PB- PP
BELGIE(N) - BELGIQUE
nieuwsbrief Jaargang 2 nr. 5 I november 2015 I afgiftekantoor 3680 Maaseik Mgr. Koningsstraat I erkenningsnummer P910715
Editoriaal
De impact van de veroudering van de bevolking en zijn invloed op de gezondheidszorg was recent het hoofdthema van een debat. Enkele statistieken van het planbureau en het RIZIV passeerden de revue. De levensverwachting in België is toegenomen van 50 jaar in 1900 tot 78 jaar in 2000 en stijgt nog steeds verder met ongeveer 3 maanden per jaar. Ondanks alle angstaanjagende berichten over fijn stof, zijn we erin geslaagd door betere hygiëne (water), betere kinderzorg en opleiding, betere geneeskunde en steeds strengere milieunormen, onze levensverwachting op te krikken. Elke Belgische inwoner kost ongeveer 1000 Euro per jaar aan “zorg” tot aan zijn 40ste. Rond het 60ste levensjaar is dit 2000 euro en elke bijkomende 10 levensjaren verdubbelt dit opnieuw. Gelukkig stijgen onze gezonde levensjaren mee en blijven de meeste kosten voor de zorg zich voordoen in de laatste 5 levensjaren. Een tweede impact op de financiering van de gezondheidszorg komt van de vooruitgang van de wetenschap. Technologische evoluties in de diagnostiek geven ons betere beeldvorming, meer mogelijke labo-onderzoeken, ook in de genetica, en binnenkort de app-geneeskunde. In de therapie is er een hele verbetering door medicatie en chirurgie en binnenkort bio-engineering. Hierdoor zal het aantal te diagnosticeren aandoeningen en behandelingen steeds toenemen, ook voor steeds zeldzamere ziekten, welke meestal een hoge kostprijs hebben. Ook de “patiënt empowerment”, voornamelijk van de ongeruste patiënt, die eerst alle mogelijkheden op internet al eens nagelezen heeft, zal soms aanleiding geven tot nodeloze onderzoeken ter geruststelling. De nog steeds aanhoudende, weliswaar lage, groei van de economie geeft nog steeds een brede basis voor de financiering van de gezondheidszorg, invaliditeit, verpleegtehuizen. De zorgvraag zal echter in grotere mate stijgen. De vraag hoe we de zorg in de toekomst gaan financieren blijft.
Zo voorziet de overheid nu al een beveiligde E-health-box voor elke zorgactor, welke het mogelijk maakt om geadresseerd te communiceren, bv. De verslagen van specialist aan huisarts. Daarnaast bestaat er het Vitalink-project, dat zeer doelgerichte informatie centraal beschikbaar voor alle zorgverleners van de patiënt moet stellen. Het is niet-geadresseerd en patiëntgebaseerd met een focus op het stimuleren van multidisciplinaire samenwerking binnen de eerste lijn. Momenteel focussen verschillende pilootprojecten zich rond uitwisselen van het medicatieschema van de patiënt. Huisartsen, apothekers, verpleegkundigen en verzorgenden krijgen zo toegang tot een overzicht van de actuele medicatie van de patiënt. Mits de nodige rechten kunnen artsen, apothekers en verpleging ook deze aanpassen. Het Hub-metahub-project is een gedecentraliseerd model van niet-geadresseerde en patiënt-gebaseerde informatie-ontsluiting vanuit de ziekenhuizen. Momenteel zijn de eerste projecten gaande, waarbij de behandelende arts medische beeldvorming in een ander ziekenhuis elektronisch kan raadplegen. In een tweede fase zal ook een samengevat dossier (Sumehr) met de belangrijkste antecedenten, medicatie ed. ontwikkeld worden. De patiënt bepaalt mee wie toegang krijgt tot zijn of haar gegevens d.m.v. het aanmaken van therapeutische relaties en door het geven op elektronische wijze van zijn/haar geïnformeerde toestemming en het eventueel kenbaar maken van uitsluitingen van specifieke actoren. Tegen nieuwjaar zal het ziekenhuis dan ook opstarten met de bevraging van patiënten of zij hun geïnformeerde toestemming willen geven zodat de behandelende artsen van andere ziekenhuizen onze beelden kunnen bekijken en vice versa. Dr. M. Rosseels, hoofdgeneesheer
Eén van de oplossingen is het vermijden van dubbele onderzoeken d.m.v. het creëren van een betere informatiedoorstroming en informatienetwerken.
