1 KA THOLIEKE UNIVERSITEIT TE LEUVEN FACULTEIT WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT BIOLOGIE LAB ORA TORIUM VOOR PLANTENECOLOGIE Ecologie van de fosfaatopname do...
FACULTEIT WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT BIOLOGIE LAB ORATORIUM VOOR PLANTENECOLOGIE
Ecologie van de fosfaatopname door macrofyten, met bijzondere aandacht voor Chara giobuiaris
door
Heroen Verbruggen
Promotor: Prof. Dr. J. Van Assche
proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de Biologie
2000-2001
Dit proefschrift is een examendocument, dat na verdediging niet gecorrigeerd wordt voor eventueel vastgestelde fouten. In publicaties mag enkel naar dit werk gerefereerd worden mits schriftelijke toelating van de promotor vermeld op de voorpagina.
Vele mensen hebben mij bijgestaan en geholpen gedurende het voorbije jaar en ik wil hiervoor mijn dankbaarheid uiten. Zoals het hoort, dank ik in de eerste plaats mijn promotor, JozefVan Assche, voor de kans die hij mij gaf op zijn labo het onderzoek te doen dat me erg geboeid heeft. Ik heb van hem bijzonder veeI vrijheid gekregen bij het invullen van het onderzoek, wat ik erg apprecieer. Ik wil ook Wouter, mijn begeleider, bedanken voor alle hulp en de kritische opmerkingen. De professoren en het personee1 van de laboratoria Ontwikkelingsbiologie en Plantenfysiologie wil ik bedanken voor hun collegialiteit. Het gebruik van hun materiaal was, ten gevolge van defecte pH-meters en drukbezette fotospectrometers in het eigen laboratorium, een absolute noodzaak. Andre van Laere en Jan Colpaert hebben mij bijgestaan toen er zich problemen stelden in verband met de transporterkinetica. Luc De Meester en Steven Declerck hebben een aantal nuttige suggesties en opmerkingen aangebracht in verband met een aantal hypothesen over de pH-afhankelijkheid van de fosforhuishouding en de consequenties hiervan voor de ecologie van het meer. Luc Vervoort verschafte mij toegang tot het natuurreservaat Vorsdonkbos-Turfputten en wisselde met mij van gedachten over de groeistrategieen van Chara en Elodea. Allemaal bedankt hiervoor. I would like to thank Tetsuro Mimura and Robert Reid for their unpublished findings and their helpful comments on the regulation of phosphate uptake in Chara. Ik wens ook Olga te bedanken voor de resultaten van haar arbeidsintensief telwerk die ik heb mogen incorporeren in de gegevensset over de seizoenale opvolging. Bedankt ook voor de hulp bij de wateranalyse en voor het foutloos meenemen van pen en papier op het veld. Pieter, bedankt voor de diepgaande babbels over de ecologie van ondiepe meren en over tal van andere onderwerpen, voor de hulp bij de wateranalyse en voor de niet aflatende vriendschap gedurende de voorbije vier jaren. Ineke en Annemie hebben het hobbelige pad van de stikstotbepaling voor mij geeffend, heel stevig bedankt daarvoor. Ik wil ook aIle andere mensen op het labo bedanken, voor de geweldige tekeningen op het bord en de samenwerking, en last but not least, voor het opgebrachte geduld, dat ongetwijfeld nodig was om een heeljaar in (relatieve) vrede met mij samen te werken. Ook dank aan aI mijn vrienden, in het bijzonder aan Kurt, Philippe en Saar. Ik wens ook mijn broer te danken omdat hij mij toch maar blijft steunen in wat hij zelf mijn vakidiotie noemt. Uiteindelijk zou ik deze gelegenheid willen aangrijpen om heel mijn familie, maar in het bijzonder mijn ouders, te danken. Zonder hen zou ik onmogelijk staan waar ik nu sta. Ik wil hen danken voor aile steun, zowel de materiele als de psychologische. Het is aan mijn ouders dat ik deze eindverhandeling opdraag. Heroen Verbruggen, 10 mei 2001.
