Geen zotheid maar noodzaak Leeseditie van Een Zomerzotheid
Naam: Roelfke Hendrika Braam Studentnummer: 5784654 Adres: Zevenwouden 91 3524 CM Utrecht Telefoonnnummer: 06-45472074 Betreft: masterscriptie Eerste begeleider: Dr. F.R.E. Blom Tweede begeleider: Prof. Dr. E.A. Kuitert Datum afsluiting scriptie: 30 december 2008
Inhoudsopgave VOORWOORD
4
BIOGRAFIE
6
INLEIDING
8
HOE HET BEGON
9
GESCHIEDENIS VAN HET MEISJESBOEK
10
WAT LAZEN JONGEREN VANAF 1920 TOT 1940?
13
DE ‘FORMULE’ VAN TRADITIONELE MEISJESBOEKEN
14
DÉ SUCCESFORMULE VAN CISSY VAN MARXVELDT
19
1.2.1 HELDIN
19
1.2.2 TEGENPOOL
25
1.2.3 INHOUDELIJKE ELEMENTEN
30
1.2.4 HUMOR
31
1.2.5 SCHRIJFSTIJL
33
ONTVANGST EN WAARDERING
36
DRUKGESCHIEDENIS
36
LEZERESSEN (EN LEZERS?)
37
RECENSIES
39
CISSY VAN MARXVELDT ALS INSPIRATIEBRON
41
EDITIE VAN EEN ZOMERZOTHEID: HET BEGIN VAN WETENSCHAPPELIJKE ERKENNING VOOR CISSY VAN MARXVELDT
43
LEESEDITIE
50
VERANTWOORDING
86
SAMPLE
98
PROEFLEZERS
101
2
DANKWOORD
105
OEUVRELIJST
106
SECUNDAIRE LITERATUUR
109
RECENSIES
117
BIJLAGE
123
ANALYSE VAN RECENSIES
124
VRAGENLIJSTEN PROEFPERSONEN
133
3
Voorwoord In 1927 verscheen het meisjesboek Een Zomerzotheid van Cissy van Marxveldt. Het is tot nu toe 40 keer herdrukt en er zijn meer dan 650.000 exemplaren van verkocht. Toch is er naar deze tekst en naar het gehele oeuvre van Van Marxveldt nauwelijks wetenschappelijk onderzoek gedaan. Deze scriptie brengt daar verandering in. Ik geef antwoord op de vraag hoe het komt dat Van Marxveldts werk al bijna een eeuw lang generatie na generatie weet te boeien. Daarnaast maak ik van de meer dan tachtig jaar oude tekst van Een Zomerzotheid een leeseditie voor zowel de jonge lezeressen als de oudere die het werk graag willen (her)lezen. In mijn ogen volstaat een herdruk niet meer, maar is er behoefte aan een editie waarin een leeshulp met het oog op de jonge lezers wordt gegeven en waarin verslag wordt gedaan van wetenschappelijk onderzoek naar Van Marxveldt, zodat de geïnteresseerde (oudere) lezers eindelijk meer te weten over haar kunnen komen. In de inleiding van de editie geef ik antwoord op de vraag hoe het komt dat Van Marxveldts werk zo populair is geworden. Hier is nog nauwelijks onderzoek naar gedaan, zodat veel informatie nieuw zal zijn voor de lezers. Aan de hand van de geschiedenis van het meisjesboek, de leescultuur uit het interbellum en de ‘formule’ van traditionele meisjesboeken schets ik een beeld van het literair-historische klimaat uit die tijd. Hieruit destilleer ik de succesformule van Van Marxveldt en laat ik zien waarin zij zich onderscheidt ten opzichte van haar collega’s. Tot slot ga ik in op de ontvangst door de literaire kritiek én de lezers, en toon ik aan in hoe verre Van Marxveldts werk en dan met name Een Zomerzotheid als inspiratiebron heeft gediend. In mijn theoretisch kader geef ik de discussie over de positie van jeugdliteratuur aan de hand van de polysysteemtheorie weer en ga ik in op de stand van zaken van wetenschappelijk onderzoek naar jeugdliteratuur, en dan met name naar jeugdliteratuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Ik laat zien wat de positie van deze editie is in het debat over jeugdliteratuur. Het is het eerste Nederlandse meisjesboek dat geëditeerd is en is hierdoor niet alleen een mijlpaal in de jeugdliteratuur maar ook in de teksteditiegeschiedenis. Het doel van deze leeseditie is een wetenschappelijk verantwoorde tekst aan te leveren die toegankelijk is voor een breed publiek: zowel voor de lezers die het boek voor
4
het eerst lezen als voor hen die het willen herlezen. Ik heb de tekst van de 1e druk van Een Zomerzotheid gebruikt, omdat deze nauwelijks drukfouten bevat en verschoond is van de moderniseringen die in latere drukken hebben plaatsgevonden. Ik heb de tekst herspeld, zodat de lezers niet meteen worden afgeschrikt door het tekstbeeld en zodat deze toegankelijk is voor een breed publiek. Gedateerde woorden en constructies zijn in voetnoten uitgelegd voor de lezer die meer informatie wil en degene die de kennis al heeft, kan ze overslaan. In mijn verantwoording en in mijn sample komt mijn werkwijze uitgebreid aan bod. Deze editie heb ik aan vier proefpersonen – twee meisjes van 14 en twee vrouwen van 56 en 70 jaar – voorgelegd om een indicatie te krijgen van de manier waarop deze gewaardeerd wordt en hoe er tegen mijn ingrepen aangekeken wordt. Mijn verwachting was dat de meisjes meer belangstelling zouden hebben voor de voetnoten zodat ze de tekst beter kunnen begrijpen en dat de vrouwen – die eerder werk van Cissy van Marxveldt gelezen hebben – de meeste interesse zouden hebben in de inleiding omdat deze veel nieuwe informatie geeft over de schrijfster. Door middel van deze scriptie wil ik laten zien dat onderzoek naar jeugdliteratuur een bijdrage aan de wetenschap kan leveren en dat tegelijkertijd ook de geïnteresseerde leek bediend kan worden. De schrijfstijl is daarom aangepast aan de brede doelgroep, met uitzondering van dit voorwoord en het hoofdstuk over de proefpersonen. Dit zijn twee echte scriptieonderdelen en niet zozeer die van een leeseditie, vandaar dat deze wel wetenschappelijk taalgebruik bevatten. In de rest van de editie zijn wetenschappelijke termen vermeden of uitgelegd en er is geprobeerd een duidelijke maar ook prettig leesbare meisjesboekachtige toon aan te slaan. Van Marxveldt staat bekend om haar vlotte pen en daarom leek zo’n tekst gepast.
5
Biografie Cissy van Marxveldt (pseudoniem van Setske de Haan) werd op 24 november 1889 in het Friese Oranjewoud geboren. Ze bezocht de HBS in Heerenveen, maar verliet zonder diploma de school. Daarna is ze naar Engeland gegaan om als gezelschapsdame te werken. Ze werd door de vrouw des huizes als au pair gebruikt, waardoor het niet goed tussen hen liep. Uiteindelijk bood zij Setske aan naar een kostschool in Bath te gaan waar ze een leuke tijd beleefde. Na terugkomst in Nederland vond Setske het moeilijk te bepalen wat ze wilde. Ze werd journaliste bij de Dragtster Courant maar omdat haar levendige fantasie haar in de weg zat bij het schrijven van zakelijke nieuwsberichten was dit maar van korte duur. Ze besloot als typiste in Amsterdam te werken en ging daar ook op kamers op wonen. In een van de pensions waarin ze gewoond heeft, ontmoette ze Leo Beek die daar ook woonde. Ze trouwden in 1916 en kregen twee zoons: Leo en Ynze. Setske Beek-De Haan gebruikte voor het schrijven van haar boeken het pseudoniem Cissy van Marxveldt. Ze heeft 28 (meisjes)boeken/verhalenbundels op haar naam staan, waarvan De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul (1919) en Een Zomerzotheid (1927) het bekendst zijn geworden. Ze heeft tussen de anderhalf en twee miljoen boeken verkocht. Ze verdiende tijdens haar hoogtijdagen ongeveer 50.000 gulden per jaar en dit zou omgerekend vermoedelijk maar liefst tweeënhalf keer zoveel als het salaris van een minister uit die tijd zijn. De boeken bevatten autobiografische elementen, waarbij Setske rijkelijk kon putten uit haar HBS-jaren en haar verblijf in Engeland. Haar leven was alleen niet zo mooi als de wereld die in haar boeken beschreven wordt. Eind jaren twintig raakte ze verlamd aan één kant van haar lichaam, waardoor ze haar boeken met haar linkerhand moest typen. Verder werd in 1944 haar man door de Duitsers gefusilleerd. Hierna heeft ze niet veel meer geschreven en als ze wat schreef, waren het minder uitbundige verhalen. Het waren werken met een serieuzere toon, zoals Ook zij maakte het mee, een boek over de lotgevallen van een meisje in de Tweede Wereldoorlog. Op 31 oktober 1948 stierf Setske Beek-De Haan 1 .
1
Braam 2005, p. 4 -5, Braam 2006, p. 10, Dornseiffer 1982, Van Marxveldt 1991, Pattynama 1995, p. 148, http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/haan en een gesprek met de biografe van Cissy van Marxveldt: Monica Soeting
6
Niet eerder gepubliceerde foto uit de collectie van de familie van Cissy van Marxveldt. Cissy van Marxveldt schrijft op haar favoriete manier met het schrijfwerk op de knie 2 in Zonneheuvel (Hilversum), rond 1924-1925. 2
Van Marxveldt 1991, p. 22-23
7
1. Inleiding Cissy van Marxveldt is één van de meest succesvolle meisjesboekenschrijfsters van de twintigste eeuw. Ze is bekend geworden door haar meisjesboeken, maar ze schreef meer dan dat: ze publiceerde ook verhalen voor volwassenen en veel van haar boeken zijn geschikt voor jonge volwassenen. De meeste boeken van Van Marxveldt kwamen in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw uit. Haar Joop ter Heulserie en Een Zomerzotheid 3 zijn klassiekers geworden. Ook Anne Frank raakte bekoord door Van Marxveldts boeken. Ze schreef op 21 september 1942 in haar dagboek: Mijnheer Kleiman brengt om de week een paar meisjesboeken voor me mee. Ik ben enthousiast over de Joop ter Heul-serie. De hele Cissy van Marxveldt bevalt me in het algemeen bijzonder goed. Een Zomerzotheid heb ik dan ook al vier keer gelezen en nog moet ik om de potsierlijke situaties lachen. 4 Hoe komt het dat juist Cissy van Marxveldt zo populair is geworden én is gebleven? Na een korte beschrijving van haar schrijverscarrière ga ik in op de literair-historische context: wat zijn de grote namen op het gebied van meisjesboeken? Door Van Marxveldts werk in de tijd waarin het geschreven is te plaatsen, wordt duidelijk waarin ze zich onderscheidde ten opzichte van haar collega’s. Daarna volgt een paragraaf over wat voor soort boeken jongeren lazen in die tijd zodat in kaart gebracht wordt welke positie meisjesboeken innamen. Ik zoom in op het genre meisjesboeken om te laten hoe die boeken er in de periode tussen de twee wereldoorlogen uitzagen. Aan de hand van deze informatie komt in het hoofdstuk ‘Dé succesformule’ antwoord op de vraag waarom Van Marxveldts boeken zo succesvol zijn geworden. Tot slot ga ik in op de ontvangst om te achterhalen hoe lezers en critici destijds tegen haar werk aankeken en laat ik zien in hoe verre Van Marxveldts werk – en dan vooral Een Zomerzotheid – als inspiratiebron heeft gediend.
3
Dit is de titel van de 1e druk. In de herdrukken werd Een op een gegeven moment door ’n vervangen en werd het dus ’n Zomerzotheid. Om verwarring te voorkomen houd ik consequent de titel van de 1e druk aan. 4 Frank 1998, p. 40
8
1.1
Hoe het begon
Cissy van Marxveldts schrijverscarrière begon met de verhalen die in het tijdschrift Panorama gepubliceerd werden. In 1916 schreef Van Marxveldt haar eerste boek: Game and Set!, dat later als Vriendinnen herdrukt werd en nog later de titel Op Eigen Benen kreeg 5 . Ze gaf het uit bij uitgeverij Sijthoff die 100 gulden voor het boek betaalde, een gebruikelijk honorarium in die tijd. Het boek sloeg niet aan bij het publiek en de literaire kritiek. In 1917 kwam haar volgende boek uit: Het Hoogfatsoen van Herr Feuer en ook hier bleef het succes uit. Toen Van Marxveldt in 1918 met haar derde boek bij uitgever Sijthoff langsging, had hij geen interesse meer. Hij had het zelfs niet meer gelezen, wat achteraf gezien een grote vergissing was, want hij had het manuscript van De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul in handen gehad. Dit boek is begonnen als een vervolgverhaal in een tijdschrift, maar hoewel het tijdschrift al snel ophield te bestaan, ging Van Marxveldt verder met het schrijven over de avonturen van de hoofdrolspeelster Joop ter Heul. Uitgever Valkhoff van uitgeverij Valkhoff & Co had wél interesse in dit werk en deed Van Marxveldt een mooi aanbod. Hij was bereid alle boeken die nog door haar geschreven zouden worden uit te geven en betaalde hier maar liefst 1500 gulden per boek voor en 10 cent voor ieder verkocht exemplaar. Na de uitgave van De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul kreeg Van Marxveldt veel brieven waarin lezeressen om een vervolgdeel vroegen. En als er een nieuw deel uit was, werd er om nog een gesmeekt. Uiteindelijk zijn er vijf boeken verschenen, waarin in het laatste deel de dochter van Joop ter Heul de hoofdpersoon is 6 . In 1927 volgde een ander boek waarmee Van Marxveldt veel roem verwierf: Een Zomerzotheid. Hans Borrebach verzorgde de tekeningen en hij is sindsdien ook haar illustrator gebleven. Een Zomerzotheid werd het meest verkochte boek in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Er gingen meer dan 100.000 exemplaren over de toonbank 7 . 5
De titel van de 2e druk werd Vriendinnen en het boek verscheen in 1923 bij Valkhoff & Co. Omstreeks 1950 heette het boek Op Eigen Benen en werd het uitgegeven bij uitgeverij Westfriesland. Het is onduidelijk waarom het zo vaak een andere titel heeft gekregen. Het boek verkocht in het begin niet goed en wellicht was de bedoeling van de uitgevers om door middel van naamsverandering de verkoopcijfers omhoog te krijgen. In 1923 en in 1950 was Van Marxveldts werk bekend en waarschijnlijk werd geprobeerd door een nieuwe titel het lezerspubliek enthousiast te maken voor dit boek. 6 Van Marxveldt 1991, p. 21-25 7 De Haan 1989, p. 27 en Ghesquiere 1982, p. 55
9
Van Marxveldt schreef veel in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw: tot 1938 verscheen er bijna elk jaar (en soms zelfs meerdere keren per jaar) een nieuw werk van haar hand. In totaal heeft ze 28 boeken/verhalenbundels op haar naam staan die tijdens haar leven of net na haar dood verschenen zijn. Een groot deel van haar werk bestaat uit meisjesboeken en boeken voor jonge volwassenen. Karakteristiek voor haar werk is dat er situaties in voorkomen die Van Marxveldt zelf beleefd heeft: of het nu gaat om een vrouw die de man van de hoofdrolspeelster probeert te verleiden, zoals in De Louteringkuur (1928) of om een meisje dat als au pair in Engeland werkt, zoals in Puck van Holten (1931) 8 .
1.1.1
Geschiedenis van het meisjesboek:
van het begin tot de Tweede Wereldoorlog De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken wordt door de inhoud regelmatig als het eerste Nederlandse meisjesboek beschouwd. Dit boek uit 1782 bevat een levenslustige, niet al te brave hoofdrolspeelster – een ‘gewoon’ meisje dus – en een verhaal dat aan de identificatiemogelijkheden bijdraagt. De nadruk ligt op het verhaal en niet alleen op de moraal, wat vernieuwend was voor die tijd. In het midden van de 19e eeuw waren er drie soorten meisjeslectuur te onderscheiden: teksten die voortborduurden op de 18e eeuwse zedenleren waarin stond hoe je zou moeten leven, volksverhalen die een geromantiseerd beeld gaven van het platteland en de heldin (bijvoorbeeld Heidi van Johanna Spyri) en het bakvisboek: het boek met de bakvis als hoofdpersoon en haar perikelen als onderwerp. Vanuit met name dit laatste genre ontwikkelde het meisjesboek zich in Nederland. Nederlandse meisjesboekenauteurs lieten zich inspireren door buitenlandse voorbeelden. In de Verenigde Staten verscheen in 1857 Little Women van Louisa Alcott. Het boek werd in het Nederlands onder de titel Onder Moeders Vleugels heel populair en werd hét voorbeeld voor veel meisjesboekenschrijfsters. In Duitsland verwierf Emmy van Rhoden in 1885 faam met Der Trotzkopf dat in Nederland op de markt kwam onder de titel Stijfkopje. De Engelse Angela Brazil werd in het eerste kwart van de twintigste eeuw 8
Van Marxveldt 1991, p. 66-67 en 76-77
10
bekend door haar kostschoolverhalen. In haar boeken komen vrolijke meisjes voor die ondeugende streken op school uithalen en die niet altijd het huwelijk als toekomstideaal zien. Het zijn spannende en vrolijke verhalen die gretig gelezen werden door de Nederlandse meisjes 9 . Maar ook boeken van eigen bodem werden verslonden, zoals het in 1889 verschenen meisjesboek Sturmfels van Marie Boddaert: een romantisch historisch verhaal met een niet al te brave hoofdrolspeelster. Tine van Berken (pseudoniem van Anna Christina Witmond-Berkhout) werd in het laatste decennium van de negentiende eeuw bekend door haar meisjesboeken, zoals Een Klaverblad van Vier en De familie Berewoud. In 1900 volgde een hoogtepunt uit de Nederlandse meisjesboekenliteratuur: Top Naeffs School-idyllen. De achttienjarige Naeff schreef het boek in twee weken. Het verhaal gaat over vijf meisjes van zestien jaar die bij elkaar in de klas zitten. Het boek geeft een beeld van hun belevenissen op school, maar geeft ook de thuissituatie van de meisjes weer. De heldin van het verhaal, de bakvis Jet van Marle, heeft een moeilijk leven bij haar kille oom en tante en sterft aan het eind van het boek. Schoolidyllen is verslonden door veel lezeressen én lezers en ook nu nog zijn er meisjes die het graag lezen 10 . Cissy van Marxveldt was een groot fan van Naeff 11 . Ze schreef hierover in haar eigen boek Confetti: En toèn, op een gedenkwaardigen Zaterdag – de dag der Bieb-boeken – bemachtigde mijn vriendin ,,Schoolidyllen’’, dat al maanden lang vergeefsch door ons begeerd was. We begonnen er meteen aan in het vrije kwartier. We stonden in het portiek van de school te lezen met de armen om elkaar heen en vergaten alles. Zaterdagavond nog las mijn vriendin het uit en Zondag verslond ik het. 12
9
Bekkering e.a.1989, p. 412-420, Dornseiffer 1982, p. 1-6, Van Lierop 1996, p. 17-18, Van LieropDebrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 39 en Schmitz 2001, p. 47-51 10 Bekkering e.a.1989, p. 412-420 en Dornseiffer 1982, p. 1-6 11 De invloed van Naeff op Van Marxveldts werk is goed te merken. De humor en de schrijfstijl doen hetzelfde aan, maar Van Marxveldt radicaliseerde beide waardoor de boeken vlotter zijn. Het type tegenpool en het soort heldin van Naeff komen terug in de boeken van Van Marxveldt, alleen gaf zij er weer een eigen invulling aan. Daarnaast zijn er enkele passages uit De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul die qua inhoud op die uit School-idyllen lijken. Joop haalt bijvoorbeeld in de klas dezelfde horlogekettinggrap uit als Jet. 12 Confetti, p. 19
11
Het boek hield de twaalfjarige Cissy van Marxveldt en haar vriendin bezig. Ze vroegen zich af welk personage Top Naeff was en besloten het haar door middel van een brief te vragen. Maar ze werden het niet eens over de aanhef: haar vriendin wilde ‘Geachte mevrouw’ en Cissy was voor ‘Lieve Top’, waardoor de brief ongeschreven bleef 13 . Eind negentiende eeuw tot het begin van de Tweede Wereldoorlog zijn er veel meisjesboeken geschreven: een deel is nog van naam bekend maar een deel is ook al vergeten. Meisjesboeken waren er in allerlei soorten en maten; van de vrolijke boeken over avonturen op school van Diet Kramer tot de christelijke boeken van C.M. van HilleGaerthé en Sanne van Havelte (pseudoniem van S.A.M. van Hamersvelt). Er werd vaak niet alleen gegiecheld in meisjesboeken maar er werden ook serieuze onderwerpen besproken, zoals lastige karaktereigenschappen en armoede. Willy Pétillon heeft veel serieuze meisjesboeken op haar naam staan. In haar boek Moeders Oudste (1920) komen de problemen van een eenoudergezin naar voren. Een ander onderwerp dat in serieuze meisjesboeken aan de orde kwam, is het hebben van/het omgaan met een handicap, zoals in Beugeljong (1928) van Anna Hers waarin de belevenissen van een mank meisje centraal staan. In De Blijde Stilte (1937) van F. de Clercq-Zubli vervult een doof meisje de hoofdrol 14 . Hoe kon Cissy van Marxveldts werk zo populair worden bij het publiek, terwijl er al zoveel meisjesboeken waren? Sylvia Dornseiffer, afgestudeerd op de Joop ter Heulserie van Cissy van Marxveldt, formuleerde het als volgt: Door zich tevens te baseren op het beeld van de bakvis, zoals Louisa May Alcott die introduceerde, en haar eigen HBS-jaren in Heerenveen, heeft Van Marxveldt het Nederlandse school-en gezinsleven op een geheel eigen onorthodoxe wijze geïnterpreteerd, waardoor zij ontsnapte aan de sentimentele, christelijke ethiek van Alcott, de extremiteiten van Brazil e.a. en de saaiheid, degelijkheid en braafheid van haar Nederlandse collega’s. 15 Dit citaat geeft duidelijk weer waarom Van Marxveldt uniek was ten opzichte van de andere meisjesboekenschrijfsters. De boeken zijn niet zo braaf als vele andere 13
Confetti, p. 19 Bekkering e.a. 1989, p. 412-420, Daalder 1950, p. 102-173, Dornseiffer 1982, p. 1-6, Zuurveen 1996, p. 479-536 en http://www.dbnl.org/tekst/duij009goed01_01/duij009goed01_01_0003.htm 15 Dornseiffer 1983, p. 84 14
12
Nederlandse boeken in dit genre. Er was sprake van een nieuw geluid. Wat voor soort lezers lazen meisjesboeken in de tijd waarin Van Marxveldt het meeste schreef en met wat voor andere soorten boeken moest Van Marxveldts werk concurreren? Om een beter zicht hierop te krijgen, zal ik een kort overzicht schetsen. Ik richt me op de lezers tussen de twaalf tot en met zestien jaar, want deze groep las vooral Van Marxveldts boeken 16 .
1.1.2
Wat lazen jongeren vanaf 1920 tot 1940?
In de periode tussen de twee wereldoorlogen waren er drie ‘richtingen’ in de jeugdliteratuur: een ‘neutrale’, een ‘rooms-katholieke’ en een ‘orthodox-protestante’. De meeste jeugdboeken vielen onder de neutrale categorie, waaronder ook de boeken van Cissy van Marxveldt 17 . Omstreeks deze periode is er een duidelijk verschil tussen de genres die graag gelezen werden door jongens en de favoriete genres van meisjes. Uit verschillende lezersonderzoeken uit die tijd kwam het volgende naar voren. Jongens tussen de twaalf tot en met zestien jaar lazen avonturenboeken. Ze verslonden De Scheepsjongens van Bontekoe (1924) van Johan Fabricius en Joh. H. Beens Paddeltje, de scheepsjongens van Michiel de Ruyter (1908). Rond twaalfjarige leeftijd hadden jongens belangstelling voor sagen, bijvoorbeeld voor die van Cor Bruijn. Sprookjes en Robinsonades (een avontuurlijke geschiedenis in de trant van het boek Robinson Crusoe van Daniel Defoe 18 ) waren op deze leeftijd ook geliefd, maar dit verminderde naarmate de jongens ouder werden. Daarnaast raakten jongens over het algemeen vanaf hun twaalfde geïnteresseerd in overgangsliteratuur: historische of technische boeken, reisbeschrijvingen, populair wetenschappelijk werk e.d.. De historische verhalen van C. Johan Kievit (Fulco de minstreel) en de reisverhalen van Karl May over Amerika en Afrika zorgden voor veel leesplezier. Jongens tussen de twaalf en vijftien jaar maakten een jongensboekenfase door. Of het nu ging om Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen (1914), Uit het leven van Dik Trom (1899), de jongensboeken van J.B. Schuil of Leonard Roggeveen, het ging erin als koek. Vanaf veertienjarige tot en met
16
Daalder 1950, p. 13-14 Daalder 1950, p. 129-130 18 Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 23-24 17
13
zeventienjarige leeftijd lazen jongens romans, drama’s en lyriek. De interesse voor wetenschappelijke boeken kwam rond hun vijftiende op. Meisjes hadden weinig aandacht voor avonturenboeken en wetenschappelijke werken. Twaalf- en dertienjarige meisjes lazen – net als jongens – met veel plezier sprookjes, Robinsonades en sagen, maar na deze leeftijd daalde de interesse hierin aanzienlijk. De belangstelling voor overgangsliteratuur, drama’s, romans en lyriek begon over het algemeen vanaf dertienjarige leeftijd en nam meer toe dan bij jongens. Verder lazen ze vanaf hun dertiende tot en met hun vijftiende graag meisjesboeken en naarmate ze ouder werden lazen ze romans die voor én door vrouwen geschreven zijn, zoals de boeken van Jo van Ammers-Küller en Ina Boudier-Bakker 19 .
1.1.3
De ‘formule’ van traditionele meisjesboeken
Bijna elk meisje maakt een ‘meisjesboekenfase’ door: ze leest veel romantische boeken en het is vooral de hoeveelheid boeken (en niet de kwaliteit) die ervoor zorgt dat ze verzadigd raakt. Omdat ze nog niet veel leeservaring heeft, zijn de verhalen nieuw voor haar 20 . Meisjesboeken van nu zijn anders dan die van honderd jaar geleden: ze hebben geen vaste structuur meer en zijn literairder geworden. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn ze veranderd. Daarvoor maakte het genre weinig ontwikkeling door; er waren hoogstens kleine veranderingen in setting en taalgebruik. Ik zal op de traditionele meisjesboeken voor de jaren zeventig ingaan, omdat Van Marxveldts boeken daartoe behoren 21 . Er zijn verschillende soorten traditionele meisjesboeken. De ene categorie bevat de voorbeeldverhalen, waarin het leven van een voorbeeldig meisje wordt weergegeven. Doordat ze zich zo aan de heersende normen houdt, wordt haar geluk vervuld. Daarnaast zijn er waarschuwende verhalen, waarin een meisje zich juist niet aan de regels houdt. Dit leidt uiteindelijk tot een ongelukkige afloop of tot inkeer. Er is naast een onderscheid in soort, ook een onderscheid in leeftijd te maken. Er zijn vrolijke, luchtige en vrij 19
Bekkering e.a. 1989, p. 295-467, Bühler 1967, p. 205-209 en Daalder 1950, p. 10-17 en p. 133-173 Bekkering e.a. 1989, p. 418 21 Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 38 en 43 20
14
oppervlakkige boeken die vaak over een groep vriendinnen gaan waarin de hoofdrolspeelster het meest naar voren treedt. De verhalen spelen zich af op een school of internaat en zijn bestemd voor het jonge meisje in de categorie 9 tot 11 jaar. De meisjesboeken voor de oudere meisjes zijn bedoeld voor de leeftijdsklasse 12 tot 14 jaar. De boeken zijn iets serieuzer en meer gericht op problemen. Centraal staat het volwassen worden van de hoofdpersoon 22 . Hoewel het meisjesboek in verschillende categorieën onder te verdelen is, zijn er toch veel kenmerken die steeds terugkomen. De ‘formule’ van een meisjesboek ziet er als volgt uit:
Uiterlijke kenmerken
Titel De titel bevat alleen een meisjesnaam of een meisjesnaam die gekoppeld is aan een thema dat de verwachtingen van het meisje uitdrukt. In de ondertitel staat meestal een zin als ‘roman voor jonge meisjes’ waardoor duidelijk wordt dat het een meisjesboek is. Het komt regelmatig voor dat in de titel een meisjesnaam vergezeld gaat met een aanmoediging of een verwijzing naar een avontuur of een herkenbare activiteit. Hierdoor weet de lezeres wat haar te wachten staat: een liefdesverhaal, een boek over schoolavonturen of een verhaal over een beroep of bijzondere hobby 23 .
Illustraties Meisjesboeken bevatten aansprekende illustraties, zoals op de omslag (waarop één of meerdere meisjes afgebeeld zijn, waaronder de hoofdpersoon) en in het boek zelf. De illustrator volgt vaak de mode van dat moment; in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werden er lange, slanke meisjes getekend, in de jaren vijftig meisjes met een tandpastaglimlach 24 .
22
Bekkering e.a. 1989, p. 411 en 419, Dahrendorf 1974, p. 270-271 en p. 274-275, Dahrendorf 1984, p. 112-113 en Van Lierop-Debrauwer 1996, p. 16-25 23 Bekkering e.a. 1989, p. 411, Dahrendorf 1974, p. 266-267 en Dahrendorf 1980, p. 210 24 Dahrendorf 1974, p. 266-267, Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 38 en Ros 1995, p. 40-41
15
Inhoudelijke kenmerken
Een meisje in de hoofdrol De hoofdpersoon uit het boek is de heldin. Zij behoort altijd tot het vrouwelijk geslacht en ze is van dezelfde leeftijd als de lezeres, of iets ouder. Ze leent zich tot identificatie, omdat ze sympathiek is, maar niet perfect. De lezeres zou daardoor graag bevriend met haar willen raken. Vaak is de heldin een ‘bakvis’: een aantrekkelijk, jongensachtig meisje dat door vriendinnen bij een jongensnaam genoemd wordt en dat weigert zich aan te passen. Ze heeft een hekel aan typische ‘meisjesdingen’, is slordig, soms brutaal, maar ze heeft een hart van goud. Ze hecht grote waarde aan vriendschap en eerlijkheid en heeft een hekel aan aanstellerij en ijdelheid. Ondanks haar opstandige periode, past ook de bakvis zich uiteindelijk aan 25 . Volgens veel meisjesboeken zou een ‘ideaal’ meisje de hogere plaats van de man erkennen, een afhankelijke positie innemen en veel waarde hechten aan familie en in het bijzonder het gezin. Verder bezit ze de volgende eigenschappen: passiviteit, opofferingsgezindheid, emotionaliteit, deugdzaamheid, trots, bescheidenheid, vaderlandsliefde en dierenliefde. Ze heeft een aantrekkelijk uiterlijk en het is haar taak anderen gelukkig te maken. Als de hoofdpersoon werkt (bijvoorbeeld in de periode tot het huwelijk), oefent ze vaak een sociaal beroep uit, zoals verpleegster of kleuterleidster. Soms is ze actief op het artistieke vlak of werkt ze in de huishouding. Haar droomberoep is stewardess, verslaggeefster, detective of medewerkster in de modewereld. Een beroep wordt voorgesteld als datgene dat bij het meisje past en dat wat haar met geluk vervult26 .
Vaste inhoudelijke elementen Het meisjesboek is op meisjes gericht en er worden ontwikkelingen beschreven die ervoor zorgen dat de lezeres zich goed kan inleven in de hoofdpersoon. De alledaagse belevenissen van het meisje met haar familie en/of schoolvriendinnen staan centraal en 25
De oorsprong van de bakvis ligt in de Engelse meisjesliteratuur. Hierin verscheen in het begin van de twintigste eeuw een nieuw type meisje: het ‘moderne meisje’. Zij neemt deel aan het door mannen bepaalde maatschappelijke leven en gedraagt zich ook jongensachtig in uiterlijk en manieren. Ze heeft o.a. een bobbed hair-kapsel en heeft een afkeer van typische meisjeszaken. Bron: Schmitz 2000, p. 99-100 26 Dahrendorf 1974, p. 264-285, Dahrendorf 1980, p. 80-96, Dornseiffer 1982, p. 1-6, Van LieropDebrauwer 1996, p. 17-18, Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 38-39 en Ros 1995, p. 40-41
16
worden in de volgorde waarin ze zich afspelen weergegeven. Meestal draait het om het huiselijk geluk waarin geen financiële problemen zijn en blijft het avontuur achterwege. In het meisjesboek is een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad waarin goed gedrag wordt beloond en slecht gedrag bestraft. Dit is vaak ook de les van het boek. Seksualiteit is taboe: er wordt gezoend en dan is de hoofdrolspeelster verloofd. Het verhaal heeft een happy end dat kan variëren van een opgelost probleem of een bijgelegde ruzie tot een verloving. Het meisje heeft aan het eind van het boek een ontwikkeling doorgemaakt: het meisje dat niet altijd in de pas liep, wordt langzaam maar zeker een dame. Bij de meisjesboeken voor oudere meisjes wordt de heldin volwassener en rijper 27 .
Tegenpool In veel meisjesboeken is de hoofdrolspeelster iemand met wie de lezeres zich goed kan identificeren en komt zij extra goed uit de verf door de aanwezigheid van haar tegenpool 28 . De lezer kan zich goed inleven in de heldin omdat ze een goed karakter heeft, ook al heeft ze wel eens last van opstandige buien. De tegenpool daarentegen loopt wél in het gareel maar heeft een lelijk karakter, waardoor je je als lezer minder snel met haar zult identificeren. De tegenpool is namelijk egoïstisch, nerveus, aanstellerig, verwend, oppervlakkig, heeft veel kritiek op de hoofdrolspeelster en houdt niet van kinderen en dieren. Ze hecht een grote waarde aan afkomst, schoonheid en goede manieren 29 . Hierdoor wordt duidelijk dat hoewel de tegenpolen zich aangepast hebben aan het vrouwbeeld van de maatschappij en dus keurige dames zijn geworden, iets wat veel mannelijke personages in meisjesboeken waarderen, het toch geen ideale vrouwen zijn 30 . 27
Bekkering e.a. 1989, p. 411 en 416-418, Dahrendorf 1974, p. 267 en 274-275, Dahrendorf 1980, p. 108110, Dahrendorf 1984, p. 122-123 en Grenz en Wilkending 1997, p. 173-195 28 In de secundaire literatuur wordt dit type personage vaak een anti-heldin genoemd (bijvoorbeeld in Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005). Doordat deze term associaties oproept met een hoofdpersoon die geen heldeneigenschappen heeft, zoals Frits van Egters uit De Avonden van Gerard Reve, heb ik er een ander woord voor gekozen. Door het hanteren van de term tegenpool wordt in mijn ogen duidelijker dat dit type personage het tegenovergestelde van de heldin is. 29 De tegenpool heeft in lichte mate eigenschappen van het naturalistische meisje dat bijvoorbeeld in de romans van Louis Couperus opduikt. Ze is egoïstisch, heeft last van kuren, hecht een grote waarde aan uiterlijkheden en kijkt neer op mensen uit een ‘lagere’ klasse. Bronnen: Schmitz 2000, p. 95-110 en Schmitz 2001, p. 45-67 30 Braam 2005, p. 23, Dahrendorf 1974, p. 273, Van Lierop-Debrauwer 1996, p. 18, Van Lierop-Debrauwer en Schmitz 2002, p. 61-72, Pattynama 1995, p. 19 en Schmitz 2001, p. 56-64
17
De rol van jongens en mannen Meestal is er sprake van een standaardrol die jongens en mannen in het meisjesboek vervullen. De vader of de oudere broer beschermt het meisje, de volwassen mannen zijn betrouwbaar en met de leeftijdgenoten van het mannelijk geslacht gaat het meisje op avontuur en lacht ze wat af. Soms wordt de hoofdpersoon verliefd op een aantrekkelijke jongeman die slechte bedoelingen heeft. Maar dan verschijnt de uiteindelijke verloofde op het toneel die met zijn sterke karakter het meisje weer op het rechte pad brengt. De verloofde is een prins en een vaderfiguur; hij heeft een burgerlijke levensopvatting en vindt huiselijk geluk belangrijk. Hij weet wat hij wil en helpt de hoofdrolspeelster met haar problemen 31 .