COLOFON Verantwoordelijke uitgever: dr. Maarten Rosseel, hoofdgeneesheer Drukwerk: www.drukkerijpaesen.be
Patiëntveiligheid ‘Patiëntveiligheid’ wordt gedefinieerd als “het ontbreken van risico’s voor een patiënt om lichamelijk en/of psychische schade op te lopen als gevolg van het niet volgens de professionele standaard handelen van zorgverleners en-of door een tekortkoming van het zorgsysteem”. Patiëntveiligheid gaat dus niet alleen over het ontwikkelen van normen, richtlijnen en kwaliteitssystemen maar ook om het verkrijgen van inzicht in het aantal incidenten, de daaruit vloeiende patiëntschade en de strategieën om incidenten te voorkomen. Elke medewerker van ZMK wordt gestimuleerd om fouten en (bijna)incidenten te melden via een gedigitaliseerd meldingssysteem (MIP). Elke melding wordt gezien als het falen van een systeem, niet als een fout van het individu. Een open cultuur met een niet bestraffende respons is hiervoor noodzakelijk. Iedere fout- en incidentmelding wordt kritisch geanalyseerd en kan leiden tot concrete verbeteracties om de patiëntveiligheid te optimaliseren. Controle op de handhygiëne, patiëntidentificatie door middel van een polsbandje en de ‘Safe Surgery Checklist’ op het operatiekwartier werden in het verleden reeds geïmplementeerd. Op een systematische manier worden deze doelen door steekproeven opgevolgd, teruggekoppeld aan de betrokkenen en zo nodig bijgestuurd. Een ander belangrijk onderdeel van patiëntveiligheid is veilige medicatie. Medicatieveiligheid omvat alle activiteiten, die betrekking hebben op het juiste voorschrift, de juiste aflevering en de correcte toediening van geneesmiddelen. Een nieuw project is het opstarten van de ‘clinical farmacy’, waarbij de apotheker samen met de behandelende arts de medicatie van de patiënt bespreekt. Nog een belangrijk patiëntveiligheidsdoel in ZMK is goede communicatie. Slecht communiceren kan immers tot ri-
nieuwsbrief \ editie 05
sicovolle situaties leiden. Wanneer niet eenduidig, consequent en snel wordt gecommuniceerd over de toestand van een patiënt, kan de situatie ontsporen waardoor de patiënt niet de gewenste zorg krijgt en schade oploopt. Om de communicatie tussen de zorgverleners te verbeteren werd de communicatiemethode ISBARR geïmplementeerd. Een huidig project in kader van patiëntveiligheid is de implementatie van het Early Warning System (EWS). Om het risico op klinische achteruitgang van een patiënt tijdig in te schatten is de early warning score (= een cijfer voor de som van minimaal 5 parameters) een absolute meerwaarde. Verschillende studies tonen immers aan dat in de uren, voorafgaand aan een reanimatie, patiënten al een aantal symptomen of signalen vertonen, die de achteruitgang van de toestand aankondigen. Het integreren van EWS in het elektronisch patiëntendossier zal de patiëntobservatie en -monitoring verbeteren. Alhoewel patiëntveiligheid in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de beroepsbeoefenaren en instellingen, kan de patiënt zelf ook een belangrijke rol vervullen. In ZMK wordt geprobeerd de patiënten zoveel mogelijk te betrekken bij hun verzorging en behandeling, zoals bij het naleven van medicatie- en hygiënevoorschriften, het controleren van het identificatiebandje, het melden van pijnklachten of andere symptomen.
Dit maakt de patiënt tot een bondgenoot in het zorgproces en in het verlenen van goede service. Tevens geeft deelname van de patiënten aan de tevredenheidsbevragingen informatie en inspiratie om de zorg te optimaliseren. Om meer inzicht te krijgen in de knelpunten en mogelijke verbeteracties, wordt in de maand november een nieuwe ‘cultuurmeting Patiëntveiligheid’ uitgevoerd. Op deze manier krijgen we weer nieuwe inzichten en impulsen om verder te werken en de kwaliteit en patiëntveiligheid binnen ZMK te verbeteren en te optimaliseren. We kunnen stellen dat er de laatste jaren veel verbeterd is inzake kwaliteitszorg en patiëntveiligheid in ZMK. Echter alles kan steeds beter.