INHOUD INLEIDING EN DOELSTELLINGEN
LITERATUURSTUDIE
3
2.1 2.2 2.3 2.4
3 3 4 5 5 8 9
FOSFOR ALS MACRO NUTRIENT FOSFOR IN AQUA TISCHE MILIEUS FOSFORCOMPARTIMENTEN EN -POOLS IN DE CEL FOSFAATOPNAME IN PLANTEN: TRANSPORTERS EN REGULATIE
2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4
FOSF AA TOPNAME DOOR PLANTEN DE RESPONS VAN PLANTEN BIJ FOSFORUITHONGERING CONTROLEMECHANISMEN VAN DE FOSFAATOPNAME FOSF AA THOMEOSTASE
13
2.5 DE INVLOED VAN pH EN NATRIUM OP DE FOSFAA TOPNAME 2.6 MACROFYTEN EN DE FOSFORHUISHOUDING VAN ONDIEPE MEREN 2.6.1 WATERKOLOM EN SEDIMENT ALS FOSFORBRONNEN VOOR MACROFYTEN 2.6.2 MACROFYTEN EN DE PI-CONCENTRATIE VAN WATERKOLOM EN SEDIMENT 2.6.3 FOSFOR EN DE ECOLOGIE V AN CHARA 2.6.4 FYTOPLANKTON EN DE FOSFORHUISHOUDING V AN ONDIEPE MEREN 2.7 BIOLOGISCHE STOICHIOMETRIE: EEN KORTE INLEIDING 2.8 INTERACTIES TUSSEN FYTOPLANKTON, PERIFYTON EN MACROFYTEN 2.9 BEKNOPTE UITDIEPING VAN DE ECOLOGIE VAN ONDIEPE WATERS 2.9.1 EUTROFIERING 2.9.2 HET VOEDSELWEB IN ONDIEPE ZOETWATERECOSYSTEMEN 2.9.3 ALTERNATIEVE EVEWICHTEN 2.9.4 MACROFYTEN EN DE HELDERE TOESTAND 2.9.5 BIOMANIPULATIE
34 34
MATERIAAL EN METHODEN
37
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
16 17 17 19 21
23 24 28 30 30 31
32
W ATERANALYSE EN SEIZOENALE OPVOLGING VAN DE FOSFAA TOPNAME
37
DE INVLOED VAN NA+ EN K+ OP DE FOSFAATOPNAME
40 43 44
OPNAME-EXPERIMENTEN VAN ZEER KORTE DUUR INVLOED VAN DE pH OP DE PI-OPNAME HET CBARA-ELODEA EXPERIMENT
46 46
HET CHARA FOSFORVERZADIGINGSEXPERIMENT
49
SNELHEID VAN DE RESPONS BIJ FOSFORUITHONGERING
RESULTATEN
51
4.1 KINETICA VAN DE FOSFAATOPNAME 4.2 SEIZOENALE OPVOLGING
51
4.3 DE INVLOED VAN NA+ EN K+ 4.4 OPNAME-EXPERIMENTEN VAN ZEER KORTE DUUR 4.5 INVLOED VAN DE pH OP DE PI-OPNAME
56 59 60 63 64
4.6 SNELHEID VAN DE RESPONS BIJ FOSFORUITHONGERING 4.7 BET CHARA-ELODEA EXPERIMENT 4.8 BET CHARA FOSFORVERZADIGINGSEXPERIMENT
51
70
BESPREKING
73
5.1 DE OPNAME VAN FOSFOR DOOR CHARA GLOBULARIS 5.2 KINETICA VAN DE FOSFAATOPNAME 5.3 SEIZOENALE OPVOLGING
73
5.4 DE INVLOED VAN NA+ EN K+ OP DE FOSFAATOPNAME 5.5 OPNAME-EXPERIMENTEN VAN ZEER KORTE DUUR
5.6 5.7 5.8 5.9
INVLOED VAN DE
pH OP DE SNELHEID VAN FOSFAATOPNAME
74 75 78
79 80
BET CHARA-ELODEA EXPERIMENT
81 81
BET CHARA FOSFORUITHONGERINGSEXPERIMENT
86
SNELHEID VAN DE RESPONS BIJ FOSFAATUITHONGERING
REFERENTIELIJST
89
SAMENVATTING SUMMARY
93 95
ApPENDICES ApPENDIX 1: SAMENSTELLING VAN APW
A-1
ApPENDIX 2: AFKORTINGENLIJST
A-2
ApPENDIX 3: MA TERIAAL EN METHODEN
A-3
ApPENDIX 4: RESULTATEN
A-5
INLEIDING EN DOELSTELLINGEN Fosfor is een belangrijk macronutrient. Het is een component van structure Ie en functionele moleculen in de cel. Het speelt bovendien een belangrijke rol in het energiemetabolisme en de regulatie van enzymen. In natuurlijke omstandigheden is fosfor vaak in ondermaat aanwezig. Planten hebben dan ook tal van morfologische en fysiologische adaptaties verworven om efficient fosfaat op te nemen. Voor natuurlijke zoetwater-ecosystemen wordt tamelijk algemeen aanvaard dat fosfor de voornaamste limiterende factor is voor de groei. De laatste decennia werden echter de meeste vijvers en meren