog steeds doorwoedt, maar ook omdat de politieke, economische en culturele keuzes uit het Reagan-tijdperk ons nog steeds parten lijken te spelen. Susan Jeffords: Hard Bodies – Hollywood Masculinity in the Reagan Era (Rutgers University Press, 1994) Dan Hassler-Forest is ud Engelse letterkunde.
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
9
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
Column OR Zo doen wij dat aan de UvA Plan, do, check en act. Om te besparen op dure terugkerende accreditaties per opleiding heeft de UvA besloten mee te gaan doen aan de Instellingstoets. De visitaties aan de afzonderlijke opleidingen zijn daarmee niet van de baan, maar worden wel minder zwaar. Per saldo moet dat winst opleveren: een reductie van de administratieve last van 25%. Om te kijken of we door de keuring zouden komen is een interne audit gehouden. De uitkomst van deze generale repetitie was negatief. De UvA voldoet niet, nog niet, aan de door de NVAO (de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie) gestelde criteria. In het eindrapport wordt dat onder meer toegeschreven aan de ‘informele wijze van besturen en het gebrek aan samenhang tussen de verschillende bestuurslagen van de universiteit’. Om te zorgen dat we in 2013, als we voor het eerst echt op moeten, beter gaan scoren wordt er nu van hoog tot laag gewerkt aan de uitwerking en invulling van een uniform kader kwaliteitszorg in ‘kwaliteitszorgcycli’. Op de cover van het door het Maagdenhuis afgegeven ‘Kader Kwaliteitszorg Onderwijs UvA’ staan die cycli afgebeeld in een overzichtelijke figuur van concentrische ‘Plan, Do, Check en Act’ (PDCA) cirkels, met rechte lijnen tussen de bestuurslagen. In de niet-gealfabetiseerde lijst van afkortingen op de voorpagina van de facultaire FGw uitwerking komt de afkorting PDCA niet voor. Wel, bovenaan, UvA en CvB, FGw en DB. We moeten weten waar we onder vallen! Wat baat ons deze opgelegde uniformering? In het ‘Programmaplan voorbereiding Instellingstoets Kwaliteitszorg’ wordt (p. 5) een tweeledig doel geformuleerd: 1) de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en 2) voldoen aan de criteria van de Instellingstoets. In de uitwerking lijkt het vooral te gaan om het voldoen aan de criteria van de Instellingstoets. Dat is op zich een verstandig streven, maar daarmee is niet meteen en als vanzelf de kwaliteit van het onderwijs gediend. Als UvA-breed processen van onderwijsontwikkeling, uitvoering, evaluatie en verbetering volgens eenzelfde boekje verlopen, en keurig de juiste kant op gerapporteerd worden, levert dat waarschijnlijk wel winst op. Winst in de zin van reductie van administratieve lasten. De cijfers die we vervolgens af kunnen lezen uit een verbeterde administratie zijn echter vooral rendements cijfers. Stel bijvoorbeeld dat we met een
In Memoriam ‘rendement verhogende maatregel’ als de invoering van de 884-roostering een kwaliteitsverlies van 30% realiseren, hoe snel zou dat gesignaleerd en opgepakt worden binnen het voorgestelde systeem? Het is significant dat in het hele schema van wie op welk niveau waar verantwoordelijk voor is de individuele docent nergens genoemd wordt. Zijn de passie en kunde van individuele docenten niet de kurk waar de kwaliteit van een opleiding op drijft? Wat ook in alle cycli ontbreekt, is ruimte voor feedback van buiten, van alumni en werkveld. Plan, do, check, control & laat naar je kijken.
Bijzondere Collecties Tentoonstelling: De ontdekking van de mens. Anatomie verbeeld. T/m 14 januari 2012 Erfgoed van de medische wetenschap te zien bij de Bijzondere Collecties. Deze tentoonstelling over de geschiedenis van de ontleedkunde verbeeldt de zoektocht van de mens naar de werking van zijn lichaam aan de hand van boeken, prenten, preparaten en modellen uit de medische collecties van de UvA.
Museumnacht Zaterdag 5 november, 19.00-02.00 uur Bij de Bijzondere Collecties: de Nacht van het Menselijk Lichaam Met Dick Swaab, de oudste medische handboeken, The G-team DJ’s, dr. Quackery de kwakzalver, speed-lezingen over de nieuwste ontwikkelingen in de medische wetenschap, fysiotherapie-advies, rond leidingen en uitleg over spieren met een echte bodybuilder. Verder de hele avond dr. Bibber spelen, eten, drinken, chillen en dansen in het museumcafé. www.n8.nl
Boekensalon: De ontdekking van de mens Donderdag 24 november, 17.00 uur Programma wordt nader bekend gemaakt.
