Ecologisch maaien
2
Ecologisch maaien
Mogelijkheden ecologisch Bermbeheer Geertruidenberg
Door Fons Loonen
3
4
Voorwoord Dit rapport heb ik geschreven tijdens mijn derdejaars stage van de opleiding Tuin en Landschapsmangement. Ik wil de gemeente Geertruidenberg bedanken voor de kans die zij mij hebben gegeven om mezelf tijdens mijn stage te verdiepen in ecologisch beheer. Vóór mijn stage kende ik al enkele begrippen op dat gebied. Tijdens mijn stage heb ik de kans gehad deze kennis verder uit te bereiden. Naast ecologisch beheer heb ik ook veel geleerd van de gemeentelijke organisatie, procedures en de politiek. Ook wil ik Mel van Drunen bedanken, vooral voor zijn advies bij het zoeken van een stageplaats maar ook voor zijn begeleiding als stagedocent tijdens de stage. Als ik terugkijk op de afgelopen 20 weken waarin ik aan deze stageopdracht gewerkt heb zie ik een leuke leerzame tijd met dit rapport als resultaat. Ik hoop dat u bij het lezen van dit rapport een positieve indruk krijgt van de ecologische mogelijkheden in gemeente Geertruidenberg.
5
6
Inhoud Samenvatting................................................................................... 9 1. Inleiding .................................................................................... 10 1.1 Doel ............................................................................................................ 10 1.2 Functie van de berm ..................................................................................... 10
2. Huidige situatie........................................................................... 12 2.1 Algemeen .................................................................................................... 12 2.2 Beheergroepen ............................................................................................. 12
3. Wet- en regelgeving .................................................................... 18 3.1 Flora- en faunawet........................................................................................ 18 3.2 Knelpunten Flora faunawet............................................................................. 23 3.3 Verplichtingen gemeente ............................................................................... 24
4. Ecologisch beheer ....................................................................... 26 4.1 4.2 4.3 4.4
Ecologisch maaibeheer .................................................................................. 26 Ecologisch maaibeheer Gemeente Geertruidenberg ........................................... 36 Mogelijkheden kleigrond (Geertruidenberg en Raamsdonksveer) ....................... 38 Mogelijkheden zandgrond (Raamsdonk)........................................................... 40
5. Locaties ..................................................................................... 41 5.1 Mogelijkheden van de bermen ........................................................................ 41 5.2 Nadere beschrijving locaties........................................................................... 43
6 Kosten ........................................................................................ 48 6.1 6.2 6.3 6.4
Variant 1: Alle bermen .................................................................................. 49 Variant 2, Meeste potentie ............................................................................. 51 Variant 3: Gelijke kosten ............................................................................... 53 Subsidiemogelijkheden .................................................................................. 55
7. Bestek ....................................................................................... 57 8. Communicatie ............................................................................ 59 9. Conclusies & advies ..................................................................... 61 Bronnen: ....................................................................................... 63 Bijlagen ......................................................................................... 64 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
kaart huidig beheer kaart waardering bermen kosten, variant alle bermen kosten variant beste waardering kaart variant alle bermen kaart variant beste waardering kaart variant gelijke kosten Voorbeeldfolder
7
8
Samenvatting Naar aanleiding van vragen uit de gemeenteraad is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van ecologisch bermbeheer in gemeente Geertruidenberg. Met een ecologisch beheer wordt bewust omgegaan met flora en fauna zodat een soortenrijke berm kan ontstaan waardoor het uitsterven van plant en diersoorten wordt tegengegaan. Enkele bermen in de gemeente worden al ecologisch beheerd, resultaten hiervan zijn positief. Een deel van deze bermen geeft het bloemrijk resultaat dat meestal verwacht wordt van een ecologische berm het andere deel heeft dit niet. Wel is de ecologische waarde van deze bermen veel hoger als de regulier beheerde bermen. De meeste bermen in de gemeente worden 2 tot 4 maal gemaaid met een klepelmaaier, het resultaat zijn bermen met vooral grassen als begroeiing. Met ecologisch beheer wordt gestreefd naar een kruidenrijke berm. Grassen en brandnetels groeien erg goed op een voedselrijke berm en verdrukken daardoor de zeldzame kruiden die zich willen vestigen in de bermen. Een verschralend beheer leidt tot mindere groei van grassen waardoor kruiden meer kans krijgen om te groeien. Geertruidenberg en Raamsdonksveer liggen op een voedselrijke kleibodem waardoor verschraling erg lang duurt. Om toch snelle resultaten te bereiken kunnen ook andere maatregen als het maaitijdstip, machinegebruik en gefaseerd maaien ondersteunen bij het creëren van een waardevolle begroeiing. Om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden van de bermen zijn aan de hand van een waarderingsysteem punten toegekend aan de bermen. Aan de hand van de waardering zijn een aantal varianten gemaakt waarin verschillende bermen ecologisch beheerd worden. Wetgeving die van invloed is op het maaibeleid is gericht op het behoud van soorten. Bij uitvoering en planning van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de aanwezige soorten. Het beste kan vóór het uitvoeren van een maaibeurt een inventarisatie van de aanwezige flora en fauna plaatsvinden zodat hier tijdens de werkzaamheden rekening mee kan worden gehouden. Wanneer gekozen wordt voor een ecologisch beheer dient dit goed gecommuniceerd te worden naar de burger. Om het vertrouwen in ecologisch beheer te krijgen moeten de mensen goed geïnformeerd worden. Door het beschrijven van het resultaat kan een positief beeld van ecologisch beheer gecreëerd worden.
9
1. Inleiding 1.1 Doel De Gemeente Geertruidenberg, bestaande uit de kernen Geertruidenberg, Raamsdonksveer en Raamsdonk wil een meer ecologisch maaibeheer gaan voeren. Door een ecologisch beheer kunnen bloemrijke bermen ontstaan, flora en fauna kan zich ontwikkelen en bewoners kunnen zich prettig voelen in een natuurlijke woonomgeving. Dit document is geschreven op het ecologisch beheer van bermen dat vooral de flora kans geeft te ontwikkelen tot een bloemrijke vegetatie. Een goed ontwikkelde flora heeft ook gunstige invloed op de fauna. Geertruidenberg en Raamsdonksveer hebben hun ligging op een voedselrijke kleibodem. Raamsdonk daarentegen is gevestigd op een voedselrijke zandbodem. De bermen in de gemeente zijn gemiddeld genomen niet soortenrijk. Grassen en brandnetels hebben de overhand, dit is te wijten aan het huidige beheer. Dit document is geschreven om de mogelijkheden tot verbetering te onderzoeken. Er worden verschillende scenario’s beschreven waarbij kosten een belangrijke spelen. Omdat de Flora- en faunawet invloed heeft op het maaibeleid wordt hier ook op ingegaan. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van wat de Flora- en faunawet inhoud en welke invloed dit heeft op het maaibeheer. Vervolgens wordt aangegeven hoe met deze wetgeving omgegaan moet worden en wat de verschillen zijn met het huidige beheer. Er wordt een kort overzicht gegeven met de verplichtingen van de gemeente. Voor het lezen van dit rapport is enige plaatselijke kennis gewenst omdat verwezen kan worden naar wegen binnen de gemeente. Zonder de plaatselijke kennis is het soms wat moeilijker om een beeld te vormen.
1.2 Functie van de berm Bermen zijn een onderdeel van de weg en hebben primair een verkeer- en civieltechnische functie. De berm moet ruimte bieden voor wegmeubilair en van de weg geraakte voertuigen. Verder is de berm er om regenwater op te vangen en plaats te bieden voor groen in de gemeente. Zo zijn wegbermen standplaats voor een groot aantal van de bomen. Naast deze functies kan de berm een ecologische waarde vervullen, waarbij een mooier bloemrijk beeld een bijkomend voordeel is.
10
11
2. Huidige situatie 2.1 Algemeen Op het moment wordt in de gemeente Geertruidenberg over het algemeen bestendig maaibeheer toegepast. Dit wil zeggen dat onderhoudsmaatregelen met een bepaalde regelmaat uitgevoerd worden, variërend van 1x per jaar tot wekelijks of zelfs meerdere malen per week (maaien sportvelden en gazon A.) Al het maaiwerk in de gemeente is uitbesteed via één bestek. De gedeeltes die gemaaid worden kunnen grofweg verdeeld worden in de volgende beheercategorieën: -
Gazons Trapvelden Sportvelden Bermen (taluds) Ecologisch beheerde parken Sloten
2.2 Beheergroepen Gazons De gazons in de gemeente worden onderhouden op basis van een beeldbestek. Het grootse gedeelte van de gazons is beeldkwaliteit B uitgezonderd van een aantal gazons in het centrum, deze moeten voldoen aan beeldkwaliteit A. Gazon A houdt in dat het gras een lengte heeft van tussen de 20 en de 50 mm. Bij gazon B is dit tussen de 20 en 50 mm.
Trapvelden Het maaibeheer van de trapvelden is hetzelfde als het maaibeheer van gazon kwaliteit B. Het beheer van deze velden verschilt alleen van de gewone gazons op gebied van dressen en doorzaaien.
Sportvelden Sportvelden worden ongeveer 45 keer per jaar gemaaid met een kooimaaier. Verder worden groot onderhoudmaatregelen als beluchten, bezanden, dressen enz. toegepast.
Ecologisch beheerde parken Er zijn een aantal recreatieve / cultuurhistorische plaatsen binnen de gemeente waar ecologisch beheer wordt toegepast. Dit houdt in dat op deze plaatsen 2x per jaar wordt gemaaid waarbij het vrijgekomen materiaal wordt afgevoerd. Op deze plaatsen zijn al interessante kruiden te vinden, de hoeveelheid brandnetels en grassen is echter nog steeds erg groot. Figuur 1 en 2 geven een indruk van deze parken, de foto’s zijn genomen na de laatste maaibeurt.
12
Figuur 1: park Omschoorweg
Figuur 2: park Rijvoortshoef
13
Bermen De bermen in gemeente Geertruidenberg liggen op een voedselrijke bodem. Buiten de bebouwde kom hebben grassen en brandnetels de overhand. Binnen de bebouwde kom komen door de hogere maaifrequentie wat minder brandnetels voor. Hier bestaan de bermen overwegend uit grassen. Verspreid over de gemeente komen nog een aantal kruiden voor, hier wordt later op teruggekomen. Over het algemeen worden de bermen buiten de bebouwde kom twee maal per jaar gemaaid met een klepelmaaier, het maaisel blijft hierbij liggen. Enkele bermen zowel binnen als buiten de bebouwde kom worden ecologisch beheerd, deze worden 2x per jaar gemaaid, in mei en september, vrijgekomen materiaal wordt hierbij afgevoerd. Het beheer van de bermen binnen de bebouwde kom varieert van gazon, kwaliteitsniveau B tot bermen die twee maal per jaar gemaaid worden. Figuur 3 geeft een beeld van de bermen die nu ecologisch gemaaid worden. De groene arcering geeft de bermen aan waarin de gemeente ecologisch beheer toepast. De blauwe bermen worden ecologisch beheerd door Rijkswaterstaat, in het oranje gedeelte wordt ecologisch beheer toegepast door het waterschap. Op de plaatsen waar de gemeente nu ecologisch beheer toepast zijn de volgende resultaten bereikt: Halve zolenpad Dit is een fietspad op een dijk met aan weerszijden een berm van ongeveer acht meter breed. De bodem bestaat hier uit zand. Bij de aanleg van het fietspad in 2003 is de berm ingezaaid met een kruidenmengsel. De berm wordt twee maal per jaar gemaaid, in mei en september waarbij het vrijgekomen materiaal afgevoerd wordt. Bloemrijke, kruidachtige soorten die nu langs het halve zolenpad voorkomen zijn: Zeepkruid, Groot kaasjeskruid, Korenbloem, Akkergeelster, Wilde peen en Duizendblad. Park Rijvoortshoef Dit park is een aantal jaar geleden gerenoveerd. Vervolgens is ecologisch beheer toegepast, ook hier wordt twee maal per jaar gemaaid en afgevoerd. Vegetatie die hier voorkomt zijn: Kleine kaardenbol, Gele lis, Berenklauw, Fluitenkruid, Brandnetel en grassen. Omschoorweg Langs deze weg ligt een zeer brede berm. De vochtig tot natte bodem bestaat hier uit klei. Ook hier wordt twee maal per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. De Westagent De Westagent is een weg met brede bermen. Het grootste gedeelte van deze bermen wordt 4x per jaar gemaaid. Het huidig beheer van de taluds die aanwezig zijn langs de weg is wel ecologisch. Ze worden 2x per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Omdat deze weg en het beheer van de bermen nog vrij nieuw is kunnen nog geen waardevolle planten gevonden worden. Wel is een verschil te zien waarbij de ecologisch beheerde taluds kruidenrijker zijn als de vlakke gedeelten.