Carine Goossens Coördinator Patiëntveiligheid
\ medisch katern \
NEUROBORRELIOSE DR. RÄDISCH EN DR. VANGHELUWE, NEUROLOGEN Achtergrond De ziekte van Lyme of (neuro-)borreliose is een infectieziekte die in Europa veroorzaakt wordt door de bacterie Borrelia burgdorferi sensu lato. Het geslacht kreeg zijn naam van de Franse bacterioloog Amédée Borrel (1867-1936). De naam van de ziekte is afkomstig van het Amerikaans dorpje Lyme/Connecticut waar in 1975 bij vele mensen gewrichtsontstekingen in verband met tekenbeten vastgesteld werden. Uiteindelijk kon de Zwitsers-Amerikaanse bacterioloog Willy Burgdorfer in 1981 voor het eerst de pathogene kiem in teken terugvinden en kweken. Vandaar kreeg de bacterie zijn naam.
Infectie en epidemiologie In Europa wordt B. burgdorferi overgedragen door de teek Ixodes ricinus. Ter preventie van een tekenbeet is het zinvol om tijdens het “tekenseizoen” (maart-november) op de gebaande paden te blijven, contact met dichte begroeiing en hoog gras te vermijden en bedekkende lichte kleding te dragen (teken vallen daardoor sneller op). Insectenwerende middelen blijken slechts een beperkt effect te hebben. In West-Europa zijn ongeveer 5-35% van de teken besmet met B. burgdorferi, met duidelijke regionale verschillen (in België gemiddeld 20-25%). Uit onderzoek is gebleken dat men in tuinen evenveel teken aantreft dan in het bos. Het is van groot belang om de teek zo snel mogelijk te verwijderen gezien de kans op infectie binnen de eerste 24 uur uiterst gering is. Hoe langer de beet duurt, hoe groter de kans op besmetting. Naar schatting worden 1-6% van de betrokkenen seropositief voor B. burgdorferi na een tekenbeet maar slechts 0,3-1,4% ontwikkelen na een tekenbeet een manifeste ziekte van Lyme. Vaak verloopt de infectie dus asymptomatisch. Bij screening van gezonde personen in West-Europa vindt men B. burgdorferi-specifieke antistoffen terug bij 5-25%, zonder dat er bij deze mensen ooit klinische symptomen bestonden.
(voornamelijk in en rond de oksel, lies, knieholte en rond het bekken): een ronde tot ovale rode plek van 5-40 cm in diameter, pijnloos, niet verheven, soms met centrale verbleking die typisch uitbreidt in de loop van enkele dagen tot weken. Dit moet wel gedifferentieërd worden van de “gewone” lokale reactie na een tekenbeet. Als gevolg van een chronische infectie kan een acrodermatitis chronica atrophicans ontstaan. Verder kan in de acute fase een artritis ontstaan, met name thv de knieën. Zelden kunnen zich cardiologische manifestaties voordoen zoals myocarditis, pericarditis en AV-blok graad I-III. Men onderscheidt acute neuroborreliose (symptomen <6 maanden aanwezig, circa 95% van de gevallen) en chronische neuroborreliose (>6 maanden, circa 5%). Typische symptomen van acute neuroborreliose zijn: • radiculitis van spinale zenuwwortels met heftige, vooral nachtelijke radiculaire pijn die wekenlang kan persisteren en tot paresen kan leiden, in de afwezigheid van een verklarende discushernia. • aantasting van craniale zenuwen II-XII, >80% van de gevallen betreffen de n. facialis, vaak dubbelzijdig. Zeldzaam: n. oculomotorius en n. trochlearis parese, papiloedeem, n. hypoglossus parese. • meningitis, eerder bij kinderen: hoofdpijn, fotofobie, nausea, braken, moeheid, emotionale labiliteit
Klinische symptomen Dagen tot weken na de infectie kunnen zich transiënte algemene klachten voordoen zoals algemeen ziektegevoel, gewrichtsen spierpijnen, lichte koorts, nachtelijk zweten, gewichtsverlies. Dermatologische manifestaties zijn vooral het erythema migrans in de eerste dagen tot weken in de buurt van de beet nieuwsbrief \ editie 05
Chronische neuroborreliose is gekenmerkt door een kwijnend verloop met encefalitis/myelitis met paresen, fatische stoornissen, bewustzijnsstoornissen, spastisch-atactische gangstoornis en blaasfunctiestoornissen.
