Die uw jeugd vernieuwt ais die van een arend
eReformatie WEEKBLAD TOT ONTWIKKELING VAN HET GEREFORMEERDE LEVEN
KENMERKEN VAN DE CHRISTELYKE VERWACHTING I* Opstanding van het vlees In liet ïlot van het apo~tolicum.de kla5sieke fomiilering
van oric 'algemeen, onyetw~jfeld,chriqtelijk geloof verheft zich dit gelcinf tot de chriqtelijke verwachting: '[k geloof in de opstanding van het v l e e ~en een eeuwig leven'. In de Geloofsklijdenis van Nicea, waarin voor het eerst d c kerkcn. ~etneenichappelijk in oecumenisch concilie bijeen, liet chri~telijkgeloot' in korte samenvatting hebben beleden, horen we dezelfde verwachting stem ontvangen: 'Wij verwachten de opstnndiny van de doden en het leven van de komende eeuw'. Vanaf haar vroeyste ri.jden ic dit christelijke belijdenis geweest. Nog vóór de apo~tolischegeloofsbelijdenis de ons bekende vorm kreeg was 'de opstanding van het vlees' reeds een vast bectanddeel van de christelijke belijdenis, zoals deze bij voorbeeld vóór de doop werd uitgesproken. De Kerk heeft zo niet alleen ,yt,.\pr-oX~n.Zij heeft ook in deze verwachiing Kclc,r,fili, al zal dat soms meer. soms minder krachtig en diep zijn geweest. De loochening van de opftdnding van de doden is t e e d ~door de apostel Paulus be\treden en hij was clnarin een Ieerlinr, van zijn Meester, die te_cenoverde Sadduceën in de opstanding cler doden de kracht beleed van de God van Abraham,
Z Hier volqi 5nrncnvniting en bewerking van de ïtnf van een ~ o l k y c door mij in de munt1 5epiemht.r yryeveri /owcl in Ziiid-Korea aan het Korean Thenl. S e m ~ n a q(campus Puwn cn Scoull als in Japan aan het Sctninory van dc Rcfonncd Chiirch In Japan.
I
Als God bestaat ... H. Fokkers
Kenmerken van de christelijke
1
:
OP TAAT
t-C30rDART!
1
I
Isaak en Jacob.' De christelijke kerk heeft dit spoor mogen houden. De loochening van de opqtandinp der doden is teruggewezen als een duivelse aanqlag op de chri~telijke hoop. Daarom i 5 er ook in het apostolicum die nadrukkclijkc belijdenis van 'de opstanding van het ~ ~ I P F s ' . Dit laatstc. karakteriqtieke woord duidt de men5 aan in zijn broze lichamelijkheid als deel van heel de ge~chapenhcid.Hier verzet de geloofsbelijdenis 7ich tegen een 7cer oude (gnostische) dwaling die het 1 ichatnelijke verachtte en die het heil beperkt wilde zien tot de zgn. 'gecsteli,jkc' kern van de mens.' Men kan in het op~ettelijkc$ruik van deze term 'vlees' in de oude, christelijke hclijdcnis een rijke verbinding zien met het evangelie van de t~lrcs-wording van de Christus, vgl. Joh. 1.14: 'En hct Woord is ~ ' I C C S geworden'." Dat de opftanding van de dliden (Nicea) word1 beleden als de opstanding van het i.lrrs (apostolicuin) is verankerd in het rpisrr artikel: over God dc Vader en onLe schèpping en het wordt bevestigd in het h?.eec/í>artikel:
verwachting l J. Kamphuis
ROEKRkSPKFKINC;
Openingsrede van Kuyper herdrukt De arbeideris zijn loon waardig
I
J I T 3 C ICI IRIII
H e t zuivere woord R. t e r Beek KEKKtl7iY I FVFN
Moeten we het isolement doorbreken? / Driestarren C.]. de Ruijter p -
JAARGANG671 14 - 1 I JANUARI 1992
1
Christelijk sociaal denken 1891-1991 1 Hans van der Tholen .- .-
1
Rembrondt en de traditie Willern L. Meijer
I
R. ter Beek
I
-
253
