via VIA Uitgave van studievereniging VIA Stedebouw TU/e
Themakatern ‘Leefstijlen’ Het 22e bestuur staat voor U klaar! Bedrijfsbezoek Buro Lubbers Afstudeerprojecten: Strategische stedebouw in Breda viaVIA
1 November 2014
Advertentie 2
viaVIA
Een nieuw jaar
Voorwoord Naomi Huveneers
Beste lezer, Beste lezer, Het collegejaar 2014-2015 is alweer even onderweg; het nieuwe bestuur is op 30 september aangetreden, de nieuwe Naomi commissies Huveneers zijn gevormd en de eerste activiteiten hebben al plaatsgevonden. Binnen de vereniging staan wij klaar om er weer Commissaris een leerzaam, maar PR 2013-2014 vooral ook gezellig jaar van te maken! Een nieuw jaar brengt ook vele nieuwe gezichten met zich mee. Niet alleen het 22e bestuur, maar ook de activiteitencommissie bestaat dit jaar voornamelijk uit onbekende gezichten. Deze nieuwe leden zullen met een frisse blik en originele ideeën onze commissies komend jaar versterken. Binnen de Mastertrack Urban, Design and Planning staan er ook grote vernieuwingen op het programma. Vanaf collegejaar 2015-2016 zullen de Mastertracks binnen de faculteit een nieuwe invulling krijgen om aan te sluiten op het Bachelor College. Meer informatie over deze vernieuwing is te lezen verderop in deze editie. Behalve binnen de vereniging en de opleiding, vinden er ook in de samenleving veranderingen en vernieuwingen plaats. Denk hierbij aan de individualisering van de samenleving, de groeiende behoefte aan recreatie voor de deur en het groeiende mobiliteit. Het vroegere Ministerie van VROM dacht vlak na de eeuwenwisseling de oplossing te hebben om onder andere de problemen omtrent individualisering van de samenleving tegen te gaan en introduceerde het begrip ‘leefstijlen’. Wat leefstijlen toen en nu inhouden en welke problemen, vragen en oplossingen deze met zich meebrengen is te lezen in de themakatern. Een nieuw collegejaar betekent ook dat mijn taak als Commissaris Public Relations erop zit en dit de laatste viaVIA is waarvoor ik het voorwoord mag schrijven. Eind september heb ik het stokje overgedragen aan Bert de Groot, hij zal de volgende edities van de viaVIA gaan samenstellen. Tot slot wil ik het 22e bestuur heel veel succes wensen het komende jaar! Iedereen die mee heeft geholpen bij het samenstellen van deze viaVIA; heel erg bedankt voor jullie inzet! En natuurlijk iedereen veel plezier met het lezen van deze nieuwe viaVIA! Naomi Huveneers Commissaris Public Relations VIA 2013-2014
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
3
Advertentie
Advertentie 4
viaVIA
INHOUDSOPGAVE
Colofon viaVIA, uitgave van studievereniging VIA Stedebouw, TU/e
// Het 22e bestuur van VIA
6
// Universiteitsnieuws + Groeten uit
8
// Activiteit van het semester
10
jaargang 20, nummer 02 Eindhoven, november 2014 viaVIA wordt uitgegeven door: PR-commissie VIA Stedebouw
Bedrijfsbezoek Buro Lubbers
// Van de activiteitencommissie
12
E-mail:
[email protected]
// Jaren van verandering
15
www.viastedebouw.nl
Column // Kees Doevendans
Den Dolech 2 (Vertigo 07) telefoon: 06-38029413
facebook.com/groups/viastedebouw Redactie Naomi Huveneers (eindredactie)
THEMAKATERN : Leefstijlen
16
// De achterhaalde leefstijl?
18
Simone Camp Nathalie Snels Andrea Snijders Femke Zieverink Drukwerk
Artikel // Andrea Snijders
// Een goed plan vraagt meer dan afstemming op leefstijl 21 Column // Kim Thehu, namens Buro Lubbers
van de Garde / Jémé (Eindhoven)
// Menselijke behoeftes als uitgangspunt voor stedebouw 22
Abonnementen
// Individualisering in de mobiliteitsgroei
Artikel // Simone Camp Organisaties: 45,00 euro Particulieren: 25,00 euro Studenten (niet TU/e): 5,00 euro Abonnees worden automatisch lid van VIA
24
Artikel // Nathalie Snels
// De afwegingen binnen het ontwerpproces
26
Artikel // Femke Zieverink
Stedebouw. Lid worden kan ook door aanmelding bij het secretariaat van VIA Stedebouw. U ontvangt dan automatisch het viaVIA-magazine. Het lidmaatschap geldt tot wederopzegging en kan worden aangevraagd door één van genoemde bedragen over te maken op bankrekeningnummer NL26 RABO 0151 3833 16, ten name van VIA Eindhoven o.v.v. ‘Abonnement viaVIA’. Vermeld tevens uw naam, adres en zonodig organisatie.
// Multiproject: het Schellensterrein, Eindhoven
28
Jard van der Lugt
// Masterproject: Healthy cities
30
Marinde van Rooij
// Afstudeerproject: Zelforganisatie als strategie voor stedelijke vernieuwing
32
Merijn de Veer
// Afstudeerproject: InBetween
34
Simone Camp ISSN 1385-7045 Afbeelding cover: Simone Camp
// De regelneven
36
Column // Jaap Margry
Afbeelding themakatern: VVV Apeldoorn
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
5
Het 22e bestuur van VIA
ZE STAAN VOOR U KLAAR! Bert de Groot – Voorzitter & Commissaris Public Relations Als nieuwe voorzitter van VIA Stedebouw heb ik ontzettend veel zin om de vereniging te leiden het aankomende collegejaar. Afgelopen collegejaar ben ik van start gegaan met de master ‘Urban Design & Planning’ aan de TU/e waarin ik de projecten M1 en M2 heb afgerond. In die hoedanigheid ben ik meermaals in aanraking gekomen met studievereniging VIA Stedebouw. Geleidelijk ben ik de waarde, het nut en de kansen gaan inzien die deze vereniging biedt. Aangezien ik volgens mijn planning pas in februari wil beginnen met afstuderen lijkt mij dit een uitgelezen kans om dit collegejaar gedeeltelijk in te vullen met een bestuursjaar bij VIA. Ik hoop dit jaar dan ook te benutten om mezelf verder te ontplooien en te ontwikkelen. Naast het voorzitterschap zal ik eveneens het commissariaat van Public Relations bekleden. Eén van de belangrijkste speerpunten die we ons zelf hebben gesteld is het bereiken van een hoger participatie percentage voor VIA binnen de master Urban Design & Planning. Schroom daarom vooral niet om mij aan te spreken mocht je ergens mee zitten waarmee VIA je van dienst kan zijn of omgekeerd. Ik hoop er met jullie allemaal een ontzettend leuk en educatief jaar van te maken!
6
Jan Tatoušek – Secretaris & Commissaris activiteiten Mijn naam is Jan Tatoušek en ik ben momenteel bezig met mijn eerste jaar van de masterrichting Architecture. Naast de opleiding reis ik veel door Nederland, waarbij ik probeer om alle mooie gebouwen, steden en landschappen op de foto te zetten. Ondanks mijn keuze om architectuur te studeren heb ik nog altijd een grote interesse in stedebouw, infrastructuur en cartografie. Dit was voor mij een van de redenen om een bestuursjaar bij VIA te doen. De andere reden is dat ik het afgelopen jaar al lid ben geweest van de activiteitencommissie bij VIA. Dit jaar zal ik mijn werk in de activiteitencommissie voortzetten, dit keer als commissaris. Daarnaast ben ik ook secretaris van VIA. Wat ik voor mezelf uit dit bestuursjaar wil halen is vooral het versterken van de waardevolle contacten met docenten en het bedrijfsleven. Tevens zie ik het als een kans om allerlei (organisatorische) vaardigheden te ontwikkelen. En wat zal mijn werk voor jullie betekenen? Als secretaris zal ik de communicatie onderhouden en jullie op de hoogte houden van belangrijke ontwikkelingen binnen VIA. Als commissaris activiteiten hoop ik jullie veel leerzame en gezellige activiteiten te kunnen bieden. Een voorproefje op de geplande activiteiten van VIA vind je in de rubriek van de Activiteitencommissie.
viaVIA
v.l.n.r. Mediha El-Kebir, Bert de Groot, Jan Tatoušek.
Mediha El-Kebir - Penningmeester & Commissaris onderwijs Mijn naam is Mediha en ik ben 22 jaar oud. Mijn hobby’s zijn lezen, tv-series en films kijken, reizen en fotograferen. Ik zit nu in het 1e jaar van de master Architecture, Building and Planning met als mastertrack Urban, Design and Planning.
servaringsperiode (BEP). Voor beiden geldt dat ik het contact met medestudenten in alle fasen van de studie wil onderhouden om voor een zo transparant mogelijke beeldvorming te zorgen. Ik kijk erg uit naar het komende jaar en weet zeker dat het 22e bestuur er een geslaagd jaar van zal maken! //
Tijdens mijn 3e jaar van de Bachelor Bouwkunde heb ik de externe minor Educatie en Communicatie met als richting wiskunde gevolgd. Ik heb veel geleerd tijdens deze minor en ben van plan de bijbehorende master Science, Education and Communication te volgen. Vanwege mijn interesse voor het onderwijs heb ik ervoor gekozen om de rol van Commissaris Onderwijs op mij te nemen binnen het 22e bestuur van VIA. Daarnaast ben ik Penningmeester, een keuze die overigens niets met mijn interesse voor wiskunde te maken heeft. Vooral binnen het onderwijs wil ik dit jaar veel bereiken. Ik wil de kwaliteit van het onderwijs in de gaten houden en waar nodig verbeteren/aanscherpen. Hierbij ontvang ik graag input van alle studenten uit iedere fase van de studie. Op deze manier wil ik geïnformeerd blijven over verbeter- dan wel ontwikkelpunten met betrekking tot de stedebouwvakken en -projecten. Stuur me daarom gerust een mail als je hier iets over te melden hebt! In het jaar 2015 staan ons grote veranderingen te wachten, namelijk de TU/e Graduate School en de Beroep-
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
7
Universiteitsnieuws
Activiteitencommissie Een nieuw jaar met een nieuwe commissie, welke nu al druk bezig is met het organiseren van de eerste vakinhoudelijke en natuurlijk ook gezelligheids activiteiten. Houd dus de website en Facebook-pagina goed in de gaten voor meer informatie en om je aan te melden voor alle komende activiteiten! // MeerDaagse Excursie commissie Dit collegejaar heeft VIA de ambitie om een MeerDaagse Excursie te organiseren naar een stedebouwkundig interessante locatie binnen Europa! Wil jij helpen bij het organiseren van deze leuke en educatieve excursie? Stuur dan een mail naar:
[email protected] //
Onderwijscommissie In 2015 staan ons vele veranderingen te wachten. Zo wordt op 1 januari 2015 de Beroeps Ervaring Periode (BEP) ingevoerd en in september zal het Master onderwijs in de vorm van de Graduate School van start gaan. Voor zowel de BEP als Graduate School geldt dat nog niet alle veranderingen vast staan, voor verdere vragen of om op de hoogte gehouden te worden kan altijd gemaild worden naar de Commissaris onderwijs (
[email protected]). Hieronder zal voor beiden een korte toelichting gegeven worden.