Vertelsituatie De vertelvorm is gericht op identificatie. Dit kan via een ik-verteller: regelmatig de hoofdrolspeelster die – bijvoorbeeld in dagboekvorm – over haar belevenissen vertelt. Maar ook via de alwetende verteller: een ik-verteller die over anderen vertelt en zelf niet deelneemt aan het verhaal, waardoor lijkt of het verhaal zichzelf vertelt32 . Beide vertelsituaties wekken de indruk dat het vertelde echt gebeurd is33 .
Serie Het komt regelmatig voor dat meisjesboeken deel uitmaken van een serie. Doordat de lezeres zich kan identificeren met de hoofdrolspeelster is ze benieuwd hoe het verder met haar gaat en kan ze dit in een vervolgdeel lezen34 .
31
Bekkering e.a. 1989, p. 411 en Dahrendorf 1974, p. 275-276 De alwetende verteller uit Van Marxveldts boeken geeft weinig vertellerscommentaar, waardoor je als lezer niet uit het verhaal wordt gehaald en waardoor je zelf een oordeel kunt vormen over personages en situaties in plaats van dat de verteller dat doet. Dit in tegenstelling tot een aantal andere meisjesboeken zoals In het gareel van Emmy Belinfante-Belinfantie, waarin de verteller vaak een oordeel geeft. 33 Van Boven en Dorleijn 1999, p. 186-195, Dahrendorf 1974, p. 267 en Dahrendorf 1980, p. 108-112 34 Bekkering e.a. 1989, p. 411 32
18
1.2
Dé succesformule van Cissy van Marxveldt
In de tijd waarin Van Marxveldt debuteerde, werden er veel meisjesboeken geschreven én gelezen. De formule van traditionele meisjesboeken werkte goed. Maar er was iets extra’s nodig om je te kunnen onderscheiden van je collega’s. Van Marxveldt gebruikte de standaardelementen uit de meisjesboekenformule maar maakte van bepaalde elementen uit de formule haar specialiteit en voegde nog wat toe. Ze specialiseerde zich door het scheppen van een type heldin die zich door haar persoonlijkheid én door de dingen die ze meemaakt tot identificatie leent. Ze heeft vaak een leven vol luxe en romantiek, iets wat veel lezeressen zal aanspreken en waardoor ze kunnen wegdromen. De hoofdrolspeelster komt extra goed uit de verf doordat Van Marxveldt ook een bepaald type tegenpool gecreëerd heeft, waarvan er soms wel meerdere in één boek voorkomen. De tegenpool is vaak onuitstaanbaar en hierdoor krijgt zij nauwelijks sympathie van de lezer maar de heldin juist wel. Ook op gebied van de inhoudelijke elementen bracht Van Marxveldt wat extra’s in. De toevoegingen zijn Van Marxveldts humor en haar ‘vlotte’ pen die bij hebben gedragen aan het succes 35 . 36
1.2.1
Heldin
De hoofdpersonages uit Van Marxveldts boeken zijn opvallende meisjes of jonge vrouwen. Ze zijn een bepaald type meisje of vrouw, waardoor ze op elkaar lijken. Maar ze verschillen ook van elkaar omdat bepaalde eigenschappen in meer of mindere mate aanwezig zijn en omdat ze soms ook andere karaktertrekken hebben. Er zijn twee soorten hoofdrolspeelsters: de ‘jonge’ heldin die een jaar of vijftien is en de ‘oudere’ volwassen
35
Braam 2006, p. 69 De succesformule heb ik zoveel mogelijk vanuit Van Marxveldts hoogtijdagen proberen te bekijken in plaats vanuit een hedendaags perspectief. Ik heb gesproken met verscheidene vrouwen die in hun jeugd Van Marxveldts boeken lazen en ik heb recensies uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw bekeken. De meeste recensenten en grootmoeders waren van mening dat Van Marxeldt zich wist te onderscheiden van haar collega’s door haar type heldin, de humor, de schrijfstijl en de inhoud van de boeken die aansluit op de belangstelling van de doelgroep. Ik heb één succesfactor genoemd waarover niet werd gesproken of geschreven: de tegenpool. Dit is een meer verborgen bijdrage aan de succesformule. Door de tegenpool komt de heldin beter uit de verf en blijkt dat het beeld dat mannen van de ‘ideale’ vrouw hebben niet helemaal klopt. Tot slot draagt ze vaak bij aan de humor omdat zij niet zelden een grote rol in grappige situaties (voor de lezer althans) speelt. 36
19
heldin. De jonge heldin zit vaak nog op de middelbare school en woont nog thuis. De oudere heldin raakt meestal verloofd óf ze is getrouwd en regelmatig is ze dan ook al moeder. De heldinnen wijken af ten opzichte van andere personages die in de boeken voorkomen en komen daardoor extra goed tot hun recht 37 .
Uiterlijk Het uiterlijk van de heldin lijkt op dat van de ‘bakvis’: ze heeft regelmatig een jongensachtig kapsel door haar korte haar en heeft het slungelachtige figuur van een meisje uit de puberteit. Ze struikelt met haar lange benen over poefs en strooit suikerklontjes in het rond omdat ze deze niet goed beet heeft in de tang die daarvoor gebruik werd. Vaak heeft ze een negatief zelfbeeld, maar dat is niet nodig, want ze is aantrekkelijk door haar fleurigheid. De oudere heldin bezit dezelfde charme: ze is niet mooi, maar wel aantrekkelijk door haar levenslust. Het lichaam van de deze hoofdrolspeelster is volgroeid en zij voelt zich dan ook zekerder dan de jonge heldin 38 .
Karakter Plagen is een favoriete bezigheid van de hoofdrolspeelster en dan met name het op stang jagen van de tegenpool. Dit is een typisch kenmerk van Van Marxveldts heldin en deze niet zo brave eigenschap komt in andere meisjesboeken in veel mindere mate voor. De jonge heldin heeft veel weg van de ‘bakvis’. Karakteristiek voor beiden zijn hun hart van goud, hun jongensachtige gedrag en hun afkeer van typische meisjeszaken. De oudere heldin, die vaak een echte bakvis is geweest, gaat steeds meer om meisjesachtige dingen, zoals mooie kleding, geven. Dit komt doordat ze trouwt en zich deels aan haar echtgenoot aanpast die het belangrijk vindt dat zijn vrouw goed voor de dag komt. De charme van de heldin is dat ze nooit helemaal in het gareel loopt en nog regelmatig uit de band springt. Dit kan uiteenlopen van sarcastische grapjes – en dan met name gericht aan het adres van de tegenpool – tot onbezonnen daden. Het is opvallend dat de hoofdrolspeelster deze eigenschap bezit, want een kenmerk van de bakvis is juist dat ze zich uiteindelijk helemaal aanpast.
37 38
Braam 2005, p. 6-7 Braam 2005, p. 6-8
20
De heldin komt ongewild in lastige perikelen terecht waarbij ze dan ook nog de nodige pech heeft, of om het in de woorden van Joop ter Heul te zeggen: ‘Ik moet er ook altijd inlopen’ 39 . Dit soort gebeurtenissen maken hoofdrolspeelsters in meisjesboeken van andere auteurs niet zo vaak mee en de situaties waarin ze verzeild raken spreken ook veel minder tot de verbeelding. Het zijn vaak herkenbare situaties voor de lezeres, zoals een slecht rapport, of het zijn gebeurtenissen waarbij de lezeres zich goed kan inleven, bijvoorbeeld als een nare vrouw de echtgenoot van de heldin probeert te verleiden. Hierdoor kan de lezeres zich goed met de sympathieke, maar niet perfecte heldin identificeren. Na het ondoordachte optreden of na een overmoedige uitspraak komt de heldin in gewetensnood. Bijvoorbeeld in de nacht voor de uitreiking van een schoolrapport die slecht zal zijn omdat ze te weinig heeft geleerd, wordt er wakker gelegen en worden er vele glaasjes water gedronken. Het loopt met een sisser af, omdat er toch begrip is voor de situatie of omdat het de heldin ineens toch mee blijkt te zitten. Karakteristiek voor Van Marxveldts heldin zijn de stemmingswisselingen waar ze aan lijdt. Dit komt in andere traditionele meisjesboeken in veel mindere mate aan de orde. Het ene moment is de hoofdpersoon vrolijk en het volgende moment zit ze diep in de put. Deze humeurwisselingen, die samenhangen met haar levendige temperament, worden vaak veroorzaakt door de tegenpool of door de lastige situaties waar ze in verzeild raakt. Een ander belangrijke oorzaak is het wisselende verlangen tussen de levendige stad en het rustige buitenleven dat vooral de oudere heldin parten speelt. Als ze in de stad is, wil ze naar het platteland en andersom, waardoor ze geen rust vindt 40 .
Gezin In het gezin van de jonge heldin is er altijd wat mis. Dit kan zijn omdat ze een slechte relatie heeft met een ouder en/of doordat het tussen de ouders onderling niet goed gaat. De heldin heeft over het algemeen een slechte band met haar moeder omdat ze niet de aandacht krijgt die ze wil. De moeder gaat op in andere bezigheden dan de hoofdpersoon, zoals in het huishouden of in dingen waar status mee kan worden verkregen. De hoofdrolspeelster is erg gesteld op haar strenge vader, al mist ze het wel dat ze zo weinig
39 40
De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 12 Braam 2005, p. 8-11
21
waardering van hem krijgt. De vader is streng en heeft – om in de woorden van de heldin Juut uit Burgemeesters tweeling 41 te spreken – ‘een abnormale liefde voor het onderwijs en de daarmee in verband staande attributen als rapporten, repetities, overgaan en meer van die monsterlijkheden’ 42 . De problemen met ouders én tussen ouders in het gezin komen niet in veel traditionele meisjesboeken voor 43 . De hoofdpersonen uit die boeken kijken vaak juist op tegen hun wijze ouders en proberen aan hun verwachtingen te voldoen. En juist die moeizame verhouding tussen ouder(s) en kind die naar voren komt in Van Marxveldts werk is iets waar bijna elke puber mee te maken heeft. Het draagt er dan ook aan bij dat de boeken ook nu nog tot de verbeelding spreken. De voorkeur van de getrouwde of verloofde hoofdrolspeelster gaat vaak uit naar een knappe, ernstige en strenge man. Blijkbaar wil ze door iemand een beetje in toom gehouden worden. Soms valt haar keus op een minder mooie man met wie ze een meer gelijkwaardige en kameraadschappelijke relatie heeft. Dit is vooral in Van Marxveldts latere boeken het geval 44 . Als er kinderen uit een huwelijk voortkomen, spelen zij een rol op de achtergrond 45 .
Bezigheden Over het algemeen hebben de heldinnen dezelfde soort hobby’s en werkzaamheden. Lezen is een favoriete bezigheid, vooral als er eigenlijk huiswerk gemaakt moet worden door de jonge heldin. Volgens haar vader werkt ze niet hard genoeg aan school. Ze heeft een hekel aan huiswerk en de lessen op school en haalt daarom kattenkwaad uit. Opvallend is dat in veel traditionele meisjesboeken het omgekeerde het geval is: de heldin besteedt juist aandacht aan haar huiswerk en als ze al niet zo vlijtig is, is ze vaak niet zo rebels als Van Marxveldts hoofdpersonen. De volwassenen en dan vooral de ouders die 41
In 1925 schreef Van Marxveldt het boek De Stormers. De Stormers veranderde na de Tweede Wereldoorlog van titel en werd omgedoopt in Burgemeesters tweeling om associaties met de ‘Nationale Jeugdstorm’ van de N.S.B. te voorkomen. Bron: De Haan 1989, p. 15 42 Burgemeesters tweeling, p. 6 43 Bij mijn weten komen deze problemen met ouders in het geheel nauwelijks aan de orde in de jeugdliteratuur uit het interbellum. Het was dus een vernieuwend aspect in die tijd. 44 Deze boeken, die vanaf ongeveer halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw zijn ontstaan, zijn wat ernstiger en minder sprankelend dan de eerdere boeken, maar hebben toch steeds een happy end. Ik heb het vermoeden dar de uitgeverij hier een rol in speelt. Waarschijnlijk wilde die vanwege de verkoopcijfers graag een verloving op het eind zien, want het is veel minder duidelijk dan in de eerdere boeken dat hiernaar toe wordt gewerkt. 45 Braam 2005, p. 11-14
22
een rol spelen in Van Marxveldts boeken waren niet altijd even blij met de afkeer van school en het opstandige gedrag van de heldin. De heldin spreekt veel af met vriend(inn)en om bijvoorbeeld ‘taartjes te eten’ of te sporten. Zij geven haar de gezelligheid die ze thuis mist. De oudere heldin volgt vaak geen vervolgopleiding omdat leren haar niet ligt. Een enkele keer heeft ze een baan: uit nood of om de verveling tegen te gaan. Als ze een gezin heeft, vindt ze dat dit veel van haar vergt, ondanks het personeel dat ze heeft. De heldin houdt zich graag bezig met ‘teaen’ met vriendinnen, het kopen van kleding, schouwburgbezoeken en andere plezierigheden. Het is opmerkelijk dat de tegenpool zich ook met deze bezigheden vermaakt, terwijl de heldin zich eerst zo tegen haar tegenpool en haar interesses afzette. Naarmate de heldin ouder wordt, begint ze meer op haar te lijken. De mannen in de boeken (vooral de vaders en de echtgenoten) zijn het niet eens met de bezigheden van de heldin 46 . Zoals de strenge echtgenoot Frank uit De Louteringkuur die tegen de hoofdpersoon Trix zegt dat ze druk bezig is met ‘nonsensdingen’. Ze geeft als antwoord: ‘,,Wat doet het er toe, waarmee ik het druk heb? Al wou ik de hele dag in de Westertoren klimmen! Dat is ook een nonsensding, maar je wordt er toch maar doodlam van.’’’ 47
Vriend(inn)en De heldin heeft veel vriendinnen en net als de bakvis vervult ze een leidersrol in haar vrienden- of vriendinnenkring. De vriendinnen lijken op de heldin, maar ze zijn niet zo leuk als zij. Ze missen iets van de pittigheid en een stukje van het gouden hart. Ze zijn over het algemeen niet zo kwajongensachtig, dapper en flink als de hoofdrolspeelster. Veel vriendinnen hebben slechts één eigenschap die overheerst, waardoor het veelzijdige, menselijke karakter van de heldin beter naar voren komt. De heldin en haar vriend(inn)en hebben vaak een kameraadschappelijke band met elkaar en hebben veel steun aan elkaar 48 .
46
Braam 2005, p. 14-15 De Louteringkuur, p. 9 48 Braam 2005, p. 16-17 en Van Lierop-Debrauwer 1996, p. 17-18 47
23
Houding ten opzichte van het gezag Karakteristiek voor Van Marxveldts heldin is dat ze zich tegen de autoriteit afzet in tegenstelling tot de vaak brave meisjes uit andere meisjesboeken in die tijd. De autoriteit kan een strenge vader, echtgenoot, leraar of baas zijn. De hoofdrolspeelster zet haar stekels op, omdat ze niet tegen dit gezag kan en zich in haar bewegingsvrijheid voelt aangetast. Joop ter Heul drukt die invloed als volgt uit: ‘Waarom moet er altijd een Pa zijn? Of waarom kunnen alle Pa’s niet zijn als de vader van Pop, die alleen aan zijn zaken denkt en zich met niets bemoeit wat Pop doet’ 49 . De heldin houdt ervan leuke dingen te doen, maar de strenge man vindt de schoolplicht, de taak van de huisvrouw of goed afgeleverd werk belangrijker. Het doet paradoxaal aan dat hoewel de hoofdrolspeelster in opstand komt tegen de traditionele normen en waarden ze een traditioneel huwelijk krijgt of lijkt te krijgen. Dit komt doordat de (jonge) heldin zich – net als veel andere pubers – tegen een aantal heersende normen en waarden uit die tijd en de autoriteit uit het boek afzet. Destijds heerste de mening dat doorleren goed was voor een vrouw waardoor de heldin een tegenreactie vertoonde die nu niet al te geëmancipeerd overkomt. Maar het gezag had ook ideeën die tegenwoordig niet al te geëmancipeerd overkomen, zoals dat vrouwen bij voorkeur lang haar hebben, waardoor de heldin een voorkeur kreeg voor het korte bobbed hair. In het huwelijk komt de hoofdpersoon voor zichzelf op en de getrouwde Joop ter Heul loopt zelfs weg, wat zeer ongebruikelijk was in die tijd én in de traditionele meisjesboeken. Uiteindelijk past de heldin zich voor een groot deel aan, maar ze blijft regelmatig uit de band springen. Toch heeft de hoofdrolspeelster niet met al het gezag moeite. De mensen die een ruime blik hebben en zich interesseren voor het leven van de heldin winnen haar sympathie. Vaak blijkt dat het met de strenge autoriteit wel meevalt en dat hij toch een bijzonder plekje in zijn hart heeft voor de heldin 50 .
Houding ten opzichte van ondergeschikten De meeste hoofdrolspeelsters leven in een rijk milieu en daardoor komen er ook dienstbodes in hun omgeving voor. Er wordt met name aan de dienstmeisjes aandacht
49 50
De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 11 Braam 2005, p. 17-19 en Soeting 2008, p. 36
24
besteed maar Van Marxveldt laat ook personeel als een chauffeur, tuinman of kinderjuffrouw optreden. De heldin heeft een speciale band met het personeel en de dienstbodes zijn bereid wat extra’s voor haar te doen. Maar het is wel duidelijk dat de heldin boven hen staat, want hoewel ze amicaal doet, neemt zij ze toch een beetje in de maling. De hoofdrolspeelster Rekel uit het gelijknamige meisjesboek schrijft daarover in een brief aan haar vriendin Vera als ze op kostschool in Engeland zit: ‘De beste maatjes ben ik met de dienstbaren, die zich voor me uitsloven. Maar je weet, dat is altijd een fort van me geweest’ 51 . Deze vriendschappelijke band met het personeel wordt in zeer weinig meisjesboeken uit die tijd beschreven en was ook in het dagelijkse leven hoogst ongebruikelijk. De kwestie hoe je met personeel omgaat, komt in bijna elk boek van Van Marxveldt aan de orde. De heldin staat niet met alle dienstboden op goede voet. Ze wil graag iemand met karakter en een die zich niet altijd aan de regels houdt. Ze heeft liever een dienstbode met een gouden hart dan een die zijn werk perfect uitvoert 52 .
Toekomstbeeld Het toekomstbeeld dat de jonge heldin heeft, is een schrikbeeld. Heldinnen uit andere traditionele meisjesboeken hebben vaak ook hun twijfels, maar niet in deze mate. Van Marxveldts hoofdpersoon weet niet wat ze wil, want leren ligt haar niet en ze heeft geen allesoverheersende interesse. Op dat moment is er ook nog geen man in haar leven en daarom wil ze vooral van het heden genieten. Maar de vader heeft dan vaak al plannen bedacht die met doorleren te maken hebben. Uiteindelijk komt alles op zijn pootjes terecht voor de jonge heldin, want ze komt een aantrekkelijke man tegen waarmee ze zich uiteindelijk zal verloven. De oudere heldin verlooft zich vaak aan het eind van het boek en als ze al getrouwd is, hebben haar toekomstplannen vaak met werk te maken 53 .
1.2.2
Tegenpool
In bijna al de boeken van Van Marxveldt komt de tegenpool van de heldin voor. Zij is het meisje dat de lezer(es) van alle personages over het algemeen het minst aanspreekt. Soms 51
Rekel, p. 108 Braam 2005, p. 19-21 53 Braam 2005, p. 21-22 52
25
zitten er zelfs meerdere tegenpolen in één boek. De tegenpool is vaak ongeveer van dezelfde leeftijd als de heldin. Van Marxveldt heeft van dit personage een bepaald type gecreëerd dat veel meisjes die de boeken eens gelezen hebben niet snel zullen vergeten. Het is een onsympathiek, ijdel en standsbewust meisje bij wie Van Marxveldt een paar algemene eigenschappen van de tegenpool uit de meisjesboekenformule extra heeft benadrukt. De tegenpool speelt een grote rol in (voor de lezer althans) humoristische situaties en dit komt maar weinig voor in andere traditionele meisjesboeken. Door dit type personage kan de lezer zich nog beter met de heldin identificeren.
Uiterlijk Het uiterlijk is uiterst belangrijk voor de tegenpool en zij slaat hier dan ook in door. Het is een karaktertrek van de tegenpool die in veel traditionele meisjesboeken voorkomt, maar Van Marxveldt heeft deze geradicaliseerd. Joop ter Heuls tegenpool, haar zus Julie, huilt niet omdat ze bang is er ‘vlekkerig’ van te worden. En ze wil Joop niet in haar kamer hebben terwijl ze zich klaarmaakt voor het bal omdat ze er door haar plagerijen verhit – of zoals Julie zegt: ‘geéchauffeerd’ – uit zal zien. De tegenpool houdt ervan zich tot in de puntjes te verzorgen en ze wil graag dat de buitenwereld dit opmerkt. Het is vaak geen onknap meisje, maar haar gemenigheden of aanstellerige maniertjes doen afbreuk aan haar schoonheid. Verder is ze mager en bezit ze een of meerdere schoonheidsfoutjes. Ze hecht waarde aan haar lange haar dat vrouwelijk staat. Ze verfoeit dan ook het jongensachtige, korte haar van de heldin 54 .
Karakter De tegenpool wekt de indruk voorbeeldig te zijn, maar dit ‘perfecte’ gedrag is schijn. Als het erop aankomt, blijkt ze niet de eigenschappen als opofferingsgezindheid en durf te hebben die de heldin wél bezit, maar is ze – om het in de woorden van Joop ter Heul te zeggen – ‘zo’n flauwe ellendige leugenbrok’ 55 . Hierdoor komt de heldin veel sympathieker over dan zij. De tegenpool hecht waarde aan schijn met als doel een goede indruk te maken en Van Marxveldt heeft dit extra dik aangezet. Bijvoorbeeld door de tegenpool
54 55
Braam 2005, p. 23-25 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 157
26
overdreven goed schoolwerk af te laten leveren om de docent in te palmen of door haar een uitgebreide garderobe en keurige manieren te laten hebben waarmee ze een rijke verloofde aan de haak probeert te slaan. Als de tegenpool haar zinnen op iets zet, bijvoorbeeld op een mooie jurk of een rijke man, wil zij het per se hebben. In tegenstelling tot de heldin is de tegenpool niet in staat zichzelf op te beuren als het tegenzit. Ze heeft veel kritiek op de heldin en kijkt neer op mensen van ‘lagere’ afkomst. Verder is ze egoïstisch, aanstellerig, verwend en reageert ze vaak overspannen; om menig spottende opmerking van de heldin wordt er gehuild of diep beledigd gereageerd, wat voor de nodige komische situaties zorgt 56 .
Gezin De lezer krijgt vaak niet veel informatie over het gezin van de tegenpool en de band die zij met de gezinsleden heeft. De tegenpool heeft over het algemeen weinig contact met de vader. Degene met wie de tegenpool het goed kan vinden, is de moeder. Zij lijkt dan ook op haar, zoals Julie en haar moeder die graag urenlang in de Bonneterie winkelen. Soms is de tegenpool een verwend enig kind. Als de tegenpool zich verlooft of trouwt, lijkt ze een perfecte keus te zijn voor haar man: ze is goed verzorgd, kleedt zich netjes en heeft uitstekende manieren. De ironie is dat ze verre van ideaal is. Haar egoïstische karakter maakt het leven van de echtgenoot een stuk minder aangenaam, waardoor de lezer een lach vaak niet kan onderdrukken. Hiermee laat Van Marxveldt zien dat veel mannen zich op deze ‘voorbeeldige’ vrouw verkeken hebben. De tegenpool heeft haar goedige en sullige man onder de plak. Vaak wordt ze naast echtgenote ook moeder; niet zozeer vanwege de moederwens maar vooral omdat het zo hoort. Ze krijgt een dochter en deze lijkt op de moeder, waardoor de vader uit het gezin het nog zwaarder krijgt 57 .
Bezigheden De dingen waar de tegenpool mee bezig is, hebben als doel om voor de buitenwereld goed over te komen. Dit aspect benadrukt Van Marxveldt op zo’n manier dat de
56 57
Braam 2005, p. 25-27 Braam 2005, p. 27-29
27
tegenpool er niet sympathieker op wordt én dat het voor de nodige humor zorgt. Het leren van lessen is een belangrijke bezigheid van de ‘jonge’ tegenpool. De heldin Juut uit Burgemeesters tweeling beschrijft de houding van zichzelf en die van haar tegenpool Tonia tijdens een aardrijkskundeoverhoring in de klas: ‘En ik stak even gauw achter de rug van Knuff [de docent, RB] mijn tong uit tegen Tonia, die rechtop met blossen in haar bank zat en letterlijk haar kennis van Spanje naar alle kanten uitstraalde’ 58 . De oudere al dan niet getrouwde tegenpool richt zich op zaken die zij leuk vindt en bij haar status vindt passen: theedrinken, naar chique dansavonden gaan, dure kleding kopen en op de bank kwijnen. Ze vindt haar leven zwaar, hoewel ze eigenlijk niet veel te doen heeft, omdat er ook personeel is. Soms beoefent ze een sport maar het stelt vaak niet zoveel voor. Volgens Joop ter Heul kan Julie bij tennis alleen het woord ‘love’ goed roepen 59 .
Vriendinnen De vriendinnenkring van de tegenpool is niet groot. De tegenpool heeft maar een paar vriendinnen, lang niet zoveel als de heldin, en soms is het zelfs helemaal niet duidelijk of zij ze heeft. Te midden van de vriendinnen vervult ze een dominante rol. De meisjes lijken op elkaar. Ze gaan niet kameraadschappelijk met elkaar om; ze zijn juist jaloers op elkaar en kunnen moeilijk blij zijn als de ander iets moois overkomt 60 .
Houding ten opzichte van het gezag De tegenpool heeft niet zoveel moeite met de autoriteit als de heldin. Er wordt door de jonge tegenpool braaf gedaan wat de docenten zeggen en de lessen worden netjes geleerd. De heldin stoort zich hieraan of om het in de woorden van Joop ter Heul te zeggen ‘van die houtenklazige, valse mispunten zijn altijd de lievelingen op school’ 61 . Toch zijn niet alle docenten op het overdreven ijverige gedrag gesteld zoals Joop denkt. Van Marxveldt geeft meisjes weer die te braaf zijn en die zich te zeer op hun studie storten, waardoor ze nauwelijks sympathie van de lezer winnen. Dit kwam weinig voor in traditionele 58
Burgemeesters tweeling, p. 25 Braam 2005, p. 29-30 60 Braam 2005, p. 30-31 61 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 116 59
28
meisjesboeken en zal ook niet altijd toegejuicht zijn door de ouders uit die tijd die juist stimuleerden dat hun kinderen hun best deden op school 62 . Doordat de schoolresultaten goed zijn, heeft de tegenpool weinig problemen met haar vader. Verder doet haar moeder vaak nog een goed woordje voor haar en krijgt ze meestal haar zin. De ‘oudere’ tegenpolen spelen de baas over hun echtgenoten; alleen in belangrijke zaken wil de echtgenoot nog wel eens optreden 63 .
Houding tegenover ondergeschikten De tegenpool heeft dienstboden en voelt zich er mijlen boven verheven. De familiariteit van de heldin met het personeel wekt irritatie bij haar op. Er is geen goede band tussen de dienstboden met het gouden hart en de tegenpool. De voorkeur gaat uit naar een perfecte dienstbode die het werk goed én geruisloos doet zodat de tegenpool hier niet nerveus door wordt. Deze voorkeur die het tegenovergestelde van die van de heldin is, typeert beide personages. De heldin geeft om een goed karakter en haar tegenpool om het uiterlijk en het perfect afgeleverde werk. Beide personages laten merken dat ze niet op gelijke voet staan met de dienstboden, maar door de arrogante houding van de tegenpool komt de heldin een stuk sympathieker over 64 .
Toekomstbeeld Het toekomstbeeld van de tegenpool is een droombeeld: een rijke man, een groot huis en kinderen om mee te pronken. De tegenpool Ella uit Een Zomerzotheid zegt er het volgende over: ‘‘’t Is heel gek,’ zei ze dan, ‘maar ik zou me nooit kunnen encanailleren65 met iemand beneden mijn stand, waarvan je toch zo vaak leest tegenwoordig.’ […] ‘Als ik alleen maar denk aan onbehouwen 66 manieren… of … ’ Ella schokte met haar schouders, ‘verbeeld je dat ze woorden verbasteren 67 . Ik zou sterven van afgrijzen.’’ 68 62
Het Kind, 5 november 1927 Braam 2005, p. 31 64 Braam 2005, p. 32 65 Inlaten/omgaan met. 66 Lompe/onbeschaafde. 67 Vervormen/verkeerd uitspreken. 68 Leeseditie van Een Zomerzotheid, p. 84 63
29
Het verlangen van de tegenpool wordt niet vervuld of het valt tegen. Een enkele keer is onbekend of haar dromen uit gaan komen. De verloving of het huwelijk maakt de tegenpool niet gelukkig. Haar man kan niet voor de weelde zorgen die ze hoopte te krijgen, de grootte van het huis valt tegen en de kinderen zijn niet perfect. Tot overmaat van ramp ziet ze dat de heldin een goede partij aan de haak weet te slaan en haar jeugdidealen wél bereikt, waardoor de heldin wordt beloond en de tegenpool niet 69 .
1.2.3
Inhoudelijke elementen
In de periode waarin Van Marxveldt het merendeel van haar boeken schreef, waren er veel (meisjes)boeken over doorsneegezinnen en hun alledaagse gebeurtenissen. De verhalen zijn vaak braaf en serieus van toon. Van Marxveldt schreef juist vrolijke, optimistische verhalen – met een vaak bijna tijdloze inhoud – over rijkeluisleventjes, waardoor de lezer kan wegdromen. Er worden situaties beschreven die een gewoon meisje ook mee zou kúnnen maken, bijvoorbeeld angst voor een slecht rapport of ruzie met een verloofde. Maar vaak gebeurt er net iets meer dan in het eigen leven van de lezeres. Een voorbeeld van zo’n gebeurtenis is de verloving van Julie met een door Joop veel geplaagde leraar. De lezer kan zich goed in zulke situaties inleven, meegaan in de belevingswereld van het verhaal en soms zelfs een emotionele band met de heldin opbouwen. De boeken hebben – in tegenstelling tot wat gebruikelijk was in die tijd – geen duidelijke (christelijke) moraal, maar toch is er een les te vinden in Van Marxveldts werk die in bijna elk boek wel weer terugkeert. De tegenpool is een dame die zich aangepast heeft aan het beeld dat de maatschappij van meisjes/vrouwen heeft, wat ook aansluit bij het ideaalbeeld van de mannen. Maar ze is verre van ideaal door haar egoïstische en nerveuze karakter, waardoor mannen toch niet zo gelukkig zijn met haar als verloofde of echtgenoot. Hieruit blijkt dat hun visie ook niet helemaal juist is. Een opmerkelijke maar vooral ook vrij rebelse gedachte in de tijd waarin mannen het voor het zeggen hadden en in de tijd waarin mannen er in traditionele meisjesboeken vaak goed van afkwamen. Uit 69
Braam 2005, p. 32
30
de boeken blijkt dat het goed is de eigenschappen van de heldin te bezitten hoewel die zeker niet aan het ‘perfecte’ vrouwbeeld van de maatschappij voldoet en dat het goed komt met dit meisje dat niet volmaakt is maar een goed karakter heeft. Wel wordt duidelijk dat de eigenschappen van de heldin gecombineerd moeten worden met ernst en matigheid. Dit komt expliciet naar voren in het gesprek tussen de getrouwde Joop en haar grote liefde Leo: ‘,,Ik ben benieuwd, wat je nog allemaal moet uithalen voor je een bestendige huisvrouw wordt. Soms vrees ik wel eens, dat ik dat niet meer beleven zal.’’ ,,Maar zou je ’t graag willen, Leo? Nee, eerlijk.’’ ,,Och nee, natuurlijk niet. Alleen, je weet het: een beetje meer zorg, een beetje meer nadenken, een beetje meer ernst…’’’ 70 Aan het eind van een boek blijkt steeds dat bovengenoemde mix de beste combinatie is. De moraal wordt luchtig verpakt in een verhaal waarin situaties en personages met humor worden beschreven 71 .
1.2.4
Humor
Er komt een humor in de boeken voor die ook nu nog op de lachspieren werkt. Deze tijdloze humor die al deels aanwezig was in het werk van Top Naeff werd Van Marxveldts specialiteit. Door de decennia heen is gebleken dat weinig auteurs deze gave bezitten. Meestal maakt Van Marxveldt gebruik van een lichte vorm van ironie. Zoals in de volgende passage waarin Joop schrijft over een kibbelpartij tussen haar en Julie, waarbij Julie Joop ‘pig’ noemt. Joop vertelt aan haar dagboek dat Julie dit stopwoord overgehouden heeft aan de tijd dat ze op kostschool in Engeland zat. Ze vindt het raar om iemand zo te noemen en schrijft: ‘Ik zou er gewoonweg niet aan denken, om een van de jongens [Joop bedoelt haar vriendinnen, RB] ’varken’ te noemen bij het minste geringste. Maar mijn opvoeding heb ik ook niet in Engeland voltooid’ 72 .
70
Joop van Dil-ter Heul, p. 90 Bekkering e.a. 1989, p. 416-420, Braam 2006, p. 63-64, Dornseiffer 1983, p. 87-93 en Pattynama 1995, p. 19 72 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 38 71
31
Een ander element dat kenmerkend voor Van Marxveldt is en in weinig meisjesboeken voorkomt, is de manier waarop de heldin zich afzet tegen de tegenpool en de eigenschappen die een ‘ideaal’ meisje zou moeten bezitten. Dit doet ook in de eenentwintigste eeuw nog komisch aan. Bijvoorbeeld op p. 77 uit mijn editie van Een Zomerzotheid als de heldin Pit er de spot mee drijft dat Ella stand en status zo belangrijk vindt: ‘‘Ik heb eens een picknick meegemaakt met de Ewijcks,’ begon Ella, ‘weet je wel, Lenie, die op Dennenhorst hebben gewoond. Die hadden een compleet zilveren lunchstel 73 meegenomen. O, beeldig gewoon. En het tweede meisje diende.’ ‘En ik heb eens een theefuif meegemaakt,’ begon Pit… ‘Hè nee, Pit,’ zei Lenie. ‘Ja tóch, met de – enfin, de naam is zo keiig 74 , die durf ik niet eens uit te spreken. Die hebben een gouden trekpot meegenomen, en…’ ‘Pit!’ riep Lenie weer. ‘En kopjes van het fijnste sèvres 75 . En kelners met fluwelen kuitbroeken 76 en witte handschoenen dienden. Gooi eens een sandwich op, Dot.’ ‘Hè flauw,’ zei Ella.’ Verder zorgen de lastige perikelen waarin de heldin verzeild raakt voor de nodige komische situaties, iets wat vooral in Van Marxveldts boeken en in weinig andere jeugdboeken voorkomt. Vaak heeft de heldin hier voor een deel zelf schuld aan. Bijvoorbeeld als de heldin Trix uit De Louteringkuur een karikatuur van de tegenpool tekent en deze per ongeluk in haar handen terecht komt. De lezer kan met de heldin meeleven maar moet ook grinniken om de overdreven reactie van de tegenpool vanwege deze spotprent, en om de pijnlijke situatie in het algemeen. Tot slot draagt Van Marxveldts schrijfstijl bij aan de komische noot. Dit komt door haar vlotte, frisse taalgebruik dat voorzien is van taal- en klankgrapjes.
