1 where innovation starts TU/e Title: E2I: through Education to Innovation Date: december 2010 Uitgave: SMPE/e2 E2I: through Education to Innovation ...
E2I: through Education to Innovation december 2010 SMPE/e 2010-06
E2I: through Education to Innovation Business case Qualified Medical Engineers (TU/e) Contact: Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e) Prof. dr. Herman C.W. Beijerinck, directeur Postbus 513, 5600 MB Eindhoven E [email protected] T 040 - 2472134
1. Inleiding Technologische innovatie in de zorg is een pad dat bezaaid is met voetangels en klemmen, zoals uitstekend verwoord door Wieringa van TNO in 2007[1]. De weg van universitair onderzoek aan revolutionaire nieuwe technieken naar concrete applicaties in het ziekenhuis is lang en levert zonder tussenkomst van de industrie bijna nooit een concrete bijdrage op. Deze ontwikkelingen hebben eerder een nationaal of zelfs Europees kader nodig om een nieuwe ‘gouden standaard’ in een ziekenhuis te worden. Evolutionaire innovatie Stapsgewijze verbetering van het gebruik van technologie in de zorg – evolutionaire innovatie – levert wel direct een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering in de zorg [2]. Op regionaal niveau kan juist dit proces heel efficiënt worden gestimuleerd door de TU/e. De School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e) verzorgt de postinitiële opleiding van technologische professionals voor de ziekenhuizen op basis van een ‘hospital based, university managed’ aanpak. Opgericht door de faculteiten Biomedische Technologie (BMT) en Technische Natuurkunde (TN) in 2006 (op basis van 16 jaar ervaring onder andere vlag) is SMPE/e inmiddels een TU/e breed platform voor contacten met ziekenhuizen. De faculteiten Electrical Engineering (E), Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS) en Wiskunde & Informatica (W&I ) bij SMPE/e betrokken via het recente initiatief voor de oprichting van een nieuwe postinitiële opleiding klinische informatica.
ii
Ook landelijk gezien is SMPE/e uniek als postinitieel opleidingsinstituut voor de zorg. Behalve een rol als opleidingsinstituut heeft SMPE/e ook de ambitie om kennis- en expertisecentrum te worden met een verantwoordelijkheid voor nascholing van deze beroepsgroep. Met het netwerk dat SMPE/e heeft met de ziekenhuizen in Noord-Brabant via haar postinitiële scholingsactiviteiten en de kennis en expertise die TU/e heeft op het gebied van onderzoek op biomedische technologie, sensoren en logistiek is de TU/e uitstekend toegerust om een rol in te vullen als expertisecentrum voor de zorgsector. Het gaat hier niet om het opzetten van een nieuwe structuur met alle kosten en risico’s van dien maar om een versterking van de bestaande activiteiten van TU/e, die ook op nationale schaal een uniek karakter hebben. 2. Cliëntperspectief ‘Missing link’ Het beschikbaar zijn van technologie is niet zozeer het breekpunt bij innovatie in de zorgsector; de invoering en veilige toepassing ervan volgens goed vastgelegde protocollen is eerder de ‘missing link’ in dit proces. Postinitieel geschoolde technologen – klinisch fysici en (bio)medische ingenieurs – in de zorg spelen een cruciale rol bij innovatie in de zorgsector doordat zij op de werkvloer bij het klinische proces zijn betrokken. De perifere ziekenhuizen in Nederland zijn met een inhaalslag bezig om deze professionals in huis te halen. De vraag is echter veel groter dan het aanbod van door VWS gefinancierde opleidingsplaatsen voor klinisch fysici, met een instroom van 23 per jaar (incl. de radiotherapie). SMPE/e is in 2006 met een innovatieve tweejarige opleiding tot Qualified Medical Engineer (QME) gestart om in deze behoefte te voorzien. Waar een klinisch fysicus vaak een staffunctie heeft die dicht bij de directie is gelegen, is de QME de professional die met beide benen in de klinische praktijk van de maatschap van medisch specialisten staat en die tijd heeft om langlopende projecten op zich te nemen [3]. De kosten van deze opleiding moeten volledig door het ziekenhuis worden opgebracht, waardoor de drempel voor deze broodnodige innovatie (te) hoog is. Vele ziekenhuizen in NoordBrabant zijn onderbezet of hebben zelfs nog geen QME of klinisch fysicus in huis. Deze situatie zonder academisch geschoolde professionals is mede in het licht van de patiëntveiligheid hoogst ongewenst.
