Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
PDSG-studie De harmonieuze ontwikkeling van de kleine stadsondersteunende industriële ondernemingen in Brussel
BRUNO BIANCHET CVOA en MARTINE CONSTANT & PARTNERS
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.2
Inhoudstafel INLEIDING .................................................................................................................................. 3! 1! 1.1! HET PACT VOOR DUURZAME STEDELIJKE GROEI (PDSG)................................................... 3! 1.2! DOELSTELLINGEN EN CONTEXT VAN DE OPDRACHT .......................................................... 3! 2! KWANTITATIEVE STUDIE VAN DE “STADSONDERSTEUNENDE INDUSTRIËLE ONDERNEMINGEN” ............................................................................................................................... 5! 2.1! METHODOLOGISCHE OVERWEGINGEN .................................................................................. 5! 2.2! BELANG EN EVOLUTIE VAN DE SOO-SECTOR ....................................................................... 5! 3! KWALITATIEF ONDERZOEK – RESULTATEN VAN DE BEDRIJVENENQUETE ................. 9! 3.1! SAMENSTELLING VAN HET MONSTER..................................................................................... 9! 3.2! KENMERKEN VAN HET MONSTER .......................................................................................... 11! 3.3! DE locaLISAtie IN HET BRUSSELSE GEWEST ........................................................................ 15! 3.4! KENMERKEN VAN DE inrichtingen ............................................................................................ 20! 3.5! WERKGELEGENHEID ................................................................................................................ 31! 3.6! De klanten ................................................................................................................................... 34! 3.7! DE TOEKOMSTVISIE ................................................................................................................. 36! 4! BENCHMARK........................................................................................................................... 39! 4.1! BRUSSELSE CONTEXT ............................................................................................................ 39! 4.1.1! HERINNERING: HET ONTHAAL VAN BEDRIJVEN IN BRUSSEL ....................................................... 39! 4.1.2! VOORUITZICHTEN INZAKE BEDRIJFSONTHAAL EN LOGISTIEK ...................................................... 41! 4.2! STEDENBOUWKUNDIGE INTEGRATIE VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN .............. 44! 4.2.1! VAN BEDRIJFSVASTGOED NAAR MINIZONES .............................................................................. 44! 4.2.2! NAAR EEN STEEDS VERDER GAANDE FUNCTIONELE INTEGRATIE ................................................ 45! 4.2.3! OPERATIONELE INTEGRATIE .................................................................................................... 50! 4.2.4! FUNCTIONELE EN MILIEU-INTEGRATIE ...................................................................................... 52! 4.3! DE LOGISTIEKE OPLOSSINGEN ............................................................................................. 59! 4.3.1! NIVEAU 1: INTERMODALE SITES ............................................................................................... 59! 4.3.2! NIVEAU 2: LOGISTIEKE PLATFORMEN OF HOTELS...................................................................... 60! 4.3.3! NIVEAU 3: STEDELIJK DISTRIBUTIECENTRUM (OP AGGLOMERATIENIVEAU).................................. 61! 4.3.4! NIVEAU 4: LOGISTIEK ONTHAALPUNT (OF STEDELIJKE LOGISTIEKE RUIMTE) (WIJKNIVEAU)........... 65! 4.3.5! NIVEAU 5: GOEDERENONTHAALPUNTEN .................................................................................. 68! 4.3.6! NIVEAU 6: LOGISTIEKE BUSSEN ............................................................................................... 69! 4.3.7! HET BEHEER VAN DE LEVERINGSPLAATSEN .............................................................................. 70! 4.3.8! PARKEERSCHIJF..................................................................................................................... 71! 5! PANELGESPREK VAN 9/11/2011 .......................................................................................... 73! 5.1! AANWEZIGEN ............................................................................................................................ 73! 5.2! PRESENTATIE VAN DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN...................................................... 73! 5.3! Reacties tijdens de presentatie ................................................................................................... 73! 5.4! DISCUSSIE ................................................................................................................................. 73! 5.5! DE verwachtingen ....................................................................................................................... 75! 6! BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN ................................................................................... 76! 6.1! BEVINDINGEN ............................................................................................................................ 76! 6.1.1! De Brusselse context ........................................................................................................... 76! 6.1.2! De benchmark ..................................................................................................................... 78! 6.2! Aanbevelingen ............................................................................................................................. 79! 6.2.1! Ter beschikking stelling van grond en immobiliën ............................................................... 79! 6.2.2! Inschrijving van de zones met economische bestemming op strategisch en planologisch niveau 80! 6.2.3! Afstemming van de mobiliteitsvereisten en de bereikbaarheidsprofielen ........................... 80! 6.2.4! Logistieke oplossingen voor de buurtopslag en -levering ................................................... 80! 6.2.5! Mobiliteitspakket .................................................................................................................. 80! 6.2.6! Charter voor goederen en werven ....................................................................................... 81! 6.2.7! Lokale zichtbaarheid van de bedrijven ................................................................................ 81! 6.2.8! Ambachten en andere werkplaatsen in de stad .................................................................. 81! 6.2.9! Bimby voor bedrijven ........................................................................................................... 81!
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.3
1 INLEIDING 1.1
HET PACT VOOR DUURZAME STEDELIJKE GROEI (PDSG)
Het PDSG werd op 29 april 2011 ondertekend en wil “een bundelende tekst zijn waarin de gezamenlijke inspanningen van de Brusselse overheid en sociale gesprekspartners worden bepaald inzake werkgelegenheid en vorming van de Brusselaars en ten gunste van een duurzaam Gewest.” Het Pact streeft op dit vlak de volgende doelstellingen na: !
de sociale dialoog in Brussel voortzetten en verder uitbouwen om op een specifieke en passende wijze in te spelen op de uitdagingen die verband houden met tewerkstelling, voornamelijk die van de Brusselse jongeren;
!
onder meer groene arbeidsplaatsen creëren voor de Brusselaars in een economie die ten dienste staat van de burger, ook in de kleine ondernemingen die een belangrijk tewerkstellingsbekken vormen voor de Brusselse werkzoekenden, en met name voor de personen die hun eigen job willen creëren;
!
de gelijkheid van man en vrouw bevorderen;
!
elke discriminatie op de werkvloer verbieden en de diversiteit in de Brusselse ondernemingen en besturen bevorderen;
!
de arbeidsvoorwaarden in het Gewest vrijwaren en verbeteren, net als de sociale rechten van de Brusselse werknemers, die in de context van een economische crisis en van een veranderende stadseconomie meer aan kansarmoede en sociale onzekerheid worden blootgesteld;
!
vooruitlopen op de mutaties van de stadseconomie en een duurzame economische expansie bevorderen in samenwerking met de andere entiteiten.
Het Pact voor een Duurzame Stedelijke Groei is geen plan: het is een globaal coördinatie-, samenwerkings- en mobilisatie-instrument voor de tewerkstelling van de Brusselaars en een duurzaam Gewest, dat enerzijds opgebouwd is rond sterke gemeenschappelijke voorafgaande engagementen en anderzijds rond een referentiemethode voor de uitvoering ervan.
1.2
DOELSTELLINGEN EN CONTEXT VAN DE OPDRACHT
De voorliggende studie heeft betrekking op de “harmonieuze ontwikkeling van de kleine stadsondersteunende industriële ondernemingen in Brussel”. Zij omvat drie delen: !
een kwantitatieve benadering van deze ondernemingen;
!
een behoeftenstudie;
!
een toekomstonderzoek van de voorgestelde oplossingen.
In het algemeen kadert deze beschouwing in een voluntaristische dynamiek van ondersteuning van de economische bedrijvigheid in een stedelijke omgeving. Als sinds de jaren ‘50 stelt men immers vast dat de industrie in de stedelijke omgeving achteruitgaat, met de economische, sociale en milieugevolgen van dien. Deze achteruitgang is het gevolg van drie dynamieken1:
1
!
een afname van het aantal industriële ondernemingen binnen de agglomeraties wegens de terugval en de verplaatsing van activiteiten;
!
een verplaatsing van de industrieën naar de rand;
B ; Mérenne – Schoumaker, la localisation des industries, 2002.
ESRBHG – PDSG-studie !
Bruno Bianchet & MCP p.4
een toename van de functionele segmentering van de ruimten.
De stadsvlucht van de activiteiten, m.a.w. binnen de Brusselse context, het vertrek naar de naburige gewesten, wordt verklaard door meerdere factoren die thans welgekend zijn: !
het ontoereikende immobiliënpark;
!
de beperkingen en moeilijkheden inzake mobiliteit;
!
de druk van de vastgoedmarkt;
!
burenproblemen;
!
het slechte imago van de stedelijke omgeving.
Zo zijn de economische productieactiviteiten de zwakke functie van de stedelijke grond- en immobiliënmarkt geworden ten opzichte van huisvesting, handel en kantoren. Dat stelt men ook in het Brussel Gewest vast. Uit planologisch oogpunt is de voor de industrie bestemde oppervlakte met 15 % afgenomen van 7.199.660 m² in 1979 naar 6.135.370 m² in het GBP van 20012. Zo ook blijkt uit een onderzoek van de GOMB dat in de 19 gemeenten als geheel elke maand gemiddeld 8.601 m2 werkplaatsen en opslagplaatsen verdwijnen, hetzij 172.026 m2 per jaar3.
Ph. Antoine, De sociaaleconomische uitdagingen van het “demografisch” Gewestelijk Bestemmingsplan - De handelingen van het Colloquium van 15 juni 2011. 3 GOMB, Enquête naar de reconversie van werkplaatsen en opslagruimten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, periode 2006 - 2008 2
Bruno Bianchet & MCP p.5
ESRBHG – PDSG-studie
2 KWANTITATIEVE STUDIE VAN INDUSTRIËLE ONDERNEMINGEN”
DE
“STADSONDERSTEUNENDE
Het doel van dit hoofdstuk is om het belang van de sector van de stadsondersteunende industriële ondernemingen te preciseren en om de recente ontwikkeling ervan te schetsen
2.1
METHODOLOGISCHE OVERWEGINGEN
Aangezien de activiteitensectoren die beschouwd worden als behorend tot het domein van de “stadsondersteunende industriële ondernemingen” (die wij ‘SOO’s’ zullen noemen) niet duidelijk in het bijzonder lastenboek zijn omschreven, heeft het eerste begeleidingscomité voor deze studie van 8 november 2011 op ons voorstel de sectorenlijst vastgesteld op basis van de NACE-codes4 die uit twee cijfers bestaan. Deze codes zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Daarnaast werd ook beslist om enkel rechtspersonen in aanmerking te nemen. De nomenclatuur van de NACE-codes werd in 2008 volledig herzien, zowel betreffende de definities (alle ondernemingen hebben een nieuwe code gekregen) als de categorieën, waardoor de sectorale evoluties slechts hetzij voor, hetzij na 2008 mogelijk zijn.
2.2
BELANG EN EVOLUTIE VAN DE SOO-SECTOR
Tabel 1. NACE! code"
Definitie"
"
"
10! 11! 12! 13! 14! 15! 16!
17! 18! 25! 26!
4
Belang van de sector van de stadsondersteunende ondernemingen (SOO’s)
Vervaardiging!van! voedingsmiddelen! Vervaardiging!van!dranken! Vervaardiging!van! tabaksproducten! Vervaardiging!van!textiel! Vervaardiging!van!kleding! Vervaardiging!van!leer!en!van! producten!van!leer! Houtindustrie!en!vervaardiging! van!artikelen!van!hout!en!van! kurk,!exclusief!meubelen;! vervaardiging!van!artikelen!van! riet!en!van!vlechtwerk! ! Vervaardiging!van!papier!en! papierwaren! Drukkerijen,!reproductie!van! opgenomen!media! Vervaardiging!van!producten!van! metaal,!exclusief!machines!en! apparaten! Vervaardiging!van! informaticaproducten!en!van! elektronische!en!optische! producten!
Aantal" werknemers" 2010"
Aantal" inrichtingen" 2010"
Gemiddel de" grootte" v.d." inrichting en"
Evolutie" werkgelegen! heid"2008! 2010""
In"TW 3.303
In"% 5,2
In"TW 339
In"% 7,6
10
264 123
0,4 0,2
3 1
0,1 0,0
88 123
22! "21!
47! "32!
50 0
1 0
143 797 100
0,2 1,3 0,2
22 83 13
0,5 1,9 0,3
7 10 8
29! "7! "7!
32! "59! "7!
"4 "11 0
"1 "10 0
252
0,4
28
0,6
9
9!
20!
"7
"2
432
0,7
17
0,4
25
"3!
"15!
"6
"1
1.283
2,0
153
3,4
8
"21!
"332!
"19
"37
1.483
2,3
122
2,7
12
"15!
"255!
"8
"11
303
0,5
10
0,2
30
"65!
"574!
0
0
Europese nomenclatuur van de economische activiteiten
In"%" In"TW" "3! "106!
Evolutie" inrichtingen" 2008!2010""
In"% In"TW "1 "3
Bruno Bianchet & MCP p.6
ESRBHG – PDSG-studie
27! 28! 29! 30! 31! 32! 33! 41! 42! 43! 49! 52! 58! 59!
Vervaardiging!van!elektrische! apparatuur! Vervaardiging!van!machines,! apparaten!en!werktuigen!! Vervaardiging!en!assemblage!van! motorvoertuigen,! aanhangwagens!en!opleggers! Vervaardiging!van!andere! transportmiddelen! Vervaardiging!van!meubelen! Overige!industrie! Reparatie!en!installatie!van! machines!en!apparaten! Bouw!van!gebouwen;! ontwikkeling!van!bouwprojecten! Weg"!en!waterbouw! Gespecialiseerde! bouwwerkzaamheden! Vervoer!te!land!en!vervoer!via! pijpleidingen! Opslag!en! vervoerondersteunende! activiteiten! Uitgeverijen!
Productie!van!films!en!video"!en! televisieprogramma's,!maken!van! geluidsopnamen!en!uitgeverijen! van!muziekopnamen! ! Creatieve!activiteiten,!kunst!en! 90! amusement! Reparatie!van!computers!en! 95! consumentenartikelen! Totaal!SOO"sector!
999
1,6
27
0,6
37
"8!
"86!
"10
"3
1.864
2,9
46
1,0
41
"18!
"402!
"19
"11
2.398
3,8
17
0,4
141
"1!
"31!
21
3
631
1,0
2
0,0
316
"10!
"67!
"50
"2
184 337 1.903
0,3 0,5 3,0
55 75 25
1,2 1,7 0,6
3 4 76
"22! "49! 100!
"52! "327! 951!
"2 "11 79
"1 "9 11
5.028
7,9
338
7,6
15
"11!
"640!
1
2
2.419 9.577
3,8 15,1
27 1.285
0,6 29,0
90 7
57! 877! "19! "2.231!
0 "2
0 "26
19.189
30,2
699
15,8
27
"3!
"534!
12
76
2.675
4,2
137
3,1
20
5!
128!
5
7
2.256 1.804
3,6 2,8
155 230
3,5 5,2
15 8
"14! 2!
"360! 36!
"9 "1
"16 "3
3.420
5,4
462
10,4
7
0!
6!
"3
"13
271
0,4
67
1,5
4
"49!
"257!
2
1
63.438
100,0
4.438
100,0
14
"6! "4.270!
"1
"48
Bron: RSZ
De SOO-sector in het Brussels Gewest telt 63.438 werknemers en 4.438 inrichtingen, hetzij respectievelijk 10,1 % en 12,9 % van het totaal voor Brussel. Het gemiddeld aantal personeelsleden van de inrichtingen is 14, tegenover 18 voor al de bedrijven van het Gewest. Met 30 % blijkt de sector vervoer te land en vervoer via pijpleidingen de belangrijkste te zijn, ondanks een gemiddelde grootte van de inrichtingen van 30 eenheden, hetgeen vrij bescheiden blijft. Deze sector is echter ‘opgeblazen’ door de aanwezigheid van de MIVB en de NMBS holding, hetzij een totaal van ongeveer 14.500 werknemers. Daarna volgen de verschillende branches van de bouwsector, verdeeld in drie categorieën, goed voor 27 % van de totale werkgelegenheid en 37% van de inrichtingen, wat zich vertaalt in een gemiddelde grootte van slechts 10 eenheden. Een andere vooraanstaande sector is die van de creatieve activiteiten, kunst en amusement met meer dan 5% van de werkgelegenheid. Vanuit het oogpunt van de evolutie tussen 2008 en 2010 heeft de SOO-sector 4.270 banen verloren, hetzij min 6 %. Tijdens dezelfde periode is de Brusselse werkgelegenheid echter met 1 % gestegen. Deze vaststelling wordt bevestigd door het onderzoeken van de periode 2002 – 2008, aangezien de onderzochte sector 6 % van zijn werkgelegenheid heeft verloren terwijl de totale werkgelegenheid in het gewest met 3 % is gestegen. Met een verlies van 48 eenheden is het aantal inrichtingen nagenoeg stabiel gebleven. Drie sectoren vertonen in een jaar tijd een bijzonder groot verlies: de vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten, - 65% (- 574 banen), de overige industrie, - 49% (- 327 banen), en de reparatie van computers en consumentenartikelen, - 49 % (- 257 banen). In absolute cijfers is de sector van de gespecialiseerde bouwwerkzaamheden met – 2.231 eenheden het grootste aantal banen kwijt. Tussen 2002 en 2008 zijn in het algemeen de sectoren met betrekking tot de vervaardiging van goederen het meeste achteruitgegaan. Sommige sectoren zijn echter sterk gegroeid: de "reparatie en installatie van machines en apparaten”, + 100 % en 951 banen en de “weg- en waterbouw”: + 57% en 877 banen.
Bruno Bianchet & MCP p.7
ESRBHG – PDSG-studie
De tabel hierna geeft een vergelijking tussen het belang van de SOO-sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en op nationaal vlak. De eerste specialisatiegraad vergelijkt het belang van iedere sector ten opzichte van de totale werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en op nationaal vlak. Waarde 1 komt overeen met een gebrek aan ‘specialisatie’, d.w.z. een equivalent gewicht. Zo geeft de laatste lijn met een waarde van 0,5 aan dat het belang van het totaal van de SOO’s twee maal groter is op nationaal niveau. Het totaal van de weerhouden sectoren vertegenwoordigt 21 % van de totale werkgelegenheid in loondienst, hetzij dubbel zoveel als op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vergeleken met de nationale werkgelegenheid blijkt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gespecialiseerd, d.w.z. het aandeel van de sector is groter dan wat op nationaal niveau wordt waargenomen, in de sectoren van de "productie van films en video- en televisieprogramma's, maken van geluidsopnamen en uitgeverijen van muziekopnamen” en van de "creatieve activiteiten, kunst en amusement”, wat niet hoeft te verbazen gezien de aanwezigheid van met name de nationale radio- en televisieomroepen. De tweede waarde vergelijkt de Brusselse structuur met de nationale voor enkel de SOO-sector. Behalve de reeds vermelde sectoren blijkt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gespecialiseerd op het gebied van het "vervoer te land en vervoer via pijpleidingen” en de "vervaardiging van kleding”. Tabel 2. NACE! code"
10! 11! 12! 13! 14! 15! 16!
17! 18! 25! 26! 27! 28! 29! 30! 31! 32! 33! 41! 42! 43! 49! 52! 58! 59!