73
Lunchservies. Geweldig. 75 Frans porselein. 76 Kniebroeken. 74
32
1.2.5
Schrijfstijl
Karakteristiek voor Van Marxveldt is haar sprankelende schrijfstijl. Naeff schreef al vlot, maar Van Marxveldt radicaliseerde dit. Het was een nieuw geluid in de periode waarin ze debuteerde en ook nu nog draagt deze stijl eraan bij dat haar boeken gelezen worden 77 . Er is één aspect dat bijna elke meisjesboekenschrijfster gebruikte, zo ook Van Marxveldt: clichés in taalgebruik en beschrijvingen. De helden hebben sterke armen en dansen met de heldin in het maanlicht over het fluwelen gras. Van Marxveldt weet er wel steeds een eigen komische en vaak licht ironische invulling aan te geven. Bijvoorbeeld op het moment dat Joop ter Heul danst met de man van haar dromen schiet een drukkertje op haar rug los. Cissy van Marxveldt gebruikt apart aandoende zinsconstructies die nauwelijks in andere jeugdboeken uit de twintigste eeuw voorkomen. Vaak volgt eerst de infinitief en dan de persoonsvorm, zoals in de volgende zin van Lenie uit Een Zomerzotheid: ‘‘Je weet toch dat vader het helemaal niet goed vindt dat je chaufferen leert?’’ 78 in plaats van ‘dat je leert chaufferen’. Het gevolg van deze zinsconstructies is dat de tekst moeilijker leesbaar is. De lezer zal aan dit soort zinnen moeten wennen. Een ander voorbeeld is ‘,, Als ik het hem vraag, neemt hij je wel eens mee te zeilen.’’’ 79 in plaats van ‘uit zeilen’. Dit doet Fries aan, wat past bij Van Marxveldts Friese achtergrond 80 . Daarnaast is er aandacht voor de karakteristieke manier waarop haar personages spreken 81 . Van Marxveldts boeken bevatten veel – vaak humoristische – dialogen tussen de hoofdrolspeelster en haar tegenpool. De heldinnen gebruiken bakvisachtige uitdrukkingen en taal die door mensen van lage komaf gesproken wordt, waar de tegenpolen dan weer kritiek op hebben. Zo zegt Joop ter Heul tegen Julie als ze voortdurend over het studentenbal praat: ‘,,Ik hoop maar, dat je er een student opduikelt, dan kun je die vervelen met je kousen en je schoenen en je teint.’’ 77
Van Lierop-Debrauwer en Bastiaansen-Harks 2005, p. 42 Een Zomerzotheid, p. 104 (door mij herspeld, RB) 79 Joop ter Heul’s problemen, p. 11 80 De Haan 1989, p. 31-32 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Frisisme 81 Deze karakteristieke manier van formuleren wordt ook wel idioom genoemd. 78
33
,,Ik begrijp werkelijk niet,’’ zei Julie, ,,waarom jij je altijd zo ontzettend vulgair moet uitdrukken. Wat is dat nu weer: Een student opduikelen.’’’ 82 Kenmerkend voor de tegenpolen is dat ze graag chic praten. Het gebruik van dure – buitenlandse – woorden als ‘me encanailleren’ (het taalgebruik van de tegenpool Ella in Een Zomerzotheid 83 ) of ‘geéchauffeerd’ (een woord van Julie 84 ) is hen niet vreemd. Zelfs in het taalgebruik is er dus een groot contrast tussen heldin en tegenpool. Andere personages hebben ook een karakteristieke manier van praten. Dit kan variëren van een dialect tot een Duits accent 85 . Er komen regelmatig Engelse, Franse en Duitse woorden in de boeken voor, iets wat in lang niet alle traditionele meisjesboeken voorkwam. De ene keer gaat het om een Duits lied, zoals Heinrich Heines de ‘Lorelei’ in Een Zomerzotheid en op een ander moment is het een woord of zinsdeel uit een andere taal. Soms is het gebruik van buitenlandse woorden karakteristiek voor een personage, zoals het gebruik van deftige Franse woorden door de tegenpolen. De Duitse dienstbode Wanda uit Rekel praat Nederlands met een Duits accent: ‘,,Nu kan ik de ganse dag natuurlijk arbaiden met Noek achter maine rokken’’’ 86 . Dit zal in die tijd herkenbaar geweest zijn voor de lezeres, want in de periode tussen de twee wereldoorlogen was er een gebrek aan personeel en werden er daarom dienstmeisjes uit Duitsland gehaald. Vermoedelijk maakte Van Marxveldt gebruik van andere talen, omdat ze personages karakteriseren en de boeken levendig maken 87 . Neologismen (nieuwe woorden) zijn karakteristiek voor de schrijfstijl van Van Marxveldt en een weinig voorkomend verschijnsel in de jeugdliteratuur tussen de twee wereldoorlogen. Vooral in het eerste deel van de Joop ter Heulserie wemelt het van verzonnen woorden als ‘kiekerij’ 88 : een fotozaak waar je je kunt laten fotograferen en ‘flieder de fladder van een zijden zakdoekje’ 89 : een flodderig zakdoekje. Het personage Pien uit de Joop ter Heulserie was hier goed in; ze verzon bijvoorbeeld het woord 82
De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 44 Leeseditie van Een Zomerzotheid, p. 84 84 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 48 85 Braam 2006, p. 65-66 86 Rekel, p. 66 87 Braam 2006, p. 66, De Haan 1989, p. 33 en Zuurveen 1996, p. 479-481 88 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 77 89 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 42 83
34
‘poedelepaksie’ 90 voor het deftige haar van de assistent van de fotograaf. Daarnaast maakt Van Marxveldt vaak van twee woorden één woord, zoals in het geval van ‘lunchstel’ 91 waarmee ze het servies voor de lunch bedoelt. Het gebruik van klankrijke nieuwe woorden zorgt ervoor dat het boek vlot leest en maakt het verhaal beeldend. Het toont daarnaast de creativiteit van bepaalde personages – en dan vooral de heldinnen – om met taal om te gaan 92 . Tot slot het laatste kenmerkende stijlverschijnsel: woorden of uitdrukkingen worden op een andere manier gebruikt dan waarvoor ze bedoeld zijn. Dit kwam niet veel voor in de traditionele jeugdliteratuur en het voorziet de boeken vaak van een komische noot. Vooral de heldinnen gebruiken woorden op hun eigen manier; Joop waardeert de woorden ‘inderdaad’ en ‘niettegenstaande’ omdat ze ervoor zorgen dat ze binnen korte tijd aan genoeg woorden komt voor een opstel. Vaak bevatten de nieuwe constructies ook een zekere overdrijving 93 . Als de heldin Hennie verregend thuis komt, merkt Lies op: ,,Kind, wat drijf je’’ 94 en het personage Non uit Pim ‘De Stoetel’ zet haar mutsje niet af, maar ‘rukt hem af’ 95 . De hierboven genoemde kenmerken komen met name in de Joop ter Heulserie en in Een Zomerzotheid goed tot hun recht. Deze aspecten zijn vrij tijdloos en verklaren de nog altijd voortdurende belangstelling van de lezer in Van Marxveldts werk en dan met name ook in deze klassiek geworden boeken. Hoe is de waardering van Van Marxveldts boeken verlopen: hoe keken de lezer en de literaire kritiek destijds tegen haar werk aan en in hoeverre heeft Een Zomerzotheid als inspiratiebron gediend?
90
De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, p. 78 Leeseditie van Een Zomerzotheid, p. 77 92 Braam 2006, p. 66-67 en De Haan 1989, p. 31 en 34 93 Braam 2006, p. 67 en De Haan 1989, p. 34 94 Vriendinnen, p. 160 95 Pim ‘De Stoetel’, p. 155 91
35
1.3
Ontvangst en waardering
1.3.1
Drukgeschiedenis
Een Zomerzotheid heeft in 2004 de veertigste druk beleefd: een uitzonderlijk hoog aantal. Veel meisjesboeken en andere jeugdliteratuur uit de periode tussen de twee wereldoorlogen mochten blij zijn met enkele herdrukken. Naeff, de populaire meisjesboekenschrijfster en het grote voorbeeld van Van Marxveldt, heeft met haar bekendste meisjesboek School-idyllen ‘slechts’ 28 drukken gehaald 96 . Het begon in 1927: in twee weken schreef Van Marxveldt Een Zomerzotheid. Het verscheen bij uitgeverij Valkhoff & Co in Amersfoort en werd voor het eerst geïllustreerd door Hans Borrebach die sindsdien haar illustrator bleef. Er is weinig bekend over de precieze drukgeschiedenis, omdat er nauwelijks materiaal bewaard is gebleven 97 . De 2e tot en met waarschijnlijk de 11e druk verschenen bij Valkhoff & Co, waarbij Van Marxveldt sporadisch in de 5e tot en met de 8e druk wijzigingen heeft aangebracht. Het boek sloeg aan en het was eerste Nederlandse boek waarvan er meer dan 100.000 exemplaren verkocht werden. Dit gebeurde voor de Tweede Wereldoorlog. Rond 1946 liet Van Marxveldt haar werk door een andere uitgeverij uitgeven: De Erven Loosjes 98 . Hier verschenen de 12e en 13e druk van Een Zomerzotheid. De Bezige Bij gaf rond 1950 – dus net na Van Marxveldts overlijden – twee verhalenbundels van haar uit, namelijk
96
Informatie uit een e-mail van Carine van Wijk, medewerker van Gottmer. 2e druk [1927], 3edruk [1928], 4e druk [1929], 5e druk [1931], 6e druk [1932], 7e druk [1934], 8e t/m 11e druk [1935-1946]; 12e druk [1947] en 13e druk [1948] (beide bij De Erven Loosjes); 14e druk [1954] (deze en de latere drukken, met uitzondering van de grootletteruitgave(n?), verschenen bij Westfriesland), 15e druk [1956], 16e druk [1957], herdruk [1965], herdruk [1968], herdruk [1969], herdruk [1975], herdruk [1978], herdruk [1981]; grootletteruitgave 1984 (Grote Letter Bibliotheek); herdruk [1986], herdruk 1990, herdruk 1991, 39e druk 1997, herzien en bewerkt door Jan van Marxveldt, 40e druk 2004, herzien en bewerkt door Jan van Marxveldt. Bronnen: Brinkman’s cumulatieve catalogus, www.kb.nl, www.letterkundigmuseum.nl en http://members.lycos.nl/joopterheul/boeken/zomerzot.htm 98 Het is onduidelijk waarom ze is overgestapt, want er is nauwelijks materiaal van of over de uitgeverijen bewaard gebleven. Mogelijke verklaringen zijn dat Valkhoff & Co – wellicht door de oorlog – ophield te bestaan. Een andere verklaring is dat deze uitgeverij het Van Marxveldt wellicht kwalijk nam dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog niet lid geworden is van de Kultuurkamer. Hierdoor liep zowel de uitgeverij als Van Marxveldt veel geld mis, omdat ze in de oorlogsjaren niet gepubliceerd heeft. 97
36
De Blokkendoos en Mensen uit een klein dorp 99 . Begin jaren vijftig gaf uitgeverij Westfriesland Van Marxveldts werk uit en dit is nog steeds de uitgever, alleen is het tegenwoordig onderdeel van Kok ten Have 100 . Deze gaf Van Marxveldts boeken in de Witte Ravenreeks uit waarin ze herdruk op herdruk beleefden. Er is een uitgave van Een Zomerzotheid die door een andere uitgeverij op de markt is gebracht: de grootletteruitgave door de Grote Letter Bibliotheek 101 . De reden voor dit type uitgave is waarschijnlijk dat de grootmoeders van nu dit boek uit hun jeugd wilden herlezen en behoefte hadden aan grote letters. In 1997 verscheen de 39e druk van Een Zomerzotheid, bewerkt door de zoon van Cissy van Marxveldt, Leo Beek. Hij heeft het boek licht opgeknapt: de drukfouten die door de vele herdrukken in de tekst zijn geslopen, haalde hij eruit en verder heeft hij verouderde woorden vervangen door iets minder gedateerde. Er waren op het moment van deze uitgave ongeveer 650.000 exemplaren van Een Zomerzotheid verkocht 102 . In 2004 verscheen er nog een druk van deze opgeknapte tekst.
1.3.2
Lezeressen (en lezers?)
Daalder, leraar aan de H.B.S. in Alkmaar, hield in 1928 een lezersonderzoek onder zijn leerlingen. Uit de 250 antwoorden kwam naar voren dat meisje tussen de 12 en 15 jaar graag meisjesboeken lazen, zoals die van Naeff en Van Marxveldt, terwijl jongens van dezelfde leeftijd deze boeken niet lazen 103 .
99
De reden waarom De Bezige Bij deze werken uitgaf, heb ik niet kunnen achterhalen, want ook de uitgeverij zelf kon hier geen antwoord op geven (informatie uit een e-mail van Eveline Goes op 16 juli 2008). Wellicht had de uitgeverij een licentie (gebruiksrecht), waardoor zij de boeken op de markt mochten brengen of waren zij een korte periode Van Marxveldts uitgever. Het is opvallend is dat juist de literaire uitgeverij De Bezige Bij haar boeken uitgaf, maar een verklaring zou kunnen zijn dat deze uitgeverij die zich met verzetswerk bezighield tijdens de Tweede Wereldoorlog geïnteresseerd was in Van Marxveldt, omdat zij geweigerd heeft lid van de Kultuurkamer te worden. 100 Ook in dit geval is het onduidelijk waarom Van Marxveldts boeken door een andere uitgeverij werden uitgegeven. Westfriesland heeft weliswaar nog een archief waar informatie over deze kwestie gevonden zou kunnen worden, maar dit archief wordt momenteel geordend waardoor het nog jaren kan duren voordat er informatie beschikbaar is. 101 Westfriesland verstrekte een licentie aan de Grote Letter Bibliotheek, waardoor deze uitgeverij Een Zomerzotheid uit mocht geven. 102 Algemeen Dagblad, 31 juli 1997, Brinkman’s Cumulative Catalogue on CD-ROM, Van Marxveldt 1991, p. 64-66, Het Parool, 14 januari 1972, Ros 2003, p. 104-111, Utrechts Nieuwsblad, 14 juli 1997, informatie uit een gesprek met Van Marxveldts zoon Leo Beek en e-mails van Floor Jonkers, uitgever van uitgeverij Westfriesland. 103 Daalder 1950, p. 13 en Langeveld 1937, p. 91-92
37
In 1935 is er door Daalder een enquête gehouden onder 898 middelbare scholieren (jongens én meisjes) in de leeftijdscategorie 14 tot 20 jaar. 323 leerlingen bleken Van Marxveldts boeken te lezen en zij is daarmee de meest gelezen meisjesboekenschrijfster uit 1935. Na Van Marxveldt was Van Hille-Gaerthé het meest succesvol – ze werd 156 keer genoemd – en Top Naeff stond op de derde plek met 51 vermeldingen. Opvallend is dat Van Marxveldts naam het meest genoemd is van álle (jeugdboeken)auteurs die in de enquête naar voren kwamen 104 . In 1980 onderzocht Libelle door middel van een lezersonderzoek wat lezeressen in hun jeugd lazen. 600 vrouwen tussen circa 50 en 75 jaar deden hieraan mee. Van Marxveldt scoorde hoog in alle leeftijdsgroepen, maar ook Naeff werd regelmatig genoemd. Er wordt in het verslag van het leesonderzoek vermeld dat niet iedereen enthousiast was over Van Marxveldt en Naeff, maar dat ze wel veel gelezen zijn. Van Marxveldt zelfs door meisjes die voornamelijk jongensboeken lazen105 . Van Marxveldts boeken zijn een typisch voorbeeld van boeken die moeders hun dochters aanraden 106 . Het blijft vaak niet bij twee generaties. Een recensent schreef in 1968: ‘Wie als ondeskundige het echter waagt om Joop ter Heul bij deze robbedoesachtige inktafscheidingen [de stroom meisjesboeken van de jaren dertig die populair bij de lezers waren, maar waaraan het aan kwaliteit ontbrak, R.B.] te plaatsen, krijgt een storm van protest te verwerken, niet alleen van grootmoeders en moeders, maar ook van de nu twaalfjarige meisjes die als derde generatie de boeken van Joop ter Heul kapotlezen.’ 107 Tegenwoordig lezen meisjes vanaf tien- à elfjarige leeftijd deze boeken, terwijl de lezeressen uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vaak vanaf hun dertiende of veertiende jaar geschikt gevonden werden om aan deze meisjesboeken te beginnen. Dit verschil is als volgt te verklaren: vroeger was de beschreven romantiek in de vorm van onafgemaakte zinnen, dwingende mannenblikken en losglijdende haarspelden niet bestemd voor al te jonge meisjes, terwijl de lezeressen van nu veel meer gewend zijn 108 . 104
Daalder 1950, p. 13-14 Dornseiffer 1983, p. 60-61 106 Kraaykamp en Kalmijn 1995, p. 120-137 107 Algemeen Dagblad, 27 april 1968 108 Bekkering e.a. 1989, p. 418 105
38
1.3.3
Recensies
Van Marxveldts werk is bijna een eeuw lang regelmatig besproken in de literaire kritiek 109 . Het valt op dat opvoedkundige bladen ongeveer de helft van alle recensies voor hun rekening nemen, kranten een derde en de overige recensies komen vooral uit tijdschriften en dag- en weekbladen. Het merendeel van Van Marxveldts werk is besproken door de literaire kritiek met een ‘gemiddeld’ aanzien. Dus geen besprekingen in een pulpblad, maar ook zelden een recensie in De Groene Amsterdammer. De meest besproken werken zijn de Joop ter Heulserie, De Kingfordschool, de Marijke-serie en Een Zomerzotheid. Het is opvallend dat De Kingfordschool zoveel besproken is, terwijl dit juist één van Van Marxveldts ‘subtoppers’ is geweest. Het haalde het niet bij de blijvende populariteit van de Joop ter Heulserie, Een Zomerzotheid en in mindere mate de Marijke-serie. De reden voor de aandacht kan de moderne setting zijn. Veel recensenten zijn hier enthousiast over: ‘Als we een jaar of twintig verder zijn, zal dit boek nog altijd waarde hebben, omdat het zoo’n voortreffelijk spiegelbeeld geeft van het kantoorleven uit 1920 […]’ 110 Van Marxveldts werk heeft veel aandacht in de literaire kritiek gekregen in de jaren twintig van de vorige eeuw – waarin een groot deel van haar werk voor het eerst verscheen – maar niet in de jaren dertig. Dit is opvallend, omdat haar werk vrij goed ontvangen was én omdat ze nog boeken schreef in de jaren dertig. De enige praktische verklaring die ik ervoor heb, is dat er misschien een aantal recensies verloren is gegaan. In de jaren zestig en zeventig werd ze veel besproken in de media. In verscheidene recensies komt naar voren dat ze een paar klassiekers heeft geschreven en een criticus geeft als verklaring voor Van Marxveldts stijgende populariteit bij de jeugd dat jongeren
109
De 82 recensies die ik gebruikt heb, zijn o.a. afkomstig uit de documentatiemap uit de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Verder ben ik via LexisNexis Academic, Literom, de familie van Van Marxveldt en internetsites (met name http://members.lycos.nl/joopterheul/recensie.htm) aan recensies gekomen. 110 Het Vaderland, 2 december 1922
39
in deze periode behoefte hadden aan ‘ouderwetse gezelligheid’ 111 . Het lijkt erop dat de boeken hierdoor weer meer aandacht in de media krijgen. Cissy van Marxveldts werk is over het algemeen gematigd tot positief ontvangen. Er zijn maar enkele recensies die erg negatief of heel positief zijn. De vrij positieve ontvangst is opvallend, omdat de literaire kritiek overwegend negatief was over meisjesboeken. Alleen het genre al: boeken die alleen voor meisjes bestemd zijn, kreeg kritiek. Meisjesboeken werden sentimenteel, oppervlakkig, voorspelbaar maar ook brutaal genoemd. Critici vonden ze slecht geschreven, stoorden zich aan de clichés en het verkeerde (vaak geromantiseerde) beeld dat van de werkelijkheid gegeven werd 112 . Maar Van Marxveldt werd én wordt als een vrij goede meisjesboekenschrijfster beschouwd die ten opzichte van andere meisjesboekenschrijfsters en jeugdliteraire auteurs uitblinkt. Dit komt volgens de literaire kritiek door haar prettig leesbare schrijfstijl, haar aansprekende hoofdpersonages en haar humor. Veel recensenten vinden dat haar boeken aansluiten bij de belangstelling voor meisjes, maar het gebrek aan diepgang stoort recensenten. Door de decennia heen is er een ontwikkeling in ontvangst te zien. In jaren twintig waren de critici positief over Van Marxveldts werk. De boeken werden als iets ‘leuks’ voor de doelgroep ervaren: ‘Zoo zou ik allerlei willen citeeren.... de bladzijden vol humor, vol moeilijken strijd, vol opwekking vol angst en downheid, maar ook vol klaterende levensvreugde en.... vol mooi geluk. En ik moet weer glimlachen al bladerende […]’ 113 Een enkele keer waren er ook lovende woorden voor de illustraties van Isidoor van Mens. Het grootste kritiekpunt was vaak dat Van Marxveldts werk een gebrek aan diepgang heeft. In de jaren dertig bleef de bovenstaande mening vrijwel hetzelfde. Het oordeel veranderde iets in de periode 1940-1950: recensenten vonden dat de boeken waarin veel weelde is niet meer helemaal bij de tijd passen. In de jaren vijftig werden critici negatiever. Ze stoorden zich steeds meer aan het gebrek aan diepgang en er kwam een
111
De Zaanlander, 28 februari 1970 Bekkering e.a. 1989, p. 410-411, Dahrendorf 1974, p. 268-269 en Van Lierop-Debrauwer 1996, p. 18 113 De Amsterdammer, 3 februari 1923 112
40
nieuw kritiekpunt bij: het ontbreken van godsdienst. Vooral de christelijke bladen vonden dit ergerlijk. Over De dochter van Joop ter Heul werd geschreven: ‘Dit laatste deel is zeker niet groots, veel geflirt, getrouw en eenmaal in de verte het woord ‘kerk’ genoemd. Lectuur die zeker niet aan verdieping bijdraagt.’ 114 Het werk van Van Marxveldt werd een decennium later als echte ontspanningslectuur beschouwd. De oppervlakkigheid bleef storen, maar de vlotte schrijfstijl, de leuke hoofdpersonages en de tijdloosheid van de verhalen, ondanks enkele gedateerde elementen, maakten veel goed. Er was een aantal keer kritiek op Hans Borrebachs illustraties. In de jaren zeventig waren de positieve geluiden uit de jaren zestig nog steeds te horen en was er veel aandacht voor de verouderde inhoud en taal. Pogingen om het boek in een modern jasje te steken, zoals door een nieuw omslag van Borrebach, werden niet op prijs gesteld. Tien jaar later werd Van Marxveldt steeds meer als een begrip beschouwd omdat recensenten vonden dat Van Marxveldt zich onderscheidde van andere meisjesboekenauteurs. Tot op heden heeft deze trend zich voortgezet. Of om het in de woorden van een recensent te zeggen die in 2004 Een Zomerzotheid besprak: ‘De enscenering mag dan ouderwets zijn, het boek zelf is van alle tijden’ 115 .
1.3.4
Cissy van Marxveldt als inspiratiebron
In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waren meisjesboeken populair en er werden er dan ook veel geschreven. Cissy van Marxveldt werd regelmatig door auteurs nageaapt. Zij was ook een inspiratiebron voor Anne Frank die haar boeken tijdens de periode waarin ze ondergedoken was gretig las. Haar dagboek vertoont qua vorm én inhoud overeenkomsten met de Joop ter Heulserie. Beide schrijfsters hebben gebruik gemaakt van dagboekbrieven aan een vriendin en Frank stuurde deze onder andere aan Joops vriendinnen Kitty en Pien. Ze gebruikte Van Marxveldtachtige meisjesboekentaal: Van Marxveldt schrijft in haar ogen ‘knal’. Otto Frank heeft na de oorlog het dagboek zelfs aan Cissy van Marxveldt voorgelegd omdat zij zo’n grote inspiratiebron was voor 114 115
Ons eigen blad, 15 februari 1955 De Gelderlander, 15 april 2004
41
zijn dochter en vroeg haar of zij het goed genoeg vond om het op de markt te brengen. Zij vond het een ontroerend werk en raadde aan het uit te geven 116 . Van Marxveldts boeken zijn bewerkt tot toneelvoorstellingen, musicals, tv-series en in 1994-1995 is Joop ter Heul zelfs in stripvorm in de Tina verschenen. Een andere vorm van navolging is de ansichtkaart die ontworpen is door Joost Veerkamp. Hij maakte een parodie op de omslag van Een Zomerzotheid: op de kaart staat een omslag in de stijl van Hans Borrebach en het denkbeeldige boek heet Een Zomaarzotheid en is geschreven door Missy van Darxveldt. Niet alleen de Joop ter Heulserie en Een Zomerzotheid dienden als inspiratiebronnen, maar ook de iets minder bekende boeken als Rekel en De Kingfordschool werden tot toneelvoorstellingen bewerkt. De teksten hiervan werden uitgegeven en beleefden verscheidene herdrukken. De toneelstukken zijn regelmatig door (amateur)gezelschappen en scholieren op een bonte avond opgevoerd. Dom de Gruyter heeft veel boeken van Van Marxveldt bewerkt tot toneelteksten; omstreeks 1930 ook Een Zomerzotheid. Het werd opgevoerd in het Centraal Theater in Amsterdam. In 1936 is het boek verfilmd door regisseur Hans van Meerten maar deze is nooit uitgebracht. Ik weet niet waarom daartoe besloten is. Begin jaren zeventig werd een tv-musical van Een Zomerzotheid gemaakt met Willem Nijholt in de rol van de jonkheer Robbert Padt van Heyendaal. Tegenwoordig is er nog steeds belangstelling voor bewerkingen. In 2004 kwam het boek als musical op de planken onder regie van Bruun Kuijt. Omstreeks 2010 komt de film van Een Zomerzotheid uit, dit is een Bollywoordproductie 117 .
116
Bekkering e.a. 1989, p. 418, Soeting 2006, p. 13-14, http://www.dbnl.org/tekst/_han001200301_01/_han001200301_01_0006.htm en informatie uit een gesprek met Van Marxveldts zoon Leo Beek 117 Ros 2003 p.110-111, Soeting 2008, p. 27 en http://www.cinema.nl/films/469697/zomerzotheid en http://members.lycos.nl/joopterheul en http://nl.wikipedia.org/wiki/Een_Zomerzotheid_(1936) en informatie uit een gesprek met Floor Jonkers, uitgever van uitgeverij Westfriesland
42
2. Editie van Een Zomerzotheid: het begin van wetenschappelijke erkenning voor Cissy van Marxveldt Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zit het onderzoek naar jeugdliteratuur in de lift. Maar nog steeds wordt de volwaardige positie van jeugdliteratuur regelmatig door wetenschappers in twijfel getrokken en is de emancipatie dus nog niet voltooid 118 . Wat is de positie van deze editie van Een Zomerzotheid in dit debat over jeugdliteratuur? Om hier een antwoord op te kunnen geven, geef ik eerst aan wat de discussie over jeugdliteratuur precies inhoudt. Daarna ga ik in op de stand van zaken van wetenschappelijk onderzoek naar (historische) jeugdboeken en in het bijzonder naar die van Cissy van Marxveldt.
2.1.1 Een kwestie van meer of minder? Er heeft ongeveer anderhalve eeuw géén diepe kloof tussen volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur bestaan. Jeugdboeken hadden een andere status, maar werden serieus besproken. Sinds de stroming van de Tachtigers aan het eind van negentiende eeuw is deze eenheid verdwenen. De Tachtigers schreven namelijk moeilijk toegankelijke literatuur die aan een kleine doelgroep was besteed 119 . Welke positie neemt jeugdliteratuur tegenwoordig in het literaire systeem in? Om een concretere voorstelling van deze abstracte vraag en de mogelijke antwoorden te krijgen, betrek ik kort de polysysteemtheorie erbij. Het polysysteem kan opgevat worden als een cultureel systeem. Deze bestaat uit subsystemen, zoals een literair systeem. Dit literaire subsysteem is ook weer op te delen in subsystemen, zoals de volwassenenliteratuur en de jeugdliteratuur. Er bestaat een hiërarchie tussen de onderling concurrerende subsystemen: er is een centrum en er is een periferie. Het systeem is constant in beweging: een subsysteem kan van de periferie in het centrum komen en andersom 120 . 118
Bekkering 1993, p. 743-751 De Vries 1998, p. 274-275 120 Even-Zohar 1990, p. 9-26, Ghesquiere 1982, p. 17-22 en Ghesquiere 2004, p. 69-85 119
43
Cultureel systeem
Literair systeem
Volwassenenliteratuur
Jeugdliteratuur
In het debat over jeugdliteratuur zijn verschillende meningen over de positie van jeugdliteratuur in het polysysteem. Sommige wetenschappers zien volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur als ongelijkwaardige subsystemen: de eerstgenoemde zou in het centrum staan van het literaire systeem en jeugdliteratuur in de periferie. Jeugdliteratuur is volgens hen een ‘trendvolger’ 121 van de volwassenenliteratuur en is niet ‘verontrustend’ 122 omdat er alleen over veilige onderwerpen geschreven zou worden. Er wordt door deze groep vaak met een pedagogische blik naar jeugdboeken gekeken en niet zozeer naar de literaire kwaliteiten. De jeugdliteratuur zou beperkt zijn, omdat de lezer nog niet zoveel aankan als een volwassen lezer 123 . Jeugdboekenschrijvers en wetenschappers hebben deze stelling in twijfel getrokken. Zij zien volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur vaak als gelijkwaardige of in ieder geval niet als ongelijkwaardige subsystemen. Het gaat er in hun ogen niet om wat de lezer van de tekst begrijpt maar om wat de auteur in een tekst stopt. Hoewel volgens de groep die de jeugdliteratuur ongelijkwaardig vindt het accent bij de lezer ligt, verhuist de aandacht nu naar de kwaliteit van de tekst zelf. Sommige kinderboekenschrijvers schrijven boeken die zo complex zijn dat de jeugdige lezer waarschijnlijk niet altijd de diepere bodem eruit zal halen, zoals Broere van Bart Moeyaart, Gebr. van Ted van 121
Smulders 1999, p. 339 Uitspraak van Anton Kortweg , directeur van het Nederlands Letterkundig Museum en het Kinderboekenmuseum, in: De Volkskrant, 30 mei 2003, p. 23 123 Ghesquiere 2001, p. 79-100, Smulders 1999, p. 325-342 en De Volkskrant, 30 mei 2003 122
44
Lieshout en Vallen van Anne Provoost. Deze jeugdboekenauteurs schrijven vaak voor zichzelf en richten zich niet altijd speciaal tot kinderen 124 . Zij maken gebruik van ongebruikelijke inzichten, waardoor ze ‘verontrustend’ zijn 125 . In het verlengde hiervan ligt de visie dat er niet zo zeer naar een ja-of-neeantwoord op de vraag over gelijkheid of ongelijkheid van jeugdliteratuur ten opzichte van volwassenenliteratuur gekeken moet worden maar naar de gradaties. De boeken van onder andere Van Lieshout, Moeyaart en Provoost bereiken het grensgebied tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur, waardoor er ook van gradaties gesproken kan worden 126 . Helma van Lierop-Debrauwer, de enige hoogleraar jeugdliteratuur in Nederland, is van mening dat het verschil tussen jeugdboeken en boeken voor volwassenen ‘geen kwestie is van meer of minder’ 127 . Volgens deze visie maken de subsystemen volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur deel uit van het literaire systeem. Zij geeft aan dat jeugdliteratuur niet hetzelfde is als volwassenenliteratuur, omdat het grootste verschil is dat de jeugdliteratuur het kind als lezer heeft. Wat spreekt hem of haar aan? Sommige boeken worden door volwassenen geprezen en door kinderen amper gelezen en soms geldt ook het omgekeerde. Het kind als lezer geeft in haar ogen juist een extra dimensie en jeugdliteratuur is daarom dan ook een volwaardige vorm van literatuur 128 . Ik sluit me aan bij de laatste visie. Jeugdliteratuur is niet beter of slechter dan volwassenenliteratuur, maar een volwaardige vorm van literatuur. Het is een wetenschappelijk vakgebied dat zich kan ontwikkelen door goed onderzoek te doen. Het is moeilijk maar tegelijk ook fascinerend een kijkje in het hoofd van de jeugdige lezer proberen te krijgen. Door middel van een literair-historische invalshoek heb ik onderzocht waarom meisjes al tientallen jaren zo bekoord zijn geraakt door Van Marxveldts boeken. Ik verwacht dat door middel van het overbrengen van informatie over jeugdliteratuur aan een breed publiek, dus niet alleen aan de kleine kring van jeugdboekenspecialisten, het vakgebied meer wetenschappelijke erkenning kan krijgen.
124
Voorbeelden hiervan zijn Ted van Lieshout en Joke van Leeuwen, zie De Vries 1998, p. 276 Bekkering 2001, p. 57-64, De Bont en Ros 1998, p. 329-335 en Van Os 2003, p. 125-131 126 Schram 2001, p. 65-69 127 De Bont en Ros 1998, p. 333 128 De Bont en Ros 1998, p. 330-332 en Van Lierop-Debrauwer 2000, p. 74-94 125
45
2.1.2 Onderzoek naar jeugdliteratuur Er zijn een paar wetenschappelijke studies over jeugdliteratuur die afkomstig zijn uit het begin van de twintigste eeuw 129 . Daarna is het bijna vijftig jaar stil geweest op dit gebied. Pas vanaf eind jaren zeventig kwam het wetenschappelijk onderzoek naar jeugdliteratuur op gang. Er werd in de jaren zeventig en tachtig vanuit een historisch-pedagogische of psychologische invalshoek naar jeugdboeken gekeken. Deze blik veranderde in de jaren negentig: er werden nu – net als bij de volwassenenliteratuur – theoretische kaders uit de literatuurwetenschap gebruikt. Deze verandering in perspectief kwam onder andere doordat de jeugdliteratuur zelf van karakter veranderde: de jeugdboeken werden literairder, waardoor de in de vorige paragraaf beschreven discussie ontstond over het vervagen van de grenzen tussen volwassenenboeken en jeugdliteratuur. Door het onderzoek van de afgelopen decennia komt jeugdliteratuur uit de achttiende en negentiende eeuw steeds beter in beeld. Er is veel onderzoek gedaan naar het ontstaan van jeugdliteratuur en waarschijnlijk heeft daarom met name de achttiende eeuw veel aandacht gekregen. De jeugdliteratuur uit de periode 1900-1945 is weinig onderzocht. Ik vermoed dat dit komt doordat het onderzoek jeugdliteratuur in Nederland zo laat op gang kwam, waardoor deze periode waarin veel ‘triviale genres’ (jongens- en meisjesboeken) opbloeiden geen prioriteit hadden. Pas in het laatste kwart van de twintigste eeuw kwam er überhaupt aandacht voor het onderzoeken van populaire lectuur 130 . Er zijn een aantal jeugdliteraire handboeken 131 die de periode 1900-1945 behandelen maar doordat er zo weinig onderzoek naar is gedaan, zijn deze studies vaak onvolledig. Verder komt in enkele specialistische jeugdliteraire studies de jeugdliteratuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw aan de orde 132 . Meisjesboeken krijgen relatief veel aandacht, maar er wordt meer op het genre ingegaan dan op de specifieke auteurs.
129
Bijvoorbeeld: H. Pomes, Over Van Alphen’s kindergedichtjes.Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw uit 1908 en L. Wirth, Een eeuw kinderpoëzie (1778-1878) uit 1926. 130 Zie bijvoorbeeld de studie over de motivatie van vrouwen om triviale romans te lezen: Reading the romance van J. Radway uit 1984. 131 Voorbeelden hiervan zijn: Bekkering e.a., De hele Bibelebontse berg, D. Daalder, Wormcruyt met suycker en. J. Riemens-Reurslag, Het jeugdboek in de loop der eeuwen. 132 Bijvoorbeeld in: M. Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1942 en A. de Vries, Wat heten goede kinderboeken?.
