Een amputatie
Waar krijgt u allemaal mee te maken?
Inhoudsopgave: 1. Inleiding
3
2. Algemene informatie amputatie
4
3. De operatie
4
4. Mogelijke complicaties
5
5. Voorbereiding voor de operatie 5.1 Spreekuur anesthesioloog 5.2 Op de afdeling
5 5 6
6. Na de operatie 6.1 Pijnbestrijding 6.2 De wond 6.3 Beweging 6.4 Complicaties voorkomen 6.5 Psychosociale factoren
6
7. Het ontslag 7.1 Revalideren na een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen. 7.2 Wanneer contact opnemen met het ziekenhuis? 7.3 Werkhervatting
17
8. Belangrijke adressen en telefoonnummers
20
9. Overzicht van alle folders
21
10. Overzicht van uw afspraken
22
2
7 7 14 17
17 20 20
1. Inleiding Uw behandelend arts heeft met u, en eventueel met uw naasten, de resultaten van onderzoeken en/of eerdere behandelingen besproken en aan u de noodzaak van een operatie uitgelegd. Een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen is geen kleinigheid en de revalidatie vraagt veel wilskracht en inspanning van de patiënt en zijn naasten. Wanneer een operatie nodig is, krijgt u te maken met de volgende zorgverleners: • Revalidatiearts (bekijkt welke revalidatiedoelen voor u haalbaar zijn) • Anesthesist (bepaalt welke verdoving voor u het beste is tijdens de operatie) • Fysiotherapeut (helpt u met oefeningen om te revalideren) • Ergotherapeut (helpt u met hulpmiddelen zoals het aanmeten van een rolstoel) • Verpleegkundigen (verplegen u op de afdeling) Daarnaast is het mogelijk dat u met de volgende zorgverleners te maken krijgt: • Maatschappelijk werker (geeft u extra psychische steun) • Psychiatrisch verpleegkundige (geeft u extra psychische steun) • Diëtist (geeft u tips zodat u niet ondervoed raakt) • Transfer verpleegkundige (begeleidt u bij het regelen van nazorg) Zij geven u allemaal veel nieuwe informatie. Het zal niet eenvoudig zijn om alles in één keer te onthouden. Daarom kunnen u en uw naasten in dit boekje alles nog eens rustig nalezen. Het geeft u een globaal overzicht van de gang van zaken rond een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen. Het is goed u te beseffen dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan beschreven. In dit boekje wordt regelmatig verwezen naar folders, deze zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de verpleegkundigen. Alle folders zijn ook te verkrijgen op onze website www.cwz.nl. In hoofdstuk 9 vind u een overzicht van alle folders. 3
2. Algemene informatie amputatie Onder een amputatie wordt verstaan het afzetten van een deel van het menselijk lichaam. Duidelijk is dat een amputatie een ingrijpende gebeurtenis is voor patiënt, familie, omgeving, maar ook voor de arts. Daarom zal pas na zeer zorgvuldig afwegen een operatie worden voorgesteld. De redenen voor een amputatie kunnen verschillend zijn. Toch komen ze eigenlijk allemaal op hetzelfde neer: er is meestal een zodanige weefselschade (beschadiging of versterf), dat het niet amputeren ernstige gevolgen kan hebben voor het verdere leven. U moet rekening houden met 3 tot 5 dagen opname in het ziekenhuis. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen maar dit is de gemiddelde duur van opname. 3. De operatie Levensbedreigende situaties, waarbij vóór de operatie vaak geen of onvoldoende overleg heeft kunnen plaatsvinden, worden niet besproken in deze folder. Onder normale omstandigheden neemt de arts de gang van zaken rond de amputatie met u door. Voor de operatie wordt de hoogte van de amputatie besproken, veelal in overleg met de revalidatiearts. Bij een amputatie van een deel van het been wordt de hoogte van de amputatie meestal niet bepaald door de hoogte van de weefselschade, maar door de plaats waar na de operatie een prothese (kunstbeen) kan worden aangebracht. Zo kan bij een ernstige infectie van de voet de hoogte van amputatie niet bij de voet of enkel zijn, maar 10 tot 15 cm. onder de knie. Lager is namelijk geen goede en stabiele prothesevoorziening mogelijk en een amputatie bij de enkel zal te dicht bij de infectie zijn. Meestal wordt de wond gesloten, maar bij een groot risico op infectie kan het verstandig zijn de wond later te sluiten. In dat geval wordt pas na een paar dagen opnieuw geopereerd, wanneer de infectie bijna of helemaal verdwenen is. De wond op de stomp wordt dan gesloten. 4
