Een experiment naar het effect van het gebruik van vette kernwoorden en opsommingen in webteksten op efficiëntie, begrip, onthoudbaarheid en waardering.
Emke Mol
[email protected] Afstudeerscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Afstudeerrichting: Tekst & Communicatie Faculteit der Letteren Universiteit van Tilburg September 2003 Scriptiebegeleider: dr. Reinier Cozijn Tweede lezer:
dr.Nicole Ummelen
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................................................................... 1 Samenvatting................................................................................................................................................ 2 Inleiding ........................................................................................................................................................ 3 Hoofdstuk1: Theoretisch kader..................................................................................................................... 4 1.1 Inleiding............................................................................................................................................... 4 1.2 Richtlijnen uit usability onderzoek ....................................................................................................... 5 1.2.1 Bezwaren van usability onderzoek ............................................................................................... 5 1.3 Van interface naar webtekst................................................................................................................ 6 1.4 Scannen versus lezen......................................................................................................................... 6 1.4.1 Information Mapping® .................................................................................................................. 8 1.5 Visuele tekstuele elementen ............................................................................................................... 9 1.5.1 Vet en Opsomming..................................................................................................................... 10 1.6 Vraagstelling ..................................................................................................................................... 13 1.7 Overzicht hypotheses........................................................................................................................ 15 Hoofdstuk 2: Onderzoeksopzet .................................................................................................................. 16 2.1 Inleiding............................................................................................................................................. 16 2.2 Materiaal ........................................................................................................................................... 16 2.3 Instrumentatie ................................................................................................................................... 20 2.4 Proefpersonen................................................................................................................................... 23 2.5 Design............................................................................................................................................... 23 2.6 Procedure ......................................................................................................................................... 24 2.6.1 Apparatuur.................................................................................................................................. 24 2.6.2 Instructie ..................................................................................................................................... 25 2.7 Verwerking van de gegevens............................................................................................................ 25 2.8 Resultaten ......................................................................................................................................... 26 2.8.1 Efficiëntie .................................................................................................................................... 26 2.8.2 Begrip ......................................................................................................................................... 27 2.8.3 Onthoudbaarheid........................................................................................................................ 27 2.8.4 Waardering ................................................................................................................................. 28 2.9 Samenvatting .................................................................................................................................... 33 Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie .......................................................................................................... 35 3.1 Conclusie .......................................................................................................................................... 35 3.2 Discussie........................................................................................................................................... 35 Literatuur .................................................................................................................................................... 43 Bijlagen....................................................................................................................................................... 45
Voorwoord Met deze scriptie komt er een eind aan mijn studie. Ik heb de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen altijd met veel plezier doorlopen. De studie biedt een goede balans tussen veelzijdigheid en samenhang, tussen vernieuwende en traditionele vakken en tussen theorie en praktijk. Bij de totstandkoming van deze scriptie moesten er regelmatig hobbels worden genomen. Toch bleef het onderwerp van deze scriptie me altijd boeien, omdat ik in de praktijk heb gemerkt dat er een grote behoefte is aan wetenschappelijk getoetste richtlijnen voor het schrijven van webteksten. Ik hoop daarom ook dat deze scriptie voor andere studenten een aanleiding zal vormen voor experimenteel onderzoek naar de juistheid van adviezen voor het ontwikkelen van websites en voor het schrijven van webteksten. Graag zou ik een aantal mensen willen bedanken. Ten eerste wil ik mijn scriptiebegeleider Rein Cozijn ontzettend bedanken voor zijn hulp en enthousiasme. Daarnaast wil ik Nicole Ummelen bedanken voor haar advies over de constructie van het materiaal en voor de literatuur die zij mij gaf. Tot slot wil ik mijn ouders, mijn vriendinnen (Anneke in het bijzonder) en mijn vriend Wessel bedanken voor hun steun. Zij wisten me altijd op te vrolijken en te motiveren als ik door de bomen het bos niet meer zag. Dank! Emke Roosendaal, augustus 2003
1
Samenvatting Ondanks de aanwezigheid van tientallen handboeken voor het schrijven van webteksten, ontbreekt er betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van visuele tekstuele elementen in webteksten. In dit experiment werd onderzocht wat de invloed is van het gebruik van de visuele tekstuele elementen vet en opsomming in webteksten op de efficiëntie, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering. Het materiaal bestond uit twintig teksten over consumentenrecht in vier condities. De condities kwamen voort uit de twee gekruiste onafhankelijke variabelen Vet en Opsomming. Het experiment had een binnen-proefpersoonontwerp. De proefpersonen (n=45) kregen na het lezen van elke tekst achtereenvolgens een begripsvraag, een woordherkenningsvraag en een vragenlijst die de waardering mat. Het bleek dat webteksten met een opsomming langzamer worden gelezen, maar wel sneller en beter worden begrepen dan webteksten zonder een opsomming. Daarnaast worden woorden uit deze teksten sneller herkend, maar niet beter onthouden dan woorden uit webteksten zonder deze visuele tekstuele markering. Webteksten met een opsomming worden over het geheel genomen niet hoger gewaardeerd dan webteksten zonder een opsomming, maar ze scoren wel hoger op twee van de vijf waarderingscomponenten. Voor wat betreft Vet bleek uit dit experiment dat webteksten met vette kernwoorden sneller worden gelezen, maar niet sneller of beter worden begrepen dan webteksten zonder vette kernwoorden. Bovendien werden woorden uit deze teksten niet sneller herkend of beter onthouden dan woorden uit teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Webteksten met vette kernwoorden scoren over het geheel genomen en op alle vijf de waarderingscomponenten hoger dan teksten zonder vette kernwoorden. De combinatie van Vet en Opsomming in een webtekst scoort over het geheel genomen en op drie van de vijf waarderingscomponenten hoger dan een webtekst zonder visuele tekstuele elementen en hoger dan een webtekst met alleen een opsomming. De toepassing van alleen Vet of alleen Opsomming in een webtekst scoort over het geheel genomen en respectievelijk op drie en op twee van de vijf waarderingscomponenten hoger dan webteksten zonder visuele tekstuele elementen. Tot slot worden webteksten met vette kernwoorden over het geheel genomen en op drie van de vijf waarderingscomponenten hoger gewaardeerd dan webteksten met een opsomming. Een opsomming in een webtekst zorgt er dus voor dat de tekst langzamer wordt gelezen, maar dat hij wel sneller en beter wordt begrepen en dat woorden uit zo’n tekst sneller worden herkend. Bovendien verhoogt een opsomming op bepaalde punten de waardering voor de webtekst. Vette kernwoorden verhogen de snelheid waarmee een webtekst gelezen wordt, maar ze faciliteren noch het begrip, noch de onthoudbaarheid van de tekst. Vette kernwoorden zorgen wel voor een hoge waardering voor de tekst. Ook de combinatie van beide visuele tekstuele elementen leidt tot een hoge waardering. Het gebruik van óf vet óf opsomming leidt tot een hoge waardering ten opzichte van teksten zonder visuele tekstuele elementen, waarbij vet hoger wordt gewaardeerd dan opsomming.
2
Inleiding De afgelopen jaren heb ik voor verschillende organisaties webteksten geschreven en geredigeerd. Er bestaat erg veel literatuur over hoe je een goede webtekst schrijft. Deze literatuur is gebaseerd op gebruikersonderzoeken. Heuristieken geven bijvoorbeeld aan dat webteksten niet te lang moeten zijn, dat je kernwoorden moet markeren en dat je opsommingen (bulleted lists) moet gebruiken. Deze richtlijnen staan in praktisch elk webteksthandboek, dus er is consensus over het feit dát de toepassing van dergelijke richtlijnen nut heeft. Wat in de handboeken echter opvallend afwezig is, is de verklaring waaróm de toepassing van zulke richtlijnen nuttig is. Trekken opsommingen bijvoorbeeld de aandacht, faciliteren ze het lezen of worden ze beter onthouden dan uitgeschreven tekst? Op al deze vragen is geen antwoord te vinden in de literatuur over webteksten. In de literatuur over tekstontwerp is wonderlijk genoeg ook weinig bekend over de functie van het markeren van kernwoorden of het gebruik van opsommingen. Er zijn gelukkig aanknopingspunten te vinden in publicaties over het ontwerp van instructieve teksten en over het gebruik van kopjes en visuele markeringen. Ook de literatuur over leesprocessen biedt aanknopingspunten voor de verklaring van de werking van visuele tekstuele markeringen. Door de uitkomsten van zowel de gebruikersonderzoeken als de uitkomsten van experimenten aan elkaar te koppelen, wil deze scriptie een antwoord geven op de vraag hoe, waarom en wanneer de visuele tekstuele elementen vet en opsomming in informatieve webteksten werken. Onderzoek naar de effectiviteit van webteksten is zinvol omdat de inhoud van webpagina’s immers het belangrijkste onderdeel is van een (informatieve) website. Mensen bezoeken een website doorgaans niet voor de mooie vormgeving of voor de functionele navigatie, maar voor de informatie die ze er kunnen vinden.
3
Hoofdstuk1: Theoretisch kader 1.1 Inleiding Sinds de jaren negentig is Internet een belangrijk medium geworden. Veel organisaties wilden in die tijd zo snel mogelijk een website hebben om niet achter te blijven bij hun concurrenten. Niet zelden werd de folder van een organisatie op Internet gezet. In Figuur 1 staat een voorbeeld van een brochure die zonder meer op Internet is gezet. Figuur 1: Voorbeeld van een webpagina waar de structuur van de tekst niet is aangepast aan het medium Internet. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Bron: http://www.bpv.nl/textalg.html Bezocht: 15 augustus 2003
Later begreep men dat het plaatsen van een ‘papieren’ brochure op Internet tekort doet aan de (interactieve) mogelijkheden die Internet biedt ten opzichte van traditionele, off line media. In de loop der jaren werd er steeds meer bekend over de mogelijkheden die Internet biedt. Niet alleen op technisch, maar ook op functioneel gebied. Er werden conventies gevormd voor de vormgeving, de navigatie en de techniek, maar ook voor de teksten. Het logo van een organisatie staat bijvoorbeeld vaak linksboven, een blauw onderstreepte tekst is meestal een hyperlink en webteksten zijn over het algemeen opgedeeld in korte blokjes over één onderwerp. De conventievorming die nog in volle ontwikkeling is, wordt gevoed door resultaten van gebruikersonderzoeken. Deze onderzoeken laten onder andere zien wat voor tekstvormen Internetgebruikers waarderen. Het blijkt dat gebruikers teksten willen kunnen scannen op relevante informatie en dat ze structuurmarkeringen, zoals vette kernwoorden en opsommingen waarderen. Deze scriptie wil de vraag beantwoorden hoe deze twee visuele tekstuele markeringen, vet en opsomming, precies werken. Daartoe wordt eerst ingegaan op de uitkomsten en bezwaren van 4
gebruikersonderzoeken. Deze onderzoeken laten zien dat er consensus bestaat over de toepassing van visuele tekstuele markeringen, zoals vet en opsomming. Maar dat er geen consensus bestaat over hoe, waarom en wanneer deze markeringen werken. Het is zinvol om een antwoord te krijgen op deze vragen, omdat markeringen dan effectiever kunnen worden toegepast. Afhankelijk van het doel van een website, kunnen visuele tekstuele markeringen dan beargumenteerd worden gebruikt. In de tekstwetenschappelijke literatuur is gezocht naar een antwoord op deze vragen (zie paragraaf 1.5).
1.2 Richtlijnen uit usability onderzoek Sinds de jaren negentig is er onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van websites. Jacob Nielsen wordt beschouwd als de grondlegger van dit usability onderzoek. Hij houdt zich bezig met de bruikbaarheid van een user interface. Zo’n interface kan bijvoorbeeld een website zijn, maar ook een CD-ROM of een zoekmachine. Nielsen (1993) onderscheidt de volgende vijf componenten van het begrip usability: leerbaarheid, efficiëntie, onthoudbaarheid, foutenmarge en tevredenheid. Hij merkt op dat de usability van een systeem alleen relatief gemeten kan worden met betrekking tot verschillende taken en gebruikers. Het is dus belangrijk om bij usability-onderzoek alle vijf de componenten in het onderzoek mee te nemen en om duidelijke taken en doelgroepen af te bakenen. De resultaten van usability onderzoek zijn door verschillende auteurs gepresenteerd in de vorm van richtlijnen voor het ontwerpen van websites. Als usability onderzoek methodologisch correct zou worden opgezet en uitgevoerd, dan zou er weinig twijfel bestaan over de juistheid van de richtlijnen. Helaas kleeft er aan het usability onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd een aantal bezwaren.
1.2.1 Bezwaren van usability onderzoek Het eerste bezwaar betreft de definitie van usability. Het probleem is dat de componenten niet uniek zijn en dat ze bovendien niet goed worden gedefinieerd. Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen leren, begrijpen (foutenmarge) en onthouden? Het lijkt voor de hand te liggen dat begrijpen en onthouden tot leren leiden. Maar het is ook voorstelbaar dat men iets leert c.q. onthoudt dat men eigenlijk niet begrijpt. Het tweede bezwaar is dat er bij usability onderzoek vaak meer aandacht is voor de toepassing in de praktijk dan voor de theoretische fundering. Dit type onderzoek wordt meestal uitgevoerd in opdracht van bedrijven, die meer geïnteresseerd zijn in de praktische, positieve consequenties van een maatregel dan in de wetenschappelijke theorieën erachter. Het is voor de opdrachtgevers voldoende dat uit gebruikersonderzoek blijkt dát het gebruik van visuele tekstuele markeringen werkt. Het werkt in die zin dat gebruikers visuele tekstuele markeringen waarderen. De vraag blijft openstaan of markeringen zorgen dat lezers webteksten ook sneller lezen, beter begrijpen of beter onthouden. Wright (1994) bevestigt de beperkingen van gebruikersonderzoek. Zij zegt (met betrekking tot instructies) dat gebruikersonderzoek een door ontwerpers van computerapplicaties algemeen geaccepteerde methode is om uitspraken te doen over de behoeften van gebruikers. Ze zegt dat dit type onderzoek op zijn best laat zien waar problemen optreden, maar dat het voor het oplossen en het voorkomen van deze problemen nodig is om te weten wat de oorzaak ervan is. 5
1.3 Van interface naar webtekst De term usability werd door Nielsen duidelijk gebruikt met betrekking tot een interface. Maar het lijkt alsof de vijf componenten van het begrip (leerbaarheid, efficiëntie, onthoudbaarheid, foutenmarge en tevredenheid) ook goed kunnen worden gebruikt voor het meten van de bruikbaarheid van (web)teksten. Ook bij teksten is het, gezien een bepaalde taak voor een bepaalde doelgroep, van belang dat ze leerbaar zijn, snel gelezen kunnen worden, te onthouden zijn, begrepen en gewaardeerd worden. Naast Nielsen doen ook andere auteurs uitspraken over de bruikbaarheid van websites in het algemeen en webteksten in het bijzonder. Deze uitspraken zijn voor zover na te gaan niet op valide onderzoek gebaseerd, maar eerder op ervaringen uit de praktijk. Deze ervaringen worden als richtlijnen gepresenteerd in handboeken. Het zou betrouwbaarder zijn als eerst in een valide, empirisch onderzoek wordt onderzocht of de veronderstellingen ten aanzien van het ontwerp van webteksten wel kloppen, voordat ze als richtlijnen worden gepresenteerd. Hendrikx (1999) is één van de degenen die richtlijnen met betrekking tot het ontwerp van webteksten heeft gepubliceerd. Hij stelt in zijn handboek ‘Schijven voor het beeldscherm’ dat een beeldscherm primair een visueel medium is. Hij raadt daarom aan om bij het schrijven van webteksten gebruik te maken van visuele middelen, zodat onderdelen van de tekst meteen opvallen en ook gemakkelijker leesbaar zijn. Hendrikx stelt dat het gebruik van een opsomming één van de opvallendste visuele hulpmiddelen is voor webteksten. Hij merkt op dat opsommingen op beeldschermen veel vaker voorkomen dan op papier en dat opsommingen snel leesbaar zijn en gemakkelijk te onthouden. De uitspraken van Hendrikx worden bevestigd door Punselie (1999). Hij stelt het volgende “[…] op een beeldscherm leest een opsomming snel en geeft een rustig en ordentelijk tekstbeeld. Opsommingen hebben daarom op informatieve websites de voorkeur, mits beperkt tot maximaal zo’n zeven items.” Dit lijkt een arbitraire keuze, aangezien er geen toelichting bij deze beperking wordt gegeven. Ook Garrand (2001) stelt dat er een aantal schrijftechnieken is die uniek zijn voor het beeldscherm. De oorzaak die hij hiervoor geeft is dat de meeste mensen niet zo snel en prettig van een beeldscherm kunnen lezen als van papier. Dit wordt bevestigd door onderzoeken die Dillon (1994) bespreekt. Van Driel (2001) zegt hierover: “Beeldschermlezen verschilt van papierlezen, nog afgezien van de technologische verschillen in kwaliteit. De reden is simpel: schermlezen impliceert per definitie een interface, een intermediair die een plaats heeft tussen de lezer en de tekst. Lezen van papier wordt niet bemiddeld door een technologische intermediair.”