46
Het is opvallend dat in het buitenland, en dan vooral in Duitsland, jeugdliteratuur veel meer aandacht krijgt dan in Nederland. In 1963 was daar al een eigen universitair instituut voor jeugdliteratuur, terwijl er hier nog nauwelijks onderzoek naar werd gedaan. Het onderzoek naar meisjesboeken is met name in Duitsland al ver gevorderd133 . Deze kloof in onderzoek is des te opmerkelijker omdat Nederlandse jeugdliteratuur internationaal gezien tot de top behoort. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat Nederlandse onderzoekers zich decennialang op de literatuur met een hoofdletter ‘L’ gericht hebben en weinig oog hadden voor de jeugdboeken die vaak niet zo belangrijk werden gevonden. Vanaf eind jaren zeventig heeft de jeugdliteratuur in Nederland een opmars gemaakt, maar het is de vraag hoelang er nog zoveel onderzoek gedaan kan worden. Er zijn namelijk een aantal factoren die dit belemmeren. Waarschijnlijk verdwijnt aan de universiteit van Leiden in september 2009 de leerstoel jeugdliteratuur die door de hoogleraar Van Lierop-Debrauwer bekleed wordt. Haar opdracht was onderwijs te geven over jeugdliteratuur en onderzoek naar dit vakgebied te doen. Er is te weinig geld om de leerstoel te behouden, waardoor dus minder onderzoek naar jeugdliteratuur gedaan kan worden en er minder onderwijs over gegeven kan worden. Daarnaast gaan er van de weinige wetenschappers die zich intensief met jeugdliteratuur bezighouden twee belangrijke 134 binnenkort met pensioen, wat ook niet het onderzoek naar jeugdliteratuur bevordert 135 .
2.1.3 De handschoen opgepakt In het artikel ‘Auteurs zonder context. Beeldvorming van de jeugdliteratuur tussen 1900 en 1945’ hebben Van Lierop-Debrauwer, Ros en De Vriend een lijst gemaakt van auteurs waar meer onderzoek naar gedaan moet worden. Cissy van Marxveldt staat hierop en behoort volgens hen zelfs tot de canon. Maar de weinige wetenschappelijke publicaties over haar werpen weinig licht op de schrijfster en haar werk. In de dunne biografie, 133
Zie bijvoorbeeld de studies van M. Dahrendorf, Das Mädchenbuch und seine Leserin uit 1980 en D. Grenz en G. Wilkending Geschichte der Mädchenlektüre uit 1997. 134 Dit zijn Harry Bekkering (Universiteit Nijmegen) en Gerard de Vriend (Universiteit van Amsterdam). 135 Van Lierop-Debrauwer 2000, p. 74-94, Van Lierop-Debrauwer en De Vriend 2001, p. 290-297, Verschuren 1998, p. 199-200, Leidsch Dagblad, 4 februari 2008, Leeuwarder Courant, 18 december 1999, NRC Handelsblad, 1 februari 2008 en Trouw, 27 mei 1998
47
verzorgd door Tjeerd de Haan ter ere van Van Marxveldts honderdste geboortejaar en de tentoonstelling die ter gelegenheid daarvan georganiseerd werd, wordt Van Marxveldts leven en werk in vogelvlucht besproken. Er zit hierdoor weinig diepgang in en De Haan biedt zelden een oplossing voor de vele tegenstrijdigheden die over Van Marxveldt bestaan 136 . Maar misschien ging dit ook te ver want deze biografie lijkt vooral bestemd te zijn voor het publiek dat de tentoonstelling over Van Marxveldt bezocht. Daarnaast zijn er nog twee heldere bijdragen die specifiek op de populariteit van Joop ter Heulserie ingaan 137 . Tot slot zijn er nog een paar artikelen over Van Marxveldts heldinnen en de tegenpolen uit de Joop ter Heulserie en Een Zomerzotheid die vaak vergeleken werden met personages uit Top Naeffs werk 138 . Het is dus tijd voor een publicatie die meer licht werpt op het hele oeuvre van Van Marxveldt en die door middel van grondig onderzoek tot stand gekomen is omdat er nog zo weinig onderzoek naar deze belangrijke (meisjesboeken)schrijfster gedaan is. Mijn onderzoek werpt meer licht op een van de bekendste Nederlandse meisjesboekenschrijfsters, waardoor met name het werk van de schrijfster, de ontvangst ervan en de navolging beter in beeld zijn gebracht. De blik die ik geef op het totale werk – en vooral de aantrekkingskracht daarvan op de lezers – komt in de inleiding naar voren. Ik heb vanuit een literair-historische benadering de populariteit van de boeken onderzocht 139 . De boeken maken al bijna een eeuw lang een grote indruk op oma’s, moeders en dochters en er zijn inmiddels tussen de anderhalf à twee miljoen exemplaren van verkocht. Door mijn onderzoek laat ik zien hoe het komt dat Van Marxveldt al zolang zo’n belangrijke stempel heeft gedrukt op het meisjesboek. Naast dit onderzoek naar Van Marxveldts populariteit was het hoog tijd de jeugdklassieker Een Zomerzotheid te herspellen en moeilijke woorden uit te leggen, zodat ook de huidige ‘bakvis’ nog van het boek kan genieten. Het ligt eraan of je Sara Burgerhart als een meisjesboek beschouwt, – in mijn ogen heeft het een aantal inhoudelijke elementen maar is het meer een voorloper dan een echt meisjesboek – zo niet dan is dit de eerste editie van een Nederlands meisjesboek. 136
Een voorbeeld van zo’n tegenstrijdigheid is Van Marxveldts doodsoorzaak. Sommigen geven aan dat het een tumor is, anderen een hartaanval. 137 Dornseiffer ‘Ik ben een boon als ik er iets van snap…’ (1983) en Pattynama ‘Van een balorige élève tot een keurige huisvrouw’ (1995). 138 Zoals: Van Lierop-Debrauwer en Schmitz, ‘Zo’n flauwe ellendige leugenbrok’ (2002). 139 Deze literair-historische methode van onderzoek naar populaire lectuur past bij de trend van onderzoek naar jeugdliteratuur uit de jaren negentig.
48
Vaak worden alleen de literaire klassiekers van volwassenen geëditeerd, maar ik laat zien dat een editie over jeugdliteratuur zowel voor de (jeugdige) lezer als voor de wetenschap de moeite waard is. Na mijn onderzoek volgt de biografie van Monica Soeting over Cissy van Marxveldt. Hierdoor zal de wetenschappelijke erkenning van Van Marxveldt na bijna honderd jaar eindelijk plaatsvinden.
49
3. Leeseditie
Hoofdstuk I
‘Weet jij misschien wanneer Pit komt?’ vroeg Lenie Marees, en ze schoof haar stoel wat dichter onder de tuinparasol, die als een uitdagende, oranje zonnebloem boven het groene grasperk stond. ‘Geen idee,’ zei Dot, die buiten de schaduw van de parasol gezeten haar zigeunergezicht onbekommerd aan de zon blootstelde. ‘Pit komt altijd als je haar het minst verwacht,’ vond Mia van Langen. Ze legde haar kleine, blanke handjes achter haar hoofd, strekte haar benen. ‘Kinderen, zalig is het hier.’ ‘Ja, stel je nu voor de stad en de dampende grachten,’ zei Lenie. Dot grinnikte. ‘’t Lijken wel paarden. Die vergelijkingen van jou altijd…’ Lenie glimlachte. ‘Och,’ zei ze vaag. ‘Jullie snappen me wel.’ Dot trok grashalmen uit, die ze bekauwde en dan weggooide. Ze zat in het gras en haar lange, witte benen waren groen bestreept. Haar zwarte, korte kroeshaar was van een negerachtige overvloed, en haar brede mond spleet in een grage grinnik haar bruine gezicht bijna in tweeën. Ze gooide zich op haar buik, steunde zich op haar ellebogen. Ze keek eens naar Lenie en Mia. ‘Zo koel als jij eruitziet, Mia,’ zei ze dan. ‘Bewonderenswaardig gewoonweg.’ ‘Ga dan ook niet pal in de zon zitten, zot kind.’ ‘Ik lief 140 de zon,’ zei Dot. ‘Ik ben een zonaanbidster. In de grijze oudheid heeft natuurlijk een tante van mij in een tempel gezeten als priesteres van de zon en de schoonheid. Dat heb ik overgeorven. En daarom zie ik er zo gek uit,’ besloot ze laconiek.
140
Lief komt van het werkwoord lieven. Het betekent liefhebben/houden van.
50
‘Nu 141 gek…’ aarzelde Lenie, die overal op inging. ‘Ja, gék! Vreemd! Bespottelijk!’ knikte Dot weer. ‘Iemand met zo’n mond als ik heb, kan zich wel gaan opbergen. O, zie je die schattige kever.’ Lenie trok haar benen op. ‘Waar?’ Ze keek wat angstig. ‘Onder jouw stoel,’ grinnikte Dot. ‘Hij kruipt nu bij een poot op. Ik denk dat hij op jouw knieën een nestje wil gaan bouwen.’ Lenie was al opgesprongen. ‘Ik vind kevers zulke enge beesten,’ klaagde ze. Haar kort, blond, heel sluik haar viel langs haar oren. ‘Wáár dan, Dot?’ ‘Zoet maar. Kijk, daar scharrelt de engel. Wat een schattig glanzend lijfje. Je kunt er je in spiegelen.’ Ze schoof zich op haar ellebogen vooruit in de baan van de kever. Mia schudde even haar hoofd. Zo ontoonbaar als Dot er altijd uitzag… Lenie ging weer zitten met een lichte zucht. Onrustig was Dot, en zo helemaal nooit moe. Nu rolde ze zich om en om als een kwajongen, sprong dan vlug en lenig overeind en kwam op haar teenspitsen weer naderbij 142 dansen. ‘Kinderen, ik ben dronken van zon en zomer en vakantievreugd. Stel je voor, acht weken vakantie... acht weken lang niets anders doen dan luieren en pret maken… het is ab-soluut om stápel van te worden!’ Mia, haar blanke, ronde gezichtje gevat in de dichte, donkere helm van haar glanzend, korte haar zei: ‘Och, ik vind het niet zo naar op school. Nee, werkelijk…’ ‘Nu ja, dat is beslist abnormaal,’ constateerde Dot, die weer op het gras neerplofte. ‘Welke rechtgeaarde 143 hbs’er 144 vindt de school nu leuk! Nee, ik vraag je…’ Ze kneep haar ogen half dicht. Dan zei ze vergoelijkend 145 : ‘Och, misschien als ik zo’n kraan 146 was als jij, Mia…’ Dot maakte haar zin niet af, tuurde knipperend naar de zon, die vurig en stralend aan de hemel stond.
141
Van Marxveldt gebruikt regelmatig het woord ‘nu’ waar je tegenwoordig het woord ‘nou’ zou gebruiken. 142 Dichterbij. 143 ‘Echte’. 144 Leerling van de Hogere Burgerschool. Het diploma van deze school staat ongeveer gelijk aan een vwodiploma. 145 Verontschuldigend. 146 Uitblinker.
51
‘Ik zou ik weet niet wat willen geven,’ zei Lenie zacht, ‘als ik na de vakantie weer bij jullie op de oude schoolbanken zitten kon.’ ‘Zullen we ruilen?’ bood Dot grif 147 aan. ‘Ik voel dat een jaar op kostschool in Lausanne me een wereld van goed zou doen.’ ‘Graag.’ Lenie zuchtte. ‘Zou jij vader en moeder kunnen overtuigen, Dot?’ ‘Makkelijk,’ zei die. ‘Ze hebben me alleen maar goed te beschouwen om te kunnen constateren dat aan mijn opvoeding alleen Lausanne nog ontbreekt.’ Ze duwde met haar vinger een kuil in haar wang. ‘Hè, ’k heb altijd gesnakt naar een kuiltje,’ zuchtte ze dan. ‘Zo’n gat in je wang als je lacht. Zalig. Ik slaap ’s nachts altijd op een vingernagel geleund. Zien jullie al wat?’ ‘Zot kind,’ zei Mia weer. Ze lachte. Dot grijnsde opeens. ‘Ik zie in de verte jullie majordomus 148 aankomen, Lenie, plus de theetafel. Ik zit al in de houding. Oef! Elke dag opnieuw moet ik weer wennen aan jullie grandeur 149 .’ Ze vouwde haar handen om haar knieën, trok haar gezicht strak. De klok die in de toren van het grote, ouderwetse buitenhuis hing, sloeg vier korte, dunne slagen. Een paar vlinders buitelden om en over elkaar, en heel in de verte klonk de schrille fluit van een trein. Dot had zich wat afgewend. De drie dagen die ze nu hier was, betrapte zij er zichzelf aldoor 150 op dat ze staarde. Staarde naar de huisknecht, naar het nuffige 151 tweede meisje 152 , naar de schitterende ringen van Lenies moeder, naar de prachtige toren van fruit die elke middag op tafel kwam. En Mia en Lenie schenen dit alles te aanvaarden als zo heel gewoon. Eigenlijk gemeen van Pit om haar deze eerste dagen in de steek te laten. Ze hoorde Lenie zeggen: ‘Zo is het in orde, Albert. Dank je wel.’ Stappen die weggingen. Dot draaide zich weer om. Nu niet direct naar de theetafel kijken, dacht ze. Maar het was te verleidelijk. Sandwiches, cake, bonbons en een schoteltje met onbekende heerlijkheden. Als tante Mies dat stilleven eens zag… Ze zou
147
Snel/vlug. Dot gebruikt een plechtig woord voor de huisknecht. Het betekent letterlijk: opzichter van een hofhouding. 149 Letterlijk betekent het ‘grootsheid’. Dot bedoelt hiermee de luxe die er bij Lenie thuis is, zoals het personeel. 150 Voortdurend/de hele tijd. 151 Verwaande/aanstellerige. 152 Het ‘tweede meisje’ in de huishouding had vooral huishoudelijke taken als ervoor zorgen dat de slaapkamers en badkamer(s) in orde waren. 148
52
haar rode handen samenslaan en zeggen: ‘Och, wat verzinnen ze niet allemaal tegenwoordig.’ Gezellige, dikke tante Mies. Vanavond eens een briefkaart schrijven. Niet vergeten. Lenie schonk thee. Ze was handig en aandachtig, ving de suikerklontjes tussen de zilveren tang. ‘Drie hè, Dot?’ Dot streek over haar niet aanwezige heupen. ‘Ja, graag.’ ‘Kom nu gezellig bij ons zitten,’ zei Mia. Dot hees zich ook in een stoel, greep naar haar kopje. Het lepeltje gleed op de grond. Ze dook ernaar. Gek dat ze altijd alles vallen en slingeren liet. ‘Je handen staan glad verkeerd, kind,’ zei tante Mies altijd. ’t Zou wel zo zijn. Het was zo stil. O, wat was het stil en warm. En de lucht zo blauw met een paar fijne, witte wolkjes. ‘Wat zal moeder het warm hebben in de stad.’ Lenie knabbelde een beschuitje. ‘Ik benijd haar niets 153 .’ ‘Komen je vader en moeder voor het eten thuis?’ vroeg Mia. ‘Ja, gelukkig wel. We eten wat later. Om half acht.’ Dot dacht: Ik sta toch eigenlijk mijlen van Mia en Lenie af. Mia is een aartsvriendin 154 en ik bungel er maar zo’n beetje bij. Als ’t niet om Pit was, zouden ze mij nooit hebben gevraagd. Haar vrolijke stemming zakte. Ze verviel meestal in uitersten. Tante Mies zei altijd: ‘Zo heet, zo koud, net een blikken pan.’ Dot sloot haar ogen. Door haar wimpers zag ze de zon als een vonkenuitsproeiende, vurige bol. ‘Slaap Dot?’ vroeg Mia. ‘Dood van slaap opeens,’ zei Dot. Ze hoorde het getinkel van een lepeltje tegen porselein, het geluid van een boerenwagen die langs de weg reed, en ergens in een land – zo stil was het – het wetten 155 van een zeis. Ze dacht: Ik zou wel altijd buiten willen wonen. Ik griezel van de stad. Maar ze wist toch ook tegelijkertijd dat dit niet zo was. Ze hield van de stad, van de concertavonden met
153
Ik ben niet jaloers op haar. Een neologisme (verzonnen woord) van Cissy van Marxveldt. Er wordt een hartsvriendin mee bedoeld. 155 Slijpen. 154
53
Pit, en de dansavondjes, en eens een enkele keer de schouwburg en de jolige fuiven 156 bij Pit thuis. En het was heerlijk om, als Pit en zij ’s avonds samen gewerkt hadden, naar huis te lopen door de lichte stad, langs de stemmige grachten. Nee, stel je voor, een winter hier, midden op de Veluwe. Om dood te gaan van verveling en eenzaamheid. Ze hoorde dat Mia zei: ‘Ik denk wel dat Ella nog komen zal straks.’ ‘Ja, best mogelijk,’ zei Lenie. Dat wicht kan opvliegen voor mijn part, dacht Dot kwaadaardig. ‘Ik vind het typisch dat ze zo dik met ons is,’ vond Mia. ‘Vind je ook niet? Ze is al zo volwassen.’ ‘Ze wordt dit jaar achttien,’ zei Lenie. ‘Ze is niet eens zoveel ouder dan wij zijn. Een jaar zowat.’ ‘Maar ze ziet er zo volwassen uit,’ hield Mia vol. Dot opende haar ogen. ‘Dat komt omdat het zo’n lange sladood 157 is.’ Ze keek nijdig naar Mia. ‘En een poeha 158 ! ’k Heb nog nooit zo’n aanstelster gezien. Ze kan mij niet zetten,’ besloot Dot dan tevreden. ‘Och, dat verbeeld je je.’ Lenie plooide altijd. ‘En Ella is heus heel lief als je haar goed kent. Ze heeft massa’s lieve dingen.’ ‘O, nou, die heb ik dan in deze drie dagen nog niet ontdekt,’ knorde Dot. ‘Ze heeft prachtig haar,’ vond Mia. ‘Ja, dat wist ik het eerste uur al.’ Dot krulde haar benen om de poten van haar legstoel 159 . ‘En daarom knipt ze het niet af. Nu, ze kan opvliegen voor mijn part,’ besloot ze. ‘Je bent zo weinig verdraagzaam, Dot,’ klaagde Lenie. ‘Nee, heus. En het is niet aardig van je ook om iemand die je nog helemaal niet kent al te veroordelen.’ ‘Nou dan niet. Gooi nog eens zo’n bonbon met noot op, Mia. Mik hem maar in mijn bouche 160 . Gaat prachtig, zie je wel,’ zei ze al kauwend. ‘Zo’n hooischuur is toch alweer ergens goed voor.’
156
Vrolijke/uitbundige feestjes. Een lang en mager persoon. 158 Drukte om niets. 159 Waarschijnlijk een neologisme van Van Marxveldt. Het betekent ligstoel. 160 Het Franse woord voor mond. 157
54
‘Weet je hoe ik Ella vind?’ Mia greep naar een flinterig sandwichje. ‘Ik vind haar bijzonder. Ze heeft massa’s gelezen. Ze kan letterlijk over alles meepraten. En daarbij, ze tennist goed en ze zingt beeldig. Ze rijdt paard en ze speelt práchtig piano.’ Dot zuchtte diep. ‘Wat een schat van een combinatie,’ zei ze. ‘Gooi nóg eens zo’n bonbon op, Mia. Zal ik jullie eens wat zeggen, kinderen? Ze zit jullie gewoonweg op de kop. Dat heb ik in deze drie dagen allang gezien.’ Lenies zachte, blauwe ogen sperden zich wijd open. ‘Je bent mal,’ zei ze. ‘Och, Dot zegt altijd van die onmogelijke dingen.’ Mia had een nijdig rimpeltje tussen haar wenkbrauwen. ‘Ja, nu heeft Dot het gedaan natuurlijk. In de middeleeuwen werd de waarheid met de dood gestraft. Op de pijnbank.’ Ze strekte haar benen weer. ‘Geef me nog één kopje thee, Lenie. Dan ga ’k nog heerlijk even onder zeil.’ Lenie nam de futuristische tea-cosy 161 van de trekpot. ‘En tóch bekijk je Ella verkeerd,’ hield ze vol. ‘Nu goed, ik zal haar de volgende keer eens van de andere kant bekijken gaan 162 ,’ beloofde Dot. ‘Doe gauw die rimpel weg, Mia. Brrr.’ Ze schopte plagend tegen Mia’s witte schoentje. ‘Hoe vindt Pit de dierbare engel?’ ‘O Pi-it!!’ zeiden Lenie en Mia tegelijk. Dan lachten ze beiden. ‘Pit is helemáál onmogelijk,’ vond Mia. Maar Lenie, die haar nichtje toch weer wilde verdedigen, zei: ‘Och, je weet nooit precies wat Pit denkt. Maar ik geloof dat ze in haar hart Ella best aardig vindt.’ ‘Valt me mee.’ Dot nam haar kopje aan. ‘Dan heeft ze toch zeker wel verborgen deugden.’ Ze dronk genietend haar thee. ‘En nu neem ik mijn stoel op en ga daar onder de rododendronstruik liggen slapen. Dan kunnen jullie ’t eens rustig over mijn deugden hebben.’ Haar brede mond toonde al haar schitterend witte tanden. ‘Dag schátten.’ Ze sleepte haar stoel over het grasveld. ‘Als je maar weet dat er spinnen zitten in die rododendron,’ riep Lenie haar na. ‘Dat is louter 163 geluk in de middag,’ riep Dot terug. 161
Het Engelse woord voor theemuts. Kenmerkende constructie voor Van Marxveldt: eerst wordt de infinitief genoemd en daarna pas de persoonsvorm. 163 Enkel/slechts. 162
55
Ze keken haar beiden na, Mia en Lenie. Het sluike, donkere en het sluike, blonde kopje keerden zich naar elkaar toe. ‘Eigenlijk valt Dot wel wat uit de toon,’ zei Mia aarzelend. ‘Ze is niet helemaal ons genre.’ ‘Och, je weet dat ik haar zeker niet zou hebben gevraagd als Pit er niet zo op had aangedrongen. En tante Alice is zelf nog bij moeder geweest om erover te praten.’ ‘Op school vind ik haar wel leuk,’ peinsde Mia. ‘Ik lach me naar om de zotte dingen die ze zegt soms. Maar hier…’ ‘Ze kan soms zo vinnig zijn,’ zei Lenie zacht. ‘Ik kan niet erg goed tegen vinnigheid.’ ‘Ik ook niet. Je hóéft toch niet hatelijk tegen mekaar te doen.’ Mia ging weer achterover leunen. Dot was om de rododendronstruik verdwenen. ‘En zoals ze Ella zopas aanviel. Ik vind het niet aardig…’ ‘Als Pit nu maar eerst hier is, wordt het gezelliger. Voor Dot bedoel ik. Ik begrijp alleen niet dat ze niets van zich laat horen.’ ‘Wanneer zijn je tante en oom op reis gegaan?’ ‘Eergister al. Ze had toch allicht even kunnen schrijven.’ ‘Ja, dat vind ik ook.’ Ze waren het altijd roerend samen eens, de twee ‘aartsvriendinnen’, zoals Dot zei. ‘Weeïg 164 ,’ vond Dot het. Pit en zij konden soms kijven 165 samen tot ze groen zagen. Maar dan: een ferme klap op Dots schouder, een fikse klap op Pits rug en ze waren weer voor een tijdje uitgeraasd. ‘Weet je nog,’ begon Mia weer, ‘hoe heerlijk het hier vorig jaar was?’ ‘Ja, zalig,’ zei Lenie. Er klonk toch wel een beetje spijt in haar stem. Mia bekeek haar handen die sproeten hadden op het blanke vel. Naar vond ze dat. Ze trachtte 166 naar beneden te kijken of ze ook de krans van sproetjes zag op haar kleine, rechte neus. Ze poeierde haar neus in ’t geheim, maar wreef toch altijd vóór ze naar beneden ging de poeier weer weg, omdat ze bang was voor een honende uitval van Dot. Dot kon rúw zijn soms. ‘Is het de vierde of de vijfde zomer dat je met ons hier bent?’ vroeg Lenie. 164
Klef. Ruziemaken. 166 Probeerde. 165
56
‘De vijfde. Weet je niet, we zaten nog op de lagere 167 toen ben ik voor ’t eerst meegegaan.’ ‘Ja, toen hadden we nog vlechten’, lachte Lenie, ‘met een roze of een blauw lint. Jij had zo’n prachtige Schotse strik, weet je nog wel?’ Mia schudde haar korte, donkere helm. ‘Ja, dat weet ik nog best. En onze rokken waren even kort als ze nu zijn.’ ‘We zijn helemaal niet ouder geworden,’ ontdekte Lenie. ‘Zou Dot slapen?’ ‘Zal wel.’ ‘Nog thee?’ ‘Nee, dank je. Ik ga even een boek halen.’ ‘Neem je dan mijn handwerkje mee? Het ligt op de bank in de huiskamer.’ ‘Goed. Zal ik je dan wat voorlezen?’ ‘O dól zeg.’ Lenie dacht: Zo goed is het altijd tussen Mia en mij. We begrijpen mekaar. En ’t zal altijd zo blijven, óók als ik in Lausanne ben, omdat we gelijk denken, gelijk voelen, omdat we, ja, dat was het, ‘gelijkgestemde zielen’ hebben. Ze zou het Mia straks zeggen. Ze had eens ergens in een boek gelezen over ‘gelijkgestemde zielen’. Dot zou zeggen: ‘Och kind’ – nee ‘Och schaap, nonsensica 168 hoor!’
167 168
Lagere school. De lagere school is een voorloper van de basisschool. Een neologisme van Cissy van Marxveldt. Er wordt nonsens/onzin mee bedoeld.
57
En Dot, achter haar rododendron, lag met wijd open ogen voor zich uit te staren en bepeinsde de voordelen van een overmatig bezit van het aloude aardse slijk 169 . Nee, ontevreden was ze eigenlijk nooit geweest. Toen vader en moeder gestorven waren, was zij als kleine peuter van vier jaar bij tante Mies gekomen. Tante Mies scharrelde op de meest eigenaardige manier rond met het kleine kapitaaltje dat geheimzinnige effecten opleverde. Soms was het: ‘We hebben vandaag geen vlees, Dot. Vin je ’t erg, kind?’ En als Dots onverschillige stem dan zei: ‘Natuurlijk niet, tante. Ik heb altijd roeping gevoeld voor vegetariër,’ dan kwam tante Mies een uur na het eten geheimzinnig aandragen met een groot blik perziken of Californische peren 170 , en zei: ‘Hier kind, maak dit blik eens voor me open. Dan ga ik je heerlijk trakteren.’ En als Dot weerstreefde 171 : ‘Maar tante, waarom nou? U hebt uit zuinigheid geen vlees genomen vandaag,’ dan zei tante Mies glunderend: ‘Juist daarom. Het waren de beste die ik krijgen kon.’ En zo was tante Mies met alles. Tante had een naaister die qua vlugheid en goedkoopte alle collega’s met stukken sloeg 172 . Maar juffrouw Knol kon alleen hemdjurken 173 wrochten 174 en díé nog niet eens onberispelijk 175 . Als Dot soms eens in opstand kwam en smeekte: ‘Tante, neem toch eindelijk eens een naaister die ook lánge mouwen fabrieken 176 kan. Laat ze dan maar in vredesnaam wat duurder zijn…’ gooide tante Mies fier 177 haar hoofd achterover: ‘Nee Dot, daar denk ik niet aan. Welke naaister maakt drie jurken op een dag?’ ‘Nu, ze zijn er dan ook naar!’ vond Dot en keek naar een verknipte hals, waardoor haar rechtermouw voortdurend van haar schouder gleed. ‘Kom kind, dat meen je niet. Dat streepje staat je keurig.’ Tante Mies drukte haar lorgnet 178 met duim en wijsvinger beter op haar neus: ‘En een jurk met lange mouwen kopen we dan wel.’ Die werd ook werkelijk gekocht – duur – het enige behoorlijke exemplaar, waar ze tijden op
169
Oude geld. Een toetje van peren met rum. 171 Weerstreefde komt van het werkwoord wederstreven. Het betekent tegenstribbelen. 172 Ver achter zich liet. 173 Jurken zonder taille. 174 Maken. 175 Keurig/foutloos. 176 Maken. 177 Trots. 178 Bril zonder pootjes. 170
58
teren 179 moest. Gelukkig, dacht ze, dat ik zo weinig geef om pracht en praal. Ik ben tevreden in mijn robe-chemise 180 en ik heb het ene jaar de taille wat lager, en het volgende jaar de taille wat hoger. Juffrouw Knol volgt Parijse aanwijzingen, door mij vertaald. En soms heb ik een ceintuurtje als een staart achter me aanbungelen. Dot gaapte. Maar toch, dacht ze, toch zou het niet onaardig zijn als tante Mies ook zo’n schattig buitenhuis had waar we ons acht weken per jaar konden opbergen. En een majordomus en een zwaar zilveren theeservies en een auto, die ik zou kunnen besturen, en een paard… Dot gaapte weer luidruchtig. Een hoge stem zei: ‘O, zit jij hier?’ ‘Ja,’ zei Dot. ‘Wat doe je hier?’ ‘Niets. Ik mafte.’ ‘Waar zijn de anderen? Ik ben door de achtertuin gekomen.’ Dot vouwde de handen over haar maag. ‘Ze zitten op het gázón!’ zei Dot. Ze gaf het woord een Franse klemtoon. ‘Onder de parapluie 181 . Of ze liggen in de vijver. Wat zie jij er verhit uit.’ Ella Heuvelink legde haar handen langs haar wangen. Ze was groot en grof, en het zware, blonde haar droeg ze als een kroon om haar hoofd gewonden. ‘Ja, ik bén ook warm. ’t Is warm, vind je niet?’ ‘Helemaal niet,’ vond Dot. Ze keek onschuldig naar Ella op die boven haar torende. Dot groef haar witte hakken in het gras, schommelde wat met haar stoel heen en weer. Ella zwaaide met het kleine wandelstokje, waarom ze een pastelblauw lint gebonden had in de kleur van haar jurk. Ze keek neer op Dot. ‘Ik heb zo’n vreselijk leuk nieuwtje,’ zei ze dan. ‘O ja?’ Dot groef haar thans 182 groene hakken weer los. ‘Ken jij Sonnewende?’ ‘Nooit van gehoord.’ 179
Mee doen. Overhemdjurk. 181 Frans woord voor paraplu. Ze bedoelt waarschijnlijk de parasol. 182 Vervolgens. 180
59
‘Kom, dat leuke buiten dicht bij het Sparrenbos.’ ‘’k Weet helemaal niet eens dat er hier een Sparrenbos in de buurt is,’ loog Dot. Ella tikte ongeduldig met haar stokje tegen haar been. ‘Doe niet zo bête 183 zeg. We zijn er gisteren nog doorgekomen.’ Dot haalde tien vingers door haar kroezige pruik. Ze wist dat ze er nu úítzag als een Somalilandnegerin 184 . ‘Ik wist niet’, zei Dot, en ze verbeet de grage grinnik, ‘dat jullie een hoop bomen somewhere het Sparrenbos noemen. Nee, hoe kon ik dat weten? Ik ben maar een debutante hier. Ga door met je knaleffecten 185 .’ Ella, die in de drie dagen van Dots verblijf wel twintig keer lust 186 had gehad om Dot door mekaar te rammelen, zei nu lusteloos: ‘Och, Sonnewende is voor de zomer verhuurd.’ ‘Zo. Da’s erg,’ zei Dot. ‘Stond het leeg?’ ‘Ja, wat dacht je dan?’ ‘Nu, het zou toch best voor de rest van het jaar bewoond kunnen zijn. Bosjes mensen verhuren ’s zomers hun huis.’ ‘Sonnewende behoort aan Mr. Huygens, de directeur van de Depositobank.’ Ella plukte een rododendronblad af, draaide dit rond tussen haar vingers. Ze zei het zo afdoend 187 alsof daarmee de zaak voor Dot begrijpelijk moest zijn. ‘Zegt me geen laars. ’k Weet helemaal niet wie die goeie man is,’ knorde Dot. ‘Hij woont altijd in Parijs. Hij komt hier tweemaal per jaar jagen. En hij wil het huis ’s zomers alleen aan eerste klas families afstaan.’ ‘Gelijk heeft hij.’ Dot glimlachte aanminnig 188 . ‘Dat zou ik ook doen als ik een huis te verhuren had.’ ‘Daarom staat het meestal leeg. Hij is misschien een beetje té precieus 189 , begrijp je?’ Dot knikte begrijpend. Dan sprong ze op, wapperde het linnen van haar legstoel heen en weer: ‘Hier, ga even zitten.’ 183
Onnozel. Afrikaanse. 185 Spetterende nieuws. 186 Zin. 187 Stellig/beslist. 188 Bekoorlijk/lief. 189 Kieskeurig. 184
60
‘Nee, dank je wel,’ weerde Ella af. ‘Ik ga zo naar Lenie en Mia.’ ‘Nu, graag of niet.’ Dot plofte weer neer. ‘Dus en nu is ’t verhuurd. Da’s leuk voor de man.’ ‘Ja, en ik hoorde straks op ’t postkantoor dat een jónkheer er twee maanden komt wonen. Hoe vind je?’ Ella raakte weer geanimeerd 190 . ‘Prettig.’ Dot likte met een spitse, rooie tongpunt langs haar lippen. ‘Ik zal de snoes wel nooit zien, maar ik ben toch blij voor meneer Huygens dat Sonnewende in zulke goeie handen komt. Zou het wel een prima jonkheer zijn, denk je?’ ‘Het is een Padt van Heyendaal.’ Ella zei het haast plechtig. ‘Zo. Ja, dat klinkt wel. Maar die naam kan best gefingeerd 191 zijn. Je hoort van zulke gekke dingen tegenwoordig.’ ‘Mama kent de Padt van Heyendaals van vroeger.’ Ella’s blonde wenkbrauwen bewogen zich aristocratisch 192 , vond Dot. ‘Tenminste een tak ervan.’ ‘Als de jonkheer dan maar niet tot een verkeerde tak behoort.’ ‘Och, dwaasheid. Stel je niet zo aan.’ Ella werd plotseling ongeduldig. ‘Jij bent natuurlijk niet zo op de hoogte van de oud-adellijke families, maar dan moet je ook niet…’ ‘O tóch,’ viel Dot geanimeerd in de rede. ‘’k Heb van sommige families zelfs een speciale studie gemaakt. Stambomen en zo. Van geslachten die met de Noormannen in ons land kwamen. Da’s gewoonweg een stokpaard van me. Maar ik ben Padt van – hoe zei je ook weer – nergens tegengekomen.’ ‘Hij is student,’ zei Ella. ‘Zie je wel?’ Dot kuchte somber. ‘Een jonkheer en student. Enfin 193 , laten we er maar het beste van hopen.’ ‘En hij komt hier met nog drie of vier vrienden de zomer doorbrengen.’ Ella kon het niet voor zich houden. ‘Hoe vind je?’ ‘Nu, ik beklaag die arme Huygens. Als er een steen van zijn huis heel blijft…’ ‘Het kan best vreselijk leuk worden,’ zei Ella. ‘Studenten brengen altijd vrolijkheid mee.’ ‘O, dus je denkt met ze aan ’t fuiven te slaan,’ veronderstelde Dot. 190
Enthousiast. Verzonnen. 192 Op de manier van iemand van goede afkomst. 193 Kortom. Ook gebruikt om aan te geven dat je je ergens bij neerlegt of dat je er niet verder op in wilt gaan. 191
61
‘Och kind,’ zei Ella. Ze beet op haar onderlip. ‘Nu, mijn zegen heb je. Fuif maar raak. Misschien kun je nog jonkvrouwe Padt worden. Ja, wie weet. Ik zal me wel op een afstand houden,’ zei Dot bescheiden. Ella draaide zich met een ruk om. Ze stampvoette bijna. ‘Wat jij voor een wonderlijk exemplaar bent…’ zei ze. Ze liep weg op ‘hoge benen’ vond Dot. Dot grijnsde. Tante Mies had een vriendin die schermde 194 altijd met deze frivole 195 uitdrukking. De slager kwam – wanneer zij over het vlees had geklaagd – op hoge benen de reclame tenietdoen, of Mina, het meisje 196 , kwam plotseling op hoge benen de kamer binnen. Wanneer de vriendin van tante Mies die uitdrukking lanceerde, had Dot zich altijd direct levendig de betrokken persoon voorgesteld, wadende 197 op lange, dunne stelten. En ziet, hier ter plaatse zag ze opeens iemand in de meest letterlijke betekenis van het woord op hoge benen weg wandelen. Dot genoot. Ze dacht: Was Pit hier maar vast. Wat zou Pit gnuiven 198 . Sonnewende kon in de Veluwe verzinken voor haar part, met de studenten erbij. O, nu had ze echt slaap gekregen van Ella’s gedaas 199 . Ze strekte haar benen, vouwde haar handen achter haar hoofde, gaapte eens… Dot soesde weg… Ze werd met een schrik wakker doordat de klok in de toren zes dunne slagen uittingde 200 . Ze was huiverig geworden en ze had een gevoel alsof volksstammen spinnen zich op haar rug vermeidden 201 . Ze schudde zich eens, sprong overeind. De zon stond nog hoog aan de hemel, maar door de rododendronbladeren ritselde een zacht briesje. Dot klapte haar stoel samen, sleepte die achter zich aan. Toen ze om het bosje heenkwam, zag ze op het gazon Ella nog zitten en Mia en Lenie, die levendig praatten en gebaarden. Oei Sonnewende, dacht Dot, en de jonkheer. Ik word er gaar van. Ze hoorden haar niet eens dichterbij komen. Dot ving de woorden op: ‘En die vrienden van hem zijn natuurlijk ook allemaal van zijn stand. Dat begrijp je zo.’