iii
3. Business model Waardepropositie: stimulering van innovatie Door de opleiding van medisch ingenieurs (ME), QME en klinisch fysici speelt TU/e een belangrijke rol bij de opbouw van een piramidale structuur van technologische professionals in de zorg. Vanuit de huidige situatie met 150 klinisch fysici (exclusief radiotherapeutische instituten) wordt een groei voorzien naar minstens gelijke aantallen voor zowel QME als ME. De klinische informatica is hierin nog niet meegenomen: ook hier is een groei voorzien naar 150 plaatsen. Een tweede hindernis voor evolutionaire innovatie in de zorg is de ‘eenzame’ positie van deze beroepsgroep in de zorg, zonder een adequaat achterland om te raadplegen bij ‘hands-on’ innovatie op de werkvloer van de klinische praktijk. De TU/e kan met haar brede expertise op het gebied van technologie én met onderzoeksprogramma’s op het gebied van gezondheidszorg in het bijzonder een stimulerende rol spelen bij dit proces. Deze adviseringsactiviteiten zijn een natuurlijke uitbreiding van de postinitiële opleidingsactiviteiten van SMPE/e. Alle researchverbanden van de TU/e op het terrein van ‘health care’ – denk aan het interfacultaire Research Institute of Biomedical Engineering Sciences & Technology/ Eindhoven (BEST/e), initiatieven zoals ‘Cure and Care’, spin offs zoals Hemolab B.V., de recente activiteiten bij de faculteit Industrial Design (ID) op het terrein van patiëntvriendelijke ‘sensor jackets’ – moeten hierin de hoofdrol spelen, waarbij SMPE/e kan bemiddelen om contacten te leggen. Stimuleringsinstrumenten De innovatiestimulering waarin de TU/e wil voorzien, betreft drie soorten stimuleringsvouchers: • Opleidingsvouchers voor een tweejarige postinitiële opleiding tot QME; • Zorginnovatievouchers voor 10, 50 of 100 uur advisering/ondersteuning door onderzoekers van TU/e; • Stimuleringsvouchers voor de arbeidsmarkt van QME. De opleidingsvoucher betreft een sterke verlaging van de drempel voor de ziekenhuizen om te investeren in de postinitiële opleiding van een nieuwe categorie van professionals die deze ‘hands-on innovatie’ vorm geeft. De zorginnovatievoucher verlaagt de drempel voor de zorg om in contact de treden met de TU/e voor advisering, experimenten en uitwisseling van expertise voor het uitzetten van lijnen van ‘hands-on’ innovatie en invoering ervan in de klinische praktijk. Aansluitend aan de opleiding van een QME is het belangrijk om ook de arbeidsmarkt voor deze nieuwe groep van professionals te openen. SMPE/e
iv
heeft een Alumni Fonds dat dit proces stimuleert door de werkgever van een QME in zijn/haar eerste baan de mogelijkheid te bieden om een bijdrage van 25% van de salariskosten van het eerste jaar aan te vragen. Hiervoor is een driejarig contract vereist en een uitdagende functiebeschrijving van het werk van de QME in de kliniek. Deze maatregel heeft bewezen effectief te zijn bij het – incidenteel - wegnemen van de laatste drempel voor het aanstellen van deze professional. De gevraagde stimuleringsvouchers arbeidsmarkt zullen voor dit doel worden ingezet. Begroting Door aan te sluiten op bestaande activiteiten van TU/e kan met een bescheiden budget van € 300.000 per jaar met een looptijd van 3 jaar een belangrijke bijdrage aan evolutionaire innovatie in technologie en educatie van technologie professionals worden geleverd. De looptijd van de innovatiestimulering is drie jaar. De uitvoering kan starten in 2011. De uitvoeringskosten van het ‘loket’ worden gedragen door SMPE/e (cofinanciering). SMPE/e vraagt een bijdrage van € 900.000 om met stimuleringsvouchers de technologische innovatie in de ziekenhuizen aan te jagen.
2011
2012
2013
Kosten vouchers
300.000
300.000
300.000
Totale kosten (€) 900.000
Uitvoeringskosten TU/e
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
4. Organisatorische case Afhandeling van vouchers SMPE/e is het ‘loket’ voor aanvragen voor zorginnovatievouchers uit de ziekenhuizen en draagt samen met BEST/e de verantwoordelijkheid voor het maken van een goede match met de onderzoekspartijen binnen de TU/e. Verrekening van de voucher met de betreffende onderzoeksgroep vindt plaats ten laste van het E2I-budget op basis van een kort verslag van de aanvragende partij, met daarin vermeld de gerealiseerde overdracht van expertise. Aanvragen voor opleidingsvouchers worden door SMPE/e in samenspraak met het ziekenhuis omgezet in een QME-opleidingstraject van twee jaar, waarbij de kosten ten laste van het E2I-budget komen. De aanvraag voor een v
stimuleringsvoucher na afloop van de opleiding wordt opgesteld door de QME zelf en gericht tot SMPE/e conform de opgestelde richtlijnen. Bij goedkeuring wordt de bijdrage ten laste van het E2I-budget gebracht. De activiteiten die worden ontplooid zijn: - Communicatie/voorlichting over de innovatievouchers aan ziekenhuizen; - Afhandeling van de voucheraanvragen door ‘loket’ SMPE/e; - Administratie/verantwoording van het E2l-budget. Deze uitvoering wordt verzorgd door en zijn voor rekening van SMPE/e. 5. Maatschappelijke effecten Deze activiteiten dragen bij aan een versterking van de samenwerking van academische opleidingen met de zorg in Noord-Brabant en staan garant voor een verhoging van de kwaliteit van de zorg voor de patiënt. Recente publicaties over de onderschatting van risico’s van medische technologie uit 2008 [2,3] laten zien dat het van wezenlijk belang is om technologische professionals zoals klinisch fysici en QME-ers in huis te hebben om dit aspect te borgen. Referenties [1] F.P.H. Wieringa et al., ‘Avoiding pitfalls in the road from idea to certified product (and the harsh clinical environment thereafter) when innovating medical devices’, Belgian Day on Biomedical Engineering, November 2007. [2] Inspectie voor de Gezondheidszorg, ‘’Staat van de gezondheidszorg 2008: Risico’s van medische technologie onderschat’’, Den Haag, oktober 2008. [3] Prof.dr.mr.drs. B.A.J.M. de Mol, ‘’Staat van de gezondheidszorg 2008: techniek helpt, maar eerst komt oefening’’ Ned.Tijdschr. Geneesk. 152 (2008) 2546.