14
Figuur 3: Huidig beheer
15
2.3 Bereikte ecologische waarde Om de bereikte ecologische waarde te meten is een inventarisatie uitgevoerd waarbij voorkomende kruiden per plaats genoteerd zijn. Deze inventarisatie heeft half november plaatsgevonden. Het is niet mogelijk alle kruiden in één enkele inventarisatie op te nemen omdat niet alle kruiden tegelijk aanwezig zijn. Om een goed beeld te krijgen van de aanwezige kruiden moet in het voorjaar een tweede inventarisatieronde plaatsvinden. In het schema op de pagina hiernaast zijn de resultaten van de eerste inventarisatieronde weergegeven. De rode kleuren geven aan dat een soort een voedselrijke bodem nodig heeft, de gele en groene hebben respectievelijk een matige en arme bodem nodig. De totalen zijn aangegeven in de onderste tabel, op basis hiervan is een schatting gemaakt van de voedselrijkdom van de gehele berm. De aanwezige vegetatie geeft een indicatie van de voedselrijkdom van de bodem. Naarmate meer voedselminnende en minder soorten voor een voedselarme bodem voorkomen is de bodem voedselrijker zijn dan een bodem met weinig voedselminnende en veel voedselarme soorten. De kleurmarkeringen in de bovenste rij geven de voedselrijkdom van de gehele locatie aan, geschat op basis van de aanwezige soorten. Figuur 4 geeft een overzicht van de inventarisatie.
16
Maasdijk x
Vest. Geertr. berg
Halve zolenpad x
x Zandput
x x
x x
x x x x x
x
x
x
x
x x
Halve zolepad Lange broekstraat Lageweg Dongeroute Wielstraat Peuzelaar Zandput Oosterhoutseweg viaduct Oosterhoutse weg Monnikenweg Standhazensedijk Zeilweg Kanaalweg Omschoorweg Park Rijvaartshoef Maasdijk Vesting Geertruidenberg
x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x x x
x x x
x x
x
x
x
x x
x
x
X
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
Park Rijvaartshoef
Omschoorweg
Standhazensedijk
Peuzelaar
viaduct Oosterhoutse weg
x Monnikenweg
x Oosterhoutseweg
Kanaalweg
Zeilweg
Wielstraat
D ongeroute
Lageweg
x x Lange broekstraat x x x x x x x x x x x
Akkerdistel Canadese fijnstraal Draadereprijs Duizendblad Echte Koekoeksbloem Fluitekruid Gele lis Gele morgester Gewoon biggekruid Groot hoefblad Groot streepzaad Grote brandnetel Grote klit Grote weegbree Hederstasje Hondsdraf Jacobskruiskruid Kaasjeskruid Kleefkruid Kleine kaardebol Knopkruid Korenbloem Kruipende boterbloem Madeliefje Paardebloem Paarse dovenetel Perzikkruid Pinksterboem Pitrus Reukeloze kamille Ridderzuring Rode klaver Schapezuring Scherpe boterbloem Sint Janskruid Smalle weegbree Smeerwortel Speenkruid Stijve klaverzuring Veenpluis Vijfvingerkruid Vingerhoedskruid Vogelmuur Wilde peen Wilgenroosje Witte dovenetel Witte klaver Zeepkruid Koolzaad
3 12 5 4 9 3 12 3 4 10 8 3 4 6 2 3 4
1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0
Figuur 4: Inventarisatie soorten
17
2 0 0 0 1 2 2 0 1 1 0 0 0 2 0 3 0
voedselarm - matig voedslerijk Matig voedselrijk voedselrijk
3. Wet- en regelgeving 3.1 Flora- en faunawet Het maaibeheer moet aan wet- en regelgeving voldoen. De wet die de meeste invloed heeft op het maaibeheer is de Flora- en faunawet, hieronder volgt een beschrijving van deze wet. De Flora- en faunawet is ingevoerd om wilde planten en dieren in Nederland te beschermen. Door alle losse regels, ontheffingen en vrijstellingen is het een vrij complexe wet geworden. In dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting gegeven van de wetgeving, waarbij vooral wordt gekeken naar de wetgeving die van toepassing is op het maaibeheer van de gemeente. Flora en fauna worden beschermd door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in het wild levende planten en dieren direct in gevaar kunnen brengen (verstoring, verontrusting of doden). De wet geldt dus niet ter bescherming van het individu. Zorgplicht De zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten, zowel beschermd als onbeschermd. Iedere Nederlander heeft een algemene zorgplicht aangaande de bescherming en instandhouding van flora en fauna. Wanneer om een of andere reden behoefte is om handelingen uit te voeren die invloed hebben op flora en/of fauna, zoals bijvoorbeeld het kappen van een bomenlaan is een ontheffing nodig. Een ontheffing kan aangevraagd worden bij het ministerie van LNV Beschermde soorten De beschermde soorten zijn onderverdeeld in drie verschillende tabellen met per tabel andere regels en consequenties. De soorten uit tabel 1 zijn het minst beschermd, tabel 2, 3 en vogels zijn zwaarder beschermd. Voor tabel 1 beschermde soorten geldt evenals bij de niet beschermde soorten de algemene zorgplicht en een vrijstelling hiervan indien er sprake is van bestendig beheer. Bestendig beheer betekent dat beheermaatregelen cyclisch voorkomen, de handelingen worden elke keer op dezelfde mannier in dezelfde periode uitgevoerd. Dus wanneer alleen tabel 1 soorten aanwezig zijn en de toe te passen maatregelen vallen onder bestendig beheer is geen ontheffing nodig omdat een vrijstelling van kracht is. Wanneer tabel 2 en 3 soorten voorkomen kan ook een vrijstelling verkregen worden. Ook in dit geval moeten de werkzaamheden onder bestendig beheer vallen. Verder moet een gedragscode gevolgd worden. Een gedragscode is een document waarin beschreven staat hoe werkzaamheden uitgevoerd worden. In de gedragscode wordt invulling gegeven op het ‘ zorgvuldig handelen’. Door volgens de gedragscode te werken wordt schade aan populaties van beschermde dieren en planten voorkomen of tot een minimum beperkt. De gedragscode kan vastgesteld worden door het ministerie van LNV. Het is ook mogelijk een gedragscode te hanteren die al vastgelegd is. Alle gedragscodes zijn te vinden op de website van het ministerie van LNV. Wanneer geen gedragscode gebruikt wordt en/of de werkzaamheden vallen niet onder bestendig beheer moet een ontheffing aangevraagd worden. Wanneer alleen tabel 1 en 2 soorten aanwezig zijn wordt de aanvraag aan een ‘lichte toets’ getest. Wanneer tabel 3 soorten aanwezig zijn moet aan een zwaarder toets voldaan worden. Voor een overzicht van de gevolgen die de beschermde status op het beheer heeft zie figuur 6.
18
Figuur 5: Werkzaamheden die altijd in dezelfde tijd met hetzelfde materieel gebeuren vallen onder bestendig beheer.
Tabel 1
Tabel 2
Tabel 3 en alle vogels
Vrijstelling
Ontheffing nodig
Toets voor ontheffing
Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen.
Wanneer niet bestendig beheerd wordt.
‘licht’
Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen en een gedragscode gevolgd wordt. Indien maatregelen onder bestendig beheer vallen en een gedragscode gevolgd wordt.
Wanneer niet bestendig ‘licht’ beheerd wordt en/of geen gedragscode gebruikt wordt. Wanneer niet bestendig beheerd wordt en/of geen gebruik gedragscode
Figuur 6: Overzicht beschermde soorten flora en faunawet
19
zwaar
Zorgvuldig handelen Deze vorm van soortenbescherming is gekoppeld aan de soorten met een zwaarder beschermde juridische status (tabel 2,3 en vogels). Zorgvuldig handelen houdt onder meer in dat er geen 'wezenlijke invloed' is op beschermde soorten. Schade aan deze soorten wordt zo veel mogelijk voorkomen of beperkt. De manier waarop werkzaamheden worden uitgevoerd kan bijvoorbeeld worden aangepast. In de praktijk betekent dit dat reguliere beheermaatregelen afgestemd op aanwezige beschermde flora en/of fauna blijvend kunnen plaatsvinden. In de gedragscode wordt hier invulling aan gegeven.
Of er bij werkzaamheden sprake is van 'wezenlijke invloed' op een soort, wordt van geval tot geval bekeken. De mate van wezenlijke invloed wordt beoordeeld aan de hand van de volgende richtlijnen: •
•
•
•
Hoe zeldzaam is een soort? Hierbij wordt gekeken hoe vaak een soort voorkomt, zowel lokaal, regionaal, landelijk als in heel Europa. Als een soort zeer zeldzaam is en alleen lokaal voorkomt, zal er sneller sprake zijn van wezenlijke invloed. Kan een soort zelf herstellen van eventuele schade? Als een soort bijvoorbeeld kan uitwijken naar een ander leefgebied, is er minder snel sprake van een wezenlijk negatieve invloed. Is een negatief effect tijdelijk of permanent? Van tijdelijke effecten kan een populatie zich over het algemeen gemakkelijker herstellen dan van aanhoudende negatieve effecten. Is er sprake van cumulatieve (oplopende) effecten van de werkzaamheden? Een project kan bijvoorbeeld leiden tot 'slechts' een procent populatieverlies. Maar de cumulatie van vergelijkbare activiteiten kan leiden tot bijvoorbeeld 25 procent populatieverlies. In dat geval is er wel degelijk sprake van wezenlijk negatieve invloed.
Om een overzicht te krijgen en te behouden moeten inventarisaties gedaan worden om beschermde flora- en fauna in beeld te brengen zodat bekend is wanneer handelen volgens zorgvuldig handelen en een gedragscode vereist zijn Figuur 7 geeft schematisch weer welke wet- en regelgeving van toepassing zijn en hoe hier mee omgegaan dient te worden, in geval van bestendig beheer.
20
Schema Flora- en faunawet, bestendig beheer
Flora- en Faunawet n.v.t. Algemene zorgplicht toepassen.
nee
Beschermde soorten aanwezig? (tabel 1,2,3 en vogels)
ja
nee
Schadelijk effect van activiteiten op aanwezige Beschermde soorten? (tabel 1,2,3 en vogels)
Eerst wordt gekeken of er beschermde soorten aanwezig zijn. Zijn deze niet aanwezig dan is de Flora- en faunawet niet van toepassing. Als deze wel aanwezig zijn wordt gekeken of er een schadelijk effect optreed door de activiteiten.
Is er geen schadelijk effect dan is de flora- en faunawet niet van toepassing.
ja
Ontheffing nodig
nee
Bestendig beheer/gebruik
Ja
Soorten uit tabel 1
Vrijstelling, geen Gedragscode Nodig.
Soorten uit tabel 2 /3/ vogels
Vrijstelling algemene zorgplicht, volgen van gedragscode.
Als er wel een mogelijk schadelijk effect is op de soort wordt gekeken of er sprake is van bestendig beheer, is dit niet het geval kan het werk nog niet uitgevoerd worden en moet een ontheffing aangevraagd worden.
Wanneer wel sprake is van bestending Beheer / gebruik wordt er bepaalt of het gaat op Soorten uit tabel 1,2,3 of vogels.
Gaat het om soorten uit tabel 1 dan geldt er een vrijstelling en is er geen gedragscode nodig, wel geld de algemene zorgplicht. Gaat het om soorten uit tabel 2/3 en vogels is er een vrijstelling indien er gebruik gemaakt wordt van een gedragscode. Verder moet er zorgvuldig gehandeld worden.