PR-commissie Weken van voorbereiding zijn er aan vooraf gegaan, maar voor u ligt dan eindelijk de allernieuwste edite van ons verenigingsmagazine: de viaVIA! Ook deze keer hebben wij weer ons best gedaan om een interessant onderwerp binnen de stedebouw aan te snijden. Als laatste: alle commissieleden bedankt voor jullie inzet het afgelopen jaar! Zonder jullie was het niet gelukt om weer een gloednieuwe editie van het magazine uit te geven. //
De Graduate School bestaat uit 15 Graduate Programs, die allemaal gericht zijn op één specifiek onderzoeksdomein. Een Graduate Program bevat één of meerdere masteropleidingen, met daarnaast mogelijkheden om binnen datzelfde domein een technologische ontwerpersopleiding of promotietraject te volgen. Voor de master Architecture, Building and Planning betekent het dat er vier units komen, welke worden verdeeld onder de verschillende tracks. Wanneer vast staat hoe de units zullen heten en welke tracks gevolgd kunnen worden, zal dit op de VIA website gemeld worden. Vanaf 1 januari 2015 is het verplicht om na het afronden van de masteropleiding eerst 2 jaar beroepservaring op te doen voordat je ingeschreven kan worden in het architectenregister en dus de titel architect mag voeren. Dit geldt ook voor de titel stedenbouwkundige, tuin. Aan deze Beroeps Ervaring Periode zit, op moment van schrijven, nog een hoog prijskaartje verbonden en niet alle details staan vast. Op de site van het architectenregister kan je de laatste informatie vinden. //
8
Interview met
Lijkt het je leuk om actief bij het onderwijs betrokken te zijn, een vakinhoudelijke activiteit te organiseren, te schrijven of interviewen voor dit magazine, of wil je gewoon meer in contact komen met studiegenoten? Meld je dan aan bij VIA en kom bij één van de commissies! We zijn te vinden op vloer 5 of mail ons op
[email protected] //
viaVIA
Groeten uit...
Genius Loci – Studievereniging der Landschapsarchitectuur & Ruimtelijke Planning (Wageningen)
POLIS - Platform for Urbanism (Delft)
Wageningen wordt vaak gezien als een klein studentenstadje, ergens in Gelderland, waar alleen maar hippies lopen die over alles anders denken en de hele dag stoned zijn. Nu zijn deze hippies wel te vinden in Wageningen, maar het merendeel van de studenten hier is toch echt een gemiddelde student zoals je die door heel Nederland vindt.
During the 2014 Urbanism Week organized by Polis at the faculty of Architecture in Delft, different notions of scale were discussed. As addressed by speakers during the week, on each scale designers have an influence on the living environment of people. This goes from the influence on the quality of the Dutch landscape, which is getting more fragmented as mentioned by Eric Luiten, up to the influence on the use of public space through participatory design processes as used by L’Escaut Architects.
Leefstijlen beïnvloeden niet alleen het sociale leven in een gemeenschap, maar ook het stereotype beeld dat de maatschappij van een gemeenschap heeft. Het is altijd gevaarlijk om, zoals het VPRO programma ´De Hokjesman´ doet, in hokjes en stereotypen te denken. Het lijkt haast onwaarschijnlijk dat we nooit meer vooroordelen zullen hebben. Vanuit de landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning worden leefstijlen niet als zozeer benaderd en meegenomen in het ontwerpproces. Deze disciplines leven echter wel mee in de waan van de dag en varen mee met de huidige opvattingen over landgebruik en inrichting. Het is daarom niet onoverkomelijk om leefstijlen te koppelen aan de sociale en maatschappelijke fase waarin een land zit. Op dit moment spelen de thema’s ‘governance’ en ‘bottom-up’ als het gaat om de inrichting en het ontwerp van het landschap. Vragen uit de maatschappij worden steeds vaker opgelost dóór de maatschappij, zonder of met beperkte inbreng van de overheid. Dit kan worden gezien als de hedendaagse leefstijl binnen ons vakgebied. Het is de taak van ons, de toekomstige landinrichters, om op de hoogte te blijven de leefstijlen in de maatschappij en deze te benutten bij het oplossen van ruimtelijke vraagstukken. Dat is zeker geen gemakkelijke opgave, maar toch een zeer uitdagende opgave waar wij met z’n allen voor staan. Bart Steman Secretaris Genius Loci //
On the other hand, different scales, like the geographical and political scale, influence the possibilities and realisation of the design solutions of urban designers. Floris Alkemade addressed this issue in his lecture on the ‘BrabantStad’ research by his office, in which he stated that the different design solutions will not be realised due to different factors such as the many stakeholders who all have their own ambitions. This shows the current work field is slowly changing due to a new way of thinking, the complexity of projects and the different stakeholders which are getting involved in each project. Although seen as a problem in some projects, working together and combining forces on different scales and disciplines, is seen as one of the solutions for this issue. Sybrand Tjallingii mentioned the above during his lecture about ecosystem flows and processes in the urban environment. Whereas Changfang Luo’s workshop about the different stakeholders in a design process addressed the notion for new design processes. We as designers live in an era where we have to think and work differently on all the different scales. This creates opportunities to redefine the profession and to make it work for both the current and future generations. To do so we have to concentrate on all the different scales and work together with other disciplines, how difficult this might be. Eva van Rijen Voorzitter POLIS //
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
9
Review Wessel van Wijlick
Activiteit van het semester
BEDRIJFSBEZOEK BURO LUBBERS
Afgelopen april zijn we met een select groepje afgereisd naar Vught om hier een bezoek te brengen aan Buro Lubbers. Al jaren is dit bedrijf onze hoofdsponsor en dit was een mooie gelegenheid om kennis te maken met de werkzaamheden binnen een stedenbouwkundig bureau. De interactieve dag begon met een lezing,
‘Buro Lubbers is een ontwerpbureau voor landschapsarchitectuur, stedenbouw en inrichting van de openbare ruimte. Sinds 1993 ontwerpt het bureau projecten op elk schaalniveau, voor zowel publieke als private opdrachtgevers. De kenmerken van het bureau zijn: een multidisciplinaire aanpak, een vernieuwend vakmanschap, een scherpe analyse, een stoere en poëtische vormentaal en een kritisch oog voor detaillering. Een enthousiast team verzorgt een totaalproduct van onderzoek tot onderhoud’. (Bron: Buro Lubbers) Een gevarieerde groep enthousiaste VIA-leden is vroeg in de ochtend afgereisd naar Vught, wat nog een hele onderneming was in verband met de werkzaamheden aan het spoor. Na een kleine vertraging en wandeltocht langs de prachtige Isabellakazerne vonden we het bureau in een van de authentieke gebouwen op het omsloten terrein. Het voormalige vestingwerk is goed bewaard gebleven en is op zoek naar een nieuwe bestemming. Een creatieve kijk en initiatieven van onderop kunnen deze plek weer een toekomst geven.
gevolgd door een lunch en een case study over het kazerneterrein in Vught.
10
Via een smalle trap bereikten we de zolder van dit prachtige oude gebouw waar zich de werk- en vergaderruimte bevond. Het daglicht was afkomstig uit een groot luik dat volledig opengezet kan worden, waardoor je het gevoel had buiten aan het werk te zijn. Dit gaf ons meteen inspiratie en een goed
viaVIA
De deelnemers tijdens de lunch.
gevoel om in het ochtendzonnetje te mogen werken. Tijdens de inleidende presentatie zijn een aantal afgeronde en lopende projecten toegelicht. De parken op het dak van ‘Anton’ en ‘Gerard’, twee voormalige Philips industriegebouwen op Strijp S, is een van hun projecten. De creatieve buurt in Eindhoven biedt ruimte aan de meest uiteenlopende ideeën. De onbenutte ruimtes op de daken worden nu benut als groene verblijfs- en gebruiksplekken met ieder hun eigen identiteit. Zonder dat het zichtbaar is vanaf het maaiveld kun je op de daken wandelen door een berkenbos of vlindertuin. Ook is er ruimte voor leesplekken met het beste uitzicht op de binnenstad van Eindhoven. Een oase van rust waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en een eigen intieme sfeer creëren op 34m hoogte.
foto’s, schetsen en wat andere hulpmiddelen van Buro Lubbers zelf, werden presentaties gemaakt en voor de medewerkers van het bureau gepresenteerd. Als afsluiting kreeg elke groep nuttige feedback die later goed van pas kan komen. Iedereen is met een goed gevoel weer naar huis gegaan, na deze leerzame praktijkdag. //
De case study ging over de Isabellakazerne zelf. Doordat de toekomst onzeker is en het terrein geen langdurige bestemming kent, werd het tijd dat toekomstige stedebouwers een visie voor het terrein zouden ontwikkelen. Erg interessant was de aanpak van de analyse, de groep werd opgedeeld in kleinere groepjes die ieder één bepaald aspect gingen analyseren. Zo ontstonden er gerichte visies voor bijvoorbeeld de ontsluiting, het parkeren en groen. Eén voor één gingen de verschillende groepen het veld in om ter plekke een ruimtelijke analyse uit te voeren. Aan de hand van
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
11
Van de activiteitencommissie
Interview met Jan Tatoušek
Het collegejaar 2014-2015 is inmiddels alweer even van start gegaan. Het voornaamste doel van de activiteitencommissie is om dit jaar de reeks inspirerende, leerzame en gezellige activiteiten voort te zetten. Hier vind je alvast een voorproefje op wat er voor
Casino-avond
komend jaar zoal op de planning staat!
Kennismaking Het begin van het collegejaar staat in het teken van kennismaking. In de tweede week van dit collegejaar is er een fietstocht voor de internationale studenten verzorgd, om hen kennis te laten maken met de historische ontwikkeling, stedebouw en architectuur van de stad Eindhoven. Zo zijn er stedebouwkundige hoogtepunten bezocht, waaronder de experimentele bloemkoolwijk Geestenberg en de herbestemming van Strijp S en Strijp R. Om de VIA studentleden kennis te laten maken met het nieuwe bestuur werd er in de eerste week van oktober door een enthousiaste groep studenten, en natuurlijk het nieuwe bestuur, deelgenomen aan de PubQuiz in een gezellig café in het centrum van Eindhoven. Excursies Nog voordat de winter aanvangt, zal de eerste grote excursie plaatsvinden: de Stedebouwtour naar Leidsche Rijn te Utrecht, de grootste nieuwbouwlocatie van Nederland! De ambitieuze plannen voor duizenden woningen, een groots stadsdeelcentrum en een stadspark ter grootte van de Utrechtse binnenstad maken Leidsche Rijn tot een mustsee locatie voor alle stedebouwers. Het doel van deze dagexcursie is vooral om bachelorstudenten, die wellicht een moeilijke keuze voor een masterrichting voor zich
12
hebben, kennis te laten maken met stedebouw. Uiteraard is deze excursie niet alleen voor bachelorstudenten; iedereen is van harte welkom om deel te nemen. In het voorjaar van 2015 reizen we nog iets verder. Dan wilt VIA namelijk een uitgebreide meerdaagse excursie naar een Europese stad organiseren. Denk daarbij aan een verblijf van 5 tot 6 dagen in een stedebouwkundig interessante stad of regio. Alle opties staan nog open, dus suggesties en wensen zijn meer dan welkom! Workshops en lezingen Zoals ieder jaar zullen er ook workshops en lezingen plaatsvinden. De workshops, waarin bepaalde vaardigheden van studenten kunnen worden ontplooid, zijn in het afgelopen jaar succesvol gebleken; bijvoorbeeld de portfolioworkshop en de workshop cartografie van bureau MUST. Daarom zullen we ook komend jaar op zoek gaan naar inspirerende nieuwe ideeën voor workshops. We hebben ook als doel om minstens één lezingenavond te organiseren, met drie sprekers die hun waardevolle kennis van een specifiek stedebouwkundig thema aan de studenten willen overdragen. Dit zal ook aangevuld worden met korte lunchlezingen in de trappenzaal van Vertigo.
viaVIA
In het tweede semester van 2013-2014 zijn er door de activiteitencommissie nog een aantal gezelligheidsactiviteiten georganiseerd. Casino-avond In mei is er een gezelschapsactiviteit geweest waarin VIA werd omgetoverd tot VIA Las Vegas. Geheel in stijl is er gezellig blackjack en roulette gespeeld met op de achtergrond muziek van James Brown en de virtuele openhaard. Afsluitende barbecue
Doe gezellig mee! Iedereen moet af en toe even uitrusten van de studiedrukte. En natuurlijk zal de activiteitencommissie van VIA komend jaar behalve studiegerelateerde activiteiten ook aanvullende gezelligheidsactiviteiten organiseren. De maandelijkse VIA-lunch biedt de mogelijkheid om andere stedebouwstudenten te leren kennen en met anderen bij te praten. Daarnaast staan gezellige activiteiten zoals een bowlingavond, casinoavond en sinterklaasavond op de planning.