1.4 Scannen versus lezen Van Driel (2001) impliceert dat voor het beeldscherm en voor het papier verschillende typen teksten zouden moeten worden geschreven. Dit komt overeen met het feit dat veel aanbevelingen voor het schrijven van webteksten worden gehaald uit een karakterisering van de beeldschermlezer. Morkes en Nielsen (1997) trokken uit de resultaten van hun usability-onderzoeken onder andere de conclusie dat Internetgebruikers pagina’s niet lezen maar scannen op relevante informatie. Deze conclusie wordt door veel auteurs bevestigd (onder anderen Waller, 1982; Horton, 1994; Notten, 1996; Garrand, 2001; Van Driel, 2001). 6
De veronderstelling dat (informatieve) webteksten scanbaar zouden moeten zijn, is overigens niet pas sinds de komst van Internet ontstaan. Waller (1982) haalt Pugh aan die stelt dat efficiënte lezers van informatieve documenten in tegenstelling tot niet-efficiënte lezers geen strikt lineaire leesstrategie hanteren. In plaats daarvan scannen zij de informatie op relevante elementen. Waller stelt dat de vormgeving van teksten lezers helpt bij het selecteren van relevante informatie (scannen). Opvallend is dat dit onderzoek reeds in 1975 plaatsvond toen het Internet nog niet in zijn huidige vorm bestond. Hierbij kan opgemerkt worden dat een scannende leesstrategie geenszins exclusief is voor lezen vanaf een beeldscherm of voor lezen op Internet. Niemand leest bijvoorbeeld alle artikelen in een krant in zijn geheel en ook tijdschriften worden ‘gescand’ op relevante informatie. Het komt waarschijnlijk door de extreme alineariteit van hypertext dat zowel schrijvers als lezers zich bewust zijn van de scanbaarheid van webteksten. Schrijvers moeten scanbare teksten schrijven en lezers moeten zich bewust zijn van de tijdsbesparing die scannen op kan leveren. Met betrekking tot beeldschermlezers stelt Van Driel (2001) dat deze “[…] in eerste instantie lijken op ongeduldige, scannende, lange tekst vermijdende, verticaal lezende, visueel ingestelde mensen […]”. Verder zegt hij dat beeldschermlezers een helder overzicht willen hebben van de inhoud die in een webdocument wordt aangeboden, zodat een bezoeker zich op een efficiënte wijze kan oriënteren op de gepresenteerde informatie. Van Driel stelt dat de literatuur unaniem is in de constatering dat een helder overzicht van inhouden wordt verkregen via de volgende vier procedures: 1. segmenteren van informatie: tekstblokken met witregels ertussen 2. korte regels: elke regel is één derde van de breedte van het beeldscherm 3. kernwoorden: inhoudswoorden die het behandelde aspect aanduiden 4. opsommingen: woorden die niet achter elkaar worden doorgeschreven Het is niet voor alle vier de richtlijnen even duidelijk hoe ze moeten worden geoperationaliseerd. Welke woorden van een tekst zijn bijvoorbeeld inhoudswoorden die het behandelde aspect aanduiden en welke informatie moet precies in een opsomming worden geplaatst? Ook het effect van de toepassing van deze richtlijnen is niet direct duidelijk. Vinden beeldschermlezers overzichtelijke, heldere teksten prettiger om te lezen? Helpt het hen bij het begrijpen of het onthouden van een tekst? Of kunnen ze de tekst sneller lezen? Morkes & Nielsen (1997) onderzochten de bruikbaarheid van elementen die volgens hen zorgen voor scanbare teksten. Dit waren: vette woorden, opsommingen, fotobijschriften, korte tekstgedeelten en het gebruik van meer kopjes (dan in minder scanbare teksten). Uit het onderzoek bleek dat proefpersonen die de scanbare versie van een webtekst kregen, hun taak sneller volbrachten dan proefpersonen die de minder scanbare versie kregen. Verder maakten zij minder fouten, onthielden ze de informatie beter en waardeerden ze de website hoger dan de proefpersonen met de controleversie. Samengevat scoorde de scanbare versie 47 procent beter dan de controleversie. Deze resultaten lijken veelbelovend, maar er zijn behoorlijk wat kritische kanttekeningen bij dit onderzoek te plaatsen. De meest relevante worden hier besproken. Ten eerste worden vijf verschillende operationalisaties (vet, opsomming, fotobijschriften, korte tekstgedeelten en het gebruik van meer kopjes) van de onafhankelijke variabele (scanbaarheid) 7
samengenomen. Dit maakt de bijdrage van individuele onafhankelijke variabelen aan een eventueel effect niet inzichtelijk. Ten tweede wordt de wijze van operationalisatie van de onafhankelijke variabele niet beargumenteerd. Welke woorden moeten bijvoorbeeld vet worden gemaakt en waarom? Ten derde worden in twee van de drie deelonderzoeken wel erg weinig respondenten gebruikt (N=11 en N=19). Afgezien van het feit dat het hier exploratieve, kwalitatieve onderzoeken betreft, is dit aantal erg gering om generaliseerbare uitspraken te doen. Desondanks bestaat er zoals gezegd tussen auteurs van webschrijfhandboeken consensus over de veronderstelling dat webgebruikers pagina’s eerder scannen dan lezen. Het is inderdaad logisch dat webgebruikers de informatie op een Internetpagina in eerste instantie vluchtig doornemen om te bepalen of er zich relevante informatie op die pagina bevindt. Internet is immers een onuitputtelijke bron van informatie waar men zo efficiënt mogelijk zoekt naar relevante informatie. Maar wat doet de webgebruiker op het moment dat hij de gewenste informatie heeft gevonden? Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij dan voldoende heeft aan het scannen van de tekst.
1.4.1 Information Mapping® Een methode die zich eveneens baseert op scanbaarheid is Information Mapping® (Horn et al., 1969). Information Mapping® (IMAP) is een methode voor het analyseren, structureren en presenteren van informatie. Het doel van IMAP® is om schrijvers documenten te laten produceren die sneller en beter te lezen zijn dankzij uniformiteit en scanbaarheid. De wetenschappelijke evidentie van de methode halen Horn et al. uit onderzoeksresultaten van verschillende wetenschappelijke disciplines. De inbedding van IMAP® in bestaande theorieën is niet adequaat te noemen. Resultaten van verschillende onderzoeken uit verschillende disciplines worden zonder toelichting of voorbehoud samengenomen. Bovendien maken zij gebruik van onderzoeksresultaten zonder de generaliseerbaarheid ervan in twijfel te trekken of in ieder geval te bespreken. Horn et al. (1969) wekken samengevat de indruk meer geïnteresseerd te zijn in de toepassing van hun methode in de praktijk, dan in een valide inbedding van hun methode in bestaande theorieën. Een voorbeeld: Horn et al. stellen dat een informatieblok nooit meer dan zeven items mag bevatten (Notten, 1996). Zij baseren deze regel op de capaciteit van het korte-termijngeheugen, maar zij gaan niet in op allerlei beperkingen en toelichtingen met betrekking tot deze capaciteit. Ten eerste verschillen de meningen over de maximale capaciteit van het korte-termijngeheugen. Ten tweede valt op te merken dat deze capaciteit onder andere afhankelijk is van zaken als voorkennis, intelligentie, leeftijd en mate van concentratie. Tot slot is de capaciteit oprekbaar door het comprimeren van verschillende items tot één item. Een voorbeeld is het ezelsbruggetje ‘Mijnheer Van Dalen Wacht Op Antwoord’ voor de volgorde waarin wiskundige berekeningen dienen te worden uitgevoerd. De genoemde bezwaren met betrekking tot de IMAP®-methode worden ondersteund door Jansen et al. (2003). Zij stellen dat de studies die door Horn worden aangehaald niet gedetailleerd genoeg worden beschreven om wetenschappelijk overtuigend te zijn. Zij voegen hieraan toe dat er niet of nauwelijks informatie wordt gegeven over het ontwerp, de operationalisatie en de resultaten van de experimenten. Jansen et al. hebben onderzocht in hoeverre de claim van Horn wordt ondersteund dat het gebruik van de 8
IMAP®-methode resulteert in teksten die leiden tot verbeterde prestaties van lezers. Uit hun onderzoek bleek dat de effectiviteit van een document dat volgens de IMAP®-methode was geconstrueerd niet verschilde van zowel de effectiviteit van een document dat op traditionele wijze was opgesteld als van de effectiviteit van een gereviseerde versie van dat document. Dit alles gold ook voor de efficiëntie waarmee lezers een document lazen. Ondanks de bovengenoemde bezwaren, lijkt IMAP® in de praktijk een waardevol instrument te zijn. De methode wordt wereldwijd door ongeveer 150.000 mensen in 1000 organisaties (Jansen et al., 2003) gebruikt en heeft de laatste jaren een nieuw ‘bestaansrecht’ verworven door de opkomst van Internet. Bouquet & Notten (1999) stellen dat IMAP®-documenten uitermate geschikt zijn voor on line presentatie. Dit komt volgens hen doordat IMAP®-documenten ‘transparant’ en ‘modulair’ zijn. Dit is precies wat moderne lezers volgens Bouquet en Notten eisen: zij willen snel kunnen zien welke passages zij vanuit hun leesdoel kunnen overslaan; vervolgens willen zij de passages die voor hen wél van belang zijn snel kunnen lezen en begrijpen. Deze eisen komen overeen met de scanbaarheid die Nielsen en anderen aanbevelen. Bouquet en Notten wijzen verder op de bruikbaarheid van IMAP® bij het produceren van modulaire tekstelementen die met behulp van een content management systeem eenvoudig kunnen worden hergebruikt voor verschillende toepassingen. Zoals uit bovenstaande blijkt is er in het usability-onderzoek veel aandacht voor ontwerprichtlijnen van webteksten. Uniformiteit, scanbaarheid, transparantie en modulariteit zijn begrippen die steeds terugkomen in de literatuur over webteksten. Deze zaken lijken dus van belang te zijn bij het produceren van dit type teksten. De vraag blijft echter openstaan hoe lezers op de toepassing van deze vier zaken reageren. Begrijpen ze zulke teksten beter? Kunnen ze de teksten beter onthouden? Of lezen ze de teksten sneller? Of juist niet? En waarom? Hieronder wordt eerst ingegaan op typografisch onderzoek en vervolgens op tekstwetenschappelijk onderzoek naar visuele markeringen van tekst. Daarbij gaat de aandacht uit naar twee belangrijke visuele markeringen die veelvuldig in webteksten worden gebruikt: vette kernwoorden en opsommingen.
1.5 Visuele tekstuele elementen De verwachting was dat er vrij veel publicaties te vinden zouden zijn over de effecten van het gebruik van visuele tekstuele markeringen. Helaas bleek dit niet zo te zijn. Er is geen eenduidige oorzaak aan te wijzen voor het nagenoeg afwezig zijn van dit soort onderzoek. Het is mogelijk dat dit type markeringen tot de opkomst van Internet niet veel voorkwam in ‘papieren’ teksten. Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat wetenschappers er niet in geïnteresseerd zijn. Waller (1987), die typografie definieert als “de visuele attributen van geschreven taal”, concludeert dat grafische verschijnselen in geschreven taal maar weinig aandacht hebben gekregen van linguïstische wetenschappers. Hij merkt wel op dat er een toegenomen aandacht voor is sinds de opkomst van de elektronische media. Waller (1980) noemt als gevolgen van de relatieve afwezigheid van literatuur over de effecten van tekstuele visuele markeringen dat er geen overeenstemming is over wat typografische conventies betekenen, dat het gebruik ervan niet consistent is en dat er bij de praktische analyse van typografische markeringen zelfs twijfel over bestaat of het fenomeen naast een semantische eigenlijk wel een pragmatische betekenis bevat. De semantische 9
betekenis van bijvoorbeeld een vet woord is simpelweg dat het woord ‘dikker’ wordt weergegeven. De pragmatische betekenis van een vet woord zou kunnen zijn dat er nadruk op wordt gelegd door de schrijver. De bedoeling is dat ook de lezer deze pragmatische betekenis toekent aan het woord. Waller (1982) concludeert dat onderzoek gewenst is naar wat de effecten zijn van het gebruik van typografische elementen. Aan de ene kant moet volgens hem onderzocht worden welke cognitieve processen lezers precies gebruiken als ze een tekst leren. Aan de andere kant moeten volgens Waller experimenten uitgevoerd worden met typografische elementen in teksten. Naar aanleiding van de resultaten kunnen dan richtlijnen worden opgesteld met betrekking tot het gebruik van deze elementen. Naast Waller bevestigt ook Dillon (1994) dat veel problemen bij het ontwerpen van elektronische teksten voortkomen uit de afwezigheid van een beschrijving van het leesproces in relatie tot het ontwerp van die teksten. Frase et al. (1985) zeggen hierover dat tekstwetenschappers en tekstontwerpers helaas niet altijd nauw samen hebben gewerkt. Psychologische theorieën over wat teksten moeilijk te begrijpen maakt, worden volgens hen door tekstontwerpers te simplistisch gevonden. Frase et al. bedoelen hiermee waarschijnlijk dat tekstontwerpers vinden dat de werkelijkheid complexer is dan de theorieën suggereren. Theorieën beschrijven vaak maar een klein deel van de werkelijkheid, dus er kan maar met een beperkt aantal factoren rekening worden gehouden. Aan de andere kant vinden tekstwetenschappers de intuïties en voorschiften van de tekstontwerpers volgens Frase et al. te vaag. Tekstontwerpers proberen volgens hen goede teksten te schrijven, terwijl tekstwetenschappers begripsproblemen met tekst proberen te verklaren en op te lossen. Tot slot bevestigt ook Narveson (2001) de relatieve afwezigheid van wetenschappelijke literatuur op het gebied van typografische signalen. Hij verstaat hieronder bijvoorbeeld vette tekst, opsommingen met bolletjes en opsommingen met nummers. Hij stelt dat er wel aanwijzingen zijn over hoe signalen in het algemeen werken, maar dat niet bekend is hoe elk signaal afzonderlijk werkt of waarom het werkt. Bovendien is volgens hem onduidelijk hoe deze signalen, die vaak samen voorkomen, interacteren.