Figuur 7: Overzicht omgaan met wetgeving
21
Inventarisatie Om de Flora- en faunawet na te leven is het dus van belang dat bekend is welke beschermde soorten op welke locaties voorkomen binnen de gemeente. Dit kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van een inventarisatie waarbij gegevens in beeld worden gebracht met behulp van een zoneringskaart. De inventarisatie wordt gedaan door een bevoegd persoon, een quickscan is hierbij in de eerste instantie voldoende. Het is het best als het gebied 2 tot 3 keer bekeken wordt. Minstens 1x in het voorjaar en 1x in de nazomer. Zo wordt een beeld verkregen van de aanwezige flora- en fauna. Een bevoegd persoon is iemand die aan een van de volgende criteria voldoet. - HBO of universitair geschoold met zwaartepunt ecologie - Als ecoloog werkzaam voor ecologische adviesbureaus aangesloten bij Netwerk groene bureaus. - Ecoloog bij terrein beherende organisaties - Een vrijwilliger voor soortenmonitoring bij PGO’s SBB of TBO Bron: Gedragscode Flora- en faunawet bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen.
Binnen de gemeente is geen ‘bevoegd persoon’ werkzaam. Een quickscan zal door een extern bedrijf gedaan moeten worden. Het is van belang dat hier een budget voor komt. Uitgaande van twee maal een inventarisatie van twee dagen en een uurloon van € 50,zou dit op € 1600,- per jaar komen. De gegevens uit de inventarisatie worden vastgelegd en uitgewerkt. Aan de hand van de gegevens kan ook bepaald worden op welk moment de beheermaatregelen het best uitgevoerd kunnen worden met behulp van een natuurkalender. Verder wordt informatie over vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten vastgelegd. Deze kunnen aangegeven worden op een kaart.
Gedragscode Een gedragscode is nodig wanneer een (mogelijk) schadelijk effect aanwezig is op soorten uit tabel 2/3 of vogels ten gevolge van bestendig beheer. Het is van belang dat de buitendienst de gedragscode ter beschikking heeft en hier van op de hoogte wordt gesteld. Ook is het van belang dat in het bestek beschreven wordt dat deze gedragscode gehanteerd dient te worden. Verder dient informatie over het te onderhouden gebied en de aanwezige soorten geboden te worden aan de aannemer / buitendienst.
Rode lijst soorten Rode lijst soorten zijn soorten die bedreigd / kwetsbaar zijn, of sterk achteruit zijn gegaan in aantal. Deze soorten hebben geen juridisch beschermde status en vallen in principe buiten de gedragscode. De gemeente hoeft buiten de algemene zorgplicht geen extra rekening te houden met deze soorten.
Wijziging in beheer Wanneer overgegaan wordt naar een ander beheer, bijvoorbeeld vaker maaien is er sprake van niet bestendig beheer, in dat geval moet een ontheffing worden aangevraagd om de werkzaamheden uit te mogen voeren. Ook wanneer overgegaan wordt naar minder maaien moet een ontheffing aangevraagd worden. Reden hiervoor is dat sommige soorten zich alleen kunnen handhaven wanneer bijvoorbeeld 4x per jaar gemaaid wordt. Wanneer dan overgegaan wordt naar een beheer van 2x maaien per jaar kunnen deze soorten verdwijnen. In de meeste gevallen zal echter een ontheffing gegeven worden wanneer overgegaan wordt op een minder intensief beheer.
22
3.2 Knelpunten Flora faunawet
In het beheer van gazons, trapvelden en sportvelden is minimale aandacht aan de Floraen faunawet vereist, omdat beschermde soorten op deze locaties nauwelijks voorkomen. Als deze soorten voorkomen is dat mogelijk door/ondanks het huidige beheer, waardoor de soort niet in gevaar komt indien het beheer bestendig wordt voortgezet. Binnen deze beheergroepen zitten geen knelpunten met betrekking tot de Flora- en faunawet. In het beheer van bermen en ecologische parken daarentegen is het belangrijk om aandacht aan de aanwezige flora en fauna te besteden. Omdat in deze objecten beheermaatregelen minder frequent uitgevoerd worden is een grote kans aanwezig dat beschermde soorten zich vestigen in deze gebieden. Op dit moment is er nog geen gedragscode vastgesteld die de gemeente volgt. Dit is wel een vereiste wanneer beheer wordt toegepast zonder ontheffing. Wanneer een berm ecologisch beheerd wordt, is het in het kader van ecologie beter om in juni / juli te maaien (verschraling van bodem en verzwakking van grassen). Juist in deze periode zijn in de bermen veel broedplaatsen aanwezig. Dit is geen zwaar knelpunt omdat de flora- en faunawet niets aangeeft over de maaitijd. De wet geeft alleen aan dat soorten niet verstoord mogen worden. De beste oplossing is om de inventarisatieronde (die toch gedaan moet worden) net voor de maaironde plaats te laten vinden.
23
3.3 Verplichtingen gemeente
Vaststellen gedragscode Vaststellen van een gedragscode, de Gedragscode Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen is het meest geschikt voor deze gemeente. Dit geld niet alleen voor
Inventarisatie (quikscan) - Een inventarisatie van flora en fauna laten uitvoeren door een bevoegd persoon. - Resultaten vastleggen, bijvoorbeeld op kaart. - Verwijzen naar gedragscode in het bestek. - De inventarisatie wordt in juni en september gedaan, net voor de maaibeurt.
Informatieverstrekking - Informatie van het gebied en aanwezige soorten aanbieden aan aannemer / buitendienst, wanneer werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. - Buitendienst op de hoogte stellen van de te hanteren gedragscode. - In het bestek aangeven welke gedragscode gehanteerd dient te worden. Ontheffing - Een ontheffing aanvragen wanneer overgegaan wordt op een ander beheer. - Een ontheffing aanvragen wanneer een gebied omgevormd wordt.
Beheer bermen In het onderhoud zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige soorten. Door zorgvuldig te handelen en toepassing van de gedragscode wordt zorg besteed aan de bescherming van soorten. Dit is niet alleen wettelijk verplicht maar sluit ook aan bij het ecologisch beheer.
24
25
4. Ecologisch beheer 4.1 Ecologisch maaibeheer In feite staat in ecologisch beheer het streven naar een grote biodiversiteit voorop, dit houdt in dat soorten (zowel planten als dieren) behouden blijven en er ruimte is voor ontwikkeling. Het kader hiernaast geeft het belang van biodiversiteit aan. Omdat een aantal grassoorten en brandnetels het erg goed doen op rijke grond verdrukken zij alle andere planten, dit gaat ten koste van de biodiversiteit. In een ecologische berm wordt daarom gestreefd naar een voedselarme bodem. Op de voedselarme bodem hebben grassen, brandnetel en distel een slechtere concurrentiepositie. Op deze manier krijgen andere meer gewenste (bloemrijke) kruiden een kans om zich te ontwikkelen. Over het algemeen groeien deze kruiden langzamer waardoor de biomassa afneemt, logisch gevolg hiervan is een afname in de afvoerkosten. Een schrale bodem kan bereikt worden door deze aan te leggen. Door de rijke toplaag af te voeren en deze te vervangen door een schrale zandgrond kan een schrale bodem gerecreëerd worden. De aanleg van een schrale bodem is echter erg duur. Een ander optie voor het verkrijgen van een schrale bodem is het toepassen van een verschralend beheer. Dit houdt in dat materiaal dat vrij komt bij het maaien afgevoerd wordt zodat voedingstoffen niet terug in de bodem komen. Door depositie uit de lucht komen voedingstoffen in de berm, denk hierbij aan blad en regen. De hoeveelheid voedingstoffen die jaarlijks in de berm komt is gelijk aan de hoeveelheid die het maaisel bevat dat vrij komt bij een jaarlijkse maaibeurt¹. Wanneer dus één keer per jaar gemaaid en afgevoerd wordt blijft het aantal voedingstoffen gelijk. Er is pas sprake van verschraling als meer dan één keer per jaar gemaaid wordt waarbij het vrijgekomen materiaal afgevoerd wordt. Een verschralend beheer is zeer effectief op zandgronden, in 5 jaar tijd kan door verschraling de productie van biomassa significant afnemen. Omdat kleigronden van nature erg rijk zijn aan voedingstoffen en deze erg goed vasthouden gaat het verschralingproces langzamer op deze grondsoort. Het duurt op een kleigrond grofweg 3 maal zo lang om hetzelfde resultaat te verkrijgen dan op een zandgrond. Zie figuur 8, afname van biomassa.
¹ Bron Vademecum bermmaaisel
26
Belang van biodiversiteit Biodiversiteit (of soortenrijkdom) vormt de basis van het leven. Ze levert grondstoffen, medicijnen en voedsel. Ze reguleert de water- en luchtkwaliteit en biedt mogelijkheden voor recreatie. Door te werken aan goede leefgebieden voor plant en dier, kan zij zich beter ontwikkelen. In het dagelijks leven heeft de mens op veel manieren met biodiversiteit te maken.
Woon- en werkomgeving Een mens woont en werkt prettiger in een natuurlijke omgeving dan tussen beton, glas en staal. Voor zijn welzijn is een omgeving met een grote verscheidenheid aan planten en dieren daarom van belang. Immers, als je jezelf beter voelt, presteer je ook beter. Ook economisch gezien is een groene omgeving dus belangrijk.
Gezondheid Vermindering van de biodiversiteit betekent een verlies aan genetisch materiaal dat op middellange termijn interessant had kunnen zijn voor de mens. Bij elke soort die verdwijnt, verdwijnen er ook mogelijkheden voor bijvoorbeeld de productie van medicijnen.
Ontspanning De mens recreëert graag in een mooie, groene omgeving. Maar dan moet er wel sprake zijn van afwisseling verschillende soorten bermen en landschappen geven een toegevoegde waarde aan de beleving van omgeving. *bron: provincie Noord-Brabant*
Lemige zandgronden op zavelgronden en lichte rivierkleigronden. eerst wordt 3 jaar 2x per jaar gemaaid en afgevoerd, daarna wordt het beheer voortgezet met 1x maaien en afvoeren, hiermee blijft de productie op 5,5 ton ds/jr hangen. Matig voedselrijk 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Maaifrequentie per jaar 2,0 2,0 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 Productie (ton ds/ha/jr 9,0 5,5 4,5 4,5 5,0 5,5 5,5 5,5 Klei- en vengronden. In de periode tussen 1975 en 1985 neemt de productie van met 2 ton ds/jr af, op de zandgrond neemt de productie af met 4,5 ton met hetzelfde beheer in dezelfde periode. Zeer voedselrijke kleigrond 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Maaifrequentie per jaar 2,0 2,0 2,0 1,0 1,0 1,0 2,0 2,0 Productie (ton ds/ha/jr 11,0 10,0 9,0 8,0 7,0 6,5 6,0 5,5 Figuur 8: Afname biomassa.
Bron ‘Beheerkosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen’
27
Verbeteren biodiversiteit Brandnetel en distel zijn inheemse soorten met een ecologische waarde, deze soorten zijn bijvoorbeeld erg belangrijk voor vogels en insecten. Vanuit bewoners en passanten wordt echter vaak weerstand gegeven wanneer brandnetels en distels ontstaan door het toegepaste beheer. Over het algemeen wordt dit als lelijk en slordig ervaren, verder kunnen boeren bezwaar hebben vanwege uitzaaiing van akkeronkruiden als distel. Als brandnetels, distels en grassen de berm domineren krijgen andere kruiden weinig kans om zich te vestigen omdat ze verdrukt worden. Dit belemmert de ontwikkeling van een bloem- en soortrijke berm. Brandnetels en distels zijn dus ongewenste kruiden en moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Omdat het niet mogelijk is deze soorten volledig uit de bermen te laten verdwijnen zullen ze hun ecologische waarde blijven vervullen. De beste manier om brandnetels, distels en grassen te beperken is twee maal per jaar maaien en afvoeren waarbij de eerst maaibeurt plaatsvindt in de tweede helft van juli.
Rijkswaterstaat heeft onderzoek gedaan naar de invloed van verschillende maairegimes op soortenrijkdom. In Figuur 10 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Er is te zien dat twee maal per jaar maaien leidt tot de meeste plantensoorten en dus de grootste biodiversiteit. Ook kan opgemaakt worden dat op klei in de zon veruit de meeste soorten voorkomen. Hier ligt een kans voor Gemeente Geertruidenberg omdat het grootste deel van de gemeente zijn ligging heeft op kleigrond.