vi
Samenvatting
Business case Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 Samenvatting
Tilburg/’s-Hertogenbosch, november 2010
Samenvatting Wat is het probleem? We hebben goede en voldoende vakmensen nodig in de zorg. In Noord-Brabant is zowel sprake van ontgroening als vergrijzing. Dit betekent dat er minder zorgpersoneel komt voor het snel groeiend aantal ouderen met toenemende zorgbehoefte en zorgvragen. De maatschappelijke opgave vraagt niet enkel om meer zorgprofessionals op te leiden, maar om ze ook anders op te leiden. De zorgverlening zal in de komende jaren ingrijpend veranderen. Zorgtechnologie en het versterken van de basiszorg, familiezorg en zelfmanagement zijn van groot belang om de zorg toekomstbestendiger te maken. Deze ontwikkelingen vragen ook om adequaat opgeleid zorgpersoneel. We zetten vooral in op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande beroepen. Door de vorming van de Zorgacademie wordt de krapte op de arbeidsmarkt terug gedrongen, de instroom en doorstroom van studenten en werknemers in de zorg bevorderd en voortijdige uitval uit studie en zorgberoepen voorkomen. Ook het leven-lang-leren wordt samen met de zorgwerkgevers vormgegeven. Wat zijn de beoogde resultaten? Het zorgonderwijs wordt vormgegeven in Zorgacademies die worden gekenmerkt door doorlopende leer- en begeleidingslijnen VMBO-MBO-HBO-WO en door intensieve samenwerking en een gedeelde verantwoordelijkheid tussen onderwijsinstellingen en zorgwerkgevers. Studenten leren in een aantrekkelijke, praktijk-/arbeidsmarktgerichte leeromgeving. De uitstroom aan gediplomeerden wordt met 15% verhoogd. Het innovatieprogramma actualiseert het zorgonderwijs: het onderwijs wordt gemoderniseerd met zorgtechnologie, relationeel werken (zelfmanagement/familiezorg) en nieuwe zorgfuncties in de eerstelijnszorg alsmede de ziekenhuisarts chronische zorg. Wat gaan we doen? Het innovatieprogramma met als looptijd 2011-2014 ontwikkelt het concept Zorgacademie. Op twee locaties wordt een Zorgacademie gerealiseerd. De Zorgacademie Eindhoven wordt mede ontwikkeld rondom zorgtechnologie; de Tilburgse Zorgacademie op geleide van familiezorg en zelfmanagement (Zorgcliënt 2.0). De ziekenhuisarts wordt ontwikkeld door de Brabant Medical School, het Elisabeth Ziekenhuis en één of twee andere ziekenhuizen, in samenwerking met een husartsenopleiding. Voorts wordt ingezet op het versterken van functies in de basiszorg dichtbij huis, zoals de praktijkondersteuner, de wijkverpleegkundige en de spoedverpleegkundige (business case ‘Zorgfuncties 2.0 volgt nog). De ziekenhuisarts en de versterking van basiszorg , familiezorg en zelfmanagement zorgen ervoor dat taken op het geëigende niveau kunnen worden uitgevoerd. Ook de inzet van zorgtechnologie wordt gestimuleerd, mede door de arbeidsmarkt voor medisch ingenieurs open te breken.. Wat is nieuw? De sterke samenhang in het innovatieprogramma is vernieuwend; Brabant heeft een sterke traditie in samenwerking en technologie. De doorlopende leer- en begeleidingslijnen van VMBO tot WO en de gedeelde verantwoordelijkheid tussen onderwijsinstellingen en zorgwerkgevers in de Zorgacademies zijn nieuw. Ook de actualisatie van het zorgonderwijs op grond van ontwikkelingen die overwegend buiten de zorg tot wasdom komen, en waarin Brabant sterke posities heeft – technologische innovatie, familiezorg/zelfmanagement – zijn vernieuwend. Wat kost het? De programmabegroting bedraagt € 30.017.000,-- Hiervan wordt € 9.389.000,-- opgebracht door samenwerkingspartners. Het gevraagde subsidiebedrag bedraagt € 20.628.000,--. Opdrachtnemer Brabant Medical School (BMS) in samenwerking met een groot aantal zorg- en kennisinstellingen en overheden in Noord-Brabant.