194
Gebruikte te pas en te onpas/liep te koop met. Wereldse. 196 Dienstmeisje. 197 Zich begevend/zich een weg banend. 198 Gniffelen/ergens een beetje stiekem plezier om hebben. 199 Zinloos/dwaas geklets. 200 Verzonnen woord door Van Marxveldt. Het is een onomatopee: een door klanknabootsing gevormd woord. 201 Vermaakten. 195
62
‘Waarom is dat nodig?’ vroeg Dot. Ze gooide die vraag als een geweerschot tussen de drie meisjes. ‘Hé, wat doe je ons vervelend schrikken,’ zei Mia kribbig. Ella deed net of ze Dot niet zag. ‘En je weet niet eens waarover we spraken,’ zei Lenie verwijtend. ‘O, tóch wel. Over Sonnewende. ’k Heb er zopas van gedroomd. En over Padje. En zijn vele vrienden. Ze zijn misschien allemaal verloofd,’ zei Dot nuchter. ‘Dat hindert toch niets,’ vond Lenie. ‘Dat kan juist nóg gezelliger worden. Als we ze leren kennen tenminste.’ Dot maakte een achterwaartse beweging met haar elleboog. Ze stak haar tongpunt in haar wang. Ordinair wezen, dacht Ella. Maar Dot zei niets. ‘Het wordt mijn tijd,’ vond Ella. ‘Ik kom vanavond nog wel even aanlopen misschien.’ ‘We brengen je even de tuin door,’ zei Lenie. ‘Ga je ook mee, Dot?’ ‘Nee, dank je wel. Ik ga me schoon maken 202 voor het diner. Ik hul me in een zijden blok 203 . Dot liep neuriënd op het huis toe. Kom, ze wilde zich niet langer buitengesloten voelen. Dat ze arm in arm wegwandelden, Ella torenend boven Lenie en Mia, die – Dot voelde het – bewonderend naar haar opkeken, wat kon het haar bommen 204 ? Ze mochten gaan zoenen straks bij het hek en wuiven en nog eens dáág en dááááág roepen. Het liet haar Siberisch 205 . Dot liep de koele hal binnen en de trap op naar haar kamer. Twee bedden stonden er. Een was voor haar. Een was voor Pit. Malle Pit om maar niet te komen. Dot trok de groezelige hemdjurk uit, waste zich. Met een badhanddoek om ging ze in de brede vensterbank zitten. Mooi dat gezicht over de hei: wijd, groots, eenzaam. Ze zou wel op een paard over de hei willen rennen, ver ver weg. Stel dat ze nu kon paardrijden… o, daar kwamen Mia en Lenie de trap op. Wat een zegen dat ze niet met hun drieën op één kamer sliepen. Ze hoorde het getoeter van een auto. De familie kwam thuis. Dot sprong uit de vensterbank. Ze liet de wasbak leeglopen, poetste met de badhanddoek de bespatte kraan weer glad. Dan haalde ze uit de kast haar wit en lila zijden hemdjurk, de laatste creatie van juffrouw Knol. En aan haar imitatie zijden kous 202
Optutten. Jurk. 204 Schelen. 205 Ijskoud. 203
63
wreef ze haar nagels op. Dat deed ze om niet al te zeer bij de gemanicuurde handen van Lenies moeder af te steken. Eindelijk de gong. Zou ze wachten op Lenie en Mia? Och welnee, maar weer moedig de verschrikkingen beneden tegemoet treden. Ze vond het steeds opnieuw een overwinning om de trap af te dalen, de hal door te waden en de eetkamer binnen te stappen. Vooruit maar weer. De eetkamer was groot en koel. De tuindeuren stonden wijd open. De tafel was gedekt als voor een feest. Dot liep om de tafel heen. Wat roken die rozen heerlijk. Ze snoof eens en ging in de tuindeuren staan. Toen ze aan tafel zaten – Lenies vader groot en zwaar met een basstem en een glimlach die moeilijk scheen te kunnen doorbreken, Lenies moeder tenger en blond met vlugge gebaartjes en een klaterende waterval van woorden plotseling – kreeg Dot weer het onweerhoudbare verlangen naar een rustig onbewoond eiland, waar ze uit de bast van een kokosnoot zou kunnen eten, en drinken uit haar hand. Dot mikte een aardappel op de grond toen de huisknecht de schaal langs haar magere arm hield.
Dot mikte een aardappel op de grond.
‘O jakkes,’ zei Dot. Ze wou zich nog bukken om de gevallen aardappel op te rapen, kleurde toen ze zag hoe Lenies moeder even haar wenkbrauwen optrok. Vervelend gezanik. Ze bleef hier niet. Ze zou tante Mies een brief schrijven dat die een telegram moest sturen dat ze thuis moest komen. Dan ging ze wel twee maanden met tante Mies en
64
op hoge benen in Wijk aan Zee zitten. Duizend keer liever dan hier in deze koele plechtstatigheid 206 . ‘Is er nog wat bijzonders geweest vanmiddag, dot?’ vroeg Lenies moeder. ‘Nee, mevrouw,’ begon Dot al haastig. ‘Nee, moeder,’ zei Lenie. ‘Alleen Ella.’ Dot beet op haar onderlip. Ze wist nu toch al na drie dagen dat Lenies moeder schat en dot en poes en engel zei – behalve tegen haar. Of verbeeldde ze zich dat maar – o, en daar kwam Sonnewende op de proppen, gelukkig. Dat ontbrak er nog net aan. Dot, de zware wenkbrauwen gefronst, kauwde moeizaam door. De huisknecht die als een stenen beeld bij het buffet stond – o, ze had zin om te krijsen! Na het eten dronken ze thee op het terras. Ella kwam aangewiekt 207 over het grasveld en ging zitten in de kring. Een staande schemerlamp brandde. Het gesprek kabbelde om Dot heen, die op het stenen muurtje zat dat het terras afsloot, en met haar benen schommelde. ‘Bel jij even om nog wat warm water, schat?’ ‘Zeker, moeder.’ ‘Heb je ’t niet te koud, poesje?’ ‘Nee, tante.’ Mia die door jarenlange vriendschap gerechtigd was tante te zeggen. ‘Zul je tegen je moeder zeggen dat ik haar morgenmiddag een bezoek kom brengen, schat?’ ‘Ja zeker, mevrouw,’ zei Ella. Nu ben ik aan de beurt, dacht Dot. Nee, het gesprek werd weer handig door Ella op Sonnewende gebracht. Dot kreunde. Hoestte dan. Ze klemde haar handen samen. Vanavond nog zou ze schrijven. Overmorgen kon ze… Ze schoot overeind. Een hese fietsbel luidde. Het grint knerpte. En een frisse, overmoedige stem riep: ‘Zo lui, allemaal op een kluitje op het terras? Daar ben ik!!’ De fiets werd neergegooid. In twee stappen werden de terrastreden besprongen. En in alle toonaarden klonk het: ‘Pit! Pit! Waar kom jij vandaan? Hoe kom jij hier, Pit?’
206 207
Stijfheid/deftige omgeving. Aangelopen terwijl de armen langs de benen zwaaien.
65
‘Dag tante,’ zei Pit. ‘Dag jongens. Ik kom van het station. Op een fiets van de stationschef. Van zijn vrouw, geloof ik. Die heb ik geleend. Dag doddekop.’ Ze woelde door Dots pruik. In een oogwenk verdween tante Mies op hoge benen in het niet. ‘We hadden je toch met de auto kunnen halen, schat,’ zei Lenies moeder. ‘Waarom? Lang zo leuk niet. ’t Was een zalige fietstocht. Zo Ella, wat ben jij koninklijk geworden,’ zei Pit. Ze stond daar jong en uitdagend en lichtte jolig haar vilten hoed van het korte, stralendblonde haar. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben zo gaar als boter. Ik heb een halve dag in de trein gezeten. Ga je even mee naar boven, Dot? Dan ga ik me opknappen.’
Ze stond daar jong en uitdagend.
‘Ik vind dat je best van tevoren had kunnen schrijven, Erica,’ baste 208 de stem van meneer Marees die in de kamer zijn krant zat te lezen. ‘Hoe prozaïsch 209 , oompje,’ riep Pit. Ze liep even naar binnen, sloeg plagend zijn krant weg. ‘Bent u niet dolblij me zo onverwacht te zien? Kom, ga je nog mee, Dot.’ ‘Ja,’ zei Dot. Ze stak haar arm door die van Pit. ‘Lenie,’ riep Pit, ‘plens je een massa water bij de thee? Ik sterf van de dorst.’ Dan slingerde ze Dots armen heen en weer. ‘Vin je ’t hier niet zalig, ouwe jongen?’ 208 209
Knorde. Nuchter.
66
‘Ja, wel nu jij hier bent,’ zei Dot op een toon die ze van Lenie weeïg zou hebben gevonden. ‘Aboe 210 ,’ schudde Pit en racete met Dot de trappen op naar boven.
210
Een neologisme van Van Marxveldt. Het is onduidelijk wat er precies mee bedoeld wordt. Waarschijnlijk zoiets als ‘Kom op’.
67
Hoofdstuk II Pit zat in het bad en zong en plaste. Dot zat op een stoel voor de badkamerdeur en hield de wacht. Want Pit had het slot van de badkamerdeur op een raadselachtige manier geforceerd en vreesde nu diverse invallen. ‘So from London to Alaska, Here is what we want to ask ya, How do you diedeldoedeldadddeldoedeldoe…’ zong Pit. ‘Zit je er nog, Dot?’ ‘Natuurlijk,’ zei Dot. ‘Ik snap alleen niet dat je bang bent dat er iemand binnen zal komen als je zo’n keet schopt 211 .’ ‘Ze kunnen toch best denken dat ik hier in de vensterbank mijn levensvreugd zit uit te krijten 212 ,’ riep Pit terug. ‘So from London to Alaska, tralalalalala – oh stík 213 ,’ zei Pit. ‘Wat is er?’ ‘Zeep in mijn oog, trala lala lala ask ya How do you diedeldoedeldaddelknoedel-ja-doe! – Dóót!’ ‘Yes?’ ‘Wat doe je?’ ‘Ik zit met mijn tenen te spelen,’ gromde Dot. ‘Leuk,’ zei Pit. ‘Ik zeep mijn armen in… So from London to Alaska.’ ‘Pit!’ gilde Dot, ‘ken je geen ander liedje?’ ‘Massa’s. Maar dit zit letterlijk in mijn tête 214 vastgeroest. Ik heb het de laatste drie dagen aldoor moeten zingen voor kleine John. Die was er dol op.’ ‘Ik heb eens twee weken achterelkaar van je hela hola gejammerd.’ 211
Herrie maakt. Schreeuwen. 213 Verdorie. 214 Het Franse woord voor hoofd. 212
68
‘Om te brullen zeg… So from London to Alaska… Zie je wel, Dot? Geef me gauw een andere deun aan de hand.’ Dot wist op dat moment ook geen ander liedje dan het door Pit mishandelde How do you do. ‘Komt er nog wat van? Anders begin ik weer van voren af aan!’ dreigde Pit. ‘Ik weet niets… níéts,’ kermde Dot. Pit lachte. ‘Zeg Dot, je doet me denken aan onze Guus toen die nog student was. Die was ’es een keer naar Den Haag geweest met een paar lui en bij een vriend blijven slapen. ’s Morgens versliep hij zich natuurlijk en kwam pas ’s middags op ’t lab. De professor zei, voor hij zich kon excuseren of wat ook: ‘En waar komt u vandaan, meneer Wendelaar?’ En Guus zeg, was helemaal niet voorbereid. Luister je, Dot?’ ‘Ja, ga door.’ ‘Guus zei: ‘Ik kom uit Den Haag, professor.’ ‘Zo. En had u niet kunnen zorgen op tijd aanwezig te zijn?’ ‘Ja, dat wel, professor – maar ziet u, mijn meisje is gevaarlijk ziek.’ ‘Ah zo,’ zei de professor en keek meewarig 215 , ‘ik wist niet dat… e… u geëngageerd 216 was, meneer Wendelaar.’ ‘’t Is ook nog niet officieel,’ zuchtte Guus. Nu, dat was waar gelukkig. ‘‘En wat mankeert uw meisje?’ vroeg de belangstellende prof… Gauw Dot, noem een gevaarlijke ziekte.’ ‘Hemel ja, ik weet niet… Kinkhoest,’ zei Dot. Pit proestte. ‘Je bent bijna zo erg als Guus. Die kon helemaal niets bedenken. Hij snoot zijn neus maar eens en kroop weg achter zijn zakdoek alsof hij aangedaan was. Eindelijk zei hij gesmoord: ‘Blindedarmontsteking, professor.’ En die prof was zo’n schat zeg, die bood hem direct aan of hij de volgende dag niet weer naar Den Haag wilde…’ ‘En is die prof er nog achter gekomen?’ vroeg Dot. ‘Natuurlijk,’ zei Pit onverschillig. ‘Guus heeft het hem verteld.’ ‘En wat zei hij toen?’ ‘Ja, zover ging het verhaal nooit,’ grinnikte Pit.
215 216
Vriendelijk/met medegevoel. Verloofd.
69
Het was even stil. Dot wipte met haar stoel tegen de badkamerdeur. Pit ploeterde en plaste. Dan begon het geneurie weer en even later schoot Pits stem opnieuw hoog en jubelend los: ‘So from London to Alaska trala lala lala ask ya How do you doeldel…’ ‘Wat is dat hier voor een herrie?’ Over de dikke loper was meneer Marees onhoorbaar dichterbij gekomen. ‘Wie is in de badkamer?’ ‘Alleen maar Pit. Die zingt een beetje.’ Dot voelde zich een schoolkind, betrapt op een onvergeeflijke zonde door een strenge lerares. ‘Erica!’ riep meneer Marees en bonsde op de deur. ‘U mag helemaal niet aan die deur komen,’ gilde Pit. ‘Dot, waar zit je? Het slot is kapoet.’
‘U mag helemaal niet aan die deur komen,’ gilde Pit. ‘Hoe komt dat kapot?’ baste de stem. ‘Nu moet u niet zo onvriendelijk zijn in de vroege morgen. Dat heb ik per ongeluk kapoet gedraaid, oompje.’ ‘Maar allemachtig, hoe kán dat?’ ‘Ja, dat weet ik ook niet. Mijn sterke handen, denk ik. Maar ik geloof wel dat het makkelijk te maken is.’ ‘Ja, daar zul jij wel verstand van hebben. En ik wou dat je niet zo schreeuwde, Erica.’ ‘Schreeuwen? Ik zong!’ zei Pit. ‘So from London to Alaska…’ ‘Erica, tante Mary slaapt nog. Zou je daar rekening mee kunnen houden?’
70
‘O natuurlijk. Ik zal stil zijn. Onmiddellijk. Oom Jules! Luister eens!’ ‘Ja, wat is er nu nog?’ ‘Ik heb de helft van uw badzout gebruikt. Erg?’ ‘Nee, helemaal niet. Als je je mond maar houdt. ’t Wordt een mooie dag vandaag,’ zei meneer Marees tegen Dot. Die bloosde en keek door het grote, gekleurde venster naar buiten. ‘Heerlijk,’ zei ze. Meneer Marees draaide zich om, beende weg. Stilte. ‘Dot, wat doe je?’ ‘Ik sta in de tuin te kijken.’ ‘En ik droog me af… How do you… Vreselijk. Daar zou ik alweer beginnen. Bij Guus en Edith kon je brullen in de badkamer tot je blauw zag. Daar ben ik verwend natuurlijk.’ ‘Daarom heb je mij maar aan mijn lot overgelaten,’ zei Dot. ‘Och kwibus 217 , ik zal voor jou straks ook zingen hoor. Ik ben nu in een wip klaar. Mijn ene bedslofje 218 drijft 219 zeg. Brr, lam 220 gevoel.’ Gehuld in de meest grillige 221 van alle Japanse kimono’s 222 kwam Pit tevoorschijn. Rozig en fris. In de slaapkamer klom Dot weer in de vensterbank en Pit kleedde zich aan, zong, klapte haar hand voor haar mond, neuriede zacht. Ze was als een vogel die de hele dag zingen kon van louter vreugde. ‘Leuke jurk,’ zei Dot. ‘Ja, hm, gaat nogal,’ zei Pit. ‘Wat gaan we doen vandaag?’ ‘Vanmorgen de hei over. Wij tweeën. En vanmiddag… ja, ik heb iets horen mompelen gisteravond over een grote autotocht met Lenie aan het stuur. Ik hoop dat we ’t overleven.’ Dot trok een gezicht. ‘Wie allemaal?’
217
Aanstelster. Een neologisme van Cissy van Marxveldt. Het betekent sok of slipper. 219 Is kletsnat. 220 Vervelend. 221 Aparte/drukke. 222 Een kimono is een Japans kledingstuk dat in het Westen vaak door vrouwen als ochtendjas wordt gebruikt. 218
71
‘Nu, wij vier gratiën 223 natuurlijk, en Ella!’ ‘Hoe vin jij, Ella?’ Dots vraag was een snauw. ‘O, een hobbelpaard,’ zei Pit onverschillig. ‘Ik zal oom Jules vragen of hij me wil leren chaufferen 224 deze vakantie. Grijns eens, Dot.’ ‘Ik vind ’t fijn dat jij er nu eindelijk bent,’ zei Dot. ‘Nu, zo zie je er anders helemaal niet uit. So from London to Alaska… Zou tante Mary wakker zijn denk je?’ ‘Weet ik het?’ Dot schokte met haar schouders. Ze rekte zich eens. Benijdenswaardig humeur heeft die Pit, dacht ze. ‘Kom kind, we gaan afdwalen naar lagere regionen 225 . Misschien is er al thee.’ Maar er was nog geen thee. En ze liepen de tuin in die fris was van dauw. Pit sperde haar mond wagenwijd open. ‘Hoe vin je ’t weer? Is ’t niet bovenaards 226 ? ’t Was ook zo verrukkelijk bij Guus en Edith. Die hebben een buitensporig 227 leuk huis.’ ‘’t Is nog een wonder dat je gekomen bent,’ vond Dot. Pit keek haar eens aan, de wenkbrauwen opgetrokken. ‘O, zijn we weer zo ver,’ zei ze. Dan prikte ze een vinger in Dots zij. ‘Brommerig exemplaar. Als je niet gauw een ander gezicht zet, ijl 228 ik weer naar Guus en Edith terug.’ Nu lachte Dot opeens. ‘Ja, gek zeg, ik ben eigenlijk dolblij in mijn hart. En toch heb ik zin om te mopperen. Als ik alleen maar denk aan Ella’s gehannes 229 vanmiddag, dan zie ik bloed.’ ‘Och, dat hoor ik niet eens. Of ik hannes maar mee. Moet je eens zien hoe ik haar opvoeren kan. Dag Jánus.’ ‘Goeiemorgen,’ zei Janus, de tuinman, die aan ’t wieden was en niet opkeek. ‘Mooie dag vandaag,’ zei Pit. ‘D’r komt onweer,’ voorspelde Janus, de optimist. 223
De godin van de liefde (Venus) had drie gratiën die haar vergezelden. Pit bedoelt er zoiets mee als ‘schoonheden’. 224 Autorijden. 225 Gebieden/sferen. 226 Zalig/hemels. 227 Buitengewoon. 228 Ga (ik) snel. 229 Gezeur.
72
‘Geen kwestie van. Er komt een hittegolf,’ zei Pit. ‘Hoe is ’t met je vrouw?’ ‘’t Zelfde.’ ‘In ’t goede of in ’t kwade?’ vroeg Pit en harkte met een eenzame hark wat onkruid bij elkaar. ‘Daar mot je afblieven,’ zei Janus toornig 230 en hij schoof zijn hoed achterover. ‘Ik wil je helpen, man. Vin je ’t niet fijn dat ik weer op ’t huis logeer, Janus?’ ‘Dat zal wel zo wezen.’ Janus trok zijn hoed weer in zijn gezicht. ‘Mar van die hark blief je af.’ ‘Ik zal er heus niet mee vandoor gaan,’ spotte Pit. ‘Jij bent nu letterlijk helemaal niet veranderd, Janus.’ Janus antwoordde niet. Hij ging door met wieden alsof hij alleen was. De klank van de ontbijtgong werd flauw gehoord. ‘Eten,’ zei Janus zonder opkijken. ‘’t Is altiet mâr eten.’ ‘Ik geloof dat jij anders wel aanleg hebt voor hongerkunstenaar,’ zei Pit. ‘Zou je ’t willen, Janus? In een glazen kist liggen en hopen mensen die naar je komen kijken?’ ‘Veur mien part,’ zei Janus. ‘Ik zal er direct met oom over spreken. Dan zal ik je wel opleiden. Doe de groeten aan je vrouw. Ik kom wel eens aanwaaien 231 .’ ‘Hmm,’ bromde Janus. ‘Als je ’t mar vooruut zegt.’ ‘Natuurlijk. Steek je de vlag uit?’ Janus hoofdschudde en rukte venijnig aan vastzittend onkruid. Pit sloeg hem op zijn schouder. ‘Dag vrolijke Frans.’ Ze stak haar arm door die van Dot. ‘Kom kwibus, we gaan ontbijten.’ Janus zag hen na op zijn hurken gezeten. Hij haalde langzaam een oude, doorrookte pijp uit zijn zak, stopte die, drukte de tabak met een knoestige 232 vinger vast. Hij bromde wat, keek naar de lucht, en blies de eerste rookwolk uit. Pit keek nog eens om, wuifde. ‘Ja, toe mâr,’ zei Janus en zat stil als een Boeddhabeeld. ‘Wat een draak van een vent,’ zei Dot. 230
Boos. Onverwachts en toevallig ergens verschijnen. 232 Ruwe. 231
73
‘Och kom. Hij vloeit niet over van beminnelijkheid 233 – maar in zijn soort is hij best.’ ‘En hoe is zijn vrouw?’ ‘Een gezellige, dikke schommel. Ze was heel vroeger keukenmeid bij oom en tante. En die kan babbelen: ’t is of een waterval over je heen klettert.’ Achter Pit aan stapte Dot de eetkamer binnen. Die wuifde een groet in het rond. ‘Heb ik u wakker gezongen, tante Mary?’ ‘Ja, schat, eigenlijk wel.’ ‘Vond u ’t niet leuk door mijn lieflijk geluid gewerkt te worden? Hallo Mia, wat zie jij er geknakt uit?’ ‘Hoofdpijn. Ik ga straks wat liggen.’ ‘Ja, doe dat,’ zei Lenie. ‘Dan kom ik heel stil bij je zitten. Wat gaan jullie doen?’ ‘O tante, hebt u daar weer die heerlijke marmelade? Dot, die moet je genieten. Wat wij gaan doen? We brengen de fiets weer terug naar de chef.’ ‘Maar engel, zo’n tocht over de hei.’ ‘Helemaal niet. We gaan om de beurt trappen en achterop zitten, niet Dot?’ ‘Waarom schudt u uw hoofd, oom Jules? U lijkt Janus wel,’ zei Pit. ‘De fiets zal ik wel terug laten brengen, Erica.’ ‘Schattig van u. Maar ik doe ’t liever zelf. Ik wou ook wat voor de kleuters kopen, ziet u?’ Meneer Marees, die altijd gevonden had dat Erica, als enig meisje met twee grotere broers, veel te vrij werd opgevoed, deed er maar het zwijgen toe. In de acht weken zomervakantie kon hij Erica niet hervormen. En zijn zuster, Erica’s moeder, zou immers toch altijd te zwak voor haar blijven. Dot, naast Pit, voelde zich vrijer en niet meer zo belemmerd. Ze was nu niet bang dat haar geroosterd brood van haar bord zou dansen of dat ze zich in haar thee verslikken zou. Ze durfde zich zelfs in het gesprek te mengen zonder dat haar stem oversloeg en Albert aanvaardde ze warempel 234 met het gemak van Pit. Na het ontbijt een wolkenloze hemel en de hei, die was als een kleurig tapijt. Pit en Dot trokken er met de fiets op uit. Eerst trapte Pit en zat Dot met opgetrokken benen op de
233 234
Lieftalligheid. Zowaar/zelfs.
74
bagagedrager. Toen trapte Dot en deed Pit haar lange benen in een knoop. En Pit zong. Oude schoolliedjes, waarbij Dot een hese tweede stem fantaseerde, en de Engelse moppen 235 , waarop ze dansten wanneer ze, zoals Pits vader zei, op een van de vele fuiven ‘zijn huis afbraken’. Toen ze bij het kleine stationnetje kwamen, zei Pit: ‘Hè, gelukkig, ik ben Alaska kwijt.’ De chef stond buiten. ‘Maar dat was toch niet nodig geweest,’ zei hij. ‘Ik had die fiets wel even terug laten halen.’ Pit leegde haar tas. ‘Chocola voor de kinderen. Och, wat een knollige 236 kleuter is dat. Kom eens hier, broekenman 237 .’ De chef keek wat verlegen. ‘Dat had u niet moeten doen.’ ‘Waarom niet? Ik vind ’t veel te leuk.’ Pit zal al op de houten bank buiten het station en de broekenman zat op haar knie. Dot stond er wat vreemd bij. In die kinderadoratie 238 kon ze Pit nooit volgen. Er kwam nog een klein meisje bij. En nog een grotere jongen. Pit wist al direct in welke klas de jongen zat en van zijn laatste rapport. ‘Sonnewende is ook bewoond deze zomer,’ zei de chef. ‘Vanmorgen is de auto met de heren voorbijgekomen.’ ‘O ja?’ Pit keek onverschillig. ‘Ja, ik heb gehoord dat het studenten zijn. En een oude dame is er voor de huishouding met een dove dienstbode. Nu, ’t zal wel vertier 239 geven deze zomer.’ ‘Ongetwijfeld,’ zei Pit. Ze knipoogde even naar Dot. Sprong dan op. ‘Is uw vrouw niet thuis?’ ‘Nee, die is even het dorp in. Wilt u niet wachten op koffie?’ ‘Vanmorgen niet. We hebben nog een flinke wandeling voor de boeg. Doet u mijn groeten? En nog wel bedankt hoor. Dag jongens.’ Ze sprong over een bed met goudsbloemen.
235
Liedjes. Lieve/aardige. 237 Dreumes/jochie. 238 Kinderaanbidding. 239 Gezelligheid. 236
75
‘’n Slecht voorbeeld geef ik,’ zei ze over haar schouder tegen de chef. Ze knikte nog eens. Dot verwonderde er zich over dat Pit in het dorp iedereen kende. ‘En alleen van de vakanties die je hier geweest bent?’ ‘Ja natuurlijk.’ ‘En Lenie kent geen kip hier.’ ‘O, maar Lenie heeft niet zo’n democratische aanleg als ik heb,’ zei Pit. Over de straatweg en dwars door de hei weer naar huis. ‘Het is erg jammer, schat, maar jullie kunnen vanmiddag niet gaan rijden. Mia is nog niet helemaal opgeknapt,’ zei mevrouw Marees. ‘O, wij amuseren ons wel,’ zei Pit. ‘Als Mia beter is, kunnen jullie morgen gaan. En dan de lunch meenemen en buiten picknicken.’ ‘Ja leuk, moeder,’ zei Lenie. ‘Mag ik deze zomer leren chaufferen, oom Jules?’ vroeg Pit. ‘Ik denk er niet aan,’ baste die. ‘Ik ben voor jouw armen en benen verantwoordelijk.’ ‘En u hebt het Lenie ook laten leren.’ ‘Ja, maar Lenie is voorzichtig.’ ‘Wie zegt u dat ik niet voorzichtig zal zijn. Ik beloof u dat ik aldoor de voet op de rem zal houden.’ ‘Nee, kind, geen sprake van. Laat Guus het je leren. Of anders Henk.’ ‘Ja maar Guus zegt dat ik de rijdende dood word.’ Meneer Marees zijn zeldzame glimlach brak door. ‘Bepaal jij je maar tot de fiets, Erica. Dat is veiliger.’ ‘Poe,’ zei Pit een beetje teleurgesteld. De volgende dag, natuurlijk had het niet geonweerd ondanks de sombere voorspelling van Janus, maakten Mia en Lenie en Dot de sandwiches klaar. Ella pakte ze in. En Pit zat ernaar te kijken. De sandwiches van Dot waren buitenmodel. De tong puilde aan alle kanten uit. ‘Zou jij ook niet eens wat doen?’ vroeg Ella. ‘Och waarom, ik kijk wel.’
76
‘Moeder heeft in mijn lunchmand een halve kip ingepakt,’ zei Ella. ‘En een flink stuk taart. En ik heb de allerleukste papieren servetjes bij me.’ Mia en Lenie keken gelijk verrukt naar Ella op. Dot trachtte een verfomfaaide 240 sandwich nog wat te fatsoeneren. Ze had een diepe rimpel tussen de wenkbrauwen. Pit hing half over de tafel op beide ellebogen geleund. Ze zong ondeugend: ‘I went to see my darling, last Saturday night Tralálalálalála, when the sun was shining bright, Tralálalálalála…’ ‘Ik heb eens een picknick meegemaakt met de Ewijcks,’ begon Ella, ‘weet je wel, Lenie, die op Dennenhorst hebben gewoond. Die hadden een compleet zilveren lunchstel 241 meegenomen. O, beeldig gewoon. En het tweede meisje diende.’ ‘En ik heb eens een theefuif meegemaakt,’ begon Pit… ‘Hè nee, Pit,’ zei Lenie. ‘Ja tóch, met de – enfin, de naam is zo keiig 242 , die durf ik niet eens uit te spreken. Die hebben een gouden trekpot meegenomen, en…’ ‘Pit!’ riep Lenie weer. ‘En kopjes van het fijnste sèvres 243 . En kelners met fluwelen kuitbroeken 244 en witte handschoenen dienden. Gooi eens een sandwich op, Dot.’ ‘Hè flauw,’ zei Ella. Maar Pit lachte zonnig. ‘Ik hoop dat je ons niet tot gruis rijdt, Lenie, voordat we deze ideale sandwiches verwerkt hebben. En Ella’s halve kip. Zijn jullie nog niet klaar, kinderen?’ ‘Zorg jij nu ten minste voor de thermosflessen met koffie en melk,’ drong Mia. ‘Toe, doe ook ’es wat, Pit.’ Maar Albert kwam al met de flessen binnen vóór Pit nog was opgestaan. Hij had een groot, bleek gezicht en geen wenkbrauwen. 240
Uit model gebrachte. Lunchservies. 242 Geweldig. 243 Frans porselein. 244 Kniebroeken. 241
77
‘Hoe staat de barometer, Albert?’ vroeg Pit. ‘Ik heb er nog niet op gekeken, juffrouw,’ bekende Albert. ‘Denk je dat het weer goed blijft?’ Albert wierp een schuchtere blik door het venster. ‘Ik zou het wel zeggen, juffrouw.’ ‘Hou je van buiten?’ vroeg Pit. ‘Het is mij alles hetzelfde,’ zei Albert. ‘Prettig,’ vond Pit. ‘Ik dacht dat jij de stad zwaarder beminde.’ Albert verwerkte dit even. ‘’t Is mij gelijk,’ zei hij dan. ‘Wensen de dames nog iets?’ ‘Nee, Albert, dank je wel,’ zei Lenie. ‘Ik geloof dat we klaar zijn. Even moeder goeiendag zeggen.’ Mevrouw Marees zat op het terras onder de markies 245 . ‘Nu, dag schatten. Zul je voorzichtig zijn, poesje?’ ‘Ja, moeder, natuurlijk.’ Lenie draaide behoedzaam de grote, blauwe wagen om het grasveld heen. Bij het hek was Janus bezig te schoffelen. ‘Hallo Janus,’ riep Pit. ‘Wat zeg je van ’t weer?’ Janus nam zijn pijp uit de mond. ‘Regen,’ zei hij laconiek. ‘De lucht deugt niet.’ Dot schaterde. ‘En het onweer van gister,’ riep ze. Janus schudde zijn knoestige wijsvinger. ‘Overgedreven.’ De steel van zijn pijp verdween onder zijn hoed. Hij krabde. ‘’t Is nog geen avond,’ zei hij. ‘Zo’n ongeluksprofeet,’ zei Dot. Mia, haar gezichtje zo kalm en blank, zuchtte: ‘Een raar type, die Janus. Ik heb hem nog nooit opgewekt gezien.’
245
Zonnescherm/luifel.
78
‘Hij stelt zich nu al somber voor hoe we vanavond met een beslikte 246 wagen zullen thuiskomen,’ fantaseerde Pit. ‘Dan kan hij die maar weer schoonmaken. ’t Is een snoes van een man. Maar je moet hem weten te vangen.’ ‘Ik geloof dat ik een wanhoopsdaad zou doen als ik zijn vrouw was.’ Dot keek nog eens achterom naar Janus. ‘Welnee, kind, je zou hem ránselen 247 ,’ zei Pit. ‘Je zou het optimisme wel in hem slaan. Of misschien…’ Ze glunderde. ‘Misschien zaten jullie samen genoeglijk 248 te vademen 249 diep in de put. Zag je die leeuwerik, Dot?’ ‘Nee,’ zei Dot. Ze ademde diep op. ‘Ik kan geen leeuwerik van een mus onderscheiden. Hang niet zo buiten de auto, Pit.’ ‘En zag je die papavers tussen het koren? Mia, kom eens uit de plooi, toe. Alsjeblieft, Mia.’ ‘Ik kan hier toch moeilijk gaan dansen,’ zei Mia. Ze kleurde licht. Ze had vaak een gevoel alsof Pit haar in de maling nam. Op school hield ze zich met Lenie meest wat afzijdig. Lenie stuurde kalm de grote wagen over de witte wegen. ‘Zo vertrouwd voel ik mij als Lenie chauffeert,’ zei Mia. ‘O, ik helemaal niet.’ Pit sloeg de armen om haar knieën, trok angstig haar wenkbrauwen samen. ‘Ik heb een voorgevoel dat er zo meteen wat aan het stuur komt of aan de rem. Denk eens aan, Dot, dat we straks in stukjes en brokjes in die grote greppel liggen.’ ‘’n Triest einde,’ vond Dot. ‘Doe toch niet zo ijzig 250 ,’ zei Mia. ‘Zeg, Lenie…’ ‘Ja, leid haar nu alsjeblieft niet af,’ smeekte Pit quasiverschrikt. Lenie keek achterom. ‘Is er wat?’ ‘Niets. We vinden het heerlijk. We prijzen je bekwaamheden 251 om strijd. Draai je om, Lenie.’ ‘Ben je nu werkelijk bang?’ vroeg Mia. ‘Of…’ 246
Vieze. Hard slaan. 248 Aangenaam. 249 De betekenis die Van Marxveldt aan dit woord geeft, komt niet overeen met die uit het woordenboek. Zij bedoelt iets in de trant van mopperen of alles donker inzien. 250 Eng. 251 Capaciteiten/ kwaliteiten. 247
79
‘Och, ze doet het er maar om. Is het niet, Erica?’ Dots grinnik spleet haar gezicht in tweeën. ‘O kinderen, ik denk opeens aan een schoon 252 verhaal van Edith. Guus heeft een nieuwe auto met een heel andere constructie dan zijn oude wagen. Edith moest weer absoluut opnieuw leren chaufferen. En ze was zo aan de oude wagen verknocht, geen enkele instructie bleef haar bij op de kritieke momenten. Als ze moest remmen, deed ze iets wat ze natuurlijk niet moest doen: gelijk een sneltrein schoot de wagen vooruit zeg. Ze heeft massa’s kippen en biggen overreden. Mia keek ongelovig, de fijne wenkbrauwen opgetrokken. ‘Nu ja, zo ongeveer,’ zei Pit. ‘Zullen we wat gaan zingen, jongens? Ella, we gaan zingen!’ Ze tikte Ella op de schouder. ‘Ben je helemaal? Dat doe je toch niet in een auto?’ ‘Waarom niet? Ik wel,’ zei Pit. ‘Neem alsjeblieft niet de allures 253 van dagjesmensen aan,’ zei Ella. ‘Maar wat zijn we dan anders? En we zijn nog niet eens een hele dag uit. Slechts een halve. Dus wat dat aangaat… Kom vooruit, Ella.’ ‘Ik denk er niet aan. En je zult me een groot plezier doen, Pit…’ ‘Om mijn mond te houden natuurlijk. Kind, ik kan niet. Ik borrel over van levenslust. Maar ik wil best een degelijk liedje zingen, hoor Ella. ’t Zonnetje gaat van ons scheiden bijvoorbeeld. Vind je dat geschikt voor een auto?’ Ella neep 254 haar lippen samen. ‘Je zit niet in een vrachtauto,’ zei ze dan. ‘Nee, dat is zo,’ beaamde Pit gretig. ‘Weet je wat, we zullen een opvoedende canon 255 zingen. Lenie begint. O nee, Lenie mag niet meedoen. Dan raakt ze het stuur kwijt. Mia, jij begint: De bezem, de bezem, wat doet men ermee, wat doet men ermee, men veegt ermee, men veegt ermee, de vlóér, de vlóér!! Kom, schiet op, Mia.’ Maar Mia schudde haar hoofd. ‘Ik raak altijd met canons in de war,’ zei ze zacht om niet door Ella te worden verstaan.