over God de Zoon die terwille van onze verlossing in het vlees is gekomen en nu als Heer der heerlijkheid aan de rechterhand van de Almachtige is gezeten en zo zal weder-komen. Teleurstellende theologie? Is het nu gelet op deze krachtige en levende belijdenis niet verwondering-wekkend en teleurstellend, dat er in het nadenken over de grote Toekomst toch zoveel terughoudendheid is betracht in de christelijke kerk? Komt de leer van 'de laatste dingen', de 'eschatologie' (van eschatos, uiterst) er dikwijls niet erg schamel af? Kunnen de sec ten met hun duidelijke en gedétailleerde toekomstverwachting hier niet terecht op een tekort wijzen? De soberheid van Calvijn Laten we één voorbeeld van die terughoudendheid noemen: Johannes Calvijn. Hij behandelt in de Institutie de eschatologie aan het einde van het derde boek. Hij kondigt nadrukkelijk aan dat hij deze leer kort zal behandelen.5 Dat gebeurt dan ook. Het hoofdstuk over de laatste opstanding bevat in de bekende vertaling van A. Sizoo niet meer dan 25 bladzijden en dat voor de behandeling van een thema, waarbij toch veel ter sprake moet komen! Het is ook opvallend, dat Calvijn dit hoofdstuk pas een plaats heeft gegeven in de laatste editie van zijn Institutie, die van 1559.6 Het is alsof Calvijn uiteindelijk toch ook nog wel aan de laatste opstanding aandacht heeft willen geven, maar toen niet verder is gekomen dan een wat schetsmatige behandeling, waarbij ook nog een grote plaats voor de weerlegging van de dwalingen wordt ingeruimd! We moeten zeker in rekening brengen, dat Calvijn al eerder in het derde boek van de Institutie plaats heeft ingeruimd voor' de overdenking van het toekomende leven' (meditatio futurae vitae)? Maar dan handelt hij er
KERN REDACTIE: DR WG DE VRIES (eind red.), DRS. G.J. VAN M TE VELDE.
MIDDELKOOP,
PROF. DR.
toch meer over, hoe wij in dit leven ons hebben uit te strekken naar het toekomende dan dat hij de thema's bespreekt die behoren tot de grote afsluiting bij de voleinding der eeuwen en het leven daarna. En in zijn eigenlijke behandeling van de leer der laatste dingen is het kernwoord: gematigdheid, soberheid (in het Latijn: sobrietas). 'Wij moeten,' zo schrijft Calvijn, 'in dit stuk te meer soberheid betrachten, opdat ons niet, wanneer wij niet zouden denken aan de geringe maat van ons verstand, de hemelse heerlijkheid zal overvallen, omdat wij al te vrijmoedig omhoog vliegen.'8 Steeds is Calvijn er dan ook op bedacht om ijdele vragen en netelige kwesties, zoals ze in de middeleeuwse scholastiek werden opgeworpen, uit de weg te gaan.9 Nu horen we Calvijn wel vaker de eis tot soberheid van de christelijke geloofsleer tegenover alle zucht tot speculatie stellen. Zo wanneer hij over de Heilige Drieëenheid handeleo of ook over de leer van de eeuwige uitverkiezing.!! Ongetwijfeld ligt de soberheid waarmee 'de laatste opstanding' wordt behandeld in de grond van de zaak op dezelfde lijn. Maar er is wel een onderscheid. In dit laatste geval gaat de soberheid verder. Het hoofdstuk als geheel is kort gehouden. De aandacht heeft hier als het ware een kleine aandachtscirkel. De belijdenisgeschriften spreken dezelfde sobere taal Deze lijn wordt in de reformatorische belijdenisgeschriften ook getrokken. Een al wat ouder overzicht van de belijdenissen, uit 1912, constateert bij het begin van de behandeling van wat de gereformeerde confessies over de eschatologie ter sprake brengen, dat hier weinig over gehandeld is.]2 Een meer recent boek, van L. Doekes uit 1975, behandelt het onderwerp niet eens opzettelijk.13 Hier is zeker wel iets meer en ook nog wel iets anders te zeggen. Terecht wijst Paul Jacobs er op dat inzonderheid het reformatorisch onderwijsboek, de Heidelbergse Catechismus uit 1563 gedragen wordt door een sterk eschatologisch verlangen.!4 Het is de moeite meer dan waard de cateéhismus hierop eens door te lezen!
OVERIGE REDACTIELEDEN DRS. R TER BEEK, DRS. B LUITEN, C TRIMP.
DRS. H. VELDMAN,
DRS. q
PROF. DR
DE RUIJTER, PROF. DR. K. VELING.
MEDEWERKERS. DRS. JA
BOERSEMA,
j.M. DE JONG.
AJOH.