Michiel Bootsman (1955-2011) Op 27 september is Michiel Bootsman overleden, na sinds januari ziek te zijn geweest. Michiel was werkzaam als fotograaf bij het Kunsthistorisch Instituut en bij het Allard Pierson Museum. Michiel Bootsman werkte sinds 1996 bij de Faculteit der Geesteswetenschappen. Hij verzorgde de fotografie voor colleges, publicaties en lezingen van de staf van het Kunsthistorisch Instituut. Zijn werk werd bijzonder gewaardeerd en in menige publicatie van medewerkers van het KHI worden dan ook de foto’s van Michiel in het dankwoord genoemd. Zijn foto’s dragen bij aan de goede, verzorgde uitstraling van deze publicaties. Al snel na zijn start bij de FGw kwam de overgang naar digitaal beeldmateriaal, wat grote veranderingen in zijn werkzaamheden bracht. Waar aanvankelijk met dia’s werd gewerkt, kwamen steeds meer digitale middelen ter beschikking. Michiel zag daar vroeg de betekenis van in en heeft de nieuwe mogelijkheden weten te benutten voor het Kunsthistorisch instituut. Als er iets mankeerde aan de software of hardware, zette de kleinste opmerking hem aan om snel een oplossing te vinden. Naast oplossingsgericht hebben collega’s Michiel leren kennen als zelfstandig, precies en heel toegewijd. Zijn creativiteit kwam tot uiting in de fotoreportages die hij maakte voor de archeologen van het Allard Pierson Museum of op eigen initiatief naast zijn werk aan de UvA. Michiel sprak niet veel over zijn persoonlijk leven. Gezien zijn fysieke klachten moet dat niet gemakkelijk zijn geweest; zo moest hij in de laatste paar jaar meerdere keren een herniaoperatie ondergaan. Wij hebben in hem een bijzondere collega verloren.
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
10
De glinsterende geest Wetenschap wordt bedreven binnen de muren van de universiteit, de vruchten van de wetenschap mogen gelukkig ook daarbuiten worden geplukt. Wetenschappers, ook die van de Faculteit der Geesteswetenschappen, zijn regelmatig in het nieuws. Omdat hun onderzoek interessante en soms direct toepasbare resultaten heeft opgeleverd, of om vanuit hun expertise actuele ontwikkelingen te becommentariëren. Deze rubriek biedt een (onvolledig) overzicht van berichten in en optredens voor de media. De redactie roept alle geesteswetenschappers op zelf melding te maken van nieuwsberichten en mediaoptredens via
[email protected].
Nederlandse jazz?
Monumentale retoriek
In het september nummer van Jazz Bulletin een interview met Loes Rusch, promovenda Muziekwetenschap en baritonsaxofoniste. Haar promotieonderzoek valt binnen het internationale onderzoeks programma naar tradities en praktijken van
In de Groene Amsterdammer van 21 september een artikel van Frank van Vree, hoogleraar Journalistiek en cultuur, over de tiende verjaardag van 9/11. De herdenking was een media event van de eerste orde en stond ‘geheel en al in het teken van het vertrouwde, met religieuze saus overgoten Amerikaanse nationalisme.’ Obama ontpopte zich als een dominee; zijn toespraak bestond uit het voorlezen van Psalm 46. Zijn voorganger George W. Bush ging nog een stap verder. Die las voor uit een brief die president Lincoln in november 1864 schreef aan Lydia Bixby, die vijf zonen had verloren in de Amerikaanse Burgeroorlog. Zo verbindt Bush zijn positie met die van Lincoln, door veel Amerikanen gezien als een van de grootste en meest nobele presidenten. ‘Ten tweede suggereert Bush met het citaat dat 9/11 een oorlog was en de slachtoffers van 9/11 gesneuveld zijn voor de republiek. Dat is, uiteraard, een nogal perverse bewering: de terroristische aanslag vormde de aanleiding van twee oorlogen, maar dat maakt de meer dan tweeënhalfduizend onschuldige burgers en reddingswerkers nog niet tot soldaten.’