252
Mooi. Houding. 254 Verleden tijd van nijpen. Kneep/trok. 255 Een twee- of meerstemmig muziekstuk, waarbij de een na de ander invalt. 253
80
‘Het meervoud is kánonnen,’ zei Pit. ‘Ella, ben je nog van de partij? Nee? Je bent niets feestelijk. Nu Dot, dan wij samen. De bezem, de bézem, wat doet men ermee, wat doet men ermee…’ Dot viel in met haar hese, lage stem. Pit jubelde enthousiast: ‘Men veegt ermee, men veegt ermee. De Vlóér, de Vlóér. De bezem, de bezem…’ Een heer met twee grote koffers in een voorhistorisch Fordje reed voorbij en wuifde naar de aristocratisch blauwe wagen. Pit wuifde terug. ‘PIT!!’ zei Ella. ‘Die man doet natuurlijk in bezems,’ zei Pit. ‘Hij vindt het fijn dat ik zo’n luidruchtige reclame voor hem maak. Dag meneer! De bezem, de bezem, wat doet men ermee, wat doet men ermee…’ ‘Zeg PIT!’ gilde Ella bijna. Dot hing al slap achterover in de kussens. ‘Men veegt ermee, men veegt ermee De VLOER, DE VLOER,’ krijste Pit. ‘Leuk, opgewonden lied! De Bezem, de bézem…’ ‘Pit, als je je mond niet houdt, stap ík uit,’ dreigde Ella. Haar ogen fonkelden. ‘Als je de kip maar hier laat. Nu, weet je wat, ik zal wel binnensmonds wat afdraaien. Ik móét me uitleven. Anders knap ik.’ Zacht zong Pit, haar stem was van een ongewone lieflijkheid opeens, zodat zelfs Lenie achterover ging leunen om niets te missen van wat Pit zong: ‘Must you really sail away my honey boy Must you go now, don’t you know When your ship sails down the bay my honey boy I’ll be true my honey boy to you…’ Het bleef even stil nadat Pit gezongen had. Geruisloos liep de grote wagen verder voort. Pit was uitgeraasd nu. Stil zat ze met haar armen om haar knieën. Ze dacht aan haar vader en moeder die een reis naar de Noorweegse fjorden maakten. Ze dacht aan Johnnie met zijn blonde kuif en zijn ogen als blauwe meren. Ze dacht aan de grote liefde die haar van
81
alle kanten omkoesterde. Ze wist dat ze dankbaar was en gelukkig. Gelukkig om de zon en de zomer en de blijde lucht en de vogels en om haar heerlijke, stralende jeugd… Op een eenzame weg liet Lenie de wagen stilstaan. ‘Hier, bij dat bosje is het ideaal picknicken. We zijn er vaak met vader en moeder geweest, weet je wel, Mia?’ Ze brachten de lunchmanden achter het bosje. ‘Ik zal de tafel wel dekken,’ zei Ella. ‘Heb je daar het tafellaken, Lenie?’ ‘Zul je de messenleggers 256 vooral op de juiste hoogte plaatsen?’ vroeg Pit. ‘Het hindert me zo, zie je, als ik een fout ontdek.’ Ella zweeg. Ella is verstandig, dacht Mia. ‘Ik heb honger als een paard,’ ontdekte Pit toen de kip, omstuwd door vele heerlijkheden op het glanzend servet, prijkte 257 . ‘Snij jij dat beest voor 258 , Ella? Of zal ik het doen?’ ‘Nee, dat zal ík doen,’ zei Ella. En Dot zei: ‘Stel je voor dat we in een mierennest zitten.’ ‘Nee,’ zei Lenie, ‘mieren zijn hier niet. Dat vonden wij altijd zo prettig, weet je wel Mia, dat hier geen mieren zijn.’ ‘Ik heb wel eens een mier opgegeten’, zei Pit, ‘bij een picknick.’ ‘Eng kind,’ zei Ella. ‘Nu ja, niet met opzet natuurlijk. Hij was tussen mijn sandwich gekropen. Het is trouwens al drie jaar geleden,’ zei ze verontschuldigend. Het geluid van een naderbij komende auto deed Lenie omzien. ‘Typisch, hier komt anders nooit iemand voorbij,’ zei ze. De auto hield stil, vlak voor het bosje. Ze keken nu alle vijf door de bladeren naar de weg. Een jongeman in een kaki 259 motorpak stapte uit en kroop onder de wagen. ‘Een defect zeker,’ zei Mia. ‘Ja natuurlijk. Drink je koffie eens uit, Ella.’ ‘Ook gezellig’, vond Dot, ‘om op die stoffige weg rond te kruipen.’ ‘Hebben jullie al wat van Sonnewende gemerkt?’ ‘Nee, jij?’ Lenie vulde Ella’s kopje bedachtzaam. 256
Steuntjes voor de messen om het tafellaken niet vies te maken. Schitterde. 258 Snij… aan. 259 Bruingeel/grauwgeel. 257
82
‘Och, je hoort de meest fantastische verhalen,’ zei Ella. ‘Ik heb al gehoord dat er zes studenten zijn, en acht en vier.’ ‘En ik heb gehoord dat er een oude dame voor de huishouding is en een dove dienstbode,’ vuurde Pit af. ‘Dat wist ik allang,’ zei Ella. ‘Ik zou dolgraag met Sonnewende in contact willen komen.’ ‘Nu, je kuiert 260 er maar eens heen,’ ried 261 Pit. ‘Ik heb wel gehoord dat de jonkheer een buitengewoon interessant mens moet zijn,’ zei Ella. ‘Nu ja, daar is hij dan ook jonkheer voor,’ vond Pit. ‘Mogelijk.’ Ella trok haar wenkbrauwen op. ‘Afkomst en standing 262 verloochenen zich nooit 263 . ‘Nooit!’ zei Pit nadrukkelijk. Ze trok een scheef gezicht naar Dot. ‘Nonsénsica,’ tierde Dot opeens. ‘Jij mag niet meepraten, doddekop,’ zei Pit en knipoogde vervaarlijk 264 tegen haar. ‘Ella heeft gelijk. Vinden jullie ook niet, jongens?’ Mia zei: ‘Alleen al aan de handen kun je iemands afkomst zien. Dat is zo merkwaardig.’ ‘Ja, dat heb ik ook vaak opgemerkt,’ zei Lenie. ‘Ja, en de nagels.’ Ella werd enthousiast. ‘Trouwens, de hele gemakkelijkheid van bewegen, houding, spraak; ik kan in een gezelschap onmiddellijk de man van standing ontdekken en…’
260
Wandelt op je gemak. Verleden tijd van raden. Adviseerde. 262 Stand/status. 263 Verloochenen zich nooit: komen altijd weer tevoorschijn. 264 Heel erg. 261
83
‘Ik kan in een gezelschap onmiddellijk de man van standing ontdekken...’
Dot, vuurrood, wilde weer wat in het midden brengen, maar Pit kneep haar in haar been. ‘Ik ook,’ zei ze. ‘Onmiddellijk.’ Ella prikte een mals stukje kip aan haar vork. ‘’t Is heel gek,’ zei ze dan, ‘maar ik zou me nooit kunnen encanailleren 265 met iemand beneden mijn stand, waarvan je toch zo vaak leest tegenwoordig.’ ‘Ik ook niet,’ zei Pit. ‘Nee, stel je voor.’ Mia staarde in de verte. Lenie deed of ze griezelde. ‘Stel je voor,’ zei ze ook zacht. ‘Als ik alleen maar denk aan onbehouwen 266 manieren… of … ’ Ella schokte met haar schouders, ‘verbeeld je dat ze woorden verbasteren 267 . Ik zou sterven van afgrijzen.’ ‘Ik ook,’ zei Pit weer. ‘O, dráák 268 ,’ prevelde Dot. ‘Die jonkheer Padt van Heyendaal zal wel een aristocraat zijn tot in zijn vingertoppen…’ begon Ella weer. ‘Tot in zijn tenen,’ leefde Pit mee. ‘En zijn vrienden zijn natuurlijk ook van zijn stand,’ peinsde Ella verder. ‘Dat spreekt vanzelf,’ knikte Mia.
265
Inlaten/omgaan met. Lompe/onbeschaafde. 267 Vervormen/verkeerd uitspreken. 268 Lastig/onuitstaanbaar mens. 266
84
‘Schei toch uit met jullie lamme gezanik,’ viel Dot woest uit. ‘Zijn er soms geen massa’s eenvoudige mensen op de wereld die groter en nobeler zijn dan zo’n malle jonkheer of baron met een driedubbele naam.’ ‘Ksst! Ksst!’ hitste Pit op 269 . ‘Voor mij bestaan geen eenvoudige mensen,’zei Ella hooghartig. Een luide stem zei: ‘Weten de dames misschien ook een garage hier in de buurt?’
269
Hitste op: stookte op.
85
4. Verantwoording: hoe is deze editie tot stand gekomen en waarom? Ik heb ervoor gekozen een leeseditie van Een Zomerzotheid te maken, want deze heeft als doel een werk toegankelijk te maken voor een groot publiek. In dit type editie staat de tekst centraal en dus niet de commentaar: de toelichtingen van de editeur. Voor deze uitgave van Een Zomerzotheid is de 1e druk uit 1927 als basistekst (een versie die als basis dient voor de tekst van de editie) gekozen 270 . Aangezien Van Marxveldt alleen sporadische – enkele per hoofdstuk – en nauwelijks relevante wijzigingen in de 5e tot en met de 8e druk heeft aangebracht, zijn deze drukken niet als basistekst gebruikt. Een groot voordeel van het gebruik van de 1e druk is dat deze het minste ‘tekstbederf’ heeft ondergaan; hij bevat weinig drukfouten in tegenstelling tot de latere drukken. Verder heeft uitgeverij Westfriesland in de herdrukken van Een Zomerzotheid – vaak niet geslaagde – moderniseringen in de tekst aangebracht om het boek meer met de tijd te laten meegaan. Een ‘zot kind’ werd bijvoorbeeld een ‘mal kind’. Deze ‘verbeteringen’ staan niet in de 1e druk. De zoon van Cissy van Marxveldt, Leo Beek, heeft in 1997 een poging gedaan om de drukfouten uit het boek te halen en om de tekst in lichte vorm te moderniseren 271 . De tekst is door de eerste ingreep zeker opgeknapt. Een voorbeeld van een tekstreparatie heeft in de volgende zin plaatsgevonden: ‘Dot streek over haar niet aanwezige heupen.’ In de herdrukken was het woord ‘niet’ weggevallen waardoor dus niet meer naar voren komt dat ze zo slank is, maar eerder het tegenovergestelde gesuggereerd wordt. Beek heeft door de toevoeging van het woord ‘niet’ de tekst dus gerepareerd. In een interview heeft Leo Beek een voorbeeld van de tweede ingreep, de modernisering, gegeven. In de jaren twintig waren Engelse woorden in de mode. Hij verving deze door Nederlandse en zo werd ‘darling’ ‘lieveling’ 272 . Ik heb drie bezwaren tegen deze aanpak. Het eerste bezwaar is dat er ingegrepen zijn gedaan door iemand anders dan de auteur. Daarnaast is het doel van deze uitgave: de 270
Exemplaar uit eigen bezit. Hij bekeek voor deze uitgave de 1e druk, een druk tussen de 5e en 8e druk en een uitgave in pocketvorm uit de Witte Ravenserie. Het boek is jarenlang in deze reeks verschenen en daarom kon een willekeurig boek uit de serie bekeken worden. Bron: informatie uit gesprek met Leo Beek. 272 Algemeen Dagblad, 31 juli 1997 271
86
tekst te moderniseren en op te knappen, in mijn ogen niet altijd gelukt. De dubbele aanhalingstekens bij dialogen zijn bijvoorbeeld gehandhaafd, waardoor de tekst gedateerd blijft overkomen. Mijn derde kritiekpunt is dat deze methode niet aan een beter tekstbegrip bijdraagt. Dit is een ander probleem dat bij de meer dan tachtig jaar oude tekst optreedt. De lezer van nu loopt tegen verouderde woorden en constructies aan. Ik heb daarom de tekst zelf allereerst onder handen genomen zodat hij niet meer zo gedateerd overkomt: de spelling is aangepast aan de hedendaagse (wat deels gebeurd is in de herdrukken en wat gedaan is in de uitgave van Beek), en ook de interpunctie (wat nauwelijks gedaan is in de herdrukken en af en toe in de uitgave van Beek). Een voorbeeld van een interpunctie-ingreep is het verwijderen van de komma’s uit de basistekst die er volgens de huidige spelling niet meer horen te staan. Door de tekst te herspellen, het woord ‘heusch’ is bijvoorbeeld in ‘heus’ veranderd, komt de tekst veel minder gedateerd over en is hij toegankelijker. Hierbij is de spelling van 2005 gevolgd. De tekst is nog niet zo verouderd dat hij hertaald zou moeten worden, wat inhoudt dat er veel verder ingegrepen wordt om de tekst ook in deze tijd toegankelijk te maken. Daarnaast is ervoor gekozen om in voetnoten verouderde woorden of constructies uit te leggen, zodat de lezer die meer informatie wil, deze kan krijgen en als hij er geen behoefte aan heeft, deze kan overslaan. Dit roept de vraag op welke woorden en constructies ik wel als verouderd beschouw en welke niet. Dit is grotendeels een gevoelsmatige keuze geweest, want helaas zijn hier geen richtlijnen voor en wordt er in de vakliteratuur vrij algemeen over gesproken. Ik heb in de volgende gevallen overwogen of ik in moest grijpen 273 :
Verouderde taal, taalconstructies en idioom 274
Woorden of woordgroepen uit een andere taal
Titels van of citaten uit boeken, gedichten en liedjes
Geografische namen
273
Honnefelder 1985, p. 316-317 en Mathijsen 1997, p. 343-345 Van Marxveldt besteedt veel aandacht aan de karakteristieke manier waarop personages spreken (idioom), waarbij ze creatief met taal omgaat. Ze gebruikt veel voor de hedendaagse lezer apart aandoende woorden of constructies, zoals ‘ademde diep op’ (p. 79) in plaats van ‘ademde diep in’. Deze zijn – als ze voor de huidige lezer te begrijpen zijn – niet aangepast, omdat ze zo kenmerkend voor deze schrijfster zijn. Een enkele keer is een voetnoot zo’n woord of constructie uitgelegd als deze vragen oproept of iets illustreert wat ik in de inleiding genoemd heb.
274
87
Namen van instellingen
Gewoonten, gebruiken, gebruiksvoorwerpen, normen en zeden
Passages waarbij informatie vereist is die de hedendaagse lezer niet heeft en die de ‘historische’ lezer wel had
De informatie in de voetnoten is in principe afkomstig uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Slechts in een aantal gevallen heb ik andere bronnen geraadpleegd. Dit betreft de volgende noten: 144: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hogere_burgerschool en http://www.20eeuwennederland.nl/themas/scholen%20en%20onderwijs/poort%20naar%20nieuwe%20kans en/921.html 152: http://www.dbnl.org/tekst/gros006hoeh01_01/gros006hoeh01_01_0040.htm 160: Standaard woordenboek Frans - Nederlands Nederlands - Frans 167: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lagere_school 170: http://www.keukentips.nl/recept.php?id=1228 180: http://www.tendances-de-mode.com/conseil-450 214: Standaard woordenboek Frans - Nederlands Nederlands - Frans
De leestekst en een deel van de inleiding zijn gelezen door vier proefpersonen uit de doelgroep: twee meisjes van 14 en twee vrouwen van 56 en 70 jaar, waardoor ik meer inzicht in hun woordenschat en (voor)kennis heb gekregen en in de mate waarin de editie in de smaak valt. Daarbij komt dat ik als twaalfjarig meisje Een Zomerzotheid heb gelezen en mij nog bewust ben van bepaalde woorden die ik toen niet kende. De eerste keer dat een woord of constructie voorkomt, is deze geannoteerd. Woorden die niet verouderd zijn maar waarbij de mogelijkheid bestaat dat de hedendaagse (jonge) lezer ze niet kent, zijn niet uitgelegd. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘futuristische’ (p. 55). Er is voor het weglaten van uitleg bij dit soort woorden gekozen, omdat de lezer ze kan opzoeken in de Van Dale. Verder blijft de tekst hierdoor redelijk ‘schoon’ zodat deze de lezer niet afschrikt door de hoeveelheid voetnoten. Tot slot een opmerking over de illustraties. Ik heb voor het behoud hiervan – inclusief het onderschrift als dat erbij stond – gekozen, omdat ze kenmerkend zijn voor 88
een traditioneel meisjesboek en omdat ze de tekst levendig maken. Mijn keuze is uitgegaan naar de illustraties uit de 1e druk van Hans Borrebach boven de nieuwe die in de loop der jaren verschenen, die onder andere ook van de hand van Borrebach zelf zijn. Van Marxveldt heeft ingestemd met de afbeeldingen en de onderschriften uit de 1e druk, terwijl het de vraag is of ze dat bij de latere drukken ook gedaan zou hebben; ze was al gestorven toen Een Zomerzotheid regelmatig in een nieuw jasje werd gestoken. Daarnaast behouden de originele illustraties de sfeer van het werk, terwijl de latere vaak aangepast zijn aan de tijd waarin ze zijn uitgebracht. Aangezien Borrebach in 1991 is overleden, zal in overleg met de erven besloten moeten worden of de illustraties mogen worden gebruikt 275 .
4.1 Ingrepen in de basistekst De 1e druk van Een Zomerzotheid diende als basistekst, maar regelmatig hebben er ingrepen plaatsgevonden om de tekst toegankelijker te maken voor de hedendaagse lezer. In twijfelgevallen is in principe de basistekst gevolgd. Bij de individuele ingrepen – met name op woordniveau – zijn de herdrukken geraadpleegd, omdat deze soms voor helderheid zorgden. Ik heb me gehouden aan de richtlijnen die in het handboek Naar de letter. Handboek editiewetenschap door Marita Mathijsen zijn opgesteld. Hieronder volgen de algemene ingrepen, een lijstje met individuele gevallen, de stilzwijgende ingrepen en de niet-aangepaste zaken.
4.1.1 Algemene ingrepen De tekst is herspeld volgens de spelling van 2005: -
Het woordbeeld is aan deze tijd aangepast. Het woord ‘ouderwetsche’ werd bijvoorbeeld ‘ouderwetse’ (p. 52);
-
Oude werkwoordsvormen zijn aangepast aan de hedendaagse, zoals ‘jullie snapt’ werd ‘jullie snappen’ (p. 50), tenzij ze een functie hebben. Deze uitzonderingen staan onder het kopje ‘niet-aangepaste zaken’;
-
Verouderde constructies zijn aangepast aan de hedendaagse. Bijvoorbeeld ‘den eten’ werd ‘het eten’ (p. 53). Hoewel het in de editiewetenschap ongebruikelijk is
275
Salverda 1995, p. 3
89
naamvalsuitgangen weg te werken 276 , heb ik dit toch gedaan om de leesbaarheid van de tekst te vergroten; -
Het woord ‘beide’ is ‘beiden’ geworden als het naar twee mensen verwijst en dit is bijvoorbeeld het geval op p. 55. In het WNT staat deze regel ook, dus het kan zijn dat Van Marxveldt deze regel niet kende. Het is ongebruikelijk in de editiewetenschap om geïntendeerde fouten (dus fouten die ontstaan zijn omdat de auteur onbekend was met de spelwijze) te verbeteren 277 , maar omdat in deze editie de toegankelijkheid voorop staat, heb ik hiervoor gekozen;
-
Woorden die aan elkaar geschreven zijn, zijn los geschreven als dit moest volgens de spelling van 2005, dus ‘groenbestreept’ werd ‘groen bestreept’ (p. 50);
-
Woorden die los geschreven zijn, zijn aan elkaar geschreven als de spelling van 2005 dit voorschrijft. Zo werd ‘er uitziet’ ‘eruitziet’ (p. 50). Hetzelfde geldt voor de bezittelijke voornaamwoorden die bestaan uit een apostrof die gevolgd wordt de letter s: ‘Lenie’s moeder’ is ‘Lenies moeder’ geworden (p. 52).
De interpunctie is aangepast aan de spelling van 2005: -
De klemtoontekens zijn aangepast aan die van 2005. Het woord ‘gèk’ werd dus ‘gék ‘(p. 51);
-
De enkele gedachtestreep is weggehaald als de gedachtestreep de zin níét van richting doet veranderen, want dit is namelijk de huidige functie van een enkele gedachtestreep. ‘– Nee’ werd daarom ‘Nee’ (p. 51). Als deze vervangen is door een andere vorm van interpunctie, is dit aangegeven bij de individuele ingrepen;
-
De aanhalingstekens bij gedachten zijn verwijderd, omdat deze daar tegenwoordig niet meer gebruikt worden.
-
De volgorde van de komma en het aanhalingsteken is een enkele keer aangepast, zoals in de volgende zin met een onderbroken citaat: ‘‘Ja, toen hadden we nog vlechten’, lachte Lenie, ‘met een roze of een blauw lint.’’ (p. 57). Als de komma niet tot het citaat behoort, is het leesteken buiten het aanhalingsteken gezet. De
276 277
Mathijsen 1997, p. 259 Mathijsen 1997, p. 260
90
komma na ‘vlechten’ staat daarom na het aanhalingsteken. Als de komma tot het citaat behoort, komt de komma binnen het aanhalingsteken te staan; -
De komma is weggehaald als die er volgens de spelling van 2005 niet hoort, zoals de komma na de volgende korte hoofdzin: ‘Pit komt altijd, als je haar het minst verwacht’ (p. 50). Dit is ook gebeurd in erg korte zinnen waar onnodig een komma na ‘die’ of ‘dat’ staat. Zoals bij ‘Stappen, die weggingen’ (p. 52). Bij twijfelgevallen waarin een komma niet per se nodig is, is Van Marxveldts keuze gehandhaafd;
-
Als er een komma nodig is volgens de spelling van 2005 terwijl deze niet in de basistekst staat, is deze toegevoegd. Van Marveldt plaatste soms komma’s in opsommingen en soms niet. Bij nevengeschikte bijvoeglijke naamwoorden heb ik gekozen voor het consequent doorvoeren van de komma, zoals in ‘het sluike, blonde kopje’ (p. 56). Van Marxveldt zette niet altijd komma’s bij aanspreekvormen. Er is gekozen voor het consequent doorvoeren van komma’s, zoals in ‘Zo koel als jij eruitziet, Mia,’ (p. 50). Tot slot is er – als dit niet het geval was – een komma geplaatst tussen twee werkwoorden, behalve als het ging om een erg korte, samengestelde zin. In de volgende zin is een komma toegevoegd ‘‘Iemand met zo’n mond als ik heb, kan zich wel gaan opbergen.’’ (p. 51);
-
Van Marxveldt gebruikte een punt aan het einde van directe rede als daarna een stukje vertellerstekst volgt. Een enkele keer is dit niet consequent doorgevoerd, zoals bij het woord ‘nagels,’ in ‘‘Ja, en de nagels,’ Ella werd enthousiast.’ In die gevallen, zoals in dit voorbeeld op p. 83, is de komma vervangen door een punt.
4.1.2 Individuele ingrepen:
Lexicale ingrepen: -
De volgende zin liep niet, omdat er in plaats van het laatste ‘we’ ‘het’ stond. Lenie dacht: Zo goed is het altijd tussen Mia en mij. We begrijpen mekaar. En ’t zal altijd zo blijven, óók als ik in Lausanne ben, omdat we gelijk denken, gelijk voelen, omdat we, ja, dat was het, ‘gelijkgestemde zielen’ hebben. (p. 57). Deze ingreep vergroot de leesbaarheid.
91
-
Er heeft een grammaticafout gestaan in de zin: ‘Tante Mies scharrelde op de meest eigenaardige manier rond met het kleine kapitaaltje dat geheimzinnige effecten opleverde’ (p. 58). Er stond namelijk een ‘n’ na ‘opleverde’, terwijl het naar een enkelvoudige constructie verwijst (‘het kleine kapitaaltje dat’). Dit is verbeterd vanwege de leesbaarheid;
-
In de zin: ‘‘Ja zeker, mevrouw,’ zei Ella.’ (p. 65) is het woordje ‘zei’ toegevoegd – en de komma die aan dit woord voorafgaat heeft de punt vervangen omdat dit overeenkomt met de huidige spelling – want deze leek weggevallen te zijn. Aangezien Van Marxveldt nergens alleen een naam achter een stukje dialoog zet, heeft deze ingreep plaatsgevonden.
-
Op p. 66 heb ik Erika in Erica veranderd, omdat in de rest van het boek deze naam met een ‘c’ geschreven is;
-
Het onderschrift van de illustratie op p. 70 bevatte de woordgroep ‘de deur’. Het is een citaat van Pit dat op dezelfde pagina weergegeven is, alleen staat daar ‘die deur’. Daarom heb ik het onderschrift aangepast en ‘die’ ingevuld;
-
In de zin: Benijdenswaardig humeur heeft die Pit, dacht ze. (p. 72) ontbrak het woord ‘heeft’. Deze heb ik toegevoegd want het lijkt erop dat dit woord is weggevallen en deze ingreep verbetert de leesbaarheid;
-
De ‘s’ van ‘buitenmodels’ (p. 76) heb ik verwijderd, omdat de vraag rijst of deze hier wel hoort te staan.‘Buitenmodel’ is tegenwoordig een veel gebruikelijker woord is en omdat deze ingreep de leesbaarheid bevordert, is hiervoor gekozen;
-
Ik heb het woord ‘te’ toegevoegd in de zin: ‘Misschien zaten jullie samen genoeglijk 278 te vademen 279 diep in de put.’ (p. 79), omdat het erop lijkt dat het weggevallen is. Deze toevoeging zorgt ervoor dat de lezer door kan lezen en niet blijft ‘hangen’;
-
Het woordje ‘van’ is toegevoegd aan het eind van de volgende zin: ‘Zacht zong Pit, haar stem was van een ongewone lieflijkheid opeens, zodat zelfs Lenie achterover ging leunen om niets te missen van wat Pit zong’. (p. 81).
278
Aangenaam. De betekenis die Van Marxveldt geeft komt niet overeen met die uit het woordenboek. Zij bedoelt: mopperen of alles donker in te zien.
279
92
Waarschijnlijk is dit woordje weggevallen. Bovendien vergroot deze ingreep de leesbaarheid voor de hedendaagse lezer; -
Op p. 82 is het woord ‘een’ voor ‘honger’ verwijderd en werd hierdoor: ‘‘Ik heb honger als een paard,’ ontdekte Pit.’ Dit kan een geïntendeerde fout zijn of een slordigsheidsfoutje. Ik heb ervoor gekozen dit te verbeteren, omdat de leesbaarheid in deze editie voorop staat;
-
In de 1e druk staat dat Ella, Lenie, Mia, Dot en Pit ‘alle vier’ keken, terwijl ze met z’n vijven zijn. Dit heb ik op p. 82 veranderd in ‘alle vijf’ om verwarring te voorkomen.
Interpunctie-ingrepen: -
In de volgende zin is het ongebruikelijk volgens de spellingsregels van 2005 het eerste beletselteken (het leesteken dat uit een aantal puntjes bestaat, bijvoorbeeld om te laten zien dat een zin afgebroken is) en de aanhalingstekens te handhaven. De zin ‘Mia schudde even haar hoofd…,,Zo ontoonbaar als Dot er altijd uitzag…’’’ werd daarom ‘Mia schudde even haar hoofd. Zo ontoonbaar als Dot er altijd uitzag…’ (p. 51);
-
Verder hoort in de volgende zin de dubbele punt niet thuis: ‘En Mia en Lenie schenen dit alles te aanvaarden als zoo heel gewoon: Eigenlijk gemeen van Pit om haar deze eerste dagen in de steek te laten’ (p. 52). De dubbele punt na ‘gewoon’ is een punt geworden;
-
In de zin: ‘Dot zou zeggen: ‘Och kind’ – nee ‘Och schaap, nonsensica hoor!’’ (p. 57) hebben er drie individuele ingrepen plaatsgevonden. Namelijk de dubbele punt na ‘zeggen’ is toegevoegd, de enkele gedachtestreep na ‘nee’ is weggehaald omdat de eerste al aangeeft dat de zin van richting verandert en het tweede ‘Och’ is met een hoofdletter geschreven, omdat dit het begin van een zin van Dot zou zijn;
-
In de zin: ‘Mooi dat gezicht over de hei – wijd, grootsch, eenzaam.’ verandert de enkele gedachtestreep de zin niet van richting, iets wat de huidige functie daarvan is. Daarom heb ik deze op p. 63 vervangen door een dubbele punt, want hierdoor wordt duidelijk wat dat gezicht over de hei inhoudt;
93
-
In de volgende zin heb ik de enkele gedachtestreep na het eerste ‘niets’ vervangen door het beletselteken: ‘‘Ik weet niets… níéts,’ kermde Dot.’ (p. 69). De reden hiervoor is dat de enkele gedachtestreep niet de tegenwoordige functie vervulde, namelijk de zin van richting veranderen, en weglaten was ook geen optie omdat er dan twee keer hetzelfde woord achter elkaar zou staan. Door het plaatsen van het beletselteken blijft de spanning in de zin toch behouden;
-
De kringeltjes tussen de ‘e’ en de ‘a’ om het gehakkel van de professor weer te geven, zijn veranderd in puntjes: ‘‘Ah zo,’ zei de professor en keek meewarig 280 , ‘ik wist niet dat… e… u geëngageerd 281 was, meneer Wendelaar.’’ (p. 69). Dit maakt de zin duidelijker dan de kringeltjes;
-
In de volgende zin stonden er alleen aanhalingstekens na de punt: ‘Dot wist op dat moment ook geen ander liedje dan het door Pit mishandelde How do you do.’ (p. 69). Waarschijnlijk was dit een tikfoutje, want in de rest van de tekst worden liedjes niet tussen aanhalingstekens gezet. Daarom zijn deze aanhalingstekens verwijderd;
-
De enkele gedachtestreep is vervangen door een dubbele punt in: ‘‘En die kan babbelen: ’t is of een waterval over je heen klettert.’’(p. 74). De zin wordt namelijk niet van richting veranderd, terwijl de dubbele punt aangeeft dat er nog wat uitgelegd/toegevoegd wordt;
-
Het beletselteken is in plaats van de enkele gedachtestreep geplaatst in de zin: ‘Tralálalálála…’ (p. 77). De zin verandert namelijk niet van richting en de drie puntjes laten zien dat er nog wat na komt;
-
Op p. 77 staat een deel van een liedje. Er is voor en na het liedje een witregel geplaatst. De reden hiervoor is dat in één oogopslag duidelijk is dat het een apart stukje tekst is en dat vergroot de leesbaarheid;
-
De enkele gedachtestreep is vervangen door een dubbele punt in: ‘Als ze moest remmen, deed ze iets wat ze natuurlijk niet moest doen: gelijk een sneltrein schoot de wagen vooruit zeg’ (p. 80). De zin verandert namelijk niet van richting en de dubbele punt geeft aan dat iets uitgelegd/toegelicht wordt;
280 281
Vriendelijk/met medegevoel. Verloofd.
94
-
Op p. 81 is de enkele gedachtestreep na ‘Pit’ vervangen door een komma: ‘Zacht zong Pit, haar stem was van een ongewone lieflijkheid opeens, zodat zelfs Lenie achterover ging leunen om niets te missen van wat Pit zong.’ De zin verandert namelijk niet van richting en de komma geeft een pauze aan;
-
Op p. 81 staat een liedje. Aan het begin van elke liedregel staan aanhalingstekens, maar ze worden niet gesloten. Er is voor gekozen om – net als bij de andere liedjes in het boek– de eerste regel met een aanhalingsteken te openen en de laatste met een aanhalingsteken te sluiten. Verder is er voor en na het liedje een witregel geplaatst zodat duidelijk wordt dat het om een apart stukje tekst gaat. Dit maakt de tekst overzichtelijker en dus leesbaarder;
-
De aanhalingstekens voor ‘mieren’ stonden de verkeerde kant op en zijn aangepast en werd hierdoor: ‘‘Nee,’ zei Lenie, ‘mieren zijn hier niet.’’ (p. 82);
-
De enkele gedachtestreep is vervangen door een puntkomma in: ‘Trouwens, de hele gemakkelijkheid van bewegen, houding, spraak; ik kan in gezelschap onmiddellijk de man van standing ontdekken en…’ (p. 83). De reden hiervoor is dat de zin niet van richting verandert, maar dat de puntkomma aangeeft dat er op het eerste deel van zin wordt voortgeborduurd;
-
In de volgende zin stonden drie gedachtestrepen: na ‘manieren’, na ‘of’ en na ‘schouders’: ‘‘Als ik alleen maar denk aan onbehouwen 282 manieren… of … ’ Ella schokte met haar schouders, ‘verbeeld je dat ze woorden verbasteren 283 .’’ (p. 84). Deze zijn vervangen door twee beletseltekens en door een komma, omdat dit de zin leesbaarder maakt voor de lezer van nu.
4.1.3 Stilzwijgende ingrepen Stilzwijgende ingrepen zijn ingrepen die zonder verdere verantwoording kunnen worden uitgevoerd. De volgende stilzwijgende hebben plaatsgevonden: -
Van Marxveldt was inconsequent in het doorvoeren van het aantal puntjes in het beletselteken. Er is voor gekozen om steeds drie puntjes te gebruiken;
-
282 283
Dubbele aanhalingstekens bij dialogen zijn vervangen door enkele;
Lompe/onbeschaafde. Vervormen/verkeerd uitspreken.
95
-
Typefouten zijn verbeterd, zoals het woord ‘heelijk’ dat ‘heerlijk’ (p. 54) is geworden;
-
Kringeltjes tussen lettergrepen zijn streepjes geworden, dus het werd bijvoorbeeld ‘ab-so-luut’ (p. 51).