Het is niet zinvol serologische tests te herhalen om het effect van antibiotische therapie te evalueren omdat de antistoffen ook na een succesvolle behandeling maanden- tot jarenlang kunnen persisteren.
Vroeger werd de ziekte van Lyme ingedeeld in 3 stadia maar dit bleek vrij arbitrair. Voor het klinisch gebruik wordt een indeling in vroege manifestaties (lokaal: erythema migrans, gedissemineerd: acute neuroborreliose) en late manifestaties (artritis, acrodermatitis, chronische neuroborreliose) aanbevolen.
Voor de volgende labo onderzoeken bestaat er geen wetenschappelijke evidentie dat ze bijdragen tot de correcte diagnose van de ziekte van Lyme: PCR uit serum en urine, “lymphocyte transformation test (LTT)”, “visual contrast sensitivity test (VCS)”, antigen detectie uit serum/urine/CSV, detectie van zogenoemde L-vormen of spheroblasten.
In een grote prospectieve studie uit Würzburg/Duitsland over de ziekte van Lyme werden de volgende manifestaties aangetoond: erythema migrans als enig symptoom in 89%, acute neuroborreliose in 3%, Lyme artritis in 5%, een lymfocytoom in 2%, een acrodermatitis in 1% en een cardiale manifestatie in <1% van de gevallen. De zeer zeldzame chronische neuroborreliose werd in deze studie niet teruggevonden.
Diagnostiek Neuroborreliose is in principe een vermoedelijke diagnose op basis van hoger vermelde klinische tekens, onderbouwd door de anamnese en aanvullende laboratorium onderzoeken. SERUM: Als zoektest wordt een enzyme-immuno assay (ELISA) gebruikt, ter bevestiging een immunoblot. Bij acute neuroborreliose met korte ziekteduur zijn Borrelia-specifieke IgG of IgM in 70-90% positief, bij een ziekteduur van 2-3 maanden en bij chronische neuroborreliose nagenoeg in 100%. Bij sterke klinische verdenking en negatief serologisch resultaat bij korte ziekteduur is een controle na 2 maanden zinvol. Fals-positieve resultaten zijn mogelijk bij syfilis en bij infectie met Epstein-Barr virus, varicella zoster virus, cytomegalie virus, hepatitis B en hepatitis C. Cerebrospinaal vocht: Bij neuroborreliose vindt men doorgaans inflammatoire afwijkingen met pleïocytose (100-500 WBC/µL), gestoorde bloed-liquor-barrière (BLB), verhoogd eiwit, intrathecale synthese van Borrelia-specifieke IgG en IgM. PCR heeft een lage sensitiviteit van slechts 10-30% en is enkel in uitzonderlijke gevallen zinvol, bijvoorbeeld bij immune-gecompromitteerde patiënten. Het is niet zinvol de bepaling van Borrelia antistoffen aan te vragen als “screening” bij aspecifieke algemene klachten van moeheid, concentratiestoornissen, spierpijnen en dergelijke omdat in West-Europa 5-25% van de bevolking seropositief is voor B. burgdorferi zonder dat ze ooit de ziekte van Lyme doorgemaakt hebben. Een positief resultaat zal wel de patiënt verontrusten en mogelijks tot verdere invasieve onderzoeken en onnodige behandeling leiden.
nieuwsbrief \ editie 05
Op internet worden talrijke, weinig betrouwbare vragenlijsten aangeboden die echter vaak door patiënten gebruikt worden, dikwijls met grote onzekerheid en angst tot gevolg.