uit bewoonde gebieden, door toedoen van menselijke activiteiten, overmatig aangerijkt met fosfor en andere nutri"enten (eutrofiering). De reactie op deze aanrijking was vaak overweldigend. De vijvers en meren, die voorheen helder waren en voorzien van een florerende onderwatervegetatie en dito fauna, werden omgevormd tot sobere waters waarin, op de dense fytoplanktongemeenschap na, nog amper leven te bespeuren was. Ondergedoken macrofyten, en in het bijzonder charofyten, zijn belangrijk in het behoud van de heldere toestand van zoetwatersystemen. Charofyten verdwijnen relatief snel bij nutrientaanrijking van een water. De oorzaak hiervoor was een punt van discussie. Vroeger nam men, op basis van slechts een studie, aan dat de charofyten verdwenen ten gevolge van toxische effecten van de hoge fosforconcentraties. Deze fosfaatinhibitie werd echter hoe langer hoe meer tegengesproken. Tegenwoordig neemt men aan dat het verdwijnen van de charofyten, net zoals van de andere macrofyten, vooral te wijten is aan lichtcompetitie met het fytoplankton en epifyton, dat door de nutrientaanrijking in staat is sterk te floreren. Macrofyten stabiliseren de heldere toestand van het water. Hiertoe zijn er enkele mechanismen gekend, waarvan allelopathie en sterke competitieve kracht voor het verwerven van groeilimiterende nutrienten er twee zijn. Uit een aantal studies blijkt dat macrofyten over het algemeen sterke competitoren zijn voor fosfor en dat ze op die manier in staat zijn de fosforcyclus van het water te domineren. Het onderzoek dat in deze scriptie wordt voorgesteld had als doel bijkomende informatie en inzichten te verwerven over dit fenomeen. De studie kent in hoofdzaak drie doelstellingen. De eerste is om seizoenale patronen in abiotische factoren te koppelen aan de fosfaatopname van Chara globularis in een door deze soort gedomineerde vijver. Ten tweede werd beoogd in laboratoriumomstandigheden de invloed van een aantal parameters (ionenconcentraties, pH) op de fosfaatopname na te gaan. Een laatste doelstelling is om de groeistrategieen van Chara (typisch voor oligo- en mesotrofe waters) en Elodea (typisch voor eutrofe waters) te koppelen aan hun fosfaatopname-gedrag. Wat betreft de eerste doelstelling werd gedurende een volledig jaar een vijver maandelijks bemonsterd. De fosfaatopname van de erin aanwezige Chara globularis werd in het laboratorium gekwantificeerd en er werd getracht de kinetische parameters te koppelen aan enerzijds de groeipatronen en het inwendige fosforgehalte van de planten en anderzijds aan de abiotische kenmerken van het ecosysteem. Het tweede luik besteedt aandacht aan de invloed van abiotische factoren op de fosfaatopname van Chara globularis. Vooral de pH en de natrium- en kaliumconcentraties werden hierbij geviseerd. Wat betreft pH werd ook een experiment uitgevoerd met Nitella jlexilis. Er werden bovendien een