Vergelijking van het belang van de SOO-sector in het BHG en in België Definitie"
Specialisatie! Specialisatie! Evolutie" Evolutie graad"/" graad"/" werkgele! werkgele! totale" werkgelegen! genheid" genheid" werkgelegen! heid"SOO" 2008"!"2010" 2008"!"2010" heid" SOO"Belg." SOO"BHG"in" in"%" %" Vervaardiging!van!voedingsmiddelen! 0,3 0,5 "1! "3 Vervaardiging!van!dranken! 0,2 0,4 "2! 22 Vervaardiging!van!tabaksproducten! 0,5 0,9 "7! "21 Vervaardiging!van!textiel! 0,0 0,1 "14! 29 Vervaardiging!van!kleding! 0,9 1,9 "13! "7 Vervaardiging!van!leer!en!van!producten!van!leer 0,6 1,2 "20! "7 Houtindustrie!en!vervaardiging!van!artikelen!van! 0,2 0,3 "4! 9 hout!en!van!kurk,!exclusief!meubelen;! vervaardiging!van!artikelen!van!riet!en!van! vlechtwerk! Vervaardiging!van!papier!en!papierwaren 0,2 0,4 "6! "3 Drukkerijen,!reproductie!van!opgenomen!media 0,5 1,1 "10! "21 Vervaardiging!van!producten!van!metaal,! 0,2 0,3 "7! "15 exclusief!machines!en!apparaten! Vervaardiging!van!informaticaproducten!en!van! 0,1 0,3 "25! "65 elektronische!en!optische!producten! Vervaardiging!van!elektrische!apparatuur 0,4 0,8 "8! "8 Vervaardiging!van!machines,!apparaten!en! 0,3 0,6 "9! "18 werktuigen!n.e.g.! Vervaardiging!en!assemblage!van! 0,4 0,8 "16! "1 motorvoertuigen,!aanhangwagens!en!opleggers! Vervaardiging!van!andere!transportmiddelen 0,6 1,2 "8! "10 Vervaardiging!van!meubelen! 0,1 0,2 "7! "22 Overige!industrie! 0,3 0,6 "7! "49 Reparatie!en!installatie!van!machines!en! 0,7 1,4 26! 100 apparaten! Bouw!van!gebouwen;!ontwikkeling!van! 0,5 1,0 "4! "11 bouwprojecten! Weg"!en!waterbouw 0,5 0,9 9! 57 Gespecialiseerde!bouwwerkzaamheden 0,5 1,0 0! "19 Vervoer!te!land!en!vervoer!via!pijpleidingen 1,0 2,0 "2! "3 Opslag!en!vervoerondersteunende!activiteiten 0,3 0,6 "3! 5 Uitgeverijen! 1,4 2,8 "10! "14 Productie!van!films!en!video"!en! 2,2 4,4 4! 2 televisieprogramma's,!maken!van!
Bruno Bianchet & MCP p.8
ESRBHG – PDSG-studie
geluidsopnamen!en!uitgeverijen!van! muziekopnamen! Creatieve!activiteiten,!kunst!en!amusement Reparatie!van!computers!en! consumentenartikelen!
90! 95! !
1,6 0,5
3,2 1,1
6! 8!
0 "49
0,5
1,0
"4!
"6
Bron: RSZ
De vijfde kolom van de tabel geeft de evolutie 2008 - 2010 weer van de werkgelegenheid in de SOOsector op nationaal niveau en om gemakkelijk te kunnen vergelijken hebben wij hetzelfde gegeven voor enkel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook weergegeven. Over het algemeen stellen we vast dat, wat de onderzochte sector betreft, de terugval in heel het land kleiner was dan enkel in Brussel, bij een nagenoeg stabiel gebleven werkgelegenheid. En tijdens de periode 2002 - 2008 vond een lichte stijging plaats.
Bruno Bianchet & MCP p.9
ESRBHG – PDSG-studie
3 KWALITATIEF ONDERZOEK – RESULTATEN VAN DE BEDRIJVENENQUETE Het doel van dit hoofdstuk is om d.m.v. een enquête het profiel te preciseren van de stadsondersteunende industriële ondernemingen en de context van hun integratie in de stedelijke omgeving, alsook om de beoordeling en verwachtingen van de bedrijfsleiders te kennen.
3.1
SAMENSTELLING VAN HET MONSTER
De kwalitatieve studie werd gevoerd aan de hand van een door het Begeleidingscomité gevalideerde vragenlijst, die samen met het enquêteverslag in bijlage is toegevoegd. We zijn begonnen met het hergroeperen van de geselecteerde NACE-codes in 9 activiteitenbranches die in de tabel hierna zijn weergegeven. Tabel 3.
Tabel lijst van de geselecteerde sectoren en vereenvoudigde nomenclatuur
NACE! code" 10!
Vervaardiging!van!voedingsmiddelen!!
Vervaardiging!van!voedingsmiddelen!en!tabak!
11!
Vervaardiging!van!dranken!
Vervaardiging!van!voedingsmiddelen!en!tabak!
12!
Vervaardiging!van!tabaksproducten!
Vervaardiging!van!voedingsmiddelen!en!tabak!
13!
Vervaardiging!van!textiel!
Textiel"!en!lederwarensector!
14!
Vervaardiging!van!kleding!
Textiel"!en!lederwarensector!
15!
Vervaardiging!van!leer!en!van!producten!van!leer!
Textiel"!en!lederwarensector!
16!
18!
Houtindustrie!en!vervaardiging!van!artikelen!van!hout!en!van!kurk,! Vervaardiging!van!papier,!hout!en! exclusief!meubelen;!vervaardiging!van!artikelen!van!riet!en!van!vlechtwerk! vergelijkbare!producten! Vervaardiging!van!papier!en!papierwaren! Vervaardiging!van!papier,!hout!en! vergelijkbare!producten! Drukkerijen,!reproductie!van!opgenomen!media! Drukkerijen!en!uitgeverijen!
25!
Vervaardiging!van!producten!van!metaal,!exclusief!machines!en!apparaten! Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
26! 27!
Vervaardiging!van!informaticaproducten!en!van!elektronische!en!optische! producten! Vervaardiging!van!elektrische!apparatuur!
Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
28!
Vervaardiging!van!machines,!apparaten!en!werktuigen!n.e.g.!
Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
29!
Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
30!
Vervaardiging!en!assemblage!van!motorvoertuigen,!aanhangwagens!en! opleggers! Vervaardiging!van!andere!transportmiddelen!
31!
Vervaardiging!van!meubelen!
32!
Overige!industrie!
Vervaardiging!van!papier,!hout!en! vergelijkbare!producten! Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
33!
Reparatie!en!installatie!van!machines!en!apparaten!
Reparatie!en!installatie!van!goederen!
41!
Bouw!van!gebouwen;!ontwikkeling!van!bouwprojecten!
Immobiliën!
42!
Weg"!en!waterbouw!
Bouw!
43!
Gespecialiseerde!bouwwerkzaamheden!
Bouw!
49!
Vervoer!te!land!en!vervoer!via!pijpleidingen!
Transport!en!ondersteunende!activiteiten!
52!
Opslag!en!vervoerondersteunende!activiteiten!
Transport!en!ondersteunende!activiteiten!
58!
Uitgeverijen!
Drukkerijen!en!uitgeverijen!
59!
Creatieve!activiteiten!
90!
Productie!van!films!en!video"!en!televisieprogramma's,!maken!van! geluidsopnamen!en!uitgeverijen!van!muziekopnamen! Creatieve!activiteiten,!kunst!en!amusement!
Creatieve!activiteiten!
95!
Reparatie!van!computers!en!consumentenartikelen!
Reparatie!en!installatie!van!goederen!
17!
Definitie"
! Totaal! Bron: RSZ 2009
Vereenvoudigde"code"
Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
Vervaardiging!van!goederen!en!machines!
Bruno Bianchet & MCP p.10
ESRBHG – PDSG-studie
Vertrekkende van de geselecteerde NACE-codes werd door BECI (Brussels Entreprises Commerce and Industry) een database opgesteld. Daarin zijn 9.579 bedrijven opgenomen. Tabel 4. NACE 2
Samenstelling BECI-bestand
10
Aantal NACE 2 bedrijven 165 29
11
16 30
15
12
2 31
149
13
81 32
279
14
202 33
49
15
28 41
636
16
94 42
187
17
39 43
4050
18
550 49
541
25
230 52
226
26
115 58
437
27
93 90
1001
28
100 95
265
Algemeen totaal
Aantal bedrijven 29
9579
In totaal werden 1.581 adressen uitgebaat, maar slechts 665 (42 %) zijn bruikbaar gebleken. Er werden 361 enquêtes afgewerkt. Twee bedrijven werden echter uit de lijst verwijderd omdat zij, gelet op hun groot personeelsbestand (3.600 en 4.000), niet pasten in het onderzochte profiel en de resultaten verdraaiden. De behandeling van de antwoorden heeft daardoor betrekking op 359 enquêtes. De resultaten zijn systematisch per thema weergegeven en met de belangrijkste vaststellingen samengebracht.
Bruno Bianchet & MCP p.11
ESRBHG – PDSG-studie
3.2
KENMERKEN VAN HET MONSTER
Tabel 5.
Samenstelling van het monster per activiteitensector (in T.W.)
Creatieve!activiteiten! Bouw! Vervaardiging!van!goederen!en!machines! Drukkerijen!en!uitgeverijen! Textiel"!en!lederwarensector! Vervaardiging!van!voedingsmiddelen!en!tabak! Vervaardiging!van!papier,!hout!en!vergelijkbare! producten! Reparatie!en!installatie!van!goederen! Transport!en!ondersteunende!activiteiten! Algemeen!totaal!
Grafiek 1.
39 176 37 39 11 12 5 12 28 359
Samenstelling van het monster per activiteitensector (in T.W.)
ESRBHG – PDSG-studie
Grafiek 2.
Bruno Bianchet & MCP p.12
Oprichtingsdatum van de bedrijven (in %)
6 % van de bedrijven bestond overigens al voordat ze zich in het Brussels Gewest vestigden.
Grafiek 3.
Statuut van de bedrijven
Grafiek 4.
Groepen waartoe de bedrijven behoren
ESRBHG – PDSG-studie
Autonoom Nationale groep Internationale groep Bron: enquête ESRBHG – PDSG
Bruno Bianchet & MCP p.13
ESRBHG – PDSG-studie
Grafiek 5.
Bruno Bianchet & MCP p.14
Lidmaatschap van een partnerschap of een vereniging
Belangrijkste lessen: !
4 dominerende sectoren: bouw (49 %), creatieve activiteiten, drukkerijen en uitgeverijen en vervaardiging van goederen en machines (32 % in totaal);
!
38 % van de bedrijven dateert van na 2000 en 25 % van na 2005;
!
In de sectoren van de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak en van de creatieve activiteiten vinden we het grootste aandeel van jonge bedrijven terug (meer dan de helft is jonger dan 10 jaar);
!
6% van de bedrijven bestond reeds voor ze zich in het Brussels Gewest vestigden en zijn het resultaat van een verplaatsing;
!
De sector van de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak telt een groot aantal jonge bedrijven, in tegenstelling tot de sector van de vervaardiging van goederen en machines;
!
Een meerderheid van bvba’s (54 %) met een bijzonderheid voor de creatieve activiteiten waar de categorie “overige” overheerst met een meerderheid van vzw’s;
!
De meeste bedrijven (94 %) zijn “autonoom”, d.w.z. ze behoren niet tot een nationale of internationale groep, maar een derde behoort tot een vereniging of een professioneel partnerschap, met een groter aandeel voor de creatieve activiteiten.
Bruno Bianchet & MCP p.15
ESRBHG – PDSG-studie
3.3
DE LOCALISATIE IN HET BRUSSELSE GEWEST
Tabel 6.
Motivatie voor vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %) 1e!keuze!
Woonplaats! Familietraditie! Hoofdstad!van!België! Belangrijk!klantenpotentieel! Place!to!be! Opportuniteit!(overname!cabinet,!kantoor…)! Zakelijk!zenuwknooppunt! Hoofdstad!van!Europa! Gestudeerd!in!Brussel! Mobiliteit! Aanwezigheid!van!HQ!van!internationale! maatschappijen! Milieu! Levenskwaliteit! Kwaliteit!van!de!medewerkers! Gewestelijke!steunmaatregelen! Vestigingsbeleid! Aanwezigheid!van!internationale!instellingen! Geen!antwoord! Totaal! Tabel 7.
3e!keuze!
Totaal!
Aantal! respondenten!
64 7 7 3 5 3 3 1 2 1 0
20 28 0 16 8 9 1 11 0 3 1
20! 10! 0! 20! 10! 0! 0! 0! 0! 0! 10!
56! 11! 6! 6! 5! 4! 3! 2! 2! 1! 1!
57 11 6 6 5 4 3 2 2 1 1
0 0 0 0 0 0 2 100
1 1 0 0 0 0 0 100
0! 0! 20! 0! 0! 10! 0! 100!
0! 0! 0! 0! 0! 0! 2! 100!
0 0 0 0 0 0 " 100
Motivatie voor vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %) per sector !
Woonplaats! Familietraditie! Hoofdstad!van!België! Belangrijk! klantenpotentieel! Place!to!be! Opportuniteit! (overname!cabinet,! kantoor…)! Zakelijk! zenuwknooppunt! Hoofdstad!van!Europa! Gestudeerd!in!Brussel! Mobiliteit! Aanwezigheid!van!HQ! van!internationale! maatschappijen! Milieu! Levenskwaliteit! Kwaliteit!van!de! medewerkers! Gewestelijke! steunmaatregelen! Vestigingsbeleid! Aanwezigheid!van! internationale! instellingen! Geen!antwoord!
Totaal!
2e!keuze!
Creatieve! activiteiten!
Bouw!
Vervaar" Drukkerijen Textiel" en! Vervaar" Vervaar" Reparatie!en! Transport! diging!van! en!uitgeve" lederwa" diging!van! diging!van! installatie! en!onder" goederen!en rijen! rensector! voedings" papier,!hout! van! steunende! machines middelen!en! en!vergelijk" goederen! activiteiten! tabak! bare! producten!
Totaal
49! 2! 22! 9!
63! 13! 2! 4!
57 6 2 13
41 21 5 5
46 23 0 8
57 0 14 0
0! 29! 0! 0!
77! 0! 0! 0!
53 3 8 8
56 11 6 6
4! 2!
3! 3!
9 13
2 2
0 8
7 0
57! 0!
0! 8!
17 3
5 4
0!
4!
0
4
0
0
0!
0!
3
3
7! 2! 0! 0!
1! 0! 1! 1!
0 0 0 0
2 9 2 0
0 0 8 0
0 7 7 0
0! 0! 0! 0!
0! 0! 0! 0!
6 0 0 0
2 2 1 1
0! 0! 2!
0! 0! 0!
0 0 0
4 0 2
0 0 0
0 7 0
0! 14! 0!
0! 0! 0!
0 0 0
0 0 0
0!
0!
0
2
0
0
0!
0!
0
0
0! 0!
0! 0!
0 0
0 0
8 0
0 0
0! 0!
0! 0!
0 0
0 0
2! 100!
2! 100!
0 100
0 100
0 100
0 100
0! 100!
15! 100!
0 100
2 100
Bruno Bianchet & MCP p.16
ESRBHG – PDSG-studie
Tabel 8.
Troeven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als autoriteit (in %) !
1e!keuze
2e!keuze
78 11 3 3 1 1 1 1 0 100
10 0 40 10 20 10 10 0 0 100
Geen! Gewestelijke!steun"!en!stimuleringsmaatregelen! Stimulansen!voor!tewerkstelling! Administratieve!formaliteiten! Milieuwetgeving! Fiscaliteit! Vestigingsbeleid! Stedenbouwkundige!wetgeving! Overige!
Totaal!!
Tabel 9.
Creatieve! activitei" ten!
Geen! Gewestelijke!steun"!en! stimuleringsmaatregelen! Stimulansen!voor! tewerkstelling! Administratieve! formaliteiten! Milieuwetgeving! Vestigingsbeleid! Stedenbouwkundige! wetgeving! Overige!
Totaal!!
Tabel 10.
74 10 5 3 2 2 2 1 0 100
Aantal! respondent en! "! 40! 18! 13! 9! 7! 6! 5! 1! 100!
Troeven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als autoriteit (in %) per sector
!
Fiscaliteit!
Totaal
Bouw!
Vervaar" Drukkerijen Textiel"! Vervaar" Vervaar" Reparatie! Transport! diging!van en!uitgeve" en! diging!van! diging!van! en! en!onder" goederen! rijen! lederwa" voedings" papier,! installatie! steunende! en! rensector middelen! hout!en! van! activiteiten machines en!tabak vergelijk" goederen! bare! producten!
Totaal!!
76! 7!
77! 8!
77 15
74 13
46 23
69 8
80! 20!
64! 14!
68 11
74 10
2!
3!
3
8
23
8
0!
7!
7
5
7!
3!
3
0
8
0
0!
7!
4
3
2! 0! 5! 0!
3! 3! 1! 2!
0 0 3 0
3 0 3 0
0 0 0 0
0 8 8 0
0! 0! 0! 0!
7! 0! 0! 0!
4 4 0 4
2 2 2 1
0! 100!
1! 100!
0 100
0 100
0 100
0 100
0! 100!
0! 100!
0 100
0 100
Troeven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als werkplaats (in %) !
Concentratie!dynamische!krachten! Hoofdstad!van!België! Hoofdstad!van!Europa! Concentratie!confraters,!concurrenten! Geen! Mobiliteit! Gemak!van!rekrutering!medewerkers! Zetel!van!internationale!organisaties! Parkeergelegenheid! Veiligheid! Overige! Totaal!!
1e!keuze
2e!keuze
3e!keuze
Totaal
20 32 8 12 19 6 1 0 0 0 1 100
34 1 38 10 1 7 5 3 1 1 1 100
43 0 0 24 0 12 12 7 0 0 2 100
27 20 16 13 11 7 3 2 0 0 1 100
Aantal! respondent en! 30! 22! 18! 14! "! 8! 4! 2! 0! 0! 1! 100!
Bruno Bianchet & MCP p.17
ESRBHG – PDSG-studie
Tabel 11.
Troeven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als werkplaats (in %) per sector Creatieve! activitei" ten!
!
Concentratie! dynamische!krachten! Hoofdstad!van!België! Hoofdstad!van!Europa! Concentratie! confraters,! concurrenten! Geen! Mobiliteit! Gemak!van!rekrutering! medewerkers! Zetel!van! internationale! organisaties! Parkeergelegenheid! Veiligheid! Overige! Totaal!!
Tabel 12.
Totaal!!
22!
32!
23
21
18
31
0!
42!
16
27
32! 23! 12!
16! 13! 13!
26 16 13
18 21 15
12 12 0
19 19 13
20! 0! 20!
13! 4! 17!
20 22 7
20 16 13
3! 4! 1!
15! 4! 4!
12 9 1
12 8 5
0 47 6
13 6 0
40! 20! 0!
0! 13! 8!
11 9 4
11 7 3
4!
1!
0
0
0
0
0!
0!
7
2
0! 0! 0! 100!
0! 0! 1! 100!
0 0 0 100
0 0 0 100
6 0 0 100
0 0 0 100
0! 0! 0! 100!
0! 4! 0! 100!
0 0 4 100
0 0 1 100
Zwakten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als autoriteit (in %) !
1e!keuze!
2e!keuze
3e!keuze
Totaal
57! 11! 14! 7!
0 30 21 0
0 38 0 0
46 15 14 6
3! 2! 2! 2! 2! 100!
11 19 5 11 4 100
29 21 13 0 0 100
6 5 3 3 2 100
Geen! Administratieve!formaliteiten! Fiscaliteit! Gewestelijke!steun"!en! stimuleringsmaatregelen! Stedenbouwkundige!wetgeving! Milieuwetgeving! Vestigingsbeleid! Stimulansen!voor!tewerkstelling Overige! Totaal!
Tabel 13.
Vervaar" Drukkerijen Textiel"! Vervaar" Vervaar" Reparatie! Transport! en! en!onder" diging!van en!uitgeve" diging!van! diging!van! en! goederen! rijen! lederwa" voedings" papier,! installatie! steunende! van! activiteiten en! rensector middelen! hout!en! machines en!tabak vergelijk" goederen! bare! producten!
Bouw!
Aantal! respondenten " 28! 26! 11! 11! 10! 6! 5! 4! 100!
Zwakten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als autoriteit (in %) per sector
!
Geen! Administratieve! formaliteiten! Fiscaliteit! Gewestelijke!steun"!en! stimuleringsmaatregele n! Stedenbouwkundige! wetgeving!
Creatieve! activitei" ten!
Bouw!
Vervaar" Drukkerijen Textiel" en! Vervaar" Vervaar" Reparatie!en! Transport! diging!van! en!uitgeve" lederware diging!van! diging!van! installatie! en!onder" rijen! nsector! goederen!en voedings" papier,!hout! van! steunende! machines middelen!en! en!vergelijk" goederen! activiteiten! tabak! bare! producten!
Totaal
49! 9!
49! 14!
44 17
38 30
31 0
23 31
80! 20!
92! 0!
39 9
47 15
13! 2!
15! 6!
15 6
22 6
0 15
8 8
0! 0!
0! 0!
6 12
14 6
9!
6!
4
2
0
8
0!
0!
9
6
Bruno Bianchet & MCP p.18
ESRBHG – PDSG-studie Milieuwetgeving! Vestigingsbeleid! Stimulansen!voor! tewerkstelling! Overige!
Totaal!
9! 4! 2!
5! 2! 1!
8 4 2
2 0 0
15 15 23
8 8 8
0! 0! 0!
0! 0! 8!
3 3 6
5 3 3
4! 100!
2! 100!
0 100
0 100
0 100
0 100
0! 100!
0! 100!