Afsluitende barbecue Ter afsluiting van het collegejaar 2013-2014 is er weer de traditionele barbecue op de laatste vrijdag van het jaar georganiseerd. De weergoden hielden het spannend aan het begin van de dag, maar gelukkig hebben we het droog gehouden op deze later zonnige zomerdag. Veel VIA-leden waren hierbij aanwezig en daarnaast smaakte het eten ook nog eens uitstekend! Onder het genot van een borrel is er teruggeblikt op een mooi collegejaar en zijn de vakantieplannen gedeeld. //
Uiteraard zal de hele activiteitencommissie zijn best doen om zoveel mogelijk leuke activiteiten te organiseren die een brede doelgroep aanspreken, inspireren en verrijken. Maar wij hebben ook een belangrijk verzoek aan jullie, (stedebouw) studenten, doe gewoon gezellig mee met onze activiteiten! Je deelname is onmisbaar om er een extra gezellig en extra leerzaam jaar van te kunnen maken. Tot kijk bij de VIActiviteiten in het jaar 2014-2015! //
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
13
Advertentie
Advertentie
14
viaVIA
Jaren van verandering
Er verschijnt momenteel nogal wat ‘terugkijkliteratuur’. Hoe zag de twintigste eeuw eruit? Annegreet van Bergen schreef ‘Gouden jaren’ en Han van der Horst ‘De mooiste jaren van Nederland, 1950 – 2000’. Hoe het loonzakje veranderde in een digitale bankrekening, hoe kinderen werden verwekt in een opklapbed…, dit soort onderwerpen. Het verschijnen van dit soort boeken zal te maken hebben met de eeuwwisseling, per definitie al een axiaal moment, maar nu ook nog het einde van het tijdperk van modernisme en industrialisme. In Eindhoven werd dat in de jaren tachtig aangekondigd door de operatie Centurion, de ingrijpende herstructurering van Philips. De mechanisatie van het leven was wel geslaagd, maar ook te ver doorgeschoten. De illusie van het industrialisme, de calculeerbaarheid en maakbaarheid van de samenleving, vervloog. Bij de eeuwwisseling kijken we terug. Waar komen we vandaan? En we kijken vooruit. Maar de contouren van een nieuwe toekomst zijn nog vaag. Zoals de opkomende mechanisatie eind negentiende eeuw een nostalgische tegenhanger kreeg in heimwee naar de organische gemeenschap, naar ambacht en handwerk, is dat nu creativiteit en design. Waren die er dan niet in de twintigste eeuw? Jawel, maar ingebed in een idee van vooruitgang gebaseerd op industriële ontwikkeling. Het uitvinden was in dat kader de innoverende kracht, die ontwerpen werd genoemd. Ivan Illich voorspelde al: met het einde van de moderniteit, verliest ook het ontwerpen haar betekenis. Zijn we met lege handen komen te staan? De eeuwwisseling maakt duidelijk dat er verschillende werelden zijn. De oude wereld verliest haar glans, we staan op een drempel van een nieuwe, nog te ontdekken wereld. Een wereld waarin ook de oudere generatie - die nu vooral terugkijkt?- zijn weg moet vinden. Die generatie, langere of kortere tijd opgegroeid in de twintigste eeuw, wordt wel de ‘techniekgeneratie’ genoemd. Want hun leven werd bepaald door de technische ontwikkeling. Om met die technische wereld om te gaan, oriënteerden zij zich met gebruiksaanwijzingen en handleidigen. Hoe werkt het? Hoe moet ik iets bedienen? Dat klinkt nu hopeloos ouderwets. Met zo’n ICT-ding moet je gewoon aan de gang gaan en maar wat proberen, het werkt vanzelf (of niet).
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
Column Kees Doevendans
Het bed van de twinstigste eeuw wordt opgeschud. Ook op de TU/e. In Bachelor College en Graduate School ontvouwt zich een nieuwe onderwijswereld, waarin korte metten wordt gemaakt met geïnstitutionaliseerde disciplines, die vorige eeuw bepalend waren voor faculteiten en opleidingen. Er zal een ander kennisconcept ontstaan, niet alleen meer het naturalistische Verlichtingideaal. Dat zal niet verdwijnen, maar wel worden aangevuld met nieuwe vormen van sociaalconstructieve netwerkkennis. Architectuur en stedenbouw zullen het nog moeilijk gaan krijgen om in deze wereld te overleven. En dit is allemaal inleiding om te verwijzen naar een nieuwe uitgave in de reeks ‘terugkijkliteratuur’, namelijk het pas verschenen boek van Han Lörzing onder de titel ‘Jaren van verandering’. Han was lange tijd docent bij de afstudeerrichting Stedenbouw. Hij was landschapsontwerper en viel op door zijn encyclopedische kennis en welbespraaktheid. Het maakte hem een uitstekende docent, met een nadrukkelijk eigen kijk op de dingen. Deze competenties (modieus woord dat in de onderwijswereld van de vorige eeuw niet werd gebruikt) vormen de basis voor zijn terugkijkboek, een dikke pil van 543 bladzijden. Han begint na de oorlog. De hoofdstukindeling gaat uit van bepaalde jaren, elk hoofdstuk beschrijft een ingrijpende, in dat jaar in gang gezette gebeurtenis. Gezien de achtergrond van Han is duidelijk dat veel veranderingen te maken hebben met onze gebouwde omgeving. Enkele onderwerpen: 1946, de Stichting Goed Wonen; 1953, de Lijnbaan als icoon van de Wederopbouw; 1968, de eerste metro in Rotterdam; 1974, het Cityplan Eindhoven en het einde van de grootschalige stedenbouw. Voor studenten die (terecht!) de ‘terugkijkliteratuur’ niet af zullen doen als nostalgie, is dit boek verplichte kost. Ook al omdat de grote feitelijke kennis wordt gekoppeld aan een genoeglijke schrijfstijl. En natuurlijk zijn er tussendoor vrolijke onderwerpen, zoals de eerste McDrive, de eerste homohuwelijken en in 2011: het laatste postkantoor dat zijn deuren sloot. //
15
Themakatern
LEEFSTIJLEN
1616
Thema: Leefstijlen viaVIA
De jongere generatie zal het begrip ‘leefstijlen’ waarschijnlijk niet zoveel zeggen. Leefstijlen waren vlak na de eeuwenwisseling opeens volop in beeld, maar zijn nu grotendeels uit beeld verdwenen. In deze themakatern gaan we dieper in op het begrip ‘leefstijlen’, wat hielden leefstijlen vlak na de eeuwenwisseling in? Waarom zien we leefstijlen nauwelijks meer terug in hun originele vorm? En hoe zijn leefstijlen door de jaren heen in een modern jasje gestoken? Het eerste artikel verteld ons wat het begrip ‘leefstijlen’ inhoudt, als we kijken naar woonwensen en -gedrag van verschillende bevolkingsgroepen. We zullen zien welke problemen deze benadering opleverde en de relevantie van het begrip ‘leefstijlen’ voor de hedendaagse stedebouw. Na het stellen van een begrippenkader, wordt in een column de toepassing van leefstijlen in de praktijk aan de orde gesteld. Hoe gaat een bureau vandaag de dag om met leefstijlen? De hierop volgende artikelen zullen ieder, aan de hand van voorbeelden, een relevant topic binnen de stedebouw tonen in combinatie met leefstijlen. De PR commissie wenst u veel leesplezier toe! //
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
1717
Een achtergrond op het thema: leefstijlen in een nieuw perspectief
Andrea Snijders
DE ACHTERHAALDE LEEFSTIJL? Leefstijlen. Een begrip dat de toekomst van management, marketing en ontwerp zou bepalen. Nu, zo’n 10 jaar na de opkomst ervan, is het grotendeels van de radar verdwenen. Welke factoren droegen aanvankelijk bij aan de opkomst van de leefstijl-benadering, maar zijn ook verantwoordelijk voor de ondergang van het principe? Hoe werkte deze benadering en schuilt er nog bruikbaarheid achter die ons nu kan helpen de consument, de klant en de eindgebruiker te begrijpen? Het begrip ‘leefstijl’ kwam in het nieuwe millennium in de spotlight te staan. Het, toen nog in deze vorm bestaande, Ministerie van VROM stelde in 2000: ”Door de grotere verscheidenheid in leefstijl en gedragspatronen groeit ook de variatie in de vraag naar woningen en woonomgevingen” (Nota Mensen Wensen Wonen, 2000). De theorie van leefstijlen als een methode om consumenten in categorieën te verdelen leek het antwoord op problemen gerelateerd aan de individualisering van de samenleving.
artikel zal kijken naar de leefstijl benadering omtrent woongedrag en woonwensen van verschillende groepen mensen. In dit artikel wordt gekeken naar de theorie zoals opgesteld door Woonbron. Deze benadering is in de praktijk van de woonomgeving toegepast door diverse woningcorporaties (waaronder Ymere, Vestia, Woonbron en Woonbedrijf). De benadering bekijkt de consument/gebruiker over twee assen: extravert versus introvert en ego-georiënteerd versus groepgeoriënteerd. Uit deze benadering komen vier basisleefstijlen naar voren, welke worden getoond in figuur 1.
Het begrip Een leefstijl kan worden omschreven als waarneembaar gedrag in de vorm van voorkeuren en smaken zoals mensen die ontwikkelen en etaleren. Dit gedrag kan zich op veel verschillende aspecten van het leven richten. Hierdoor zijn er verschillende theorieën rond leefstijlen ontwikkeld. Er zijn theorieën die zich focussen op leisure, op sociaal emotionele vaardigheden, leefstijlen toegespitst op leeftijdscategorieën en veel meer. Dit
Rode residenten: vitaliteit en vrijheid Deze mensen zijn extravert en ego-georiënteerd. Deze groep woont graag tussen mensen van verschillende achtergronden (in cultuur, opleidingsniveau etc.). Vrijheid en onafhankelijkheid zijn erg belangrijk voor deze mensen. Dit betekent dat deze mensen geen probleem hebben met het wonen in wijken waar huur- en koopwoningen in verschillende prijsklassen naast elkaar staan. Deze mensen vinden hoog stedelijke gebieden
1818
Leefstijlen en ruimtelijkheid De diverse leefstijlen kunnen gekoppeld worden aan woonwensen. Deze wensen worden bepaald door de voorkeuren van mensen als het gaat om o.a. contact met de buurt, stedelijkheid, groen en voorzieningenniveau.