Diagnostische criteria
De volgende diagnostische criteria worden momenteel internationaal gebruikt: MOGELIJKE NEUROBORRELIOSE: • typisch klinisch beeld (aantasting craniale zenuwen, meningitis, radiculitis, focale neurologische uitval) • Borrelia-specifieke IgG en/of IgM antistoffen in het serum • geen informatie over cerebrospinaal vocht voorhanden WAARSCHIJNLIJKE NEUROBORRELIOSE • criteria van mogelijke neuroborreliose (cfr supra) • positief resultaat van analyse van cerebrospinaal vocht met pleïocytose, BLB-stoornis en/of intrathecale Ig synthese ZEKERE NEUROBORRELIOSE • criteria van waarschijnlijke neuroborreliose (cfr supra) • intrathecale synthese van Borrelia-specifieke antistoffen (IgG en/of IgM) of positieve PCR op cerebrospinaal vocht GEEN NEUROBORRELIOSE • negatieve Borrelia serologie bij immunocompetente patiënten met symptomen sinds 2-3 maanden sluit neuroborreliose uit naar andere oorzaak voor de klachten zoeken. • positieve Borrelia serologie alleen bewijst geen actieve infectie met B. burgdorferi want er komen infecties voor met asymptomatische seroconversie en verhoogde titers van Borrelia-specifieke IgG en IgM in serum en CSV kunnen jarenlang persisteren bij gezonde personen na doeltreffende behandeling • een intrathecale synthese van Borrelia-specifieke antistoffen zonder pleïocytose of BLB-stoornis pleit voor een vroeger doorgemaakte neuroborreliose zonder actuele ziekte activiteit
Behandeling
Prognose
Er zijn tegenwoordig geen argumenten voor een preventieve antibiotische behandeling na een tekenbeet. In welbepaalde gevallen (streek waar besmettingsgraad van teken zeer hoog is en de teek gedurende meerdere dagen niet verwijderd werd, multiple tekenbeten) kan een antibiotische preventieve behandeling overwogen worden: éénmalig 200 mg Doxycycline bij niet-zwangere volwassenen en kinderen vanaf 8 jaar, bij zwangere vrouwen en kinderen onder de 8 jaar éénmalig Azithromycine 500 mg of 10 mg/kg bij kinderen. Het verantwoord alternatief om af te wachten en goed op te letten op ziekteverschijnselen en te behandelen als die zich voordoen verdient in West-Europa echter de voorkeur.
Bij een n. facialis parese treedt in 5% een onvolledig herstel op. Bij een spinale radiculitis treedt bijna altijd een genezing op. In geval van chronische neuroborreliose komt het in 20-30% van de gevallen tot onvolledig herstel met residuele paresen.
Bij klinische diagnose van een erythema migrans dient (ongeacht of de patiënt een tekenbeet herinnert) een antibiotische behandeling gestart te worden, zonder verdere serologische tests. Eerste keuze is Doxycycline 100 mg 2x/d gedurende 14 dagen, bij kinderen en zwangere vrouwen alternatief Amoxicilline 1000 mg 3x/d gedurende 14 dagen. Bij acute neuroborreliose en Lyme artritis wordt in eerste plaats behandeld met Ceftriaxon 2g i.v. 1x/d gedurende 14 dagen, alternatief Doxycycline 100 mg 2-3x/dag p.o. gedurende 14 dagen. Bij chronische neuroborreliose wordt Ceftriaxon 2g i.v. 1x/d gedurende 14-28 dagen toegediend, in functie van de klinische respons. Alternatief Doxycycline 100 mg 2-3x/dag p.o. gedurende 14-21 dagen.
Post-Lyme ziekte syndroom: Borrelia neurose? Dit is een zeer controversieel onderwerp bij patiënten die reeds een initiële doeltreffende antibiotische behandeling ondergaan hebben. De klachten lijken op een chronisch vermoeidheidssyndroom en een fibromyalgie-syndroom, zonder dat organische afwijkingen aangetoond kunnen worden. Dit aspecifiek klachtenpatroon treedt na neuroborreliose niet vaker op dan na andere doorgemaakte zware ziektebeelden. Er worden bij deze patiënten vaak depressieve kenmerken vastgesteld. Een andere groep van patiënten met deze aspecifieke klachten en negatieve Borrelia serologie blijft soms beweren dat ze desalniettemin de ziekte van Lyme zouden hebben en beschouwen deze als oorzaak van allerlei verschillende symptomen. Hierbij speelt vaak misleidende informatie op internet een grote rol. Er is geen enkele evidentie die een nieuwe antibiotische behandeling in deze situatie ondersteunt, ook al propageren sommige “genezers” en internetpagina’s maanden- tot jarenlange antibioticabehandeling met soms dramatische bijwerkingen. Dit is vooral een probleem in de Verenigde Staten geweest maar neemt de laatste jaren in Europa toe. Als behandeling kunnen in deze situatie tricyclische antidepressiva of SSRI beproefd worden, naast het aanpakken van psychische en sociale factoren.