KISjES, DRS. J MESSELINK,
DRS. J SMELIK
Alle stukken bestemd voor de Redactie aan: De Reformatie, Postbus 24, 8260 AA te Kampen. ADMINISTRA
TIE/ADVERTENTIES
UltgevenJOosterbaan & Le Cointre B.v, Postrekening 406040 t.n.v., De Reformatie, Goes, Postbus 25, 4460 AA Goes. Tel. (0 I1 00) 1559 I. ABONNEMENT
f 84,75 per jaar;f 45,25 per halfjaar;studenten f 69,25 per jaar (binnenland). Buitenland: f 143,50per Jaar (zeepost). Eenabonnement kan per maand Ingaan,maar slechts beëindigd worden uiterliJktwee maanden voor het verstnjken van de betalingstermiJn. Losse nummers f 1,85 (excl porto). ADVERTENTIES:
PriJs:f 0,45 per mmo Contractlarief Zonder artikelen
254
schnfteliJke
toestemming
uit dit blad over
op
aanvraag.
van de uitgever
te nemen.
IS het niet toegestaan
Eschatologische Catechismus
spanning
in de Heid.
Niet alleen vinden de geloofsartikelen van de opstanding van het vlees (met dat kostelijke accent: 'dit mijn vlees') en het eeuwige leven in Zondag 22 een kernachtige behandeling, maar er wordt voortdurend uitzicht op de eeuwige heerlijkheid geboden: de verzekering van het eeuwige leven door de Heilige Geest is deel van de enige troost, antw. 1. God heeft de mens geschapen, zo worden we onderwezen als het gaat over het beeld Gods, met het oog er op dat hij Hem in de eeuwige heerlijkheid zou loven en prijzen, antw. 6 en dat keert in het onderwijs over de dankbaarheid terug, antw. 86. Er is óók uitzicht op eeuwige straf naar Gods rechtvaardig oordeel, antw. 11, maar over de weg tot ontkoming worden we breed in het tweede deel onderwezen, vgl. vr. en antw. 12 en het is 'eeuwig heil', dat het geloof zich uit Christus mag toeëigenen, antw. 21, vgl. ook antw. 66 over de sacramenten, en wij mogen weten dat in Gods gemeenschap' geen schepJAARGANG 67/14 - I1 JANUARI 1992
scl nnï van zijn licfclc sclieidcn ztil', aiitw. 28. Het uitzicht is e r wcci-, :)Is wtiiilt pclccrd d a t wc in g c l o o f ~ p c m c c n ï c h a p tnet d e Cliristiis de hclofre h e b b e n 'ria dit leven in eeuwiyheid tnet Hctn o v e r alle schepselen t e reyereii'. anaiv. 37.Hij heeft clan o o k 'c,rirbi.ir: levcn' v o o r otis verworven d o o r zijn lijdcn. nntw. 37 cn heeft otider de wercldlîjkc rechter lijdend c nnq hevrijd 'van Iiea qirenpe oordeel v a n God. dar o v e r niis ~ D ZkL~ ~ i i c n0' 1. 1 7d~o o d is in H e m nu 'een doorgang tot tiei e e ~ i w i g cIrven, ;iniw. 47 e n ï i j n cipsiiìnding en hemelvaan zijn voor ons waiirhorg en pand van wat Ons zal gexclioriken ivor~len.antwcirir~leri45 en 49. als Hij ivederknmi e n d311 zijtl \~erlo\ti'ii tiit alEe r;rrijcl verheffen ral e n de kroon der Iiecrlijkheid sctienken. a n t w . 57. Worderi w e ingevoercl i11d c bcli,jdciiiï ;i:inga;indc dc Heilige Geest. d a n ir weer de troost vati dc y l o o f q - w e t e n s c h a p 'dar Hij e e u w i g bij m i j zal hlijvcn'. i.cials wil \:an dc kerk r2ic C h r i d u s cfnor zijn G e e ï t en Wriorrl very~irlcrt'van lici hegin van rIe wereld tot hel ein, de' belijden. clril wij da;ir eeuwig ecn leuend lid' van zullen hlijucri. aIiiii.. 54. 13cchivaiirdiyiny d o o r Christus' bloed 2n tle erfenis vrin het eeuwig leven hanyen izn nauwsic sanien. leeri Zoncl;ig 73. want Gcirl riil n m r het geiiiigenis van het cvaiigclic '7nwcl in dit ;ilï in Iict tockoincndc Icvcn' onrdeIcn. Op g r o n d vnii d:it cvanyclic wordcn wi.j o o k gerocpcii int clc diciiït vilti Iict pclicd. waarin d e kotnst van 'de volina;ikthcid viin Gods ri-jk', w;i;iriii Hi~i:illes in allcn zal zijn. o n ï hart i i i vliiiti iii;ig 7cttcn. iiiitw. 123. zoals wi.1 o o k bidden mnycn niii 'dc vnlkoincn overwiiining' in d c strijd van liet gelnol' dricii- rlc ki:icht v:in dc I lciligc Gccst.
l I
i
.