Buiten de soortenrijkdom kan ook naar de natuurwaarde gekeken worden. Deze methode gaat uit van de waarde van de aanwezige planten. De waarde is gebaseerd op de vegetatie waarvoor een gebied kenmerkend is, zeldzaamheid, kwetsbaarheid en eventuele status op de rode lijst spelen hierbij ook een rol. Figuur 11 geeft aan dat wanneer op kleigrond twee maal per jaar gemaaid wordt de natuurwaarde beduidend groter is in vergelijking tot alle andere vormen van beheer. Op zandgrond is de natuurwaarde hoger dan op kleigrond verder maakt het voor de natuurwaarde op zandgrond niet zo veel uit of twee maal per jaar of eenmaal in het najaar gemaaid wordt.
28
Figuur 9: Biodiversiteit
Figuur 10: Gemiddelde soortenrijkdom per maairegime (test Rijkswaterstaat)
Figuur 11: Gemiddelde natuurwaarde volgens Hertog & Rijken (1992) per maairegime in de laatste tien waarnemingsjaren.
1xV/2j
2x/j
één keer per twee jaar in het voorjaar maaien met afvoer van het maaisel. één keer per jaar in het voorjaar maaien met afvoer. één keer per jaar in het najaar maaien met afvoer. één keer per jaar maaien met afvoer.
2x\jza
twee keer per jaar maaien met afvoer.
1xV/j 1xN/j
29
Behalve maaifrequentie zijn er andere beheermaatregelen die de groei van grassen en brandnetels beperken en daarmee de biodiversiteit en ecologie ten goede komen: - Insporing beperken, door insporing te beperken wordt de bodem minimaal verdicht zodat hij zijn natuurlijke structuur behoud. Veel planten kunnen zich niet vestigen op een verdichte bodem, wanneer een bodem verdicht wordt zullen alleen kruiden zich vestigen die een dichte bodem aan kunnen, zoals brandnetel en distel. Insporing kan beperkt worden door machines te gebruiken die vanaf de weg kunnen werken. Ook het gebruik van speciale bredere, lagedrukbanden kan het effect van insporing beperken wanneer bereiden van de berm noodzakelijk is. - Continuïteit in het beheer, wanneer elke keer een ander beheer aangehouden wordt krijgen planten geen kans om zich te vestigen. Het beheer schept een gunstig milieu voor bepaalde soorten, als weer overgegaan wordt op een ander beheer zullen deze soorten weer verdwijnen, waardoor niets wordt opgebouwd. - Afruimen vrijgekomen materiaal, dit is niet alleen van belang om de bodem te verschralen, maar ook om kruiden voldoende licht en ruimte te bieden om te kiemen. Het is van belang dat het materiaal zorgvuldig wordt opgeruimd. - Maaitijdstip, er kan net voordat de dominante grassen zaad vormen gemaaid worden, de grassen hebben op dat moment veel energie in de bloei gestoken. Wanneer op dit moment gemaaid wordt worden de grassen maximaal verzwakt en is er voor kruiden meer kans om zich te vestigen. Het meest gunstige tijdstip om dit te doen is de tweede helft van juni.
Andere maatregelen die flora en fauna ten goede komen: - Werkrichting, bij het bepalen van de werkrichting wordt rekening gehouden met de fauna, zo wordt hen een mogelijkheid gegeven om van de machine af te vluchten. Als sprake is van een oever wordt van land naar water gewerkt. Wanneer gewerkt wordt in een gebied aangrenzend aan bebouwing wordt van de bebouwde omgeving naar het landelijk gebied gewerkt. - Gefaseerd maaien, wanneer gefaseerd gemaaid wordt worden delen op een ander moment gemaaid zodat alle planten mogelijkheid krijgen om te bloeien en zich uit te zaaien. Verder bieden de overgebleven stukken voedsel en beschutting voor de fauna in het gebied. - Het juiste machinegebruik kan bijdragen aan de ecologie. De bodem dient zo min mogelijk beschadigt te worden, wanneer de bodem opengehaald wordt door een te lage afstelling van de machine komt zuurstof in de grond waardoor voedingstoffen vrij komen. Op deze open voedselrijke plaatsen zullen brandnetels en distels zich gemakkelijk vestigen. Wanneer maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd met een klepelmaaier wordt de beplanting gekneusd waardoor veel fauna gedood wordt, denk hierbij aan insecten, kikkertjes en muizen. Het gebruik van een cirkel- of cyclomaaier heeft de voorkeur. Bij gebruik van deze maaier is de overlevingskans van fauna veel groter. Ook is het materiaal dan gemakkelijker en nauwkeuriger op te ruimen.
30
Figuur 12: Gebruik van brede banden en een lichte machine wanneer bermen bereden moeten worden
Figuur 13: Afvoeren van het maaisel, niet alleen ter verschraling maar ook om verstikking te voorkomen
Figuur 14: Maaien in de 2e helft van juni, voor een minder sterke hergroei van grassen en brandnetels.
31
Afvoeren Het maaisel van de ecologische bermen dient verzameld en afgevoerd te worden. Eerst wordt gemaaid met een cirkelmaaier. Vervolgens dient het vrijgekomen materiaal vijf tot tien dagen na het maaien verzameld en afgevoerd te worden. Het maaisel moet minimaal vijf dagen blijven liggen zodat fauna de kans krijgt om het afgemaaide materiaal te verlaten. Ook planten hebben hier baat bij omdat zaden kunnen afrijpen en in de bodem terecht komen voordat het materiaal afgevoerd wordt. Bovendien zal het maaisel drogen waardoor afvoerkosten dalen omdat minder kilo´s afgevoerd worden. Het maaisel mag niet meer dan 10 dagen blijven liggen. Wanneer het maaisel langer blijft liggen zullen meststoffen uitspoelen en raakt het maaisel overgroeit. Wanneer dit gebeurt wordt het afruimen en afvoeren bemoeilijkt, met gevolg dat meer materiaal achterblijft. Verder kan het maaisel andere planten verstikken wanneer het langer blijft liggen. Verwerking Sinds 2002 dient bermmaaisel te worden beschouwt als afvalstof. Verwerken in de landbouw door het materiaal onder te spitten is dus geen optie. Ook het gebruik als veevoer is geen reële optie, door de lage voedingswaarde en de kans op giftige planten als Jacobskruiskruid. Het gebruik van bermmaaisel voor duurzame energie door verbranding of vergisting is ook nog geen reële oplossing. Deze technieken staan nog in de kinderschoenen. Een nog veel grotere belemmering is de logistiek. In de buurt van Geertruidenberg is geen centrale aanwezig die dit zou kunnen. De Amercentrale gebruikt wel biomassa maar de kwaliteit van het bermmaaisel is hiervoor niet voldoende (door te hoge concentratie zware metalen en chloor). De meest gebruikte verwerkingsmethode is composteren, dit is economisch gezien nog steeds de beste oplossing.
Verbinding Wanneer in ecologisch beheer gestreefd wordt naar een biodiversiteit zijn oppervlakte en verbinding belangrijk. In een grote weide kunnen soorten zich gemakkelijker handhaven waardoor een grotere biodiversiteit ontstaat. Door ecologisch beheerde bermen met elkaar te verbinden ontstaat een groot aaneengesloten geheel waardoor gewenste soorten zich beter kunnen vestigen, verspreiden en handhaven.
Kansrijke bermen De ecologische mogelijkheden in een berm zijn afhankelijk van een aantal aspecten. Breedte, ligging en gebruik spelen allemaal een rol. Een bredere berm (figuur 17) heeft meer kansen omdat minder hinder wordt ondervonden door randinvloeden. Voorbeelden van randinvloeden zijn uitlaatgassen, strooizout en afval, deze komen vooral voor in de eerst meter van de berm. Ook de ligging van een berm speelt een rol. Zoals al eerder aangegeven kan op zonrijke plaatsen een soortenrijkere berm gecreëerd worden met een hogere natuurwaarde ten opzichte van een schaduwrijke berm. Wanneer sprake is van een op het zuiden gericht talud kunnen veel meer ecologische doelen bereikt worden dan wanneer een berm zich bevind in de schaduw van een bomenrij. Gebruik van de berm heeft invloed op de ecologie, wanneer bermen regelmatig bereden worden door bijvoorbeeld landbouwverkeer zijn de ecologische mogelijkheden erg klein.
32
Figuur 15: Composteren is nog steeds de beste oplossing
Figuur 16: Verbinding van ecologisch beheerde bermen om tot een grote oppervlakte te komen.
Figuur 17: Een brede kansrijke berm (Westagent Raamsdonksveer)
33
Jacobskruiskruid Jacobskruiskruid is een kruidachtige plant die op voedselarme tot matig voedselrijke grond voorkomt. De plant is giftig voor paarden en vee. Zolang de plant vers is wordt deze niet gegeten. De problemen ontstaan pas wanneer de plant in gedroogde vorm, zoals in hooi bij het vee terecht komt. De plant is dan zijn smaak verloren en wordt niet herkent door het dier, de giftige stoffen blijven wel werkzaam. Als dit kruid veelvuldig voorkomt in de bermen kan het zich gemakkelijk uitzaaien naar wei- en hooiland, dit is niet wenselijk voor de boeren. Er zijn geen wettelijke verplichtingen omtrent Jacobskruiskruid zoals bijvoorbeeld de distelverordening. Om uitzaaiing naar akkerlanden te voorkomen kan in het maaibeleid wel rekening gehouden worden. Zo kan in de 2e helft van juli gemaaid worden, net voordat het Jacobskruiskruid zaad vormt. Het is belangrijk dat pas eind juli gemaaid wordt, wanneer vroeger gemaaid wordt zal de plant hergroeien en alsnog zaad vormen. Voor ecologisch beheer is dit niet ideaal, om maximaal te verschralen moet in de 2e helft van juni gemaaid worden. Gelukkig komt de plant niet veelvuldig voor in de gemeente. Wanneer een grote hoeveelheid Jacobskruiskruid in een berm geconstateerd wordt of wanneer klachten binnen komen kan plaatselijk eerder gemaaid worden om het probleem te verhelpen.
Voordelen ecologisch beheer - Doordat de bermen anders beheerd worden kunnen vele verschillende planten zich vestigen, waaronder vele bloeiende kruiden, met verschillende kleuren, bloemen en bloeitijden. - Doordat meer bloemen zich in en rond de kern vestigen zullen ook meer vlinders in de kern voorkomen. - Ecologisch beheer leidt tot een verbetering van de biodiversiteit. Biodiversiteit geeft een bijdrage aan de omgeving, gezondheid en een mogelijkheid tot recreatie. - Omdat zaden van kruidachtige planten vaak zwaarder zijn dan dat van gras zullen deze zaden minder verspreidt worden door de wind waardoor hooikoortspatiënten minder last ondervinden van hun allergie. - In een schrale ecologische berm komen minder akkeronkruiden voor omdat deze een voorkeur hebben voor een rijkere bodem. Als minder akkeronkruiden in de bermen voorkomen zullen de boeren minder last ondervinden van het uitzaaien van deze onkruiden. Jacobskruiskruid vormt een uitzondering, deze plant komt juist wel voor op schralere gronden.
34
Nadelen ecologisch beheer - Om tot een ecologisch beheer te komen moet het maaisel afgevoerd worden zodat een schrale bodem gecreëerd / gehandhaafd wordt, kosten van het afvoeren zijn nog erg hoog. Ecologisch beheer zal in de meeste gevallen een kostenstijging met zich meebrengen. - Het beeld van een mooie berm is bij veel mensen een nette lage strak gemaaide berm. Als een berm bestaat uit een hogere kruidachtige begroeiing wordt dat vaak als rommelig ervaren. - Wanneer wordt begonnen met het toepassen van ecologisch beheer in een berm zullen de gewenste planten nog niet (in voldoende mate) aanwezig zijn. Het kost tijd voordat het eindbeeld van een bloemrijke berm bereikt wordt. - Om ecologisch beheer goed toe te passen moet rekening gehouden worden met bloeitijden van de aanwezige planten, dit komt vaak niet uit met de bedrijfeconomische planning. - Wanneer in ecologisch beheer naar verschraling gestreefd wordt kan het best in de 2e helft van juni gemaaid worden. In deze periode staan veel (beschermde) soorten in bloei. Ook zijn in deze tijd van het jaar relatief veel nesten aanwezig in de bermen. Maaien van beschermde planten of broedplaatsen is in strijd met de flora- en faunawet. Monitoring van de soorten is noodzakelijk.