nieuwsbrief \ editie 05
Vragen en antwoorden V: Bestaat er seronegatieve neuroborreliose? A: Neen. Seronegativiteit kan wel optreden bij erythema migrans. V: Zijn persisterende Borrelia antistoffen een teken van onvoldoende antibiotische therapie? A: Neen. Bij een groot deel van de patiënten kunnen zowel IgG en IgM antistoffen tegen Borrelia maanden- tot jarenlang persisteren na genezing. V: IgM positief, IgG negatief: compatibel met neuroborreliose? A: Neen. Men zou positieve IgG en IgM verwachten. Fals-positieve IgM met negatieve IgG komt frequent voor. Bij klinische verdenking serologie na 4-6 weken herhalen. V: Is er enige evidentie voor een antibiotische behandeling met een duur langer dan 3 weken? A: Neen. Gerandomiseerde gecontroleerde studies konden geen effect van een dergelijke behandeling aantonen. Aspecifieke symptomen zoals fatigue, concentratiestoornissen en fibromyalgische klachten worden vaak gezien na bacteriële infecties. V: Kan men meermaals de ziekte van Lyme oplopen? A: In principe wel. Ook na een adequaat behandelde ziekte van Lyme kan men theoretisch door een tekenbeet opnieuw besmet worden met B. burgdorferi. De infectie laat geen immuniteit achter. V: Bestaat er een vaccin tegen de ziekte van Lyme? A: Tegenwoordig is er geen beschikbare vaccinatie. Er is 15 jaar geleden een vaccin beschikbaar geweest in de Verenigde Staten maar de firma heeft het product na korte tijd teruggetrokken.
Belangrijke aanbevelingen Verwijder na een tekenbeet zo snel mogelijk de teek omdat de kans op besmetting met B. burgdorferi binnen de eerste 24 uur uiterst gering is. Behandel bij klinische diagnose van een erythema migrans met antibiotica conform de richtlijnen, zonder verdere serologische onderzoeken. Vraag slechts een Borrelia serologie aan wanneer er een duidelijke klinische verdenking is van (neuro-)borreliose. Aspecifieke klachten zijn geen goede indicatie, gezien de lage predictieve waarde van een positief serologisch resultaat in deze situatie. Bij gezonde individuen worden in 5-25% Borrelia antistoffen teruggevonden. Vraag bij positieve Borrelia serologie een bevestiging aan op hetzelfde monster via immunoblot. Bij positieve confirmatie test en klinische verdenking van neuroborreliose dient een lumbaalpunctie met bepaling van intrathecale antistofproductie verricht te worden. Er zijn goed onderbouwde diagnostische criteria voor neuroborreliose: • typische neurologische symptomen en • intrathecale productie van Borrelia-specifieke antistoffen en • inflammatoire afwijkingen bij analyse van cerebrospinaal vocht. Er is geen evidentie over het bestaan van een entiteit zoals “post Lyme ziekte-syndroom”. Deze aspecifieke symptomen komen even frequent voor na andere bacteriële infecties of zware ziektes. Er is geen evidentie voor een nut van antibiotische behandeling langer dan 3 weken.