I 1 I I !
Dok o n d e r di! aspect is de Catechismus van Heidelberr een parel onder de gereformeerde leerboeken en mo_gen we er dankbiiar voor zi,jn dat ons voorgeslacht het boekje van de enige trooui een pla:its onder de belijdenisgeschriffen heelt gegeven? Maar
p. 176 e.v. l-lier ook verdere literatiiur-verwijzinp. .,1986, Vgl. o.in. Hernian R idrlerbos. Hrr Evnrigrlir nnni J~itinnn~r. P~-rwl,o i,on rrtt rfir~olngiic-/?r r<rp,cese I . Kampcti 14X7. p. W: ' "Vlcc<" duidt hicr nict qlcchts hct niatcrii.1~vati de tncnseli-jkc hcstnniisii.ij~e ;ian. maar. in ciurlte\iamentische 7.in heel tEe menc in ~ i j nv;in Cìr~1ondcrscheiden cre;iiuurlijk heslaan. vgl. hijv. Hantl. 2 : 17: Mi. 24 : 77, clrlcrs ook wel "vlees en blocd" genoemd. vpl. Mt. Iri : 17 v. Het gaat cirik hier om hct inen~elijkeals zodaiiig. en au~erienvan de 7nnrle. rlie rl;iarln hnar Ietel heeri (waanrnn "vleec" tlaamm somc ook dc onnduirling rtirmt, m.n. hij Pauluc, vrl. Rom. X : 4 e.v.a.).' De7e ri-r,q~ri.rrh~ 011derïdieidin:eii 7ijn vriii direcie kiekenis vririr tle chri\telijke leer. hij unorheeld in7;ike de leer uanp;inrle de prrirtiriir var) Chriciiis. Wic. ~ o a i sH.F. Kohlhrtigpc dc tcml 'vlccc' in dc Schrift zonder niccr clij ijk stcli tiict 'anii dc zondc vcivallcn' kan tcrzake de i k ~ r r ivcirtliny van (Ie Ztitin \:nn Frid de lijnen niei ;.uiver Schrift~iurlilkhoiirlen. .r I n . ~ i 111. . 25.3: 'Daanim heh i!+ ttii tle/e plant.; uitqesicld dntecnc u n i daarover iii hct kon klinndcld inocqr ivorrlcn...'. vcn. A . Sizcwi (70 mik in lict vervole). h Vp1. rle aaniekenin2 hij P. Rnrth/W. Niecd. J. Colvijn. Opr-i-crSr'lr'c-íri IV. 437. ' IJ!^!. fll. Q" I I I F ~111. . 25.10. Vgl. !mr. 111, 25. l i vgl. Fleini-ich Quistorp. & < ~ f j * i r( ~l o'
im Zr>irpiii.~ C'c~li~ttisi. Londen 1955. Recds in dc Intrnduciirin w ijst Qkiisicirp er op. hoc CaEvi-in afstand wil bewaren van het ini~bniikdat van de leer der laat5te rlinpen is geniaakt i11 de specularies viin de schotiistiek. vgl. nrrk het Forewrird to thc English edition door T.F. Torrancc. "'lnrr. 1. 13.1 c.v.. ook inct vcrwtjziii-. naar dc ingetogenlieid die de 'heilige mannen' in de vroege chriïlelijke kerk in nchi hebben yenomïn U ! S 7ij over Grill. de Drieënige \praken. Ii1r.1. 111. 2 1 .3. 12 P. Bicstcnf~ld.Sc-/!et.~ i.crii rlp Sxmlicilrel;. Kainpen 1917. ?hl. r3 L. Dwkcs.,Crrtiii. Ilcriidhorl, r o o i r l ~g ~ ~ f o ~ . m r r-.rnhr)l~~k. rdr Anihterrkim 197.5.. Hei/.elftle is hei geval in rle /.eer recent bcrcchcncn Sxmholipk >an G.P. Hartvell. rlie als rinrlertiiel heelt: Ern hc.sr~lii-iji~irr~ i.c~ti kc~itritimaitItrr r/ti.i.srelrjl:helijrlrir. klct zaak-re~istervernield 7elfr geen enkcl cschatoIogiscli ondcrwcrp! " Paul Jacohu. TIi~rilo,yi~ R~friirniri-triR ~ k r r i r i ! i i i . s i c ~ h ~iir - i /Cii-tritd:iif<~~~ ,+v. Neukirchen, Kreic Moer$ 1959. 172. Q
I
l 1I
''
i ,
I