4. Mogelijke complicaties Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is ook bij amputaties de normale kans op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose (afsluiting in een bloedvat) of longontsteking. Omdat het wondoppervlak na een amputatie groot is en omdat er voor de operatie al weefselschade is, kunnen nabloedingen en met name infecties vaker voorkomen. De weefselschade is vóór de operatie aan de buitenkant niet altijd goed vast te stellen. Daarom kan het gebeuren, dat de arts tijdens de operatie moet besluiten een groter deel te amputeren dan voor de operatie met u besproken is. Ook kan het voorkomen, dat na de operatie wordt vastgesteld dat er te weinig is geamputeerd. De wond wil dan niet genezen, de weefselschade kan doorgaan en er is een nieuwe operatie nodig. Fantoomsensatie of fantoompijn is na de operatie veelvoorkomend. De bij de amputatie doorgesneden zenuwen blijven prikkels doorgeven naar de hersenen alsof het geamputeerde lichaamsdeel er nog is, wat daarbij vreemd aan kan voelen of pijn kan doen. Hinderlijke fantoomverschijnselen zijn tegenwoordig met medicijnen of injecties redelijk te controleren. 5. Voorbereiding voor de operatie 5.1 Spreekuur anesthesioloog De operatie vindt onder volledige narcose (algehele anesthesie) en/ of een ruggenprik (regionale anesthesie) plaats. Hierover kunt u meer lezen in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. Voor de geplande operatie en de anesthesie zijn enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom gaat u naar het spreekuur van de anesthesioloog.
5
De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. De anesthesioloog spreekt ook overige voorbereidingen met u af zoals medicijngebruik (bloedverdunners) en nuchter zijn voor de operatie. 5.2 Op de afdeling Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Wanneer u een kunstgebit en/of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus. U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. 6. Na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Als u goed wakker bent, gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme, de wond en de urineproductie. Soms is een kort verblijf op de intensive care noodzakelijk. Meer informatie over deze afdeling leest u in de folder ‘Intensive care’. Het kan zijn, dat u direct na de operatie door een aantal slangen verbonden bent met apparaten. Dat kunnen zijn: • Eén of twee infusen voor vochttoediening. • Een dun slangetje in uw rug voor pijnbestrijding. • Een slangetje (drain) in de wond voor afvoer van eventueel bloed en wondvocht. • Een blaaskatheter voor afloop van urine.
6
Gedurende uw herstel na de operatie worden al deze hulpmiddelen na elkaar verwijderd en kan u drinken en eten. 6.1 Pijnbestrijding Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige. Zie hiervoor ook het hoofdstuk Pijnmeting in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. De verpleegkundige zal u, in overleg met de zaalarts, betere pijnstillers geven. 6.2 De wond De amputatiestomp wordt na de operatie verbonden met een zogenaamd stompverband ofwel conisch zwachtelen genoemd. Het doel van het zwachtelen van de stomp is: • Het wegnemen/ weghouden van oedeem/ vocht voor een betere wondgenezing. • Een conische vorm aannemen voor het geschikt maken van de stomp voor een eventuele prothese. Werkwijze: • Neem de juiste breedte van de zwachtel. Meestal is dit voor een bovenbeenamputatie 12 of 15 cm. Voor een onderbeenamputatie 8 of 10 cm. • Gebruik altijd zwachtels die nog genoeg rekbaar zijn, neem anders nieuwe. De zwachtels moeten stevig opgerold zijn. • Voor een bovenbeen 2 of 3 zwachtels gebruiken: bij windingen om het middel zijn er soms meer nodig. Voor een onderbeen 2 zwachtels gebruiken. • De druk moet onderaan altijd hoger zijn dan bovenaan. Zorg dat de hoger liggende windingen de bloedsomloop niet afknellenomdat er dan oedeem ontstaat. Knip een teveel aan verband af, omdat de druk toeneemt door te veel lagen verband. • Een bovenbeenamputatie en een amputatie door de knie moeten altijd tot in de lies ingezwachteld worden.