Europese, lokale jazzculturen, Rhytm Changes. Rusch riczht zich op de Nederlandse jazz tussen 1960 en 1980, toegespitst op de vraagstelling naar het typisch Nederlandse van jazz in die periode. ‘Is er iets typisch Nederlands aan Nederlandse jazz?’ En zo ja, hoe wordt zo’n identiteit dan geconstrueerd? Journalistiek en muziekkritiek creëren labels als “cool”, “fusion”, “postmodern”. Het publiek vormt zich er ideeën bij en besluit vervolgens op grond van die ideeën wel of niet naar een concert te gaan. ‘ De media spelen een cruciale rol in de beeldvorming.’
Embargo-inflatie In NRC Next van 20 september bericht over persberichten ‘onder embargo’ van bedrijven die een nieuw product aanbieden. In principe is een embargo bedoeld als ‘service’ voor de journalist, die zo een ingewikkeld onderzoek of dik boek kan lezen voor de publicatie. Inmiddels is het embargo ook onderdeel van het ‘instrumentarium’ van de bedrijfsvoorlichting, zegt Frank van Vree, hoogleraar Journalistiek en cultuur. De embargostrategie is vooral een slimme marketingtruc geworden: een embargo maakt een bericht al bij voorbaat interessant. ‘De journalist kan denken dat een bericht blijkbaar zo belangrijk is dat hij er niet over mag berichten’, zegt Van Vree. ‘Maar op echt belangrijk nieuws zit geen embargo. Dan is de angst veel te groot dat het uitlekt.’
Gerard Reve en het schrijverschap Arjen Fortuin pleit in het NRC Handelsblad van 30 september voor een handelseditie van Gerard Reve en het schrijverschap, het proefschrift waarop Edwin Praat op 30 september bij Nederlandse Letterkunde promoveerde. Fortuin: ‘Praat legt uit hoe Reve zijn schrijverschap vormgaf; in boeken en overige provocaties - en met een Betondorpse zakelijkheid die in de jaren zeventig zeldzaam was in het literaire circuit. Praat beschrijft het aan de hand van (maar gelukkig
niet aan de leiband van) Bourdieu en met vermelding van Don Quichot, Frans Lodewijk Pannekoek en het urinoir van Duchamp (ironía y escatología!).’
Ongenuanceerde berichtgeving over Griekenland Tatiana Markaki, docent Nieuwgriekse taal en cultuur, is in de media aan het woord geweest over de crisissituatie in Griekenland en de berichtgeving hierover. In Villamedia van 23 september een interview met haar naar aanleiding van haar optreden in Pauw en Witteman op 14 september. In Trouw van 30 september zet Markaki de achtergronden van de huidige crisis in Griekenland uiteen. Het gevoel van wantrouwen dat tegenover gezaghebbers is ontstaan na eeuwenlange bezetting, is volgens Markaki moeilijk uit te roeien. Samen met de repressie in het recente verleden (de junta van 1967-1974) voedt dit wantrouwen de protestgeest in Griekenland, en dat is niet bevorderlijk voor het accepteren van hervormingen en bezuinigingsmaatregelen. Daarnaast noemt Markaki de exorbitant hoge kosten van de Olympische Spelen in Athene en de vaak ongunstige leningen waarvan de staatskas altijd afhankelijk van is geweest. Verder noemt zij onder meer het cliëntelisme in de politiek en de hoge opvangkosten voor de jaarlijkse stroom immigranten. En ook deze opsomming geeft slechts een fractie weer van de complexe realiteit van Griekenland, aldus Markaki.