J. Kamphuis I V:l. .!"N.n. Kclly, I:oi,bC.lirisrit~iilic~,ri,ines.Londen 1980'. Part IV. Cli. XVlI The rhrisii:in Hopc. p. 154.499. - VS!. kinti. 22.73-33 en pir. pl:inicen. k~ulucIwkl de SwnE met het sadduce\e ninderni\nie nok in volutrekre diiidclijkhcid alï hij voor de jond?e Rand wordt pcvocid. ITand. 23: 'ik rtn terecht oin de hoop en de opst;indirig dcr diidcn'. Hiiiirl. 73.6 cii hij siri,jdt tcpcn ccti modcrnisticcli ~pirituaiicrtic.d:)[ zich hlijkbnar iti ~ l gctncctitc c van Koriritkic kid ingcrlrtin~en:'lndicn nu ir;in C'hriïiiiï geprerlikt wnrrit, diii Hij iiit de ritwlen i \ tip~rwekr.hric Irinicn sorninigen cinrier u er trit. te ;.eggen. rlai er peen opsinndiiiy dcr dndcn i<'. I Kor. 15. I2 vrl. ook 2 Tiin. 2.17 cii 1X inzakc Ilyrncnciis cn I-i1ciiic 'dic iiit tict spoor dcr wnarhcid ~ c n a k z?Fii t mct hun h r w r r i n ~ d:ii . rle rip\!:intlin:' reetik heefr pltiats gehad' e n dit hrxigh:irii~r cpirir ~i:ili\nie ~ i n r l ~rrn:bkkclijk i inpang: 'waarrlririr i j hel gelririC van roniinipen :ilhrckcil'. Vgl. Girhcn GrcsliakclJncob Krciiicr, Kesicrrrt rrn mortritirum. Zuwi r ~ t ~ i ~ I i ) ~ ti,' ic ~, ~~~ls~~ ~i i ~t ~i(lc,~, di t i t ,I~c ~ i l ~ l i ~A~d/>vi,sri,l!~tt~
,
'
-.
JAARGANG 67114 - 1 I JANUARI 1992
255
UIT D E SCHRIF'
HET ZUIVERE WOORD k,.(>ttnw!?,T/ 1 1 ( ~ / P O I I ~ I ; I - ~ J ~voí).~t: ~ I I ~ '[L M.(>P/ u.e/ ~ * i Go I :i;t:~ /triii,:i~.\-IJO.Y/I-(!/?P I1~r37: ' Z ~ + ~ i$j
heiligeil. onherkenbaar onberiqpel (ik. We staan alvast versteld.
dl>
Marcuï 1 :7 1-28
In Kiif;irri;iîiiii \vclrtlt ieiniind dmir een cinrciiie y c e i t hcu ~>ori~l. D:i;lrom /i111 L'II ~ ~ t i u r ~ lyc~liichtc~~. ci~. fijn ycb~lren onreiri. Hij iï in beïl;ig genomcn door een vei-kliiardc \,ij,iritl \,,in Grid. Hij vrieli ~ i c l machiig. i want tip dc sah'lial vertotinr hij ~ i c t iin de \ynayr>ge. Gods Woord doct liein niet\. M;i;it v;irid;iag viielt 1ii.i zich bedrei~d.Dat komt door de vreeiridelttig die nati het tvoorcl is. uit Knznrel. Die moer weg. Hij schreeuwt. Een grote niond tegen het onderwijs v a n Je7uq. Hil iloeant Hem 'de Heilige Gods'. Zijn gestoorde ~ i n l u i gen 7 q n _revneli_cvoor ;i3 wat waar. a! nat tvaardig, al wat rec1itvn;irdig. n1 wat rein it. Daiirom doet her onderwijs vati Jen!\ 71jnoren piin. Zi~jtianti-reinheid 'hedriegt hem niet: deze i 5 gekomen om tietii kapot ie miiken. Hii xchreeuwt tegen zijn veiAdelget. Een nog ~ t e e d rvoor\telh;ire reiicrie in onze vei-vuilde wereld: het e\nrigelie mankt oiis kiipot. Er is Feen leven buiteti het viiil tvani. we in rehoren ~!jn.Zelïs ~elovigenvertroiitken onder de iiidriiL van clni nnii-evangelie God vaak fnxir hrilf: wel 71111 beloften, maar niet z!jn wet. We nioeteti »n< niets \vijs Inren maken. Jezus' woord ic vlijtnqcher~i.Het maakt \cheicling twsen de inan en de otiieirie geest die hern bewoont. Jemi ontzet de bezette. Hij stuurt rle geect n eg eti die moet gaan. zonder prooi. l e 7 u ~een