2
I. Noodzaak tot vernieuwing zorgonderwijs Zorgvraag stijgt én verandert De zorgvraag zal de komende decennia ingrijpend veranderen. Ontwikkelingen aan de kant van de zorgvrager zoals vergrijzing, de emancipatie van patiënt, de toename van chronisch zieken, de groeiende vraag naar de geestelijke gezondheidzorg, de verschuiving richting preventie en integrale zorg en aandacht voor ‘healthy ageing’ zijn de voornaamste oorzaken voor deze wezenlijke 1 verandering. Het zorgaanbod en de zorgopleidingen zullen deze drastische wijzigingen in de zorgvraag dienen te volgen, wil de zorg in Nederland toekomstbestendig zijn. Tegelijkertijd zal de krapte op de arbeidsmarkt toenemen. De zorg zal met andere branches in een krimpende arbeidsmarkt moeten concurreren om goed opgeleide en voldoende vakmensen (zie figuur). Een toekomstbestendige zorg vraagt onder andere om het méér en flexibeler opleiden van zorgprofessionals, het versterken van basiszorg, het versterken van zelfmanagement en familiezorg en een grotere inzet van zorgtechnologie (zie ook tekstkader ‘Vier pijlers onder een vernieuwd paradigma voor de zorg’, pagina 6). Het zorgonderwijs dient meer vakmensen op te leiden ‘en deze vakmensen – gezien de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen – ook anders op te leiden. Figuur: Ontwikkeling van de vraag naar zorg en welzijn (op grond van demografie) en beroeps2 bevolking in Noord-Brabant
Tegen deze achtergrond heeft de Brabant Medical School (BMS) een innovatieplan gemaakt voor het zorgonderwijs en de arbeidsmarkt voor de zorg gezien toekomstige behoeften van de zorg. In maart 2010 hebben de Provincie Noord-Brabant en de Brabant Medical School het Sectorplan Zorgonderwijs 2.0 aangeboden aan de directeur-generaal Hoger Onderwijs en Beroepsonderwijs (OCW) en de directeur-generaal Volksgezondheid (VWS). Op verzoek van het Ministerie van OCW heeft de 3 Brabant Medical School het voorgestelde Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 uitgewerkt in een business case. In dit document is deze business case samengevat.
1
Provincie Noord-Brabant en Brabant Medical School (2010). Hoofdstuk twee: Toekomst van de zorg. In: Sectorplan Zorgonderwijs 2.0 (Deel 1). ’s-Hertogenbosch/Tilburg: Provincie Noord-Brabant/BMS. 2 Van der Windt e.a. (2009) Arbeidsmarktverkenningen tot 2013 voor vier regio’s in de sector Zorg en Welzijn in Noord-Brabant. Utrecht/Tilburg: Prismant/Transvorm. In: Provincie en BMS (2010). Sectorplan Zorgonderwijs 2.0. 3 Provincie Noord-Brabant en Brabant Medical School (2010). Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 (Deel 2). ’s-Hertogenbosch/Tilburg: Provincie Noord-Brabant/BMS.
3
Waarom Brabant?
4
1. Brabant vergrijst snel. 2. Brabant heeft sterke verbindingen tussen zorg- en onderwijsinstellingen en regionale overheden, zoals via de Brabant Medical School, Transvorm en de programmaorganisatie ‘Slimme Zorg’. 3. Brabant wil door eigen opleidingsinspanningen bijdragen aan voldoende geschikte werkers in de zorg in de komende decennia. Het feit dat er Brabant geen UMC gevestigd is heeft in deze regio de samenwerking tussen zorg- en opleidingsinstellingen sterk gestimuleerd. 4. In Brabant hebben diverse opleidingsinstellingen samen met zorginstellingen nieuwe concepten geïntroduceerd in de beroepsopleidingen voor de zorg. 5. Brabant, in het bijzonder Brainport Zuidoost-Brabant, heeft internationaal gezien een sterk ontwikkelde kerncompetentie op het gebied van high tech en life science, economische topgebieden voor Nederland. 6. Brabant erkent de cruciale rol van innovatie in de zorg en de daarbij van belang zijnde onderwerpen als medische technologie en ICT. De provincie Noord-Brabant investeert op dit moment reeds in grootschalige innovatieprogramma’s met een sterke ICT component, zoals het programma ‘Slimme zorg’. 7. Brabant werkt reeds nu als ‘early innovator’ op het terrein van familiezorg, zelfhulp en ervaringsdeskundigheid. In de provincie zijn samenwerkingsorganisaties zoals het Kenniscentrum Zelfhulp en Ervaringsdeskundigheid, steunpunten zelfhulp – waaronder het vermaarde Zelfhulp Netwerk Zuidoost-Brabant –, het Expertisecentrum Familiezorg en de Brabantse Raad voor Informele Zorg. 8. Brabant stimuleert evidence-based innovatie, onder andere door te investeren in empirisch onderzoek naar zorgvraag en zorgaanbod. Samenhangend programma De programmalijnen van het Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 vormen een samenhangend programma. De zorgacademie wordt de institutionele drager van de doorlopende leer- en begeleidingslijnen en de gedeelde verantwoordelijkheid tussen onderwijs en zorgwerkgevers. De looptijd van de experimentele fase is 2011-2014, waarna de zorgacademie wordt gecontinueerd op basis