Thema: Leefstijlen viaVIA
Extravert Vitaliteit en vrijheid
Harmonie en betrokkenheid
Divers wonen: mensen uit verschillende lagen van bevolking en uit verschillende culturen Bemoeien zich weinig met elkaar Nadruk op vrijheid en onafhankelijkheid Er is meer dan alleen werk, het gezin of de buurt
Hechten veel waarde aan contact met de buurt Open instelling en betrokkenheid Bereid om andere te helpen Ontspannen en gezellige levendigheid
Ego
Groep Geborgenheid en zekerheid
Ambitie en controle Geen behoefte aan veel doen met de buurt Houden graag touwtjes in eigen handen Rust, netheid en veiligheid Wonen liefst tussen ‘gelijkgestemde’
Figuur 1 - De verschillende leefstijlen.
Introvert
aantrekkelijk en hechten veel waarde aan authenticiteit. Geel en gezellig: harmonie en betrokkenheid De mensen in deze groep zijn extravert en groep georiënteerd. De contacten met de buurt zijn zeer belangrijk. Activiteiten in de buurt, gezelligheid en een ontspannen sfeer zijn van belang voor deze doelgroep. Deze groep is vaak terug te vinden in de buitenwijken van steden, waar er meer rust is en meer contact met de buren. Blauwe bewoners: ambitie en controle Voor mensen met een blauwe leefstijl is contact met de buurt van ondergeschikt belang. Rust, netheid en veiligheid staan centraal. Ze zijn meer op zichzelf en wonen graag tussen gelijkgestemden. Deze groep is vaak terug te vinden in het stedelijke gebied met een hoog voorzieningenniveau. Groen en geborgenheid: zekerheid en rust Deze mensen bevinden zich graag in een select gezelschap van vrienden en familie. Met dit gezelschap hebben ze intensief contact en ondernemen ze graag activiteiten samen . Ze gaan voor comfort en rust, in de buitenwijk of buiten de stad. Ze hebben geen behoefte aan grootstedelijkheid, maar hechten meer waarde aan ‘de eigen plek’.
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
Rustig leven Bewegen in kleine kring met intensieve contacten Doen graag dingen met mensen die ze goed kennen
De problematiek Leefstijlen werden gezien als een nieuwe manier van marktonderzoek. Niet geslacht, leeftijd of levensfase werden gezien als belangrijke factoren bij het kiezen van een woning en woonomgeving, maar gedrag en onderliggende waarden. Hoewel hier wat voor te zeggen valt, is er toch veel kritiek geuit op het concept van de leefstijl. Het eerste probleem wat ‘de leefstijl’ tegenkomt is het gebrek aan een eenduidige definitie. Wat valt wel, en wat valt niet onder een leefstijl? Zo vallen attitudes er vaak wel onder, maar vaak ook niet. De categorisering die hierboven is gemaakt is een veelgebruikte, maar zeker niet de enige die er bestaat. Binnen de benadering van leefstijlen zijn veel andere abstracte begrippen van belang zoals ‘attitude’ en ‘preferenties’. Zowel de definiëring als het belang van deze begrippen zorgt voor verdeeldheid. Waar sommige beweren dat de attitude of gedraging de belangrijkste afspiegelingen zijn van wat mensen vinden, schrijven anderen dit toe aan de preferenties die mensen hebben. Welke van deze twee begrippen speelt de belangrijkste rol in iemands leefstijl? Hoogst waarschijnlijk wordt de leefstijl van mensen bepaald door een combinatie van deze twee factoren, maar een eenduidige theorie is hier (nog) niet voor ontwikkeld. Een ander probleem omtrent de theorie wordt gecreëerd door de vraag naar wie wordt gekeken bij de bepaling van een leefstijl. Is dat het individu, het huishouden of een sociale groep.
1919
Figuur 2 - De nieuwe leefstijl; gezondheid, digitalisering, recreatie en duurzaamheid?
Er zijn veel voorbeelden te bedenken waarin de verschillende leden van één huishouden niet dezelfde leefstijl hebben. In hoeverre is het dan een toevoeging om te kijken naar de relatie tussen leefstijlen en keuze van de woonomgeving? Er zijn nog meer bezwaren te bedenken met betrekking tot leefstijlen, maar een laatste punt dat hier wordt beandrukt is de relatie tussen de leefstijl en woonomgeving. In hoeverre is iemands leefstijl bepalend voor zijn keuze van een woning of gebied? Behalve leefstijl zijn er immers ook veel andere aspecten die iemands keuze beïnvloeden bijvoorbeeld inkomensklasse, de locatie van familie en vrienden, de woonwensen van partners en kinderen, de beschikbaarheid van woningen in een bepaalde buurt, nabijheid van groen en recreatie, nationalistische gevoelens en ga zo maar door. Relevantie; leefstijlen in de stedebouw Er zijn dus genoeg tegenargumenten te bedenken als het gaat om het gebruik van leefstijlen in doelgroep definiëring. Veel tegenargumenten gaan ervan uit dat een ‘leefstijl’ een vast omkaderd aspect is, wat duidelijk geldt voor een persoon of groep. Maar wat blijft er van de tegenargumenten over als we kijken naar de leefstijl in een andere context? Leefstijl kan ook maatschappelijke veranderingen in kaart brengen, en daarmee kijken naar de verschuivingen in het algemene gedrag van mensen. Als voorbeeld kunnen we de digitalisering van de samen-
2020
leving nemen. Deze trend is ongeveer twee decennia geleden ingezet en zorgt voor verandering in de attitude (gebruik van smartphones en social-media) en de preferenties (altijd bereikbaar zijn) van mensen. In de definiëring van leefstijl hebben we gezien dat deze twee pijlers samen de ‘leefstijl’ mede bepalen. Hetzelfde geldt voor trends als individualisering, internationalisering en milieuproblematiek; al deze aspecten beïnvloeden niet alleen ons gedrag maar ook onze wensen. Wat gebeurt er als we een leefstijl niet meer zien als een categorisering van mensen in bepaalde groepen, maar als een concept waaronder we veranderingen in menselijk gedrag en wensen kunnen waarnemen? Dan wordt het opeens weer een actuele en bruikbare tool voor ontwerpers van de openbare ruimte om de wensen en eisen van de veranderende gebruiker te bepalen. Deze andere definiëring van het begrip leefstijl zal verder in deze viaVIA worden bekeken met aandacht voor onderwerpen als verkeerskundig ontwerpen en recreatie. // Meer weten over dit onderwerp? Bent u rood, geel, groen of blauw? Wilt u weten welke leefstijl u heeft? Doe dan de nationale woontest op: www.denationalewoontest.nl * De bronnenlijst bij dit artikel kan opgevraagd worden bij de auteur, Andrea Snijders.
Thema: Leefstijlen viaVIA
Een goed plan vraagt meer dan afstemming op leefstijl
Hoe willen mensen wonen? Een belangrijke vraag voor overheden, corporaties, ontwikkelaars én ontwerpers. Naast de doelgroepenbenadering worden woonwensen tegenwoordig ook gebaseerd op leefstijlen. Deze leefstijlstrategie onderscheidt groepen mensen op basis van hun sociale en culturele interesses, voorkeuren en waarden. En zo werden de stadsecologen, de urban professionals, de buitenwijkers, de wooneconomen en de dromers geboren. Hun levensstijl bepaalt hoe zij ruimte beleven en gebruiken. Weten wij wie zij zijn, dan kunnen we een woonomgeving ontwerpen die aansluit op hun wensen. Er bestaat veel kritiek op leefstijl als differentiatiemethode in de ruimtelijke ordening. Kritiek die wij tot op zekere hoogte delen. Onze voornaamste zorg is het hokjes denken dat er ten grondslag aan lijkt te liggen. Montaigne schreef in de zestiende eeuw dat je “evenveel verschil zal vinden tussen ons en onszelf als tussen ons en de ander”. Identiteit is geen vaststaand begrip, het is meervoudig en voortdurend in ontwikkeling. We houden tegelijkertijd van het drukke stadse leven en van de stilte in het groen. Als onze identiteit wisselt, dan geldt dat zeker voor leefstijlen die modes en trends weerspiegelen. De urban hipster met zijn bun die luistert naar Spotify draagt morgen een fair trade wollen muts, teelt zijn eigen biologische groenten en draait vinyl. Als identiteit heterogeen is en leefstijlen snel veranderen, hoe kunnen we dan hierop gebaseerde woonwensen vertalen in een specifiek woonmilieu, bovendien duurzaam ontwikkeld voor de lange termijn? Ruimtelijke ordening louter op basis van flexibele leefstijlen kent dus beperkingen. Aan de andere kant van het spectrum tekent zich een alternatief af voor het hokjesdenken: keuzevrijheid van het individu. De maakbaarheidsgedachte sneuvelde al eerder en inmiddels is de burger aan zet in de participatiemaatschappij, dus laat de mensen maar hun eigen droomhuis bouwen. “Waar duizend mensen bouwen, zullen duizend v erschillende woningen verschijnen”, aldus Adri Duivesteijn over het Homeruskwartier. De grote diversiteit aan woningen ontwikkeld onder particulier opdrachtgeverschap onderstreept hier inderdaad een pluriformiteit aan leefstijlen. Hoewel zelfbeschikking van de woonconsument een groot goed is, is zelfbouw niet voor iedereen weggelegd. Er zijn bevolkingsgroepen die om allerlei redenen hun eigen woonplek niet willen of kunnen bouwen.