4.1.4 Niet-aangepaste zaken -
De alinea-indeling van de tekst is niet aangepast, omdat deze helder is voor de hedendaagse lezer;
-
Het dialect dat Janus de tuinman spreekt is ongewijzigd weergegeven, ook als het niet correct Nederlands is. De reden hiervoor is dat de sfeer hierdoor behouden blijft;
-
Het woord ‘overgeorven’ (p. 50) is bewust niet aangepast aan de spelling van 2005. Hier heb ik geen ‘overgeërfd’ van gemaakt want het past bij het pubermeisje Dot deze variant te gebruiken. Ik vermoed dat in 1927 deze vorm ook al niet de officiële was, want het WNT geeft dit voltooid deelwoord niet weer;
-
Het woord ‘legstoel’ is legstoel gebleven (p. 54 en 60). Het lijkt erop dat het een neologisme is, want het staat het niet in het WNT, wat erop kan wijzen dat Van Marxveldt het bedacht heeft. Verder komt dit woord ook in Vriendinnen voor (p. 214), waardoor het dus geen verschrijving blijkt te zijn. Het zou kunnen zijn dat Van Marxveldt een fout heeft gemaakt omdat ze dacht dat dit de goede benaming was, maar dat is niet logisch want ‘ligstoel’ is geen ongebruikelijk woord;
-
Als tante Mies, Dot of Pit ‘Vin je’ gebruikt in plaats van ‘Vind je’ is dit niet aangepast. Dit taalgebruik past bij tante Mies die uit een niet zo’n rijk milieu komt maar het hoort ook bij de bakvissentaal van Pit en Dot. Een voorbeeld waarbij Pit zo spreekt is: ‘Vin je ’t hier niet zalig, ouwe jongen?’ (p. 66);
-
In de zin: ‘Geef me gauw een andere deun aan de hand.’ (p. 69) had ‘Geef’ vervangen moeten zijn door ‘Doe’. De eerstgenoemde uitdrukking staat namelijk niet in het WNT en de Van Dale. Toch heb ik de zin niet aangepast, omdat het kenmerkend is voor de bakvis Pit deze fout te maken;
96
-
Het woord ‘kapoet (p. 70) heb ik niet in ‘kapot’ veranderd. Het is voor de lezer duidelijk wat er bedoeld wordt en het hoort bij Pit dit woord te verbasteren;
-
De volgende zin is ongewijzigd gebleven: ‘‘Vin je ’t niet fijn dat ik weer op ’t huis logeer, Janus?’’ (p. 73). De reden hiervoor is dat het past bij Pit ‘op ’t huis logeer’ te zeggen in plaats van ‘in ’t huis logeer’;
-
Het spreektaalachtige ‘Hou’ van Pit in ‘‘Hou je van buiten?’’ (p. 78) is niet veranderd in ‘Houd’, omdat dit karakteristiek is voor Pit.
97
Sample Ik heb besloten een sample toe te voegen, zodat er meer zicht komt op mijn ingrepen in de basistekst. Met opzet heb ik een van de passages gekozen die ik het lastigst te editeren vond, maar die tegelijkertijd ook kenmerkend is voor de hele editie. De moeilijkheid zat hem vooral in de vele woorden waar de lezer mogelijk uitleg bij nodig zou hebben. Het karakteristieke is de dialoog die zo kenmerkend is voor dit boek. Aan de linkerkant staat de tekst van de 1e druk, aan de rechterkant mijn leeseditie. De lichtblauwe markeringen geven aan dat ik ingegrepen heb. Als slechts één letter aan het eind van het woord lichtblauw gekleurd is, betekent dit dat ik een komma na dit woord heb toegevoegd.
En zoo was tante Mies met alles. Tante had een
En zo was tante Mies met alles. Tante had een
naaister die qua vlugheid en goedkoopte alle
naaister die qua vlugheid en goedkoopte alle
collega’s met stukken sloeg. Maar juffrouw Knol
collega’s met stukken sloeg 284 . Maar juffrouw
kon alleen hemdjurken wrochten en diè nog
Knol kon alleen hemdjurken 285 wrochten 286 en díé
niet eens onberispelijk. Als Dot soms eens in
nog
opstand kwam, en smeekte: ,,Tante neem toch
niet eens onberispelijk 287 . Als Dot soms eens in
eindelijk eens een naaister die ook lànge mouwen
opstand kwam en smeekte: ‘Tante, neem toch
fabrieken kan. Laat ze dan maar in vredesnaam
eindelijk eens een naaister die ook lánge mouwen
wat duurder zijn…’’gooide tante Mies fier haar
fabrieken 288 kan. Laat ze dan maar in vredesnaam
hoofd achterover: ,,Nee Dot, daar denk ik niet aan.
wat duurder zijn…’ gooide tante Mies fier 289 haar
Welke naaister maakt drie jurken op een dag?’’ –
hoofd achterover: ‘Nee Dot, daar denk ik niet aan.
,,Nu, ze zijn er dan ook naar!’’ vond Dot en keek
Welke naaister maakt drie jurken op een dag?’
naar een verknipte hals, waardoor haar
‘Nu, ze zijn er dan ook naar!’ vond Dot en keek
rechtermouw voortdurend van haar schouder gleed. naar een verknipte hals, waardoor haar – ,, Kom kind, dat meen je niet. Dat streepje staat
rechtermouw voortdurend van haar schouder gleed.
284
Ver achter zich liet. Jurken zonder taille. 286 Maken. 287 Keurig/foutloos. 288 Maken. 289 Trots. 285
98
je keurig.’’ Tante Mies drukte haar lorgnet met
‘Kom kind, dat meen je niet. Dat streepje staat
duim en wijsvinger beter op haar neus: ,,En een
je keurig.’ Tante Mies drukte haar lorgnet 290 met
jurk met lange mouwen koopen we dan wel.’’ Die
duim en wijsvinger beter op haar neus: ‘En een
werd ook werkelijk gekocht – duur – het eenige
jurk met lange mouwen kopen we dan wel.’ Die
behoorlijke exemplaar, waar ze tijden op teren
werd ook werkelijk gekocht – duur – het enige
moest. ,,Gelukkig,’’ dacht ze, ,,dat ik zoo weinig
behoorlijke exemplaar, waar ze tijden op teren 291
geef om pracht en praal. Ik ben tevreden in mijn
moest. Gelukkig, dacht ze, dat ik zo weinig
robe-chemise, en ik heb het eene jaar de taille wat
geef om pracht en praal. Ik ben tevreden in mijn
lager, en het volgende jaar de taille wat hooger.
robe-chemise 292 en ik heb het ene jaar de taille wat
Juffrouw Knol volgt Parijsche aanwijzingen, door
lager, en het volgende jaar de taille wat hoger.
mij vertaald. En soms heb ik een ceintuurtje als een Juffrouw Knol volgt Parijse aanwijzingen, door staart achter me aanbungelen.’’ – Dot gaapte. –
mij vertaald. En soms heb ik een ceintuurtje als een
,,Maar toch,’’ dacht ze, – ,,toch zou het niet
staart achter me aanbungelen. Dot gaapte.
onaardig zijn, als tante Mies ook zoo’n schattig
Maar toch, dacht ze, toch zou het niet
buitenhuis had, waar we ons acht weken per jaar
onaardig zijn als tante Mies ook zo’n schattig
konden opbergen. En een major-domus en een
buitenhuis had waar we ons acht weken per jaar
zwaar zilveren theeservies en een auto, die ik zou
konden opbergen. En een major-domus 293 en een
kunnen besturen, en een paard…’’ Dot gaapte
zwaar zilveren theeservies en een auto, die ik zou
weer luidruchtig.
kunnen besturen, en een paard… Dot gaapte
Een hooge stem zei: ,,O, zit jij hier?’’
weer luidruchtig.
,,Ja,’’ zei Dot.
Een hoge stem zei: ‘O, zit jij hier?’
,,Wat doe je hier?’’
‘Ja,’ zei Dot.
,,Niets. Ik mafte.’’
‘Wat doe je hier?’
,,Waar zijn de anderen? Ik ben door de achtertuin
‘Niets. Ik mafte.’
gekomen.’’
‘Waar zijn de anderen? Ik ben door de achtertuin
Dot vouwde de handen over haar maag. ,,Ze zitten
gekomen.’
op het gàzòn!’’ zei Dot. Ze gaf het woord een
Dot vouwde de handen over haar maag. ‘Ze zitten
290
Bril zonder pootjes. Mee doen. 292 Overhemdjurk. 293 Dot gebruikt een plechtig woord voor de huisknecht. Het betekent letterlijk: opzichter van een hofhouding. 294 Frans woord voor paraplu. Ze bedoelt waarschijnlijk de parasol. 291
99
Fransche klemtoon. ,,Onder de parapluie. Of ze
op het gázón!’ zei Dot. Ze gaf het woord een
liggen in den vijver. Wat zie jij er verhit uit.’’
Franse klemtoon. ‘Onder de parapluie 294 . Of ze
Ella Heuvelink legde haar handen langs haar
liggen in de vijver. Wat zie jij er verhit uit.’
wangen. Ze was groot en grof, en het zware,
Ella Heuvelink legde haar handen langs haar
blonde haar droeg ze als een kroon om haar hoofd
wangen. Ze was groot en grof, en het zware,
gewonden.
blonde haar droeg ze als een kroon om haar hoofd
,,Ja, ik bèn ook warm. ’t Is warm vind je niet?’’
gewonden.
,,Heelemaal niet,’’ vond Dot. Ze keek onschuldig
‘Ja, ik bén ook warm. ’t Is warm, vind je niet?’
naar Ella op, die boven haar torende.
‘Helemaal niet,’ vond Dot. Ze keek onschuldig naar Ella op die boven haar torende.
100
5. Proeflezers Ik heb vier proefpersonen gevraagd de leestekst en een deel van de inleiding te lezen om een indruk te krijgen van de reacties op deze editie. Het aantal is te klein om er grote conclusies aan te verbinden, maar ik heb hierdoor wel een impressie gekregen. Ik heb de editie aan twee meisjes van 14 voorgelegd en aan twee vrouwen – een was 56 en de andere 70 jaar – die Een Zomerzotheid in hun jeugd gelezen hebben. Ik heb voor deze proefpersonen gekozen want ik verwacht dat vooral zij interesse hebben in de editie, maar deze is ook geschikt voor bredere doelgroep met bijvoorbeeld mannen, en vrouwen die het boek voor het eerst lezen. Aan de hand van de vier proefpersonen kan ik bekijken hoe de editie bij de doelgroep valt: spreekt het de meisjes aan en voegt het wat toe voor de vrouwen die het boek (uit nostalgie) willen herlezen? Ik ben als volgt te werk gegaan. Ik heb met elke proefpersoon apart de editie doorgenomen. Het voordeel hiervan is dat ik met de lezer op vragen/opmerkingen in kon gaan zodat ik door deze interactie meer zicht heb gekregen op het perceptieproces. Ik heb elke deelnemer van dit onderzoek de eerste tweeënhalve bladzijde uit de inleiding voorgelegd om te kijken of ik de goede toon heb aangeslagen en om te onderzoeken of de tekst interesse opwekt. Daarna heeft de proeflezer de leestekst gelezen en na elke bladzijde waarop voetnoten staan, heb ik gevraagd hoe deze ervaren werden: beantwoordden ze de vragen die de tekst bij de lezer opriep of gingen ze in op dingen die de lezer allang begrepen had? Ik heb me beperkt tot een bescheiden aantal vragen zodat ik erachter kon komen of de belangrijkste doelen van de editie (tekstbegrip en leesplezier) bereikt zijn. De vragenlijst zag er als volgt uit:
Inleiding: Is de tekst duidelijk? Zo niet, waarom? Elke tekst is op een bepaalde manier geschreven, dus volgens een bepaalde schrijfstijl. Hoe vond je dat de inleiding las? Heb je zin om de editie te lezen na de inleiding? Zo niet, waarom? 101
Leeseditie: Na elke pagina met voetnoten: Hebben de voetnoten de vragen die de tekst bij je opriep beantwoord? Zo niet, wat mis je? Leggen de voetnoten te veel uit, omdat je bepaalde dingen al wist? Zo ja, wat?
Na lezing van de hele editie: Wat vind je van de tekst? Leg je antwoord uit. Wat vond je van de voetnoten je tijdens het lezen? Wat is je algemene indruk van de voetnoten: leggen ze te veel uit of te weinig of is het goed op deze manier? Hoe komen de illustraties op je over? Bij de vrouwen heb ik de vragen over de voetnoten iets anders geïnformeerd, omdat zij de meeste kennis al hadden. Ik ben er vooral op ingegaan welke voetnoten ze echt overbodig vonden en welke voetnoten juist wat extra’s toevoegden omdat ze een woord niet kenden. Mijn hypothese was dat de vrouwen vooral interesse in de inleiding zouden hebben en dat de meisjes veel steun aan de voetnoten zouden hebben. Dit bleek niet helemaal te kloppen. De vrouwen kenden namelijk niet alle woorden en hadden daarom bepaalde voetnoten ook nodig. De meisjes hadden veel belangstelling voor de inleiding en waren benieuwd naar achtergrondinformatie. Hieruit blijkt dus dat de inleiding en de voetnoten voor beide doelgroepen van nut zijn. Over het algemeen kwam het volgende uit de vragenlijsten naar voren: de tekst van de inleiding is duidelijk, leest prettig en maakt de lezer vaak nieuwsgierig naar de editie, waardoor hij hem wil lezen. De meisjes hadden veel voetnoten nodig, maar niet allemaal en verder ontbraken er een paar. Vaak wisten ze ongeveer wat een woord betekende, maar door de noten kwamen ze erachter wat een woord precies inhoudt. De vrouwen hadden weinig voetnoten nodig, maar hadden wel wat aan een paar noten en vonden dat
102
er af en toe ook één ontbrak. De proeflezers vonden de voetnoten handig en ze stoorden zich niet aan de noten die ze al kenden, omdat deze makkelijk te negeren zijn. Het verhaal werd getypeerd als ‘leuk’ en vaak gewaardeerd door de ‘vaart’ die in het boek zit. De illustraties werden over het algemeen gewaardeerd, omdat ze bij het verhaal passen en leuk zijn om naar te kijken. Er waren twee aspecten tijdens het onderzoek die opmerkelijk waren. Het was opvallend dat de meeste proefpersonen zo verdiept waren in het verhaal dat ze de vragen vergaten te beantwoorden. Hierdoor ben ik gesterkt in het idee dat er wel degelijk nog interesse in deze meer dan tachtig jaar oude tekst is. Sterker nog, ik denk dat het boek een goede optie zou zijn als lesmateriaal voor jongeren uit de onderbouw van de middelbare school: jeugdboeken zijn dan vaak te kinderachtig en de volwassenenboeken zijn nog net wat te hoog gegrepen. Daarnaast viel het op dat er zoveel belangstelling is voor Van Marxveldts werk en de bewerkingen ervan. De meisjes sneden uit eigen beweging het punt aan dat ze het boek zouden willen lezen. Een van hen gaf zelfs aan dat ze ook interesse heeft in het andere werk van Van Marxveldt. Zij had een moderne uitgave gelezen 295 en zij vond deze editie een verbetering vanwege het ontbreken van de taalfouten die in de uitgave die zij had gelezen stonden, de leeshulp, de inleiding en de illustraties die zij goed bij de tekst vond passen. Toen ik vertelde dat er ook toneelstukken opgevoerd worden en dat er een verfilming aankomt, hadden beide meisjes er interesse in ernaartoe te gaan. De vrouwen gaven zelf aan dat ze graag naar een bewerking (toneelstuk/musical/film) willen. Een van hen was naar de musical van Een Zomerzotheid uit 2004 geweest. Toen ik aan deze vrouwen vroeg of ze deze editie een keer wilden lezen, gaven ze aan dat zeker te willen. Een van hen gaf aan meer werk van de schrijfster te willen lezen. Ik heb het volgende gedaan met de resultaten die uit de vragenlijsten naar voren zijn gekomen. Sommige aspecten kwamen bij alle vier de proefpersonen naar voren en deze heb ik aangepast. Vaak kwam het met betrekking tot de voetnoten echter voor dat ze niet met elkaar op één lijn zaten en dan heb ik het per geval overwogen. Het oordeel van de meisjes ten aanzien van de voetnoten heeft zwaar gewogen, omdat zij toch de meeste steun hieraan hadden. Alleen in het geval van een modern woord dat zij niet kenden, heb 295
Een moderne uitgave van Westfriesland met illustraties van Anke van Dun-Verstegen.
103
ik geen extra noot geplaatst, omdat – zoals ik in de verantwoording uitleg – deze woorden in de Van Dale op te zoeken zijn en er anders te veel noten in de tekst komen te staan. Als een van de veertienjarigen een ouderwets woord wel kende en de ander niet heb ik de noot gehandhaafd. Aangezien de voetnoten niet stoorden, heb ik liever een noot te veel dan te weinig. Een enkele keer verzocht een oudere dame om extra uitleg, terwijl de meisjes van veertien deze niet nodig hadden. Aangezien alle keren uit de context bleek wat het betekende, heb ik geen voetnoten toegevoegd. Ook als een jong meisje om een noot verzocht, terwijl een enkele regel later uit de tekst bleek wat het woord betekende, heb ik niet ingegrepen. Soms sneed slechts een enkele proefpersoon een aspect aan met betrekking tot de uitleg in de noot en hier heb ik mijn voordeel mee gedaan als het de leesbaarheid vergrootte.
104
Dankwoord Ik heb met heel veel plezier aan deze editie gewerkt. Het is mijn derde scriptie over Cissy van Marxveldt geworden. Al vanaf mijn twaalfde mee ben ik door Van Marxveldts werk gegrepen en het was fijn over mijn passie te schrijven. De steun van familie, vrienden en vriendinnen gaf mij een extra duwtje in de rug. Een aantal mensen heeft me in het bijzonder geholpen. Ik wil mijn scriptiebegeleider Dr. Frans Blom ervoor bedanken dat hij dit onderwerp aandurfde en er niet zijn neus voor ophaalde om zich te verdiepen in ‘bedslofjes’ en andere meisjesdingen. Hij dacht mee waardoor we samen steeds een duidelijke lijn voor ogen hadden en hij opperde zelfs mijn editie uit te laten geven, wat een extra stimulans was tijdens mijn scriptieproces. Zijn gerichte commentaar en enthousiasme zorgden ervoor dat ik na elke scriptieafspraak (vaak nog dezelfde middag!) vol energie aan de slag ging met mijn scriptie. Verder wil ik de proefpersonen die mijn editie gelezen hebben bedanken: Nora Braam, Pernette Gerla, Baukje Hamelink en Isabelle Houck. Zij keken met een frisse blik naar mijn editie en hun commentaar heeft mijn tekst verbeterd. Eefje Buenen en Monica Soeting hebben mijn scriptie gelezen. Gezien Eefje Buenens grote kennis van de jeugdliteratuur was het prettig dat zij meelas. Monica Soeting is een Cissy van Marxveldtkenner geworden vanwege de biografie die ze over haar schrijft en het was heel prettig haar aanvullingen en suggesties te horen. Het gaf me vertrouwen dat zij aanmoedigde deze editie uit te laten geven. Mijn laatste woord van dank gaat uit naar de familie Beek en dan in het bijzonder naar Cissy van Marxveldts zoon Leo Beek en zijn dochter Setske Jansen-Beek. Het was prettig contact met hen te hebben en ik ben er erg dankbaar voor dat ze me een nog niet eerder gepubliceerde foto van Cissy van Marxveldt ter beschikking hebben gesteld.
105
Oeuvrelijst De Arcadia, een genoeglijke reis naar Spitsbergen. Amersfoort 1928. Valkhoff & Co. De blokkendoos. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Burgemeesters tweeling. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Caprices. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De dochter van Joop ter Heul. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De enige weg. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De H.B.S-tijd van Joop ter Heul. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De Kingfordschool. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De Louteringkuur. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. De toekomst van Marijke. Hoorn z.j. Westfriesland. Een Zomerzotheid. Amersfoort 1927. Valkhoff & Co. Een Zomerzotheid. Herzien en bewerkt door Jan van Marxveldt. Hoorn/Kampen 2004. Westfriesland. ’n Zomerzotheid. Hoorn z.j. Westfriesland. Hazehart. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets.
106
Herinneringen: verzamelde schetsen. Amersfoort 1928. Valkhoff & Co. Het hoogfatsoen van Herr Feuer. Herinneringen uit mijn Duitse kantoortijd. Hoorn z.j. Westfriesland. Het nieuwe begin. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Joop en haar jongen. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Joop ter Heul’s problemen. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Joop van Dil-ter Heul. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Kwikzilver. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Marijke. Hoorn z.j. Westfriesland. Marijke’s bestemming. Hoorn z.j. Westfriesland. Mensen uit een klein dorp. Amsterdam z.j. De Bezige Bij. Ook zij maakte het mee. Haarlem 1946. De Erven Loosjes. Pim ‘De Stoetel’. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Puck van Holten. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Rekel. Hoorn z.j. Witte Ravenjeugdpockets. Vriendinnen. Amersfoort z.j. Valkhoff & Co.
107
C. van Marxveldt en E. Belinfante-Belinfante, Confetti. Amersfoort 1930. Valkhoff & Co.
108
Secundaire literatuur ANP, ‘Eerste hoogleraar jeugdliteratuur aan universiteit Leiden’, Leeuwarder Courant, 18 december 1999. ANP, ‘Jeugdliteratuur verliest leerstoel’, NRC Handelsblad, 1 februari 2008. H. Bekkering e.a., De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden. Amsterdam 1989. H. Bekkering, ‘Jeugdliteratuur is nu van dezelfde culturele orde’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 15. Amsterdam 2001, p. 57-64. H. Bekkering, ‘Oktober 1955: De Gouden Griffel wordt voor de eerste maal uitgereikt’. In: T. Anbeek e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, p. 743-751. M. de Bont en B. Ros, ‘‘‘Ik wil wetenschappelijke erkenning voor het vakgebied krijgen’’: interview met hoogleraar Kinder- en jeugdliteratuur Helma van LieropDebrauwer’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 12. Amsterdam 1998, p. 329-335. H. Bouman, ‘Voor alle leeftijden; Oprukkende cross-over boeken bedienen zowel volwassenen als kinderen’, De Volkskrant, 30 mei 2003. E. van Boven en G. Dorleijn, Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum 1999. R. Braam, Driewerf hoera voor de Jopopinoloukicoclub. Op zoek naar verklaringen voor Cissy van Marxveldts populariteit. Masterscriptie 2006 (niet gepubliceerd).
109
R. Braam, Wat is het beeld dat van de heldinnen van Cissy van Marxveldt naar voren komt en hoe komt dit beeld tot stand? Bachelor-eindwerkstuk over meisjes met armen als molenwieken en schoenmaat negenendertig. 2005 (niet gepubliceerd). C. Bühler, Das Seelenleben des Jugendlichen. Versuch einer Analyse und Theorie der psychischen Pubertät. Stuttgart 1967. P. Buijnsters en L. Buijnsters-Smets, Bibliografie van Nederlandsche school- en kinderboeken (1700-1800). Zwolle 1997. D.L. Daalder, Wormcruyt met suyker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam 1950. M. Dahrendorf, ‘Das Mädchenbuch’. In. G. Haas, Kinder- und Jugendliteratur. Zur Typologie und Funktion einer literarischen Gattung. Stuttgart 1974, p. 264-288. M. Dahrendorf, Das Mädchenbuch und seine Leserin. Jugendlektüre als Instrument der Sozialisation. Weinheim/Basel 1980. M. Dahrendorf, ‘Mädchenliteratur’. In: G. Haas, Kinder- und Jugendliteratur. Ein Handbuch. Stuttgart 1984, p. 110-138. S. Dornseiffer, ‘Ik ben een boon als ik er iets van snap…’. In: M Remery e.a. (red.), Tekens van lezen. Culemborg 1983, p. 59-98. S. Dornseiffer, ‘Meisjesboeken’. In: H. Verschuren e.a. (red.), Lexicon van de jeugdliteratuur. Alphen aan den Rijn 1982, p. 1-6. L. van Duin, ‘10 jaar kinderboeken’, Trouw, 27 mei 1998. I. Even-Zohar, ‘Polysystem theory’. In: Poetics today, vol 11. Z.p. 1990, p. 9-26.
110
A. Frank, Het achterhuis, dagboekbrieven 12 juni 1942 - 1 augustus 1944. Amsterdam 1998. R. Ghesquiere, ‘De positie van jeugdliteratuur binnen het literaire systeem’. In: L. Duyvendak en B. van Heusden (red.), Literaire cultuur. Heerlen/Nijmegen 2001, p. 79100. R. Ghesquiere, Het verschijnsel jeugdliteratuur. Leuven 1982. R. Ghesquiere, ‘Hoe lang duurt klassiek?’ In: H. van Lierop-Debrauwer e.a. (red.), Dat moet je gelezen hebben. Literaire en educatieve canonvorming in de (jeugd)literatuur. Leidschendam 2004, p. 69-85. D. Grenz en G. Wilkending, Geschichte der Mädchenlektüre: Mädchenliteratur und die gesellschaftliche Situation der Frauen vom 18. Jahrhundert bis zur Gegenwart. Weinheim/München 1997. C. Groeneveld, ‘Van Marxveldt: 'Zomerzotheid' in het nieuw’, Utrechts Nieuwsblad, 14 juli 1997. T.W.R. de Haan, Cissy van Marxveldt. Biografie. Heerenveen 1989. G. Honnefelder, Warum Klassiker? Ein Almanach zur Eröffnungder Bibliothek deutscher Klassiker. Frankfurt am Main 1985. G. Kraaykamp en M. Kalmijn, ‘Een stille liefde. Over de lezeressen van romantische lectuur’. In: Mens en Maatschappij, vol 70. Z.p. 1995, p. 120-137. R. Kuyper, ‘Zeventig jaar Zomerzotheid; zoon van Cissy van Marxveldt bewerkte nieuwe druk’, Algemeen Dagblad, 31 juli 1997.
111
M.J. Langeveld, Inleiding tot de studie der paedagogische psychologie van de middelbare-schoolleeftijd. Groningen/Batavia 1937. H. van Lierop-Debrauwer, ‘De emancipatie van meisjesliteratuur’. In: Frame. Tijdschrift voor literatuurwetenschap, vol. 11. Z.p. 1996, p. 16-25. H. van Lierop-Debrauwer, ‘Perspectief op het verleden’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 14. Amsterdam 2000, p. 74-94. H. van Lierop-Debrauwer en N. Bastiaansen-Harks, Over grenzen. De adolescentenroman in het literatuuronderwijs. Delft 2005. H. van Lierop-Debrauwer, B. Ros en G. de Vriend, ‘Auteurs zonder context: beeldvorming van de jeugdliteratuur tussen 1900-1945’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol 18. Amsterdam 2004, p. 9-26. H. van Lierop-Debrauwer en T. Schmitz, ‘‘Zo’n flauwe ellendige leugenbrok’. Meisjesboeken en hun anti-heldinnen’. In: C. Bouw e.a. (red.), Het onuitstaanbare kind. Amsterdam 2002, p. 61-72. H. van Lierop-Debrauwer en G. de Vriend, ‘De jeugdliteratuurstudie zit in de lift’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 15. Amsterdam 2001, p. 290-297. J. van Marxveldt, De zoon van Joop ter Heul. Helmond/Hoorn 1991. M. Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Den Haag 1997. H. van Meerum Terwogt, ‘Cissy van Marxveldt, terug in de tijd’, Het Parool, 14 januari 1972.
112
Q. van Os, ‘Discussie voor alle leeftijden?’ In: Literatuur zonder leeftijd, vol 17. Amsterdam 2003, p. 125-131. P. Pattynama, ‘Van een balorige élève en een keurige huisvrouw. De Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt’. In: M. Salverda e.a. (red.), Babs’ bootje krijgt een stuurman. Amsterdam 1995, p. 8-29 en 148-149. B. Ros, ‘Hoe een meisje wezen moet’. In: Didaktief. Onderzoeksmagazine voor de schoolpraktijk, vol. 25. Z.p. 1995, p. 40-41. B. Ros, ‘Zomerzotheid forever’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 17. Amsterdam 2003, p. 104-111. T. Schmitz, ‘Het ‘recept’ van de klassieke meisjesboeken van Top Naeff en Cissy van Marxveldt: ‘Men neme een bakvis…’’. In: Stichting Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Den Haag 2001, p. 45-67. T. Schmitz, ‘Naturalistische ‘spoken’ in meisjesboeken. ‘Het nerveuze gestel’ bij Top Naeff en Cissy van Marxveldt’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 14. Amsterdam 2000, p. 95-110. D. Schram, ‘Gradaties in plaats van een kloof. Een weerwoord op Wilbert Smulders’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 15. Amsterdam 2001, p. 65-69. L. Sinner, ‘K.R.O. brengt klassiek meisjesboek op het televisiescherm tot nieuw leven: De onverwoestbare Joop ter Heul’, Algemeen Dagblad, 27 april 1968. M. Soeting, ‘De deemoed voorbij. Cissy van Marxveldt en haar rebellenclub’. In: De Parelduiker, jrg.13, nr. 1. Amsterdam 2008, p. 23-37.
113
M. Soeting, ‘Tot hier en niet verder. Spanningen in leven en werk van Cissy van Marxveldt’. In: Biografie Bulletin, afl. zomer. Z.p 2006, p. 12-17. W. Smulders, ‘Over de onmogelijkheid van Gerard Reve als kindervriend. Jeugdliteratuur is van een andere culturele orde’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 13. Amsterdam 1999, p. 325-342. A. de Vries, ‘Emancipatie in zeven richtingen: een kleine geschiedenis, 1778-1998’. In: Literatuur zonder leeftijd, vol. 12. Amsterdam 1998, p. 263-279. A. de Vries, ‘Van Proeve tot genre. Kinderpoezie aan het eind van de achttiende eeuw’. In: B. Dongelmans e.a. (red.), Tot volle waschdom: bijdragen aan de geschiedenis van kinder- en jeugdliteratuur. Den Haag 2000, p. 15-29. H. Verschuren, ‘De emancipatie van de jeugdliteratuur’. In: Leesgoed: tijdschrift over kinderboeken, vol. 25. Den Haag 1998, p. 199-200. G. Wilkending, ‘Mädchenlektüre und Mädchenliteratur. ‘Backfischliteratur’ im Widerstreit von Aufklärungspädagogik, Kunsterziehungs- und Frauenbewegung’. In: D. Grenz en G. Wilkending Geschichte der Mädchenlektüre. Mädchenliteratur und die gesellschaftliche Situation der Frauen vom 18. Jahrhundert bis zur Gegenwart. Weinheim/München 1997, p. 173-195. T. Zuurveen, Van zedenleer tot Bruintje Beer. Kind kindbeeld en kinderboek door de eeuwen heen. [Uithuizermeeden] 1996. Z.n. (zonder naam), ‘Boeken Cissy van Marxveldt nog altijd succes’, De Zaanlander, 28 februari 1970. Z.n., ‘‘Studie jeugdliteratuur ondergeschoven kindje’’, Leidsch Dagblad, 4 februari 2008.
114
Geraadpleegde sites http://www.cinema.nl/films/469697/zomerzotheid [Laatst geraadpleegd op 14 maart 2008] http://www.dbnl.org/tekst/duij009goed01_01/duij009goed01_01_0003.htm [Laatst geraadpleegd op 26 februari 2008] http://www.dbnl.org/tekst/_han001200301_01/_han001200301_01_0006.htm [Laatst geraadpleegd op 14 maart 2008] http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/haan [Laatst geraadpleegd op 26 juni 2008] www.kb.nl [Laatst geraadpleegd op15 maart 2008] www.letterkundigmuseum.nl [Laatst geraadpleegd op 15 maart 2008] http://members.lycos.nl/joopterheul [Laatst geraadpleegd op 25 juni 2008] http://nl.wikipedia.org/wiki/Een_Zomerzotheid_(1936) [Laatst geraadpleegd op 14 maart 2008] http://nl.wikipedia.org/wiki/Frisisme [Laatst geraadpleegd op 22 maart 2008] Afbeeldingen De omslagen op de voorkant van mijn scriptie komen van de site: http://members.lycos.nl/joopterheul/boeken/zomerzot.htm [Laatst geraadpleegd op 25 juni 2008]. De foto op p. 7 komt uit de collectie van de familie van Cissy van Marxveldt. De illustraties in de leeseditie zijn afkomstig uit de 1e druk van Een Zomerzotheid. Exemplaar uit eigen bezit.
115
Gesprekken/e-mails Diverse gesprekken met Leo Beek, zoon van Cissy van Marxveldt, gevoerd in de periode 2004 t/m 2008. Diverse gesprekken met Monica Soeting, biografe van Cissy van Marxveldt, gehouden in de periode 2006 t/m 2008. Diverse e-mails van en gesprekken met Floor Jonkers, uitgever van Westfriesland, onderdeel van Kok ten Have, in de periode 2004 t/m 2008. E-mail van Carine van Wijk, medewerker van Gottmer, 5 november 2007. E-mail van Eveline Goes, medewerker van De Bezige Bij, 16 juli 2008.
116
Recensies H. van den Berg, ‘‘Een zomerzotheid’ is bakvisroman van alle tijden’. In: De Gelderlander. 15 april 2004. A. Bergstra, ‘Joop ter Heul’s problemen’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Oktober 1967. H. Berkvens, ‘Marijke’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Oktober 1968. F.T. Bijlsma, ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. December 1967. I. Brouwer, ‘’n Zomerzotheid’. In: Parool. 4 juli 1997. A. Ch. Burger, ‘De Kingfordschool’. In: Bureau boek en Jeugd der C.V. Mei 1970. W.H.B., ‘De Arcadia’. In: Utrechts Nieuwsblad. 12 november 1981. A.M. Eggink-v.d. Meulen, ‘’n Zomerzotheid’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Januari 1969. H.M.L.D. Faber, ‘Puck van Holten’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. December 1970. M.J. Gielen, ‘Marijkes bestemming’. In: Bureau boek der Jeugd der C.V. Oktober 1968. M.J. Gielen, ‘Mijn dorp in Friesland’. In: Bureau boek der Jeugd der C.V. November 1970. P.M. de Haas, ‘De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Maart 1968.
117
A. Holtrop, ‘Een Zomerzotheid’. In: Vrij Nederland. 12 juli 1997. H. Kakebeeke, ‘Joop ter Heulserie’. In: Leesidee. 1999. Th. P. de Laat, ‘Joop en haar jongen’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Januari 1968. Th. P. de Laat, ‘Kwikzilver’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Maart 1970. L.R. van Lessen, ‘De toekomst van Marijke’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. Oktober 1968. V.L., ‘Een nieuw boek voor bakvisschen’. In: De Telegraaf. 3 september 1927. H. Middendorp, ‘Herinneringen: verzamelde schetsen’. In: De Groene Amsterdammer. 8 december 1928. A.J. Moerkerken van der Meulen, ‘Hazehart’. In: Bureau boek en Jeugd der C.V. Maart 1970. R van Oven, ‘De Louteringkuur’. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant. 28 juni 1928. M. Piek-van Slooten, ‘Pim ‘De Stoetel’. In: Bureau Boek en Jeugd der C.V. September 1969. E. Reitsma, ‘Joop ter Heul: van rebelse meid tot opofferende moeder’. In: Vrij Nederland. 9 augustus 1975. J.B.R., ‘Marijke’. In: De Indische Post. 21 december 1929. K.d.R., ‘De Kingfordschool’. In: Het Vaderland. 2 december 1922.
118
M. Somers, ‘Honderd verhalen’. In: Parool. 6 september 2001. M. Verbeek, ‘’n Zomerzotheid’. In: De nieuwe Linie. 23 juli 1980. M. Verster-Bosch Reitz., ‘De Kingfordschool’. In: De Amsterdammer. 3 februari 1923. D.M. van der Woude, ‘Mijn dorp in Friesland’. In: Leeuwarder Courant. 23 mei 1970. Z.n. (zonder naam), ‘Caprices’. In: Algemeen Handelsblad. 19 juli 1922. Z.n., ‘Caprices’. In: Haagsche Courant. 4 augustus 1922. Z.n., ‘Caprices’. In: Het Nieuws van de Dag. 27 juli 1922. Z.n., ‘Caprices’. In: Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant. 21 juli 1922. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Amersfoortse Courant. 7 augustus 1976. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: De Gooi- en Eemlander. 23 juni 1976. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Het Binnenhof. 7 juli 1976. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Leeuwarder Courant. 19 oktober 1976. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Trouw. 2 juni 1976. Z.n., ‘De dochter van Joop ter Heul’. In: Tussen de rails. 1976. Z.n., ‘De enige weg’. In: Idil. November 1968.
119
Z.n., ‘Hazehart’. In: Idil. Januari 1962. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Algemeen Handelsblad. 16 december 1954. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Idil. Februari 1955. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Kerk en vaek. 22 januari 1927. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Ons eigen blad. 15 februari 1955. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Parool. 1954. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. Z.b. 1948. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Amersfoortsch Dagblad. 2 december 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Bredasche Courant. 22 november 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Haagsche Courant. 29 november 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Handelsblad. 27 november 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Idil. Oktober 1961. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Middelburgsche Courant. 25 november 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Nieuwe Courant. 22 november 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Nieuwe Rotterdam. Courant. 16 december 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Prov. Drentsche & Asser Crt. 22 november 1922.