van de reguliere onderwijsbekostiging. De deelprogramma’s Zorgcliënt, Zorgtechnologie en Zorgfuncties zorgen voor een actualisatie van het zorgonderwijs. Deze programma’s hebben een looptijd van 2011-2104. Daarna zijn de programma’s ingebed in het onderwijsprogramma van de zorgacademies. Zorgtechnologie wordt doorontwikkeld en geïmplementeerd in Zorgacademie Eindhoven en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Zorgcliënt 2.0 wordt ontwikkeld en geïmplementeerd in Zorgacademie Tilburg, voortbouwend op de bestaande samenwerking tussen het ROC, Expertisecentrum Familiezorg en BRIZ. Zorgfuncties 2.0 wordt ontwikkeld en geïmplementeerd in de Zorgacademies Eindhoven en Tilburg, voortbouwend op bestaande opleidingen in diverse MBO- en HBO-instellingen (de business case Zorgfuncties 2.0 wordt uiterlijk 31 december 2010 opgeleverd). Het deelprogramma Ziekenhuisarts Chronische Zorg heeft een experimentele looptijd van 2011-2014. Het wordt ontwikkeld in het St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg en enkele andere Brabantse ziekenhuizen. We willen de expertise van de huisartsopleiding graag bij het project betrekken. Daarom is contact gelegd met Huisartsopleiding Nederland. Na 2014 dient de opleiding te worden bekostigd uit de reguliere bekostiging voor medische vervolgopleidingen. Een korte samenvatting van de genoemde programmalijnen treft u achter deze inleiding aan. Er worden kruisverbanden gelegd tussen de programmalijnen. In bijvoorbeeld de programmalijn Zorgcliënt 2.0 wordt vraaggestuurd, relationeel werken ook aangeboden aan de ziekenhuisartsen en de andere artsen die met ondersteuning van de Brabant Medical School worden opgeleid. In Zorgcliënt 2.0 zal ook worden aangesloten bij zorg- en onderwijstechnologische ontwikkelingen uit de andere programmalijnen. Het concept van de Zorgacademie en de andere innovaties worden overdraagbaar gemaakt, onder andere via beleidsonderzoek en communicatie. Op het terrein van communicatie wordt zoveel 4
Provincie Noord-Brabant en Brabant Medical School (2010). Hoofdstuk vier: Visie op toekomstbestendige zorg. In: Sectorplan Zorgonderwijs 2.0 (Deel 1). ’s-Hertogenbosch/Tilburg: Provincie Noord-Brabant/BMS.
4
mogelijk gebruik gemaakt van bestaande communicatiekanalen van de netwerkorganisatie. Verder is voorzien in een start- en slotconferentie. Het concept Zorgacademie en de te ontwikkelen onderwijsmodules worden ontsloten voor andere regio’s.
Figuur: structuur en samenhang Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 Opdrachtnemer Stichting BMS
Programmateam Ziekenhuisarts
Zorgcliënt
De Zorgacademie Locatie Tilburg
Zorgfuncties
Locatie Eindhoven
Zorgtechnologie
Projectstructuur Het Ministerie van OCW is beoogd opdrachtgever en de Brabant Medical School (BMS) beoogd opdrachtnemer. Per deelprogramma’s wordt een projectmanager aangesteld. De projectmanagers werken samen in het programmateam. Dat team is gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het innovatieprogramma. De algemene programmaleiding (BMS, PRVMZ, Transvorm) bewaken voortgang, budget en samenhang, ondersteunen de deelprogramma’s en dragen zorg voor kennisdeling/-verspreiding. De BMS is als beoogd opdrachtnemer bestuurlijk verantwoordelijk en geeft sturing aan het programmateam. Inbedding in Brabantse kennisinfrastructuur Het is van belang het Innovatieprogramma in te bedden in de Brabantse kennisinfrastructuur en samenwerking te creëren tussen onderzoek (WO/HBO), zorgonderwijs en praktijk. De Zorgacademie Eindhoven en Zorgtechnologie zijn onlosmakelijk verbonden met de positie van Zuidoost-Brabant als internationale toptechnologische regio: Brainport. Het programma Zorgtechnologie sluit aan bij de samenwerking die in deze regio is neergezet tussen overheden, kennis-/onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. Ook de mogelijke ontwikkeling van een life science-campus in de regio Eindhoven moet in dit licht worden bezien. De ontwikkeling en implementatie van Zorgcliënt 2.0 in de Tilburgse Zorgacademie is verbonden aan de kennisinstellingen in die regio, in het bijzonder de Universiteit van Tilburg en een aantal door gemeente(n) en provincie gefinancierde kennisinstellingen, zoals het Expertisecentrum Familiezorg en het Kenniscentrum Zelfhulp en Ervaringsdeskundigheid (KZE). De Brabant Medical School, een samenwerkingsverband van ziekenhuizen, kennisinstellingen en opleidingscentra, is een kansrijke omgeving om de ziekenhuisarts tot ontwikkeling te brengen. De BMS is van harte bereid om hiervoor landelijk samen te werken met vergelijkbare initiatieven. De Provincie Noord-Brabant stimuleert de vorming van netwerken die opereren op het snijvlak van het sociale, het economische en/of het ruimtelijke domein.