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
Column Kim Thehu, namens Buro Lubbers
Wat betekenen leefstijlen in de praktijk bij Buro Lubbers? In ons ambacht werken we voor mensen, dus het is vanzelfsprekend dat we rekening houden met hun specifieke woonwensen. Dat doen we niet door hun leefstijl één op één te vertalen in ruimtelijke modellen. Ook is het wilde wonen niet in alle omstandigheden de beste oplossing om tegemoet te komen aan verschillende woonwensen. Wat we wel doen, is leefstijlen en woonwensen slim combineren met andere factoren die een belangrijke stempel drukken op stedenbouw, architectuur en terreininrichting. Immers, ook de ruimtelijke eigenschappen van een plangebied bepalen het woonmilieu evenals de marktomstandigheden, beschikbare budgeten en niet te vergeten het programma. Al deze parameters worden zorgvuldig op elkaar gestemd zodat een logisch plan ontstaat, uniek voor de plek. Achteraf lijkt het wellicht dat een wijk speciaal is ontworpen voor die ene leefstijl, maar in het proces spelen zeker ook andere randvoorwaarden een rol. Strijp R en S (Eindhoven) ter illustratie. Waar op Strijp S vooral creatieve stedelingen wonen én werken in flexibele studio’s, wonen op Strijp R kenniswerkers en bèta’s in gezinswoningen. Hoewel branding en conceptontwikkeling hebben bijgedragen aan het specifieke imago van S en R, vloeien beide imago’s ook logisch voort uit de karakteristieken van de plek. Het ruwe, industriële kwaliteit van S, hoog stedelijk en dicht bij het centrum, trekt pioniers aan, terwijl de nabijheid van het groene buitengebied op R juist gezinnen uit de Brainport aanspreekt. Zo is de profilering van beide woonmilieus bepaald door de ruimtelijke kwaliteit van de plek. R had nooit op S kunnen ontstaan en andersom. De ruimtelijke ontwerpen voor R en S zijn daarom ook anders. De heldere structuur op R en de eenduidige inrichting van de openbare ruimte geven de wijk samenhang waarin verschillende leefstijlen zich kunnen herkennen. Dat geldt ook voor de interne organisatie van de woning, die hier belangrijker is dan de status die de gevel uitstraalt. S is dynamischer en heeft ook een tijdelijk karakter. Woningen kunnen er in de toekomst worden samengevoegd, dakparken zijn ontworpen voor 15 jaar en de openbare ruimte is bestemd voor flexibel, meervoudig gebruik. De vraag is uiteindelijk in welke mate men zich wil spiegelen aan een sociale groep. Voor sommigen is dat belangrijk. Voor anderen is de plek doorslaggevend. Hebben de bewoners van R en S hun woonkeuze gebaseerd op de leefstijl van hun buren of hebben ze bewust gekozen voor die ene plek? Wij neigen naar het laatste. //
2121
‘Het consumptielandschap’
Simone Camp
MENSELIJKE BEHOEFTES ALS UITGANGSPUNT VOOR STEDEBOUW De bewoners van de westerse wereld krijgen het alsmaar drukker en stellen andere eisen aan hun leven dan enkele jaren geleden. We willen carrière maken, kinderen krijgen, contact onderhouden met vrienden en een gezond en duurzaam leven. Deze levensstijl vraagt om een nieuwe invulling van de woonomgeving. Door in te spelen op deze nieuwe wensen kunnen steden bestaande bewoners vasthouden en nieuwe bewoners aantrekken. Wat zijn deze wensen, wat houden ze precies in en wat betekend dit voor ons als stedebouwkundigen? De maakbare stad Nederland heeft na de tweede wereldoorlog een grote stedelijke groei doorgemaakt die werd veroorzaakt door een fors tekort aan woningen, kantoren en industriegebieden. Deze groei kenmerkte zich door haar strikte functiescheiding en top-down benadering. Het winkeltje op de hoek van de straat verdween en werd verplaatst naar een plek welke werd omringt door andere winkels, een kerk en een school. In de naoorlogse stadsplanning werd elk stukje grond bestempeld met een functie voor wonen, speelgroen, kijkgroen, parkeren, werken enzovoorts. Deze functiescheiding heeft geleidt tot monotone, saaie leefomgevingen met een gebrek aan levendigheid welke niet meer passen binnen de huidige leefstijlen. Ook op het gebied van landschaps- en groenstructuren heeft deze vorm van planning een grote invloed gehad op de relatie tussen stad en land. In de modernistische wijken werden de
2222
woonwijken radicaal over de bestaande landschapsstructuur heen gebouwd. In de jaren erna werd het landschap dusdanig gekoesterd waardoor ook hier de relatie tussen de woonwijk en het landschap ontbreekt. Een gemiste kans, aangezien er een groeiende behoefte is naar wonen in of dichtbij het landschap. Veranderingen in de samenleving Zoals in de inleiding omschreven is de westerse mens een persoon met een druk leven waarbij diversiteit en flexibiliteit een belangrijke rol spelen. Deze zorgen er namelijk voor dat men de tijd kan indelen op de manier zoals hij of zij dit wil. Denk hierbij aan flexibele werktijden, werken aan huis, ruimere openingstijden van winkels en een forse groei van sportvoorzieningen dichtbij huis waarbij men geen verplichtingen heeft. Denk hierbij aan fitnessen, hardlopen, wandelen en fietsen. Teamsporten zoals voetbal, volleybal en handbal zien een forse afname van het aantal leden, omdat men niet meer de verplichtingen wil hebben om op vaste tijdstippen te sporten. Naast de groeiende behoefte naar flexibiliteit en diversiteit heeft men een groeiende behoefte naar een gezond en duurzaam leven. Deze groeiende behoefte is ontstaan door schandalen en/ of problemen die de mens heeft ervaren in de afgelopen jaren. Denk hierbij aan voedselschandalen welke zijn ontstaan door de schaalvergroting in de landbouwsector, straten welke blank staan door de klimaatveranderingen en landschapsstructuren welke verdwijnen door verstedelijking of de schaalvergroting in de
Thema: Leefstijlen viaVIA
Het consumptielandschap
landbouw. Hierdoor maken steeds meer bewoners zich sterk voor een groene leefomgeving en eerlijk voedsel. Deze nieuwe behoeftes vragen om een nieuwe aanpak en invulling van de stadsontwikkeling. Een belangrijke vraag hierbij is op welke wijze de leefomgeving antwoord kan geven op de groeiende vraag naar flexibiliteit en de mogelijkheden tot wonen, recreëren en consumeren in het groen? ‘Het consumptielandschap’ Het meest voor de hand liggende antwoord op de bovenstaande vraag is het creëren van een multifunctionele leefomgeving, waarbij het (her)introduceren van landschapsstructuren in de bestaande woonomgeving het uitgangspunt is. Hierbij hebben de bewoners allerlei voorzieningen en sportmogelijkheden voor de deur, is er ruimte voor een groene leefomgeving en komt er een einde aan monotone ruimtes. De organisch gegroeide stad is echter niet te reproduceren dus moeten we op zoek naar nieuwe middelen. Dit betekend dat we op zoek moeten gaan naar de juiste balans tussen top-down en bottom-up planning. Het begrip ‘consumptielandschap’ is hierbij een interessant concept. Met het begrip consumptielandschap wordt gedoeld op een landschap(structuur) waarin ruimte is voor ontwikkelingen door bewoners, verenigingen en andere belanghebbende. Aangezien veel verschillende partijen in een consumptielandschap aanwezig zijn, dient een kader te worden
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
ontwikkeld waarbinnen deze partijen kunnen functioneren en een win-win situatie ontstaat voor de verschillende partijen. Aangezien het consumptielandschap intensief wordt gebruikt door de stedeling is het van belang dat de afstand tussen de stedeling en het landschap zo klein mogelijk is. Op deze manier kan het landschap al worden gebruikt voor een klein blokje om, wat groente te halen in de volkstuin of om even te sporten. Door middel van een raamwerk kunnen deze landschapsstructuren in een gebied worden teruggebracht of worden versterkt. Op deze manier ontstaat er een interessante aaneensluitende structuur waar men kan wonen, recreëren en consumeren en ontstaan er meer mogelijkheden voor ecologie binnen de bestaande stad. Binnen dit kader ontstaat ruimte waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Denk hierbij aan volkstuinen, sportmogelijkheden, kleinschalige woningbouw maar ook kleinschalige bedrijvigheid. Deze manier van ‘plannen’ geeft de bewoner en ondernemer flexibiliteit in de ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook flexibiliteit in de manier van leven. Het biedt de bewoner namelijk mogelijkheden om te sporten en recreëren vanaf de voordeur, het biedt de bewoner mogelijkheden om eerlijk voedsel te vergaren, het voorkomt overstromingen en het effect van hitte eilanden. Kortom: een win-win situatie in zowel de uitvoering als de leefomgeving. // * De bronnenlijst bij dit artikel kan opgevraagd worden bij de auteur, Simone Camp.
2323
Leefstijl in combinatie met mobiliteit Nathalie Snels
INDIVIDUALISERING IN DE MOBILITEITSGROEI Doordat er in de maatschappij steeds vaker sprake is van individualisering verwacht men dat een centrale mobiliteitskeuze ook gespecificeerd kan worden op deze individualisering. We willen tegenwoordig genoeg keuzemogelijkheden hebben om zelf te bepalen op welke wijze we naar ons werk gaan of onze vrienden opzoeken. Door de vele mogelijkheden die we tegenwoordig hebben en de nieuwe mogelijkheden die er steeds meer bij komen wordt het ons toch lastig gemaakt. Kijkend naar de mobiliteitsverandering in Nederland is het wel opvallend dat de mobiliteit nog altijd toeneemt. Deze mobiliteitsgroei is afhankelijk van de volgende twee aspecten: bevolkingsomvang en bevolkingssamenstelling. Een groei van de bevolking zorgt ervoor dat er meer verkeersdeelnemers ontstaan waardoor de vraag naar mobiliteit ook toeneemt. Echter, zijn er in Nederland steeds meer krimpregio’s aan het ontstaan, waardoor er een afname aan mobiliteit is wat weer om een andere benaderingswijze vraagt. Daartegenover staat wel dat de invloed van de bevolkingsomvang op de automobiliteit beperkter is dan men dacht. Ontwikkelingen zoals welvaartsstijging of arbeidsparticipatie van vrouwen zorgt voor veel meer invloed op de mobiliteitsgroei. Ook het feit dat de bevolkingssamenstelling verandert leidt tot verandering in de behoefte voor het type mobiliteit. Het CBS verwacht bijvoorbeeld in 2030 een toename van 25 procent 65-plussers in vergelijking met het aantal in 2010. Deze hebben behoefte aan een aantal totaal andere mobiliteitsvormen dan jongeren
2424
en jongvolwassenen. De groep 65-plus is tegenwoordig nog een stuk vitaler dan enkele jaren geleden en de mogelijkheden om ook op de weg actief te blijven groeien. Zo heeft de komst van de elektrische fiets gezorgd voor een toename van verplaatsingen per persoon in deze categorie. Het feit dat de elektrische fiets nu ook in andere doelgroepen populairder aan het worden is, komt door het feit dat men sneller van en naar werk of school kan en tegelijkertijd kost het veel minder krachtsinspanning. Veranderingen in gedrag heeft ook invloed op de mobiliteit. Andere leefstijlen en leefpatronen van individuen zorgen ervoor dat er meer of minder verplaatsingen voorkomen. De welvaartstijging zorgt ervoor dat autobezit en autogebruik worden gestimuleerd en dat de gemiddelde afgelegde afstand ook zal toenemen. Men is bereid grotere afstanden af te leggen om bij die ene unieke winkel te shoppen, in plaats van de winkel in je eigen dorp. Daarnaast hebben ook sociaal-culturele ontwikkelingen invloed op de mobiliteit. De gezinsvorming, opleidings- en beroepsperspectieven en andere invullingen van de vrije tijd, zijn enkele elementen die allemaal leiden tot toename van het autogebruik. De mobiliteitsgroei heeft ook invloed op het openbaar vervoer. Echter, zal de status van het openbaar vervoer moeten groeien, wil men ervoor kiezen gebruik te maken van het openbaar vervoer in plaats van de auto.
Thema: Leefstijlen viaVIA
Groei van de mobiliteit naar achterliggende oorzaken – cijfers zijn voorbeelden
Er komen steeds meer oplossingen binnen het openbaar vervoer om de wegen deels te ontlasten. Iedereen kent de bekende OV-fietsen, trein, bus, metro, tram, Greenwheels, enz. Daarnaast is het tegenwoordig handig om deze verschillende vormen van openbaar vervoer met elkaar te combineren. Stel je woont in het Nijmegen, je neemt de bus naar het Centraal Station, vervolgens neem je de trein naar Den Bosch om in Den Bosch een OV-fiets te huren om naar je werk te gaan. Op deze manier gebruik je drie verschillende elementen, welke volledig op elkaar aansluiten, uit de mogelijkheden van het openbaar vervoer. Helaas, zijn al deze mogelijkheden vaak niet mogelijk in krimpgebieden. Krimpregio’s kennen echter wel een uitbreiding van het aanbod, maar meer gefocust op vraagafhankelijk openbaar vervoer. Kleine kernen zijn hierdoor afhankelijk geworden van de regiotaxi, daarnaast blijven ook enkele lijndiensten bestaan maar in beperkte mate. De vraag alleen is met alle mogelijkheden die er tegenwoordig zijn of het voor de gebruiker nog overzichtelijk is wat de beste optie is voor hem. Er is onlangs onderzoek gedaan naar wat men in de toekomst ziet als belangrijkste ontwikkeling voor de mobiliteit. Hieruit is naar voren gekomen dat zelfrijdende auto’s de meeste aandacht zou moeten krijgen, vervolgens ligt de focus op de minder fysieke mobiliteit door nieuwe media technieken en tot slot moet er meer aandacht komen voor de
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
vergrijzing in Nederland. De mobiliteit wordt dus persoonsgerichter, hiervoor is het belangrijk om na te gaan hoe men dit wil realiseren. Er zullen nieuwe samenwerkingsvormen moeten worden ontwikkeld, er zal meer gekeken moeten worden naar beheer en onderhoud en er zullen oplossingen gevonden moeten worden voor de transitie van oude naar nieuwe technieken. Op dit moment ligt de focus dan ook op deze uitgangspunten en is het aan de stedebouwkundige om deze mee te nemen in hun plannen. Concluderend kan er dus gezegd worden dat door de individualisering van de behoefte van de mobiliteit, de keuze in grotere mate zal toenemen. In combinatie met de toenemende bevolkingsomvang en veranderende bevolkingssamenstelling zal dit leiden tot nieuwe samenwerkingsverbanden, nieuwe technische oplossingen en betere communicatie tussen alle partijen. Echter kun je je afvragen of de toenemende keuze mogelijkheden ook de kwaliteit van mobiliteit ten goede zal komen, of dat men uiteindelijk niet goed meer beseft wat de beste mogelijkheid is om te kiezen. De toekomst zal moeten leren of de nieuwe trends worden doorgezet en of dit leidt tot succes. //
* De bronnenlijst dit artikel kan opgevraagd worden bij de auteur, Nathalie Snels.