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
11
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
SPUI25 Broodje Kennis. De 7 sleutels tot de Winterkoningin. Elizabeth Stuart ontcijferd
Joris Kila onderzoekt erfgoed Libië Joris Kila, promo vendus Algemene Cultuurwetenschappen bezocht onlangs Libië om te bekijken welke invloed het conflict aldaar heeft gehad op de staat van het cultureel erfgoed. Eerder dit jaar deed hij hetzelfde na de hevige rellen in Egypte. Kila bekeek samen met een internationaal team onder meer Leptis Magna en Sabratha, twee belangrijke Romeinse vindplaatsen, en het Nationaal Museum in Tripoli. De indrukken waren positief. Het team was onder de indruk van de goede maatregelen die genomen waren door het lokale museum en de archeologen. Kila in een interview in de Volkskrant van 5 oktober: ‘Ze weten dondersgoed dat ze hun nieuwe identiteit straks aan bindende factoren zoals het cultureel erfgoed moeten ontlenen. En dat het toerisme straks hun inkomstenbron is.’ Op 5 oktober was Kila te gast bij Een Vandaag om over zijn zoektocht te spreken. Het missie-rapport is te downloaden op: www.hum.uva.nl
Dr. Nadine Akkerman (Leiden) deed talloze ontdekkingen in de correspondentie van de Britse koningsdochter Elizabeth Stuart, die communiceerde via geheime postroutes en in cijfercodes. Dinsdag 8 november, 12.20-12.45 uur
De wetenschap in debat. Wat is de essentie van informatie? Is informatie een berekenbare grootheid, of bestaat er alleen zoiets als talig betekenisvolle informatie? Met Piet Adriaans en Jan van Eijck. Gespreksleider is Johan van Benthem. Dinsdag 8 november, 17.00-19.00 uur
Harry Mulisch. De schrijver. Deel 3 Mulisch-kenner Marita Mathijsen analyseert zijn oeuvre, vanaf de eerste werken tot de laatste, inclusief de nog niet gepubliceerde uit zijn nalatenschap. Deel 3: Wantrouwen in de fictie. Vrijdag 18 november, 13.00-14.30 uur
Broodje Kennis. hoe overleef ik de mediastad? Digitale mediatechnologieën zijn niet meer weg te denken uit de hedendaagse stad: van gps tot cameratoezicht en RFID toegangspasjes. Hoe verandert ons stedelijk leven onder invloed van die nieuwe technologieën? Met Michiel de Lange. Dinsdag 22 november, 12.20-12.45 uur
Harry Mulisch. De schrijver. Deel 4 Marie Bonaparte 1882-1962 Het boek Marie Bonaparte 1882-1962 verhaalt over de puissant rijke prinses, die een hechte band had met Freud en psychoanalytica werd. Met Hanna Stouten, Harry Stroeken, Nelleke Noordervliet, Saskia de Vries en Christien Brinkgreve. Donderdag 10 november, 17.00-19.00 uur
Harry Mulisch. De schrijver. Deel 2 Mulisch-kenner Marita Mathijsen analyseert zijn oeuvre, vanaf de eerste werken tot de laatste, inclusief de nog niet gepubliceerde uit zijn nalatenschap. Deel 2: vernietiging. Vrijdag 11 november, 13.00-14.30 uur
Mecenaat. De praktijk De praktijk van het mecenaat staat centraal in een gesprek tussen Martijn Sanders en Ilaria Borletti, die zich beiden al jaren inzetten voor kunst en cultuur. Moderator is Hans den Hartog Jager. Dinsdag 15 november, 20.00-22.00 uur
Geesteswetenschappen presenteert. Robin Celikates Is het ooit gerechtvaardigd om de wet te overtreden? En zo ja, onder welke omstandigheden? Hoe dient burgerlijke ongehoorzaamheid uitgelegd te worden, in tegenstelling tot wettelijke oppositie en revolutionair verzet? En welke rol kan burgerlijke ongehoorzaamheid spelen in een democratie? In deze lezing stelt Robin Celikates deze vragen ter discussie. Donderdag 17 november, 13.15-14.00 uur
Mulisch-kenner Marita Mathijsen analyseert zijn oeuvre, vanaf de eerste werken tot de laatste, inclusief de nog niet gepubliceerde uit zijn nalatenschap. Deel 4: De terugkeer van de romanschrijver. Vrijdag 25 november, 13.00-14.30 uur
Broodje Kennis. Staat van verzuiling. Over een Nederlandse mythe In deze lunchlezing laat historicus Peter van Dam zien hoe de hardnekkige mythes over verzuiling en ontzuiling niet alleen het beeld van de geschiedenis, maar ook discussies over de toekomst krom heeft getrokken. Dinsdag 29 november, 12.20-12.45 uur
nieuwsbrief
F a c u l t e i t
d e r
G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n
Grenzeloze wetenschappen Grenzeloze wetenschappen was het thema van de facultaire opening van het academisch jaar. Grenzeloos door het subject, door het internationale karakter, door de samenwerkingsverbanden over grenzen heen, door de eindeloosheid van ons onderzoeksgebied. Thomas Poell, ud Mediastudies, gaf tijdens de facultaire opening een presentatie over zijn onderzoek naar tweets tijdens de Tunesische revolutie. Hieronder een beknopte weergave daarvan.