35
4.2 Ecologisch maaibeheer Gemeente Geertruidenberg Ecologisch maaibeheer wordt toegepast om te werken naar een doel. Het doel in gemeente Geertruidenberg is het verbeteren van bloem- en keurrijke bermen. Verder moet ecologisch beheer leiden tot een verhoging van de biodiversiteit. Om te bepalen welk ecologisch beheer toegepast zal worden, moet bepaald worden welk eindbeeld gewenst is. Dit kan variëren van een schrale bloemrijke dijk tot een ruige voedselrijke berm. Bij het bepalen van het eindbeeld wordt gekeken naar huidige vegetatie, vochttoestand, licht en bodem. Verder wordt bij het bepalen van het eindbeeld gekeken naar wat het best bij het landschap past. Natuurlijk wordt ook de verkeersveiligheid van de bermen meegenomen in de overwegingen. Om een bloemrijke berm te verkrijgen zijn een aantal factoren vereist, zo moet er voldoende zonlicht aanwezig zijn. Wanneer voldoende zonlicht aanwezig is hebben bloemrijke kruiden meer kans in vergelijking met ruigtekruiden. In tegenstelling tot de zandgrond in Raamsdonk bestaat de bodem in Geertruidenberg en Raamsdonksveer hoofdzakelijk uit klei. Verschralen op kleigrond zal op korte termijn weinig resultaat geven. Denk aan 10 – 20 jaar voordat resultaten echt merkbaar zijn. Er zijn echter ook andere maatregelen die de biomassa op korte termijn wel kunnen verminderen en daarmee plaats bieden voor de ontwikkeling van kruiden. Zo kan door op het juiste moment te maaien de concurrentiepositie van kruiden ten opzichte van grassen sterk toenemen. De meeste kruiden groeien minder hard als grassen en vormen dus minder biomassa. Om de omstandigheden voor bestaande soorten en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe te verbeteren wordt gestreefd naar verbinding van ecologisch beheerde bermen. Verder kan de continuïteit van het beheer bijdragen aan de ecologie. Wanneer elke keer een ander beheer aangehouden wordt verdwijnen waardevolle soorten. Het is van belang dat een beleid wordt opgesteld dat voor een lange tijd gehanteerd wordt. Hiernaast een overzicht van de maatregelen die altijd toegepast dienen te worden wanneer ecologisch beheerd wordt.
Figuur 18:Bloemrijk
Figuur 19: Ruig
Figuur 20: Maaien i.v.m. verkeersveiligheid
36
Maatregel
Beschrijving
Beperken insporing
- Beperken van insporing door zoveel mogelijk vanaf verharding te werken, wanneer echt nodig met lichte machines en speciale banden.
Afruimen vrijgekomen materiaal
- Afruimen vrijgekomen maaisel, 5 tot 10 dagen na de maaibeurt. Het maaisel wordt secuur opgeruimd.
Afvoeren
- Composteren
Continuïteit waarborgen
- Streven naar continuïteit door beleid voor lange tijd vast te stellen.
Werkrichting
- Wanneer sprake is van een oever van land naar water werken. - Wanneer sprake is van bebouwing bij de bebouwing beginnen en werken richting landelijk/natuurlijk gebied.
Gefaseerd maaien
- Waar het mogelijk is wordt gefaseerd gemaaid. Dit wordt alleen gedaan op plaatsen waar niet jaarlijks gemaaid wordt.
Machinegebruik
- Gebruik van cyclo-/ cirkelmaaier met wildredder.
Maaitijdstip
- Maaitijdstip van de 1e maaibeurt in de tweede helft van e juni. 2 maaibeurt eerste helft van september.
Verbinding
- Verbinden van ecologisch beheerde gebieden.
Figuur 21: Overzicht maatregelen ecologisch beheer.
37
4.3 Mogelijkheden kleigrond (Geertruidenberg en Raamsdonksveer) Rijkswaterstaat heeft al 40 jaar ervaring op het gebied van ecologisch bermbeheer en heeft een leidraad opgesteld waarin de mogelijkheden voor verschillende begroeiingen beschreven worden. Uit de leidraad is op te maken dat zoomvegetatie en bloemrijke glanshaverhooilanden de meest geschikte vegetaties voor Geertruidenberg en Raamsdonksveer zijn hieronder beschreven.
Zonnige plaatsen Op zonrijke plaatsen kunnen Bloemrijke glanshaverhooilanden zich ontwikkelen. Deze zijn voornamelijk te vinden in het gebied van de grote rivieren. Ze komen voor op klei en zavelgronden met bij voorkeur een grondwaterpijl dieper dan 1 meter. Zoals de naam al doet vermoeden heeft dit type begroeiing een erg bloemrijk karakter. Het beheer van deze begroeiing bestaat uit twee maaibeurten per jaar waarbij vrijgekomen materiaal wordt afgevoerd. De eerst maaibeurt vind plaats in de tweede helft van juni, de tweede maaibeurt wordt eind augustus / begin september uitgevoerd. Door het hanteren van deze maaitijden wordt de groei van grassen vermindert en krijgen kruiden meer kans om zich te vestigen. Voordelen:
- Geven een fraai, bloemrijk beeld - Komt van nature voor in het gebied van de grote rivieren, gemeente Geertruidenberg heeft zijn ligging in dit gebied.
Nadelen:
- Beheer van deze begroeiingen is duur, er wordt twee maal per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. - Er moet worden gemaaid in juni, in deze tijd is er meer kans op aanwezigheid van broedplaatsen. Voor het maaien zal monitoring plaats moeten vinden
Voorwaarden:- Moet zon hebben.
Schaduwrijke plaatsen De zoomvegetatie komt bij voorkeur voor op lichtbeschaduwde plaatsen. Het is een vrij hoog opschietende begroeiing die ook ruigtekruiden als brandnetel bevat. De begroeiing is vooral in het voorjaar en voorzomer bloemrijk en kan voorkomen op zowel klei, zand als veengronden met bij voorkeur een grondwaterpijl lager dan 1 meter. Dit type begroeiing kan het best eenmaal per twee jaar gemaaid worden in de nazomer, het maaisel wordt hierbij afgevoerd. Voordelen:
- Relatief goedkoop in onderhoud, één keer per 2 jaar maaien en afvoeren. - Toepasbaar op licht beschaduwde plaatsen.
Nadelen:
- Moet schaduw hebben. - Brandnetels aanwezig. - Hoge begroeiing, geeft een slordig beeld en is in sommige situaties ongewenst vanwege verkeersveiligheid.
Voorwaarden:- Moet schaduw hebben - Verkeerskundig gezien moet er de mogelijkheid zijn voor een wat hogere begroeiing.
38
Keuze De voorkeur gaat uit naar bloemrijke glanshaverhooilanden omdat dit een bloemrijke vegetatie is die van nature in dit gebied voorkomt. Deze vegetatie is echter niet geschikt op elke locatie omdat deze niet in de schaduw gesitueerd kan zijn. Daarbij is het beheer van deze vegetatie duur. Bij het bepalen van het gewenste eindbeeld dient de groeiplaats in de afweging mee genomen te worden, verder wordt ook gekeken naar de locatie en hoeveel zicht er op is. Op locaties waarop weinig zicht is kan overwogen worden om te kiezen voor wat minder mooie maar goedkopere zoomvegetatie. Ook de verkeersveiligheid dient meegenomen te worden bij deze overwegingen.
Figuur 22: Zonrijke bermen komen in aanmerking voor een beheer van 2x maaien en afvoeren.
Figuur 23: Op donkere bermen kan een beheer van 1x maaien en afvoeren per 2 jaar of 1x per jaar toegepast worden
39
4.4 Mogelijkheden zandgrond (Raamsdonk) In de leidraad van Rijkswaterstaat zijn twee andere begroeiingen te vinden die geschikt zijn om in Raamsdonk toe te passen, de ‘Bermen met Gladde witbol en Havikskruiden’ en de ‘Glanshaverhooilanden op schrale bodem’.
Zonnige plaatsen Op zonnige plaatsen zijn ‘Glanshaverhooilanden op schrale bodem’ een geschikte begroeiing. Deze begroeiing is vergelijkbaar met de Glanshaverhooilanden op kleigrond. Deze begroeiing komt voor op een schrale zandgrond met bij voorkeur een grondwaterstand dieper dan één meter. De begroeiing geeft ’s zomers een bloemrijk beeld. Berm wordt twee maal per jaar gemaaid, in de tweede helft van juni en eind augustus / begin september. Vrijgekomen materiaal wordt afgevoerd. Voordelen:
- Visueel aantrekkelijke berm vanwege rijkdom aan bloemen.
Nadelen:
- Beheer van deze begroeiingen is duur, er wordt twee maal per jaar gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. - Er moet worden gemaaid in juni, in deze tijd is er meer kans dat (broeiende) dieren aanwezig zijn.
Voorwaarden:- Moet zon hebben
Beschaduwde plaatsen Op deze plaatsen zouden ‘Bermen met Gladde witbol en Havikskruiden’ zich kunnen ontwikkelen. Dit is een begroeiing in lichte schaduw bijvoorbeeld onder bomenrijen of langs bosplantsoen. Deze bermen worden 1x per jaar gemaaid waarbij het vrijgekomen materiaal afgevoerd wordt, dit gebeurd eind augustus/begin september. De begroeiing bloeit geel in de nazomer. Voordelen:
- Kostenbeperking doordat maar één maal per jaar gemaaid wordt. - Kan voorkomen in de schaduw.
Nadelen:
- Buiten bloeiperiode is de berm visueel niet interessant. - Duurt lang voordat deze berm gerealiseerd is.
Voorwaarden:- Moet schaduw hebben - Verkeerskundig gezien moet er de mogelijkheid zijn voor een wat hogere begroeiing Keuze Ook hier gaat de voorkeur naar de glanshaverhooilanden, deze bermen zijn bloemrijk en aardig om te zien. Om kosten te beperken kan op geschikte plaatsen voor ‘Bermen met Gladde witbol en Havikskruiden’ gekozen worden. Voorwaarde om dit vegetatietype toe toe passen is wel dat er schaduw aanwezig is.
40
5. Locaties
Omschrijving Factor Keizersveer Werfkampseweg Maasweg Aanwassenweg Dwarsweg Zijlweg zuideindseweg Kilweg Kanaalweg Maasdijk Esseboom Park Rijvoortshoef Omschoorweg Hoevendijk Fort Raamsdonksveer Lijnbaan Eendrachtsweg / Monnikenweg Oosterhouste weg Zandput Landonk Gasthuiswaard weegbree, lissenveld Kloosterweg
Ligging 1,5 2 2 1 1 1 1 1 1 2 5 3 4 3 4 5 5 5 3 3 2 1 2 1
Centraleweg Paralelweg standhazensedijk / peuzelaar Vesting Geertruidenberg Amerweg (geen eigendom gemeente) stationsweg
5 3
Heemraadsingel Kerklaan Halve zolenpad Lange broekstraat Lageweg Wielstraat Dongeroute Nieuweweg
3 3 4 2 2 3 4 2
Figuur 24: Waardering bermen
2 5 2 4
Ecologische mogelijkheden 1,5 Raamsdonksveer 2 1 2 2 1 2 1 1 4 5 4 4 4 4 5 4 4 3 4 4 2 5 2 Geertruidenberg 4 4 3 5 2 2 Raamsdonk 2 2 5 1 1 3 3 3
Bereikte waarde 0,5
Kosten (besparing) T otaal 0,5
5.1 Mogelijkheden van de bermen Op basis van een aantal criteria zijn bermen, dijken en een aantal parkjes geselecteerd waar ecologisch beheer een mogelijkheid is. De bermen moeten voldoende breedte hebben zodat randinvloeden minimaal zijn. Verder moeten omstandigheden het toelaten om een ecologische begroeiing te ontwikkelen. Omstandigheden die een ecologische begroeiing beïnvloeden zijn:
1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 1 3 4 1 3 3
2 2 1 1 2 1 2 2 1 3 5 4 4 5 3 3
7,5 6 5,5 5,5 4,5 5,5 4,5 4,5 10 18,5 13,5 15,5 14,5 15 18 16,5
2 2 3 1 2 2 1
3 2 1 3 2 2 2
16 11 12,5 11 6,5 12,5 6
De locaties waar ecologisch beheer mogelijk is worden beoordeeld op basis van een aantal criteria. Er worden minimaal 1 en maximaal 5 punten toegekend. Omdat niet alle vier de criteria even zwaar wegen is een factor ingesteld. Ligging en ecologische mogelijkheden tellen zwaarder (1,5). Bereikte waarde en kosten tellen minder zwaar (0,5). Met het resultaat kan beoordeeld worden of ecologisch beheer wordt ingevoerd en hoeveel potentie het heeft. Er wordt beoordeeld op de volgende criteria: Ligging, wanneer een locatie zijn ligging heeft langs een drukke weg wordt een hogere waardering gegeven, meer mensen kunnen dan immers genieten van de bloemrijke berm. Ook (cultuurhistorische)parken scoren hier hoger vanwege de culturele waarde die ze vervullen. Verder zal aan bermen die hun ligging dicht bij het centrum hebben meer punten toegekend worden. Ecologische bermen in het centrum zijn immers schaars, bermen die zich hier bevinden kunnen een cruciale rol spelen in verbinding van ecologische bermen.