120
Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Rotterd. Nieuwsblad. 10 december 1922. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Weekblad van Gymn. & Midd. Onderwijs. 18 maart 1923. Z.n., ‘De Kingfordschool’. In: Zutphense Courant. 24 november 1922. Z.n. ‘De Louteringkuur’. In: Idil. December 1960. Z.n., ‘De Stormers en De Kingfordschool’. In: Het Kind. 22 november 1930. Z.n., ‘De toekomst van Marijke’. In: Idil. Juli/augustus 1954. Z.n., ‘Een zomerzotheid’. In: Dagblad van het Oosten. 26 november 1969. Z.n., ‘Joop ter Heulserie’. In: Amersfoortse Courant. 9 maart 1984. Z.n., ‘Kwikzilver’. In: Het Kind. 5 november 1927. Z.n., ‘Kwikzilver’. In: Idil. November/december 1956. Z.n., ‘Marijke-serie’. In: Dagblad voor de Zaanstreek ‘De Typhoon’. 17 december 1970. Z.n., ‘Marijke-serie’. In: De Limburger. 15 mei 1971. Z.n., ‘Marijke-serie’. In: Het Vaderland. 15 januari 1971. Z.n., ‘Marijke-serie’. In: Idil. December 1964. Z.n., ‘Marijke-serie’. In: Nieuws van de Dag. 22 december 1970.
121
Z.n., ‘Marijke-serie’. Z.b. 1948. Z.n., ‘Nienke en Joop zijn blijvertjes’. In: Het vrije volk. 6 november 1982. Z.n., ‘’n Zomerzotheid’. In: Algemeen Handelsblad. 20 juni 1970. Z.n., ‘’n Zomerzotheid’. In: Nijmeegs Dagblad. 22 december 1969. Z.n., ‘’n Zomerzotheid’. In: Noordhollands Dagblad. 22 november 1969. Z.n. ‘Ook zij maakte het mee’. In: Nederlands Dagblad. 28 juli 2003. Z.n., ‘Op eigen benen’. In: Idil. Maart 1967. Z.n., ‘Pim ,,de Stoetel’’’. In: Het Kind. 30 april 1938. Z.n., ‘Pim ,,de Stoetel’’’. In: Idil. December 1960. Z.n., ‘Puck van Holten en De enige weg’. In: Idil. Juli/augustus 1957. Z.n., ‘Rekel’. In: Idil. Juni 1964.
122
Bijlage: •
Recensies
• Vragenlijsten proefpersonen
123
Recensies
Recensie Z.n.(zonder naam) Algemeen Handelsblad 19 juli 1922 Caprices Z.n. Prov. Overijssselsche en Zwolsche Courant 21 juli 1922 Caprices Z.n. Het Nieuws van de Dag 27 juli 1922 Caprices Z.n. Haagsche Courant 4 augustus 1922 Caprices Z.n. Bredasche Courant 22 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Nieuwe Courant 22 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Prov. Drentsche & Asser Crt. 22 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Zutphense Courant 24 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Middelburgsche Courant 25 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Handelsblad 27 november 1922 De Kingfordschool
Mening over het werk Positief over het werk: ‘kleine, vlugge vertelseltjes’ en fleurige illustraties. Het is ‘lectuur om door bakvisschen te worden verslonden’. Vlotte, prettig leesbare verhalen, maar daarvan blijft weinig hangen bij de lezer. Het wordt ‘vakantielectuur in den besten zin’ genoemd. ‘Aardig er van te lezen’, vlot verteld en de grillige vrouwelijke personages springen eruit. Positief over het werk (lichte toon en guitig) en het wordt wel getypeerd als ‘een gezellig boekske, om mee naar het strand te nemen’. Een ‘onderhoudend’ verhaal en een goede personagetekening. De recensent beveelt aan het te lezen. ‘Aardig en vlot’ verhaal en goede typering van het type meisje dat zo graag Engels praat. Goede karaktertekening, het werk sluit aan op de doelgroep (en is ook geschikt voor jongens) en het is leerzaam. Cissy van Marxveldt (in het vervolg CvM genoemd) schrijft goede boeken en dit is er één van. ‘Goed geschreven verhaal’.
Inhoudelijk stelt het niet veel voor, maar CvM’s schrijfstijl en haar dialogen maken er een boeiend verhaal van. Het boek is als een ‘vroolijk blijspelletje’, met een goede personagetekening en is geschikte ‘vacantielectuur’. Een moderne omgeving wordt beschreven en het boek sluit aan op de doelgroep. Het boek is ‘dik’ en ‘gezellig’ en bevat goede illustraties.
124
Z.n. Haagsche Courant 29 november 1922 De Kingfordschool Z.n. Amersfoortsch Dagblad 2 december 1922 De Kingfordschool K.d.R. Het Vaderland 2 december 1922 De Kingfordschool Z.n. Rotterd. Nieuwsblad 10 december 1922 De Kingfordschool Z.n. Nieuwe Rotterdam. Courant 16 december 1922 De Kingfordschool Minca Verster-Bosch Reitz. De Amsterdammer 3 februari 1923 De Kingfordschool Z.n. Weekblad van Gymn. & Midd. Onderwijs 18 maart 1923 De Kingfordschool Z.n. Kerk en vaek 22 januari 1927 Joop ter Heulserie V.L. De Telegraaf 3 september 1927 Een Zomerzotheid Een nieuw boek voor bakvisschen Z.n. Het Kind 5 november 1927 Kwikzilver
‘Allerleukst boek’; er zit veel humor in het boek.
Leuke vertelwijze en aansprekende karakterisering van de directeur. Goede karaktertekening en prettige schrijfstijl. CvM overtreft zichzelf. Vergelijking met Joop ter Heul: Joop is een H.B.Smeisje en nu legt CvM zich toe op een ander milieu toe: dat van het kantoorpersoneel. Dit boek zal twintig jaar later nog waarde hebben. Leuke, geestige illustraties. CvM kan goed vertellen en er is lof voor de illustraties van Is. Van Mens. CvM heeft meer ‘pakkende’ meisjesboeken geschreven. Modern boek met een goede (impliciete) moraal.
Modern onderwerp, humor, goede inhoud en leuke personages. ‘Ik houd van dit boek; ik vind het gezond, eerlijk knap werk’. Het boek is geschikt voor bibliotheken, maar het haalt het niet bij Joop ter Heul, vooral qua personages. De lezeres moet een beetje Engels kunnen. De reeks behoort niet tot de ‘allerfijnste, allerkunstzinnigste litteratuur’. Het zijn ongedwongen boeken met een leuke hoofdpersoon en met een sterke vitaliteit. Het wordt aangeraden de boeken te lezen Leuke Engelse humor, een ‘boeiend’ verhaal dat aansluit op de doelgroep, maar CvM ‘differentieert’ sommige meisjesfiguren te weinig en er is teveel dialoog.
Eerste indruk: ‘Je fronst je gerimpeld paedagogenvoorhoofd en je ouderlijk hart is niet gerust’ door het ‘oppervlakkige gedaas’.Tweede indruk: ‘knap geschreven’, een leuke hoofdpersoon, vlotte
125
Ro van Oven Nieuwe Rotterdamsche Courant 28 juni 1928 De Louteringkuur H. Middendorp De Groene Amsterdammer 8 december 1928 Herinneringen: verzamelde schetsen J.B.R. De Indische Post 21 december 1929 Marijke Z.n. Het Kind 22 november 1930 De Stormers De Kingfordschool Z.n. Het Kind 30 april 1938 Pim ‘De Stoetel’ Z.n. Z.b. (zonder bron) 1948 Joop ter Heulserie Z.n. Z.b. 1948 Marijke-serie Z.n. Idil juli/augustus 1954 De toekomst van Marijke Z.n. Algemeen Handelsblad 16 december 1954 Joop ter Heulserie Z.n. Parool 1954 Joop ter Heulserie Z.n.
dialogen, esprit en een scherpe blik van CvM. Goed geschreven, cynisme. Voor volwassenen dient het boek ter ‘verpoozingslectuur’ en voor de meisjes als ‘tijdpasseering’. Weinig diepgang, maar vlot geschreven.
‘Zuivere litteratuur’, boeiend, goede identificatiemogelijkheden met hoofdpersoon. Het boek moet niet alleen ‘leuk’ zijn maar ook ‘goed’ en dat laatste is het niet. Vlot en onderhoudend werk en ‘onder het losse discours’ is ook plaats voor ernst.
‘Een geschikt boek’ voor oudere meisjes, een geestige stijl, al had er wat meer een ‘diepere psychologische kijk’ in gemogen. Amusant en humoristisch. De recensent hoopt dat meisjes hogere eisen gaan stellen aan deze meisjeslectuur omdat de weelde waarin Joop ter Heul leeft niet meer bij deze tijd past. De serie is beter dan die over Joop ter Heul, omdat het personage Marijke ‘beter te aanvaarden’ is; ze heeft het moeilijker in het leven dan Joop ter Heul en probeert iets te bereiken. CvM vertelt met ‘zwier en humor’ en door inbreng van het ‘degelijke’ komt er meer ‘diepere levensernst’. Destijds bracht CvM fleur in de bakvislectuur, maar bij herlezing blijkt dat ze aan de ‘oppervlakte’ blijft en dat er gedateerde elementen zijn. Het wordt de lezers aangeraden een ander boek op te pakken. De verwachting is dat de serie veel gelezen zal worden, maar de serie heeft weinig aanzien door Hans Borrebachs nieuwe illustraties. ‘Vlot en boeiend’ verteld maar er is te weinig diepgang en er
126
Ons eigen blad 15 februari 1955 Joop ter Heulserie Z.n. Idil februari 1955 Joop ter Heulserie Z.n. Idil november/december 1956 Kwikzilver Z.n. Idil juli/augustus 1957 Puck van Holten De enige weg Z.n. Idil december 1960 De louteringkuur Z.n. Idil december 1960 Pim ‘De Stoetel’ Z.n. Idil oktober 1961 De Kingfordschool Z.n. Idil januari 1962 Hazehart Z.n. Idil juni 1964 Rekel Z.n. Idil december 1964 Marijke-serie Z.n. Idil maart 1967 Op eigen benen A. Bergstra Bureau Boek en Jeugd der
is een gebrek aan godsdienst. Vooral het laatste deel toont deze gebreken. Eerste twee delen zijn vlot geschreven, maar de andere delen worden als ‘consequentie van een kas-succes’ getypeerd, en vooral het laatste deel is ‘leeg’. Hoewel ‘tintelend van leven’, ‘erg mondain en oppervlakkig’ en er zit geen godsdienst in. CvM heeft een vlotte schrijfstijl maar er is weinig diepgang en er is een gebrek aan godsdienst. Het personage mevrouw Cunningham is overdreven onsympathiek neergezet. Leuke hoofdpersonen. De boeken zijn ‘oppervlakkige ontspanningslectuur, maar als zodanig wel geslaagd’. Het milieu en de personagetekening zijn verouderd, maar de schrijfstijl is levendig. Het is ‘luchtige ontspanningslectuur’. De humor en schrijfstijl worden geprezen; het is een echt ‘ontspanningsboek’. ‘Opgeschroefd en vaak weeïg-leuk bakvisverhaal’. De schrijfstijl is verschrikkelijk. Het verhaal is ‘onderhoudend’ en speelt zich af in een ‘klassieke omgeving’. De boeken zijn inhoudelijk gedateerd maar toch leesbaar en er is een leuk hoofdpersonage. Leuke weergave van vrouwen in oude tijden maar het is de vraag of het de lezeressen van nu nog wel aanspreekt. ‘De niet-fraaie, maar wel vlotte dialoog geeft vaart aan dit meisjesboek uit een voorbije tijd’. De hoofdpersoon is
127
C.V. oktober 1967 Joop ter Heul’s problemen F.T. Bijlsma Bureau Boek en Jeugd der C.V. december 1967 De dochter van Joop ter Heul Th. P. de Laat Bureau Boek en Jeugd der C.V. januari 1968 Joop en haar jongen P.M. de Haas Bureau Boek en Jeugd der C.V. maart 1968 De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul L.R. van Lessen Bureau Boek en Jeugd der C.V. oktober 1968 De toekomst van Marijke H. Berkvens Bureau Boek en Jeugd der C.V. oktober 1968 Marijke M.J. Gielen Bureau Boek en Jeugd der C.V. oktober 1968 Marijkes bestemming Z.n. Idil november 1968 De enige weg A.M. Eggink-v.d. Meulen Bureau Boek en Jeugd der C.V. Januari 1969 Een Zomerzotheid M. Piek-van Slooten Bureau Boek en Jeugd der
sympathiek, er is humor maar de illustraties zijn lelijk. Leuke hoofdpersoon in een ‘gezond, ontspannend boek’. Een leuk vooroorlogs verhaal dat met kop en schouders boven andere meisjesboeken uitsteekt.
Beter dan andere meisjesboeken (vooral door de humor), maar het werk is een beetje oppervlakkig en qua sfeer en taalgebruik verouderd. Het wordt nog veel gelezen. Tijdloos boek dat ter ontspanning dient en er is een leuk hoofdpersonage dat ook nu nog aanspreekt. Jammer dat de uitgever de tekst een beetje geactualiseerd heeft.
‘Vlot en kleurig’ boek dat tot de verbeelding van meisjes spreekt. Er is kritiek op de ‘banale omslagtekening’.
Leuk hoofdpersonage, ‘gezellig ouderwets’ verhaal, maar wel erg oppervlakkig en voorzien van lelijke tekeningen. De sfeer van het verhaal zorgt ervoor dat het ook nu nog leesbaar is. Leuk hoofdpersonage, vrij reëel geschreven en CvM heeft een vlotte – soms wat populaire – stijl. Lezeressen zullen het nog graag lezen. Ondanks de veroudering en – soms – door het taalgebruik, zal het toch aanspreken vanwege de leuke karakterisering van bijfiguren. Het boek is ouderwets en de personages zijn ‘gechargeerd’, maar er zijn levendige dialogen en er is humor. Het verhaal dient ter ‘heerlijke, niets eisende ontspanning’. Het verhaal amuseert door de schrijfstijl, de goede kijk op mensen en de humor, maar er zitten wel verouderde situaties
128
C.V. september 1969 Pim ‘De Stoetel’ Z.n. Noord Hollands Dagblad 22 november 1969 Een Zomerzotheid Z.n. Dagblad van het Oosten 26 november 1969 Een Zomerzotheid Z.n. Nijmeegs Dagblad 22 december 1969 Een Zomerzotheid A.J. Moerkercken van der Meulen Bureau Boek en Jeugd der C.V. maart 1970 Hazehart Th. P. de Laat Bureau Boek en Jeugd der C.V. maart 1970 Kwikzilver D.M. van der Woude Leeuwarder Courant 23 mei 1970 Mijn dorp in Friesland
A. Ch. Burger Bureau Boek en Jeugd der C.V. mei 1970 De Kingfordschool Z.n. Algemeen Handelsblad 20 juni 1970 Een Zomerzotheid M.J. Gielen Bureau Boek en Jeugd der C.V november 1970
in. Het werk is levendig, geestig en heeft een bepaalde sfeer. Het dient vooral ter ontspanning voor de lezeressen. Een ‘bestseller’ die ‘geen aanbeveling’ nodig heeft, omdat het boek zo aantrekkelijk en grappig is. Het boek zal nog veel gelezen worden. Het verhaal is vrij tijdloos want het weet al decennialang meisjes te boeien. Een ‘gezellig niemendalletje’ dat graag gelezen zal worden, al is het verhaal ouderwets.
Het boek is ‘oppervlakkig’ en ‘uit de tijd’, het verhaal is ongeloofwaardig maar bezit soms wel ‘geestige trekjes’.
Al de boeken van CvM zijn geschreven met een vlotte pen en er zitten levendige dialogen in de boeken. In Mijn dorp in Friesland heeft De Haan voor een goede inleiding gezorgd, zijn de verhalen ‘stemmig en ingetogen’ en geven de verhalen een goed beeld van een klein Fries dorp. Soms maakte CvM wat foutjes in het Fries. Het boek biedt de mogelijkheid je te verdiepen in CvM. De recensent raadt het boek niet aan, want het opzettelijk verliezen van de typewedstrijd is niet reëel en de goede afloop van het boek is erg cliché. Het verouderde boek bevat ‘humor’ en ‘sentiment’. Het boek is te gedateerd om nog aan te spreken.
Ernstige verhalen met meer stemming dan CvM’s andere boeken. Ze zijn eenvoudig geschreven, maar de Friese spreektaal maakt de verhalen moeilijker te lezen. Ze worden aangeprezen aan de lezer. De Charlestonachtige omslag
129
Mijn dorp in Friesland Z.n. Dagblad voor de Zaanstreek ‘De Typhoon’ 17 december 1970 Marijke-serie Z.n. Nieuws van de dag 22 december 1970 Marijke-serie H.M.L.D. Faber Bureau Boek en Jeugd der C.V. december 1970 Puck van Holten Z.n. Het Vaderland 15 januari 1971 Marijke-serie Z.n. De Limburger 15 mei 1971 Marijke-serie Ella Reitsma Vrij Nederland 9 augustus 1975 Joop ter Heulserie Joop ter Heul: van rebelse meid tot opofferende moeder Z.n. Trouw 2 juni 1976 De dochter van Joop ter Heul Z.n. De Gooi- en Eemlander 23 juni 1976 De dochter van Joop ter Heul Z.n. Het Binnenhof 7 juli 1976 De dochter van Joop ter Heul Z.n.
schept andere verwachtingen. ‘Vrouwelijke lectuur’ die vrij tijdloos is. Het wordt geprezen dat de serie opnieuw uitgegeven is.
Ondanks enkele gedateerde elementen is het verhaal vrij tijdloos en zal het nog steeds gelezen worden door meisjes. Het is ‘fris geschreven’. Een goede karakterisering van de hoofdpersoon, het verhaal spreekt – ondanks de gedateerde elementen – het publiek aan. Het is een ‘heerlijk ontspanningsverhaal’. Er is kritiek op Borrebachs moderne tekeningen die niet bij het verhaal passen. Het is het waard om 12 gulden 90 voor de omnibus te betalen, want de boeken lezen prettig. Maar de inhoud heeft weinig met de werkelijkheid te maken en straalt ‘naïviteit’ uit. ‘Marijke is een moderne roman’ van een schrijfster van boeken die bij een breed publiek bekend zijn. ‘De zoetigheid’ is op een ‘luchtige, vlotte manier verpakt’. Leuke heldin die zich vooral in de eerste delen tot identificatie leent.
Dit boek haalt het niet bij de andere delen van de serie, maar het wordt gewaardeerd dat de hele serie vrij tijdloos is. Er is kritiek op de moderniseringen die in de boeken hebben plaatsgevonden. Er wordt een ideaalbeeld uit de jaren dertig weergegeven. Hierdoor krijg je een ‘stukje vroeger’ dat je weer terug zou willen hebben. De verwachting is dat het boek nog vaak herdrukt wordt voor meisjes én jongens. ‘Briljant geschreven’ en het zorgt voor jeugdsentiment bij de moeders. Een ouderwets boek dat ten onrechte in een modern jasje is gestoken. Niet zo’n goed boek. In vergelijking met andere boeken uit
130
Amersfoortse Courant 7 augustus 1976 De dochter van Joop ter Heul Z.n. Leeuwarder Courant 19 oktober 1976 De dochter van Joop ter Heul Z.n. Tussen de rails 1976 De dochter van Joop ter Heul Max Verbeek De Nieuwe Linie 23 juli 1980 Een Zomerzotheid W.H.B. Utrechts Nieuwsblad 12 november 1981 De Arcadia Z.n. Het vrije volk 6 november 1982 Nienke en Joop zijn blijvertjes Z.n. Amersfoortse Courant 9 maart 1984 Joop ter Heulserie Ingrid Brouwer Parool 4 juli 1997 Een Zomerzotheid Aukje Holtrop Vrij Nederland 12 juli1997 Een Zomerzotheid Herman Kakebeeke Leesidee 1999 Joop ter Heulserie
de serie, met uitzondering van het vierde deel, en in vergelijking met ander werk van CvM is dit boek veel minder levendig. CvM schreef vrij tijdloze boeken. Dit deel is vlot geschreven en is een plezier voor de lezeressen.
Een aparte schrijfstijl die fleur bracht in de meisjesboeken. Maar de boeken zijn oppervlakkig, er zijn gedateerde elementen en het wordt de meisjes van nu dan ook aangeraden iets anders te lezen. Romantisch verhaal dat ‘pittiger’ en ‘minder sentimenteel’ is dan andere boeken in het genre. ‘Het boek dat met kop en schouders boven de rest [andere boeken uit het genre, RB] uitsteekt’. Een leuk, vooroorlogs verhaal waarbij het interessant is te lezen over de levensstijl van rijke mensen in 1925. De personages uit de Joop ter Heulserie zijn onvergetelijk. De boeken zijn veel gelezen door grootmoeders, moeders en dochters. De omnibus heeft een redelijke prijs. Het is een ‘uitstekend idee’ om de Joop ter Heulreeks in een omnibus uit te geven. CvM is een begrip en daarom geeft de recensent geen verdere uitleg. Het is een leuk boek waarin een bepaald beeld van mannen en vrouwen geschetst wordt. Een klassiek meisjesboek dat jongens ook lazen. Een ‘geestig geschreven en vrolijk verhaal’ dat ondanks gedateerde elementen nog goed te lezen is. Er zijn lovende woorden voor Borrebachs illustraties, maar Holtrop is wat minder blij met de herzieningen van Van Marxveldts zoon. Joop is een aansprekend personage en CvM heeft een vlotte pen. De dochter van Joop ter Heul is niet zo goed als de andere boeken en er is geen spoor van de ellende van de Tweede Wereldoorlog in het boek te vinden. De omnibus zal de lezer die door de gedateerde elementen heenkijkt, aanspreken.
131
Maartje Somers Parool 6 september 2001 Honderd verhalen Z.n. Nederlands Dagblad 28 juli 2003 Ook zij maakte het mee H. van den Berg De Gelderlander 15 april 2004 Een Zomerzotheid ‘Een zomerzotheid’ is bakvisroman van alle tijden
CvM schreef ‘rasechte streekverhalen’, ze kon goed dialogen schrijven en haar heldinnen hebben ‘pit’. CvM schreef boeken om van te genieten, ook al zijn ze ouderwets. In Ook zij maakte het mee wordt humor gecombineerd met werkelijkheid. Een boek met ‘eeuwigheidswaarde’. Ondanks het ouderwetse taalgebruik, de maatschappij die anders is dan de huidige en het ouderwetse omslag weet CvM de lezers te boeien. Dit komt door haar schijfstijl, de dialogen en de ‘ijzersterke verhaallijn’. Het ontbreken van een expliciete moraal wordt geprezen.
132
Vragenlijsten proefpersonen Geslacht: vrouw Leeftijd: 14 jaar Opleiding: vwo Voorkennis: Een Zomerzotheid niet gelezen
Inleiding: Is de tekst duidelijk? Zo niet, waarom? Ja, ik vind de tekst wel duidelijk. Elke tekst is op een bepaalde manier geschreven, dus volgens een bepaalde schrijfstijl. Hoe vond je dat de inleiding las? Het leest lekker door. Heb je zin om de editie te lezen na de inleiding? Zo niet, waarom? Ja, het lijkt me leuk om een meisjesboek van vroeger te lezen.
Leeseditie: Na elke pagina met voetnoten: Hebben de voetnoten de vragen die de tekst bij je opriep beantwoord? Zo niet, wat mis je? Het zou fijn zijn als er uitleg bij ‘weeïg’ komt. De uitleg in de noot van ‘schermde’ verbeteren, want die is niet helemaal duidelijk. Het zou fijn zijn als er een noot bij ‘kwibus’ komt (zie verantwoording, RB). Een noot bij ‘papavers’ zou handig zijn (zie verantwoording, RB). Leggen de voetnoten te veel uit, omdat je bepaalde dingen al wist? Zo ja, wat? De voetnoot van ‘zot’ kan weg. De voetnoot van ‘naderbij’ kan weg. De voetnoot van ‘aldoor’ kan verwijderd worden. 133
De noot bij ‘torende’ is overbodig. De noot bij ‘Enfin’ kan weg. De voetnoot bij ‘canon’ is niet nodig. De noot bij ‘kaki’ is niet nodig.
Na lezing van de hele editie: Wat vind je van de tekst? Leg je antwoord uit. Het is Oudnederlands, maar het is wel te begrijpen, ook door de context. Het leest niet moeilijk. Ik vond het verhaal leuk en zou het boek wel willen lezen. Wat vond je van de voetnoten je tijdens het lezen? Erg handig, bij veel woorden kon ik de uitleg erbij goed gebruiken. Wat is je algemene indruk van de voetnoten: leggen ze te veel uit of te weinig of is het goed op deze manier? Het is goed op deze manier. Hoe komen de illustraties op je over? Ik ben er niet stuk van, maar het stoort niet. Het geeft niet echt extra uitleg, maar het was wel leuk om naar te kijken.
134
Geslacht: vrouw Leeftijd: 14 jaar Opleiding: vwo Voorkennis: Een Zomerzotheid al een keer gelezen
Inleiding: Is de tekst duidelijk? Zo niet, waarom? Ja, hij is duidelijk. Elke tekst is op een bepaalde manier geschreven, dus volgens een bepaalde schrijfstijl. Hoe vond je dat de inleiding las? Hij las wel fijn achter elkaar door. Heb je zin om de editie te lezen na de inleiding? Zo niet, waarom? Ja, de tekst wekt wel nieuwsgierigheid op.
Leeseditie: Na elke pagina met voetnoten: Hebben de voetnoten de vragen die de tekst bij je opriep beantwoord? Zo niet, wat mis je? Bij het woord ‘benijd’ kan een voetnoot geplaatst worden. Een noot bij het woord ‘weeïg’ verduidelijkt het woord. De voetnoot van ‘schermde’ kan duidelijker, want nu komt de betekenis niet helemaal naar voren. Mijn suggestie ervoor is ‘gebruikte te pas en te onpas’. Uitleg geven bij ‘geef me gauw een andere deun aan de hand’, zoals ‘verzin snel een ander liedje’. In de loop van de tekst wordt deze zin wel duidelijk. Het zou handig zijn als er een voetnoot bij ‘buitenmodel’ geplaatst wordt. De noot van ‘bekwaamheden’ duidelijker maken, want ‘capaciteiten’ maakt het niet helderder.
135
Leggen de voetnoten teveel uit, omdat je bepaalde dingen al wist? Zo ja, wat? De voetnoot van ‘zot’ kan weg. In de noot bij ‘vergoelijkend’ kan het woord goedpratend weg. In de noot van ‘major-domus’ de twee zinnen in de uitleg omdraaien. In de noot van ‘aldoor’ toevoegen dat het ook ‘de hele tijd’ betekent. In de noot van ‘het tweede meisje’ zetten dat de kamers ‘in orde waren’ in plaats van ‘op orde zijn’. Optie: in de noot van ‘poeha’ toevoegen dat het om een persoon gaat die een drukte om niets maakt. Optie: voetnoot bij ‘futuristische’ (zie verantwoording, RB). Optie: voetnoot van ‘de lagere’ kan weg, maar hij geeft leuke extra informatie. Optie: noot van ‘aloude’ en ‘aardse slijk’ samenvoegen en ‘oud geld’ van maken. Optie: noot van ‘Californische peren’ kan weg, maar geeft wel leuke extra informatie. Optie: de noot van ‘hemdjurken’ kan weg, maar geeft wel wat extra informatie. De noot van ‘torende’ kan weg. De voetnoot van ‘lust’ verwijderen. De noot van ‘precieus’ is een beetje overbodig. Optie: de omschrijving van ‘aangewiekt’ proberen in één woord te vatten. De noot van ‘stík’ kan weg. Optie: ‘verfomfaaide’ in één woord omschrijven. De informatie in de noot past nu niet echt in de context. Optie: in de noot van ‘beslikte’ ‘bevuilde’ vervangen door ‘vieze’. Optie: noot bij ‘allures’ weg. De noot van ‘snij… voor’ kan weg. De uitleg in de noot van ‘prijkte’ kan duidelijker. De voetnoot bij ‘dráák’ kan weg. De uitleg in de noot van ‘me encanailleren’ kan duidelijker, bijvoorbeeld door ‘omgaan met’.
Na lezing van de hele editie: Wat vind je van de tekst? Leg je antwoord uit.
136
Het begin van de tekst is niet zo sterk, maar het wordt steeds leuker. Het verhaal is goed en leest lekker door. Het was leuk om het te lezen. Wat vond je van de voetnoten je tijdens het lezen? Ze verduidelijkten de tekst en sommige extra informatie was leuk. Regelmatig wist ik ongeveer wat een woord betekende maar gaf de voetnoot aan wat het woord precies betekende. Wat is je algemene indruk van de voetnoten: leggen ze te veel uit of te weinig of is het goed op deze manier? Er wordt op de goede manier uitgelegd. Sommige noten zijn niet per se nodig, maar geven vaak wel leuke, extra informatie. Hoe komen de illustraties op je over? Ze zijn wel leuk en je krijgt een beter beeld bij de tekst. Verder heb je hierdoor geen lappen tekst achter elkaar. Ik heb een uitgave met illustraties van Anke van DunVerstegen gelezen en die tekeningen pasten helemaal niet bij de tekst en verslechterden het beeld. Bij deze illustraties heb ik het tegenovergestelde.
137
Geslacht: vrouw Leeftijd: 56 jaar Opleiding: mms Voorkennis: Een Zomerzotheid al meerdere malen gelezen en ook ander werk van Van Marxveldt
Inleiding: Is de tekst duidelijk? Zo niet, waarom? Ja, de tekst is duidelijk. Elke tekst is op een bepaalde manier geschreven, dus volgens een bepaalde schrijfstijl. Hoe vond je dat de inleiding las? De inleiding las lekker door. Heb je zin om de editie te lezen na de inleiding? Zo niet, waarom? Ja, de tekst wekt nieuwsgierigheid op.
Leeseditie: Na elke pagina met voetnoten: Hebben de voetnoten de vragen die de tekst bij je opriep beantwoord? Zo niet, wat mis je? Een voetnoot bij ‘weeïg’ zou handig zijn. De voetnoot van ‘thans’ zou ik veranderen in ‘nu’ in plaats van in ‘vervolgens’. De uitleg in de noot bij ‘precies’ veranderen in ‘kieskeurig’. Een noot bij op ‘hoge benen’ zou handig zijn. De voetnoot bij ‘schermde’ aanpassen en ‘beriep’ van maken. De uitleg in de voetnoot van ‘prozaïsch’ veranderen in ‘poëtisch’. Er moet uitleg bij ‘bedslofjes’ staan. Dit zijn gebreide sokken die alleen in bed gedragen werden tegen koude voeten. De noot bij ‘grillige’ moet anders; de uitleg moet vervangen worden door ‘drukke’. Een voetnoot bij ‘hongerkunstenaar’ zou prettig zijn.
138
Leggen de voetnoten teveel uit, omdat je bepaalde dingen al wist? Zo ja, wat? De voetnoot van ‘zot’ kan weg. De noot bij ‘grif’ kan weg. De voetnoot van ‘aldoor’ is overbodig. De noot bij ‘de lagere’ is niet nodig. De noot bij ‘onberispelijk’ is overbodig. De voetnoot bij ‘fier’ kan weg. De noot van ‘torende’ kan weg. De voetnoot van ‘bête’ kan weg. De noot bij ‘knaleffecten’ is overbodig. De noot bij ‘aristocratisch’ kan weg. De voetnoot bij ‘Enfin’ is overbodig. De noot bij ‘gnuiven’ kan weg. De voetnoot bij ‘gedaas’ is overbodig. De uitleg bij ‘bommen’ kan weg. De voetnoot van ‘Siberisch’ is overbodig. De uitleg bij ‘keet schoppen’ kan weg. De noot bij ‘stík’ kan weg. De voetnoot bij ‘meewarig’ kan weggehaald worden. De noot bij ‘bovenaards’ kan weg. De uitleg bij ‘buitensporig’ is niet nodig. Er is geen uitleg nodig bij ‘beminnelijkheid’. De uitleg bij ‘warempel’ is overbodig. De noot bij ‘kinderadoratie’ kan weg. De meeste woorden die uitgelegd worden in voetnoten zijn bekend, maar voegen vaak wel wat extra’s toe. Sommige noten vond ik handig, omdat ik zelf de kennis niet had. Het gaat om de uitleg bij ‘kraan’, ‘aartsvriendin’ en ‘wetten’.
139
Na lezing van de hele editie: Wat vind je van de tekst? Leg je antwoord uit. Leuk, het leest makkelijk en er zit vaart in het verhaal. Ik heb zin om het boek uit te lezen. Wat vond je van de voetnoten je tijdens het lezen? Deze vond ik goed, ze voegden vaak wat toe. De voetnoten stoorden me niet en bij de woorden die ik al kende, sloeg ik de voetnoot over. Wat is je algemene indruk van de voetnoten: leggen ze te veel uit of te weinig of is het goed op deze manier? Voor mij leggen ze wel erg veel uit, maar ik denk dat het voor de jongere lezeressen van nu prima is. Ik miste een paar voetnoten. Hoe komen de illustraties op je over? Leuk, ik houd van die manier van tekenen. Ze passen bij de tekst en vooral bij de tijd waarin deze tekst is geschreven. Je hebt ze niet nodig om het verhaal te begrijpen, maar het is wel leuk om naar te kijken.
140
Geslacht: vrouw Leeftijd: 70 jaar Opleiding: mms Voorkennis: Een Zomerzotheid al meerdere malen gelezen en ook ander werk van Van Marxveldt
Inleiding: Is de tekst duidelijk? Zo niet, waarom? Hij is duidelijk. Elke tekst is op een bepaalde manier geschreven, dus volgens een bepaalde schrijfstijl. Hoe vond je dat de inleiding las? De inleiding las ‘to the point’ en was zinvol. Heb je zin om de editie te lezen na de inleiding? Zo niet, waarom? Ja, hij leest gemakkelijk en ik heb zin er meer van te lezen.
Leeseditie: Na elke pagina met voetnoten: Hebben de voetnoten de vragen die de tekst bij je opriep beantwoord? Zo niet, wat mis je? De uitleg bij ‘grif’ zou ik veranderen in ‘graag’. Bij ‘robe-chemise’ zou ik de uitleg veranderen in ‘overhemdjurk’. De uitleg bij ‘Somalilandnegerin’ zou ik specifieker maken. Uitleg bij ‘bedslofje’ zou fijn zijn. Ik versta er een badstoffen slipper onder, maar ik vraag me af of die er toen al waren. Ik zou ‘regionen’ uitleggen als ‘ze gaan naar beneden om te ontbijten’. Leggen de voetnoten teveel uit, omdat je bepaalde dingen al wist? Zo ja, wat? De voetnoot bij ‘zot’ kan weg. De noot bij ‘trachtte’ kan verwijderd worden.
141
De voetnoot bij ‘torende’ is overbodig. De noot bij ‘ijl’ kan weg. De uitleg van ‘beslikte’ kan weg. De noot bij ‘allures’ is niet nodig. De voetnoot van ‘stík’ kan weg. Ik was niet bekend met het woord ‘wetten’ en vond de uitleg prettig. Het was fijn dat ‘bouche’ nog even uitgelegd werd, al werd het in de loop van de tekst duidelijk. Ik was niet bekend met het woord ‘tea-cosy’ en de uitleg bij ‘Californische peren’ was verhelderend. Ik was onbekend met de woorden ‘vermeidden’ en ‘vademen’. De uitleg bij ‘Aboe’ klopt (naar aanleiding van mijn vraag omdat het woord niet in het woordenboek staat, RB), ik gebruikte het woord vroeger zelf ook.
Na lezing van de hele editie: Wat vind je van de tekst? Leg je antwoord uit. Leuk, zoals je verwacht van Cissy van Marxveldt. Wat vond je van de voetnoten je tijdens het lezen? Veel woorden waren al bekend, maar ik begrijp dat het voor jongeren handig kan zijn. De noten stoorden niet, want ik kon ze goed negeren als ik een woord al kende. Wat is je algemene indruk van de voetnoten: leggen ze te veel uit of te weinig of is het goed op deze manier? Voor de jongeren zullen de noten de tekst verhelderen, maar ik heb 75% niet nodig. Hoe komen de illustraties op je over? Leuk, ze pasten bij de tekst. Goed ter amusement.
142