1.5.1 Vet en Opsomming Desondanks is er wel enig onderzoek gedaan naar de effecten van het gebruik van visuele tekstuele markeringen. Waller (1987) bijvoorbeeld, gaat in zijn bespreking van visuele tekstuele elementen uit van gesproken taal. Hij stelt dat het vet maken van woorden gebruikt kan worden om de kwaliteit van gesproken taal toe te voegen aan geschreven taal. Hij doelt hiermee waarschijnlijk op prosodie in gesproken taal dat een extra betekenis kan geven. Zo zou bijvoorbeeld de zin “Die man is mijn vader” uitgesproken kunnen worden met de nadruk op ‘die’, daarmee aangevend dat ‘mijn vader’ niet die andere man is (gegeven dat er twee mannen zijn). Als echter in plaats van ‘die’ het woord ‘vader’ benadrukt wordt uitgesproken, neemt de uitspraak eventuele verwarring over ‘die man’ weg: hij is niet mijn broer of mijn buurman, maar mijn vader. In geschreven taal kunnen deze mondelinge ‘kwaliteiten’ volgens Waller met behulp van visuele tekstuele elementen bereikt worden. Zo zou de gesproken nadruk uitgebeeld kunnen worden door woorden vet te maken. Vergelijk bijvoorbeeld ‘Die man is mijn vader’ met ‘Die man is mijn vader’. Het vet maken van woorden zorgt ervoor dat meer nadruk komt te liggen op het vette woord. Waller verwijst in dit verband naar de theorie van lineaire actie van De Beaugrande. Deze theorie stelt dat 10
geschreven taal minder gebonden is aan lineariteit dan gesproken taal. Lezers kunnen bijvoorbeeld zelf teruggaan naar eerder gelezen passages. De Beaugrande heeft zeven principes van lineariteit opgesteld en Waller (1987) heeft hieraan typografische verschijningsvormen gekoppeld. Twee van de principes zullen in deze scriptie besproken worden; ‘zwaarte’ en ‘opsommingen maken’. Over ‘zwaarte’ zegt De Beaugrande het volgende: “[…] houdt zich bezig met gradaties van belangrijkheid, nadruk, focus, lengte, onderscheidendheid of nieuwheid in die zin dat al deze zaken een zwaardere druk leggen op het verwerken ervan”. Waller geeft als typografische verschijningen van ‘zwaarte’ typografische nadruk en ruimtelijke isolatie. Als voorbeeld hiervan noemt hij het vet maken van kernwoorden. Over ‘opsommingen maken’ zegt De Beaugrande het volgende: “[…] houdt zich bezig met de ordening van vergelijkbare, opeenvolgende items”. Waller noemt bolletjes voor opsommingen en de structuur van tabellen als voorbeelden. Hij stelt dat opsommingen ervoor kunnen zorgen dat de aandacht van de lezer getrokken wordt. Waller en De Beaugrande specificeren niet wat er gebeurt als een lezer een tekst met visuele tekstuele markeringen verwerkt. Zij zeggen bij ‘zwaarte’ alleen dat er een zwaardere druk komt te liggen op het verwerken van een ‘verzwaard’ tekstelement. Deze veronderstelling hebben ze echter niet getoetst. In het artikel van Reynolds en Shirey (1988) worden wél experimenten aangehaald die maten of als belangrijk beoordeelde segmenten beter worden geleerd omdat er meer aandacht aan wordt besteed. Dat bleek inderdaad zo te zijn. Hoe belangrijker, des te meer aandacht er aan besteed wordt, des te langer de leestijd is en des te beter het geleerd wordt. Of een segment als belangrijk wordt beoordeeld hangt af van het leesdoel, de tekstkenmerken en de voorkennis van de lezer. Reynolds en Shirey stellen dat aandacht besteden aan belangrijke tekstelementen een belangrijk onderdeel is bij het begrijpen, bestuderen en leren van informatie. Duchastel (1982) zegt in overeenstemming met Reynolds en Shirey dat gemarkeerde tekstgedeelten de aandachtstoekenning aan die gedeelten faciliteren. Hij stelt dat lezers continu moeten besluiten welke informatie belangrijk is en dat ze aan de hand van die als belangrijk beoordeelde gedeelten geleidelijk een interne representatie opbouwen rondom de kernbegrippen van de tekst. Gemarkeerde kernwoorden faciliteren dit proces. Ook Schriver (1996) stelt dat het gebruik van typografie duidelijk kan maken wat de schrijver als belangrijk beoordeelt. Verder zegt ze dat goed gekozen gebruik van typografie lezers kan helpen bij het identificeren van de inhoud en de structuur van een tekst. Typografie kan het achterhalen van de betekenis van een uiting faciliteren. Goed gebruikte typografie kan volgens Schriver eraan bijdragen dat de lezer het doel en de organisatie van een document achterhaalt. Teksten zonder typografische markeringen vragen volgens Schriver meer mentaal werk van lezers, omdat zij gedwongen worden om tekstgedeelten aan elkaar te relateren en om de relaties tussen deze gedeelten te identificeren. Schriver stelt dus dat de vorm van teksten de interpretatie van de inhoud kan sturen. Volgens Reynolds en Shirey (1988) is het bij het aandacht besteden aan bepaalde tekstelementen wel van belang dat men de vaardigheden bezit om parameters van de taak en de tekst te gebruiken om de belangrijkheid van tekstelementen te bepalen. Als vet bijvoorbeeld wordt gebruikt om kernwoorden in een informatieve tekst te accentueren, dan moeten lezers deze visuele parameter wel als zodanig kunnen interpreteren. Als een lezer de extra betekenis van een vet woord namelijk niet begrijpt, dan zal er geen 11
faciliterend effect optreden met betrekking tot het begrijpen of onthouden van de tekst. Waller (1987) daarentegen gaat er vanuit dat lezers tekstuele visuele markeringen automatisch juist zullen interpreteren. Hij haalt in dit verband het principe van coöperativiteit van Grice (1975) aan. Dit principe zegt dat schijnbaar onlogische uitingen toch goed worden begrepen in alledaagse situaties. Dat komt doordat luisteraars ervan uitgaan dat hun gesprekspartners de intentie hebben om enkel informatieve, ware, relevante en niet ambigue uitingen te doen. Grice ontwikkelde dit principe oorspronkelijk voor gesproken taal, maar het is ook goed toe te passen op geschreven taal. Waller zegt dat als Grice accuraat onze normale assumpties met betrekking tot de communicatieve intenties van anderen beschrijft, dat dan alle elementen van een geschreven document potentieel informatief, correct, relevant en helder zijn. En daarom zullen lezers visuele tekstuele markeringen volgens hem automatisch juist interpreteren. Dit is niet in overeenstemming met wat Waller in een eerdere publicatie schreef. In 1980 schreef hij namelijk dat er geen overeenstemming is over wat typografische conventies betekenen, dat het gebruik ervan niet consistent is en dat er bij de praktische analyse van typografische markeringen twijfel over is of het fenomeen naast een semantische eigenlijk wel een pragmatische betekenis bevat. Het is dus de vraag hoe lezers de betekenis van tekstuele visuele markeringen (h)erkennen en begrijpen. Het antwoord op deze vraag is de vorming van conventies. Taal is een conventie, dus zowel de semantische als de pragmatische betekenis van visuele tekstuele markeringen is dat ook. Als mensen eenmaal geleerd hebben dat vette woorden de kernwoorden van een tekst zijn, dan zullen zij met name deze woorden proberen te begrijpen en onthouden. Dillon (1994) bevestigt de kracht van conventies voor opsommingen. Hij zegt dat de structuur van een document zowel voor de schrijver als voor de lezer een conventie kan vormen. De schrijver conformeert zich aan bestaande verwachtingen met betrekking tot de vorm en lezers weten wat ze kunnen verwachten. Voor lezers kan de structuur een interpretatiekader vormen dat het begrip bevordert. En schrijvers kunnen structuurelementen op hun beurt bewust gebruiken om een reactie bij hun lezers uit te lokken. Tot slot zegt Dillon dat de structuur voor zowel de schrijver als voor de lezer een mentaal model biedt waarin de inhoud van de tekst wordt georganiseerd. Dit dwingt de schrijver om zijn informatie logisch te organiseren en het faciliteert bij lezers het begrip van de organisatie van de tekst. Dillon zegt dus dat structuur de mentale organisatie van een tekst stuurt. De vorming van een mentaal model, ook wel schema genoemd, heeft te maken met het opdoen van ervaring met bepaalde tekststructuren of onderwerpen. Schemata kunnen ook gevormd worden met betrekking tot een medium, in dit geval Internet. Stikwerda en Kruiningen (1999) stellen dat ervaring een belangrijke factor is in het leesproces (op Internet). Uit hun experimenten blijkt dat ervaren Internetters gebruik maken van hun opgedane kennis, in dit geval met betrekking tot de ‘communicatieve gebeurtenis website’. Ook Schriver (1996) erkent de belangrijkheid van conventies, schemata en ervaring. Om de effectiviteit waarmee mensen door een website navigeren te verhogen, is het volgens haar belangrijk dat gebruikers niet alleen van scherm tot scherm kunnen voorspellen waar ze informatie zullen vinden, maar ook wat de retorische functie van die informatie zal zijn. De retorische functie van Schriver komt overeen met de pragmatische functie van Waller die hierboven werd besproken. Schriver stelt dat de voorspelbaarheid van webteksten verhoogd kan worden door het consistente gebruik van visuele taal, zoals opsommingen en vette kernwoorden. Het is hierbij volgens haar wel belangrijk dat de leesbaarheid van de informatie vóór de 12
toepassing van typografische markeringen gaat. De markeringen moeten dus logisch en beargumenteerd worden toegepast. Verdere ondersteuning voor het belang van visuele tekstuele markeringen komt van Boekelder en Steehouder (1998). Zij schrijven dat visuele elementen, zoals opsommingen, lezers helpen bij het selecteren van relevante informatie. Opsommingen vallen volgens hen binnen de (brede) definitie van diagrammen. Ze gebruiken de term diagram als een generieke term voor tabellen, stroomdiagrammen en vergelijkbare vormen van ruimtelijk georganiseerd tekstueel materiaal. Zij zeggen dat verscheidene experimenten aantonen dat de effectiviteit (accuraatheid) en de efficiëntie (snelheid) van de uitgevoerde taak toeneemt wanneer instructies in diagrammen worden gepresenteerd. Boekelder en Steehouder stellen dat diagrammen syntactische en logische complexiteit reduceren, dat ze het gedeeltelijk verwerken van informatie faciliteren en dat ze zorgen dat het minder moeite kost om een reeks antecedenten te herinneren.
1.6 Vraagstelling Op basis van onderzoeksresultaten uit de tekstwetenschap is in dit hoofdstuk getracht inzicht te creëren in mogelijke antwoorden op vragen die door usability-onderzoek zijn opgeworpen. In deze paragraaf zullen de verwachtingen worden uiteengezet ten aanzien van de effecten van het gebruik van de visuele tekstuele elementen vet en opsomming in webteksten op respectievelijk de leestijd, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering.
Leestijd Op basis van veronderstellingen van Waller (1982), Morkes & Nielsen (1997), Boekelder en Steehouder (1998) en Hendrikx (1999) is de verwachting dat webteksten met een opsomming sneller worden gelezen dan uitgeschreven teksten. Opsommingen helpen bij het selecteren van relevante informatie. Dit komt doordat opsommingen zowel de syntactische als de logische complexiteit van een tekst reduceren. Daardoor kan de tekst efficiënter verwerkt worden (zie paragraaf 1.5.1). Daarnaast zou je op basis van de literatuur mogen verwachten dat webteksten met vette kernwoorden langzamer worden gelezen dan teksten zonder deze tekstuele visuele markering. Reynolds & Shirey (1988) stellen dat als belangrijk beoordeelde tekstelementen langzamer worden gelezen dan als minder belangrijk beoordeelde tekstelementen. De verwachting is dat vette kernwoorden als belangrijk worden beoordeeld. De implicatie daarvan is dat teksten zonder vette kernwoorden waarschijnlijk sneller worden gelezen, omdat er geen extra aandacht wordt besteed aan die woorden.
Begrip Op basis van de literatuur (zie paragraaf 1.5.1) zou je mogen verwachten dat webteksten met opsommingen beter worden begrepen dan teksten zonder dit visuele tekstuele element. Dat komt doordat opsommingen de aandacht trekken, helpen bij het selecteren van relevante informatie en een interpretatiekader vormen. Opsommingen faciliteren de vorming van een mentaal model voor de organisatie van de inhoud van een tekst. En ze verminderen zowel de syntactische als de logische
13
complexiteit van een tekst. Doordat een tekst met een opsomming effectief wordt verwerkt, wordt hij waarschijnlijk beter begrepen, dan een tekst zonder een opsomming. Ten aanzien van vette woorden zou je op basis van de literatuur (zie paragraaf 1.5.1) mogen verwachten dat webteksten met vette kernwoorden beter worden begrepen dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Dit komt doordat op vette woorden de nadruk ligt (zie paragraaf 1.4 en 1.5.1). Visuele tekstuele elementen kunnen belangrijkheid aanduiden en aan als belangrijk beoordeelde tekstelementen wordt meer aandacht besteed en daardoor worden ze beter geleerd. Gemarkeerde tekstelementen reduceren de mentale belasting en daardoor faciliteren ze de aandachtstoekenning aan belangrijke tekstelementen. De verwachting is dat de strekking van een tekst beter wordt begrepen doordat men niet zelf hoeft te bepalen wat de kernwoorden van die tekst zijn. Vet heeft dus een structurerende functie: het markeert de belangrijke woorden in een tekst en helpt zo bij de opbouw van een effectieve representatie van de tekst. Onthoudbaarheid De verwachtingen over de invloed van Vet en Opsomming op de onthoudbaarheid van webteksten komen overeen met de verwachtingen over de begrijpelijkheid. Dit komt doordat zowel voor het begrijpen als voor het onthouden van teksten een mentale representatie van de tekst wordt gevormd door lezers. De verwachting is dat het gebruik van vet en opsomming de vorming van een goede mentale representatie faciliteert. Goed in die zin dat de strekking van een tekst wordt opgemerkt, begrepen en onthouden. Net als voor ‘begrip’ geldt voor ‘onthouden’ dat je op basis van de literatuur zou mogen verwachten dat opsommingen beter worden onthouden dan uitgeschreven teksten. Opsommingen helpen bij het selecteren van relevante informatie, doordat ze zowel de syntactische als de logische complexiteit van een tekst reduceren (zie paragraaf 1.5.1). Opsommingen faciliteren de vorming van een effectief mentaal model voor de organisatie van de inhoud van een webtekst en daardoor worden teksten met een opsomming volgens de verwachting beter onthouden dan teksten zonder een opsomming. Ten aanzien van vette woorden zou je op basis van de literatuur mogen verwachten dat webteksten met vette kernwoorden beter worden onthouden dan teksten zonder deze tekstuele visuele markering. Net als bij het begrijpen van zulke teksten komt dit doordat er nadruk ligt op vette kernwoorden (zie paragraaf 1.4). Lezers besteden waarschijnlijk meer aandacht aan vette woorden, omdat ze verwachten dat deze woorden de strekking van de tekst weergeven. Tekstelementen waaraan meer aandacht wordt besteed, worden beter geleerd (zie paragraaf 1.5.1). Dit komt doordat visuele tekstuele elementen waarschijnlijk helpen bij de vorming van een effectieve interne representatie rondom de kernbegrippen. Waardering Op basis van het in paragraaf 1.2.1 besproken usability onderzoek, zou je mogen verwachten dat de toevoeging van vet en opsomming aan een webtekst leidt tot een hogere waardering voor die tekst. Een aanvullende verwachting is dat het gebruik van zowel vet als opsomming in webteksten leidt tot een hogere waardering dan voor teksten met slechts één van beide visuele tekstuele markeringen. De visuele tekstuele elementen moeten de inhoud van die tekst volgens Morkes & Nielsen (1997) wel complementeren. Dat wil zeggen dat ze niet arbitrair, maar logisch en beargumenteerd moeten worden toegevoegd.
14
1.7 Overzicht hypotheses Hypothese 1 Webteksten met een opsomming worden sneller gelezen dan webteksten zonder een opsomming Hypothese 2 Webteksten met vette kernwoorden worden langzamer gelezen dan webteksten zonder vette kernwoorden. Hypothese 3 Webteksten met een opsomming worden beter en sneller begrepen dan webteksten zonder een opsomming. Hypothese 4 Webteksten met vette kernwoorden worden beter en sneller begrepen dan webteksten zonder vette kernwoorden. Hypothese 5 Webteksten met een opsomming worden beter onthouden en woorden uit deze teksten worden sneller herkend dan woorden uit webteksten zonder een opsomming. Hypothese 6 Webteksten met vette kernwoorden worden beter onthouden en woorden uit deze teksten worden sneller herkend dan woorden uit webteksten zonder vette kernwoorden. Hypothese 7 Webteksten met een opsomming worden hoger gewaardeerd dan webteksten zonder een opsomming. Hypothese 8 Webteksten met vette kernwoorden worden hoger gewaardeerd dan webteksten zonder vette kernwoorden. Hypothese 9 Webteksten waarin zowel een opsomming als vette kernwoorden staan worden hoger gewaardeerd dan teksten waarin slechts één van beide visuele tekstuele markeringen wordt gebruikt.
15
Hoofdstuk 2: Onderzoeksopzet 2.1 Inleiding Dit onderzoek wil een antwoord geven op de vraag wat de effecten zijn van het gebruik van de visuele tekstuele elementen vet en opsomming in webteksten. De bezwaren die in het vorige hoofdstuk bij de bespreking van usability onderzoek zijn opgeworpen zullen zo veel mogelijk vermeden worden. In dit hoofdstuk worden in paragraaf 2.2 eerst de operationalisaties van de onafhankelijke variabelen Vet en Opsomming in het materiaal verantwoord. Daarna komen in paragraaf 2.3 de instrumenten aan de orde die de efficiëntie, het begrip, de onthoudbaarheid en de waardering maten. Na de bespreking van de instrumenten wordt in paragraaf 2.4 aandacht besteed aan de kenmerken van de proefpersonen die aan dit experiment deelnamen. Vervolgens gaat paragraaf 2.5 in op het design van het experiment. Na het design komt in paragraaf 2.6 de procedure aan bod, waarna in de paragrafen 2.7 en 2.8 respectievelijk de verwerking van de resultaten en de resultaten worden besproken. Het hoofdstuk wordt in paragraaf 2.9 afgesloten met een samenvatting van de resultaten.
2.2 Materiaal Het onderwerp van het tekstmateriaal in dit experiment was consumentenrecht. De keuze voor dit onderwerp en deze teksten had drie redenen. De eerste reden is dat werd verwacht dat de proefpersonen geen extreme voor- of afkeur voor dit onderwerp zouden hebben en dat zij er ook niet extreem veel of weinig voorkennis over zouden hebben. De tweede reden is dat de teksten door vijf organisaties (Hartman Communicatie B.V., Ministerie van Economische Zaken, de Ombudsman, de Consumentenbond en professor Hondius van de Universiteit van Utrecht) zijn gecontroleerd. Deze controle had betrekking op de consistentie van het taalgebruik, de consistentie van de inhoud, de inhoudelijke juistheid, de begrijpelijkheid, de aantrekkelijkheid, de bruikbaarheid en tot slot de correctheid van het taalgebruik. Door deze controle is de homogeniteit van het materiaal hoog. De derde en laatste reden is dat de teksten zowel representatief zijn voor webteksten als voor teksten over consumentenrecht voor een breed publiek. De evidentie hiervoor kan gevonden worden in het feit dat alle twintig teksten (in minder homogene vorm) te vinden zijn op de site http://www.staiksterk.nl van het Ministerie van Economische Zaken. Het materiaal bestond uit twintig teksten in vier condities. Deze condities ontstonden door het kruisen van de twee onafhankelijke variabelen Vet en Opsomming. De vier condities verschilden van elkaar wat betreft het gebruik van visuele tekstuele elementen. In conditie 1 wordt zowel gebruik gemaakt van vette kernwoorden, als van een opsomming. Conditie 2 bevat alleen een opsomming. In conditie 3 komen alleen vette kernwoorden voor en in conditie 4 worden geen visuele tekstuele elementen gebruikt. In Tabel 1 staan de vier condities weergegeven.
16
Tabel 1 Schematische weergave van de vier condities in het experiment die voortkomen uit de twee gekruiste variabelen Vet en Opsomming. Vet
Niet Vet
Opsomming
Conditie 1
Conditie 2
Geen opsomming
Conditie 3
Conditie 4
Alle teksten vertolkten dezelfde communicatieve intenties in die zin dat ze allen een reading to learn to dodoel (Kussel, 2001) hadden. Dit houdt in dat de teksten informatie geven die nodig is om een bepaald probleem op te lossen. De teksten liggen qua doel tussen informerende (reading to learn) en instruerende (reading to do) teksten in. Een reading to learn-tekst informeert lezers over een onderwerp waarover ze nog geen of niet veel kennis hebben, zonder dat deze nieuwe kennis direct in de praktijk wordt toegepast. Een reading to do-tekst instrueert lezers hoe ze een bepaalde handeling in de praktijk uit moeten voeren, zonder gedetailleerd in te gaan op de argumenten waarom de handeling op die manier moet worden uitgevoerd. Bij een tekst met een reading to learn to do-doel wordt achtergrondinformatie gegeven die noodzakelijk is om een bepaalde handeling in de praktijk goed uit te kunnen voeren. Bij een reading to learn to do-doel is het inherent dat er verschillende vragen kunnen worden gesteld. Zo kan in de teksten een antwoord worden gegeven op een wie-, wat-, hoe-, wanneer- of waaromvraag. Om de homogeniteit van het materiaal te waarborgen hebben de twintig teksten eenzelfde opbouw. Boven elke tekst staat een titel. Onder de titel staat de inleiding waarin een probleem uiteen wordt gezet. Vervolgens wordt de oplossing gegeven waarbij gebruik gemaakt kan worden van een opsomming en van vette kernwoorden. Tot slot wordt de informatie uit de opsomming nader toegelicht of uitgebreid waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van vette kernwoorden. In de Tabellen 2 en 3 staan voorbeelden van (de opbouw van) het materiaal in twee condities (met vet–met opsomming en met vet–zonder opsomming). Tabel 2 Voorbeeld een tekst zoals gebruikt in het experiment in de conditie met vet – met opsomming. titel
Een klachtenbrief schrijven
probleemstelling
U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt.
oplossing
In een goede klachtenbrief staat het volgende:
toelichting
•
een beschrijving van de klacht
•
de oplossing die u wilt
•
de termijn waarbinnen u een reactie verwacht
Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
17
Tabel 3 Voorbeeld een tekst zoals gebruikt in het experiment in de conditie met vet – zonder opsomming. titel
Een klachtenbrief schrijven
probleemstelling
U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt.
oplossing
In een goede klachtenbrief staat het volgende: een beschrijving van de klacht, de oplossing die u wilt en de termijn waarbinnen u een reactie verwacht.
toelichting
Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
Behalve door de uniforme opbouw van de teksten werd de homogeniteit van het materiaal gewaarborgd door de relatief uniforme lengte van de teksten. Gemiddeld bevatten de teksten, inclusief de titel, 117 woorden met een standaarddeviatie van 9 woorden (8%). De tekstversies zonder opsomming waren gemiddeld 119 woorden lang. Het verschil tussen de versies met opsomming en de versies zonder opsomming bedroeg gemiddeld 1,7 procent. Dit verschil werd met name veroorzaakt door het woord ‘en’ dat tussen de onderdelen van de opsomming geplaatst werd om van de opsommingen lopende zinnen maken (zie Tabel 3 en Bijlage 3).