3 3
3 2
16,5 13
2 1 1 1
2 3 2 2
9,5 17 7,5 10,5
2 2 4 1 1 2 1 3
3 1 4 2 2 2 2 2
10 9 17,5 6 6 11 12 10
-
Aanwezigheid van een honden losloopstrook, hier kan een ecologische berm niet tot ontwikkeling komen vanwege verstoring en bemesting. Gebruik van de berm, wanneer landbouwverkeer de berm vaak als passeerplaats gebruikt kan een ecologische begroeiing niet tot ontwikkeling komen. Ook wanneer een groot gedeelte van de berm gebruikt wordt als depot bij het uitmaaien van sloten is een ecologische begroeiing niet mogelijk. Door uitspoeling van meststoffen wordt de grond dan verrijkt.
Ook verkeersveiligheid speelt een rol bij de selectie van de bermen. Wanneer ecologisch beheerd wordt ontstaan hogere begroeiingen waardoor het zicht op de weg beperkt wordt. Om de verkeersveiligheid te handhaven worden sommige bermen (gedeeltelijk) uitgesloten. De gedeeltes van bermen in de buurt van kruispunten worden evenals de eerst meter langs de weg met een hogere frequentie gemaaid.
Ecologische mogelijkheden, Er wordt rekening gehouden met de mogelijkheden die de locatie bied. Er wordt beoordeelt op breedte van de berm, een bredere berm heeft minder last van omgevingsinvloeden en heeft meer kans om waardevolle vegetatie te ontwikkelen. Verder wordt rekening gehouden met grondsoort, voedselrijkdom, hoeveelheid zonlicht en het aangrenzend gebied. Bereikte waarde, er wordt gekeken welke vegetatie nu aanwezig is en welke waarde deze heeft. Wanneer veel verschillende soorten en vooral soorten voor een minder voedselrijke bodem voorkomen wordt een hoge waardering toegekend. Kosten(besparing), er wordt gekeken welke kosten het ecologisch beheer met zich mee zou brengen op de locaties. Wanneer kosten veel hoger zijn in vergelijking tot het huidig beheer word een lage (1-2) waardering toegekend. Wanneer kosten (ongeveer) hetzelfde blijven worden 4 punten toegekend. Wanneer ecologisch beheer tot een kostenbesparing zou leiden worden de maximale 5 punten toegerekend. Links, figuur 24 de waardering van de locaties. Rechts, figuur 25 de waardering uitgewerkt op kaart. De kaart is ook bijgevoegd in bijlage 2.
Figuur 25: Waardering bermen
5.2 Nadere beschrijving locaties Hier volgt een beschrijving van de verschillende bermen ter onderbouwing van het waarderingsysteem. Veel polderwegen zijn globaal omschreven onder het kopje ‘overige polderwegen’. Een aantal polderwegen is los beschreven omdat zij afwijken van de overige polderwegen. In de meeste gevallen is dit omdat zij hoger scoren bij de ecologische mogelijkheden. De bermen die zich bevinden op de industrieterreinen Dombosch 1 en 2 zijn bewust niet meegenomen. Op dit moment draait op deze terreinen een revitaliseringsproject waarin het beheer van de bermen op de industrieterreinen waarschijnlijk wordt overgedragen naar de ondernemers. De bermen zijn ook niet echt interessant voor ecologisch beheer. Omdat ze over het algemeen smal zijn kan hier minimale ecologische waarde opgebouwd worden. Ook hebben de ondernemers liever een kort gemaaid gazon voor hun pand in plaats van een hoge begroeiing de vaak als slordig ervaren wordt. Bij het lezen van de nadere beschrijving kan het handig zijn de tabel met de waardering uitgeklapt te houden zodat terug gekeken kan worden naar de toegekende punten.
Maasdijk De maasdijk is een drukke weg die een verbinding vormt tussen de A27 en de kernen in de gemeente. De weg heeft een breed profiel en heeft zijn ligging op een dijk, bestaan de uit een schraal zandpakket. Aan de oostzijde van de weg staan een geluidscherm en een rij eikenbomen. Aan de westzijde van de weg is onder aan het talud over bijna de gehele lengte van de weg een bomenrij van knotwilgen aanwezig. Omdat de bermen langs deze weg een flinke breedte hebben en (bijna) niet bereden/betreden worden ondervinden zij weinig hinder van randinvloeden. De bermen worden nu redelijk intensief onderhouden, er wordt 4x per jaar geklepeld. Enkele zichthoeken krijgen een extra maaibeurt in verband met de verkeersveiligheid. Uit de inventarisatie van de aanwezige soorten is af te leiden dat de bodem redelijk voedselarm is. Er komen al een paar interessante soorten voor, met ecologisch beheer kan hier redelijk snel resultaat verkregen worden. De vlakke bermen bovenaan de dijk zijn te smal en hebben te veel last van randinvloeden waardoor de kansen voor een soortenrijke vegetatie beperkt zijn. Bovendien zou hier een ecologische berm de verkeersveiligheid niet ten goede komen. Een talud op de noordkant krijgt niet veel zonlicht. Daarom zijn de kansen voor een bloemrijke berm aan de noordkant van de maasdijk minder. Een beheer van 1x per jaar maaien en afvoeren zou hier gepast zijn. Er ontstaat dan een wat hogere ruige begroeiing die zijn eigen ecologische waarde vervult. Het vlakke gedeelte onderaan de noordoostkant van de dijk ligt vrij afgelegen en uit het zicht. Een ecologisch beheer van 2x maaien en afvoeren is hier een mogelijkheid om hier een soortenrijke berm te creëren. Een beheer van 1x maaien en afvoeren is hier ook een mogelijkheid. Omdat dit gedeelte afgelegen ligt zal de dan wat hogere begroeiing geen hinder veroorzaken. Uit economisch oogpunt is de laatste optie interessanter omdat de kosten van het beheer dan bijna de helft zijn ten opzichte van de eerste optie. Het talud en vlakke gedeelte aan de zuidwestkant van de Maasdijk krijgen veel zonlicht. Hier is veel potentie voor een bloemrijke berm. Om dit te bereiken zal 2 maal gemaaid moeten worden waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Figuur 26 geeft een beeld van het mogelijk ecologisch beheer van de Maasdijk
43
Figuur 26: Mogelijk ecologisch beheer maasdijk
44
Kanaalweg Deze weg is vergelijkbaar met de andere polderwegen zoals hierboven beschreven. Er is echter één verschil, de weg grenst aan een dijk die door het waterschap in het beheer is. Het waterschap beheerd deze dijk ecologisch. Omdat samen met de dijk sprake is van een grotere oppervlakte zij de ecologische mogelijkheden hier groter. Ook ondervind deze kant van de berm minder schade van aangrenzende percelen omdat de dijk geen landbouwfunctie heeft. De berm van deze weg bied veel kansen wanneer deze ecologisch beheerd zou worden, echter zijn er weinig passanten die hier kunnen genieten van een bloemrijke berm. Het best passende ecologisch beheer is 2 maal maaien en afvoeren. Met dit beheer kan een bloemrijke situatie ontstaan en heeft het verkeer geen hinder van te hoge begroeiing. Omschoorweg / park Rijvoortshoef Het parkje achter de Rijvoortshoef en de brede groenstrook langs de Omschoorweg vervullen vooral een recreatieve waarde en worden op het moment al ecologisch beheerd. Deze locaties hebben een grote oppervlakte waardoor ze een interessante ecologische waarde kunnen vervullen. De berm langs de Omschoorweg is erg schaduwrijk waardoor het creëren van een bloemrijke weide niet mogelijk is. Het beheer van 2x maaien en afvoeren heeft echter wel geleid tot een bloemrijke vegetatie met soorten als Pinksterbloem, Echte koekoeksbloem en Fluitenkruid. Voor de vegetatie zou het het beste zijn als gekozen wordt om het huidige beheer voort te zetten. Het park bij de Rijvoortshoef heeft afwisselend schaduw- en zonrijke plaatsen. Hier zouden verschillende vegetatietypen voor kunnen komen. Essenboom De Essenboom is een vrij drukke weg met een breed profiel. In de middenberm staan een aantal grote bomen, links en rechts van de weg staan kleinere bomen. Toch is er voldoende licht om een bloemrijke berm te ontwikkelen. De bermen zijn breed opgezet en worden beheerd als gazon. Wanneer overgegaan zou worden op ecologisch beheer leid dit tot een besparing. Het best kan gekozen worden voor 2 maal maaien en afvoeren. Zichthoeken bij kruispunten moeten een extra maaibeurt hebben. Hoevendijk / Lindonklaan De Hoevendijk en Lindonklaan zijn gebiedsontsluitingswegen. Deze wegen hebben vrij brede bermen welke nu beheerd worden als gazon. Overgaan naar ecologisch beheer zou ook hier tot een kostenbesparing leiden. De wegen liggen midden in de kern van Raamsdonksveer, wanneer ze ecologisch beheerd zouden worden zou dit een grote bijdrage leveren aan de natuur in de kern. 2x per jaar maaien en afvoeren zou de beste mogelijkheid zijn, de zichthoeken zullen een extra maaibeurt krijgen. Polderwegen Dit zijn rustige wegen die voornamelijk door landbouw- en bestemmingsverkeer bereden worden. Het zijn smalle bermen die veel te lijden hebben doordat ze regelmatig berden worden door landbouwvoertuigen. Ecologische mogelijkheden zijn daarom beperkt. In deze bermen is nog geen interessante begroeiing opgebouwd omdat deze regelmatig kapot wordt gereden. Gevolg hiervan is dat voornamelijk alleen sterke pionierplanten als brandnetel en grassen in de berm voorkomen. Ecologisch beheer zal in deze bermen veel kosten met zich meebrengen ten opzichte van het huidig beheer omdat de bermen nu vrij extensief beheerd worden. Er zijn weinig kansen op gebied van ecologisch beheer in deze bermen. De bermen zijn smal, hebben veel last van randinvloeden en worden regelmatig kapot gereden, waardoor niets opgebouwd kan worden. Als de kansen en kosten samen bekeken worden is niet aan te raden deze bermen ecologisch te beheren. Wanneer wel gekozen wordt voor ecologisch beheer zou twee maal per jaar maaien en afvoeren de beste keuze zijn.