7
• Een onderbeenstomp moet (meestal) tot de knie gezwachteld worden en daarbij moet u ervoor zorgen dat de zwachtel boven de knie afsnoert en niet te veel op de knieschijf drukt. • Laat de zwachtel ’s nachts om. 1. Zwachtelen van een onderbeenstomp. In de richting van de pijl kracht uitoefenen.
Stap 1.
Stap 2.
Stap 3.
Stap 4.
Eventueel een 2e laag in ‘visgraat’ hierover heen.
8
2. Zwachtelen van een bovenbeenstomp of een kniestomp. In de richting van de pijl kracht uitoefenen.
Stap 1.
Stap 2.
Stap 3.
9
Stap 4.
Stap 5.
Stap 6.
10
3. Zwachtelen in ‘visgraat’. Deze manier van zwachtelen is geschikt voor een tweede laag of daar, waar vooral de onder- zijkanten van de stomp druk moeten ondervinden.
6.3 Beweging Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat wanneer u rechtop zit, de ademhaling beter is en dat u beter kunt ophoesten. Luchtweginfecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, wat gunstig is voor de genezing. Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met de mobilisatie. De dag van de operatie moet u proberen eventjes rechtop in bed en even op de rand van het bed of in een stoel te zitten. De eerste paar keer dat u uit bed gaat, krijgt u begeleiding van een verpleegkundige. Tijdens opname komt er ook een fysiotherapeut bij u, zij bespreken bepaalde oefeningen met u die hieronder worden toegelicht. 11
Oefeningen na een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen Oefeningen spelen een belangrijke rol binnen de therapie. Het effect van de therapie is mede afhankelijk van de mate waarin u zelf een actieve bijdrage levert. Het is belangrijk dat u regelmatig oefent, overeenkomstig de instructies van de fysiotherapeut. De beschreven oefeningen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het onthouden van de oefeningen die de fysiotherapeut met u heeft doorgenomen. Het is niet de bedoeling dat u zelf met nieuwe oefeningen begint. Doe alléén de oefeningen die met u besproken zijn. Enkele tips: • Maak bij het oefenen gebruik van een harde onderlaag. • Belangrijk is dat u tijdens de oefeningen niet gaat persen, blijf doorademen. Knie- extensie (strekking van het kniegewricht) in zit of lighouding (alleen van toepassing bij een onderbeenamputatie) Bij deze oefening worden spieren aan de achterkant van het bovenbeen (hamstrings) zo ver mogelijk gerekt. Instructie voor in lig houding: • Ga liggen in gestrekte rugligging. • Duw de achterkant van de knie (van het geamputeerde been) in de onderlaag. • Houd dit 5 seconden vast, laat hierna weer los. • Aantal herhalingen volgens voorschrift van de fysiotherapeut. Instructie voor in zit houding: In een aangepaste rolstoel kan deze oefening uitstekend uitgevoerd worden: • Strek de knie zo ver mogelijk. • Houd dit 5 seconden vast, ontspan hierna weer.
12
Knie flexie (buiging van het kniegewricht) in zit of lig houding (alleen van toepassing bij een onderbeenamputatie) Bij deze oefening wordt het kniegewricht zover mogelijk gebogen: • Beweeg uw geamputeerde been richting uw borst en buig uw knie zo ver als mogelijk • Houd dit 5 seconden vast, breng uw been weer terug naar de beginpositie. • Doe deze oefening ook met het niet-geamputeerde been.