2525
Ontwerpen van de openbare ruimte
Femke Zieverink
DE AFWEGINGEN BINNEN HET ONTWERPPROCES In de voorgaande artikelen is ingegaan op de definitie van leefstijlen en hoe de veranderende leefstijlen invloed hebben gehad op de ontwikkeling van vakgebieden als stedebouw, recreatie en verkeerskunde. Er bestaan verschillende opvattingen over de manier waarop met het bestaan van leefstijlen om gegaan kan worden als het gaat om het ontwerpen van de openbare ruimte. Men is het erover eens dat een ontwerper altijd moet ontwerpen voor het algemeen belang. Maar hoe dienen we dit algemeen belang het best? Moeten we voor iedere groep of leefstijl een eigen ruimte ontwerpen, of moet alle ruimte zo worden ontworpen dat iedere groep of leefstijl deze kan en wil gebruiken? Wat dient het algemeen belang het meest, flexibiliteit of zekerheid? Het antwoord op deze vragen is nooit eenduidig. Verschillende leefstijlen Een ieder die een eigen leefstijl leeft, of op een bepaalde manier denkt, zal de ruimte om zich heen op een eigen manier ervaren. In principe denkt ieder alleen op zijn eigen manier, en is ieders leefstijl uniek. Twee voetgangers op dezelfde stoep, maar met een andere leefstijl (een andere kijk op de wereld), zullen ook een totaal andere wereld ervaren. Bijvoorbeeld, een persoon voor wie groen erg belangrijk is zal de aanwezige groenstructuur actief in zich opnemen, terwijl een makelaar die in dezelfde straat loopt vooral het onroerend goed zal zien. Dat wat zij niet belangrijk vinden zullen zij ook niet
2626
actief waarnemen. Zo ontstaat er voor ieder individu een zo optimaal mogelijke wereld om zich heen. Toch delen we dezelfde fysieke ruimte. Zo heeft ieder individu zijn eigen wensen. Dit artikel focust op de vraag hoe men de openbare ruimte ervaart, en hoe deze ontworpen zou moeten worden. Cultural Theory Om grip te krijgen op de grote diversiteit aan levensstijlen is het nodig om deze te categoriseren. Er is een theorie die zegt dat alle mensen op te delen zijn in vier zogenoemde rationaliteiten, namelijk de hiërarchist, de fatalist, de individualist en de egalitair. Deze theorie heet Cultural Theory en is te vergelijken met de verschillende leefstijlen die zijn uiteengezet in het artikel ‘de achterhaalde levensstijl?’’. In de rest van dit artikel wordt het woord leefstijl gebruikt om deze rationaliteiten aan te duiden. De verschillende leefstijlen leven naast elkaar in dezelfde fysieke wereld. Planners en ontwerpers creëren ruimtes die door al deze leefstijlen gebruikt zullen gaan worden. Om deze ruimte zo te ontwerpen dat mensen met verschillende leefstijlen deze ruimte als prettig zullen ervaren en de ruimte graag willen gebruiken is het belangrijk om als ontwerper of planner je niet op één type te richten. De een hecht waarde aan het samenkomen in de openbare ruimte, dus ziet graag veel voorzieningen om te zitten. Voor de ander is het belangrijker om snel van A naar B te komen, dus een uitgebreide
Thema: Leefstijlen viaVIA
infrastructuur is dan belangrijker. Het door verschillende brillen naar de ruimte kunnen kijken is een onmisbare kwaliteit voor een planner of ontwerper. Het ontwerp van de openbare ruimte zal nooit perfect zijn. Simpelweg, omdat dat wat voor de ene levensstijl een perfecte oplossing is, dat voor een andere levensstijl niet zo zal zijn. De ontwerpopgaven in de huidige dynamische en complexe samenleving worden wicked problems genoemd. Een dergelijk probleem is alleen op te lossen door zogenoemde clumsy solutions, perfecte oplossingen bestaan niet binnen deze problematiek. De uitdaging voor de ontwerpers en planners is dus het optimaliseren van het ontwerp, zodat het beste van alle werelden samenkomt. Flexibiliteit Nu we weten hoe ontwerpers en planners de ontwerpopgave het beste kunnen bekijken, met alle verschillende leefstijlen in de maatschappij in het achterhoofd, moeten we ons ook afvragen hoe groot de invloed van verandering is. De afgelopen decennia is de maatschappij erg veranderd op veel verschillende vlakken, denk aan communicatie, mobiliteit en individualisering. Deze veranderingen hebben ook invloed op leefstijlen. Gebruiken en gewoontes veranderen met de samenleving mee. Ook de komende decennia zal de maatschappij in beweging blijven. Het is voor een planner of ontwerper dan ook van belang om altijd te bedenken wat de levensduur van een plan zal zijn, waar ligt de horizon van de ingreep in de openbare ruimte? In de tijd dat een plan gerealiseerd wordt en daarna, in de gebruiksfase van het plan, kunnen allerlei veranderingen in de omgeving plaatsvinden. Ook kan de manier waarop de ruimte door personen met verschillende leefstijlen wordt gebruikt veranderen. Bij een ontwerp dat in de nabije toekomst wordt uitgevoerd en een tijdelijk karakter heeft, kan je veel duidelijkere uitspraken doen over de omstandigheden en uitgangspunten van het ontwerp. Is het ontwerp voor de langere termijn bestemd, dan krijg je te maken met meer onzekerheden. Dit aspect kan invloed hebben op fundamentele beslissingen gedurende het ontwerpproces. Ook hier is het belangrijk om in je achterhoofd te houden voor wie de ruimte ontworpen wordt, het individu of de massa. Om een ontwerp te wapenen tegen de dynamiek van de samenleving, heeft het een bepaalde mate van flexibiliteit nodig. Aan de andere kant, kan grote flexibiliteit in een ontwerp weer afdoen aan de geloofwaardigheid ervan.
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
Bij een te hoge flexibiliteit binnen een plan is het mogelijk dat investeerders de gok niet meer durven te wagen. Ook hier moet door de ontwerper gezocht worden naar een optimum, dit maal tussen flexibiliteit en zekerheid. Conclusie Gesteld mag worden dat er geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag of er ontworpen moet worden voor het individu of voor de massa. Om dit probleem behapbaar te maken, is het aan te raden om alle verschillende individuen te categoriseren, zo kunnen verschillende leefstijlen worden onderscheiden. De ontwerper moet door de bril van elk van deze leefstijlen naar de openbare ruimte kunnen kijken, om zo tot een zo optimaal ontwerp te komen, dat door de gehele massa gebruikt kan worden, ieder op zijn eigen manier. Om in te kunnen spelen op de veranderingen die plaatsvinden in de maatschappij, moet een ontwerp een bepaalde mate van flexibiliteit bevatten. Een ontwerp mag ook niet te flexibel zijn, omdat het dan zijn geloofwaardigheid verliest. Een goed ontwerp van de openbare ruimte zou een optimum moeten zijn tussen ontwerpen voor het individu en voor de massa en tussen flexibiliteit en zekerheid. //
* De bronnenlijst bij dit artikel kan opgevraagd worden bij de auteur, Femke Zieverink.
2727
MULTI-project: Het Schellensterrein
Jard van der Lugt
De Gemeente Eindhoven heeft in de visie 2020 vastgesteld dat de Dommel als longen van de stad moeten gaan fungeren. Om dit te realiseren is het belangrijk dat het ecologisch hoofdsysteem wordt versterkt, dit is mogelijk door het vergroten van de biodiversiteit langs de Dommel. Dit betekent dat de hoeveelheid groen langs de Dommel moet toenemen. Het herstructureren van het Schellensterrein kan hier een belangrijke rol in spelen.
De huidige situatie Het Schellensterrein is een voormalig textiel fabrieksterrein. Het terrein ligt aan de kruising van de Dommel met de Vestdijk, net buiten het centrum van Eindhoven. Op dit terrein staat een monument en een aantal grote hallen die bij de fabriek hoorden. Om dit gebied te kunnen herstructureren moet er eerst worden geanalyseerd op stadsschaal. Hierbij valt op dat er langs de Dommel een opeenvolging van karakteristieke groene gebieden is. Deze gebieden zijn (van noord naar zuid): recreatieplas De IJzeren Man, de campus van de TU/e, de fabrieksroute langs de Dommel, het Anne Frankplantsoen, de Genneperparken, de High Tech Campus en het wandelgebied Klotputten. Op het punt waar de Dommel langs het Schellensterrein loopt is er geen karakteristiek groen gebied aanwezig. Hierdoor wordt de opeenvolging van het gebieden onderbroken en tevens ook het ecologisch hoofdsysteem. Dit biedt een belangrijke kans voor het terrein. Een doorzetting van karakteristieke groene gebieden is namelijk gemakkelijk te bereiken door het gebied een eenduidig groen karakter te geven. Het Schellensterrein wordt de laatste schakel binnen het geheel. Hierdoor zal er een versterking gaan plaatsvinden van de biodiversiteit langs de Dommel. Als er genoeg flora en fauna langs de gehele oever van de Dommel te vinden is zullen deze makkelijker kunnen migreren.