Vet Bij de bespreking van tekstwetenschappelijk onderzoek (zie paragraaf 1.5) bleek al dat onderzoek naar de effecten van visuele tekstuele elementen schaars is. Er zijn in de literatuur ook nauwelijks aanknopingspunten te vinden om te bepalen welke woorden van een tekst vet zouden moeten worden gemaakt en waarom. Handboeken voor het schrijven van webteksten (zie paragraaf 1.3) geven vage richtlijnen die erop neerkomen dat de belangrijkste woorden vet moeten worden gemaakt. Voor de verantwoording van de operationalisatie van de onafhankelijke variabele Vet in het materiaal is in eerste instantie gekeken naar tekstwetenschappelijke theorieën op het gebied van tekstverwerking (lezen, begrijpen en onthouden). Een voorbeeld van zo’n theorie is de text comprehension theory van Van Dijk en Kintsch uit 1983. Deze theorie stelt onder andere dat de betekenis van een tekst wordt gerepresenteerd door de text base van die tekst. Een text base is een hiërarchische boomstructuur van proposities uit een tekst. Bovenaan de boomstructuur staat één propositie, de overige proposities komen daaronder. Een coherente tekststructuur wordt geconstrueerd door proposities aan elkaar te verbinden die een argument met elkaar delen. Hogere proposities uit de boom worden beter onthouden dan lagere proposities. Dit staat bekend als het levels effect (Singer, 1990). De operationalisatie van de onafhankelijke variabele Vet in het materiaal zou kunnen worden beargumenteerd door van elke tekst een textbase te construeren en de hoogste proposities vet te maken. Helaas is de text comprehension theory in de praktijk erg moeilijk toepasbaar. Een duidelijke, concrete handleiding voor het construeren van een textbase ontbreekt. Daarom is gezocht naar een theorie die in de praktijk beter toepasbaar is.
18
De schematheorie van Schank & Abelson (1977) bleek duidelijkere richtlijnen te bieden voor de praktische toepassing van de theorie. Een schema is een kennisstructuur die georganiseerd is rondom een bepaald thema. Schema’s spelen een belangrijke rol bij het verwerken van taal, doordat ze als een soort kapstok dienen voor het organiseren van complexe ideeën. Een script is een bepaald type schema dat verwijst naar georganiseerde kennis over bekende, stereotype situaties of gebeurtenissen. De zes onderdelen van een script zijn titel, rollen, attributen, ingangsvoorwaarden, resultaten en acties (Singer, 1990). Het verband dat tussen de schematheorie en het materiaal van dit experiment gelegd kan worden is dat het onderwerp consumentenrecht georganiseerde kennis bevat over bekende, stereotype situaties of gebeurtenissen. Vanuit het oogpunt van de lezer is de informatie stereotiep in die zin dat iedereen wel eens een product koopt of gebruik maakt van een dienst en daarbij een probleem ondervindt. Een lezer leest de tekst met als doel de ‘gaten’ in zijn kennis op te vullen. Deze gaten worden in de schematheorie slots genoemd. Lezers herkennen (onbewust) bepaalde schema-onderdelen, terwijl andere onderdelen nieuw voor hen zijn. Schank & Abelson stellen dat begrip een proces is waarbij mensen wat ze horen en zien vergelijken en combineren met de kennis die ze al hebben. Ze schrijven dat nieuwe informatie begrepen wordt in termen van oude informatie. De integratie van elementen uit de tekst met elementen van een script verhoogt volgens hen de waarschijnlijkheid dat de elementen uit de tekst betrouwbaar worden opgeslagen in het geheugen. Vanuit het oogpunt van de schrijver van de tekst is het onderwerp stereotiep te noemen, in die zin dat experts onafhankelijk van elkaar tot eenzelfde representatie van bepaalde kennis kwamen (zie paragraaf 2.2). Anders gezegd: experts op het gebied van consumentenrecht zullen waarschijnlijk steeds dezelfde informatie geven over de onderwerpen op dit gebied. Met betrekking tot de schematheorie betekent dit dat de inhoud van elke tekst over consumentenrecht in de vorm van een script kan worden gegoten. Toegepast op het materiaal van dit experiment betekent dit dat de belangrijkste scriptonderdelen vet worden gemaakt. De verwachting is dat het vet maken van deze kernonderdelen proefpersonen helpt bij het lezen en begrijpen van een tekst. In Hoofdstuk 1 is in dit verband Duchastel (1982) aangehaald die stelt dat gemarkeerde tekstgedeelten de aandachtstoekenning aan die gedeelten faciliteren. Hij stelt dat lezers continu moeten besluiten welke informatie belangrijk is en dat ze aan de hand van de als belangrijk beoordeelde gedeelten geleidelijk een interne representatie opbouwen rondom de kernbegrippen van een tekst. Gemarkeerde kernwoorden faciliteren volgens hem dit proces. De vette kernwoorden zullen de proefpersonen dus waarschijnlijk wijzen op de belangrijke onderdelen van een script. Daardoor activeren ze dit script waarschijnlijk sneller en zijn ze er bovendien zekerder van dat ze het juiste script hebben geactiveerd. Dit zorgt ervoor dat de lezer een goede mentale representatie opbouwt van de tekst, waardoor de tekst beter wordt begrepen en onthouden. Om te bepalen welke elementen tot de kernbegrippen van een tekst behoorden, is steeds gekeken naar de oplossing die werd gegeven voor het probleem dat in de inleiding van elke tekst werd geschetst. Het doel van de teksten is namelijk een oplossing bieden voor een bepaald probleem op het gebied van consumentenrecht. Het belangrijkste onderdeel van de tekst is dus de oplossing. Daarom zullen alleen in dat onderdeel scriptonderdelen worden gemarkeerd door middel van vet. Om preciezer te zijn: alle scriptonderdelen die nog niet in de inleiding genoemd zijn. Hierin worden immers al vaak attributen, rollen 19
of ingangsvoorwaarden geïntroduceerd. Dit zijn dus reeds bekende elementen voor de lezer, terwijl het bij het oplossen van een bepaald probleem juist gaat om informatie waar de lezer nog niet over beschikt. De titel (of naam) van het script werd altijd vet gemaakt, omdat dit een verplicht onderdeel van een script is. Naast de titel bestaat een script uit vijf onderdelen: rollen, attributen, ingangsvoorwaarden, acties en resultaten. De kernwoorden werden per tekst uit deze componenten geselecteerd (zie Bijlage 2). Er is een aantal regels opgesteld om te bepalen wat de kernbegrippen waren. Als een rol een kernbegrip was, werd deze rol op één plaats vet gemaakt in de tekst. Hetzelfde gold voor attributen. Als een resultaat, een actie of een ingangsvoorwaarde een kernbegrip vormde, werden alle kernonderdelen, liefst aaneengesloten, vet gemaakt in de tekst. Deze laatste bepaling is toegevoegd om te voorkomen dat (door bijvoorbeeld tangconstructies) bij elkaar horende onderdelen ver uit elkaar werden geplaatst, zodat niet goed meer duidelijk was dat ze bij elkaar hoorden. Elk kernbegrip werd slechts één keer vet gemaakt om te voorkomen dat het onderscheidende effect wegviel. Als er heel veel vette woorden zijn, dan vallen ze niet meer op tussen de niet vet gemaakte woorden. Om die reden werden alleen zelfstandige naamwoorden, werkwoorden of constituenten kernwoorden vet gemaakt en niet hele (deel)zinnen. En daarom is ook besloten om precies zeven schema-onderdelen vet te maken. Dit getal is niet geheel willekeurig; het is het gemiddelde van het aantal vette kernwoorden dat werd gevonden in de oorspronkelijke versies van het materiaal. Een overzicht van het (totaal) aantal vette schema-onderdelen per tekst, het gemiddelde aantal vette schema-onderdelen per tekst (plus standaarddeviatie) en het aantal woorden per tekst is gegeven in Bijlage 3.
Opsomming De plaats van de onafhankelijke variabele Opsomming in het materiaal leverde in tegenstelling tot de onafhankelijke variabele Vet geen probleem op. In elke tekst is er in het oplossingsgedeelte de mogelijkheid om informatie al dan niet in een opsomming te presenteren. Een opsomming bevat steeds minimaal drie componenten en soms vier als dat voor de juistheid van de informatie relevant is.
2.3 Instrumentatie In dit onderzoek wordt nagegaan hoe lezers reageren op het gebruik van visuele tekstuele elementen in webteksten over consumentenrecht. De invloed van het gebruik van visuele tekstuele elementen werd gemeten aan de hand van vier taken: een leestaak, een begripstaak, een woordherkenningstaak en een waarderingstaak. Bij de leestaak werd gemeten hoe lang proefpersonen deden over het lezen van een tekst. De begripstaak mat met behulp van een bewering over de tekst of proefpersonen de tekst goed hadden begrepen. Ook de snelheid werd daarbij gemeten. Bij de woordherkenningstaak werd met behulp van een woord gemeten of proefpersonen de tekst goed hadden onthouden. Ook bij deze taak werd de snelheid gemeten. Tot slot mat de waarderingstaak in hoeverre de proefpersonen de tekst waardeerden. Bij deze taak werd de snelheid niet gemeten. Hieronder worden de afhankelijke variabelen beschreven.
20
De leestaak Uit de karakterisering van de beeldschermlezer (zie: paragraaf 1.4) bleek al dat beeldschermlezers teksten snel willen lezen. In dit onderzoek wordt daarom nagegaan of het gebruik van visuele tekstuele elementen invloed heeft op de efficiëntie waarmee mensen webteksten lezen. De verwachting is dat een webtekst waarin vette kernwoorden staan, langzamer wordt gelezen dan een tekst zonder vette kernwoorden. Dat komt waarschijnlijk doordat vette kernwoorden door lezers als belangrijk worden beoordeeld en daardoor kost de verwerking van een tekst met vette kernwoorden meer tijd. Voor teksten met een opsomming wordt juist verwacht dat deze sneller worden gelezen dan teksten zonder een opsomming, omdat een opsomming waarschijnlijk de verwerkingstijd reduceert (zie paragraaf 1.6).
De begripstaak Een tekst is alleen effectief als lezers hem begrijpen. In dit onderzoek wordt nagegaan of het gebruik van visuele tekstuele elementen leidt tot een beter begrip van een webtekst. De verwachting is dat zowel het vet maken van kernwoorden als het presenteren van informatie in een opsomming zal leiden tot een beter begrip van de tekst, doordat vet en opsomming de lezer helpen bij het vormen van een mentaal model van de tekst (zie paragraaf 1.6). De begripstaak werd vóór de woordherkenningstaak aangeboden om de tijd tussen het lezen van de tekst en de woordherkenningstaak te vergroten. Of de proefpersonen de teksten goed begrepen hadden werd gemeten met beweringen waarvan zo snel mogelijk bepaald moest worden of ze ‘waar’ of ‘onwaar’ waren. Bij de beweringstaak werden zowel de beweringstijden als het aantal goed beantwoorde beweringen gemeten. De ene helft van de beweringen was juist en de andere helft was onjuist. De juiste beweringen gaven altijd de belangrijkste oplossing voor het probleem uit de inleiding van elke tekst (zie paragraaf 2.2). De foute beweringen waren variaties op de juiste beweringen. Dat wil zeggen dat vaak slechts één woord of een aantal woorden werd gevarieerd. De foute woorden konden wel betrekking hebben op consumentenrecht. Het waren dus geen beweringen die misplaatst waren in deze context. Dat zou er namelijk voor kunnen zorgen dat proefpersonen direct wisten dat de beweringen onjuist waren. De beweringen bevatten altijd één of meer kernwoorden. Dit zijn dus woorden die vet werden gemaakt in een bepaalde conditie van de tekst. Deze woorden werden bij het aanbieden van de bewering niet vet gemaakt. In Tabel 4 staat een voorbeeld van een juiste en een onjuiste bewering (zie Bijlage 6). De beweringen horen bij de tekst die als titel ‘Een klachtenbrief schrijven’ heeft (zie Tabel 3). Tabel 4
Voorbeeld van een juiste en een onjuiste bewering (zie de tekst uit Tabel 3) Bewering
Waar
Door het schrijven van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt.
Onwaar
Door het schrijven van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk dat u een discussie met hem aan wilt gaan.
21
De woordherkenningstaak Naast efficiëntie en begrip is ook de onthoudbaarheid van een tekst van belang. De verwachting is dat het gebruik van Vet en Opsomming in webteksten leidt tot een betere onthoudbaarheid, doordat deze visuele tekstuele elementen de lezer helpen bij het vormen van een mentaal model van de tekst (zie paragraaf 1.6). De onthoudbaarheid werd gemeten door woorden uit de tekst die proefpersonen net hadden gelezen aan te bieden met de vraag of dit woord letterlijk in de zojuist gelezen tekst stond. De antwoordmogelijkheden waren ‘ja’ en ‘nee’. De woorden waren niet al voorgekomen bij de beweringen. Bij de woordherkenningstaak werden zowel de woordherkenningstijden als het aantal juist herkende woorden gemeten. De juiste woorden waren allemaal kernwoorden die in een bepaalde tekstconditie vet waren gemaakt. De helft van de juiste woorden was afkomstig uit de opsomming en de andere helft uit de toelichting. De onjuiste woorden waren woorden die betrekking konden hebben op consumentenrecht. Een juist woord mocht maar één keer in de zojuist gelezen tekst hebben gestaan. Als het woord er meerdere keren instond, zou dat de taak vergemakkelijken. In Tabel 5 staan voorbeelden van juiste en onjuiste woorden uit zowel de opsomming als uit de toelichting (zie Bijlage 6). De woorden horen bij de tekst die als titel ‘Een klachtenbrief schrijven’ heeft (zie Tabel 3). Tabel 5
Voorbeeld van juiste en onjuiste woorden uit de opsomming en uit de toelichting (zie de tekst in Tabel 3) Stond het volgende woord letterlijk in de tekst?
beschrijving Ja periode
Nee
lezen
Ja
schrijven
Nee
uit de opsomming uit de toelichting
De waarderingstaak Na het meten van de efficiëntie, het begrip en de onthoudbaarheid, werd de waardering van proefpersonen voor de webteksten gemeten. Ook dit is een belangrijk aspect van de effectiviteit van een webtekst. Als een tekst wel goed gelezen, begrepen en onthouden wordt, maar als mensen hem absoluut niet waarderen, dan is de tekst niet optimaal effectief. De verwachting is dat webteksten met Vet en Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markeringen. De verwachting is dat dit komt doordat deze visuele tekstuele markeringen de moeite voor de proefpersonen reduceren om de teksten te lezen, te begrijpen en te onthouden (zie paragraaf 1.6). Hetgeen gemeten werd was de waardering voor de begrijpelijkheid van de oppervlaktestructuur van de tekst. De waardering werd voor elke tekst gemeten na de begrips- en de woordherkenningstaak. De reden hiervoor is dat de waarderingstaak, in tegenstelling tot de lees-, bewerings- en woordherkenningstaak niet zo snel mogelijk hoefde te worden uitgevoerd. Het instrument dat de waardering mat bestond uit vijf componenten (zie Bijlage 6). In Tabel 6 staat een voorbeeld van het instrument dat de waardering mat.
22
Tabel 6
Voorbeeld van het instrument dat Waardering mat Geef je oordeel over de tekst eenvoudig
overzichtelijk logisch opgebouwd duidelijk prettig leesbaar
ingewikkeld onoverzichtelijk onlogisch opgebouwd onduidelijk niet prettig leesbaar
2.4 Proefpersonen In totaal hebben aan dit onderzoek 45 proefpersonen hun medewerking verleend: 27 vrouwen en 18 mannen. De proefpersonen waren studenten van verschillende faculteiten van de universiteit van Tilburg. Ze waren tussen de 19 en 26 jaar oud. De gemiddelde leeftijd was 22,7 (sd 1,8).