aantal experimenten uitgevoerd om na te gaan hoe snel Chara reageert op fosforuithongering en om de aard van het transmembranair transport van fosfaat na te gaan. Het derde luik centreert zich rond een aantal biotische kenmerken die mogelijk een invloed hebben op de fosfaatopname. Chara globularis en Elodea nutallii werden in het laboratorium gedurende lange termijn blootgesteld aan fosforloos en -bevattend medium. De snelheid van fosfaatopname werd opgevolgd terwijl de inwendige fosforgehaltes veranderden door toedoen van de incubatie. De waargenomen patronen werden gekoppeld aan de levensstrategieen van beide soorten.
2
LITERA TUURSTUDIE
2.1 FOSFOR ALS MACRONUTRIENT Fosfor is een belangrijk macronutrient dat instaat voor ongeveer 0.2% van het drooggewicht van de gemiddelde plant. Het is een essentieel component van nucleYnezuren en fosfolipiden en is bovendien van enorm belang in het energiemetabolisme en de regulatie van enzymen (Mimura, 1995 en referenties daarin). De rol van fosfor in metabolische pathways, in de regulatie van RNasen en fosfatasen, voor wortelarchitectuur en mycorrhiza-interacties en in zijn eigen opname zijn reeds intensief bestudeerd (Theodorou & Plaxton, 1993; Raghothama, 1999 en referenties daarin) Algemeen wordt aangenomen dat, voor terrestrische ecosystemen, fosforlimitatie de tweede meest voorkomende vorm van macronutrientlimitatie is; waarschijnlijk komt stikstoflimitatie nog meer voor (Schachtman et at., 1998). Voor zoetwater-ecosystemen wordt voornamelijk fosfor als de groeilimiterende factor gezien. Een recent gepubliceerde grootschalige studie toont echter aan dat stikstoflimitatie meer voorkomt dan algemeen aangenomen (Elser et at., 2000b). Fosfaattekort reduceert relatief snel de groei van de plant. De deficientie remt de fotosynthese, veroorzaakt een herverdeling van het aanwezige fosfor en heeft een duidelijke invloed op de allocatie van de gevormde assimilaten.
2.2 FOSFOR IN AQUATISCHE MILIEUS 2.2.1 FOSFOR IN DE WATERKOLOM Meestal komt fosfor voor in de geoxideerde P.P. Tot-P = total phosphorus vorm, als anorganisch orthofosfaation (HPO/-, P.P. = particulate phosphorus { S. P. = soluble phosphorus HP0 4-) of gebonden aan organische stoffen Tot-P S.P. {S.R.P S.R.P. = soluble reactive phosphorus (Holtan et at., 1988). Fosfor kan onder verS.U.P. =soluble unreactive phosphorus schillende gedaanten voorkomen in de waterS.U.P. kolom. Eerst kan men onderscheid maken tusFiguur 2.1 Fosfor in de waterkolom (naar Holtan et sen de fractie fosfor die gebonden is in zwea/., 1988) vende partikels (p.p.1) en de oplosbare fosforfractie (S.P.). Deze laatste kan nog verder ingedeeld worden in oplosbaar reactief fosfor (S.R.P.) en oplosbaar onreactieffosfor (S.U.P.) (figuur 2.1). Van het S.R.P. nam men lang aan dat het grotendeels equivalent was aan het orthofosfaat (HPO/-, H2 POn en de onmiddellijk beschikbare fosforfractie was. Tussen de verschillende vormen van het S.P. en het P.P. bestaat er intensieve uitwisseling, met belangrijke gevolgen voor de fosforbeschikbaarheid van organismen. Van het S.R.P. neemt men aan dat het volledig beschikbaar is voor opname door organismen. Het S.U.P. is snel mobiliseerbaar (enzymatische hydrolyse) en het P.P. kan snel in oplossing komen als de omstandigheden hiertoe 1
Appendix 2 vat de gebruikte afkortingen samen.