Goed
Fout
Heupextensie (strekking van de heup) Bij deze oefening worden de spieren aan de voorkant van het heupgewricht gerekt: • Ga op uw buik liggen. • Beweeg de stomp zo hoog mogelijk naar boven. • Houd hierbij uw bekken (en niet-geamputeerde been) op de onderlaag. • Houd dit 5 seconden vast, breng het been weer terug naar de beginpositie. • Doe deze oefening ook met het niet-geamputeerde been.
Goed
Fout
Deze oefening kan ook in zijlig gedaan worden. Elke patiënt wordt geadviseerd na een amputatie minimaal 2 keer per dag 30 minuten plat op de rug te gaan liggen (vooral wanneer buikligging niet mogelijk is). 13
Heupabductie Bij deze oefening worden de spieren die de benen spreiden versterkt: • Ga op uw zij liggen, op de niet- aangedane kant • Beweeg nu de stomp zo ver mogelijk naar achteren (gestrekte heup) en vervolgens omhoog • Houd dit 5 seconden vast, breng de stomp weer terug naar de beginpositie. Push- up’s in zit Bij deze oefening worden de spieren versterkt en kan doorliggen voorkomen worden. In een aangepaste rolstoel kan deze oefening uitstekend uitgevoerd worden: • Zorg dat uw voet van uw niet- aangedane zijde goed en stevig op de grond staat • Zet uzelf met beide handen af op de leuning van de stoel totdat u los bent van de zitting • Houd dit 5 seconden vast, ga weer rustig zitten. 6.4 Complicaties voorkomen Complicaties die tijdens de operatie kunnen optreden zijn hierboven al benoemd. Na de operatie kunnen er ook nog complicaties optreden zoals: slecht genezen van de wond, het ontstaan van doorligplekken of het optreden van een acute verwardheid. U kunt er als patiënt wel wat aan doen om de kans op bepaalde complicaties zo klein mogelijk te maken, deze worden hieronder beschreven. Doorliggen voorkomen Als u lang in bed moet liggen en vaak in dezelfde houding ligt of als u veel zit omdat u afhankelijk bent van een rolstoel, dan krijgt uw huid het op bepaalde plaatsen zwaar te verduren. Er komt druk op de stuit, hielen en heupen en bij het zitten komt er druk op het zitbeen.
14
Op deze plaatsen kunt u last krijgen van rode plekken. Deze rode plekken kunnen blaren worden en als er niets tegen gedaan wordt, dan kan er een wond ontstaan. Dit noemen we doorliggen. De medische term hiervoor is ‘decubitus’. Wat u kunt doen: • Zorg voor een droge en schone onderlaag in bed of stoel. • Zorg voor een droge, schone en gladde onderlaag om op te zitten of te liggen. Probeer kreukels en kruimels in bed te voorkomen Deze kunnen drukplekken veroorzaken. • Verander regelmatig van houding. • Zorg voor een goede houding in bed of op de stoel. Door langzaam onderuitzakken in bed of stoel komt er wrijving op de huid. • Als u veel in de stoel zit, ga dan minstens 1 keer per uur verzitten door uzelf even op te drukken met uw armen op de leuning van de stoel. Dit heet ‘liften’. • Als u bedlegerig bent, wissel dan regelmatig van ligging. Draai gemiddeld 1 keer in de twee tot drie uur van de ene zij op de andere zij of eventueel op uw buik. • Eet gevarieerde maaltijden. • Gebruik voor het verzorgen van uw huid een zeep die niet ontvet, smeer de droge huid zo nodig in met een huidcrème. • Verwissel regelmatig incontinentiemateriaal Voor meer informatie vraag naar de folder ‘Doorliggen voorkomen’. Delier (acute verwardheid). Patiënten die opgenomen zijn vanwege een ziekte, een ongeval en/ of operatie kunnen door deze veranderingen acuut verward worden. De medische term hiervoor is ‘delier’. De patiënt reageert anders, is onrustig, kan zich niet goed concentreren en kan slecht een gesprek voeren.