2.5 Design Dit onderzoek heeft een binnen-proefpersoonontwerp met twee gekruiste onafhankelijke variabelen Vet en Opsomming met elk twee niveaus. In totaal waren er dus vier condities (zie Tabel 1). De proefpersonen kregen twintig teksten te lezen over consumentenrecht. Per conditie kregen de proefpersonen vijf verschillende teksten aangeboden om de eventuele effecten van individuele teksten zo veel mogelijk uit te sluiten. Zowel de volgorde van de twintig teksten als de volgorde van de tekstversies is semi-random verdeeld. De tekstvolgorde was constant (zie Bijlage 5). Teksten die qua onderwerp relatief veel op elkaar leken zijn ver uit elkaar geplaatst. Bovendien werden teksten waarvan de bijbehorende beweringen en/of woorden veel op elkaar leken ver uit elkaar geplaatst (zie paragraaf 2.3). De efficiëntie waarmee de proefpersonen de teksten lazen, de beweringen beantwoordden en het woord herkenden, werd gemeten in milliseconden. De versievolgorde werd zoals gezegd semi-random bepaald en was niet constant. Er werden vier lijsten samengesteld met de volgorde van de vier verschillende versies van de twintig teksten. De semi-random volgorde van de vier condities werd bepaald door de posities van de teksten uit elke conditie bij elkaar op te tellen. De totale som van de rangorde van de posities was 210 (20*21/2). De items zijn zo gelijk mogelijk verdeeld in vier groepen van respectievelijk 53,50, 50 en 57 rangordesommen, corresponderend met conditie één tot en met vier (zie Bijlage 5). Teksten in dezelfde conditie kwamen nooit achter elkaar voor om een eventueel volgorde-effect zo veel mogelijk uit te sluiten. Naast de versievolgorde werd ook de volgorde van de juiste en onjuiste beweringen semi-random bepaald. Er werden bij de begripstaak evenveel juiste als onjuiste beweringen aangeboden. De volgorde stond per tekst vast. Bij de tekst die als eerste werd aangeboden was de bewering in alle condities bijvoorbeeld altijd juist. De volgorde van de juiste en onjuiste beweringen werd bepaald door de posities van de juiste en van de onjuiste beweringen bij elkaar op te tellen. Bij elkaar opgeteld moest de som van de posities van de juiste beweringen ongeveer gelijk zijn aan de som van de posities van de onjuiste beweringen. De som van de posities van de juiste beweringen was 102 en die van de onjuiste beweringen was 108 (zie Bijlage 5). 23
Net als bij de beweringstaak waren er bij de woordherkenningstaak evenveel juiste als onjuiste woorden die in een vaste, semi-random volgorde werden aangeboden. De volgorde van de juiste en onjuiste woorden werd ook bij deze taak bepaald door de posities van de juiste en van de onjuiste woorden bij elkaar op te tellen. De helft van de woorden was afkomstig uit de opsomming en de andere helft uit de toelichting. De som van de posities van de juiste woorden was 103, waarvan 53 uit de opsomming afkomstig waren en 50 uit de toelichting. De som van de posities van de onjuiste woorden was 107, waarvan 50 uit de opsomming afkomstig waren en 57 uit de toelichting (zie Bijlage 5). Bij de waarderingstaak werden alle items op zevenpunts semantische differentialen gescoord. De vijf vragen stonden in een vaste volgorde (zie Tabel 6). Voor elke proefpersoon waren de schaalwaarden gerandomiseerd. Dat wil zeggen dat voor de ene proefpersoon 'eenvoudig' bijvoorbeeld bij elke tekst links stond en voor de andere proefpersoon rechts.
2.6 Procedure In deze paragraaf wordt eerst de apparatuur beschreven die tijdens het experiment werd gebruikt. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de afname van het experiment precies plaatsvond.
2.6.1 Apparatuur Het materiaal bevond zich op een locale linux/apache netwerkserver waarop een applicatie was geïnstalleerd geschreven in php/mysql (zie Bijlage 6). Deze applicatie bevatte de vier lijsten met de conditievolgordes (zie paragraaf 2.5 en Bijlage 5), inclusief de teksten, de beweringen, de woorden en de vragenlijsten. De pc maakte gebruik van het besturingssysteem Microsoft Windows 2000 en had een 17 inch monitor. Opera 7 werd als browser gebruikt, omdat deze de pagina’s goed weergaf op een volledig scherm zonder menu’s en knoppenbalken. Deze taakbalken zouden afleidend kunnen werken. Alle schermen hadden een lichtblauwe achtergrond en Verdana als lettertype met een tienpunts lettergrootte. De applicatie registreerde de tijden en de scores en poolde de scores automatisch om. De tijdmeting in de browser vond plaats middels JAVA-script op de proefpersonen-pc. Dit maakte het mogelijk dat het experiment simultaan op meerdere pc’s werd afgenomen. Voorafgaand aan het eigenlijke experiment gebruikten de proefpersonen het toetsenbord om hun gegevens in te typen. Bij de rest van experiment werd gebruik gemaakt van de muis om antwoorden aan te klikken.
24
2.6.2 Instructie Het experiment vond plaats in een rustig en airconditioned laboratorium zodat de proefpersonen zich optimaal konden concentreren op hun taken. Proefpersonen werd verzocht mee te werken aan een onderzoek naar het lezen van teksten op Internet. De afname van het experiment verliep individueel en soms voor twee proefpersonen tegelijk. De procedure verliep voor alle proefpersonen gelijk. De proefpersonen werd verzocht om goed rechtop en dichtbij de computer te gaan zitten. Daarna moesten de proefpersonen hun studie, leeftijd en sekse intypen. Ook moesten ze aangeven of ze links- dan wel rechtshandig waren. Vervolgens gaf de proefleider in een mondelinge instructie aan dat ze de teksten goed en snel moesten lezen en niet uit het hoofd moesten leren. In de instructie werd verder precies uitgelegd dat de proefpersonen steeds eerst een tekst kregen om te lezen, daarna een bewering om te beoordelen, vervolgens een woord om te herkennen en tot slot een vragenlijst (zie Bijlagen 4 en 6). Voordat aan het eigenlijke experiment werd begonnen, kregen de proefpersonen eerst een oefentekst met een oefenbewering, een oefenwoord en een oefenvragenlijst. Naar aanleiding daarvan konden ze nog vragen stellen voordat aan het eigenlijke experiment werd begonnen. De proefleider observeerde de proefpersoon terwijl deze de oefentekst las en de taken uitvoerde. Als de proefpersoon te langzaam las of antwoordde of als de proefpersoon fouten maakte, wees de proefleider de proefpersoon daarop. Na het geven van de instructie ging de proefleider op een afstand van de proefpersoon zitten, zodat er geen hinderlijke invloed van de proefnemer uit kon gaan. Na afloop van het experiment verscheen er een pagina waar de proefpersoon hartelijk bedankt werd voor zijn medewerking. Het experiment duurde ongeveer twintig minuten.
2.7 Verwerking van de gegevens Met behulp van SPSS 11.0.1 zijn de effecten van Vet en Opsomming op Efficiëntie, Begrip, Onthoudbaarheid en Waardering getoetst in variantieanalyses over proefpersonen (F1) en over items (F2). Er waren 45 proefpersonen en twintig teksten. In de variantieanalyses waren Vet en Opsomming binnen-proefpersoonvariabelen. De variabelen 'lijst' (proefpersonen die dezelfde conditievolgorde kregen) en 'groep' (items die dezelfde conditievolgorde hadden) zijn respectievelijk in de proefpersonenanalyse en in de itemanalyse opgenomen om de errorvariantie te reduceren (Pollatsek & Well, 1995). De factor ‘lijst’ is de variantie die toe te schrijven is aan het feit dat in dit onderzoek vier verschillende versievolgordes, oftewel ‘lijsten’, zijn gebruikt waartussen de condities doorwisselden (zie paragraaf 2.5 en Bijlage 5). De verschillen in het aantal fouten bij Begrip en Onthoudbaarheid zijn getoetst met X²-toetsen met als factoren Vet (vet, niet vet) en Opsomming (opsomming, geen opsomming). Aan zowel de beweringstijden als aan de woordherkenningstijden zijn grenzen gesteld die per analyse zullen worden vermeld1. Uit de data bleek verder dat sommige items dubbel waren beantwoord. Deze worden daarom niet geanalyseerd en zullen per analyse vermeld worden. Sommige items zijn van analyse uitgesloten, omdat er verhoudingsgewijs erg veel fouten werden gemaakt. Deze zullen ook per analyse worden besproken.
1 Door de hoge variantie in de bewerings- en de woordherkenningstijden werden er op basis van 2 keer de standaarddeviatie van het proefpersoonen het itemgemiddelde geen outliers gevonden. Te lange reactietijden werden begrenst (zie paragraaf 2.8.2 en 2.8.3).
25
2.8 Resultaten In deze paragraaf worden de resultaten besproken. Eerst worden de effecten van Vet en Opsomming op Efficiëntie besproken, vervolgens op Begrip en op Onthoudbaarheid en tot slot worden de effecten van Vet en Opsomming op Waardering besproken.
2.8.1 Efficiëntie Eén item is door één proefpersoon dubbel gelezen en werd daarom niet in de analyse opgenomen. Het is mogelijk dat deze proefpersoon gebruik heeft gemaakt van de backbutton. Er zijn erg veel fouten gemaakt op de bewering van item 15. Het bleek dat 36 van de 45 proefpersonen (80%) de bewering na tekst 15 fout hadden beantwoord. Dit is reden om aan te nemen dat de bewering bij dit item misleidend was en dat bleek bij nadere bestudering zo te zijn. Dit item werd daarom voor alle proefpersonen van analyse uitgesloten. Bij de analyse van de leestijden zijn alleen de leestijden meegenomen van teksten waarvan proefpersonen de bewering juist hadden beantwoord. De reden hiervoor is dat een leestijd van weinig waarde is als men de tekst blijkbaar niet goed begrepen heeft. Van de in totaal 900 beantwoorde beweringen, werd 24% van de reactietijden uitgesloten omdat de bewering onjuist was beantwoord. De gemiddelde leestijden staan in Tabel 7. Tabel 7 Gemiddelde leestijden (in milliseconden) als functie van Vet en Opsomming. Vet
Niet vet
Opsomming
35887
36502
Geen opsomming
32864
34530
In de variantieanalyse was er een effect van Opsomming in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 8,04; MSE = 33609352; p < 0,05; η² = 0,164, F2(1,15) = 7,97; MSE = 18611306; p < 0,05; η² = 0,347. Teksten met een opsomming werden langzamer gelezen dan teksten zonder een opsomming. De factor Opsomming verklaarde bij de proefpersonen 16,4% van de variantie en bij de items 34,7%. De eerste hypothese die luidt dat webteksten met een opsomming sneller gelezen worden dan webteksten zonder een opsomming moet dus verworpen worden. Verder was er een effect van Vet in de itemanalyse: F2(1,15) = 4,76; MSE = 15873001; p < 0,05; η² = 0,241, maar niet in de proefpersonenanalyse: F1(1,41) = 2,23; MSE = 22627165; p > 0,10. Voor de items gold dat teksten met vette kernwoorden sneller werden gelezen dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de items 24,1% van de variantie. De tweede hypothese dat webteksten met vette kernwoorden langzamer gelezen worden dan webteksten zonder vette kernwoorden moet dus ook verworpen worden. Er was geen interactie tussen Vet en Opsomming: F1(1,41) < 1, F2(1,15) = 2,21; MSE = 12307286; p > 0,10.
26
2.8.2 Begrip Bij de begripstaak zijn twee items dubbel beoordeeld en deze werden daarom niet in de analyse opgenomen. Zoals bij de analyse van de leestijden al is uitgelegd (zie paragraaf 2.8.1) zijn alleen de beweringstijden geanalyseerd van de beweringen die juist zijn beantwoord (76%). Bij de bespreking van de resultaten van Efficiëntie is al vermeld dat één item niet opgenomen is in de analyse omdat dit te vaak fout was beantwoord. Er werd een bovengrens gesteld aan de beweringstijden. Beweringstijden boven de 20000 milliseconden werden uitgesloten van analyse. Van de 900 items werd 0,6% uitgesloten van analyse omdat de beweringstijd te lang was. De gemiddelde beweringstijd, inclusief de beweringstijden van de uitgesloten items was 6003 milliseconden. De gemiddelde beweringstijden staan in Tabel 8. Tabel 8 Gemiddelde beweringstijden (in milliseconden) bij Begrip als functie van Vet en Opsomming. Vet
Niet vet
Opsomming
5708
5622
Geen opsomming
6024
5813
In de variantieanalyse was er een effect van Opsomming in de itemanalyse: F2(1,15) = 5,97; MSE = 598892; p < 0,05; η² = 0,285, maar niet in de proefpersonenanalyse: F1(1,41) = 2,18; MSE = 1561374; p > 0,10. Voor de items gold dat beweringen na het lezen van teksten met een opsomming sneller juist werden beantwoord dan beweringen na teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Opsomming verklaarde bij de items 28,5% van de variantie. Er was geen effect van Vet: F1(1,41) = 1,08; MSE = 1968812; p > 0,30, F2(1,15) < 1, en er was geen interactie tussen Vet en Opsomming: F1(1,41) < 1, F2(1,15) < 1. Om na te gaan of er verschillen optraden in het aantal fouten is een X²-toets uitgevoerd. Er was een effect van Opsomming: X²(1) = 5,02; p < 0,05. Na het lezen van teksten met een opsomming, werden er minder fouten gemaakt dan na het lezen van teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De derde hypothese die stelt dat het gebruik van een opsomming leidt tot een beter en sneller begrip moet dus naar aanleiding van bovenstaande resultaten niet verworpen worden. Er was geen effect van Vet: X²(1) = 0,08; n.s. De vierde hypothese die stelt dat het gebruik van vette kernwoorden leidt tot een beter en sneller begrip moet dus verworpen worden.
2.8.3 Onthoudbaarheid Twee items zijn dubbel beoordeeld en werden daarom niet in de analyse opgenomen. Eén item werd voor alle proefpersonen niet in de analyse opgenomen omdat 43 van de 45 proefpersonen (96%) het fout beoordeeld hadden. Dit is reden om aan te nemen dat het woord misleidend was en dat bleek bij nadere bestudering zo te zijn. Bij één item werden voor alle proefpersonen de scores omgedraaid, omdat dit item fout in het systeem stond. Er had een woord moeten staan dat in de tekst had gestaan, maar dat was niet het geval. Bij de analyse van de woordherkenningen werden woordherkenningstijden uitgesloten van woorden die onjuist waren herkend. Van de in totaal 900 beantwoorde woorden werd 21% van de woordherkenningstijden uitgesloten van analyse omdat het woord onjuist was herkend. Er werd een 27
bovengrens gesteld aan de woordherkenningstijden. Woordherkenningstijden boven de 12500 milliseconden werden uitgesloten van analyse. Van de 900 items werd 0.4% uitgesloten van analyse omdat de woordherkenningstijd te lang was. De gemiddelde woordherkenningstijd, inclusief de woordherkenningstijden van de uitgesloten items, was 3442 milliseconden. De gemiddelde woordherkenningstijden staan in Tabel 9. Tabel 9 Gemiddelde woordherkenningstijden (in milliseconden) bij Onthoudbaarheid als functie van Vet en Opsomming. Vet
Niet vet
Opsomming
3250
3246
Geen opsomming
3484
3505
In de variantieanalyse was er een effect van Opsomming in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 3,69; MSE = 819194; p < 0,05(eenzijdig); η² = 0,083, F2(1,15) = 3,11; MSE = 190741; p < 0,05 (eenzijdig); η² = 0,172. Na het lezen van teksten met een opsomming, werden de woorden bij de woordherkenningstaak sneller juist herkend dan na het lezen van teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Opsomming verklaarde bij de proefpersonen 8,3% van de variantie en bij de items 17,2%. Er was geen effect van Vet: F1(1,41) < 1, F2(1,15) < 1. Er was geen interactie tussen Vet en Opsomming F1(1,41) < 1, F2(1,15) < 1. Om na te gaan of er verschillen optraden in het aantal fouten is een X²-toets uitgevoerd. Er was geen effect van Opsomming: X²(1) = 1,19; n.s. De vijfde hypothese die luidt dat het gebruik van een opsomming leidt tot een betere onthoudbaarheid en snellere woordherkenning wordt naar aanleiding van bovenstaande resultaten gedeeltelijk verworpen. Er was ook geen effect van Vet: X²(1) = 0,64; n.s. De zesde hypothese die luidt dat het gebruik van vette kernwoorden leidt tot een betere onthoudbaarheid en snellere woordherkenning wordt daarom verworpen. 2.8.4 Waardering De interne consistentie van de vijf items die waardering maten was goed (Cronbach’s α = .92). De gemiddelde scores op de waarderingstaak staan in Tabel 10. De meest positieve waardering (bijvoorbeeld eenvoudig) is 1 en de meest negatieve (bijvoorbeeld ingewikkeld) is 7. Tabel 10 Gemiddelde scores op de waarderingstaak (zevenpunts semantische differentialen) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief). Vet
Niet vet
Opsomming
2.55
2.86
Geen opsomming
2.54
3.08
In de variantieanalyse was er geen effect van Opsomming: F1(1,41) = 2,42; MSE = 0,21; p > 0.10, F2(1,16) = 2,08; MSE = 0,11; p > 0,10. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft de gemiddelde waardering worden verworpen. 28
Er was een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 56,48; MSE = 0,13; p < 0,001; η² = 0,579, F2(1,16) = 33,93; MSE = 0,10; p < 0,001; η² = 0,680. Teksten met vette kernwoorden werden hoger gewaardeerd dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 57,9% van de variantie en bij de items 68,0%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft de gemiddelde waardering niet verworpen te worden. Er was een interactietrend tussen Vet en Opsomming in de proefpersonenanalyse: F1( 1,41) = 3,29; MSE = 0,15; p = 0,08 (trend), maar niet in de itemanalyse: F2(1,16) = 2,96; MSE = 0,07; p > 0,10. Paarsgewijze vergelijking volgens de Tukey-HSD procedure wees uit dat voor de proefpersonen gold dat teksten met zowel vette kernwoorden als opsommingen hoger werden gewaardeerd dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Verder werden teksten met vette kernwoorden zonder een opsomming hoger gewaardeerd dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft de gemiddelde waardering gedeeltelijk worden verworpen. Eenvoudig De gemiddelde scores op Eenvoudig staan in Tabel 11. De meest positieve waardering (eenvoudig) is 1 en de meest negatieve (ingewikkeld) is 7. Tabel 11
Gemiddelde scores op Eenvoudig (zevenpunts semantische differentiaal) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief). Vet
Niet vet
Opsomming
2,64
2,78
Geen opsomming
2,63
3,02
In de variantieanalyse was er geen effect van Opsomming: F1(1,41) = 2,40; MSE = 0,64; p > 0,10, F2(1,16) = 1,70; MSE = 0,17; p > 0,20. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft Eenvoudig worden verworpen. Er was een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 11,52; MSE = 0,24; p < 0,005; η² = 0,219, F2(1,16) = 8,86; MSE = 0,14; p < 0,05; η² = 0,356. Teksten met vette kernwoorden werden eenvoudiger gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 21,9% van de variantie en bij de items 35,6%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft Eenvoudig niet verworpen te worden. Er was geen interactie tussen Vet en Opsomming: F1(1,41) = 2,04; MSE = 0,25; p > 0,10, F2(1,16) = 1,78; MSE = 0,13; p > 0,10. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft Eenvoudig worden verworpen.