28
Versterking van de biodiversiteit Om de versterking van de biodiversiteit langs de Dommel te bewerkstelligen moeten er een aantal stappen worden ondernomen. Ten eerste moet de wegenstructuur worden aangepast. De eenrichtingsweg langs de kade wordt weg gehaald waardoor er een lus ontstaat en er geen verkeer meer is langs de Dommel. Hierdoor komt er meer ruimte voor flora. Ten tweede moeten de verharde kades worden weggehaald. Als laatste is het belangrijk dat er ruimte komt voor recreatie in het gebied. De twee belangrijke recreatieve routes die nu langs het gebied lopen; de fabrieksroute en de slowlane (het fietspad door Eindhoven) worden versterkt. Connectie met het Van Abbe museum Naast het Schellensterrein ligt het terrein van het Van Abbe museum. Dit terrein heeft veel kenmerken die goed zijn voor het versterken van de biodiversiteit. Dit gebied is alleen zo klein dat de maatregelen nauwelijks effect hebben. Door het Schellensterrein en het terrein van het Van Abbe museum samen te voegen en als één gebied te behandelen zullen de maatregelen meer effect hebben. Bij het Van Abbe museum speelt de openbare ruimte een grote rol bij de aansluiting van het gebied aan de rest van de stad. Bovendien zorgt het groen voor het karakter van het gebied. Daarom wordt er eenzelfde soort ordening aan gehouden bij de herstructurering van het Schellensterrein en zal het
viaVIA
Masterplan Schellensterrein
gebied worden gekarakteriseerd door een aanpak die de biodiversiteit bevordert. Het Masterplan Het masterplan is gebaseerd op de zichtlijnen die belangrijk zijn om een connectie te kunnen maken tussen het Van Abbe museum, het monument en de groenstrook langs de Dommel. Aangezien er een aansluiting wordt gemaakt met het Van Abbe museum wordt er een duidelijke afscheiding gemaakt met de Vestdijk. Hierdoor wordt tevens het geluidsoverlast verminderd. Om aan te haken bij de culturele functie van het Van Abbe museum zal er in het monument ruimte komen voor jong aanstormend kunstzinnig talent. Het grootste gebouw is geplaatst op de plek met het meeste directe zonlicht. Hierin zullen de woningen worden geplaatst.
er gedurende het jaar een horizontale golf van karakteristieke kleuren. Het meanderen van een rivier is vervolgens gebruikt als inspiratie voor het ontwerpen van de paden. De paden doorkruisen de stroken van bloemen en zijn gemaakt van tegels waar het gras doorheen kan groeien. Hierdoor groeien de paden dicht die niet worden gebruikt. Hetzelfde gebeurt er bij een rivier: als er te weinig water door de rivier stroomt, droogt de rivier op. Dit alles resulteert in een gebied met een duidelijk karakter dat tevens de biodiversiteit langs de Dommel versterkt. //
De openbare ruimte Aangezien de visie is gebaseerd op het vergroten van de biodiversiteit wordt ook het ontwerp van de openbare ruimte hierdoor beïnvloedt. Als uitgangspunt is het ritme van de rivier gekozen. Een rivier heeft een natuurlijk ritme waardoor de rivier door de seizoenen heen verbreedt en versmalt. Deze horizontale golf komt terug in het ontwerp van de openbare ruimte. Twee stroken van flora zijn geplaatst langs de Dommel. De ene strook betreft flora die in de lente bloeien en de andere strook betreft flora die in de zomer bloeien. Hierdoor ontstaat
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
29
Master-project: Healthy Cities
Marinde van Rooij
Healthy cities is een inmiddels veel voorkomende term. Het vertegenwoordigd de wereldwijde beweging die streeft naar urban health. De beweging heeft de visie om creatieve, ondersteunende en motiverende netwerken te ontwikkelen die streven naar gelijkheid en gezondheid. Dit masterproject zette dit thema centraal.
Duurzame ontwikkeling van de Internationale Zone ter verbetering van de volksgezondheid was hierbij het geformuleerde doel. De Internationale Zone is een groengebied tussen Den Haag en Scheveningen waar veel ambassades zijn gevestigd. Het gebied bestaat uit acht verschillende parken met een eigen identiteit. In dit groengebied en de directe omgeving zijn geen specifieke gezondheidsproblemen aan te wijzen. Het gebied kan echter wel als stadspark van invloed zijn op gezondheidsproblemen in andere delen van Den Haag. Naast grote trekpleisters zoals Madurodam, Rosarium en Crowne Plaza Hotel, zijn er alleen wat kleine koffietentjes, speeltuinen en een museum in het groengebied te vinden. Het gebied wordt daardoor voornamelijk gebruikt door dagjesmensen, als verkeersroute en voor het uitlaten van honden. Zo gauw het echter meer als stadspark zou gaan functioneren zou het eraan kunnen bijdragen dat meer mensen buiten komen en actiever worden. Om dit te bereiken, in tijden van economische crisis, zet deze visie bewonersparticipatie in. Door het mogelijk maken van initiatieven en activiteiten in het groengebied wordt gedoeld op betrokkenheid van bewoners uit de omgeving. Deze betrokkenheid moet bijdragen aan het gebruik van het park en indirect aan een actievere levensstijl. De gefaciliteerde
30
initiatieven zijn activiteiten en evenementen van één dag tot maximaal zes maanden. De historische waarde en natuurwaarde moeten hierbij behouden blijven en daarom wordt ieder park binnen het groengebied op een passende wijze ontwikkeld. Ter benadrukking van de internationale gemeenschap en de locatie in de stad van recht en vrede heeft het groengebied van de Internationale Zone de naam Peace Park gekregen. Initiatieven in het Peace Park worden ondersteund in de vorm van een website. Deze website is gericht op zowel de gebruikers van het Peace Park, als de initiatiefnemers en de investeerders. Het is een raamwerk dat het gebruik op de korte, middellange en lange termijn ondersteund. Naast dat de site praktische informatie levert over locaties, bereikbaarheid, huisregels, prijzen en activiteiten, is het een medium om veel mensen te bereiken op een laagdrempelige wijze. Tegenwoordig gebeurt veel via het internet en is dat hét middel om een grote groep mensen te bereiken. Daarmee kan ook bewonersparticipatie bevordert worden en initiatieven ondersteunt. De website presenteert de randvoorwaarden in de vorm van regels, tijdsduur en terrein en verder is de initiatiefnemer vrij in het organiseren van activiteiten. Vanuit gaande dat dit concept over de jaren zal groeien, initiatieven blijven komen en ook investeerders geïnteresseerd raken, is
viaVIA
www.peacepark.com
er ook een lange termijn visie opgesteld. Deze visie bouwt verder op het onderscheid tussen de verschillende parken, maar streeft tegelijkertijd naar het creëren van één groot stadspark. Naast het faciliteren van activiteiten wordt ook de natuur geïntensiveerd. Zodat de historische waarde van het groengebied zowel behouden blijft als intensiever gebruikt wordt door de deze en volgende generaties.
De mogelijke activiteiten maken al onderscheid tussen verschillen schaalvormen; (extra)small, medium en (extra) large. Dit zet zich voort in de visie voor de toekomst waarin het onderscheid tussen respectievelijk het bos, de open plek in het bos en het park terugkomt. Als eerste zal de natuur geïntensiveerd worden door natuur in de plaats te laten komen van overbodige paden. Vervolgens zal een pad alle parken met elkaar verbinden; het Peace path. Dit pad heeft een herkenbare uitstraling en een passende vorm in de parken van de verschillende schaalniveaus. Het Peace path slingert langs zowel de hotspots (rood) als de terreinen die zijn aangewezen voor activiteiten (groen). Met behulp van crowdfunding en aangetrokken investeerders zal het daarbij mogelijk zijn in de toekomst de route te markeren, informatie voorzieningen te plaatsen en ander voorzieningen zoals fietsenstallingen, watertaps en sanitair. Dit project probeert het denken van morgen te hanteren. Het zoekt het raakvlak op met de maatschappij en ziet de stedebouw niet als doel maar als middel. Het weerspiegelt het denken van de overgang van ‘making a city’ tot ‘being a city’. //
Peace path
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
31
Afstudeerproject: Zelforganisatie als strategie voor stedelijke vernieuwing
Merijn de Veer
De stedenbouwkundige opgaves liggen niet langer bij grootschalige gebiedsuitbreiding maar bij kwaliteitsverbetering van de bestaande stad. Nu de overheid zich terugtrekt, er weinig financiële middelen beschikbaar zijn en de maatschappij meer autonomie verlangt bij gebiedsontwikkeling, is het tijd voor nieuwe allianties. Binnen deze allianties is een belangrijke rol weggelegd voor de burgers. Hierbij is de juiste balans tussen top-down sturing en bottom-up ontwikkeling cruciaal. Gedurende dit project is gedefinieerd tot waar vrijheid geboden dient te worden voor particulieren initiatieven, tot welke hoogte sturing moet worden gegeven om het algemeen belang te behartigen, wat ‘life before the city’ hieraan kan bijdragen en wat de rol van de stedenbouwkundige hierbij wordt.
Door de economische crisis is het traditionele ontwikkelmodel naar een vaststaand eindbeeld niet meer toereikend voor stedelijke vernieuwing. Dit heeft geleid tot een discussie binnen ons vakgebied over de te volgen weg en de rol die betrokken partijen moeten innemen. Onder andere het gebrek aan middelen bij de overheid vraagt om een vernieuwende strategie. Een strategie waarbij gebouwd wordt aan de stad door een samenspel van collectieve en individuele initiatieven en een alliantie tussen particulieren en de overheid. Daarbij komt dat de grootschalige, overheid gestuurde stadsuitbreidingen van de laatste decennia hebben geleid tot eenzijdige slaapwijken. Duidelijk is geworden dat een stedelijke sfeer niet ontstaat door een concentratie aan gebouwen maar door interactie tussen gebruikers. Voor dit onderzoek heeft Binnenstad Zuid, een stedelijke locatie in het centrum van Breda, als casus gediend. Door middel van geplande zelforganisatie, als strategie voor stadsvernieuwing, is in dit onderzoek gereageerd op de hierboven gestelde situatie. Om tot een balans te komen tussen bottom-up ontwikkeling en top-down sturing is er gekeken tot welke grenzen regels, richtlijnen en het stedenbouwkundig kader top-down moeten worden vastgelegd en tot waar vrijheid gegeven kan worden voor de bottom-up invulling. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is om bottom-up in te zetten om een aanvullend soort stedelijkheid te genereren,
32
in plaats van een redmiddel om de crisis te overbruggen. Een stedelijkheid die langzaam kan groeien, die wordt gevormd door de gebruikers en die levendigheid en een grote mate van flexibiliteit in zich heeft om zich aan te passen aan snel veranderende behoeften. Vanzelf gebeurd er niet veel. Juist doordat het stedenbouwkundig kader en de regels sturing geven, zal het ontwikkelingen aanjagen. Hierbinnen is volop ruimte voor initiatieven van burgers en andere (vaak kleine) partijen. Het stedenbouwkundig kader creëert dan ook condities waarmee andere partijen worden gestimuleerd om deel te nemen aan de ontwikkeling. In eerste instantie zullen dit laagdrempelige ontwikkelingen zijn die op een wat ruige plek kunnen functioneren. Dit programma breidt zich langzaam uit naar mate het gebied meer zekerheid biedt en daarmee aantrekkelijk wordt voor grotere investeringen. Het stedenbouwkundig kader bestaat uit drie hoofdelementen: het ruimtelijk- , het strategisch- en het programmatisch kader. Dit kader zorgt voor samenhang en een basiskwaliteit voor milieu differentiaties en gebruikswaarde die zijn beredeneerd vanuit collectieve belangen. Door de crisis toegenomen onzekerheden is de gebruikswaarde van toenemend belang. Het gebied moet functio-neren, ook als vervolg stappen in de ontwikkeling op
viaVIA
Sfeerbeeld
zich laten wachten, of zelfs uitblijven. Het verdienmodel dat hierbij is gebruikt gaat uit van minimale investeringen, welke activiteit genereren, in de eerste fase. Door simpelweg het terrein open te stellen voor divers gebruik zoals joggen, barbecueën en een stadscamping ontstaat er ‘life before the city’. Hieruit ontstaan de eerste dynamieken en structuren waar weer vervolgstappen uit kunnen groeien. Stappen die worden aangestuurd door het stedenbouwkundig kader. Doordat het kader vanaf het begin duidelijkheid geeft over de toekomstige ontwikkelrichting spelen deze eerste, tijdelijke en blijvende, initiatieven een belangrijke rol bij de zelfbouw die hier langzaam tussen groeit. Er ontstaat een gestuurde stedelijke guerrilla, waarbinnen de gestelde grenzen veel kleine actoren gezamenlijk bouwen aan de stad. Een stadswijk waarvoor geen eindbeeld is gegeven maar waarvoor spelregels zijn geformuleerd waarmee de burger aan het werk kan. Zonder hoge investeringen vooraf wordt de ontwikkeling niet meteen belast met een formeel en strak geregisseerd programma. Door kavels te verkopen in verschillende gradaties en kavels tijdelijk te verhuren is het laagdrempelig om in te stappen. Hiermee ontstaan in een vroeg stadium grondopbrengsten die weer geïnvesteerd kunnen worden om Binnenstad Zuid door te laten groeien, zonder dat onnodig veel financiële risico’s worden genomen.