12 100
2 100
Bij de “overige” antwoorden werd meermaals het gebrek aan communicatie aangehaald.
Tabel 14.
Zwakten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als werkplaats (in %) !
1e!keuze
Mobiliteit! Parkeergelegenheid! Geen! Veiligheid! Concentratie!confraters,!concurrenten! Gemak!van!rekrutering!medewerkers! Zetel!van!internationale!organisaties! Hoofdstad!van!Europa! Concentratie!dynamische!krachten! Hoofdstad!van!België! Overige! Totaal!
Tabel 15.
2e!keuze
55 13 18 4 3 2 2 1 1 1 0 100
3e!keuze
6 79 0 8 5 0 0 2 1 0 0 100
Totaal
0 15 0 70 11 0 0 4 0 0 0 100
41 28 13 8 4 2 1 1 1 1 0 100
Totaal! respondenten! 43! 29! "! 9! 9! 2! 1! 1! 1! 1! 0! 100!
Zwakten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als werkplaats (in %) per sector
!
Mobiliteit! Parkeergelegenheid! Geen! Veiligheid! Concentratie! confraters,! concurrenten! Gemak!van! rekrutering! medewerkers! Zetel!van! internationale! organisaties! Hoofdstad!van! Europa! Concentratie! dynamische!krachten! Hoofdstad!van!België! Overige! Totaal!
Creatieve! activitei" ten!
Bouw!
Vervaar" Drukkerijen Textiel" en! Vervaar" Vervaar" Reparatie!en! Transport! diging!van! en!uitgeve" lederwa" diging!van! diging!van! installatie! en!onder" rijen! rensector! voedings" papier,!hout! goederen!en steunende! van! machines middelen!en! en!vergelijk" goederen! activiteiten! tabak! bare! producten!
Totaal!
37! 33! 9! 12! 3!
44! 30! 11! 7! 1!
33 29 27 6 0
40 26 12 9 4
33 27 20 0 0
40 13 7 27 0
29! 43! 14! 0! 0!
43! 21! 21! 0! 0!
43 14 11 16 3
41 28 13 8 2
3!
0!
2
0
7
7
0!
0!
0
1
0!
2!
0
2
0
0
0!
7!
0
1
0!
0!
0
2
0
0
0!
0!
3
1
0!
0!
2
0
0
0
0!
0!
3
1
0! 3! 100!
0! 4! 100!
0 0 100
2 4 100
0 13 100
0 7 100
0! 14! 100!
0! 7! 100!
0 8 100
0 4 100
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.19
Belangrijkste lessen: !
Het eerste criterium voor de lokalisatie is verreweg de woonplaats (56 %), gevolgd door de familietraditie; het gaat hier om een proces van “nabijheid”.
!
Deze logica komt nog meer tot uiting voor de sectoren van de reparatie en installatie van goederen en voor de bouw.
!
Het gewicht van de overige lokalisatiecriteria blijkt marginaal.
!
Als autoriteit biedt het BHG voor de meerderheid van de bedrijven (74 %) geen enkele troef!
!
Daarna volgen de steun- en stimuleringsmaatregelen.
!
Als werkplaats zijn de voornaamste troeven van het BHG de concentratie van dynamische krachten(27 %) en de rol van nationale hoofdstad (20 %).
!
Als autoriteit vertoont het BHG voor 46 % van de bedrijven geen enkele zwakte!
!
Behalve het ontbreken van antwoord is de eerste geciteerde zwakte het geheel van administratieve formaliteiten, dat ook de eerste 2e keuze is.
!
De sectoren van de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak en van de drukkerijen en uitgeverijen blijken meer afkerig te zijn van administratieve formaliteiten.
!
Als werkplaats zijn de voornaamste zwakten van het BHG de mobiliteit (41 %) en de parkeergelegenheid (28 %), argumenten die door alle sectoren worden aangehaald, en de veiligheid (8 %).
ESRBHG – PDSG-studie
3.4
Bruno Bianchet & MCP p.20
KENMERKEN VAN DE INRICHTINGEN
Grafiek 6.
Aandeel van eigenaars (in %)
Grafiek 7.
Gemiddelde oppervlakte van de inrichtingen - Gedeelte kantoren (in m2)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.21
Grafiek 8.
Gemiddelde oppervlakte van de inrichtingen - Gedeelte werkplaatsen (in m2)
Grafiek 9.
Verdeling van de inrichtingen volgens gebruikte oppervlakte (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.22
Grafiek 10.
Gemiddelde gebruikte oppervlakte per arbeidsplaats (in m2/arbeidsplaats)
Grafiek 11.
Aandeel van de gebruikte oppervlakte per activiteitensector (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.23
Grafiek 12.
Gemiddeld aantal eigen parkeerplaatsen van het bedrijf
Grafiek 13. %)
Verdeling van de inrichtingen volgens aantal eigen parkeerplaatsen van de bedrijven (in
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.24
Grafiek 14. (in %)
Aandeel van bedrijven die kampen met problemen van bereikbaarheid voor het personeel
Grafiek 15. %)
Aandeel van bedrijven die kampen met problemen van bereikbaarheid voor de klanten (in
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.25
Grafiek 16.
Aandeel van bedrijven die kampen met parkeerproblemen voor het personeel (in %)
Grafiek 17.
Aandeel van bedrijven die kampen met parkeerproblemen voor hun klanten (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.26
Grafiek 18.
Aandeel van bedrijven die kampen met uitbreidingsproblemen (in %)
Grafiek 19.
Aandeel van bedrijven die kampen met uitbreidingsproblemen (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Grafiek 20.
Bruno Bianchet & MCP p.27
Verdeling volgens het aantal eigen bedrijfswagens (in %)
Meer dan 10 Van 6 tot 10 Van 2 tot 5 1 0 Bron: enquête ESRBHG – PDSG
Grafiek 21.
Verdeling volgens het aantal eigen bestelwagens van het bedrijf (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.28
Grafiek 22.
Verdeling volgens het aantal eigen vrachtwagens van het bedrijf (in %)
Grafiek 23. %)
Aandeel van bedrijven die beschikken over zwaar materieel (bv.: rolbrug, pers, enz.)
Het gaat voornamelijk om hefuitrusting (rolbruggen en kranen) en, in mindere mate, persen.
(in
Bruno Bianchet & MCP p.29
ESRBHG – PDSG-studie
Grafiek 24.
Aandeel van bedrijven onderworpen aan een milieuvergunning (in %)
Belangrijkste lessen: !
55% van de bedrijven is eigenaar (80 % voor de sector hout, papier en gelijkaardige producten en 76 % voor de vervaardiging van goederen en machines).
!
Hoewel de gemiddelde oppervlakte van de inrichtingen 585 m2 bedraagt (1.189 m² voor de transportsector en 1.172 m² voor de sector van de vervaardiging van goederen en machines) beslaat 29 % niet meer dan 50 m2 en 14 % meer dan 1.000 m2.
!
Met een gemiddelde van 212 m2 is de kantooroppervlakte praktisch gelijk aan de oppervlakte van de werkplaatsen: 373 m².
!
De gemiddelde gebruikte oppervlakte per baan bedraagt 41 m2, wetende dat dit cijfer beïnvloed is door het gewicht van de bouwsector die 37 % van de gebruikte oppervlakte beslaat en 25 m2 / arbeidsplaats. De vervaardiging van textiel- en lederwaren beslaat gemiddeld 121 m2 per arbeidsplaats.
!
De bedrijven beschikken gemiddeld over 5 eigen parkeerplaatsen, maar 56 % bezit er geen enkele.
!
Slechts 10 % van de bedrijven bevestigt moeilijkheden te ondervinden inzake bereikbaarheid voor hun personeel en voor hun klanten bedraagt die waarde nog slechts 5 %.
!
Daarentegen kampt 25 % van de bedrijven met parkeerproblemen voor het personeel tegenover 27 % voor de klanten.
!
De sectoren van de creatieve activiteiten en de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak kampen nog meer met parkeerproblemen voor hun klanten.
!
Het aandeel van de bedrijven met burenproblemen bedraagt 6 %, maar 25 % voor de voedings- en tabaksector en 7% kampt met een uitbreidingsprobleem.
!
Als overige moeilijkheden worden voornamelijk vermeld: !
mobiliteit (18 maal);
!
toegang voor leveranciers en leveringen (7 maal);
!
onveiligheid (6 maal).
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.30
!
Bedrijven bezitten een wagenpark van gemiddeld 5 auto’s, terwijl 30 % van de bedrijven geen auto bezit en 38 % over meer dan 2 voertuigen beschikt.
!
Voor de bestelwagens is het gemiddelde 4 eenheden, maar 54 % van de bedrijven bezit er geen.
!
Wat de vrachtwagens betreft, bezit slechts 13 % van de bedrijven er één of meer.
!
14 % van de bedrijven beschikt over ten minste één stuk zware uitrusting; deze waarde loopt op tot 22 % voor de sector van de vervaardiging van goederen en machines.
!
25 % van de bedrijven is onderworpen aan een milieuvergunning, met een waarde van 60 % voor de sector van de vervaardiging van papier, hout en vergelijkbare producten
Bruno Bianchet & MCP p.31
ESRBHG – PDSG-studie
3.5
WERKGELEGENHEID
Tabel 16. !
Belang van de werkgelegenheid per sector Creatieve! activitei" ten!
2009! 2010! 2011!
212! 227! 244!
Bouw!
3.251! 2.542! 2.985!
Vervaar" Vervaar" Drukkerijen Textiel" en! Vervaar" Reparatie!en! Transport! diging!van! en!uitgeve" lederware diging!van! diging!van! installatie! en!onder" rijen! nsector! voedings" papier,!hout! goederen!en van! steunende! machines! middelen!en! en!vergelijk" goederen! activiteiten! tabak! bare! producten!
674! 682! 695!
291 290 294
67 66 64
78 86 94
2 2 5
26! 29! 30!
312! 309! 317!
Totaal
4.913 4.233 4.728
Ter herinnering: het betreft enkel het tewerkgesteld personeel; een persoon die alleen werkt, heeft dus nihil als antwoord. Grafiek 25.
Gemiddelde grootte van de inrichtingen per sector
Grafiek 26.
Werkgelegenheidsstructuur in aantal bedrijven (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.32
Grafiek 27.
Werkgelegenheidsstructuur in aantal banen (in %)
Grafiek 28.
Aandeel van bedrijven die verklaren rekruteringsproblemen te ondervinden (in %)
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.33
Grafiek 29. Gemiddeld aandeel van het personeel dat afkomstig is uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %)
Grafiek 30. Gemiddeld aandeel van het personeel dat zich met het openbaar vervoer naar het werk begeeft (in %)
Belangrijkste lessen: !
De gecontacteerde bedrijven stellen in totaal 4.728 personen tewerk (tewerkgesteld personeel), hetzij gemiddeld 14 banen per bedrijf; deze waarde bedraagt 20 voor de sector van de vervaardiging van goederen en machines en 19 voor de bouwsector, tegenover 1 voor de sector van de vervaardiging van papier, hout en gelijkaardige producten, die het minst vertegenwoordigd is in het monster.
!
23 % van de bedrijven beschikt echter niet over personeel en 32 % van de bedrijven heeft 5 personeelsleden in dienst.
!
De bouwsector en de sector van de vervaardiging van goederen zijn het meest arbeidsintensief.
!
De bedrijven met meer dan 250 werknemers vertegenwoordigen 2 % van het aantal inrichtingen, maar 41 % van de werkgelegenheid.
ESRBHG – PDSG-studie
3.6
Bruno Bianchet & MCP p.34
!
40 % van de bedrijven bevestigt moeilijkheden te hebben met rekrutering, en die waarde loopt op tot meer dan 50 % voor drie sectoren.
!
48 % van het personeel is afkomstig uit het BHG, en deze waarde loopt op tot respectievelijk 80 en 76 % voor de sector van de voedingsmiddelen en tabak en voor de creatieve activiteiten.
!
18 % van het personeel komt per openbaar vervoer, een waarde die oploopt tot 45 % voor de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak.
DE KLANTEN
Grafiek 31.
Herkomst van de klanten (in %)
Grafiek 32.
Klantentypes (in %)
Bruno Bianchet & MCP p.35
ESRBHG – PDSG-studie
Tabel 17.
Motivering van de keuze van dienstverlener door de klanten (in %)
! Bijzondere!knowhow! Ervaring! Bekendheid! Prijs! Specificiteit! Nabijheid! Klantendienst! Globale!oplossing! Kennis!van!vreemde!talen! Bedrijfsgrootte! Overige! Algemeen!totaal!
1e!keuze 18 41 17 8 5 2 1 1 2 0 3 100
2e!keuze 35 2 25 10 11 7 3 3 0 1 2 100
3e!keuze 52 0 1 11 10 2 11 5 0 1 6 100
Tabel 18.
Gebruikelijk gedrag van klanten bij afspraak (in %)
Grafiek 33.
Bezit eigen website (in %)
Totaal 28 23 18 9 7 4 3 2 1 1 3 100
Bruno Bianchet & MCP p.36
ESRBHG – PDSG-studie
Belangrijkste lessen:
3.7
!
61 % van de klanten is afkomstig uit het BHG, wat de verankering in de stadsdynamiek bevestigt, en 9 % van de klanten komt uit het buitenland; deze waarde loopt op tot 33 % voor de sector van de vervaardiging van textiel en lederwaren.
!
Gemiddeld bestaan de klanten voor 40 % uit particulieren, en de “B2C” gaat van 18 % (sector drukkerijen en uitgeverijen) tot 62 % (sector van de vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak).
!
Knowhow (28 %), ervaring (23 %) en bekendheid (18 %) zijn de hoofdredenen die de keuze van de klanten bepalen, terwijl de ervaring het meest frequent wordt opgegeven als enige 1e keuze (14 %).
!
In meer dan de helft van de gevallen verplaatst het bedrijf zich naar zijn klant. Sommige antwoorden betreffende de mobiliteit en de parkeergelegenheid kunnen dan ook worden genuanceerd.
!
71 % van de bedrijven beschikt over een eigen website.
DE TOEKOMSTVISIE
Tabel 19. !
Status!quo! Ontwikkeling!ter! plaatse! Staking!van!de! activiteiten! Verhuizing! Transmissie! Oprichting!van! gedelokaliseerd(e )!filia(a)l(en)!! Delokalisering! Oprichting!van! loka(a)l(e)! filia(a)l(en)!! Overige! Geen!antwoord! Totaal!!
Tabel 20. !
Status!quo! Achteruitgang! Vooruitgang!
Welke toekomst verwacht u voor uw bedrijf (in %)? Creatieve! activitei" ten!
Bouw
Vervaar" Drukkerijen Textiel" Vervaar" Vervaar" Reparatie! Transport! diging!van! en! diging!van! diging!van! en! en! en!onder" goederen!e uitgeverijen lederwa" voedings" papier,! installatie! steunende! activiteiten! machines! rensector! middelen! hout!en! van! en!tabak! vergelijk" goederen! bare! producten
Totaal!
Aantal! respondenten
51! 21!
39 20
59! 19!
38 18
18 27
17 42
80 20
50! 17!
39! 21!
42 20
51 25
8!
10
8!
15
9
0
0
8!
0!
9
10
0! 3! 3!
4 3 2
3! 5! 0!
3 5 5
36 0 0
0 0 8
0 0 0
0! 0! 0!
7! 0! 0!
4 3 2
5 4 2
3! 0!
1 0
0! 0!
0 3
0 0
0 0
0 0
8! 0!
4! 0!
1 0
1 0
5! 8! 100!
0 22 100
0! 5! 100!
0 13 100
0 9 100
0 33 100
0 0 100
8! 8! 100!
0! 29! 100!
1 17 100
1 " 100
Welke toekomst verwacht u voor uw sector (in %)? Creatieve! activitei" ten!
26! 38! 15!
Bouw!
28! 20! 23!
Vervaar" Drukkerijen Textiel" Vervaar" Vervaar" Reparatie! Transport! diging!van en! diging!van! diging!van! en! en! en!onder" goederen!e uitgeverijen lederwa" voedings" papier,! installatie! steunende! machines! rensector! middelen! hout!en! van! activiteiten! en!tabak! vergelijk" goederen! bare! producten
57! 22! 11!
21 49 21
36 27 18
8 0 75
40 40 20
25! 42! 8!
36! 36! 11!
Totaal!
30 27 21
Aantal! respondenten
37 33 26
Bruno Bianchet & MCP p.37
ESRBHG – PDSG-studie Internationalisering! Specialisatie! Competentiebunde ling! Geen!antwoord! Totaal!
Tabel 21.
0! 0! 0!
2! 2! 1!
0! 0! 0!
0 0 0
9 0 0
0 0 0
0 0 0
0! 0! 0!
0! 0! 0!
1 1 1
2 1 1
21! 100!
22! 100!
11! 100!
10 100
9 100
17 100
0 100
25! 100!
18! 100!
19 100
" 100
De verwachtingen op professioneel vlak (in %)
Geen! Ontwikkeling!van!de!activiteiten Verbetering!van!de!fiscale!en!administratieve!context Verbetering!van!de!sociaal"economisch"politieke!context Personeelsuitbreiding! Pensioen! Heroriëntatie!van!de!activiteiten Verkennen!van!de!activiteit! Verbetering!parkeergelegenheid!en!mobiliteit! Overige! Totaal!!
Tabel 22.
" 46 23 7 7 5 4 3 2 3 100
De behoeften op professioneel vlak (in %)
Geen! Opleiding!en!kwalificatie!van!het!personeel! Financiering! Groter!klantenvolume!! Administratieve!vereenvoudiging Meer!parkeergelegenheid!en!betere!mobiliteit! Vastgoedinvestering! Beheer! Betere!conjunctuur! Uitrusting! Ontwikkelingsbegeleiding! Lastenvermindering! Verhoging!van!de!pensioenen! Betere!informatie!voor!KMO’s! Fraudecontrole! Overige! Algemeen!totaal!
Tabel 23.
54 21 11 3 3 2 2 1 1 1 100
58 8 8 6 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 0 2 100
" 20 19 15 6 6 5 5 5 4 3 3 2 1 1 6 100
De verwachtingen tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %)
! Aantrekkelijkere!fiscaliteit! Steunmaatregelen!/!subsidies!/!toelagen! Administratieve!vereenvoudiging Mobiliteitsbeleid! Werkgelegenheid!stimuleren! Parkeerzones! Betere!veiligheid! Stimulansen!voor!het!oprichten!van!bedrijven! Openbaar!vervoer! Stedenbouwkundige!voorschriften! Overige! Totaal!
1e!keuze 37 21 6 7 3 3 5 1 1 1 15 100
2e!keuze 0 24 18 10 11 9 4 7 6 4 7 100
3e!keuze 11 0 11 22 0 11 0 11 0 0 33 100
Totaal! 25! 21! 10! 8! 6! 5! 5! 3! 3! 2! 13! 100!
Bruno Bianchet & MCP p.38
ESRBHG – PDSG-studie
Tabel 24.
De verwachtingen tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %) Creatieve! activitei" ten!
!
Aantrekkelijkere! fiscaliteit! Steunmaatregelen!/! subsidies!/!toelagen! Administratieve! vereenvoudiging! Mobiliteitsbeleid! Werkgelegenheid! stimuleren! Parkeerzones! Betere!veiligheid! Stimulansen!voor!het! oprichten!van!bedrijven! Openbaar!vervoer! Stedenbouwkundige! voorschriften! Overige! Totaal!
Bouw!
Vervaar" Drukkerijen Textiel" en! Vervaar" Vervaar" Reparatie!en! Transport! en! diging!van! lederwa" diging!van! diging!van! installatie! en!onder" goederen!en uitgeverijen rensector! voedings" papier,!hout! van! steunende! machines middelen!en! en!vergelijk" goederen! activiteiten! tabak! bare! producten!
Totaal!
8
26!
14
27
17
19
9!
19!
25
25
18
21!
11
21
13
27
0!
13!
18
21
6
11!
16
10
4
27
9!
13!
11
10
8 9
8! 3!
6 14
13 5
22 13
0 4
0! 0!
6! 13!
7 7
8 6
12 2 8
6! 7! 4!
7 1 6
5 2 0
0 0 13
4 4 4
18! 0! 18!
13! 0! 6!
5 7 5
5 5 3
11 4
1! 3!
6 2
5 2
0 4
4 0
9! 9!
0! 6!
2 2
3 2
14 100
11! 100!
16 100
11 100
13 100
8 100
27! 100!
13! 100!
11 100
13 100
Belangrijkste lessen: !