29
Overzichtelijk De gemiddelde scores op Overzichtelijk staan in Tabel 12. De meest positieve waardering (overzichtelijk) is 1 en de meest negatieve (onoverzichtelijk) is 7. Tabel 12 Gemiddelde scores op Overzichtelijk (zevenpunts semantische differentiaal) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief) Vet
Niet vet
Opsomming
2,48
2,93
Geen opsomming
2,50
3,22
In de variantieanalyse was er een effect van Opsomming in de proefpersonenanalyse: F1(1,41) = 3,03; MSE = 0,36; p < 0.05 (eenzijdig); η² = 0,690, maar niet in de itemanalyse: F2(1,16) = 2,56; MSE = 0,19; p > 0.10. Voor de proefpersonen gold dat teksten met een opsomming overzichtelijker werden gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Opsomming verklaarde bij de proefpersonen 6,9% van de variantie. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft Overzichtelijk niet worden verworpen. Verder was er een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 70,34; MSE = 0,20; p < 0,001; η² = 0,632, F2(1,16) = 40,52; MSE = 0,15; p < 0,001; η² = 0,717. Teksten met vette kernwoorden werden overzichtelijker gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 63,2% van de variantie en bij de items 71,7%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft Overzichtelijk niet verworpen te worden. Er was een interactietrend tussen Vet en Opsomming in de proefpersonenanalyse: F1( 1,41) = 3,49; MSE = 0,20; p = 0,07(trend), maar niet in de itemanalyse: F2(1,16) = 1,89; MSE = 0,17; p > 0,10. Paarsgewijze vergelijking volgens de Tukey-HSD procedure wees uit dat voor de proefpersonen gold dat teksten met zowel vette kernwoorden als opsommingen overzichtelijker werden gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Verder werden teksten met vette kernwoorden zonder een opsomming overzichtelijker gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Tot slot werden teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming overzichtelijk gevonden dan teksten zonder visuele markeringen. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft Overzichtelijk gedeeltelijk worden verworpen.
30
Logisch opgebouwd De gemiddelde scores op Logisch opgebouwd staan in Tabel 13. De meest positieve waardering (logisch opgebouwd) is 1 en de meest negatieve (onlogisch opgebouwd) is 7. Tabel 13 Gemiddelde scores op Logisch opgebouwd (zevenpunts semantische differentiaal) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief). Vet
Niet vet
Opsomming
2,44
2,71
Geen opsomming
2,38
2,78
In de variantieanalyse was er geen effect van Opsomming: F1(1,41) < 1, F2(1,16) < 1. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft Logisch opgebouwd worden verworpen. Er was een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 23,50; MSE = 0,19; p < 0,001; η² = 0,364, F2(1,16) = 30,01; MSE = 0,07; p < 0,001; η² = 0,652. Teksten met vette kernwoorden werden als logischer opgebouwd gewaardeerd dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 36,4% van de variantie en bij de items 65,2%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft Logisch opgebouwd niet verworpen te worden. Er was geen interactie tussen Vet en Opsomming: F1(1,41) = 1,54; MSE = 0,12; p > 0,20, F2(1,16) < 1. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft Logisch opgebouwd worden verworpen.
Duidelijk De gemiddelde scores op Duidelijk staan in Tabel 14. De meest positieve waardering (duidelijk) is 1 en de meest negatieve (onduidelijk) is 7. Tabel 14
Gemiddelde scores op Duidelijk (zevenpunts semantische differentiaal) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief). Vet
Niet vet
Opsomming
2,53
2,82
Geen opsomming
2,56
3,10
In de variantieanalyse was er een effect van Opsomming in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 3,67; MSE = 0,27; p < 0,05 (eenzijdig); η² = 0,820, F2(1,16) = 3,86; MSE = 0,12; p < 0,05 (eenzijdig); η² = 0,194. Teksten met een opsomming werden duidelijker gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Opsomming verklaarde bij de proefpersonen 8,2% van de variantie en bij de items 19,4%. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft Duidelijk niet worden verworpen.
31
Verder was er een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 26,73; MSE = 0,26; p < 0,001; η² = 0,395, F2(1,16) = 23,08; MSE = 0,13; p < 0,001; η² = 0,591. Teksten met vette kernwoorden werden duidelijker gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 39,5% van de variantie en bij de items 59,1%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft Duidelijk niet verworpen te worden. Er was een interactietrend tussen Vet en Opsomming in de itemanalyse: F2( 1,16) = 3,50; MSE = 0,07; p = 0,08 (trend), maar niet in de proefpersonenanalyse: F1(1,41) = 2,40; MSE = 0,22; p > 0,10. Paarsgewijze vergelijking volgens de Tukey-HSD procedure wees uit dat voor de items gold dat teksten met zowel vette kernwoorden als opsommingen duidelijker werden gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Verder werden teksten met vette kernwoorden zonder een opsomming duidelijker gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Tot slot werden teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming duidelijker gevonden dan teksten zonder visuele markeringen. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft Duidelijk gedeeltelijk worden verworpen.
Leesbaar De gemiddelde scores op Leesbaar staan in Tabel 15. De meest positieve waardering (prettig leesbaar) is 1 en de meest negatieve niet prettig leesbaar) is 7. Tabel 15 Gemiddelde scores op Leesbaar (zevenpunts semantische differentiaal) als functie van Vet en Opsomming (1 is positief, 7 is negatief). Vet
Niet vet
Opsomming
2,64
3,05
Geen opsomming
2,62
3,28
In de variantieanalyse was er geen effect van Opsomming: F1(1,41) = 1,34; MSE = 0,37; p > 0,20, F2(1,16) = 2,24; MSE = 0,10; p > 0,10. De zevende hypothese die stelt dat webteksten met een opsomming hoger gewaardeerd worden, moet voor wat betreft Leesbaar worden verworpen. Er was een effect van Vet in de proefpersonen- en de itemanalyse: F1(1,41) = 43,72; MSE = 0,26; p < 0,001; η² = 0,516, F2(1,16) = 33,24; MSE = 0,15; p < 0,001; η² = 0,675. Teksten met vette kernwoorden werden leesbaarder gevonden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De factor Vet verklaarde bij de proefpersonen 51,6% van de variantie en bij de items 67,5%. De achtste hypothese die stelt dat webteksten met vette kernwoorden hoger gewaardeerd worden, hoeft dus voor wat betreft Leesbaar niet verworpen te worden. Er was een interactietrend tussen Vet en Opsomming in de itemanalyse: F2( 1,16) = 3.51; MSE = 0,07; p = 0,08 (trend), maar niet in de proefpersonenanalyse: F1(1,41) = 1,91; MSE = 0,30; p > 0,10.
32
Paarsgewijze vergelijking volgens de Tukey-HSD procedure wees uit dat voor de items gold dat teksten met zowel vette kernwoorden als opsommingen prettiger leesbaar werden gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Verder werden teksten met vette kernwoorden zonder een opsomming prettiger leesbaar gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. De negende hypothese die stelt dat webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd worden dan teksten met slechts één van beide visuele tekstuele elementen, moet dus voor wat betreft Leesbaar gedeeltelijk worden verworpen.
2.9 Samenvatting In het volgende hoofdstuk zullen uit de resultaten conclusies worden getrokken en deze zullen worden bediscussieerd in het licht van de verwachtingen die in Hoofdstuk 1 zijn uiteengezet. Maar eerst worden in deze paragraaf de resultaten samengevat aan de hand van de in paragraaf 1.7 geformuleerde hypotheses. Eerst worden de resultaten met betrekking tot de onafhankelijke variabele Opsomming samengevat, daarna de resultaten met betrekking tot Vet en tot slot de gevonden interacties tussen Opsomming en Vet.
Opsomming Webteksten met een opsomming werden tegen de verwachting in (hypothese 1) langzamer gelezen dan teksten zonder een opsomming. Daar staat tegenover dat in overeenstemming met de verwachting (hypothese 3) voor de items gold dat beweringen na het lezen van teksten met een opsomming sneller juist werden beantwoord dan beweringen na teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Dit gold ook voor de onthoudbaarheid: na het lezen van teksten met een opsomming werden de woorden bij de woordherkenningstaak sneller juist herkend dan na het lezen van teksten zonder deze visuele tekstuele markering (hypothese 5). Bovendien werden er na het lezen van teksten met een opsomming in overeenstemming met de verwachting (hypothese 3) minder fouten gemaakt bij de beweringstaak dan na het lezen van teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Dit gold niet voor de woordherkenningstaak: in tegenstelling tot de verwachting (hypothese 5) werden woorden niet beter onthouden. Voor wat betreft de waardering werden teksten met een opsomming in overeenstemming met de verwachting (hypothese 7) overzichtelijker (gold voor de proefpersonen) en duidelijker (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder opsomming. Maar in tegenstelling tot de verwachting (hypothese 7) werden ze niet hoger gewaardeerd en eenvoudiger, logischer opgebouwd en prettiger leesbaar gevonden dan webteksten zonder een opsomming.
33
Vet Voor de items gold tegen de verwachting in (hypothese 2) dat teksten met vette kernwoorden sneller werden gelezen dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Er werden tegen de verwachting in (hypotheses 4 en 6) geen effecten van Vet gevonden voor wat betreft het begrip en de onthoudbaarheid. Teksten met vette kernwoorden werden in overeenstemming met de verwachting (hypothese 8) wel hoger gewaardeerd en eenvoudiger, overzichtelijker, logischer opgebouwd, duidelijker en leesbaarder gevonden dan teksten zonder vette kernwoorden.
Opsomming en Vet Er werden geen interacties gevonden tussen Vet en Opsomming voor wat betreft Efficiëntie, Begrip en Onhoudbaarheid, maar wel voor wat betreft Waardering. De gevonden interacties zijn gedeeltelijk in overeenstemming met de verwachting (hypothese 9). Webteksten met zowel vette kernwoorden als een opsomming werden hoger gewaardeerd (gold voor de proefpersonen) en overzichtelijker (gold voor de proefpersonen), duidelijker (gold voor de items) en prettiger leesbaar (gold voor de items) gevonden dan webteksten zonder deze visuele tekstuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Verder werden webteksten met vette kernwoorden zonder een opsomming hoger gewaardeerd (gold voor de proefpersonen) en overzichtelijker (gold voor de proefpersonen), duidelijker (gold voor de items) en prettiger leesbaar (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder visuele markeringen en dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Tot slot werden teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming overzichtelijker (gold voor de proefpersonen) en duidelijker (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder visuele markeringen.
34
Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie In dit hoofdstuk worden in paragraaf 3.1 conclusies getrokken uit de resultaten (zie paragraaf 2.8). Deze conclusies zullen in pararaaf 3.2 bediscussieerd worden in het licht van de verwachtingen die in Hoofdstuk 1 uiteengezet zijn.
3.1 Conclusie Vet en Opsomming vervullen zoals verwacht bepaalde functies in webteksten. Maar de functies die zij vervullen komen niet altijd overeen met de in paragraaf 1.6 geformuleerde verwachtingen. Een opsomming in een reading to learn to do-webtekst vertraagt tegen de verwachting in de leessnelheid, maar bevordert zoals verwacht het begrip en (op bepaalde punten) de waardering voor de webtekst. Tegengesteld aan de verwachting faciliteert een opsomming de onthoudbaarheid van een webtekst niet. Vette kernwoorden in een reading to learn to do-webtekst verhogen tegen de verwachting in de leessnelheid en ze faciliteren noch het begrip, noch de onthoudbaarheid. Vette kernwoorden worden zoals verwacht wel hoog gewaardeerd en de combinatie van beide visuele tekstuele elementen in een webtekst leidt in overeenstemming met de verwachting tot een hoge waardering.
3.2 Discussie In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot de twee onafhankelijke variabelen Opsomming en Vet besproken per afhankelijke variabele. Daarna volgen aanbevelingen voor het gebruik van Vet en Opsomming in reading to learn to do-webteksten. Deze aanbevelingen worden afgezet tegen de aanbevelingen van auteurs van webschrijfhandboeken (zie paragraaf 1.4). Tot slot volgen er enkele suggesties voor vervolgonderzoek.
Opsomming Efficiëntie Teksten met een opsomming werden tegen de verwachting in langzamer gelezen dan teksten zonder opsomming. De verwerking van een tekst met een opsomming neemt dus meer tijd in beslag dan de verwerking van een tekst zonder deze visuele tekstuele markering. Het is mogelijk dat mensen de informatie uit de opsomming extra goed in zich opnemen, omdat ze denken dat deze informatie belangrijk is. Dit is in overeenstemming met de samenstelling van het materiaal van dit experiment: in de opsomming stond steeds de oplossing voor een bepaald probleem. Dit geldt overigens ook voor de teksten zonder opsomming. Het duurt waarschijnlijk langer om informatie uit teksten met een opsomming te verwerken, omdat een opsomming lezers wijst op het belang van de informatie in die opsomming. De opsomming fungeert dan dus als aandachttrekker en als belangaanduider. In paragraaf 1.5.1 bleek uit het artikel van Reynolds en Shirey (1988) al dat hoe belangrijker een tekstsegment wordt gevonden, des te meer aandacht er aan besteed wordt, des te langer de leestijd is en des te beter het geleerd wordt. Ook Duchastel (1982) en Schriver (1996) (paragraaf 1.5.1) stellen dat gemarkeerde tekstgedeelten de aandachtstoekenning aan die gedeelten faciliteren en dat lezers aan de hand van die als belangrijk beoordeelde gedeelten geleidelijk een interne representatie opbouwen rondom de kernbegrippen van de 35
tekst. De verwachting was juist dat vette kernwoorden als belangaanduiders zouden fungeren (zie paragraaf 1.6), maar het blijkt dat opsommingen deze functie vervullen. Begrip De veronderstelling dat mensen de (belangrijke) informatie uit de opsomming extra goed in zich opnemen wordt ondersteund door de bevinding dat beweringen na het lezen van teksten met een opsomming zowel sneller juist als vaker juist werden beantwoord dan beweringen na teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De juiste beweringen betroffen steeds de oplossing voor een bepaald probleem, de oplossing stond steeds in de opsomming en deze aandachttrekker en belangaanduider faciliteerde dus blijkbaar het begrip. Dit is in overeenstemming met de resultaten van het hierboven aangehaalde artikel van Reynolds en Shirey (1988). In hun onderzoek werden weliswaar niet het begrip en de onthoudbaarheid gemeten; maar leerbaarheid vertoont wel verwantschap met begrip en onthoudbaarheid. Je zou kunnen stellen dat begrip en onthoudbaarheid samen bijdragen aan leerbaarheid. Of een segment als belangrijk wordt beoordeeld hangt volgens Reynolds en Shirey onder andere af van de tekstkenmerken. Uit dit experiment blijkt indirect dat lezers een opsomming zien als een belangrijk tekstgedeelte. Daarom wordt er aan dit tekstgedeelte meer aandacht besteed, is de leestijd langer en wordt het beter begrepen. In paragraaf 1.5.1 werd Waller (1987) aangehaald met zijn vraag of visuele tekstuele markeringen naast een semantische eigenlijk wel een pragmatische betekenis bevatten. Naar aanleiding van de gevonden resultaten is het waarschijnlijk dat Opsomming naast een semantische inderdaad een pragmatische betekenis bevat. Een opsomming wordt dus niet alleen gezien als onder elkaar geplaatste informatie (semantische betekenis), maar fungeert ook als aandachttrekker en belangaanduider (pragmatische betekenis). Het signaal Opsomming wordt door lezers dus gekoppeld aan de inhoud. Met andere woorden: de verwerking van de inhoud van de opsomming wordt gestuurd door zowel de semantische als de pragmatische betekenis van het visuele tekstuele element Opsomming. Een opsomming is een visueel perceptueel kenmerk voor het aanduiden van een cluster met belangrijke informatie waar relatief veel aandacht aan besteed wordt. Onthoudbaarheid Je zou verwachten dat de redenering voor de effecten van een opsomming ten aanzien van het begrip ook geldt voor de onthoudbaarheid. Het blijkt inderdaad zo te zijn dat woorden sneller juist worden herkend na het lezen van teksten met een opsomming, dan na het lezen van teksten zonder deze visuele tekstuele markering. Maar de woorden werden tegengesteld aan de verwachting niet beter onthouden. Een verklaring hiervoor kan mogelijk gevonden worden in het feit dat de woorden bij de woordherkenningstaak slechts gedeeltelijk afkomstig waren uit de opsomming. Het is mogelijk dat men zich bij het lezen van een tekst met een opsomming erg richt op de opsomming en dat men de overige tekstgedeelten relatief links laat liggen. De opsomming fungeerde immers als aandachttrekker en belangaanduider. Als gevolg van het type ontwerp van dit onderzoek (binnen-proefpersoonontwerp) is het helaas niet mogelijk om deze veronderstelling te toetsen. Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat teksten met een opsomming niet beter onthouden worden dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering is dat de taak die de proefpersonen moesten uitvoeren niet geschikt is voor het type representatie dat is opgebouwd. Er zijn namelijk verschillende soorten meetmethoden van 36
onthoudbaarheid te onderscheiden. Ten eerste een directe meting versus een uitgestelde meting. Of proefpersonen iets goed onthouden kan direct na het aanbieden van de tekst gemeten worden, maar de meting kan ook pas na een bepaalde periode plaatsvinden. Het tweede onderscheid is herinnering versus herkenning. Bij herinnering krijgt de proefpersoon een open vraag waar hij antwoord op moet geven. Bij herkenning krijgt een proefpersoon een item aangeboden met de vraag of hij het al dan niet herkent. In dit experiment werd de onthoudbaarheid vrij kort na het aanbieden van elke tekst (na de begripstaak) gemeten. De reden hiervoor is dat het binnen de voor een afstudeerscriptie beschikbare tijd niet haalbaar was om een herhaalde meting uit te voeren. De reden dat niet voor herinnering is gekozen als meetmethode voor onthoudbaarheid is dat de taken voor begrip en onthoudbaarheid dan zouden interfereren met elkaar. De beweringen waarmee Begrip werd gemeten gingen namelijk steeds over de oplossing van een bepaald probleem. Het zou vanuit het doel van de teksten (reading to learn to do) irrelevant zijn om proefpersonen bij het meten van de onthoudbaarheid (herinnering) zich andere informatie te laten herinneren dan de oplossing. De meest relevante informatie stond immers steeds in de oplossing. Doordat de teksten relatief kort waren en slechts één onderwerp behandelden, was het onmogelijk om proefpersonen zich een relevant element te laten herinneren dat niet al aan bod was gekomen bij de begripstaak. Daarom werd Onthoudbaarheid gemeten met behulp van de herkenning van een woord dat overigens niet reeds was voorgekomen in de bewering. De beperktheid van het instrument dat onthoudbaarheid mat, wordt verder geïllustreerd aan de hand van een artikel van Noordman & Maes (1993). Bij het verwerken van tekst kunnen volgens hen verschillende typen representaties worden onderscheiden: “[…] een oppervlakterepresentatie die weergeeft wat er letterlijk in de tekst staat, een propositionele representatie, die de betekenis van de tekst als verzameling proposities weergeeft, en een mentale representatie waarin ook impliciete informatie vervat is die niet in de tekst staat maar die op basis van kennis van de wereld geïnfereerd kan of moet worden.” Voor het juist uitvoeren van de woordherkenningstaak die in dit experiment de onthoudbaarheid mat, lijkt de aanwezigheid van een oppervlakterepresentatie voldoende. Noordman & Maes halen in hun artikel Jarvella aan die heeft aangetoond dat de letterlijke vorm van de zinnen en van de tekst snel verloren raakt vanaf het moment dat de betekenis door de lezer is achterhaald. De informatie wordt dan in een abstracter formaat opgeslagen. Uit het feit dat de proefpersonen de teksten goed hebben begrepen, blijkt dat zij van de teksten een mentale representatie hebben gevormd. Na de begripstaak, kregen de proefpersonen een woord aangeboden met de vraag of zij dat woord herkenden. Het is mogelijk dat er te veel tijd zat tussen de leestaak en de woordherkenningstaak.