45
Lijnbaan De Lijnbaan is een fietspad die vanaf de keizersdijk richting de Hoevendijk loopt. Langs dit fietspad ligt een dijk die op het moment al gedeeltelijk ecologisch beheert wordt, alleen de taluds van deze dijk worden 2x per jaar gemaaid en afgevoerd. Op ecologisch gebied ligt hier een kans. Door ook de vlakke gedeelten ecologisch te maaien ontstaat een groter geheel wat de ecologie ten goede komt. Eendrachtsweg, Monnikenweg en Centraleweg (Westagent) Deze weg vormt een verbinding tussen de A27 / A59 en Geertruidenberg. Er komt redelijk veel verkeer over deze weg. Omdat veel mensen de bermen langs deze weg passeren is het interessant om deze ecologisch en bloemrijk in te richten. Inzaaien van bloemrijk materiaal is een optie om snel resultaat te verkrijgen en draagvlak te creëren voor ecologisch beheer. De bermen langs deze weg zijn op plaatsen erg breed, dat komt de ecologische mogelijkheden ten goede. Op dit moment worden de bermen langs deze weg redelijk intensief beheerd, namelijk 4x klepelen. Een extensiever beheer van 2x maaien (en afvoeren) is mogelijk, het is dan wel van belang dat zichthoeken extra gemaaid worden om de verkeersveiligheid te waarborgen. Oosterhoutseweg De Oosterhoutseweg vormt een verbinding tussen Raamsdonsveer en Oosterhout. Het is een weg waar veel verkeer over komt. De weg is gelegen op een dijk en heeft vrij smalle wegbermen. In de berm staat een bomenrij van Populieren die voor schaduw zorgt. Door de schaduw in de bermen is het moeilijk om een kruiden- en soortenrijke begroeiing te creëren. Zandput Om de zandput ten zuiden van Raamsdonksveer loopt een fietspad, met vooral een recreatieve functie. Ecologisch beheer zou een goede aansluiting vormen bij deze functie, het gebied zal hierdoor nog interessanter worden. De samenstelling van het gebied is gevarieerd. Er staan een aantal bomenrijen die voor schaduw zorgen, open zonnige plaatsen zijn echter ook volop aanwezig. Verder bestaat de begroeiing afwisselend uit struikvormers, grassen en kruiden. Het huidig beheer bestaat uit 1x maaien met de klepelmaaier en het uitmaaien van bosplantsoen met de bosmaaier. Wanneer het terrein rond de zandput ecologisch beheerd zou worden zouden een aantal verschillende maairegimes toegepast kunnen worden. Het gehele terrein 2x maaien en afvoeren is een kostbare maatregel en heeft weinig toegevoegde waarde. Langs bosranden kan een zoomvegetatie ontwikkeld worden met een maairegime van 1x in de 2 jaar maaien en afvoeren. Open, zonnige plaatsen kunnen 2x per jaar gemaaid en afgevoerd worden. Op de overige schaduwrijke plaatsen volstaat een beheer van 1x maaien en afvoeren. Zo ontstaan verschillende begroeiingen die samen bijdragen aan de ecologie. Elk jaar wordt afwisselend een helft van de zoomvegetatie gemaaid, zo wordt op deze locatie invulling gegeven op het gefaseerd maaien. Landonk Langs de Landonk zijn brede bermen aanwezig, een gedeelte van deze bermen wordt onderhouden als gazon, het andere gedeelte wordt 2x per jaar gemaaid met een klepelmaaier. Er is veel zonlicht aanwezig wat het ontwikkelen van een kruidenrijke vegetatie mogelijk maakt. Een beheer van 2x maaien en afvoeren is het meest geschikt om een kruidenrijke berm te verwezenlijken.
46
Weegbree / Lisseveld De straten weegbree en lissenveld liggen langs de oostzijde van industrieterrein Dombosch 2. Het zijn brede bermen die veel zonlicht vangen. Dit geeft genoeg kansen voor een bloemrijke berm. De bermen worden nu 6x per jaar gemaaid, ecologisch beheer is niet veel duurder dan het huidige beheer. De ligging van de berm is ook van belang, als deze berm ecologisch beheerd zou worden vormt deze samen met de ander mogelijk ecologische bermen een aaneengesloten zone om het industrieterrein. Ook hier is een beheer van 2x maaien en afvoeren de beste beheervorm. Halve zolenpad Het halve zolenpad is een belangrijke fietspad richting Waspik. De weg is gesitueerd op de oude spoordijk. Bij aanleg in 2003 is de berm ingezaaid met een bloemrijk mengsel. Dit is zeer goed aangeslagen. Nog steeds heeft de dijk een zeer bloemrijk karakter. De bermen worden 2x gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Om de vegetatie te handhaven en zelfs kans te geven om te ontwikkelen is het van belang dat het huidig beheer voortgezet wordt. Wielstraat De wielstraat is een wat bredere polderweg en kan gezien worden als verbindingsweg tussen Raamsdonk en ’s Gravenmoer. De bermen zijn met ongeveer 4 meter wat breder dan die van een gemiddelde polderweg. Ecologisch beheer heeft hier dan ook een grotere kans van slagen. Het huidig beheer bestaat uit 2x maaien met een klepelmaaier. Door dit beheer komen nu nog geen interessante soorten voor. Dongeroute De Dongeroute is een fietspad op een dijk die het verloop van rivier de Donge volgt. De oevers van de Dongen zijn in bezit van Rijkswaterstaat en zijn ecologisch ingericht. Ecologisch beheer van de bermen zou een grote toevoeging zijn op het geheel. De bermen langs het fietspad worden 2x per jaar geklepeld. Dit beheer heeft geleid tot een eentonige vegetatie van bijna alleen maar grassen, Brandnetel en Fluitekruid. De zuidkant van de dijk vangt veel zonlicht, met ecologisch beheer kan hier een veel soortenrijkere vegetatie ontstaan.
47
6 Kosten
In de meeste situaties is ecologisch beheer duurder ten opzichte van traditioneel beheer. Per maaibeurt zijn meer werkgangen nodig omdat het vrijgekomen materiaal opgeruimd moet worden. Verder spelen verwerkingskosten een belangrijke rol. Hieronder is een overzicht gegeven van de kosten per maaibeheer. De kosten zijn weergegeven ten opzichte van de kosten van de huidige beheermaatregelen. In de achterste twee kolommen wordt aangegeven welke extra kosten of welke besparing gemaakt wordt ten opzichte van het huidig beheer, wanneer overgegaan wordt naar één of twee keer maaien en afvoeren.
huidig beheer maaien en afvoeren 2x klepelen 1x klepelen 2x klepelen 4x klepelen 6x maaien Gazon B
kosten / are huidig beheer 16,00 2,45 4,90 12,80 14,70 19,35
kosten / are ecologisch maaien, 1 maaibeurt
kosten / are ecologisch maaien, 2 maaibeurten
10,00 10,00 10,00 10,00 10,00 10,00
16,00 16,00 16,00 16,00 16,00 16,00
kosten / baten per are bij 1 maaibeurt 6,00 -7,55 -5,10 2,80 4,70 9,35
kosten / baten per are bij 2 maaibeurten 0,00 -13,55 -11,10 -3,20 -1,30 3,35
De kosten van het ecologisch beheer zijn afgeleid uit het huidig bestek. In het huidig bestek kost het beheer van 2x per jaar maaien en afvoeren €16 per are. De post één maal maaien en afvoeren komt niet in het huidige bestek voor en is daarom geraamd op basis van de post 2x maaien en afvoeren. Omdat bij één maal maaien de hoeveelheid biomassa per maaibeurt groter is wordt niet de helft genomen maar wordt uitgegaan van €10,- per are per jaar. Om een beeld te krijgen van de kosten van ecologisch beheer zijn op de volgende pagina’s een aantal varianten weergegeven met van elke variant een kostenspecificatie in de bijlage 3 en 4. In bijlage 5, 6 en 7 zijn de kaarten van deze varianten bijgevoegd.
48
6.1 Variant 1: Alle bermen Deze variant bevat alle bermen waar ecologisch beheer enigszins een optie is. Dit betekent dat alleen bermen uitgesloten worden waar ecologisch beheer niets kan bereiken of geen mogelijkheid is vanwege verkeersveiligheid.
Nadelen:
- In deze variant zijn ook alle polderwegen opgenomen. Ecologisch beheer heeft echter weinig meerwaarde op veel van deze wegen omdat randinvloeden in grote mate aanwezig zijn. Omdat de bermen in het seizoen regelmatig bereden worden door landbouwverkeer, kunnen de bermen zich slecht ontwikkelen. Op figuur 28 is een polderberm weergegeven. Bermen als deze zijn helaas geen uitzondering, in de polder zien veel bermen er zo uit na een natte periode. Het ecologisch beheren van deze bermen geeft weinig resultaat. Doordat de grond elke keer beschadigd wordt komt veel zuurstof in de grond waardoor veel meststoffen vrij komen. In het voorjaar zullen sterke pioniersoorten als brandnetel, distel en enkele grassen de eerste zijn die de berm weer begroeien. Op deze manier kan nooit een waardevolle begroeiing tot stand komen. - Kosten, op dit moment worden de polderwegen over het algemeen 2x per jaar gemaaid met een klepelmaaier. Kosten hiervan bedragen €4,90 per are. Kosten van een ecologisch beheer zullen liggen op €16,00 per are. Het grootste deel van de extra kosten van deze variant ligt daarom ook bij de polderwegen. Deze variant kost bijna €32.000,- extra op het huidige beheer. Ongeveer €22.000,- van dit bedrag ligt bij de polderwegen.
Zie ook Bijlagen 3 en 5
49
Alle bermen
Figuur 27: Variant 1, alle bermen
Figuur 28: Polderberm na natte periode
50
6.2 Variant 2, Meeste potentie Met behulp van het eerder genoemde waarderingsysteem kan ook een variant met de meeste potentie gemaakt worden. Deze variant bevat alle bermen die in het schema onder de kop ‘ecologische mogelijkheden’ drie of meer punten scoren. Er wordt alleen ecologisch beheer toegepast wanneer de berm voldoende breedte heeft en gebruiks- of randinvloeden minimaal zijn. Kosten van deze variant zijn ongeveer € 18.000,-
Voordelen
- Alle bermen waarin geïnvesteerd wordt hebben echt potentie. Op deze manier wordt geen geld verspild, toch wordt de maximaal haalbare ecologische waarde gehaald. - Grote oppervlakten worden ecologisch beheerd, veel ecologische bermen zijn aan elkaar verbonden waardoor een sterke, soortenrijke vegetatie opgebouwd kan worden. Door verbinding kunnen plantensoorten zich gemakkelijk verspreiden waardoor een ecologische berm zich sneller ontwikkeld. Verder kan de fauna zich verspreiden en verplaatsen over een groot gebied.
Zie ook Bijlagen 4 en 6
51
Meeste potentie
Figuur 29: Variant 2, meeste potentie
52
6.3 Variant 3: Gelijke kosten Omdat gazon een erg intensieve beheervorm is heeft overgang van gazon naar ecologisch beheer een kostenbesparing ten gevolg. Wanneer de kostenbesparing ingezet wordt om het ecologisch beheer verder uit te bereiden is het mogelijk een ecologisch beheer toe te passen zoals geïllustreerd in figuur 30. Alleen op de bermen met de meest potentie en welke esthetisch het meeste toevoegen wordt een ecologisch beheer van 2x maaien en afvoeren toegepast. Bermen die uit het zicht liggen en weinig zonlicht vangen worden 1x per jaar gemaaid en afgevoerd. Ook dit lijdt in sommige situaties tot een besparing. De besparing wordt vervolgens ingezet voor ecologisch beheer elders in de gemeente.
Zie ook Bijlage 7
53
Gelijke kosten
Figuur 30: Variant 3, gelijke kosten
54
6.4 Subsidiemogelijkheden Voor het regulier ecologisch beheer zijn geen subsidies beschikbaar. Voor ontwikkeling van gebieden bestaan wel twee subsidies, namelijk de ‘soortenbescherming projectsubsidie’ en de ‘Bedreigde planten en dieren subsidie’. Beide subsidies zijn bedoeld voor projecten die gericht zijn op de ontwikkeling of verbetering van de omgeving van bedreigde of kwetsbare plant- of diersoorten. Verschil tussen de regelingen is dat de soortenbeschermingsubsidie alleen bestemd is voor soorten die de provincie vaststelt. De bedreigde planten en dieren subsidie is bestemd voor beschermde soorten die opgenomen zijn of voortvloeien uit een soorten beschermingsplan, habitatplan of leefgebiedplan.