Voor 42 % van de ondervraagde bedrijfsleiders is de toekomstvisie er een van status quo en voor 20 % van in situ ontwikkeling (42 % voor de sector van de voedingsmiddelen en tabak), maar 10 % overweegt tevens een staking van de activiteiten.
!
Met betrekking tot de verschillende betrokken sectoren verwacht 30 % een status quo en 27 % een terugval. Dat cijfer loopt op tot 49 % voor de drukkerijen en uitgeverijen.
!
54 % van de ondervraagde bedrijfsleiders hebben geen specifieke verwachtingen op professioneel vlak, terwijl 21 % hoopt op een ontwikkeling van hun activiteiten. Dat vertaalt ongetwijfeld een zeker fatalisme, of zelfs een ontgoocheling die in perspectief kan worden geplaatst met de huidige economische context.
!
Zo ook heeft 58 % van de ondervraagde bedrijfsleiders geen bijzondere behoeften op professioneel vlak, terwijl 8 % een betere opleiding en kwalificatie van het personeel wenst, wat parallel loopt met de rekruteringsmoeilijkheid, en financieringsfaciliteiten.
!
De verwachtingen tegenover de Brusselse overheid hebben betrekking op de fiscaliteit (25 %) en de subsidies (21 %).
Bruno Bianchet & MCP p.39
ESRBHG – PDSG-studie
4 BENCHMARK Dit hoofdstuk wil licht schijnen op de trends en praktijken m.b.t. de steun aan productieactiviteiten in een stedelijke omgeving. In het algemeen zullen in het licht van de doelstelling van deze studie twee thema’s worden behandeld in het kader van de benchmark: de onthaalinfrastructuur voor bedrijven en de logistieke aspecten.
4.1
BRUSSELSE CONTEXT
4.1.1 4.1.1.1
HERINNERING: HET ONTHAAL VAN BEDRIJVEN IN BRUSSEL De rol van de GOMB
De Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB)5 heeft met name als opdracht om industriële, semi-industriële en ambachtelijke bedrijven, alsook diensten met hoge toegevoegde waarde op het grondgebied van het Gewest aan te trekken en te behouden door hen vastgoedinfrastructuuur (terreinen of gebouwen) tegen aantrekkelijke prijzen aan te bieden. Zij koopt sites aan en richt ze in en beheert de vestigingsmogelijkheden. Om te kunnen genieten van de infrastructuur die door de GOMB wordt aangeboden, moeten de bedrijven voldoen aan criteria inzake activiteit en werkgelegenheid. !
Alle bedrijven met een productieactiviteit, d.w.z. hetzij een ambachtelijke of een industriële activiteit, hetzij de productie van materiële diensten, hetzij de productie van immateriële of spitstechnologische goederen, komen in aanmerking voor een site van de GOMB, voor zover ze de stedenbouwkundige voorschriften, en meer in het bijzonder het GBP (Gewestelijk Bestemmingsplan), naleven. Behalve de assemblage, zijn de activiteiten inzake carrosserieën, recyclage en afbraak van auto’s uitgesloten van de sites van de GOMB. Hetzelfde geldt voor de vervuilende activiteiten, de activiteiten inzake opslag, logistiek, import-export of nog de louter administratieve en financiële activiteiten. Een afwijking kan evenwel worden toegestaan in gevallen van zeer hoge werkgelegenheidsdichtheid en verhouding van in het Gewest wonende of laaggeschoolde tewerkgestelde personen.
!
Het criterium van de werkgelegenheidsdichtheid primeert boven de activiteitscriteria voor het verwelkomen van bedrijven op de sites van de GOMB. De werkgelegenheidsdichtheid wordt berekend in termen van Voltijdse Equivalenten (VTE) per hectare. !
Materiële productieactiviteiten: ten minste 50 personen per hectare;
!
Immateriële productieactiviteiten: ten minste 75 personen per hectare;
!
Voor de sectoren die een afwijking vereisen: ten minste 75 personen per hectare.
Om zich op een site van de GOMB te mogen vestigen, moet het bedrijf erkend zijn. Deze erkenning wordt beslist door de raad van bestuur op basis van een gemotiveerd verslag waarin wordt aangetoond dat aan de vermelde criteria is voldaan en dat het bedrijf financieel gezond is. De GOMB profileert zich thans graag als een ‘integrator’ die zich inzet om de mixiteit en het behoud van ruimten met een economische bestemming te bevorderen. Zo “zal ook het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO) de plaats van woongelegenheid en economische activiteiten in het gewest en de impact ervan op de gewestelijke ontwikkeling tegen 2040 bepalen. Hierbij ijvert de GOMB in de eerste plaats voor de vrijwaring van de gebieden voor stedelijke industrie en de gebieden voor haven- en transportactiviteiten. Los daarvan meent ze ook dat er bij de herontwikkeling van sterk gemengde gebieden nauwlettend moet op worden toegezien dat economische activiteiten er voldoende plaats krijgen. Deze gebieden, waar veel reconversies plaatsvinden, moeten absoluut het economische karakter van de activiteiten die er plaatsvinden, bewaren.”6
5 6
http://www.sdrb.irisnet.be/bruxelles/mainf.asp GOMB, Activiteitenverslag 2010
Bruno Bianchet & MCP p.40
ESRBHG – PDSG-studie
4.1.1.2
Bedrijfsvastgoed
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over 8 bedrijvencentra die als roeping hebben om jonge ondernemingen op te vangen en te begeleiden. Ze zijn geïntegreerd binnen een enkel netwerk dat door de GOMB wordt beheerd. Bij wijze van voorbeeld vermelden we de beknopte presentatie van de centra Dansaert en Molenbeek.
Centre Dansaert Centrum, Brussel7 Type centrum
Creative business center
Beschrijving
Projectvijvercentrum dat als opdracht heeft om creatieve en artisanale economische activiteiten te begeleiden en te ondersteunen
Aantal bedrijven
55
Oppervlakte
4.130 m²
Aanbod
Huur beneden diensten
de
marktwaarde
+
diverse
BC Molenbeek8 Type centrum
“Bedrijvenincubator”
Beschrijving
Onthaal en begeleiding van jonge ondernemers
Opening
1998
Aantal bedrijven
Oprichting van 47 bedrijven
Oppervlakte
1.000 m²
Aanbod
Financierings-, marketing- en HRM-plan
Diensten
Secretariaat Vergaderzaal Kantoorbenodigdheden ter beschikking
De bedrijvencentra van de GOMB
" Tanneurs! M!Brussels! Sint"Gillis! Dansaert! Euclides! Lustrerie! Pepibru! Molenbeek! Totaal"
Aantal" bedrijven" 37! 64! 57! 53! 32! 19! 22! 64! 348"
Bron: GOMB 2011
7 8
http://www.dansaert.be/ http://www.c-entreprises.be
Aantal"banen 149! 161! 100! 155! 127! 52! 46! 165! 955"
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.41
De laatste jaren heeft de GOMB gemengde projecten gerealiseerd waarbij woongelegenheid gecombineerd wordt met economische activiteiten in het kader van de reconversie van afgedankte oude industriële sites. We vermelden meer bepaald de volgende: !
Lavoisier (89 appartementen en 13.900 m² bedrijfsoppervlakten): deze ontwikkeling resulteert uit de reconversie van deze oude tabakfabriek. De totale kostprijs van de bedrijfsoppervlakten bedraagt € 13 mln. en de huurprijs begint bij € 60/m2/jaar.
!
Bara (144 appartementen en 9.000 m² bedrijfsoppervlakten): resulteert uit de reconversie van een oude site van De Lijn in Anderlecht. De investering in de bedrijfsruimten bedraagt € 12 mln.
!
Birmingham (64 appartementen en 4.000 m² bedrijfsoppervlakten): is het resultaat van de reconversie van de vroegere Bulex-fabriek in Molenbeek.
De GOMB is een grote speler geworden op de Brusselse bedrijfsvastgoedmarkt en draagt actief bij tot de recyclage van afgedankte stadsdelen. Ze beschikt over meer dan 200 ha aan terreinen. Dankzij de ontwikkeling van haar Economisch immobiliënagentschap (EIA) tracht zij alle aanvragen te beantwoorden, inclusief die waarvoor zij geen oplossingen inzake grond of vastgoed in haar portefeuille heeft. Ze faciliteert ook het zoeken naar bedrijfsvastgoed dankzij haar website Inventimmo.be. Ter herinnering: voor het onthaal van kantooractiviteiten beschikt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over een veertigtal privé Business Centers (of bedrijvencentra).
4.1.2 4.1.2.1
VOORUITZICHTEN INZAKE BEDRIJFSONTHAAL EN LOGISTIEK9 Het Plan voor Internationale Ontwikkeling (PIO)
Het Plan voor Internationale Ontwikkeling (PIO) werd in 2007 gepresenteerd en is een ontwikkelingsproject voor Brussel, dat zich vooral toespitst op een van de belangrijkste kenmerken van de stad, met name haar internationale rol. Het PIO heeft heel het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderverdeeld in 10 strategische zones. Elk van die zones vormt een belangrijke territoriale, stedenbouwkundige en economische uitdaging voor de toekomst van Brussel. En sommige zones vertegenwoordigen een aanzienlijk grondpotentieel.
9
http://www.portdebruxelles.be/dbfiles/mfile/2100/2177/Master_Plan_Fr.pdf
ESRBHG – PDSG-studie
4.1.2.2
Bruno Bianchet & MCP p.42
De Haven van Brussel
De site van de Haven van Brussel (2e binnenhaven van België en 6e van Europa) rond het Kanaal biedt uiteraard unieke mogelijkheden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er zijn diverse economische activiteiten en voorzieningen gevestigd, vooral gericht op logistiek. In 2006 stelde de havenautoriteit haar Master Plan met 8 projecten voor. Daarvan vermelden we de volgende: Het Brussels International Logistic Center (BILC) Dit project voor een logistiek platform van 8 ha ambieert een positie als een eersteklas logistiek centrum met een opslagruimte van ongeveer 45.000 m². Deze reusachtige opslagruimte zou een combinatie bieden van een logistiek centrum van de 3e generatie en een stedelijke distributiepool. Dit project is thans opgegeven en er wordt gespeculeerd om het op de terreinen van Schaarbeek-Vorming te verwezenlijken. Project Carcoke (Cargovil)10 Deze vroegere fabriek is thans gesaneerd en bevindt zich tussen de Budabrug en het viaduct van Vilvoorde.
Palletvervoer per schuit Op deze site zou een modern logistiek centrum met rechtstreekse toegang tot de waterweg worden ondergebracht. Het project beslaat een oppervlakte van 12 ha. Op termijn zou dankzij dit project 250 ton wegverkeer naar de waterweg kunnen worden verplaatst. Vergote en de ontwikkeling van het T.I.R.-centrum (Transport International Routier) Dit centrum is thans voornamelijk gericht op het wegvervoer en speelt een belangrijke rol voor de distributie in de stad, met name voor de handelaren van de binnenstad. Er zijn een honderdtal bedrijven gevestigd die zo’n 300 banen genereren. Het centrum integreert dagelijks een stroom van 600 vrachtwagens. Het project voorziet in de ontwikkeling van het centrum in het kader van de herinrichting van het Vergote Bassin.
10
http://www.portdebruxelles.be/dbfiles/mfile/2100/2177/Master_Plan_Fr.pdf
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.43
MaBru (Brusselse Vroegmarkt) en ECFG (Europees centrum voor fruit en groenten) MaBru en ECFG zijn distributiecentra voor verse producten. Deze zone beslaat in totaal ongeveer 20 ha. De haven is van plan om deze activiteiten tegen 2015 op te voeren. Een andere hypothese zou bestaan in een verhuizing naar Schaarbeek-Vorming. 4.1.2.3
Een Goederentransportplan
Het Brusselse gewest werkt momenteel aan een richtplan voor het goederenvervoer11. In dit plan zal getracht worden om de nodige maatregelen te omschrijven om de betrouwbaarheid van de leveringen aan de bedrijven in de regio te garanderen. Om dit plan uit te werken werd een samenwerkingsprincipe tussen de betrokken spelers ingevoerd. Dit zal blijven doorlopen aangezien het Gewest deze ontmoetingen een permanent karakter wil geven om concrete maatregelen in te voeren en pilootprojecten uit te werken. 4.1.2.4
Een ongunstige concurrentiepositie op internationaal niveau?
Een benchmarkstudie van 200712 stelt dat de transportbranche onvoldoende dynamisch is. De prestaties van Brussel op dat vlak zouden tussen 2000 en 2006 beduidend slechter geworden zijn. Dat zou vooral te wijten zijn aan de congestie van het autoverkeer, zowel in Brussel als in het hinterland.
11 12
http://www.bruxellesmobilite.irisnet.be/articles/la-mobilite-de-demain/plan-transport-de-marchandises BAK Basel Economics, 2007, “Brussels Metropolitan Region Benchmarking Analysis”.
ESRBHG – PDSG-studie
4.2
Bruno Bianchet & MCP p.44
STEDENBOUWKUNDIGE INTEGRATIE VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN
De uitdaging bestaat erin om producerende en dienstverlenende bedrijven op te richten en vooral te behouden die voor weinig overlast zorgen in de traditionele structuur van de stad. “Daartoe moeten twee hoofdvoorwaarden absoluut vervuld zijn: inzake aanbod en promotie van terreinen en immobiliën een kwalitatief alternatief bieden voor het geheel van perifere activiteiten en het behouden of zelfs verbeteren van de leefomgeving van de omwonenden”.13
4.2.1
VAN BEDRIJFSVASTGOED NAAR MINIZONES
Op het gebied van bedrijfsvastgoed lijken de operaties die in Brussel worden uitgevoerd eerder innoverend, zoals blijkt uit de eerder vermelde voorbeelden van gemengde woon-werksites. Dit is overigens geen recente vaststelling en wij herinneren in dat opzicht aan de inplanting van verticale industriestructuren in Evere zo’n dertig jaar geleden. In heel wat Europese steden vindt men gebouwen terug waarin bedrijven worden ondergebracht op initiatief van de overheid, in het algemeen vertrekkende van afgedankte of vervallen sites. Er verschijnen wel belangrijke nuanceringen, niet alleen wat de uitvoeringsprocedures betreft, maar ook met betrekking tot de gewenste activiteiten en de toegangsvoorwaarden. Een belangrijk deel van deze voorzieningen is bestemd voor het onthaal van start-ups, terwijl productieactiviteiten vaak beperkt worden. In Frankrijk is bijvoorbeeld het concept van ‘bedrijvenhotel’ ontwikkeld, dat tegenwoordig in de meeste grootsteden van dat land te vinden is.
Het bedrijvenhotel ‘Paris Région Innovation Nord Express’ in het 18e arrondissement van Parijs, met een bruikbare oppervlakte van 8.300 m² (Régie immobilière de la Ville de Paris) Om een oplossing te bieden voor het probleem van de inpassing van lichte productieactiviteiten (dit zijn de stadsondersteunende industriebedrijven) worden sommige operaties in grotere sites ontwikkeld die een hele huizenblok of een gedeelte daarvan kunnen beslaan, voor zover de stedenbouwkundige context zich daartoe leent. Bij wijze van voorbeeld vermelden we de recente realisatie in Luik van een ‘bedrijvenstraat’ door de intercommunale voor economische ontwikkeling SPI: een miniactiviteitenpark van 1 ha dat in de sterk verstedelijkte omgeving is ingepast dankzij de herkwalificatie van een verlaten industrieterrein.
De Pieper-site in Luik (SPI)
13
Localisation des entreprises et mixité fonctionnelle, BASTIN A. & CHEVAU T., onder leiding van HALLEUX J.-M., CPDT 2008.
Bruno Bianchet & MCP p.45
ESRBHG – PDSG-studie
In Nederland wordt een beleid gevoerd waarbij volgens een principe van functionele integratie en milieuoverwegingen alle economische productieactiviteiten naar speciaal daartoe aangelegde zones worden verwezen.
4.2.2
NAAR EEN STEEDS VERDER GAANDE FUNCTIONELE INTEGRATIE
Algemeen gesproken is het uitvoeren van het stadsproject bijzonder complex geworden en zijn we overgegaan van een lineair proces in drie stappen (programmatie - concept – realisatie) naar een meer spiraalvormige dynamiek die vijf belangrijke functies omvat: !
strategiebepaling
!
politieke ondersteuning
!
technische leiding
!
overleg
!
uitvoering.
Dit mechanisme leidt tot een proces van onderhandelde productie van de stadsruimte die door sommigen transactioneel wordt genoemd14. In de operaties inzake stadsrenovatie, -regeneratie of -ontwikkeling gebeurt de integratie van economische activiteiten steeds vaker in het kader van een globale aanpak van de ontwikkeling van een wijk en van de stad als een geïntegreerde functie die een specifieke bijdrage levert. Ze blijkt steeds meer inherent aan het stadsproject te zijn15. De stadsontwikkeling omvat effectief drie dimensies: !
economisch, zowel in termen van werkgelegenheid als van aantrekkelijkheid;
!
stedelijk, gezien de transformatie van de leefomgeving;
!
sociaal, door het accent te leggen op de bewoners en hun verwachtingen.
De analyse toont aan dat de integratie van deze drie dimensies tegelijk en transversaal aan de oorsprong ligt van geïntegreerde ontwikkelingsbenaderingen, waaruit op hun beurt nieuwe praktijken van uitmuntendheid voortvloeien. Die bevorderen de duurzame wederinvoering van de stadswijken in het systeem van uitwisseling en productie van rijkdom van hun bekken. Het stadsproject is een opportuniteit om de wijken weer aantrekkelijk te maken voor het vestigen en duurzaam maken van activiteiten en investeringen. De manier waarop het stadsproject is opgevat, en met name het stadsstramien, heeft een sterke invloed op de aantrekkelijkheid van de plaats voor bedrijven en andere investeerders en op de economische uitwisselingen: bereikbaarheid, parkeergelegenheid, zichtbaarheid van de activiteitenlokalen, stedelijk buurtbeheer, kwaliteit van de woningen, veiligheid, behandeling van de benedenverdiepingen, snel en aangenaam voetgangersverkeer tussen de activiteitenlokalen, winkels en diensten… De economische dimensie is tegenwoordig een factor van meerwaarde maar de integratie ervan vereist een betrokkenheid van de spelers die hogerop aan het proces deelnemen en een snelle identificatie van de beperkingen en weerstanden. In verschillende Europese landen werden nationale programma’s opgestart om stadswijken nieuw leven in te blazen en waarmee financiële en methodologische steun kan worden aangebracht. Zo werden de “Urban development corporations” (UDC’s) ontwikkeld in het kader van de Engelse Local Government Planning and Land Act van 1980, die de realisatie van uiterst ambitieuze operaties zoals de Docklands of de huidige London Thames Gateway hebben mogelijk gemaakt. Andere voorbeelden zijn het nationaal stedenbeleid in Nederland dat medio jaren ‘90 van start ging en gericht is op kansarme wijken van 31 Nederlandse steden, of nog het Franse beleid inzake de stedelijke vrijzones, dat later zal worden besproken. Al deze verschillende beleidslijnen vereisen echter de interventie van de lokale spelers aan wie de uitvoering van de projecten toekomt. Het gaat om een verticale samenwerking die zich onderscheidt van een hiërarchische neerwaartse (top-down) aanpak, om het subsidiariteitsbeginsel te valoriseren en over te gaan naar een meer opwaarts concept (bottom-up) van de uitvoering van de beleidslijnen. Deze samenwerking wordt
Levy A. Quel urbanisme face aux mutations de la société post-industrielle? Vers un urbanisme transactionnel, Esprit n°11, 2006. Développement économique urbain et rénovation urbaine, Les Cahiers économiques du Développement économique urbain, n° 5, 2008.