37
Waardering Omdat webteksten met een opsomming beter en sneller werden begrepen en omdat woorden uit zo’n tekst sneller werden herkend, lijkt het logisch dat mensen zulke teksten hoger waarderen dan teksten zonder deze visuele tekstuele markering. De lezer wordt immers door de opsomming geholpen bij het verwerken van de informatie. Tegengesteld aan de verwachting bleek dit niet zo te zijn. Dit komt misschien doordat het lezen van een tekst met een opsomming meer tijd kostte dan een tekst zonder opsomming. In Hoofdstuk 1 bleek al dat beeldschermlezers vaak ongeduldige, scannende, lange tekst vermijdende, verticaal lezende, visueel ingestelde mensen zijn (Van Driel, 2001). Het ligt dus in de lijn der verwachting dat ze het niet waarderen als het lezen van een webtekst relatief veel tijd kost. Dit verklaart mogelijk ook waarom er geen effecten van opsomming werden gevonden voor wat betreft Eenvoudig en Leesbaar. Wel werden webteksten met een opsomming overzichtelijker (gold voor de proefpersonen) en duidelijker (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder opsomming. Het doel van het gebruik van een opsomming in een tekst is de structuur van die tekst duidelijker en overzichtelijker maken. En dit wordt blijkbaar gewaardeerd. Deze veronderstellingen komen overeen met de aanbevelingen die auteurs van webschrijfhandboeken doen voor het gebruik van opsommingen (zie paragraaf 1.3). Onduidelijk blijft waarom er geen effect gevonden is bij Logisch opgebouwd. In overeenstemming met de verwachting werden webteksten met zowel Vet als Opsomming hoger gewaardeerd (gold voor de proefpersonen) en overzichtelijker (gold voor de proefpersonen), duidelijker (gold voor de items) en prettiger leesbaar (gold voor de items) gevonden dan webteksten zonder deze visuele tekstuele markeringen. Dit interactieve effect van Vet en Opsomming wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat weblezers het waarderen dat ze een webtekst zowel snel kunnen lezen (door de vette kernwoorden) als goed kunnen begrijpen (door de opsomming). Een andere bevinding is dat webteksten met zowel vette kernwoorden als een opsomming hoger gewaardeerd en overzichtelijker, duidelijker en prettiger leesbaar gevonden dan teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming. Een mogelijke verklaring voor deze interactie is dat weblezers teksten niet alleen goed willen kunnen begrijpen (gefaciliteerd door Opsomming), maar vooral ook snel willen kunnen lezen/scannen (gefaciliteerd door Vet). Dit laatste bleek ook zijdelings uit de bevinding dat webteksten met vette kernwoorden zonder een opsomming hoger werden gewaardeerd (gold voor de proefpersonen) en overzichtelijker (gold voor de proefpersonen), duidelijker (gold voor de items) en prettiger leesbaar (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder visuele markeringen. Tot slot werden teksten zonder vette kernwoorden met een opsomming overzichtelijker (gold voor de proefpersonen) en duidelijker (gold voor de items) gevonden dan teksten zonder visuele markeringen. Een webtekst met één van beide visuele markeringen wordt dus hoger gewaardeerd dan een tekst zonder markering. Dit komt waarschijnlijk doordat beide markeringen volgens dit experiment een functie hebben. Vet verhoogt de leessnelheid, terwijl Opsomming het begrip faciliteert.
38
Vet Efficiëntie Tegen de verwachting in gold voor de items dat webteksten met vette kernwoorden sneller werden gelezen dan webteksten zonder vette kernwoorden. Vette kernwoorden zorgen er dus voor dat een tekst sneller gelezen wordt. Deze bevinding wijst erop dat vette kernwoorden lezers aanzetten tot het scannen van de tekst. In paragraaf 1.4 werden al verschillende auteurs aangehaald die stellen dat Internetgebruikers webteksten niet lezen maar scannen op relevante informatie. Vet faciliteert blijkbaar het scannen van webteksten. Dit is in overeenstemming met Waller (1982) die stelt dat de vormgeving van teksten lezers helpt bij het selecteren van relevante informatie (zie paragraaf 1.4). In paragraaf 1.4 werd reeds de vraag gesteld wat de weblezer doet op het moment dat hij de gewenste informatie met behulp van scannen heeft gevonden? Begrijpt hij deze informatie ook beter? Begrip Uit dit experiment blijkt dat weblezers de gevonden informatie uit webteksten met vette kernwoorden niet beter verwerken dan informatie uit webteksten zonder deze visuele tekstuele markering. Tegen de verwachting in leidde het gebruik van vette kernwoorden namelijk niet tot sneller en beter begrip of tot een snellere woordherkenning of betere onthoudbaarheid. Weblezers gebruiken Vet blijkbaar enkel om webteksten snel te kunnen lezen; het faciliteert het begrip en de onthoudbaarheid niet. Vet fungeert net als Opsomming als aandachttrekker, maar in tegenstelling tot Opsomming fungeert Vet niet als belangaanduider. De aandacht van de weblezer wordt wel getrokken door de zwartgedrukte woorden, maar aan de ‘inhoud’ van deze woorden wordt verder geen belang toegekend. Dit staat in contrast met De Beaugrande (Waller, 1987) die in pragraaf 1.5.1 werd aangehaald. Hij stelt het volgende: “(vet)[…] houdt zich bezig met gradaties van belangrijkheid, nadruk, focus, lengte, onderscheidendheid of nieuwheid in die zin dat al deze zaken een zwaardere druk leggen op het verwerken ervan”. Uit dit experiment blijkt dat Vet niet fungeert als belangaanduider, maar slechts als aandachttrekker. Dit kan verklaard worden doordat er voor zover bekend nog geen echte conventies zijn voor het gebruik van vette kernwoorden in webteksten. Vette kernwoorden vallen weblezers wel op, maar ze weten niet wat ze er precies mee moeten doen. Als lezers de pragmatische betekenis (belangaanduider) naast de semantische betekenis (dikgedrukte tekst) niet begrijpen, dan treedt er geen faciliterend effect op met betrekking tot het begrijpen of onthouden van de tekst. Volgens Reynolds & Shirey (1988) is het van belang dat men de vaardigheden bezit om parameters van de taak en de tekst te gebruiken om de belangrijkheid van tekstelementen te bepalen (zie paragraaf 1.5.1). In tegenstelling tot de parameter Opsomming bezitten weblezers voor de parameter Vet deze vaardigheden (nog) niet. Een opmerking die in deze context kan worden gemaakt is dat het gebruik van opsommingen niet voorbehouden is aan webteksten. Deze visuele tekstuele markering wordt veelvuldig gebruikt in bijvoorbeeld instructieve teksten. Dit geldt niet voor de visuele tekstuele markering Vet; deze is relatief nieuw en wordt vooral in webteksten gebruikt. Vette kernwoorden worden bijvoorbeeld wel al langer in roddelbladen gebruikt, maar daar hebben ze slechts de functie van aandachttrekker en niet zozeer van belangaanduider in die zin dat de woorden goed begrepen en onthouden zouden moeten worden. Weblezers zijn dus nog niet zo bekend met vette kernwoorden als met opsommingen in (web)teksten. Waller (1987) heeft volgens de bevindingen van dit experiment dus ongelijk als hij stelt dat lezers visuele tekstuele markeringen automatisch juist zullen interpreteren (zie paragraaf 1.5.1). Daar zijn 39
toch conventies voor nodig die door een grote groep mensen worden erkend en uit dit experiment blijkt indirect dat dit (nog) niet het geval is. Het is mogelijk dat deze conventie over een aantal jaar wel is gevormd, omdat vette kernwoorden in veel handboeken voor het schrijven van webteksten worden aangeraden en ook omdat vette kernwoorden steeds vaker voorkomen in webteksten. Een andere verklaring voor de bevinding dat Vet het begrip en de onthoudbaarheid niet faciliteert, zou kunnen zijn dat de schematheorie niet geschikt is om te bepalen welke woorden vet moeten worden gemaakt. Ondanks dat de schematheorie relatief goed geschikt is om op teksten toe te passen (zie paragraaf 2.2), blijft het een theorie om kennisopslag te verklaren. Dat wil zeggen: het is geen theorie om te bepalen wat de kernwoorden van een tekst zijn. Om de juistheid van de vetgemaakte woorden in het materiaal te toetsen is bij de constructie van het materiaal aan tien experts op het gebied van tekstwetenschap gevraagd om in de twintig teksten over consumentenrecht de belangrijkste woorden te onderstrepen. De drie experts die aan dit vooronderzoek meewerkten bleken de taak heel lastig te vinden. Het is kennelijk heel moeilijk om te bepalen wat de kernwoorden van een tekst zijn. Als de verkeerde kernwoorden (volgens de proefpersonen) vet zijn gemaakt, dan wordt effectief begrip eerder bemoeilijkt dan gefaciliteerd. Een laatste mogelijke verklaring voor het feit dat er geen effecten werden gevonden van Vet op Begrip zou kunnen zijn dat er te veel woorden vet zijn gemaakt. Het aantal van zeven vette kernwoorden is relatief arbitrair tot stand gekomen (zie paragraaf 2.2). Het is mogelijk dat er zó veel kernwoorden vet zijn gemaakt dat het onderscheidende effect van de vette woorden ten opzichte van de niet-vette woorden wegviel. De vette woorden zouden dan de aandacht voor het begrip van de tekst weg kunnen nemen. Ze verhinderen dan de vorming van een effectief mentaal model eerder, dan dat ze het faciliteren. Waardering Ondanks dat er voor Vet geen effecten op begrip en onthoudbaarheid werden gevonden, is er een zeer duidelijk effect op Waardering. Het bleek dat teksten met vette kernwoorden hoger werden gewaardeerd en ze werden bovendien eenvoudiger, overzichtelijker, logischer opgebouwd, duidelijker en leesbaarder gevonden dan teksten zonder vette kernwoorden. Het is merkwaardig dat vette kernwoorden zo hoog gewaardeerd worden. Ze helpen immers niet bij het begrijpen en onthouden van informatie. Een verklaring zou kunnen zijn dat mensen bewust wel weten dat de vette woorden belangrijk zijn en dat ze behulpzaam kunnen zijn, maar dat ze deze kennis niet toepassen bij het begrijpen en onthouden van de teksten. Een andere verklaring voor de hoge waardering kan zijn dat mensen het prettig vonden dat ze de teksten sneller konden lezen dan teksten zonder vette kernwoorden.
40
Aanbevelingen Aan de hand van de bevindingen uit dit experiment worden hieronder aanbevelingen gedaan voor de effectieve toepassing van de visuele tekstuele elementen Vet en Opsomming in reading tot learn to dowebteksten. De aanbevelingen worden afgezet tegen de aanbevelingen van de auteurs van webschrijfhandboeken (zie paragraaf 1.3). •
Plaats belangrijke informatie uit een reading to learn to do-webtekst in een opsomming.
De aanbeveling uit handboeken voor het schrijven van webteksten om een opsomming te gebruiken (zie paragraaf 1.3), wordt grotendeels ondersteund door de resultaten van dit experiment. Hendrikx (1999) stelt dat een opsomming ervoor zorgt dat onderdelen van de tekst meteen opvallen, snel leesbaar zijn en gemakkelijk te onthouden zijn. Ook Punselie (1999) stelt dat een opsomming snel leest. In paragraaf 1.3 werd uiteengezet dat deze uitspraken voor zover na te gaan niet op valide wetenschappelijk onderzoek zijn gebaseerd. Uit dit experiment blijkt dat een opsomming wel opvalt, maar dat hij niet snel leesbaar is en ook niet beter wordt onthouden. Wel wordt een webtekst met een opsomming sneller en beter begrepen. Bovendien worden webteksten met een opsomming overzichtelijk en duidelijk gevonden. •
Gebruik vette kernwoorden in een reading to learn to do-webtekst als lezers in relatief grote hoeveelheden tekst snel hun weg moeten kunnen vinden.
Vette kernwoorden verhogen de snelheid waarmee een webtekst gelezen wordt. Dat komt doordat de teksten sneller gescand kunnen worden op relevante informatie. Het begrip en de onthoudbaarheid worden hierdoor niet bevorderd, maar ook niet verminderd. De waardering van lezers voor webteksten met vette kernwoorden is erg hoog. De richtlijnen die auteurs van webschrijfhandboeken (zie paragraaf 1.4) geven, kloppen volgens dit experiment voor wat betreft de efficiëntie en de waardering, maar niet voor wat betreft het begrip en de onthoudbaarheid. •
Gebruik zowel Vet als Opsomming in een reading to learn to do-webtekst
Het gebruik van zowel Vet als Opsomming leidt tot een hoge algehele waardering en tot een hoge waardering op overzichtelijkheid, duidelijkheid en leesbaarheid. Vet bevordert de leessnelheid en Opsomming bevordert het begrip.