nieuwsbrief \ editie 05
Herhaaldelijke blaasontstekingen bij kinderen en een foutieve manier van plassen DR. E. VAN HOYWEGHEN // Kinderarts/kindernefroloog
Bij kinderen met herhaaldelijke blaasontstekingen wordt vaak als eerste oorzaak gedacht aan een anatomische oorzaak, namelijk vesico-ureterale reflux. Een foute manier van plassen (lage -urinewegdysfunctie) is echter de frequentste oorzaak van lage urineweginfecties opgetreden na de zindelijkheidstraining. Bij kinderen met plasproblemen heeft 4,2 tot 32% dysfunctioneel plassen. Bij dysfunctioneel plassen is er vaak een onvolledige blaaslediging met als gevolg het voorkomen van herhaalde urineweginfecties. Er is ook een risico op hogere blaasdrukken, die samen met de recidiverende urineweginfecties aanleiding kunnen geven tot aantasting van de hogere urinewegen. Het uiteindelijk doel van het opsporen en behandelen van lage-urinewegdysfunctie is het voorkomen van recidiverende urineweginfecties en de evolutie naar nierfalen. De oorzaken van een dysfunctioneel plasprobleem zijn niet altijd eenduidig en betreffen onder andere een stoornis in het rijpingsproces van het zindelijk worden. De pasgeborene heeft nog een automatische blaas. Bij een volwassen plaspatroon is er een bewuste controle en een optimale coördinatie van blaas ( detrusor) en externe urethrale sfincter. Tijdens de blaasvulling is de detrusor ontspannen en is de sfincter gesloten. Bij de blaaslediging is er een contractie van de detrusor en een relaxatie van de sfincter. Het verwerven van deze interactie (zindelijk worden) is een proces van vallen en opstaan. Dysfunctionele mictie kan samengaan met zowel een overactiviteit als een onderactiviteit van de detrusor. De onderactieve blaas met nagenoeg alle verlies van eigen contractiliteit, “de luie blaas” is het eindpunt van het spectrum. Heel vaak gaan constipatie met en zonder fecale incontinentie gepaard met dysfunctionele mictie als gevolg van een niet-relaxeren van de bekkenbodemspieren. Dysfunctioneel plassen is niet de klacht van het kind / de ouders. Zo kan het enige teken een secundaire urine incontinentie zijn, dit kan zowel een dag- als nachtincontinentie zijn. Bij herhaalde urineweginfecties vanaf de peuter/kleuterleeftijd dient men een onderliggende lage-urinewegdysfunctie op te sporen. Naargelang het overgewicht van de detrusor of de sfincter op de lage-urinewegdysfunctie is het klinisch voorkomen verschillend: aandrang, een hoge plasfrequentie en incontinentie
wijzen op een overactiviteit van de detrusor, lage mictiefrequentie en overloopincontinentie op een onderactieve en ‘in 2 tijden plassen’ bij dysfunctioneel plassen. Geassocieerde constipatie is vaak verdoken en wordt niet als probleem door de ouders/kind erkend. De benadering van een kind met lage urinewegdysfunctie is niet invasief maar wel zeer grondig met aandacht voor de anamnese, klinisch onderzoek, een analyse van het plaspatroon. Beoordeling gebeurt door plaslijsten gedurende 2 dagen, echografie, urine onderzoek en een uroflowmeting. Urodynamisch onderzoek met cystografie of video-urodynamisch onderzoek zijn slechts uitzonderlijk nodig. Indicaties zijn recidiverende hoge urineweginfecties, vermoeden van een anatomische obstructie, vraag naar diagnostiek en aanpak van therapieresistente patiënte. Het uiteindelijk doel van het opsporen en behandelen van lage-urinewegdysfunctie is het voorkomen van recidiverende urineweginfecties en de aanpak van geassocieerde symptomen. Een goed ingestelde basisurotherapie is de hoeksteen van de behandeling en kan door de arts, de verpleegkundige, de kinderpsycholoog of de kinesiste gebeuren. Het omvat de educatie van kind/familie betreffende een normale blaas-darmfunctie, instructies betreffende een goede plashouding, een opgelegd drink- en plasschema, vezelrijke voeding, het invullen van een dagboek (ook voor stoelgang), stoelgangstraining. Er wordt ook aandacht besteed aan het aanleren van een algemene lichaamshygiëne (geen badschuim, schaamstreek afvegen van voor naar achter). Aan de ouders en het kind wordt uitgelegd dat motivatie en dagdagelijkse inzet belangrijk zijn en dat het een leerproces is van lange duur met fases van vallen en opstaan. De meeste kinderen hebben additieve kinesitherapie nodig. Tijdens het leerproces is een continue antibioticaprofylaxe vaak aangewezen. Soms kunnen gedragstherapie en tijdelijke blaascatheterisaties nuttig zijn. Soms zijn laxativa of andere specifieke medicatie nodig.
nieuwsbrief \ editie 05
\ NIEUWE ARTSEN \
\ Rookstopbegeleiding \ Vanaf september 2015 start ziekenhuis Maas en Kempen met rookstopbegeleiding. Er wordt een multidisciplinaire gespecialiseerde raadpleging voorzien door de diensten pneumologie en psychologie. In eerste instantie vindt een raadpleging plaats bij de pneumoloog (dr. Cox, dr. Darquennes of dr. Sadowska), inclusief een longfunctieonderzoek en een RX-thorax. Vervolgens wordt men begeleid door tabakologe Lieze Daemen voor maximaal acht individuele begeleidingssessies. Hier kan men terecht voor begeleiding, ondersteuning, tips, aanmoediging en informatie over de verschillende hulpmiddelen (nicotinevervangers, medicatie). Deze sessies zijn volledig terugbetaald. Geïnteresseerde medewerkers zijn eveneens welkom.