15
Deze verwardheid is vaak tijdelijk en neemt over het algemeen af als de lichamelijke toestand verbetert. Wanneer deze complicatie zich voordoet na de operatie zal de zaalarts of de verpleegkundige u en uw naasten hiervan op de hoogte stellen. Extra informatie kunt u lezen in de folder ‘Delier (acute verwardheid)’. Verslechterde voedingstoestand. Het kan zijn dat u de afgelopen tijd onbedoeld bent afgevallen en/ of een verminderde eetlust heeft (gehad). Wie ziek is of geopereerd is, moet extra letten op de voeding. Het lichaam gebruikt hierbij namelijk meer voedingsstoffen en energie, maar ook veel eiwitten bij het herstel van de operatiewond. Ziek zijn kan het eetpatroon verstoren. Geen trek, misselijkheid, benauwdheid, nuchter blijven voor operaties en/of onderzoeken, emoties. Het zijn veel redenen om minder te eten. Toch is voldoende eten nu ontzettend belangrijk. U knapt sneller op. De weerstand neemt toe waardoor infecties minder kans krijgen. En wonden genezen sneller. Verpleegkundigen zullen uw voedingsintake tijdens opname in de gaten houden en uw gewichtsverloop. Eventueel komt tijdens uw opname een diëtist bij u langs voor adviezen. In de folder ‘Goed eten en drinken in het CWZ’ leest u hier meer informatie over. Stoppen met roken. Roken is natuurlijk geen complicatie maar roken kan de kans op complicaties wel vergroten. Het kan er voor zorgen dat de wondgenezing wordt verhinderd door verminderde bloedtoevoer van de extremiteiten (uiteinden van het lichaam).
16
De verpleegkundigen zal met u bespreken of u rookt en hoeveel u rookt. Zij zal u hulpmiddelen aanreiken om te stoppen met roken indien u hier open voor staat. Deze informatie vind u ook in de folder ‘Stoppen met roken’. 6.5 Psychosociale factoren. Een ingrijpende operatie als een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen kan moeilijkheden met zich meebrengen of vragen oproepen. Een voorbeeld is; Hoe ga ik om met angstgevoelens, afhankelijkheid, onzekerheid, onmacht, verlies en/of eenzaamheid. Het kan zijn dat u (tijdelijk) wat extra psychische steun nodig heeft. Dit kan u tijdens opname en eventueel daarna krijgen van een psychiatrisch verpleegkundige of maatschappelijk werk. De verpleegkundigen zullen dit met u bespreekbaar maken. Meer informatie kunt u lezen in de folder ‘Hulp of advies nodig?’. 7. Het ontslag 7.1 Revalideren na een amputatie van (een deel van) de onderste ledematen. Wanneer de operatie voorbij is, begint bijna meteen het revalideren (herstellen). De revalidatiearts beoordeelt welke manier van revalideren het beste bij u past. Dit wordt bepaald door rekening te houden met: • Uw vragen. • Uw revalidatiedoelstellingen • Hoe snel u leert • Hoeveel training u aankan • Uw conditie • Uw benodigde zorg.
17
Er zijn drie mogelijkheden voor uw herstel: • Klinische revalidatie (u gaat revalideren in een revalidatiecentrum, zoals de Sint Maartenskliniek. Hier krijgt u de persoonlijke zorg die u nodig heeft en daarnaast krijgt u intensieve revalidatie met een revalidatiearts als hoofdbehandelaar) • Geriatrische revalidatie zorg (GRZ) ofwel revalideren in een verpleeghuis (u krijgt de persoonlijke zorg die u nodig heeft. De verpleeghuisarts, de fysiotherapeut en ergotherapeut zorgen ervoor dat u uw persoonlijke doelen wat betreft revalidatie kunt behalen) • Naar huis met eventueel thuiszorg, fysiotherapie en/of ergotherapie. Er zijn veel uitleenartikelen te verkrijgen voor thuis. In alle bovengenoemde gevallen kan, indien mogelijk revalidatie op de polikliniek