14 15
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.46
verticaal genoemd omdat ze plaatsvindt tussen verschillende politiek-administratieve niveaus (gemeente, provincie, gewest, centrale staat en Europa). Deze manier van samenwerken vindt men een beetje overal in de Europese landen terug. Ze geniet de steun van de Europese Commissie16. Deze bereidheid uit zich bijvoorbeeld in het URBAMECO-initiatief (regeneratie van kansarme zones, groei en competitiviteit op stedelijk en regionaal niveau) dat kadert in het Europees programma URBACT17. Het gaat om een forum voor het uitwisselen van goede praktijken tussen negen Europese steden. Dit forum werd geleid door de Communauté du Grand Lyon, de regionale en nationale beheersoverheden van de verenigde structuurfondsen en de Europese Commissie. Via dit netwerk hebben de deelnemende organisaties lokale actieplannen ontwikkeld die zullen bijdragen tot de regeneratie van kansarme stadsgebieden. In sommige denkbeeldige situaties kan deze verticale concentratie leiden tot het afsluiten van diverse contractuele partnerschappen tussen publieke en privéspelers zoals de Business Improvement Districts (BID) van Engelse oorsprong die thans door de Britse regering worden aangemoedigd18. De verticale samenwerking veronderstelt dat lokale spelers, ook de bedrijven, betrokken worden om de territoriale verankering te versterken en de toe-eigening door de dynamische krachten te bevorderen. Zodoende worden territoriale projecten steeds meer uitgevoerd op basis van overleg. In dit kader is het concept van ‘territoriale intelligentie’ werkzaam dat de kennis en de ervaring van de spelers van het grondgebied valoriseert19. Om deze praktijk toe te lichten nemen we het methodologisch schema over dat in het kader van de herkwalificatie van de site van Forges de Clabecq is gebruikt. Herkwalificatie van de site van Forges de Clabecq: methodologisch schema van de bouw van het project
Naar aanleiding van de goedkeuring van het Charter van Leipzig en op initiatief van het Comité des régions, bevestigde de verklaring van Toledo van 22 juni nogmaals de noodzaak om deze samenwerkingsvorm te versterken en een vereniging van regio’s en gemeenten voor het uitwerken van beleidslijnen van de Unie te promoten. 17 http://urbact.eu/ 18 A BID is a partnership arrangement through which local authorities and the business community can take forward schemes that will benefit the local community, subject to the agreement of business ratepayers. Ratepayers, who have to agree to pay an additional levy on their rate bill to finance the BID, decide in advance on the way in which the money will be spent and how much additional rate they are prepared to pay. This agreement is secured through a dual-key ballot of relevant ratepayers, which protects the interests of both large and small businesses. Source: Department for Communities and local Government (2006), Strong and prosperous communities: the Local Government White Paper - Vol I 19 Het concept van territoriale intelligentie duidt op het geheel van multidisciplinaire kennis die enerzijds bijdraagt tot het begrijpen van de territoriale structuren en dynamieken en anderzijds een instrument wil zijn ten dienste van de spelers op het gebied van duurzame ontwikkeling van het grondgebied. Bron: Girardot, J.-J. (2004). Intelligence territoriale et participation, ISDM 16, Article 161, TIC et Territoire 16
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.47
De integratie van de spelers: methodologische aanpak
Verwachtingen en verplichtingen van de economische actoren Doelstellingen van de instanties en van de financiers van de ontwikkeling Sociaal-economische context Institutionele organisatie VOORSTELLEN VAN ONTWIKKELINGSACTIES Gedeelde strategische keuzes Stedelijk, economisch en sociaal project FYSIEKE EN RUIMTELIJKE VERTALING Bron: Développement économique urbain et rénovation urbaine, Les Cahiers économiques du Développement économique urbain, n° 5, 2008.
Bovendien is het van belang om gelijktijdig in te spelen op de aantrekkelijkheid van het grondgebied en op de groeifactoren voor de bedrijven, door een samenspel van publieke en privéinitiatieven. Het economisch project brengt ondernemingsdynamieken op gang die gunstig zijn voor de duurzame integratie van bedrijven in een stedelijke omgeving. Gelijktijdig inspelen op de aantrekkelijkheidshefbomen en op de groeifactoren
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.48
We illustreren dit aan de hand van het voorbeeld van het La Duchère-project in Lyon. Het voorbeeld van het grote stadsproject van La Duchère in Lyon
Het grote stadsproject van La Duchère in Lyon: een globaal project Een globaal stadsproject met aandacht voor sociale, culturele en economische ontwikkeling, verbetering van de leefomgeving en deelname door de inwoners. De economische ontwikkeling is een essentiële uitdaging, met name doordat de site het statuut van ZFU kreeg, terwijl de levenskwaliteit van de inwoners van La Duchère wordt verbeterd dankzij een aanzwengeling van de economie: de vestiging van bedrijven helpen en bevorderen, het creëren van werkgelegenheid. Een globaal economisch project dat inwerkt op alle aspecten van de economie, vanaf het creëren en ontwikkelen van activiteiten tot de werkgelegenheid, met de komst van nieuwe openbare en privédiensten en partners (steunpunt van het Maison de l'emploi, projectkweekvijver, huis van de bedrijfscreatie).
Bruno Bianchet & MCP p.49
ESRBHG – PDSG-studie
Een project geconcentreerd rond het economisch ontwikkelingsbeleid van de agglomeratie, halfweg tussen twee economische polen in volle bloei (Techlid en Vaise). Een project op gang gebracht door de Pôle économique de la Mission Lyon la Duchère die al de actieterreinen van de wijkontwikkeling in een enkele structuur onderbrengt. Het inplantingscomité dat de vestigingsaanvragen van bedrijven in la Duchère behandelt, geeft de voorkeur aan bedrijven die afgestemd zijn op de lokale economie: in la Duchère telt 80 % van de bedrijven minder dan 5 werknemers en werkt 80 % in de tertiaire sector (dienstensector).
Bron: Développement économique urbain et rénovation urbaine, Les Cahiers économiques du Développement économique urbain, n° 5, 2008.
Het project in Lyon is georganiseerd rond 9 prioritaire uitdagingen die frontaal werden aangepakt20:
20
!
de kwaliteit van het dagelijkse leefklimaat verbeteren
!
habitatdiversiteit aanmoedigen
!
de stadsfuncties verbeteren en diversifiëren
!
het dienstenaanbod aan de doelgroepen aanpassen
!
het succes van het onderwijs bevorderen
!
de economische activiteit en de toegang tot de arbeidsmarkt ontwikkelen
!
de wijk dynamiseren d.m.v. cultuur en kunst
http://www.gpvlyonduchere.org/
Bruno Bianchet & MCP p.50
ESRBHG – PDSG-studie
!
de rust bevorderen
!
het project delen en een dialoog opbouwen met de bewoners
Behalve de 1.700 heropgebouwde woningen staat la Duchère vanuit economisch oogpunt voor:
4.2.3
!
3 activiteitenzones
!
18 000 m² activiteitenlokalen
!
20 000 m² extra op de uitbreiding van de stedelijke vrijzone (ZFU) van het 9e arrondissement
!
7 000 m² handelsruimten ingericht op het Plateau
OPERATIONELE INTEGRATIE
Zowel in het Brussels gewest als in Wallonië ontstaan de economische ontwikkeling en het ruimtelijk beheer vanuit verschillende beleidslijnen die elkaar vaak te laattijdig kruisen. Vandaar het belang van een geïntegreerd beleid dat vanaf de aanvang van het proces het aanzwengelen van de lokale bedrijvigheid combineert met een stedenbouwkundige beschouwing. Bovendien worden bedrijven die in de stad gevestigd zijn vaak geconfronteerd met extra kosten. Die moeten dan ook gecompenseerd kunnen worden door middel van discriminerende maatregelen ten gunste van een vestiging in de stad. Dit is in Frankrijk gebeurd in de stedelijke vrijzones (ZFU) waar de hefboom van de fiscaliteit wordt gebruikt om de betrokken stadsgebieden aantrekkelijker te maken voor bedrijven. Het voorbeeld van de Franse stedelijke vrijzones (Zones franches urbaines of ZFU)21 De oprichting van stedelijke vrijzones is een innoverende maatregel van het stedelijk relancehandvest dat eind 1996 in Frankrijk door de regering Juppé werd ingevoerd. Het betreft een beleid van economische relance en stimulering van de werkgelegenheid met een territoriale verankering. De 85 stedelijke vrijzones (ZFU) zijn achtergestelde woonwijken, vaak grote complexen, die economisch kwetsbaar zijn. Ze worden gekenmerkt door een belangrijk onevenwicht tussen woon- en werkgelegenheid en voldoen daarnaast aan de volgende criteria: !
de lokalisatie van kwetsbare stadszones en stedelijke heroplevingszones;
!
het aantal inwoners, ten minste 10 000;
!
de werkloosheid;
!
het aandeel van de bevolking jonger dan 25 jaar;
!
het aandeel van personen zonder diploma die uit het onderwijs zijn gestapt;
!
het fiscaal potentieel van de gemeente.
In de ZFU’s kunnen bedrijven van minder dan 50 werknemers belangrijke fiscale en sociale vrijstellingen genieten inzake: !
de bedrijfsbelasting;
!
de grondbelasting op bebouwde eigendommen;
!
de winstbelasting;
!
de patronale bijdragen voor sociale zekerheid;
!
de persoonlijke sociale bijdragen voor ziekte en zwangerschap.
Behalve het criterium van de bedrijfsgrootte moet de werkgever, om voor de vrijstellingen in aanmerking te komen, een aanwervingsclausule van ten minste 20 % inwoners van de ZFU naleven. Deze vrijstellingen worden toegepast over een periode van 5 jaar met daarna een geleidelijke uitstap met degressieve tarieven. Voor
21
http://www.ville.gouv.fr/
Bruno Bianchet & MCP p.51
ESRBHG – PDSG-studie
de gemeenten die door dit beleid betrokken zijn, werd een compensatiesysteem ingevoerd: de Staat betaalt de gemeenten de gederfde inkomsten als gevolg van de fiscale en sociale vrijstellingen terug. Vanuit financieel oogpunt is het effect voor de betrokken gemeenten dus positief, doordat enerzijds rijkdom wordt gecreëerd en anderzijds de Franse staat het bedrag van de vrijstellingen terugbetaalt. De ZFU’s van de agglomeratie van Lyon: de balans qua aantal inrichtingen
ZFU
Aantal vestigingen* op het ogenblik van de oprichting van de ZFU
Aantal vestigingen* op 1 januari 2010
Rillieux-la-Pape
430 (in 2004)
770
Vaulx-en-Velin
880 (in 2000)
1 490
Vénissieux
510 (in 2004)
790
Lyon 9
330 (in 2006)
470
Totaal 4 ZFU’s
3 520
Bron: Agence d’urbanisme pour le Développement du Grand Lyon
De ZFU’s zijn in tweeërlei opzichten interessant: enerzijds bieden zij een transversale aanpak waarbij economische aanzwengeling en stedelijke herkwalificatie geïntegreerd worden binnen een coherent en afgebakend grondgebied, en anderzijds bieden zij een zeer duidelijke positieve discriminatie ten bate van lokale bedrijven dankzij de invoering van een bijzonder gunstig fiscaal stelsel. We zijn ons uiteraard bewust van de beperkingen om dit systeem naar de context van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om te zetten. Bovendien heeft de gewestelijke overheid dit transversaliteitsprincipe ingevoerd op het niveau van het Operationeel Programma “Doelstelling 2013: samen investeren in stedelijke ontwikkeling!” uitgewerkt in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en ruimtelijk begrensd tot de perimeter van de Prioritaire Interventiezone (PIZ), gelegen langs de oostelijke en westelijke kanaaloever, van het noorden tot het zuiden van het Gewest. Daarnaast werd een mechanisme van positieve discriminatie ingevoerd door middel van een verlaging van de stedenbouwkundige lasten binnen de perimeters van de wijkcontracten.
Bruno Bianchet & MCP p.52
ESRBHG – PDSG-studie
4.2.4
FUNCTIONELE EN MILIEU-INTEGRATIE
We vermelden hier het beheer van de integratie van economische activiteiten in een stedelijk milieu, inclusief de kwestie van het ‘goed nabuurschap’ en de anticipatie van overlast. 4.2.4.1
Het streven naar een juiste verhouding tussen het mobiliteitsprofiel van het bedrijf en het stedelijk milieu
Het voorbeeld van het ABC-beleid Het ABC-beleid werd in 1991 in Nederland ingevoerd en wordt nu herzien omdat het te beperkend wordt geacht. Het basisprincipe van dit beleid is gericht op het afstemmen van de bereikbaarheidsprofielen van plaatsen en de mobiliteitsprofielen van de activiteiten, met name met het oog op een optimale benutting van het openbaar vervoer. !
De activiteiten worden in drie mobiliteitsprofielen (A, B en C) ingedeeld naargelang hun potentieel gebruik van andere vervoermiddelen dan de auto. Tot profiel A behoren de ‘ruimteintensieve’ activiteiten die vooral verplaatsingen van personen, personeel of klanten, veroorzaken (bv.: kantoren, scholen, klerenwinkels of winkels voor andere persoonlijke benodigdheden, …); Tot profiel C behoren de extensievere activiteiten die vooral goederenvervoer veroorzaken (bv.: zware industrie, vrachtvervoerbedrijven, …); profiel B bevindt zich tussen beide in.
!
De locaties worden gerangschikt volgens drie bereikbaarheidsprofielen (A, B en C) naargelang de kwaliteit van het aanbod van openbaar vervoer.
Samenvattende tabel van de mobiliteits- en bereikbaarheidsprofielen Classificatie A-B-C Mobiliteitsprofiel A
- Sterke concentratie van arbeidsplaatsen (1 arbeidsplaats / 40 m2)
Bereikbaarheidsprofiel - Zeer goed bereikbaar per openbaar vervoer - Matig bereikbaar per auto
Voorbeelden - Administratie
Bruno Bianchet & MCP p.53
ESRBHG – PDSG-studie
- Veel bezoekers - Weinig afhankelijk van wegverkeer B
- Matige concentratie van arbeidsplaatsen (1 arbeidsplaats / 40100 m2)
- Matig bereikbaar per openbaar vervoer en per auto
- Grootwarenhuizen, winkelcentra
- Zeer goed bereikbaar per auto en per vrachtwagen
Groothandelsdistributiecentra
- Matig aantal bezoekers - Matig afhankelijk van wegverkeer C
- Lage concentratie van arbeidsplaatsen (1 arbeidsplaats / 100 m2 en meer) - Laag aantal bezoekers - Sterk afhankelijk van wegverkeer Bron: B. Merenne – Schoumaker 2004
Uitgaande van hetzelfde principe heeft de CPDT (Conférence Permanente du Développement Territorial of Permanente conferentie voor ruimtelijke ontwikkeling) vier bedrijfsprofielen bepaald naargelang van hun ruimtelijke noden: !
bedrijven die voldoende hebben aan een kantoorgebouw (alle bedrijven van de zakenparken en enkele bedrijven van de wetenschapsparken);
!
ruimte-intensieve bedrijven (groot aantal werknemers + bezoekers + klanten per m²) met uitzondering van de bedrijven die enkel kantoorruimte nodig hebben (bedrijven die hoofdzakelijk diensten verlenen aan andere bedrijven, plus de precisie-industrie en de bedrijven voor nieuwe technologieën zoals men meestal in de industrieparken terugvindt);
!
matig ruimte-intensieve bedrijven (een groot deel van de industrie en van de diensten, inclusief de logistiek van goederen met hoge toegevoegde waarde, met uitzondering van de minst en de meest intensieve activiteiten);
!
de weinig ruimte-intensieve bedrijven (zware industrie die grote goederenstromen veroorzaakt en die installaties met grote capaciteit en grote opslagruimten nodig heeft + logistieke activiteit of groothandel van activiteiten met goederen met geringe toegevoegde waarde).
Deze profielen kunnen helpen om gewenste bedrijvenprofielen te definiëren in overeenstemming met de kenmerken van het stedelijk milieu.22 Het principe van milieuzonering23 Milieuzonering zorgt voor een voldoende ruimtelijke afstand tussen bedrijven en milieugevoelige zones, die kan variëren naargelang de omvang van de overlast. Dit beleid, dat in Nederland wordt gevoerd, heeft concreet als doel om activiteiten op kleinere of grotere afstand van woonwijken te vestigen, rekening houdend met de geleidelijke schakering tussen enerzijds activiteiten die zonder meer verenigbaar zijn met naburig wonen en anderzijds activiteiten die meer op afstand dienen te worden gehouden wegens de overlast die ze veroorzaken. Dit instrument heeft vooral als doel om oplossingen te vinden voor problemen van overlast van economische activiteiten voor andere stadsfuncties door zich de vraag te stellen “Waar mag deze activiteit niet gevestigd worden?” teneinde de levenskwaliteit van de bevolking te beschermen of te verbeteren en tegelijk de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid te waarborgen. Deze aanpak druist niet in tegen de mixiteit van
Mutations spatiales et structures territoriales : Evolution des profils de mobilité et propositions d’aménagement en vue de renforcer la structure spatiale et de favoriser le report de mode, CPDT, Thème 1, Rapport septembre 2003, volume 2. 23 Localisation des entreprises et mixité fonctionnelle, BASTIN A. & CHEVAU T., onder leiding van HALLEUX J.-M., CPDT 2008. 22
Bruno Bianchet & MCP p.54
ESRBHG – PDSG-studie
de activiteiten, waarvan de Nederlanders overigens voorstander zijn, voor zover dit niet tot wederzijdse hinder leidt. Er dient dus te worden ingegrepen in de aard van de toegelaten activiteiten, in de relatieve afstand tot de woongebieden en andere gevoelige functies en de kenmerken van de ruimtelijke ordening. De activiteitenprofielen Milieucategorie
Type activiteiten
Grootste afstand (m)
1
Activiteiten die wegens hun aard toegestaan zijn tussen of in de onmiddellijke nabijheid van woningen
0-10
2
Activiteiten die wegens hun aard toegestaan zijn tussen of in de onmiddellijke nabijheid van woningen op voorwaarde dat ze in het centrum van de wijk geconcentreerd zijn (gemengde zone)
30
3
Activiteiten die wegens hun aard toegestaan zijn aan de rand van de woonwijken
50-100
4
Activiteiten die wegens hun aard van de woonwijken gescheiden moeten zijn, bijvoorbeeld door groene ruimten, parken of water
200-300
5
Activiteiten die wegens hun aard op een grote afstand van woonwijken gelegen moeten zijn
500-700-1000
6
Activiteiten die wegens hun aard uitsluitend op een zeer grote afstand van woongebieden gelegen mogen zijn
1500
Bron: Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1999, Bedrijven en milieuzonering Merk op dat de tabel de 27 activiteitsectoren weergeeft, waaruit wij de non-profit diensten, de persoonlijke diensten en de detailhandel hebben weggelaten, omdat die sowieso verenigbaar met het stedelijk milieu geacht worden. In bijlage 1 voegen we overigens een lijst van activiteitsectoren toe die is samengesteld op basis van de NACE-nomenclatuur en die de mate van verenigbaarheid met de stadsfuncties, een meer bepaald met de woonfunctie, weergeeft. Wij zijn echter van mening dat een sectorale aanpak alleen te beperkend is en genuanceerd dient te worden naargelang van de hinder die door het betrokken bedrijf wordt veroorzaakt en dit in het licht van diverse factoren: !
het verkeer (voertuigtype, omvang van de stromen en parkeergelegenheid);
!
de geuremissies;
!
de stofuitstoot;
!
de geluidshinder;
!
de visuele impact;
!
de risico’s.
Hoewel het voor elk van deze criteria mogelijk (en noodzakelijk) is om limieten te definiëren, lijkt het ons dat elke selectiemethode een aanpak op basis van meerdere criteria moet volgen, waarbij desnoods uitsluitingsnormen worden vastgesteld.
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.55
Illustratie van de inrichtingsprincipes van milieuzonering
Op deze luchtfoto van de wijk Waalfront in Nijmegen is het principe van de milieuzonering goed te zien. Luchtfoto van de wijk Waalfront in Nijmegen
Bruno Bianchet & MCP p.56
ESRBHG – PDSG-studie
Kanaalstraat
Waalbandijk
Enerzijds valt op dat de grootte van de bufferzones tussen de bedrijven en de woonzones varieert naargelang van het activiteittype en anderzijds stellen we de systematische aanleg vast van ventwegen en andere specifieke toegangswegen tot de bedrijven. 4.2.4.2
De functionele mixiteit
Hoewel het principe van functionele mixiteit thans algemeen aanvaard is in stedenbouwkundige projecten, blijkt de concrete toepassing ervan heel wat vager. De stad wordt gevormd en evolueert in een permanente spanning tussen twee tegengestelde tendensen: enerzijds is er de specialisatie wegens het moeizame samenleven tussen de functies (Charter van Athene) en anderzijds de mixiteit wegens het streven naar ruimtelijke en sociale cohesie en een optimale milieu-efficiëntie. Uit onderzoek van de stadsprojecten blijkt dat de functionele mixiteit thans het gevolg is van een proces van overleg en anticipatie van de bouw van het project. Hierna volgen enkele voorbeelden.