Op 31 augustus 2015 startte dr. Elke Van Hoyweghen als algemeen kinderarts, met als subspecialisatie kindernefrologie in ZMK. Dr. Van Hoyweghen is met grootste onderscheiding afgestudeerd aan de KU Leuven in 1999, heeft zich gespecialiseerd in de kindernefrologie aan het UZ Gent en heeft 10 jaar ervaring als algemeen kinderarts / kindernefroloog in het Jessa ziekenhuis te Hasselt en als consulent kindernefrologie in het UZ Gasthuisberg Leuven. Dr. Van Hoyweghen zal op maandagen donderdagochtend aanwezig zijn op campus Bree, zowel voor raadpleging algemene pediatrie, als voor plas-en nierproblemen. Daarnaast zal ze werkzaam zijn op de materniteit, de kinderafdeling en de spoedgevallen. Dr. Van Hoyweghen is verbonden aan de kinderartsen associatie ZOL / ZMK. Afspraken kunnen gemaakt worden via het Centraal Afsprakenbureau op 089 50 92 40.
\ PACSonWEB \ De dienst medische beeldvorming van het Ziekenhuis Maas en Kempen Bree en Maaseik biedt sinds begin november de online toepassing PACSonWEB aan, om radiologie beelden elektronisch ter beschikking te stellen. PACSonWEB is snel, veilig, milieuvriendelijk en overal en altijd toegankelijk via verschillende media (PC, laptop, smartphone of tablet). Het gebruik is eenvoudig en gratis. U logt in via http://rx.zmk.be en kunt meteen de aangevraagde onderzoeken bekijken. Er hoeft zelfs niets geïnstalleerd te worden op uw pc. De handleiding voor PACSonWEB vindt u op het startscherm van http://rx.zmk.be. De patiënt krijgt het referentienummer op papier met de nodige uitleg. Via het referentienummer van het onderzoek, in combinatie met de geboortedatum van de patiënt, kan hij de onderzoeksbeelden bekijken, doch het verslag dient steeds te worden besproken met een arts. Op specifieke vraag kan de patiënt het verslag en / of beelden nog steeds laten afdrukken op de dienst. Een arts kan inloggen via gebruikersnaam en wachtwoord, via e-ID of via Hector. Het referentienummer en het verslag zullen ook via Medibridge aan de aanvragende arts ter beschikking gesteld worden. Na inloggen via de gebruikersnaam kan de arts een overzicht te zien krijgen van alle door hem aangevraagde onderzoeken en beschikt hij over uitgebreide functies. Zo kan hij bijvoorbeeld, bij een eventuele doorverwijzing, de beelden en verslagen digitaal toewijzen of het referentienummer afdrukken en meegeven met uw patiënt. Het voltallige radiologisch team is er van overtuigd dat ze met de invoering van PACSonWEB de dienstverlening aan patiënten en artsen verder zal optimaliseren.
\ ACCREDITERINGSNIEUWS \ ERKENNINGSNR. 15025165 15020245 15020249
DATUM RUBRIEK TITEL 18-11-2015 2 Symposium patiëntveiligheid ZMK Adverse Events en Early Warning Score 26-11-2015 2 Hoogbegaafdheid bij kinderen, Ethische aspecten 10-12-2015 2 Hoogbegaafdheid bij kinderen, Ethische aspecten
DUUR 2 u.
C.P. (in aanvraag)
ORGANISATORNR. 7073
2 u.
2
7073
2 u.
2
7073
www.zmk.be campus maaseik • mgr. koningsstraat 10 • 3680 maaseik • tel. 089 50 92 00 • fax 089 50 92 06 campus bree • rode kruislaan 40 • 3960 bree • tel. 089 50 98 00 • fax 089 50 98 04