plaatsvinden. Hier krijgt u een prothese aangemeten (kunstbeen) en hier leert u met de prothese om te gaan. Wanneer de revalidatie arts geriatrische revalidatie zorg of naar huis adviseert dan komt het transferpunt in beeld. In de folder ‘zorg nodig na ziekenhuisbezoek’ leest u hierover meer informatie. Klinisch revalideren in de omgeving Nijmegen kan bij: De Sint Maartenskliniek Hengstdal 3 6522 JV Nijmegen 024 365 9911 www.maartenskliniek.nl Groot Klimmendaal Heijenoordseweg 5 6813 GG Arnhem 026 352 6100 www.grootklimmendaal.nl
18
Verpleeghuizen in de omgeving Nijmegen met revalidatie plekken: Kalorama (Beek-Ubbergen) Nieuwe Holleweg 12, 6573 DX Beek-Ubbergen 024 684 7777 www.kalorama.nl Herstelhotel (Groesbeek) Boslaan 218, 6561 LE Groesbeek 024 301 7111 www.zzgzorggroep.nl/herstelhotel St. Elisabeth (Beneden-Leeuwen) Rozenstraat 10, 6658 WX Beneden-Leeuwen 0487 599 600 www.zmw.nl Waelwick (Ewijk) Schoolpad 1, 6644 CP Ewijk 0487 509 666 www.zmw.nl Lingehof (Bemmel) Gouden Appel 122, 6681 WP Bemmel 0481 470 700 www.zinzia.nl Madeleine (Boxmeer) Velgertstraat 1, 5831 LL Boxmeer 0485 582 500 www.thuiszorgpantein.nl/zorgcentra/madeleine Voor meer informatie zie ook: www.cwz.nl/transferpunt
19
7.2 Wanneer contact opnemen met het ziekenhuis? Neemt u de eerste week na de operatie contact op met het ziekenhuis bij: • Hevige pijnklachten die niet verdwijnen als u pijnstillers gebruikt. • Infectie: - wond is gezwollen, rood en warm, gaat open en/of er komt wondvocht uit. • Temperatuur hoger dan 38,5 graden kort na de operatie. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek heelkunde (024) 365 8260. Buiten kantooruren belt u het CWZ (024) 365 76 57 en vraagt naar de dienstdoende chirurg. 7.3 Werkhervatting Vraagt u zich af of u uw werk weer kunt uitvoeren? Overleg dan met uw specialist of bedrijfsarts. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert of zo spoedig mogelijk na de ingreep op de hoogte brengt. 8. Belangrijke adressen en telefoonnummers Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek heelkunde B58, melden bij meldpunt 2B. Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren) Verpleegkundig spreekuur Telefoon: (024) 365 78 57 tussen 7.30 en 14.30 uur Bij geen gehoor spreekt u de voice-mail in en wordt u teruggebeld E-mail:
[email protected]
20
Polikliniek revalidatiegeneeskunde B62 Telefoon (024) 365 82 30 Secretariaat revalidatiegeneeskunde Telefoon (024) 365 87 68 Verpleegafdeling B44. Telefoon: (024) 365 78 00 Bezoektijden: 11.00 uur tot 20.00 uur Website: www.chirurgie.cwz.nl Patiëntenvereniging: Stichting Korter maar Krachtig Postbus 85238 3508 AE Utrecht Telefoonnummer (0186) 623 42 5 Mailadres:
[email protected] Website:www.kortermaarkrachtig.com 9. Overzicht van alle folders 1. Verdoving ‘anesthesie’ bij volwassenen (G010) 2. Intensive care (G310) 3. Doorliggen voorkomen (G137) 4. Delier (acute verwardheid) (G073) 5. Goed eten en drinken in het CWZ (G019) 6. Stoppen met roken (G643) 7. Hulp of advies nodig (G047) 8. Zorg nodig na ziekenhuisbezoek (G105)
21
10. Overzicht van uw afspraken Verpleegkundigen maar ook andere disciplines kunnen u helpen bij het invullen van dit overzicht. U kunt zelf ook uw afspraken bijhouden.
Dag Voorbeeld: Dinsdag
22
Datum
Tijd
Bij wie
Waar
3-6-2014 11.00u Anesthesioloog B02
23
Adres en telefoonnummers Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek heelkunde B58, melden bij meldpunt 2B. Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren)
24
G739 / 06-14
Website: www.cwz.nl