Bruno Bianchet & MCP p.57
ESRBHG – PDSG-studie
Het voorbeeld van Île de Nantes
Île de Nantes is een grondgebied met een lengte van 5 km dat zich tegenover het historisch centrum van een agglomeratie van 570 000 inwoners bevindt. Hier zijn de belangrijkste uitdagingen: Nantes voorzien van een stadscentrum van internationaal formaat; de stad weer aansluiten met de rivier d.m.v. de reconversie van verlaten industrieterreinen; de perceptie van het eiland veranderen rekening houdend met de bestaande wijken, waarvan de identiteit wordt behouden terwijl ze door de behandeling van de openbare ruimten in het project worden geïntegreerd. Territorium en programma Île de Nantes is een grondgebied van 337 ha dat is samengesteld door het samenvoegen van oude eilanden van de Loire. Het is gevormd rond een oude buitenwijk die rond de historische bruggen is opgebouwd, een gemengde zone met woningen en tertiaire activiteiten en een industrie- en havengebied in het westen. Er wonen nu 13 000 inwoners en 15 000 mensen werken er. Er zijn nog 150 ha beschikbaar. Tegen 2025 plant men ongeveer 1 miljoen m2 bebouwbare oppervlakte (250 000 m2 in een eerste fase 20022007): 550 000 m2 woningen (6 500 woningen waarvan 25 % sociale woningen); 350 000 m2 activiteiten; 150 000 m2 voorzieningen. 155 ha publieke ruimte (63 ha in een eerste fase) waarvan 83 ha te restaureren en 72 ha te creëren. Bron: Institut d’Aménagement et d’Urbanisme d’Ile de France, 2011
Het project Zuidas in Amsterdam Dit project bestaat uit de ontwikkeling van een nieuw stadscentrum ten zuiden van Amsterdam rondom een autoluwe intermodale transportas. Het beoogt tevens een maximale diversifiëring van de functies.
Bron: http://www.zuidas.nl/
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.58
De re-integratie van woongelegenheid in industriezones door middel van het Nederlandse ‘stad en milieu’-beleid24 In het kader van het “compacte stad” beleid dat in Nederland medio jaren ‘80 werd ingevoerd, willen de nationale beleidsmakers thans huisvesting promoten in zones met een economische bestemming25, omdat dit in de context van de promotie van duurzame steden gezien wordt als een element van aantrekkelijkheid. Deze wens wordt verwezenlijkt door middel van het ‘stad en milieu’ beleid, waarbij de normatieve ‘top-down’ aanpak plaats ruimt voor een methodologie van overleg met de betrokken lokale openbare en privéspelers. Uiteraard veronderstelt het een publiek grondbeleid. De ontwikkeling van de wijk Buiksloterham, een industriegebied van een honderdtal hectare in Amsterdam, illustreert deze aanpak.
Boomerang Casa, een in 2008 in de Buiksloterham gevestigd bedrijvencentrum.
Het grondbeleid Wat het grondbeleid betreft kunnen we geen gelijkenis trekken met het beleid in Nederland, waar de overheid over een zeer uitgebreid grondkapitaal beschikt, aangevuld met rechts- en bestuursmiddelen. Deze volgen een zeer pragmatische methodologie van “grondproductie” die berust op een grondtoe-eigening (steeds vaker samen met een privé-partner) en wederverkoop nadat de voorzieningen zijn aangelegd. Dankzij deze aanpak kan een gedeelte van de voortgebrachte meerwaarde geïnd worden. Het geval van Frankrijk is gemakkelijker omzetbaar. In dat land zijn de meeste stadsprojecten immers gesteund op het recht van voorkoop26. In het Brussels Gewest werd dit recht ingevoerd door de ordonnantie van 18 juli 2002 die vergaand gewijzigd werd door de ordonnantie van 19 maart 2009, die op 17 april 2009 in werking trad. Ze wordt nog weinig toegepast. Vergeleken met het Franse juridisch kader is het overigens ook niet mogelijk om de prijs voor de rechtbank te betwisten.
24 Willem K. Korthals Altes and Milly Tambach, Municipal strategies for introducing housing on industrial estates as part of compact-city policies in the Netherlands, Cities 25 (2008). 25 Ministry of VROM (2005) New law for better living quality in Dutch municipalities, Ministerie van VROM, Den Haag. 26 Voorkeurrecht van een instantie om met voorrang een gebouw voor dezelfde prijs te kopen die een andere koper bereid is te betalen.
ESRBHG – PDSG-studie
4.3
Bruno Bianchet & MCP p.59
DE LOGISTIEKE OPLOSSINGEN
Het transport en de logistiek en meer bepaald de problematiek van de ‘laatste kilometer’ worden aan steeds diepgaandere studies onderworpen. Tal van systemen werden op verschillende niveaus ingevoerd zoals de onderstaande grafiek illustreert. Tijdens deze reflectie zullen wij elk van die systemen afzonderlijk analyseren en er een praktisch voorbeeld aan toevoegen naargelang van de verschillende interventieniveaus.
Bron: Projets Immobiliers intégrant la Logistique Urbaine (PILU), Predit 2011
4.3.1
NIVEAU 1: INTERMODALE SITES
Dit type uitrusting bevindt zich op het grensgebied tussen de stadszones en hun hinterland. Het past binnen het kader van een multimodaal concept. Deze infrastructuur beslaat grote oppervlakten en is meestal gelegen aan de ingang van agglomeraties. Voorbeeld: Logistieke ingang van Parijs (Rungis)
Bron: Sogaris
Bruno Bianchet & MCP p.60
ESRBHG – PDSG-studie
Dit logistiek platform beschikt over 210.000 m² aan opslagruimte en kaden op 6 km afstand van de ring. Het werd ontwikkeld op de site van de markt van Rungis, de belangrijkste groothandelsmarkt voor voedingsmiddelen van Frankrijk, met een oppervlakte van 232 ha.
4.3.2
NIVEAU 2: LOGISTIEKE PLATFORMEN OF HOTELS
Deze platformen werden door de overheden ontwikkeld en worden gekenmerkt door een grote activiteitenmix (koeriersdiensten, snelvrachtvervoer en logistiek). Het doel is om op een beperkte oppervlakte diverse prestaties i.v.m. logistiek bijeen te brengen.
Bron: Sogaris
Ze zijn aan de ingang van de stad gevestigd en vertegenwoordigen meerdere functies: !
Concentratie van de voor- en natransportstromen
!
Mutualisatie van ruimten
!
Promotie van eigen voertuigen
!
Superpositie van logistieke, artisanale en tertiaire activiteiten en openbare voorzieningen
Een voorbeeld van een basisproject van multimodaal stedelijk vrachtvervoer is dat van Chapelle Internationale dat voor de stad Parijs werd ontwikkeld op een site van 4 ha. Dit project verenigt een logistieke ruimte, een publieke ruimte en een bedrijvenkweekvijver. Behalve de economische activiteiten omvat het programma ook 600 tot 700 woningen. Het project Chapelle Internationale
Bron: Sogaris
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.61
De bebouwde grondoppervlakte wordt op 24.000 m² geraamd. Het baat zowel spoor- als wegvervoer uit. De filières die worden overwogen zijn met name de verkoop in supermarkten en de e-commerce. Er zijn ook boxen voor ambachtslieden voorzien.
4.3.3
NIVEAU 3: STEDELIJK DISTRIBUTIECENTRUM (OP AGGLOMERATIENIVEAU)
Het doel van een stedelijk distributiecentrum (SDC) is de verplaatsingen in de stad te beperken dankzij een bundeling van de stromen en de rationalisatie van de rondes. Het grootste nadeel is dat een bijkomende overslag plaatsvindt die een extra kost voor de leverancier betekent en die vaak aan de klant wordt doorgerekend. Deze oplossing vergt een centralisatie van de operaties en het delegeren van de eindbediening. Dit systeem omvat tevens de transportwijze voor en na het betrokken logistiek depot. De modale transfer mag niet verwaarloosd worden. Het principe van het SDC
Bron: ADEME
Dit type infrastructuur maakt het mogelijk om grote en vervuilende voertuigen tegen te houden. Het verbetert ook de bereikbaarheid. Om dit type uitrusting te ontwikkelen moet het gebruik beperkt worden. Het is immers interessant om uren, plaatsen en voertuigen te bepalen die het meest efficiënt zijn voor de bediening. Een SDC vereist echter:27
27
!
een precieze reglementering (overleg)
!
informatie (verschillende middelen)
!
controle (de huidige praktijken verbeteren)
!
wegenisuitrusting (evolutief)
Les espaces logistiques urbains (ELU), PREDIT 2007.
Bruno Bianchet & MCP p.62
ESRBHG – PDSG-studie
In dit kader veronderstelt dit een overleg tussen de verschillende betrokken spelers waarvoor de volgende maatregelen nodig zijn: !
institutionele aansturing
!
formalisatie
!
controle
!
aanpassing.
La Rochelle, Frankrijk28 Type oplossing
Stedelijk distributiecentrum
Huidige status
In uitbating
Doelstellingen
Mutualisatievoordelen voor de bevrachters en voor de bestemmelingen Verbetering van de bevoorradingsketen en potentiële bijkomende diensten Collectieve voordelen (verminderde congestie, vervuiling, …)
Startdatum
2000
Beschrijving
De leveringen worden gedaan aan de handelaren van het historisch stadscentrum
Doelgroep
Middelgrote goederen, niet bederfelijk en van matige of geringe waarde
Lokalisatie
In de nabijheid van het historisch centrum
Oppervlakte van de site
200 ha
Exploitatieresultaten
72.477 pakjes en paletten geleverd in 2006 1.636 ton goederen
Facultatief/verplicht
Reglementair (vrachtwagens van meer dan 3,5 ton verboden in het historisch centrum)
Partners
Wegvervoerder Agglomeratiegemeenschap (Portage)
Omzet
204.000 euro (in 2002)
Subsidies
Degressief met pakjes 54.000 euro (in 2002)
Gewicht van remittenten
de
7 vervoerders vertegenwoordigen 95 %van de pakjes
Danone, Clésud, Marseille, Frankrijk29 Type oplossing
Stedelijk distributiecentrum
Huidige status
In uitbating
Doelstelling
Optimaliseren van de voorraden, distributie en verminderen van de ecologische voetafdruk Creëren van een regionale industriële voorraad (Danone Eaux France)
Startdatum
Maart 2011
Beschrijving
Concept van innovatief platform: het Entrepôt Mutualisé de Consolidation Aval (EMCA), aangesloten op het spoor, gecoördineerd en beheerd door een logistieke dienstverlener
Oppervlakte van de
280 ha
28
www.ademe.fr « L’analyse systémique de l’organisation logistique des CDU rochelais et monégasque »
29www.fag-logistique.com/Communique-presse20110303-ID-Logistics-Creation-1er-Entrepot-Mutualise-Consolidation-Aval.htm
Bruno Bianchet & MCP p.63
ESRBHG – PDSG-studie
site Partners
Danone Carrefour ID Logistics
Hammarby, Zweden Type oplossing
Stedelijk distributiecentrum bestemd voor werven
Huidige status (2007)
In uitbating
Doelstelling
Verminderd energieverbruik Verminderde uitstoot Vermindering van het aantal vrachtwagen voor leveringen (gedeeld door 3)
Startdatum
2001-2010
Beschrijving
Maximale opslagduur: 5 dagen Gemutualiseerde leveringen in ‘werkblokken’
Doelgroep
Leveringen van bouwmaterialen en andere zware producten
Personen
10 bedienden
Oppervlakte
8.000 m²
Facultatief/verplicht
Verplicht behoudens afwijkingen
Partners
Alle op de werf aanwezige aannemers (10) Vastgoedinvesteerders Stad Stockholm
Beheer
Onderaannemer die verantwoordelijk is voor de uitbating van het centrum Aankoop en exploitatie van de voertuigen Aanwerving van chauffeurs en andere bedienden Beheer van het magazijn en van de kantoren Beheer van de website
De maatschappij Sogaris heeft enkele projecten voor de komende jaren, zoals de implementatie van gemende systemen van openbaar vervoer van reizigers en goederen in het kader van de Parijse grootstad. Dit project ligt ter studie. Dit systeem werd al ingevoerd door City Cargo in Amsterdam.
Bron: Sogaris
Bruno Bianchet & MCP p.64
ESRBHG – PDSG-studie
City Cargo, Amsterdam3031 Type voorziening
Vrachttram
Startdatum
Maart 2010
Beschrijving
Ladingen verpakt in mini-containers worden op verschillende plaatsen in de stad afgeleverd. De laatste kilometer wordt door elektrische bestelwagens gedaan.
Doelgroep
Courante verbruiksgoederen (B2C)
Capaciteit
30 ton per tram
Resultaat
Overtuigend. Geen probleem personenvervoer, geen ongevallen.
Infrastructuur
4 of 5 distributiecentra voorzien
met
het
Gebruik van de bestaande tramsporen in het stadscentrum en aanleg van verbindingen naar de distributiecentra 50 elektrische wagens Voordelen
Daling van 20 % van de broeikasgassen Daling van 50 % van het vrachtverkeer in de binnenstad
Problemen
30 31
Zeer hoge investeringskost
http://www.bien-et-bio.info/citycargo-amsterdam-tramway/ http://www.centre-ville.org/useruploads/files/sugar-synth-citycargo-amsterdam.pdf
Bruno Bianchet & MCP p.65
ESRBHG – PDSG-studie
City Porto, Padua Italië32 Type oplossing
Goederenleveringsdienst met stedelijk consolidatiecentrum (SCC)
Huidige status
In uitbating
Doelstelling
Verminderde uitstoot Decongestie van het verkeer in de binnenstad
Startdatum
2004
Oppervlakte
500 m²
Partners
Stad Padua Transportoperatoren De operatoren die Cityporto gebruiken sparen dagelijks een twintigtal trajecten uit
Resultaten
Aantal operatoren neemt continu toe (meer dan verdubbeld) Wegens het succes werden de toelagen van de gemeente Padua snel stopgezet (2007).
Bron: www.cityporto.it
4.3.4
NIVEAU 4: LOGISTIEK ONTHAALPUNT (OF STEDELIJKE LOGISTIEKE RUIMTE) (WIJKNIVEAU)
Een stedelijke logistieke ruimte (SLR) kan worden gedefinieerd als een voorziening bestemd voor het optimaliseren van de levering van goederen in de stad, op functioneel en milieuvlak, door het invoeren van overslagpunten33. De SLR’s hebben als doel de samenstelling van de stromen doorheen de stad te wijzigen door specifieke diensten aan de professionals aan te bieden (opslag, handling, bediening met eigen voertuigen…). De stedelijke platformen worden voorgesteld als een antwoord op de uitdagingen inzake vrachtvervoer in de stad. Het zijn tussenplaatsen om bepaalde stromen te concentreren en andere uit te spreiden om diverse overslagen fysiek te beheren. Deze diverse uitrustingen hebben in het algemeen tot doel om: !
32 33
de verkeersomstandigheden te verbeteren;
http://www.cityporto.it/ Boudouin, D., Les espaces logistiques urbains, La documentation française, 2006.
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.66
!
de overlast wegens het goederenvervoer in de stad te verminderen;
!
het imago van de binnenstad te verbeteren;
!
de economische efficiëntie van de stadskernen te verbeteren;
!
de organisatie van de logistiekketens helpen;
!
een antwoord bieden op de vragen als gevolg van de nieuwe handelspraktijken.
De stedelijke logistieke ruimten beslaan een oppervlakte van 500 tot 3.000 m². Hun vestigingsplaatsen worden voornamelijk gekozen naargelang van de beschikbare bestaande gebouwen. De weg geniet uiteraard de voorkeur. De doelen zijn de centrale wijken van de grote Europese steden.
1 – Hub 2 – Massale aanpak 3 – Verdeling met elektrische voertuigen Beaugrenelle, Parijs Type oplossing
Buurtleveringsruimte
Huidige status
Verlengde testperiode
Doelstellingen
Vermindering van het aantal afgelegde kilometers Vermindering van de CO2-uitstoot Vermindering van het lawaai m.b.v. eigen voertuigen
Beschrijving
De leveringen vinden plaats bij de wijkhandelaren
Doelgroep
Distributie en inzameling van expresvrachtvervoer met eigen voertuigen
Aantal rondes
40 rondes per dag
Oppervlakte
3.000 m² op 2 niveaus
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.67
La Petite Reine, Bordeaux34 Type oplossing
Buurtleveringsruimte met distributiecyclussen
Huidige status
In constante groei en ingevoerd in verscheidene steden
Doelstellingen
Een systeem testen voor gemakkelijkere binnenkomende goederenleveringen in het stadscentrum Bijdragen tot de samenwerking en de globale reflectie tussen overheidsdiensten, transporteurs en handelaren De praktijken van de transporteurs in het stadscentrum doen evolueren De hinder van geparkeerde leveringsvoertuigen verminderen De emissie van geluid en de vervuiling van de leveringsvoertuigen verminderen
Startdatum
2003 (jaar van uitwerking) in het kader van de werken i.v.m. de komst van de tram
Beschrijving
Gedeelte van de weg bestemd voor voertuigen die goederen laden en lossen voor winkels in de buurt
Oppervlakte
200 m²
Partners
Vrachtvervoersmaatschappijen Stad Bordeaux Handelarenvereniging Kamer van Koophandel en Industrie Communauté Urbaine de Bordeaux La Petite Reine
Financiering
90 % overheidsgeld in 2003 Slechts 50 % in 2004 15 % in 2005 Na de overdracht van het beheer van de buurtleveringsruimten aan de maatschappij “La Petite Reine” zou de exploitatie in evenwicht moeten zijn.
Beheer
De verschillende partners organiseren en co-financieren het systeem. De handelaren financieren niet.
Resultaten
Zeer gewaardeerd door de transportmaatschappijen omdat het de garantie biedt om over een veilige losruimte te beschikken in de nabijheid van de handelszone van het stadscentrum.
34
http://www.lapetitereine.com/fr/index.php
Bruno Bianchet & MCP p.68
ESRBHG – PDSG-studie
De ingang van de site in Bordeaux
De gereserveerde ruimte voor La Petite Reine
Het pakjesbeheer
Het pakjesbeheer
Een vrachtfiets
Een Goupil
4.3.5
NIVEAU 5: GOEDERENONTHAALPUNTEN
Andere oplossingen lijken veel op de vorige, maar zijn nog lichter: de onthaalpunten voor goederen. Dit zijn bases gelegen in de nabijheid van de klanten waar de goederen moeten worden afgeleverd. De klanten staan zelf in voor de verbinding met de site of doen een beroep op een dienstenleverancier. Dankzij deze onthaalpunten kan worden voorzien in de behoeften van de moeilijk bereikbare zones (drukke, onaangepaste straten) zonder het stadsleven al te veel te verstoren.35 Er bestaan ook onthaalpunten voor voertuigen. Die bieden de transporteurs gereserveerde en veilige plaatsen. Deze plaatsen maken de bediening binnen een straal van +/- 100 m mogelijk. De aanwezigheid van parkeerzones met toezichters op moeilijk bereikbare plaatsen zorgt voor een vlotter verkeer en snellere leveringen.
35
De stedelijke logistieke ruimten
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.69
Voorbeeld: het Kiala-concept Het principe is de verdeling van pakjes te verzekeren via een netwerk van relaispunten waar de bestemmeling zijn goederen kan komen afhalen. Het leveringsproces aan de buurtwinkels wordt ondersteund door een technologisch platform dat een kwaliteitsservice waarborgt. De consument kan immers zijn pakje op de voet volgen via internet. Hij wordt per sms, e-mail of telefoon gewaarschuwd zodra zijn pakje in het Kialapunt aankomt. Dit systeem wordt veel gebruikt door online dienstenleveranciers.
Het Kiala-centrum in Orléans
4.3.6
NIVEAU 6: LOGISTIEKE BUSSEN
Het doel van deze voorziening is de binnenkomende leveringsstromen te rationaliseren. De bedoeling is om de buurtopslag te ontwikkelen. Dat gebeurt met behulp van een eenvoudige logistieke bus.36 Verzendingen worden in afwezigheid van de klant in een ‘bus’ gedeponeerd. Dit biedt een oplossing voor een belangrijk probleem: de leveringstijden. De spitsuren zijn immers echte problemen voor zowel de dienstenleverancier als de klant. Deze voorziening vergemakkelijkt de leveringen tijdens de daluren, wat naast minder verkeersdrukte een kostenbesparing en minder vervuiling oplevert. Met dit systeem wordt de transporteur van de klant ‘losgekoppeld’. Dankzij dergelijke voorzieningen in openbare gebouwen, drukke plaatsen (stations, parkings) of beveiligde relaispunten kan de productiviteit van de leveringen en de afhalingen verbeteren. Behalve de beveiliging is er ook de kwestie van het lawaai bij nachtelijke leveringen. Voorbeeld: het Packstation, Deutsche Post Duitsland Dit systeem, dat 7 dagen op 7 en 24 u op 24 toegankelijk is, werd in 2001 door de Duitse post ingevoerd. De klanten ontvangen een persoonlijk identificatienummer, een intern wachtwoord en een stadsplan op CD-rom waarop alle stations zijn aangegeven. De klant wordt per e-mail of sms op de hoogte
36
www.frelon.mines-paritech-fr
Bruno Bianchet & MCP p.70
ESRBHG – PDSG-studie
gebracht van de levering.