5
Vier pijlers voor een vernieuwd paradigma van de zorg
5
Het innovatieprogramma is gestoeld op vier pijlers: 1. De promotie van collectieve en individuele preventie. 2. De promotie van zelfmanagement en participatie. 3. De versterking van de eerste lijn. 4. Een gerichte(re) zorg van de tweede lijn. De vier genoemde pijlers vertonen een tendens naar het zogenaamd ‘afschalen’ van de zorg, naar ‘ontzorgen’. Met dit afschalen van de zorg wordt het doel nagestreefd de alsmaar groeiende vraag naar professionele zorg onder controle te krijgen en op onderdelen te verminderen. Het zorgcontinuüm en de daarbij behorende noodzakelijke afschaling gaat uit van een effectief zorgsysteem, waarbij zorgverlening afschaalt naar basiszorg én zelfmanagement. Tegelijkertijd dient te worden ingezet op het versterken van preventie, zelfmanagement en participatie. De ziekenhuiszorg kent twee bewegingen: enerzijds wordt een deel van de zorg wordt afgeschaald naar basiszorg, anderzijds wordt een deel hooggespecialiseerd. Door het afschalen van zorg én door het ontwikkelen van flankerend beleid, zoals de ontwikkeling van zorgtechnologie en de versterking van mantelzorg en zelfzorg, wordt de groeiende vraag naar zorg afgeremd en de arbeidsproductiviteit in de zorg wordt verhoogd. Tot slot: groeiende belangstelling De belangstelling voor het innovatieprogramma groeit. Diverse initiatiefnemers, zowel afkomstig uit kringen van zorgonderwijs als zorgwerkgevers in Zuid-Nederland, hebben belangstelling getoond en zoeken naar mogelijkheden om aan te haken bij het innovatieprogramma. Een aantal van de voorgestelde projecten is complementair aan de programmalijnen zoals worden ontwikkeld binnen het Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0, zoals het projectidee ‘Zorgacademie/Zorgfabriek’ uit de regio Uden en ‘Werkgever/werknemer 2.0’ uit de regio West-Brabant.
5
Provincie Noord-Brabant en Brabant Medical School (2010). Hoofdstuk zes: Landelijk beleid regionaal getoetst. In: Sectorplan Zorgonderwijs 2.0 (Deel 1). ’s-Hertogenbosch/Tilburg: Provincie Noord-Brabant/BMS.
6
II. Business case Zorgacademie Wat is het probleem? We hebben goede en voldoende vakmensen nodig in de zorg. In Noord-Brabant is zowel sprake van ontgroening als vergrijzing. Dit betekent dat er minder zorgpersoneel komt voor het snel groeiend aantal ouderen met toenemende zorgbehoefte en zorgvragen. De maatschappelijke opgave vraagt niet enkel om meer zorgprofessionals op te leiden, maar om ze ook anders op te leiden. De zorgverlening zal in de komende jaren ingrijpend veranderen. Zorgtechnologie en het versterken van de basiszorg, familiezorg en zelfmanagement zijn van groot belang om de zorg toekomstbestendiger te maken. Deze ontwikkelingen vragen ook om adequaat opgeleid zorgpersoneel. We zetten vooral in op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande beroepen. Door de vorming van de Zorgacademie wordt de krapte op de arbeidsmarkt terug gedrongen, de instroom en doorstroom van studenten en werknemers in de zorg bevorderd en voortijdige uitval uit studie en zorgberoepen voorkomen. Ook het leven-lang-leren wordt samen met de zorgwerkgevers vormgegeven. Wat gaan we doen? De ROC’s in Tilburg en Eindhoven realiseren samen met onderwijspartners en werkgevers de Zorgacademie in beide steden. Onderwijs en zorginstellingen zijn in de Zorgacademie samen verantwoordelijk voor het opleiden en begeleiden van leerlingen, studenten en werknemers in de zorg. Studenten leren in een aantrekkelijke, praktijk-/arbeidsmarktgerichte leeromgeving. Om de Zorgacademie te realiseren worden drie ontwikkelingslijnen uitgewerkt: het loopbaancentrum, het begeleidingsmodel en het opleidingscontinuüm.
Wat zijn de beoogde resultaten? De doorlopende begeleidingslijn van de Zorgacademie leidt tot een vermindering van (voortijdige) uitval in 2013 met 10%. Door betere afstemming van de programma`s kan de totale opleidingstijd, die nu nog, afhankelijk van het niveau, gemiddeld 12 jaar duurt met tenminste 2 jaar verkort worden. Minder uitval leidt tot 15 % meer gediplomeerden, waardoor de uitstroom van aantallen gediplomeerden naar werk toeneemt. Het streven is een toename van 5% studenten per studierichting (waaronder zij-instromers vanuit andere beroepen) in 2013. Het curriculum van het zorgonderwijs wordt vernieuwd met zorgtechnologie (Eindhoven) en relationeel, vraaggericht werken (familiezorg/zelfmanagement) (Tilburg). Ook de functies in met name de basiszorg dichtbij huis (eerstelijnszorg) worden geactualiseerd (business case ‘Zorgfuncties 2.0’ volgt). De te ontwikkelen concepten worden overdraagbaar gemaakt. Wat is nieuw? De totale beroepskolom gaat het curriculum en de begeleidingslijn afstemmen. Tilburg kiest bovendien voor één onderwijsteam waarin zowel VMBO, MBO, HBO als zorginstellingen participeren; Eindhoven heeft dit nog niet vastgelegd. Het zorgonderwijs in beide steden staat onder één regie waarin flexibele (branchegerichte) leerroutes worden samengesteld en waarbij een loopbaancentrum wordt ingericht om talenten in de zorg (op VMBO, MBO, HBO en in de praktijk) optimaal in te zetten in en te behouden voor de zorg. Onderwijs en Zorginstellingen nemen samen de verantwoordelijkheid voor het opleiden van toekomstige en huidige medewerkers in de zorg. 7
Wat kost het? De totale kosten voor het vormgeven van de Zorgacademie op twee locaties (Eindhoven en Tilburg) zijn begroot op € 13,7 miljoen. Hiervan wordt € 6,4 miljoen opgebracht uit eigen middelen van de partnerorganisaties. De gevraagde Rijks/OCW-bijdrage bedraagt € 7,4 miljoen. De begrotingen van Eindhoven en Tilburg wijken licht van elkaar af. Dit heeft met name te maken met een andere inrichting van overlegstructuren met het werkveld. Betrokken organisaties, o.a. ROC Tilburg, ROC Eindhoven, Fontys Hogescholen, Hogeschool Avans, VMBO, zorginstellingen.