12 De Nieuwsbrief Geesteswetenschappen is een uitgave van het Dagelijks Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen. Nr. 143, november 2011
Archief www.hum.uva.nl/nieuwsbrief
Eindredactie Mas Fopma Lotte Batelaan (student-assistent) Met dank aan Janneke Schoo tel. 020-525 5336
[email protected]
Verspreiding en abonnementen
[email protected]
Deadline kopij voor Nieuwsbrief 144 16 november 2011
Vormgeving www.crasborn.nl
Foto’s Eduard Lampe Dirk Gillissen (Van der Toorn, p. 4)
opvalt is dat de Engelstalige retweets voor een belangrijk deel gericht zijn op het gebruik van sociale media en het Internet tijdens de opstand. In de Engelstalige retweets lijkt de Tunesische opstand daadwerkelijk een sociale media revolutie. Uit de Franse en Arabische tweets komt een ander beeld naar voren. Deze zijn veel meer gericht op de reactie van de autoriteiten op de opstanden. Aan het einde van de onderzochte periode is vooral de grote aandacht in de Arabische retweets voor Arabische politiek opvallend. Activisten in andere Arabische landen worden opgeroepen om ook in verzet te komen. Betekent dit dan dat de #sidibouzid ruimte uiteenvalt in verschillende taalsferen? Ja en nee. Qua inhoud zijn er duidelijke verschillen tussen de talen. Als we echter naar de auteurs kijken die het meest tweeten, dan blijkt dat een groot deel van hen (zeker meer dan 500) niet slechts in één maar in meerdere talen tweet. Veel van hen stuurden tientallen en soms zelfs honderden tweets in zowel het Engels, Frans als het Arabisch. Op die manier functioneerden zij als cruciale schakels tussen verschillende taalsferen. Een eerste analyse van deze tweets wijst bovendien uit dat zij in verschillende talen over verschillende onderwerpen tweeten. Het lijkt hier om strategisch tweetgedrag te gaan: verschillende taalgroepen worden op verschillende manieren bediend. Deze strategische twitteraars zijn beslist geen gewone gebruikers. Het zijn prominente activisten, bloggers en journalisten, die met
elkaar verbonden zijn door transnationale activistische netwerken en regelmatig hun stem laten horen in de massamedia, van de NYtimes tot Al Jazeera. Interessant is ook dat zij zich slechts deels in Tunesië bevonden. Het grootste deel opereerde vanuit de VS, Europa of andere landen in het MiddenOosten. Wat niet verwonderlijk is gezien de extreme censuur en controle die de Tunesische staat uitoefende op de binnenlandse internetcommunicatie. Alles bij elkaar suggereert een gedetailleerde blik op de hashtag #sidibouzid dat Twitter niet de plek is om een verklaring te zoeken voor het succes van de Tunesische revolutie. Het platform functioneerde beslist niet als een vrije zone, die de Tunesische opstandelingen de mogelijkheid gaf om massaal informatie uit te wisselen. Tegelijkertijd is echter wel duidelijk dat de Twitter communicatie veel meer is dan een kakafonie van verschillende stemmen in een groot aantal talen. De onderzochte hashtag functioneerde als een strategische communicatieruimte, precies op het snijvlak tussen de begrensde Tunesische revolutie en transnationale activistische netwerken. Thomas Poell
11433
Tijdens de opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten deze lente, was er in de pers veel aandacht voor het gebruik van sociale media. Er werd zelfs gesproken van Facebookof Twitterrevoluties. Wat ook weer onmiddellijk kritiek opleverde. Maar wie maakten nou eigenlijk tijdens de opstanden gebruik van Twitter, Facebook of andere platformen en waarover schreven deze gebruikers? Aan de hand van een case-studie naar het gebruik van Twitter tijdens de Tunesische revolutie, probeer ik met collega’s antwoord te krijgen op deze vragen. De case-studie richt zich op de Twitter hashtag #sidibouzid, die verwijst naar het stadje Sidi Bouzid, waar de opstanden op 18 december 2010 begonnen. Voor de studie zijn in totaal meer dan 100.000 tweets verzameld van ongeveer 12.000 gebruikers over de periode tussen 18 december en 15 januari 2011, toen president Ben Ali na 23 jaar regeren het land uitvluchtte. Het grootste deel blijkt in drie talen opgesteld: Arabisch en Frans - de twee meest gebruikte talen in Tunesië - en Engels. De analyse richt zich op de retweets. Retweeting is in feite een zeer effectief filtermechanisme, waardoor de - voor de gebruikers - meest relevante boodschappen uiteindelijk door het grootste aantal mensen wordt gezien. Iedereen die een bericht retweet, stuurt het door naar al zijn of haar volgers. Van iedere dag tussen 18 december en 15 januari zijn de top 10 retweets geselecteerd en op onderwerp gecodeerd. Wat meteen