Voorbeeld: het Packstation, Deutsche Post Duitsland Tower 24 is een concept dat in 2003 in Dortmund werd ingehuldigd. De startinvestering zou 175.000 euro bedragen en 25.000 euro voor de jaarlijkse werkingskosten.
4.3.7
HET BEHEER VAN DE LEVERINGSPLAATSEN
Voorbeeld: de diagnose op de leveringsplaatsen in de regio van Lyon.37 De Communauté urbaine de Lyon heeft in 2007 een diagnose gesteld van de leveringen op het schiereiland. Daaruit blijken de volgende vaststellingen: !
er zijn zelden plaatsen beschikbaar (langdurig geparkeerde auto’s);
!
slechte identificatie en weinig controles;
!
weinig aangepast aan vrachtvoertuigen: !
86 % zijn te klein
!
48 % zijn slecht gelegen
!
slechts 3 % van de leveringen vindt plaats op de leveringsplaatsen;
!
bij 70 % van de leveringen wordt dubbel geparkeerd.
De leveringsruimten beantwoorden aan een behoefte en worden geleidelijk ingericht naargelang van de mogelijkheden. Deze kwestie vereist echter een globale aanpak. Het aanbod is bovendien slecht gedimensioneerd of slecht verdeeld, waardoor de efficiëntie van de leveringen in de stad snel afneemt. Er is een diagnose nodig die enkele parameters omvat zoals:
37
!
de lokalisatie en de omvang van de vraag;
!
de dimensionering van de leveringsplaatsen;
!
de diensten gekoppeld aan nieuwe technologieën (aanwezigheidssensor, reservatie van de plaatsen door de transporteur, …).
Grand Lyon, Philippe Bossin, Prise en compte de l’environnement : l’expérience lyonnaise, Bestufs 2008.
Bruno Bianchet & MCP p.71
ESRBHG – PDSG-studie
Met het oog op een betere fysieke bereikbaarheid werden oplossingen voorgesteld, zoals de herpositionering, de herdimensionering, een betere aanduiding en aangepaste signalisatie. Levering in de busstroken In Parijs werd gekozen voor een oplossing waarbij de leveringen plaatsvinden in zones in de busstroken38. In Barcelona werden rijstroken voor gevarieerd gebruik ingevoerd die tijdens piekuren als busstroken dienst doen en tijdens de daluren tot leveringsplaatsen omgevormd worden. Dit systeem maakt gebruik van borden met variabele boodschappen.39
Bron: Civitas
Het doel is om de werkomgeving van de bestellers-chauffeurs, de economische voorwaarden van de transportoperatoren en de bevoorrading van de winkels te verbeteren. De efficiëntie is voornamelijk een gevolg van het gebruik van grotere en minder luidruchtige vrachtwagens voor de leveringen tijdens de daluren. Het aantal verplaatsingen kon worden verminderd met een factor 3,5. De resultaten zijn positief en de stad Barcelona wil het systeem verder ontwikkelen.
4.3.8
PARKEERSCHIJF
Wegens het ontbreken van leveringsplaatsen is een gelijktijdige rotatie mogelijk door een limiet van 30 min. met een controle m.b.v. een speciale parkeerschijf, zoals het systeem dat in Barcelona en Parijs40 is ingevoerd. Er is uiteraard een controlesysteem nodig. Levering ‘s nachts - Het voorbeeld van de Nederlandse stad Piek41 De lokale overheid heeft de levering aan de handelszaken ‘s nachts georganiseerd. Er werden ook geluidsnormen opgelegd: tussen 19 en 23 u mag het geluidsniveau tijdens het laden en lossen van de goederen niet meer dan 65 dB bedragen, terwijl deze norm tussen 23 en 7 u tot 60 dB is teruggebracht. De testresultaten zijn uiterst positief op alle niveaus: voor de omwonenden is er geen hinder ’s nachts, minder opstoppingen, een lager risico op ongevallen met vrachtwagens tijdens de piekuren en minder vervuiling. Thans zijn de steden vragende partij voor leveringen buiten de piekuren!
Toegangsbeperking voor vrachtwagens Een radicalere oplossing om de aanwezigheid van hinderlijke en vervuilende voertuigen in de stadskern te beperken is om ze toegangsbeperkingen of zelfs een toegangsverbod op te leggen. Parijs heeft gekozen voor een verkeersreglementering op basis van een beperking van de toegangstijden naargelang van de gebruikte grondoppervlakte. Hoe groter die oppervlakte, hoe ingrijpender de beperking.42 De toegangsbeperking voor vrachtwagens heeft echter ook nadelen43: !
Doorgaans een individuele maatregel die niet tussen de gemeenten is gecoördineerd;
!
Omvat niet noodzakelijk al de stadsdiensten en de spreiding ervan over een 24-urenperiode;
www.civitas.eu www.civitas-initiative.eu 40 La concertation « Marchandises » : Ville de Paris/Professionnels. Mairie de Paris 41 18 recommandations pour le transport de marchandises en ville, UWE 2011. 42 Règlementer et aménager les livraisons des marchandises, Plan local de déplacements de l’agglomération de Val de Bièvre, 2005. 43 Ibidem. 38 39
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.72
!
De optimalisatie van het transport voor de bevrachters is moeilijk (bijkomende kosten);
!
Kan ongunstig zijn voor de ontwikkeling van de handel in de stad;
!
Hoe kleiner de voertuigen, hoe talrijker ze zijn (congestie).
Bruno Bianchet & MCP p.73
ESRBHG – PDSG-studie
5 PANELGESPREK VAN 9/11/2011 Het doel van het panelgesprek is de resultaten van de enquête voor te leggen aan een reeks betrokken spelers, waaronder bedrijven, om de lessen te valideren en te preciseren.
5.1
AANWEZIGEN ESRBHG: Mevr. J. Delfosse, dhr. J. Van Lierde en dhr. A Gerard GIMB: Dhr. S. Vilain ACV: Mevr. M. Gérard Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting: Mevr. M. Coppens Consultants: Mevr. M. Constant en dhr. B. Bianchet Bedrijven:
Dhr. Michel Francois Grabowski (BABOUW CONSTRUCT) Dhr. Didier Schiltz (TECSI) Dhr. Henri Vanderlinden (EVOS)
Mevr. Delfosse verontschuldigt de afwezigheid van dhr. Périlleux, vertegenwoordiger van de MinisterPresident
5.2
PRESENTATIE VAN DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN De belangrijkste resultaten van de enquête worden aan de deelnemers voorgesteld.
5.3
REACTIES TIJDENS DE PRESENTATIE Mevr. Gérard: Waarom hebben we de (of het) grote bedrijven/bedrijf niet afgezonderd?
Antwoord: om het monster niet te beïnvloeden, wetende dat wij in de geleverde database niet over de tewerkstellingsgegevens beschikten. N.v.d.r.: dat is in het voorliggende rapport wel gebeurd.
Een bedrijf: Met betrekking tot de burenproblemen zijn het niet de bedrijven die klagen, maar hun buren, waarmee bevestigd wordt dat de ‘nimby’ kwestie wel degelijk een probleem is. Een bedrijf: Op de vraag betreffende de vooruitzichten en de ontwikkeling van de activiteiten bevestigt de spreker het huidige streven naar kostenverlaging en de extreme zwaarte van de investeringen in deze context. Daarbij komt ook het probleem van de rekrutering.
5.4
DISCUSSIE
Een bedrijf: bevestigt dat groeiende bedrijven de neiging hebben om zich buiten het BHG te gaan vestigen wegens de problemen met de buren (verkeer vanaf 6 u ‘s ochtends enz.) waardoor zij beslissen om te verhuizen. De heer Vilain: is van mening dat de ‘blanco antwoorden’ niet in de procentuele berekening hadden mogen worden meegeteld. Antwoord: dit zijn op zich ook ‘antwoorden’, vandaar dat we er rekening mee hebben gehouden.
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.74
N.v.d.r.: de totalen in dit rapport hebben met deze opmerking rekening gehouden.
De heer Vilain: vindt dat de bvba’s oververtegenwoordigd zijn. Antwoord: dit stemt overeen met het monster, te meer daar door het eerste begeleidingscomité beslist is om de fysieke personen uit te sluiten.
De heer Vilain: onderstreept dat heel wat problemen niet specifiek zijn voor het BHG, hetgeen de deelnemers bevestigen. Zo zijn de mobiliteitsproblemen vrij gelijkaardig in Antwerpen. Een bedrijf: betreffende de mobiliteit: dit is een constante moeilijkheid, zowel voor de verplaatsingen, “als het anderhalf uur duurt om 10 km te rijden”… , als voor het parkeren, in het bijzonder op een werf, hetgeen een extra kost vormt. Een bedrijf: de ontwikkeling in het BHG is ook afhankelijk van de beschikbare opslagplaatsen en die zijn vrij duur (in de bouwsector worden de machines continu op de werf gelaten). De heer Vilain: zegt ontgoocheld te zijn over de enquête en vindt dat er met andere ESR-studies zou moeten worden vergeleken. Een bedrijf: onderstreept het belang van de ‘bedrijfstuin’, d.w.z. de plaats waar het ontstaat. Mevr. Gérard: de bedrijven leven de werfregels niet na. Een bedrijf: is verbaasd over de mobiliteit, maar herinnert eraan dat de arbeiders rechtstreeks met bestelwagens worden gebracht. Een bedrijf: met betrekking tot de verwachtingen. De hoofdzorg van een ondernemer is om zijn bedrijf groot genoeg te maken, daarna te verhuizen om te groeien en eventueel om te verkopen, hetgeen niet mogelijk is: de activiteit vindt in zijn huis plaats. De onmogelijkheid om te verhuizen verhindert aldus de overdracht. Mevrouw Coppens: vindt dat de aandacht niet werd gevestigd op de troeven van het BHG. Voor een bedrijf zal het statuut van hoofdstad zeker een invloed hebben. Een bedrijf: gaat voort met het neutraal karakter van het BHG. Mevrouw Coppens: vindt de logistiek een groot probleem. Een bedrijf: bevestigt dit en stelt zich vragen over de mogelijkheid om in de wijken, dichtbij de woningen, over opslagruimte te beschikken. De heer Vilain: herinnert aan het doel van de studie, die argumenten moet aanbrengen in het kader van het PDSG om de economische activiteit binnen de stad te houden, zodat die niet in een ‘slaapstad’ verandert. Hij wijst ook op de ontwikkeling van de meningen en de mentaliteiten over deze kwestie. Mevrouw Gérard: onderstreept een zekere ‘maturiteit’ van de spelers met betrekking tot deze kwestie.
Mevrouw Gérard: stelt zich vragen bij de gevolgde methode voor het samenstellen van het monster. Antwoord: er wordt aan herinnerd dat de selectiecriteria voor het samenstellen van de database vastgelegd werden tijdens het eerste BC (aard van de activiteiten en soorten bedrijven). Ook de vragenlijst is door het BC goedgekeurd.
Mevrouw Gérard: vraagt zich af hoe de resultaten zijn verfijnd. Antwoord: daar is een meer kwalitatieve aanpak voor nodig en dat is precies het doel van dit panel.
ESRBHG – PDSG-studie
5.5
Bruno Bianchet & MCP p.75
DE VERWACHTINGEN Een bedrijf: een van de grootste moeilijkheden tegenwoordig is om terreinen te vinden die voor
bedrijven bestemd zijn. Antwoord: er zijn echter wel activiteiten nodig die werkgelegenheid creëren en indien mogelijk werkgelegenheid voor laaggeschoolden.
Een bedrijf: met betrekking tot de werkgelegenheid moet tweetaligheid worden aangemoedigd (“niettweetaligen moeten werk gaan zoeken in de naburige gewesten terwijl de tweetaligen naar Brussel moeten worden overgebracht”). Mevrouw Coppens: vraagt de aanwezige bedrijven of zij bereid zouden zijn om boven hun inrichting te gaan wonen. De bedrijven antwoorden bevestigend. De heer Vilain: herinnert aan de strategische rol van de Kanaalzone (zie ook het advies van de ESR). Een bedrijf: onderstreept de noodzaak om de contacten met de buren te bevorderen. Mevrouw Gérard: stelt zich vragen over de oriëntatie van de jongeren en de noodzaak om manuele beroepen te valoriseren.
De heer Vilain: onderstreept het belang van het leer-werktraject dat geherwaardeerd zou moeten worden en preciseert dat tweetaligheid niet noodzakelijk is voor manuele beroepen. Een bedrijf: beaamt dat de opleiding door de bedrijven onvoldoende ondersteund en gevaloriseerd wordt, terwijl dit voor het bedrijf een investering in tijd en geld is. Een bedrijf: verbaast zich over het algemene pessimisme dat uit de enquête blijkt. Mevrouw Gérard: herinnert aan het belang van Brussel als plaats voor congressen en evenementen en preciseert dat heel wat prestaties (zoals de catering) worden verricht door niet-Brusselse bedrijven die soms van ver komen. Mevrouw Coppens: vraagt of bepaalde specifieke informatie over B2B kan worden geïsoleerd. Een bedrijf: herinnert eraan dat in Brussel wonen voor mensen met een laag inkomen een handicap is gezien de hoge kosten. Een bedrijf: preciseert dat de grootsteden een groter economisch potentieel vertegenwoordigen en bijgevolg een grotere markt. Dat verklaart het belang van de bouwsector. Een bedrijf: voegt daaraan toe dat in het BHG werken ook extra kosten genereert, met name in verband met mobiliteit en immobiliën. Een bedrijf: stelt dat het dan toch misschien niet aangewezen is om de vestiging van bedrijven met te lage toegevoegde waarde te bevorderen. Een bedrijf: preciseert dat er steeds minder plaats is voor bedrijven en dit ten bate van woningen (bijvoorbeeld de Gentse steenweg). Mevrouw Coppens: stelt zich vragen over het samenleven van de verschillende functies en in het bijzonder over de plaats van de logistiek. Antwoord: deze vraag zal in het benchmark luik worden behandeld.
Bruno Bianchet & MCP p.76
ESRBHG – PDSG-studie
6 BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN 6.1 6.1.1
BEVINDINGEN DE BRUSSELSE CONTEXT
De sector van de stadsondersteunende industriële bedrijven vertegenwoordigt voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 63.438 banen en 4.438 inrichtingen (RSZ 2010), hetzij respectievelijk 10,1 % en 12,9 % van het Brusselse totaal, met een overwicht van de transportsector (qua aantal banen) en de bouwsector (qua aantal bedrijven). Tussen 2008 en 2010 heeft deze sector 4.270 banen verloren, hetzij 6 %, terwijl het aantal inrichtingen gelijk is gebleven. Tijdens dezelfde periode is de Brusselse werkgelegenheid echter met 1 % gestegen. Deze vaststelling wordt bevestigd door de periode 2002 - 2008 te onderzoeken. Deze terugval is minder uitgesproken dan op nationaal vlak. Dit is dus specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en kan niet enkel aan de economische crisis worden toegeschreven aangezien deze evolutie zich al eerder aftekende. Bovendien is het relatieve belang van deze sector dubbel zo groot als op nationaal niveau, waarbij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest duidelijk als ondergespecialiseerd uit de bus komt. Op het vlak van de enquête, waarin het gewicht van de bouwsector doorslaggevend was, hebben we vastgesteld dat een vierde van de bedrijven na 2005 is opgericht. Het eerste lokalisatiecriterium is veruit (56 %) de nabijheid van de woonplaats, gevolgd door de familietraditie. We hebben wel degelijk te doen met een proces van ‘nabijheid’. Wetende dat de meerderheid van de bedrijven geen enkele troef zag in het BHG als autoriteit werden de steun- en stimuleringsmaatregelen als eerste criterium genoemd, terwijl als werkplaats de concentratie van dynamische krachten op de eerste plaats komt. Wat de zwakten betreft, worden als autoriteit vooral de administratieve formaliteiten aangeklaagd, terwijl veel respondenten hierover geen mening uitdrukten, en als werkplaats wordt de mobiliteit als grootste zwakte aangeduid. De gemiddelde oppervlakte per inrichting bedraagt 585 m2, hetzij 41 m2 per arbeidsplaats. 56 % van de bevraagde bedrijven beschikt niet over een eigen parking. Ondanks alles verklaart ‘slechts’ 25 % parkeerproblemen te ondervinden voor hun personeel en 27 % voor hun klanten. In 10 % van de gevallen worden problemen qua bereikbaarheid voor het personeel gemeld. 6 % van de bevraagden verklaart burenproblemen te ondervinden. 30 % van de bedrijven beschikt niet over een voertuig dat voor hun activiteit is bestemd. Deze waarde loopt op tot 54 % voor de bestelwagens en tot 87 % voor de vrachtwagens. Een vierde van de ondervraagde bedrijven is onderworpen aan een milieuvergunning. Alle gecontacteerde bedrijven samen zijn goed voor 4.728 banen (tewerkgesteld personeel), hetzij gemiddeld 14 banen per inrichting. 23 % van de bedrijven heeft echter geen personeel in dienst. 40 % van de bedrijven bevestigen dat zij problemen ondervinden om personeel aan te werven. 48 % van het personeel is afkomstig uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wat de klanten betreft zijn 40 % particulieren en is 61 % afkomstig uit het Brussels Gewest. In meer dan de helft van de gevallen verplaatst het bedrijf zich naar zijn klant, zodat sommige antwoorden betreffende de mobiliteit en de parkeergelegenheid kunnen worden genuanceerd. Knowhow (28 %), ervaring (23 %) en bekendheid (18 %) zijn de belangrijkste criteria waarop de klanten hun keuze van dienstverlener baseren. Voor 42 % van de ondervraagde bedrijfsleiders is de toekomstvisie er een van status quo en voor 20 % van in situ ontwikkeling, terwijl 10 % overweegt om de activiteiten stop te zetten. De verwachtingen tegenover de Brusselse autoriteit hebben betrekking op de fiscaliteit (25 %) en de subsidies (21 %), maar de meerderheid heeft geen specifieke verwachtingen. De tabel hierna geeft de belangrijkste specifieke kenmerken per sector weer. Creatieve activiteiten
Bouw
!
Belang van het relatief aandeel van jonge bedrijven.
!
Belang van networking
!
Sector die meer last heeft van parkeerproblemen.
!
3/4 van de werkkrachten komt uit Brussel.
!
De rol van de nabijheid als factor voor lokalisatie blijkt nog meer doorslaggevend.
!
Deze sector beslaat met slechts 25 m2 per arbeidsplaats (tegen een gemiddelde van 41) de kleinste oppervlakte, wat logisch lijkt aangezien de prestatie in de openlucht wordt geleverd.
Bruno Bianchet & MCP p.77
ESRBHG – PDSG-studie
!
Zeer arbeidsintensieve sector met een gemiddelde van 19 arbeidsplaatsen per inrichting.
!
Meer dan de helft van de klanten zijn particulieren.
!
Activiteit die het meeste rekent op een groei van de sector.
!
Sector waarin eigenaars grotendeels het overwicht hebben.
!
Sector met een gemiddelde oppervlakte per inrichting van om en bij de 1.200 m2 (het dubbele van het gemiddelde van de enquête).
!
Zeer arbeidsintensieve sector met een gemiddelde van 20 arbeidsplaatsen per inrichting.
!
Sector die meer problemen op het gebied van rekrutering ervaart.
!
Sector die meer afkerig is van administratieve formaliteiten.
!
Enige sector waar particulieren minder dan 20 % van de klanten vertegenwoordigen.
!
Domein waarin het meeste overwogen wordt om de activiteit stop te zetten (15 %).
!
Activiteit die zich onderscheidt wegens het meest negatieve toekomstbeeld voor haar sector.
Textiel- en lederwarensector
!
Sector die bijzonder gevoelig is voor gewestelijke steun- en stimuleringsmaatregelen.
!
Enige sector waarin het aandeel van internationale klanten niet marginaal is.
Vervaardiging van voedingsmiddelen en tabak
!
Belang van het relatief aandeel van jonge bedrijven.
!
Sector die meer afkerig is van administratieve formaliteiten.
!
Sector die meer last heeft van parkeerproblemen.