8
III. Business case Zorgcliënt 2.0 Wat is het probleem? De zorgvraag zal de komende decennia ingrijpend veranderen. Om de zorg in Nederland toekomstbestendig te maken zal het zorgaanbod afgestemd dienen te worden op de veranderde zorgvraag. Familiezorg, zelfmanagement/zelfhulp en ervaringsdeskundigheid, al dan niet ondersteund met ICT, nemen een steeds prominentere rol in binnen de zorg. Het draagt bij aan kwaliteit en efficiency van zorg. het stelt andere eisen aan de beroepskrachten in de zorg. Wat gaan we doen? Met behulp van een groot aantal ketenpartners worden in de vorm van pilots (aankomend) beroepskrachten (MBO, HBO en WO) geschoold in relationeel en vraaggericht werken, familiezorg, zelfmanagement/zelfhulp en ervaringsdeskundigheid. Het doel hierbij is het bevorderen van samenwerking tussen beroepskrachten in de zorg, zorgvragers, familiezorgers en ervaringsdeskundigen. De onderwijsmodules worden na een gedegen evaluatie en bijstelling beschreven als best-practices (in verband met overdraagbaarheid) en opgenomen in het curriculum van de scholen. Daarnaast worden er praktijkmodules ontwikkeld voor mantelzorgers, worden zorgwerkgevers geïnformeerd en wordt er een pool met ervaringsdeskundigen opgezet om structureel ingezet te worden in het zorgonderwijs. Wat zijn de beoogde resultaten? Door (aankomend) beroepskrachten te scholen in relationeel en vraaggericht werken, familiezorg, zelfhulp en ervaringsdeskundigheid vindt er (betere) afstemming plaats tussen beroepskrachten, zorgvragers en diens familie. Hierdoor worden complexe zorgsituaties zoveel mogelijk voorkomen. Beroepskrachten leren zorgvragers en familiezorgers te zien als (ervaringsdeskundige) samenwerkingspartners en maken (meer) gebruik van ieders specifieke kennis en kunde. Hierdoor stijgt de kwaliteit van zorg voor cliënten en diens familie; de zelfredzaamheid, (draag)kracht en het welbevinden van cliënten en diens familie neemt toe, de klanttevredenheid is groter, de formele klachten nemen af en er is een lagere gezondheidszorgconsumptie. Beroepskrachten hebben meer plezier in hun werk. Werkgevers in de zorg krijgen goed gekwalificeerde beroepskrachten aangereikt die breed zijn opgeleid, minder ziek zijn, minder snel van baan veranderen, een pro-actieve bijdrage leveren om klachten te verminderen, de klant tevreden te stellen en effectief samen te werken met zorgvragers en diens familie. Wat is nieuw? Relationeel werken in de zorg is niet nieuw: wijkverpleegkundigen en casemanagers herkennen zich er veelal in. Wat echter wel innovatief is, is de visie dat niet alleen een wijkverpleegkundige of een casemanager relationeel zou moeten werken, maar alle mensen die betrokken zijn bij zorgsituaties. Of dit nu gaat om verpleegkundigen, huisartsen, verzorgenden, loketmedewerkers van gemeenten etc. Het belang van het versterken van de eigen kracht en bevorderen van de eigen regie door middel van zelfmanagement/zelfhulp wordt steeds prominenter. Het is vernieuwend dat in het zorgonderwijs structureel aandacht wil besteden aan zelfmanagement/zelfhulp, familiezorg en ervaringsdeskundigheid. Daarnaast is het ook nieuw dat er binnen Brabant (pilots) gewerkt wordt vanuit een integrale visie: relationeel, vraaggericht werken. Wat kost het? De business case Zorgcliënt 2.0 is begroot op € 2.395.002,-, waarvan € 346.000,- door middel van cofinanciering wordt gefinancierd. De gevraagde Rijks/OCW-bijdrage is € 2.049.002,--. Betrokken organisaties, o.a. Zorgacademies, Expertisecentrum Familiezorg, BRIZ, KZE, GGzE i.s.m. PRVMZ, PON, Kwaliteitsinstituut CBO.