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
Door geleidelijke ontwikkeling en via sturende regels kan er gebouwd worden aan een levendige en diverse stadswijk voor en door stedelingen. De stedenbouwkundige heeft hierbij een belangrijke sturende rol. Door het opstellen van een inspirerend kader kan de stedenbouwkundige verschillende partijen assisteren die willen instappen maar expertise hebben op andere vlakken dan ruimtelijke kwaliteit. Dit project geeft hiermee een handreiking voor een andere denkrichting voor stedelijke vernieuwing. Een handreiking die navolging kan krijgen op andere locaties met een vergelijkbare opgave. //
Meer informatie? Kijk op: www.merijndeveer.com of mail naar:
[email protected]
33
Afstudeerproject: InBetween Simone Camp
Status quo doorbroken met flexibele (her)ontwikkeling Haagse Beemden. De stedebouwkundige vraagstukken in de Westerse wereld richten zich niet langer op het opvangen van demografische en economische groei via stadsuitbreiding, maar op kwaliteitsverbetering in de bestaande stad. Het is hierbij van belang om te onderzoeken hoe stedelijke herstructurerings- en transformatieopgaven kunnen worden uitgevoerd met een terugtredende overheid, beperkte investeringen vanuit de markt en meer ruimte voor initiatieven vanuit bewoners en andere belanghebbenden.
De opgave Een belangrijke kwaliteitsslag kan worden behaald bij de laatnaoorlogse wijken. Om te voorkomen dat deze woonwijken in verval raken, dient men tijdig in te grijpen. Door de economische crisis en de terugtrekkende overheid zijn er weinig mogelijkheden voor de uitvoering van traditionele projecten die vaak gepaard gaan met grote investeringen. Hierdoor komt de aanpak van laat-naoorlogse wijken stil te liggen. Het is daarom van belang om op zoek te gaan naar een vernieuwende aanpak voor deze wijken. Wijken gebouwd in de jaren zeventig kenmerken zich als groene wijken in een bloemkoolstructuur, waar in de meeste gevallen een groene long midden in de woonwijk is gepositioneerd. De ontwerpers van jaren zeventig wijken hadden veel aandacht voor het ontwerp van de woonerven, echter was er weinig aandacht voor het ontwerp van de intermediaire zone tussen stad en land. Hierdoor kwamen stad en land koud op elkaar te liggen. Een gemiste kans, aangezien de stedeling steeds meer behoefte krijgt naar wonen en leven in een consumptielandschap. Een parallelle ontwikkeling is de schaalvergroting in de landbouw. Veel kleinschalige landschappen verliezen hierdoor hun functie en beheerder. De groene longen in jaren zeventig wijken zijn vaak onderdeel van zo’n kleinschalig landschap.
34
Casestudy: Haagse Beemden Breda Het gebied dat centraal staat in dit afstudeeronderzoek is een jaren zeventig wijk in het noordwesten van Breda, genaamd de Haagse Beemden. De Gemeente Breda is al jaren op zoek naar een oplossing voor het beheer van de groene long, genaamd de Landgoederenzone, en het voorkomen van de impopulariteit van de woonwijk. Doordat men krampachtig vasthoudt aan de bestaande situatie komt men geen stap verder. Daarom is de Haagse Beemden een interessante casus voor de volgende onderzoeksvraag: ‘Op welke wijze kan een flexibele ontwikkelingsstrategie bijdragen aan het doorbreken van de status quo van een kleinschalig landschap in het ‘hart’ van een jaren zeventig wijk, waarbij het monofunctionele landschap wordt getransformeerd naar een consumptielandschap?’ Doordat de rand tussen stad en land nooit is ontworpen, zijn twee totaal verschillende werelden ontstaan. De stad heeft weinig mogelijkheden om te voldoen aan de (nieuwe) behoeftes van de stedeling, terwijl de Landgoederenzone haar programma is kwijtgeraakt. Zowel de wijk als het landschap zoekt naar een vernieuwingsslag, waardoor er een unieke kans ligt om een integrale aanpak te ontwikkelen. Hierbij is een nieuwe intermediaire zone tussen stad en land geïntroduceerd. Door een binnenband tussen stad en land te ontwikkelen ontstaan mogelijkheden om programma aan zowel stad als land
viaVIA
Vogelvlucht openlandschap versus kamerlandschap.
toe te voegen. Deze band functioneert als drager tussen de verschillende (nieuwe) programma’s, woonwijken en het landschap. De invulling en de positie van de intermediaire zone is gebaseerd op het huidige landschap en de verschillende woonwijken. Hierdoor ontstaat een park dat zowel qua afmetingen en invulling sterk varieert. Flexibele ontwikkelingsstrategie Gezien de economische situatie en de terugtrekkende overheid is het niet wenselijk om een blauwdruk te maken. Het project wordt flexibel ontwikkeld volgens de ontwikkelingsstrategie: ‘project van projecten’. De leidraad is de stip op de horizon met de ring als rode draad. Met negen individuele projecten wordt de komende jaren in bouwstenen aan het project gewerkt. De ontwikkeling zal starten met kleine strategische ingrepen, waarna vervolgens de grotere projecten worden ontwikkeld. Hiernaast wordt een groenfonds opgezet, wat wordt beheerd door de bewoners, gemeente en externe partijen. Dit groenfonds creëert mogelijkheden om projectopbrengsten uit het gebied te gebruiken voor kwaliteitsverbeteringen en nieuwe projecten. Veel studies over jaren zeventig wijken gaan over de verbetering van het woonerf of de verbetering van de woning. Er zijn veel toolboxen ontwikkeld over deze woonerven en woningen, terwijl de bewoners hier veelal tevreden over
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
zijn. Daarbij is het in deze tijd niet meer realistisch om grote investeringen te doen door grote projectontwikkelaars, corporaties of overheden. Dit project laat zien dat de aanpak van jaren zeventig wijken verder gaat dan alleen de woning, het woonerf en grote investeringen. Hierdoor is dit project actueel in zowel de ruimtelijke, sociale als strategische aspecten. Hierdoor is dit project een inspiratiebron en eyeopener voor het toekomst bestendig maken van (laat-)naoorlogse woonwijken. //
Meer informatie? Kijk op: www.simonecamp.nl of mail naar:
[email protected]
35
De Regelneven
Er was een tijd dat de stedenbouwkundige werd gezien als de regisseur van de openbare ruimte. De man die integraal dacht, die het overzicht had en in staat was om de vele opkomende specialisten in de hand te houden. Sinds de jaren ‘90 mochten we alleen nog mooie conceptjes bedenken voor de projectontwikkelaars, en nu lijken ze ons nergens meer nodig te hebben. Hoe fout! Een mooi voorbeeld is de verkeerskunde, tegenwoordig verantwoordelijk voor de inrichting van onze openbare ruimte. Jaarlijks studeren een heleboel verkeerskundigen af. Die moeten allemaal hun output kwijt in regeltjes, normen, stroomdiagrammen, verkeersborden, wegontwerpen en verkeerslichten. Al lang niet meer beteugeld door de stedenbouwkundigen. In Eindhoven krijgen ze de vrije hand. De laatste jaren val ik van de ene verbazing in de andere. Verkeersdrempels, -bulten en –ruggen, kruisingen zodanig gedetailleerd dat je niet langer af kunt slaan, overal stoplichten (verkeerslichten, zegt de verkeerskundige), overal verboden en obstakels. De verkeersdeelnemers worden kennelijk gezien als imbecielen die geen enkele beslissing zelf mogen nemen. Onder het mom van veiligheid, en uit het oogpunt van aansprakelijkheid vast heel slim. Maar wie vraagt hierom? Een tiental jaren geleden ontstond internationaal een tegenbeweging, die inzag dat het geen zin heeft om steeds meer borden, verboden, obstakels en stoplichten te blijven plaatsen: het Shared Space concept. Ik heb er nog een verhaal over gehouden op een Shared Space symposium in ons eigen gemeentehuis; paarlen voor de zwijnen. Het idee van Hans Monderman, verkeerskundige te Drachten, is geniaal; geef de verantwoordelijkheid terug waar die thuishoort: bij de verkeersdeel¬nemers en niet bij de overheid. Maak de openbare ruimte VRIJ VAN OBSTAKELS en laat zoveel mogelijk borden en stoplichten weg. Geen scheiding van verkeerssoorten, maar juist vermenging. Breng het contact weer terug tussen de mensen. Waar dit verantwoord is, uiteraard. In elk geval alle 30 km-gebieden plus nog een heleboel andere plekken en wegen. In het dorp Makkinga werden als eerste gewoon alle verkeersborden
36
Column Jaap Margry
weggehaald, de veiligheid werd groter. Een stoplicht en kruising in Drachten werd een plein met waterelementen en in plaats van een turborotonde in het weiland werd een flink bestraat vierkant aan-gelegd waar de verkeersdeelnemers het zelf mogen uitzoeken. Dit leidde in het hele land tot experimenten, sommige geslaagd, andere wat minder. Per saldo blijkt het beroep op de eigen verantwoordelijkheid prima te werken, al is het uiteraard steeds maatwerk. Het idee is ook in England, de VS en Australië aangeslagen, zij het dat de grote doorbraak nog steeds niet is aangebroken. De meeste voorbeelden in de buurt bevinden zich dan ook in Friesland. Zo niet in Eindhoven, getuige de inrichting van Strijp S, en recente herinrichtingen van de Beemdstraat, Willemstraat en ga maar door. Als je recht tegenover het Natlab woont, moet je honderden meters omlopen of fietsen om er te komen. Eindhoven fietsstad? Alleen op de fietspaden misschien. Elders moet je steeds uitkijken omdat overal verraderlijke stoepranden opduiken. Als groot experiment is nu het 18 Septemberplein ook voor fietsers toegankelijk. Maar daar liggen dan weer die stomme frietzakken van Fuskas. De Kruisstraat komt in de richting, maar steeds weer die onnodige hoogteverschillen door betonbanden. Die maken per definitie iedere openbare ruimte veel minder toegankelijk voor fietsers en rolstoelgebruikers. Is dat duidelijk, heren OR-ontwerpers?? Ik wil maar zeggen: de openbare ruimte is te belangrijk om te worden overgelaten aan verkeerskun-digen en hun stokpaardjes, ook op dit niveau moet de stedenbouwkundige regie weer terug! Geachte stedenbouwstudenten, hier dient een geheel werkveld te worden terugveroverd! Gelukkig gaat niet alles fout: de vernieuwde Parklaan is een pareltje geworden, chapeau! Alleen jammer van die betonnen banden… //
viaVIA
Sponsoren VIA Stedebouw
Partners van VIA Stedebouw zijn Architectuurcentrum Eindhoven, BNSP, gemeente Eindhoven, Eindhovense School.net, Motta Kunstboekhandel, NAi
Jaargang 20, uitgave 2 - November 2014
37
38
bezoek ons ons op op www.viastedebouw.nl bezoek www.viastedebouw.nl word lid lid van van www.facebook.com/groups/viastedebouw word www.facebook.com/groups/viastedebouw