55
56
7. Bestek Omdat het maaiwerk in gemeente Geertruidenberg wordt aanbesteed dient het ecologisch beheer beschreven te worden in een bestek. In de standaard zijn al een aantal onderdelen van ecologisch beheer opgenomen. Wanneer de bestekpost naar ecologisch beheer verwijst moet de aannemer zich aan de volgende verplichtingen houden: - In het kader van gefaseerd maaien kan de directie voorafgaande aan iedere maaibeurt gedeelten aangeven die niet gemaaid dienen te worden. De niet te maaien delen bedragen ten hoogste 25% van de in bestekpost genoemde oppervlakte en zijn minstens 10 m². - Maaisel moet worden verzameld en vervoerd, ten minste 3 dagen na het maaien en ten hoogste 7 dagen na de maaibeurt. - Indien naar oordeel van de directie de uitvoering van de werkzaamheden de ecologische waarden nadelig beïnvloeden, is de directie bevoegd tot één week voor de geplande aanvang van de werkzaamheden de uitvoering hiervan op te schorten. - Het kneuzen van de vegetatie is niet toegestaan. - Het verwijderen van de vegetatie door middel van afzuigen is niet toegestaan
Het gefaseerd maaien is op deze manier al geregeld. Ook wordt de klepelmaaier uitgesloten omdat kneuzen van maaisel niet toegestaan is. Hiernaast de bestekposten die gebruikt zouden kunnen worden voor het ecologisch maaien in een bestek.
Omdat niet alles geregeld kan worden in deel 2.2 (nadere beschrijving) en omdat sommige standaardbepalingen niet overeenkomen met het eerder beschreven beleid moet ook een deel beschreven worden in deel 3. De volgende tekst moet in deel 3 worden opgenomen: - werkzaamheden dienen zo veel mogelijk vanaf de weg uitgevoerd te worden. Wanneer het werk op geen andere wijze te bereiken is mag de vegetatie bereden worden indien de spoorvorming beperkt blijft tot maximaal 1,5 cm. - In afwijking op artikel 51.02.34 lid 04 van de standaardbepalingen dient het vrijgekomen materiaal minimaal 5 en maximaal 10 dagen te blijven liggen. - Wanneer gewerkt wordt in een gebied aangrenzend aan bebouwing wordt van de bebouwde omgeving naar het landelijk gebied gewerkt. Wanneer een te maaien perceel grenst aan een oever wordt van het land richting het water gewerkt.
57
58
8. Communicatie Wanneer ecologisch beheer ingevoerd wordt is het van belang dat dit gecommuniceerd wordt naar de burger. Mensen zijn over het algemeen gewend aan een groene, strakke kort gemaaide berm. Wanneer ecologisch beheer word ingevoerd zal vooral in het begin een hoge wat ruigere vegetatie ontstaan. Niet iedereen zal dit begrijpen en mogelijk interpreteren als slordig of achterstallig onderhoud. Het is daarom van belang om de burger vooraf goed te informeren. Er moet uitgelegd worden waarom ecologisch beheer van belang is, wat het ecologisch beheer inhoud en wat het resultaat zal zijn. Het halve zolenpad zou als voorbeeld kunnen dienen om het resultaat van goed ecologisch beheer te illustreren. Om een teleurgestelde reactie te voorkomen is het van belang dat aangegeven wordt dat ecologisch beheer meestal niet meteen tot een bloemrijke berm leid. Het kost een aantal jaren om een interessante begroeiing op te bouwen. Om bewoners van de gemeente op de hoogte te brengen van het ecologisch beheer kan het best een artikel in de langstraat (de gemeentekrant van Geertruidenberg) geplaatst worden waarin deze thema’s aan bod komen. Het artikel in het kader hiernaast is kan hiervoor gebruikt worden. De bewoners nabij de ecologische bermen zullen een folder ontvangen met een uitgebreide beschrijving van het ecologisch beheer. Een voorbeeldfolder is bijgevoegd in Bijlage 8
59
Ecologisch maaibeheer De gemeente Geertruidenberg vindt het erg belangrijk dat planten en dieren kunnen voortbestaan. De laatste jaren zijn veel planten en dieren uitgestorven. Gemeente Geertruidenberg wil helpen hier een eind aan te maken. Genetisch materiaal uit plant- en diersoorten wordt gebruikt bij ontwikkeling van nieuwe producten zoals medicijnen. Wanneer een soort uitsterft gaat ook zijn genetisch materiaal verloren. Dit genetisch materiaal had misschien in de toekomst gebruikt kunnen worden als medicijn tegen bijvoorbeeld kanker. Door te streven naar biodiversiteit, ook wel soortenrijkdom kan het uitsterven van plant- en diersoorten tot een stop komen. Een grote soortenrijkdom kan bereikt worden door een ecologisch maaibeheer. De bodem van de bermen bevat nu veel voedingstoffen. Brandnetels en grassen doen het erg goed op deze voedselrijke bodem, zij verdrukken alle andere planten die zich in de berm willen vestigen. Resultaat is een eentonige, weinig soortenrijke berm. Ecologisch beheer leidt tot een soorten- en bloemrijke berm. De bermen zullen er dus anders uit komen te zien. Op sommige plaatsen zal minder worden gemaaid als voorheen, er zal een wat hogere kruid- en bloemrijke berm ontstaan. Een voorbeeld is het halve zolenpad, een fietspad waarvan de bermen al jaren ecologisch beheert worden. Op enkele plaatsen langs kruispunten zal vaker worden gemaaid om het zicht op het verkeer te behouden. Veiligheid gaat bovendien boven alles. De zaden van de kruiden die de grassen in de bermen zullen vervangen zijn doorgaans. Ze worden minder door de lucht verplaatst, voor hooikoortspatiënten is dit een bijkomend voordeel. Wanneer ecologisch beheer wordt toegepast wordt maar één tot twee maal per jaar gemaaid. Het vrijgekomen maaisel wordt hierbij afgevoerd waardoor een schrale bodem ontstaat. Op de schrale bodem doen de brandnetels en grassen het minder goed waardoor andere kruidachtige planten zich kunnen vestigen. Het verschralingproces is een langzaam proces, het duurt enige tijd tot de voedingstoffen in de bodem minder worden. Bovendien hebben planten enige tijd nodig om zich te vestigen in de nieuwe schralere bermen. Het zal dus enige jaren duren voordat de resultaten van het ecologisch beheer zichtbaar zijn maar het wachten is de moeite waard!
60
9. Conclusies & advies Gemeente Geertruidenberg doet al wat aan ecologisch maaibeheer, het aantal bermen dat ecologisch beheerd wordt is echter erg beperkt. De strook langs de Omschoorweg, het park bij de Rijvoortshoef, het halve zolenpad en enkele plaatsen langs de Westagent zijn de enige plaatsen waar nu ecologisch beheer toegepast wordt. Deze locaties hebben op ecologisch gebied al duidelijk meer waarde dan de overige, regulier beheerde bermen. Niet alle bermen in de gemeente zijn geschikt voor een ecologisch beheer maar een aantal bermen hebben juist zeer veel potentie. Bijna alle bermen langs wegen die zich in de polder bevinden zijn ongeschikt voor ecologisch beheer omdat zij regelmatig kapot worden gereden door het landbouwverkeer dat de berm gebruikt als passerplaats. Polderwegen die wel potentie hebben zijn de Kanaalweg, de Gasthuiswaard/Peuzelaar, de Wielstraat Het Halve zolenpad en het fietspad langs de Dongeroute. De kanaalweg vanwege zijn ligging langs een ecologisch beheerde dijk, de Gasthuiswaard en de Peuzelaar vanwege het minder intensief gebruik van landbouwverkeer en de breedte van de berm. De Wielstraat is geschikt vanwege zijn bredere profiel waardoor verkeer niet of nauwelijks gebruik maakt van de berm. Het halve zolenpad en de Dongeroute vanwege de recreatieve functie en de ecologische mogelijkheden van de brede bermen. Naast deze polderwegen zijn de bermen van de Maasdijk, Westagent, Esseboom, Lisseveld, de zandput en het kardeel erg geschikt voor ecologisch beheer, vooral vanwege hun breedte. Daarnaast heeft de Maasdijk een schrale zandbodem waar een ecologische begroeiing zich gemakkelijk op kan vestigen. Ecologisch beheer bestaat uit het maaien en afvoeren van het maaisel. In uitzonderlijke gevallen werkt dit kostenbesparend maar in de meeste gevallen leidt dit tot een kostenverhoging. Beheermogelijkheden voor de bermen van gemeente Geertruidenberg bestaan uit 2 maal per jaar, 1 maal per jaar en 1 maal in de 2 jaar maaien waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Bij een beheer van 2 maal per jaar ontstaat visueel de meest aantrekkelijke, bloemrijke begroeiing. Bij een beheer van 1x per jaar ontstaat een wat hogere ruigere begroeiing deze variant is niet gewenst direct langs wegen maar kan wat verder achterin de berm of onderaan een dijk goed toegepast worden. Het beheer van 1 maal in de 2 jaar maaien geeft een nog hogere begroeiing en kan het best langs bosranden of boomgroepen toegepast worden. De varianten die opgesteld zijn geven een beeld van de mogelijkheden. Voor een beschrijving van de varianten zie hoofdstuk 6.1 t/m 6.3. De variant waarin alle bermen zijn opgenomen kost € 32000,- extra. Het uitvoeren van deze variant is zonde van het geld omdat de variant veel bermen bevat waar de kansen op het ontstaan van een kruidenrijk begroeiing nihil zijn. De variant met de beste ecologische waarde heeft alleen de bermen waar de beste kansen liggen. de variant kost € 16000 waarvan elke euro die geïnverteerd wordt tot zijn recht komt. Met deze variant wordt het maximaal haalbare gehaald zonder verspilleng door investering in kansloze bermen. Wanneer geen extra geld beschikbaar is kan gekozen worden voor de variant gelijke kosten. In deze variant wordt het geld dat op enkele plaatsen bespaard wordt met ecologisch beheer ingezet in andere bermen om een minimale vorm van ecologisch beheer toe te passen. De variant met de beste ecologische waarde heeft de voorkeur, het maximale wordt behaald zonder te veel geld uit te geven. Wanneer hiervoor echt geen geld is kan gekozen worden voor de gelijke kosten variant. Eventueel kan deze wanneer het ecologisch beheer bevalt uitgebreid worden met bermen uit de variant beste ecologische waarde.
61
Wetgeving die invloed heft op het maaibeleid is simpel: Handelingen die het behoud van een beschermde soort in gevaar brengen zijn verboden. Het individu wordt dus niet beschermd. Of het behoud van de soort in gevaar komt is afhankelijk van kwetsbaarheid van de soort en de mate waarin de soort voorkomt. Om rekening te houden met de soorten moet voorafgaande aan elke maaibeurt een inventarisatie gedaan worden naar zowel flora als fauna. Aan de hand van de inventarisatie kan bepaald worden hoe omgegaan kan worden met de aanwezige soorten. Het is van belang dat de gemeente een gedragscode vaststelt zodat wanneer bestendig beheer wordt toegepast geen ontheffing nodig is. Omdat de gemeente nu nog geen gedragscode vastgesteld heeft wordt de Flora- en faunawet regelmatig overtreden. Als overgegaan wordt naar een ecologisch maaibeleid is het van belang dat de burger hiervan op de hoogte gesteld wordt. Om een vertrouwen te scheppen in ecologisch beheer moeten de mensen geüniformeerd worden over wat ecologisch beheer inhoud, hoe en waar het toegepast word en wat het resultaat zal zijn.
62
Bronnen:
Rijkswaterstaat, PJ Keizer. (2008). Overzicht van de vegetatie langs rijkswegen Ministerie van Rijkswaterstaat. (2006). Leidraad Beheer groenvoorzieningen van de Haterd, R.J.W. van den Hengel, B. en Keizer, P.J. (2002). Lange termijn effecten van maaibeheer in wegbermen. De Jong, J.J. Spijker. J.H. Wolf R.J.A.M. en Koster, A. (2000) Beheerkosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen. van der Weijden, H. en Schippers, W. (2004) Aanleg en Ontwikkeling van Natuurrijke Wegbermen
Gebruikte websites www.Waarneming.nl http://brabant.regelingenbank.eu/regeling/385-module-a10-onderhoudsbeleid-deel-1-uitgangspunten/ http://www.provincie.drenthe.nl/thema/natuur/jakobskruiskruid/ http://www.minlnv.nl
63
Bijlagen
64