3
geschikt zijn. Vee 1 van het fosfor dat niet direct beschikbaar is voor groei van organismen kan dus relatief snel worden omgezet in een beschikbare vorm. In eutroficatiestudies gebruikt men vaak de totale hoeveelheid fosfor die aanwezig is in de waterkolom (totaal-P of TP). Dit brengt echter twee beperkingen met zich mee. Ten eerste kan niet de volledige hoeveelheid TP in de waterkolom snel worden omgezet in beschikbare vorm en ten tweede is er in ondiepe meren een sterke uitwisseling van P tussen het sediment en de waterkolom, zodat een momentopname van het TP van de waterkolom niet noodzakelijk representatief is voor de nutrientstatus van het meer (zie ook figuur 2.21). Orthofosfaatconcentraties in zoetwatermeren en -vijvers zijn meestal te situeren tussen 1.5 IlgP rl (0.05 11M) en 60 IlgP rl (211M) of zelfs meer (Bieleski, 1973).
2.2.2 FOSFOR IN HET SEDIMENT EN INTERACTIES TUSSEN BE IDE FOSFORPOOLS
Holtan et al. (1988) en Scheffer (1998) gaan dieper in op de fosforreservefunctie van het sediment. De fosforcyclus van een doorsnee ondiep meer wordt kort geschetst in figuur 2.2.a. Turbulentie speelt hierin een belangrijke rol. Enerzijds wordt het fosfortransport vanuit het sediment naar de waterkolom versneld door turbulentie (fosforvrijzetting door resuspensie). Anderzijds zorgt turbulentie voor een blijvende aerobe bovenlaag van het sediment. Dit haalt fosfor weg uit de waterkolom door sedimentatie van Fe3+ met Pi. De invloed van de turbulentie op de fosforvrijzetting uit het sediment wordt samengevat in figuur 2.2.b. Merk op dat de zuurstofstatus in de toplaag van het sediment ook in belangrijke mate onder invloed van het biotische activiteiten (b.v. microbieel zuurstofverbruik) staat. (a)
Figuur 2.2 (a) Schematische voorstelling van de belangrijkste processen van de interne fosforcyclus van een ondiep meer. Turbulentie veroorzaakt maar tempert tegelijk de fosfaatvrijzetting. Naar Scheffer, 1998. (b) Schematische voorstelling van het effect van turbulentie aan het sedimentoppervlak op de fosforvrijzetting vanuit het sediment. Naar Scheffer, 1998.
2.3 FOSFORCOMPARTIMENTEN EN -POOLS IN DE CEL Het grootste gedeelte (ongeveer 90%) van het fosfaat in de eel is aanwezig in de vacuole. De overige 10% van het fosfaat wordt, samen met het veresterd fosfor, teruggevonden in het cytoplasma (Bieleski & Ferguson, 1983 en referenties daarin). Recentere 31 p _NMR spectroscopie toont aan dat het Pi-gehalte van het cytoplasma nog lager is dan voorheen gedacht (ca. 1-5% van de totale Pi in de eel) (Schachtman et al., 1998). Ais radioactief gemerkt fosfor wordt toegediend aan cellen zullen de cyto-
4
plasmatische Pi-pool en de fosfaatesters van het cytoplasma gemerkt worden lang voordat de eerste radioactiviteit verschijnt in de vacuole. In lagere planten is vaak een polyfosfaatreserve aanwezig.