Vervolgonderzoek Ondanks de aanwezigheid van tientallen zo niet honderden handboeken met richtlijnen voor het schrijven van goede webteksten, ontbreekt er wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van de toepassing van deze richtlijnen. Deze scriptie richt zich enkel op het effect van het gebruik van de visuele tekstuele elementen Vet en Opsomming in webteksten, maar wie een willekeurig webschrijfhandboek openslaat, ziet dat er nog een groot braakliggend onderzoeksterrein is. Naast deze algemene opmerking over mogelijk vervolgonderzoek, zijn uit dit experiment onder andere de volgende suggesties voor vervolgonderzoek af te leiden. De operationalisatie van de onafhankelijke variabele Vet zou in vervolgonderzoek beargumenteerd kunnen worden door in een vooronderzoek een groep mensen de kernwoorden in teksten te laten aangeven. Dit vergroot de kans dat de proefpersonen die aan het eigenlijke experiment deelnemen de kernwoorden daadwerkelijk zien als de belangrijke woorden van een bepaalde tekst. Een andere 41
suggestie voor de operationalisatie van de onafhankelijke variabele Vet is om in de ene helft van het materiaal belangrijke woorden vet te maken en in de andere helft juist niet belangrijke woorden vet te maken. Op die manier kan zichtbaar worden of mensen vette woorden als belangrijker beoordelen. In dit experiment is de leesduur oftewel de duur van de aandacht per tekst gemeten en bijvoorbeeld niet per alinea of per zin. Het kan interessant zijn om in vervolgonderzoek de oogbewegingen van de proefpersonen te registeren. Op basis van dit experiment is de verwachting dat proefpersonen vooral over het lezen van een opsomming langer doen dan over het lezen van een uitgeschreven tekst. Het is de vraag of er meer tijd wordt besteed aan het lezen van de opsomming op zich, of dat er wordt teruggekeken naar de opsomming voordat men op ‘verder’ klikt. Door het registreren van oogbewegingen kan ook onderzocht worden of mensen meer aandacht besteden aan vette kernwoorden dan aan nietvette woorden. De in dit experiment geformuleerde verwachting was dat mensen inderdaad meer aandacht besteden aan vette kernwoorden, maar uit de analyse van de leestijden bleek dit niet. Oogbewegingen laten in tegenstelling tot leestijden (voor de hele tekst) duidelijk zien hoe lang een proefpersoon precies aandacht besteedt aan elk afzonderlijk tekstelement. De verwachting is dat proefpersonen de tekst eerst zullen scannen met behulp van de vette kernwoorden en dat ze hem daarna pas gaan lezen. Bij vervolgonderzoek zouden langere teksten met meerdere onderwerpen gebruikt kunnen worden om de onthoudbaarheid te meten voor wat betreft herinnering. Ook zouden zowel herkenning als herinnering gemeten kunnen worden. Het kan in vervolgonderzoek interessant zijn om te kijken of bij een uitgestelde meting blijkt dat teksten met een visuele tekstuele markering langer worden onthouden dan teksten zonder zo’n visuele tekstuele markering. In de toekomst worden hopelijk de (potentieel negatieve) invloeden van het afnemen van een experiment via een netwerk weggenomen. De relatief grote variantie in de leestijden en de reactietijden zal dan vermeden kunnen worden. Deze variantie is op dit moment inherent aan het afnemen van een experiment via een netwerk, doordat de browser zorgt voor een relatief onnauwkeurige meting van de leestijden en de reactietijden van de proefpersonen. Dit probleem kan ondervangen worden door de leestijden en de reactietijden te meten met behulp van oogbewegingen. Na het uitvoeren van een taak moet de proefpersoon dan naar een bepaald punt kijken. Een ander punt dat het interessant maakt om het experiment in de toekomst nogmaals af te nemen is dat mensen dan waarschijnlijk (nog) meer ervaring hebben met het lezen van teksten op Internet. Het is mogelijk dat er dan voor vette kernwoorden conventies zijn gevormd met betrekking tot de toepassing en de interpretatie.
42
Literatuur Boekelder, A. & Steehouder, M. (1994). Diagrams for presenting instructions: when and why do they work? In: Proceedings of Public Graphics. (pp. 2.1- 2.12). Boekelder, A. & Steehouder, M. (1998). Selecting and Switching: Some Advantages of Diagrams Over Tables and Lists for Presenting Instructions. In: IEEE Transactions on Professional Communication, vol. 41, no. 4. Bouquet, L. & Notten, W. (1999). Hoe nieuwe technologie een ‘oude’ schrijfmethode omarmt. Information Mapping revisited. In: Tekst[Blad] (1999) nr. 4, blz. 34 – 39. Dillon, A. ( 1994). Designing Usable Electronic Text: Ergonomic Aspects of Human Information Usage. London: Taylor & Francis Ltd. Driel, H. van (2001). Digitaal communiceren. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Duchastel, P.C. (1982). Textual Display Techniques. In: Jonassen, D.H. (Ed.). The Technology of Text 1, Principles for Structuring, Designing, and Displaying Text. (pp. 167 - 191). New Jersey: Educational Technology Publications Englewood Cliffs Inc. Frase, L.T., Macdonald, N.H. & Keenan, S.A. (1985). Intuitions, Algorithms, and a Science of Text Design. In: Duffy, T.M. & Waller, R.W. Designing usable texts. London: Academic Press Ltd. Garrand, T. (2001). Writing for multimedia and the web. Boston: Focal Press. Hendrikx, W.(1999). Schrijven voor het beeldscherm. Den Haag: SDU Uitgevers. Horn, R.E. et al. (1969). Information mapping for learning and reference. Cambridge, Massachusetts: Information Resources Incorporated. Horton, W.K. (1994). Designing and Writing Online Documentation. New York: John Wiley & Sons, Inc. Jansen, C., Korzelius, H., Pair, R. le & Roest, M. (2003). Testing an Information Mapping® text. Does the method live up to the expectations? In: Document Design. Journal of Research and Problem Solving in Organizational Communication, vol. 4, issue 1. Amsterdam: John Benjamins Publishing Co. Kussell, P.B.(2001). Design corner. Thinking about content. The case for stories. Bron: http://www.incent.com/community/design_corner/stories121401.html Bezocht: 3 februari 2003 Morkes, J. & Nielsen, J. (1997). Concise, SCANNABLE, and Objective: How to Write for the Web. Bron: http://www.useit.com/alertbox/9710a.html Bezocht: 3 februari 2003
43
Narveson, Raymond (2001). Bulleted Points and Typographic Cues: Effects on Recall and Recall Order. PhD. University of Minnesota. Nielsen, J. (1993). Usability Engineering. London: Academic Press Ltd. Noordman, L.G.M. & Maes, A. A. (1993). Tekststructuur en tekstbegrip. In: Braet, A. & Gein, J. van der (red.), Taalbeheersing als tekstwetenschap: terreinen en trends. Dordrecht: ICG. Notten, W. (1996). Information mapping structureert gecompliceerde informatie voor ontvanger én zender. In: Tekst[blad] (1996) nr. 4, blz. 28 – 33. Punselie, R. (1999). Tekstboek:Wijzer op het web. Naar een effectieve inhoud van uw website. Alphen aan den Rijn: Samsom. Reynolds, R.E. & Shirey, L.L. (1988). The role of attention in studying and learning. In C.E. Weinstein, E.T. Goetz & P.A. Alexander (Eds.). Learning and study strategies (pp. 77-100). New York: Academic Press. Schank, R.C. & Abelson, R.P. (1977). Scripts, Plans, Goals and Understanding. An Inquiry into Human Knowledge Structures. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc. Schriver, K.A. (1997). Dynamics in document design. New York: John Wiley & Sons Inc.. Singer, M. (1990). Psychology of language: an introduction to sentence and discourse processes. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc. Stikwerda, F. & Kruiningen, J. van (1999). Het identificeren en selecteren van informatie op het world wide web; een oriënterend onderzoek. In: Tekst[Blad] (1999) nr. 3, blz. 29 – 35. Sun. Scannability. http://www.sun.com/980713/webwriting/wftw3.html Bezocht: 10 februari 2003 Waller, R.H.W. (1980). Graphic aspects of complex texts: Typography as macropunctuation. In: Kolers, P.A., Wrolstad, M.E. & Bouma, H. (Eds.), Processing of visible language 2: Vol. 13 (pp. 241 – 253). New York: Plenum Press and NATO Scientific Affairs Division. Waller, R.H.W. (1982). Text as Diagram: Using Typography to Improve Access and Understanding. In: Jonassen, D.H. (Ed.). The Technology of Text 1, Principles for Structuring, Designing, and Displaying Text. (pp. 137 – 166). New Jersey: Educational Technology Publications Englewood Cliffs Inc.. Waller, R.H.W. (1987). Typography and reading strategy. In: Britton, B.K. & Glynn, S.M. (Ed.), Executive control processes in reading (pp. 81 – 106). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc. Wright, P. (1994). Enhancing the usability of written instructions. In: Proceedings of Public Graphics. (pp. 1.1 - 1.18)
44
Bijlagen Bijlage 1: voorbeeld condities -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Een klachtenbrief schrijven (conditie 1: met vette kernwoorden, met opsomming) U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt. In een goede klachtenbrief staat het volgende:
•
een beschrijving van de klacht
•
de oplossing die u wilt
•
de termijn waarbinnen u een reactie verwacht
Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Een klachtenbrief schrijven (conditie 2: zonder vette kernwoorden, met opsomming) U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt. In een goede klachtenbrief staat het volgende:
•
een beschrijving van de klacht
•
de oplossing die u wilt
•
de termijn waarbinnen u een reactie verwacht
Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Een klachtenbrief schrijven (conditie 3: met vette kernwoorden, zonder opsomming) U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt. In een goede klachtenbrief staat het volgende: een beschrijving van de klacht, de oplossing die u wilt en de termijn waarbinnen u een reactie verwacht. Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Een klachtenbrief schrijven (conditie4: zonder vette kernwoorden, zonder opsomming) U hebt een klacht en u wilt de verkoper er een brief over schrijven, maar u weet niet precies hoe dat werkt. In een goede klachtenbrief staat het volgende: een beschrijving van de klacht, de oplossing die u wilt en de termijn waarbinnen u een reactie verwacht. Door middel van een klachtenbrief maakt u de verkoper duidelijk wat u wilt. U vermijdt een discussie met hem in de winkel. Bovendien kunt u een kopie van de brief later eventueel als bewijsmiddel gebruiken. U kunt de brief aangetekend versturen; u weet dan zeker dat de brief is aangekomen bij de verkoper.
45
Bijlage 2: voorbeeld schematekst Een klachtenbrief schrijven (NAAM) U (ROL) hebt een klacht (INGANGSVOORWAARDE) en u (ROL) wilt de verkoper (ROL) er een brief (ATTRIBUUT) over schrijven (ACTIE), maar u (ROL) weet niet precies hoe dat werkt. In een goede klachtenbrief (ATTRIBUUT) staat het volgende:
•
een beschrijving van de klacht (ATTRIBUUT)
•
de oplossing (ATTRIBUUT) die u (ROL) wilt
•
de termijn (ATTRIBUUT) waarbinnen u (ROL) een reactie verwacht
Door middel van een klachtenbrief (ATTRIBUUT) maakt u (ROL) de verkoper (ROL) duidelijk (RESULTAAT) wat u (ROL) wilt. U (ROL) vermijdt een discussie (ATTRIBUUT) met hem in de winkel (ATTRIBUUT) (RESULTAAT). Bovendien kunt u (ROL) een kopie (ATTRIBUUT) van de brief later eventueel als bewijsmiddel (RESULTAAT) gebruiken. U (ROL) kunt de brief (ATTRIBUUT) aangetekend versturen (ACTIE); u (ROL) weet dan zeker dat de brief (ATTRIBUUT) is aangekomen (RESULTAAT) bij de verkoper (ROL).
SCHEMA (e = expliciet, i = impliciet) NAAM: ROLLEN:
ATTRIBUTEN:
Een klachtenbrief schrijven u (klant)
(e)
verkoper
(e)
klachtenbrief
ACTIES:
RESULTAAT:
(e)
beschrijving klacht
(e)
oplossing klacht
(e)
termijn reactie
INGANGSVOORWAARDEN:
(e)
(e)
discussie
(e)
winkel
(e)
kopie
(e)
een klacht hebben
(e)
iets gekocht hebben
(i)
een brief kunnen schrijven
(i)
een brief schrijven
(e)
aangetekend versturen
(e)
brief kopiëren
(i)
duidelijkheid voor verkoper
(e)
vermijden van discussie
(e)
bewijsmiddel in handen
(e)
reactie verkoper
(i)
46
Bijlage 3: schema van schemateksten naam
rol
attribuut ingvwde
actie
resultaat
som
woorden
- vet
verschil
1 Een offerte beoordelen
0
6
0
1
0
7
116
117
1
2 Via Internet winkelen
0
3
1
2
1
7
109
111
2
3 Een product kopen
0
3
1
3
0
7
125
125
0
4 Een klachtenbrief schrijven
0
3
0
1
3
7
102
103
1
5 Vooruit betalen
0
7
0
0
0
7
122
122
0
6 Verwachtingen van tweedehands auto’s
0
5
1
1
0
7
121
127
6
7 Verwachtingen van producten
1
6
0
0
0
7
105
106
1
8 Betalen onder protest
0
5
1
1
0
7
114
115
1
9 De algemene voorwaarden
0
6
0
1
0
7
117
118
1
10 Kosteloze reparatie
0
1
4
0
2
7
127
128
1
11 Brancheorganisatie
2
3
1
0
1
7
123
124
1
12 Ondeugdelijk product
3
1
0
2
1
7
110
111
1
13 Tweedehands goederen en uitverkoopjes
0
5
1
1
0
7
111
112
1
14 Ontbinding van de overeenkomst
0
2
4
1
0
7
113
116
3
15 BOVAG-autobedrijven
1
6
0
0
0
7
103
104
1
16 Onbereikbare helpdesk
1
0
0
5
1
7
133
133
0
17 Betaling opschorten
0
3
2
2
0
7
128
129
1
18 Annulering van de opdracht
0
7
0
0
0
7
130
131
1
19 Specificatie van de kosten
0
7
0
0
0
7
111
112
1
20 Problemen met zwartwerkers
1
1
0
5
0
7
129
130
1
9
80
16
26
9 117
119
1,25
9
9
1,29
som gemiddelde
0,45
4,00
0,80
1,30
0,45
percentage
0,06
0,57
0,11
0,19
0,06
standaard deviatie
0,83
2,27
1,24
1,53
0,83
47
Bijlage 4: instructie Instructie In dit experiment wordt onderzocht hoe mensen teksten lezen op Internet. Je krijgt zodadelijk een aantal teksten over consumentenrecht te lezen. Het is de bedoeling dat je de teksten goed en snel leest. Dat betekent dat je ze goed begrijpt en dat je goed doorleest. Een tekst bestaat uit een titel, een consumentenvraag en een oplossing. Na het lezen van elke tekst klik je met de muis op de knop ‘verder’. Er verschijnt dan een scherm met een bewering over de tekst die je zojuist gelezen hebt. Je moet dan zo snel mogelijk beslissen of de bewering juist of onjuist is. Die beslissing moet je baseren op de tekst die je net gelezen hebt. Als je denkt dat de bewering juist is, klik je op ‘Waar’. Denk je dat de bewering onjuist is, dan klik je op ‘Onwaar’. Doe dat zo snel mogelijk. Blijf niet lang over de bewering piekeren, maar neem snel een beslissing. Probeer daarbij natuurlijk zo min mogelijk fouten te maken. Als je op ‘Waar’ of ‘Onwaar’ geklikt hebt, verschijnt er automatisch een scherm met daarop een vet woord met de vraag of dat woord letterlijk in de zojuist gelezen tekst stond. Als je denkt dat het woord letterlijk in de zojuist gelezen tekst heeft gestaan, klik je op ‘Ja’, denk je dat het niet in de tekst stond, dan klik je op ‘Nee’. Doe dit ook zo snel mogelijk, maar probeer geen fouten te maken. Als je op ‘Ja’ of op ‘Nee’ hebt geklikt, verschijnt er automatisch een scherm met een aantal vragen. De vragen zijn weergegeven in stellingen die je kunt beoordelen op een zevenpuntsschaal. Over dit onderdeel mag je rustig nadenken. Als je alle stellingen beantwoord hebt, verschijnt automatisch een scherm met de volgende tekst. Nog één opmerking: je mag geen gebruik maken van de back-knop om terug te gaan. We zullen de procedure oefenen met een oefentekst. Ik blijf er dan bij staan. Na het oefenen kun je vragen stellen. Als het oefenblok is afgerond begint het eigenlijke experiment. Heb je nu vragen? Veel succes!
48
Bijlage 5: design Aantal items: 20 Totale som rangorde: 210
Standaarddeviaties:
A = Groep 1 (grootte 5, som rangorde 53)
Groep 1: 4.587
B = Groep 2 (grootte 5, som rangorde 53)
Groep 2: 6.280
C = Groep 3 (grootte 5, som rangorde 52)
Groep 3: 4.841
D = Groep 4 (grootte 5, som rangorde 52)
Groep 4: 7.003
Bewering + 1,3,5,9,11,13,14,15,17,20 =
108
Bewering -
2,4,6,7,8,10,12,16,18,19 =
102
Woord +
2,3,5,7,10,11,12,14,19,20 =
103
Woord -
1,4,6,8,9,13,15,16,17,18 =
107
Woord opsomming +
2,5,12,14,20 =
53
Woord opsomming -
1,6,8,17,18 =
50
Woord toelichting +
3,7,10,11,19 =
50
Woord toelichting -
4,9,13,15,16 =
57
item nr tekst nr lijst 1 lijst 2 lijst 3 lijst 4 1
18
B
C
D
A
begrip
woord
opsomming / toelichting
+
-
O
2
16
A
B
C
D
-
+
O
3
14
D
A
B
C
+
+
T
4
1
B
C
D
A
-
-
T
5
12
C
D
A
B
+
+
O
6
20
D
A
B
C
-
-
O
7
13
C
D
A
B
-
+
T
8
9
D
A
B
C
-
-
O
9
3
A
B
C
D
+
-
T
10
8
C
D
A
B
-
+
T
11
10
A
B
C
D
+
+
T
12
6
B
C
D
A
-
+
O
13
11
C
D
A
B
+
-
T
14
4
A
B
C
D
+
+
O T
15
5
B
C
D
A
+
-
16
15
A
B
C
D
-
-
T
17
2
D
A
B
C
+
-
O
18
19
C
D
A
B
-
-
O
19
7
D
A
B
C
-
+
T
20
17
B
C
D
A
+
+
O
49
Bijlage 6: printscreens van de applicatie waarmee het experiment werd afgenomen Figuur 2: Printscreen van de beginpagina van de applicatie waarmee het experiment werd afgenomen.
Figuur 3: printscreen van een tekst uit het experiment in de conditie zonder vet – met opsomming.
50
Figuur 4: printscreen van een bewering uit het experiment behorend bij de tekst uit figuur 3.
Figuur 5: printscreen van een woord uit het experiment behorend bij de tekst uit figuur 3.
51
Figuur 6: printscreen van een vragenlijst uit het experiment behorend bij de tekst uit figuur 3.
52