!
Activiteiten waarbij zich meer burenproblemen voordoen.
!
Sector die meer problemen op het gebied van rekrutering ervaart.
!
Meer dan de helft van de klanten zijn particulieren.
Vervaardiging van goederen en machines
Drukkerijen en uitgeverijen
!
Activiteit die het meeste rekent op een groei van haar activiteiten.
Vervaardiging van papier, hout en vergelijkbare producten
!
Sector waarin eigenaars grotendeels het overwicht hebben.
!
4/5 van de werkkrachten komt uit Brussel.
Reparatie en installatie van goederen
!
De rol van de nabijheid als factor voor lokalisatie blijkt nog meer doorslaggevend.
Transport en ondersteunende activiteiten
!
Sector met een gemiddelde oppervlakte per inrichting van om en bij de 1.200 m2 (het dubbele van het gemiddelde van de enquête).
In het algemeen zijn wij van oordeel dat bepaalde resultaten geïnterpreteerd dienen te worden in het licht van een context van een bijzonder moeilijke economische conjunctuur. Dat verklaart een fatalisme of zelfs een zekere ontgoocheling en de prioriteit die op het niveau van de verwachtingen wordt gegeven aan de financiële aspecten. Volgens de resultaten van de enquête en van het panelgesprek zijn de grootste zwakheden van de Brusselse context voor de onderzochte sector de mobiliteit (inclusief de parkeergelegenheid), de administratieve formaliteiten (soms in verband met de fiscaliteit) en, evenwel in veel mindere mate, de veiligheid en de rekruteringsmoeilijkheden. Deze hiërarchie moet echter genuanceerd worden naargelang de sectoren en de contexten. Wij interpreteren overigens het groot aantal responsen zonder mening als een uiting van extreme vermoeidheid. Met betrekking tot de mobiliteit getuigen de meningen van een bewustwording van de complexheid van het probleem, dat niet specifiek eigen aan Brussel is, maar dat daar op de spits
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.78
gedreven wordt, met name als gevolg van de vele ongemakken en dagelijkse kwellingen wegens leveringen, op werven stationeren, … Gezien de lessen die we uit de enquête kunnen leren en die door het panel bevestigd en gepreciseerd werden, kunnen we veronderstellen dat de achteruitgang van de werkgelegenheid in de sector van de stadsondersteunende bedrijven, specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de eerste plaats een gevolg is van de moeilijkheid voor deze bedrijven om zich te ontwikkelen en meer bepaald om te groeien. Dat toont de noodzaak aan om te beschikken over een immobiliën- en grondaanbod tegen redelijke voorwaarden, te beginnen met de kostprijs. Dat geldt des te meer voor bedrijven die heel dikwijls bij hun oprichters thuis worden gestart. Deze moeilijkheid om te evolueren is niet alleen een factor die de economie kwetsbaarder maakt, maar zet ook aan tot verhuizen, zeker wanneer er ook nog eens andere ‘elementen van economisch onbehagen’ bijkomen, zoals problemen inzake mobiliteit of met de buren. In dit verband had een van de panelleden zeer terecht opgemerkt dat, wanneer er misnoegdheid is, het altijd de buren zijn die klagen en zeer zelden de bedrijven, hetgeen een verklaring kan zijn voor het lage percentage dat tijdens de enquête is opgetekend. Ook specifieke moeilijkheden, zoals betreffende de opslag van goederen of materiaal of betreffende de levering, kunnen bedrijven doen beslissen om de stad te verlaten. Er bestaan echter diverse oplossingen om tegemoet te komen aan bepaalde organisatorische behoeften, in het bijzonder inzake logistiek. Hoewel mobiliteit een belangrijk knelpunt is in het Brussels Gewest als arbeidsplaats verwachten de bedrijven slechts weinig oplossingen. Wij zien twee hypothesen die deze vrij paradoxale houding kunnen verklaren. Ten eerste getuigen de ondernemers ter zake van een zeker fatalisme of zelfs van desillusie, en ten tweede geven zij zich er rekenschap van dat deze handicap ook in andere steden, die soms nog kleiner zijn dan Brussel, terug te vinden is. Daarbij komt dat bedrijven die buiten de hoofdstad gevestigd zijn maar op haar grondgebied actief zijn met dezelfde moeilijkheden geconfronteerd worden. Een andere veelzijdige problematiek is die van de werkgelegenheid. Voor bedrijven die op zoek zijn naar arbeidskrachten blijkt het rekruteren in het algemeen moeizaam te verlopen. Deze vaststelling geldt niet alleen voor Brussel, maar de situatie is er des te zorgwekkend gelet op het grote aantal werkzoekenden. Dit probleem is thans welbekend en blijkt ook kenmerkend voor grootsteden te zijn. In die situatie wachten de bedrijven op meer beroepsopleidingen en zijn zij bereid om deze taak op zich te nemen voor zover zijn daarin gesteund (en erkend) worden. Personeel intern opleiden is voor een KMO immers een grote investering die niet zonder tegenprestatie kan plaatsvinden. De concentratie van dynamische krachten en het intrinsieke potentieel van de hoofdstad zijn inderdaad erkende troeven. Een bedrijf van het panel gaat zelfs zover om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te beschouwen als een meerwaardefactor die sommige meerkosten verbonden aan het hoofdstedelijk karakter verantwoorden. Dit zakelijk potentieel komt duidelijk naar voor als een stimulans voor de oprichting van ondernemingen, vandaar het belang van de nabijheidsfactor. Aan deze concentratie zijn echter ook nadelige aspecten verbonden die met de tijd factoren blijken te zijn waardoor bedrijven afkerig worden van het stadsmilieu.
6.1.2
DE BENCHMARK
De reflectie heeft zich bijzonder toegespitst op twee belangrijke aspecten van de integratie van economische activiteiten in een stedelijk milieu.
De stedenbouwkundige integratie Hoewel de realisaties van de GOMB op het gebied van vastgoedregeneratie en mixiteit regelmatig als voorbeelden worden aangehaald, blijkt uit het onderzoek van de praktijken en ervaringen in andere plaatsen dat de aanpak per gebouw zijn beperkingen heeft en dat het interessanter is om de reflectie- en actieperimeter te verruimen tot de huizenblok of de wijk, om aldus de conflicten van nabijheid die inherent zijn aan de grootstad te kunnen anticiperen en beheren. Zo past men in Nederland een aanpak toe die men ‘micro-zonering’ zou kunnen noemen, zonder de principes van mixiteit en van de compacte stad in vraag te stellen. Daarbij wordt getracht om de vraag naar - vooral individuele - mobiliteit te beperken en de voorkeur te geven aan woon-werkverkeer op korte afstand. Wat de instrumenten voor stadsbeschouwing en -beheer betreft, is het bij het stimuleren van economische activiteiten in de stad ten eerste nodig om deze functie (en de beperkingen ervan) een centrale plaats te geven in de stadsplanning, en vooral in de conceptie van de projecten, en ten tweede dienen formele tools en een transversale visie uitgewerkt te worden die territoriumbeheer en economische activiteit integreren.
Bruno Bianchet & MCP p.79
ESRBHG – PDSG-studie
Hoewel de Brusselse regering verschillende initiatieven in die richting heeft genomen44, blijven de integratie maar ook de werking van de stadsondersteunende economische activiteiten moeilijk of zelfs gemarginaliseerd. Wegens het schaarser worden van de beschikbare locaties en de talrijke beperkingen eigen aan de stad is het absoluut noodzakelijk om het profiel van de bedrijven goed af te stemmen op de plaatselijke kenmerken. Dat mag niet enkel gebeuren op het niveau van de aanpak, die een eerste filter45 vormt, maar moet steunen op een benadering op basis van meerdere criteria.
De logistiek De logistiek is een belangrijke kwestie inzake stedelijk territoriumbeheer geworden. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd tegen 2012 een plan voor het goederentransport aangekondigd. Dit lijkt absoluut noodzakelijk, want niet alleen nemen de stromen continu toe, ook het aandeel van het wegvervoer, dat al 80 % bedraagt, blijft maar toenemen46. Volgens ons moet de reflectie op vier analyseniveaus plaatsvinden waarmee specifieke maar complementaire oplossingen overeenstemmen waarbij verschillende spelers, inclusief uit de privé-sector, betrokken zijn: !
de hoofdstad (! sites en multimodale platformen);
!
de CBD’s (central business district) die steeds meer multipolair zijn (! stedelijk distributiecentrum);
!
de wijken (! onthaalpunt, buurtopslag en laatste kilometer);
!
de huizenblok (! logistieke bussen en beheer van de leveringszones).
Deze verschillende assen impliceren ook verschillende tijdsbestekken. Sommige acties, met name de dichtbijgelegen acties, kunnen vrij snel ingevoerd worden. Vanuit het oogpunt van de economische activiteit mag de toename van de stromen dan wel als een positief teken van groei gezien worden, toch heeft ze ook negatieve gevolgen, zoals meer congestie, overlast en vervuiling. Ondanks een zeker fatalisme hebben we toch gezien dat de bedrijven op dit gebied hoge verwachtingen hebben.
6.2
AANBEVELINGEN
Op basis van de verschillende boodschappen vanwege de bedrijven, maar ook van de onderzochte oplossingen op andere plaatsen, formuleren wij diverse aanbevelingen, die wij presenteren in de volgorde van belangrijkheid zoals wij die aanvoelen.
6.2.1
TER BESCHIKKING STELLING VAN GROND EN IMMOBILIËN
Over het algemeen zijn de lichte productieactiviteiten en de tertiaire blauweboordensector de zwakke functie van de stedelijke dynamiek inzake immobiliën. Zoals door verschillende cijfers wordt bevestigd vertonen de marktmechanismen de natuurlijke neiging om hun aanwezigheid te verminderen, wat verklaart waarom de overheid moet ingrijpen om ze in stand te houden of zelfs te doen toenemen. Het Brussels Gewest blijkt via de GOMB bijzonder actief en innoverend op het gebied van bedrijfsimmobiliën. We kunnen deze interventies om meer opportuniteiten te creëren in de stad enkel aanmoedigen. In reactie op de nadelen en gevolgen van de functionele zonering die vooral in de jaren ‘60 en ‘70 werd toegepast, pleit de hedendaagse stedenbouwkunde terecht voor het principe van mixiteit. Die moet dan ook wel “beredeneerd” of zelfs “redelijk” zijn. Ze mag geenszins verward worden met “overlapping”, waarbij heel vaak de zwakke functie uiteindelijk verworpen wordt. “Beredeneerde mixiteit” heeft als doel om, behalve de verschillende vormen van segregatie te beperken, de bewoners dichterbij de activiteiten te brengen om de behoefte aan en dus ook de vraag naar mobiliteit te verminderen, en tevens meer sociale billijkheid inzake verplaatsingen te bekomen. In die optiek en met een zeker pragmatisme heeft men in Nederland het concept van milieuzonering ingevoerd, waarbij getracht wordt om functionele moeilijkheden en burenconflicten tussen de economische
Zie in dit opzicht de tweede doelstelling van de Intentieverklaring voor de volledige wijziging van het GewOP van 26/11/2009. Zie bijlage 1 46 Hubert M., Dobruszkes F., Macharis C., “Staten-generaal van Brussel. Mobiliteit in, van, naar en rond Brussel”, Brussels Studies, Nota nr. 1, 5 januari 2008. 44 45
ESRBHG – PDSG-studie
Bruno Bianchet & MCP p.80
activiteiten en de overige stadsfuncties, in de eerste plaats de huisvesting, te beheren en vooral te anticiperen. Dit concept gaat uit van de selectie van activiteitensectoren en de ontwikkeling van aangepaste bufferzones naargelang van het type bedrijven. Deze aanpak kan uiteraard niet ontwikkeld worden op het niveau van percelen, maar wel van huizenblokken of wijken. De keuze van activiteiten impliceert behalve de selectie van sectoren (zie bijlage 1) ook dat via een aanpak op basis van meerdere criteria rekening wordt gehouden met mogelijke hinder. Het lijkt ons nuttig om de interventieperimeter wat te verruimen om te streven naar de vorming van bedrijvenhuizenblokken. Daartoe moet men uiteraard over de nodige middelen beschikken, en niet enkel financiële middelen maar ook juridische. Zo zou vaker gebruik gemaakt kunnen worden van het voorkooprecht. Daarnaast kunnen op het niveau van de huizenblok specifieke maatregelen, bijvoorbeeld inzake mobiliteit, overwogen en gemutualiseerd worden om de integratie van activiteiten in de stad en het naast elkaar bestaan met de andere functies te bevorderen. De belasting op de leegstaande gebouwen, die momenteel door de gemeenten wordt geheven, kan veralgemeend en uitgebreid worden en kan tegelijk dienen als ‘stok, wortel en bron van inkomsten’.
6.2.2
INSCHRIJVING VAN DE ZONES MET ECONOMISCHE BESTEMMING OP STRATEGISCH EN PLANOLOGISCH NIVEAU
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over verschillende strategische sites, die duidelijk geïdentificeerd zijn door het PIO en die een niet verwaarloosbaar grondpotentieel vormen, waar economische activiteiten kunnen worden gevestigd, en meer bepaald stadsondersteunende bedrijven. Deze sites worden momenteel of in de toekomst aan een studie onderworpen. Voor de sites die voor de vestiging van lichte productieactiviteiten in aanmerking komen, moeten de integratie van ruimten met een economische bestemming en het principe van beredeneerde mixiteit niet alleen als basisvoorwaarden in de lastenkohieren voorzien zijn, maar ook gekwantificeerd worden. Het principe van de economische bestemming moet immers als consubstantieel met het project beschouwd worden en in aanmerking worden genomen vanaf de aanvang van het reflectie- en overlegproces dat thans voor alle projecten van stadsontwikkeling moet plaatsvinden.
6.2.3
AFSTEMMING VAN DE MOBILITEITSVEREISTEN EN DE BEREIKBAARHEIDSPROFIELEN
Mobiliteitskwesties vormen een belangrijk struikelblok voor de integratie van economische activiteiten in de stad. Deze dimensie is uiteraard niet specifiek voor Brussel, maar laat zich daar wel bijzonder sterk voelen. Wij denken dat, door de mobiliteitskenmerken van de plaatsen47 en de mobiliteitsprofielen van de bedrijven op elkaar af te stemmen, kan worden geanticipeerd op onverenigbaarheden en moeilijkheden, zodat er een oplossing voor kan worden gevonden. Dat veronderstelt natuurlijk een anticipatieve aanpak die echter vrij eenvoudig kan worden ingevoerd op het niveau van de definiëring van een en ander. Het niveau van de huizenblok lijkt nogmaals bijzonder geschikt. Deze kwestie moet ook aan bod komen in de studie van de strategische zones die in het vorige punt zijn aangehaald.
6.2.4
LOGISTIEKE OPLOSSINGEN VOOR DE BUURTOPSLAG EN -LEVERING
Er wordt heel wat onderzoek verricht en nagedacht over de verschillende dimensies inzake stadslogistiek. De verschillende aspecten impliceren specifieke antwoorden die aangepast zijn aan de kenmerken van de beschouwde stedelijke omgeving en aan het interventieniveau (van de hoofdstedelijke agglomeratie tot de wijk). In het kader van de voorliggende reflectie zijn wij van oordeel dat twee vragen zouden kunnen worden onderzocht om concrete en operationele oplossingen te vinden: de opslag van goederen en de buurtlevering. Met betrekking tot het eerste aspect beschikken heel wat bedrijven over onvoldoende financiële draagkracht om individueel te investeren. Dat kan worden opgevangen door voorzieningen te ontwikkelen die gemutualiseerd kunnen worden, teneinde tegelijk de aangeboden diensten te rentabiliseren en de verplaatsingen te rationaliseren. Voor het probleem van de ‘laatste kilometer’ wordt momenteel met verschillende oplossingen geëxperimenteerd, zowel langs de kant van de levering met uitrusting die verenigbaar is met het stedelijk milieu als op het niveau van de ‘depots’.
6.2.5
MOBILITEITSPAKKET
Om de bezorgdheid van de bedrijven inzake mobiliteit positief en specifiek te beantwoorden, stellen wij voor om de invoering van een specifiek “mobiliteitspaspoort” te onderzoeken. Deze pas zou in een enkele
Ter herinnering: er werd een bereikbaarheidskaart van de ABC-zones uitgewerkt in het kader van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (2006).
47
Bruno Bianchet & MCP p.81
ESRBHG – PDSG-studie
formule en tegen een forfaitaire prijs (bijvoorbeeld die van een MIVB-abonnement) het volgende kunnen omvatten: !
een “blauwe kaart leveringen” die recht geeft op een half uur gratis parkeren in alle zones met parkeerautomaten (dit vergt een onderhandeling met de lokale overheden);
!
een MIVB-abonnement;
!
een abonnement op Villo;
!
…
Nu de federale regering strenger wordt voor de bedrijfswagens, vervangen sommige bedrijven ze spontaan met “mobiliteitspakketten”. Deze initiatieven zouden aangemoedigd en gesteund moeten worden.
6.2.6
CHARTER VOOR GOEDEREN EN WERVEN
Naar het voorbeeld van Parijs 48 (Charte de bonnes pratiques des transports et des livraisons de marchandises dans Paris) zouden de regionale overheden een charter betreffende de levering van goederen kunnen voorstellen en verspreiden. Het voordeel van een charter is dat het steunt op een vrijwillige verbintenis om bepaalde min of meer strenge werkingsregels na te leven ten bate van de gemeenschap. Het maakt ook een positieve communicatie rond het betrokken thema mogelijk en zelfs het labelen van de betrokken spelers. Een dergelijke aanpak kan bijvoorbeeld samengaan met de invoering van bepaalde reglementaire maatregelen. Een dergelijk principe van een charter kan ook worden toegepast op het beheer van de werven.
6.2.7
LOKALE ZICHTBAARHEID VAN DE BEDRIJVEN
De aanwezigheid van bedrijven in de wijken is in het algemeen nog te weinig bekend en wordt als negatief gezien (Nimby). Het lijkt dus belangrijk om de zichtbaarheid van de bedrijven in hun omgeving te verbeteren en dit via meerdere kanalen. Ten eerste kan de aanwezigheid van een wijk met economische bestemming door middel van positieve signalisatie worden aangegeven. Daarnaast kunnen op het gebied van de economische animatie meer ontmoetings- en opendeurdagen worden georganiseerd, in het bijzonder specifiek gericht tot de jongeren en tot de buurt in het algemeen. Ten slotte zou op het niveau van de bemiddeling een specifieke functie van ombudsman kunnen worden ingevoerd49.
6.2.8
AMBACHTEN EN ANDERE WERKPLAATSEN IN DE STAD
Hoewel we al ingegaan zijn op het onthaal van stadsondersteunende bedrijven, zijn wij van mening dat de oprichting van een ruimte specifiek voor ambachtslui dient te worden onderzocht. Behalve de strikte functie als onthaalruimte, zou dit de mogelijkheid bieden om aanvullende specifieke promotieacties op te zetten en de zichtbaarheid en dus ook de aantrekkelijkheid van deze sector te vergroten, inclusief voor toeristen.
6.2.9
BIMBY VOOR BEDRIJVEN
Het “Bimby”50 concept (Built In My Back Yard) is erop gericht om “de duurzame stad in de bestaande villawijken te introduceren” door ze te concentreren. Op economisch vlak moet “een stedenbouwkundig beleid op maat uitgewerkt worden, dat goedkoper is voor de gemeenschap, zonder eigen grondbeheer” door marginale ruimten en stadskankers te valoriseren. Het berust op het vermogen van de stadsactoren (bewoners, technici, verkozenen) om de grond verhandelbaar te maken, met name door meer parcellering. Het is een echte oefening in “stadshechting”. Wij denken dat het nuttig zou zijn om dit concept om te zetten voor ruimten met een economische bestemming. Er zou geval per geval moeten worden onderzocht hoe de integratie van inrichtingen met een economische bestemming in hun stedelijke omgeving kan worden verbeterd of zelfs uitgebreid. Een dergelijke prestatie zou kunnen worden ontwikkeld en aangeboden door een overheidsspeler die op aanvraag zou kunnen optreden in de vorm van een “stadsintegratie-audit”. Dit type interventie wordt al op aanvraag gerealiseerd door de GOMB, maar zou kunnen worden uitgebreid, vooral vanuit een aanpak per huizenblok.
http://www.paris.fr/pratique/deplacements-voirie/ Wat dit betreft kan men zich in het algemeen inspireren op de verschillende initiatieven van het agentschap Atrium inzake de commerciële functie. 50 http://bimby.fr 48 49