O.B
0.6 .!!!
~
0.4
0.2 Ook binnen het het cytoplasma kunnen verschillende fosfaatpools worden onderO~------~--~------~--~----~~ o 1 2 3 4 5 6 7 B 9 10 11 12 13 14 scheiden. Enerzijds maakt men vaak onderpH scheid op basis van de chemische vorm Figuur 2.3 pH-afhankelijkheid van het ionkarakter van waaronder het fosfor voorkomt: Pi, DNA, fosfaat. Bij lage pH komt Pi voor onder vorm van H3P04. Met toenemende pH verliest het steeds meer protonen RNA, vetgebonden P en andere P-esters aan het medium ...... : H3 P04; - : H2P04-; - - -: HPO/-; (Bieleski, 1973; Schachtman et ai., 1998). . - . -: P043-. Anderzijds kan men onderscheid maken op basis van de fYsische compartimentatie: de verschillende organellen en het grondplasma kunnen als afzonderlijke pools gezien worden. Afhankelijk van de pH in het compartiment zal fosfaat voorkomen als H3 P04 , H2 P04-, HPO/- of pol- (zie figuur 2.3).
AIleen de cytoplasmatische fosfaatpool is metabolisch actief. Voor de metabolische reacties is het zeer belangrijk de cytoplasmatische fosfaatconcentratie binnen nauwe grenzen te houden (homeostase). Hiertoe wordt voomamelijk gebruik gemaakt van de fosfaatreserve in de vacuole (cf. 2.4.4).
2.4 FOSFAATOPNAME IN PLANTEN: TRANSPORTERS EN REGULA TIE
2.4.1 FOSFAATOPNAME DOOR PLANTEN
2.4.1.1 Inleiding De import van fosfor in de plant gebeurt aan het plasmalemma. De fosfaatopname over de plasmamembraan gebeurt tegen een steile concentratiegradient in (1000x tot meer). Bij de meeste onderzochte planten wordt tweefazige opname waargenomen. De hoge affiniteitstransporters (vaak zijn er meerdere aanwezig) werken optimaal bij lage concentraties Pi in het medium (grootte-orde )lM) en de lage affiniteitstransporter (waarschijnlijk in de meeste soorten maar een) werkt optimaal in het mM gebied. Gezien de lage fosfaatconcentraties in de meeste natuurlijke milieus is het zeer waarschijnlijk dat voomamelijk de hoge affiniteitstransporters van primair belang zijn voor de fosfaatopname. Het H2P0 4- ion wordt het makkelijkst opgenomen door piantencellen. Aangezien immers de orthofosfaationen tegen een elektrische potentiaal in moeten worden opgenomen, is deze vorm energetisch gunstiger dan de andere twee (HPO/-, PO/-).
5
2.4.1.2 Opname met behulp van proton-cotransport
Voor de opname werd cotransport met protonen voorgesteld (Sakano, 1990; Sakano et al., 1992; Raghothama, 1999 en referenties daarin). Sakano (1990) vond dat toevoeging van fosfaat aan het incubatiemedium van celsuspensies van Catharanthus roseus (L.) G. Don. stijging van de pH van het incubatiemedium veroorzaakte (figuur 2.4.a). Deze stijgingen bleken proportioneeJ toe te nemen met de hoeveelheid toegediend fosfaat (figuur 2.4.b). De proton/fosfaat stoichiometrie is negatief gecorreleerd met de hoeveelheid toegediend fosfaat (figuur 2.4.c). Ze bedraagt meestal tussen de 2 (zoals eerder al voorgesteld door Ullrich-Eberius et at., 1981 en 1984; beide uit Sakano, 1990) bij relatief hoge fosfaatconcentratie en 4 bij zeer lage fosfaatconcentraties. Buffering van het medium veroorzaakt dan ook een lichte pH-stress voor de plantencellen (Sakano, 1990; Sakano et al., 1992; figuur 2.5)