9
IV. Business case Zorgtechnologie Wat is het probleem? De vraag naar zorg groeit en de arbeidsmarkt krimpt. De inzet van ICT en zorgtechnologie verhoogt de kwaliteit van zorg en de arbeidsproductiviteit in de gezondheidszorg. Verpleegkundigen en verzorgenden hebben nog onvoldoende kennis van en affiniteit met technologie. De snelheid waarmee nieuwe technologieën in de gezondheidszorg worden geïmplementeerd is laag. Wat gaan we doen? We gaan het eHealth Experience Centre vormgeven en inrichten binnen de Zorgacademie Eindhoven. Vanuit dit centrum verzorgen we training en opleiding op het gebied van zorgtechnologie voor diverse doelgroepen. Het Field Lab brengt vraag en aanbod op het gebied van zorg en technologie binnen onderzoek, opleidingen en praktijk bij elkaar. Het is nadrukkelijk een samenwerking tussen onderwijs, onderzoek, zorgwerkgevers én bedrijfsleven. Binnen de Community of Practice delen we kennis en ervaring. Voorts wordt de opleidings- en arbeidsmarkt voor medisch ingenieurs verruimd door middel van zorginnovatie-, opleidingsen arbeidsmarktvouchers. Wat zijn de beoogde resultaten? Er is veel technologische kennis beschikbaar; het gebruik van die technologie in de zorg blijft echter achter. De uitrol van de inzet van technologie binnen de verpleging en verzorging wordt vergroot en versnelt, waardoor de kosten van en de vraag naar zorg substantieel afnemen en de kwaliteit van zorg zal toenemen. Het opleiden en trainer van zowel (eind)gebruikers, zorgverleners als (toekomstig) medewerkers in de zorg en hun managers staat hierbij centraal. Ook het etaleren van de technologische mogelijkheden en het delen van kennis en ervaring door alle partijen is een belangrijk speerpunt. De programmalijn Zorgtechnologie verlaagt door middel van vouchers ook de drempel voor (perifere) ziekenhuizen om te investeren in de veilige toepassing van medisch-technologische kennis en de opleiding en aanstelling van medisch ingenieurs. Wat is nieuw? Het samenwerkingsverband van zorgorganisaties, technologische bedrijven en kennisinstituten die gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor het breder inzetten van kwalitatief goede zorgtechnologie. Ook het inzetten van een licht stimuleringsinstrument om de markt voor technologen in de gezondheidszorg te openen is nieuw met als doel de veilige toepassing van medischtechnologische innovatie te bevorderen. Wat kost het? De programmalijn Zorgtechnologie is begroot op € 2.869.00, waarvan € 472.000 eigen bijdragen. De gevraagde bijdrage van Rijk/OCW is € 2.397.000. Betrokken organisaties, o.a. Zorgacademie Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, Brainport Health Innovation, zorginstellingen.
10
V. Business case Ziekenhuisarts Chronische Zorg Wat is het probleem? Door de veroudering van de patiëntenpopulatie zal de zorg voor chronisch zieken in de komende decennia sterk toenemen en zal er in verhoogde mate sprake zijn van multimorbiditeit, ook in de ziekenhuiszorg. Medisch specialisten zijn in de eerste plaats werkzaam zijn op het gebied van hun eigen specialisme. Een integrale kijk op de totale problematiek van de patiënt is daardoor niet gegarandeerd. Een groot deel van de chronische zorg voor de opgenomen patiënt wordt thans geleverd door artsen die niet in opleiding zijn (Anios). Door het ontbreken van een aantrekkelijk opleidingsperspectief voor Anios wordt het voor perifeer gelegen ziekenhuizen in toenemende mate moeilijker om voldoende gekwalificeerde zaalartsen aan te trekken. Wat gaan we doen? We starten een nieuwe opleiding voor een hospitalist, een ziekenhuisarts chronische zorg (ZCZ-arts). Deze wordt na het artsexamen in twee jaar opgeleid als generalist voor de chronische zorg. In 2012, 2013 en 2014 starten telkens 10 Aios met deze opleiding. Wat zijn de beoogde resultaten? In 2014, 2015 en 2016 zijn er jaarlijks (minimaal) 10 afgestudeerde ZCZ-artsen die in elk geval werkzaam kunnen zijn in een aantal Brabantse ziekenhuizen. Als de pilot succesvol is en de opleiding een profielerkenning verwerft kan er een bredere uitrol volgen. Wat is nieuw? De ZCZ-arts is weliswaar niet nieuw als concept, maar is nog nooit in de Nederlandse praktijk gerealiseerd. Het is te beschouwen als de chronische pendant van de SEH-arts in de acute zorg. Nieuw ten opzichte van de huidige praktijk is dat de ZCZ-arts in tegenstelling tot de huidige Anios een adequate opleiding krijgt. Wat kost het? De totale kosten van de pilotfase bedragen € 7.300.000 voor 30 opgeleide ZCZ-artsen, waarvan € 1.440.000 eigen bijdragen en € 5.860.000 rijksbijdrage. Betrokken organisaties, o.a. Brabant Medical School, Elisabeth Ziekenhuis, ziekenhuizen, huisartsenopleiding.
11
Colofon Dit is een samenvatting van de business case Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 (november 2010). Eerder verschenen (februari 2010) • Sectorplan Zorgonderwijs 2.0 (deel 1) • Innovatieprogramma Zorgonderwijs 2.0 (deel 2) • Zorgzaam Brabant: strategische verkenning (deel 3) De rapporten zijn te downloaden via de website van de Brabant Medical School (BMS): www.brabantmedicalschool.nl. Nadere informatie is te verkrijgen bij Brabant Medical School Postbus 90151 5000 LC Tilburg (013) 539 3406 [email protected] www.brabantmedicalschool.nl Tekst samenvatting Alexander van den Dungen (PRVMZ) Grafisch ontwerp omslag Van Riet Ontwerpers, ‘s-Hertogenbosch