cliuppel reinheid in een zee van onreinheid. Moet de7e druppel de 7ee reinigen'? Die ir toch gedoemd te ~ei.di~ijrien in tiet ~cliuirn'!Inderdaad, Maar niet langer d311drie d a ~ e n . Hi,i Lnint terlig uit de ure der duisternis. Hij i s liet vuil te mirchtig. Gods hcilighcid woont in Hem. Je/ lis yaT in Kahrniiiim hct ïtiui\clirit \'O(K ccn machtigc rciniginysciinipiiynr. IIct cindcrriclit vrin Jezu5 is nict civcrdondcrd door dc yríitc intincl van dc hoopoediyen en machtigcii. Ondcr Icidiny viin de Hciligc Gcest van God i i hei uityegrcicid ioi ccn stcm iils van vele watcrcn. Hei reinig door hei allerheili~st_geloof !e schenken. De HeiIige Gods woon1 onder ons. midden in :ilIerlci onreinheid. On een coede tlac ral Hii overbliiven. Met riin
R. tcr Bcck I
I
Extra nummers van De Reformatie... ...kunt u
bestellen door overmaking van d e kos-
ten op postrekening 40 60 40 t.n.v. De Reforrnatie-Goes, onder vermelding van jaargang en
1
riurnrner.
Dit zijn de kosten (~ncl.porto):
1 2 3 4 5
1
!
ex.: f 3,15 ex.: f 5,60 ex.: f 8,25 ex.: f 10,10 ex.: f 11,95
Na ontvangst van het bedrag wordt uw bestellng
!
per omgaande uitgevoerd.
I p .
256
JAARGANG 6714 4 - 1 I JANUARI 1992
KERKELIJK LEVEN
MOETEN WE HET ISOLEMENT DOORBREKEN? In welk iicilcnieiit ligt onze kracht? Die vraag stelde ik in m i p iirtikcl van 14 december jl. Ik concludeerde toen, dat na de Vri,jmakiiig de antithese zich verdubbeld heeft in dc richting van de ïynodalen. Urndat we teFenover hen ons vaak moehtcn af~rcnzeti,kwam er (vaak ongewild) een dubbel isolcincnt tut staiid. Se kunt dat zien aan onze gerefoirneerde urganiwt ieï. die meeml qterk kerkgebonden zijn. Er zijn de Iiiritstc ~i,jdtendensen te signaleren om dat dubbele isolenieni IC doorbreken. De vraag is alleen. op welke inrinier jc d;il doct. Daarover wil ik in dit artikel een paar oprnerkiiigei-imakcn.
Kerkelijk, kerkgebonden, confessioneel De 7a:ik leeft nel viintliiiig dc dag. Wc merker1 lioe diversc cirgaiiisatier er werk vaii maken urn zich te be7innen op de tn:iniet waiirop ze Iiinclioncrcn. Bij somniige (b.v. GPV, GSEV) i \ daiii-bii urik iiiidrukkclijk de inopelijkhcid tot vertujnirng van het Iedenbeleid in bccld. En daarbi,j h i n t altijd weer de vraag op: Wat voor orsanisatie willen we 7ijna! Zien we on\ werk vollcdig in kerkelijk perspectief liggeri.'! Is kerk~ebondenhcidcigenlijk iets. andcrs dar1 kerkel ij kheid'? Of kunne11 we gcwotin volstaaii met eeii cotifewioneel bepaald kitrakter cii daarniee uit? Het is Iring niet eenvoudig om ccn prccics antwoord op al die vragen te geven. Dri;irvoor liggcn er teveel problemen. I k verbeeld {nc ook iiict, iii een enkel artikel daarvoor een oplossing lt. kuniicn uandraycn. Bovendien i?er natuurlilk nogal verschil in organisaties. &n politieke partij als het GPV en ons gcrcformcerde onderwijs horen allebei tot de gereformcerdc cirpinisaties. Maar er i s wel heel wat verschil in iiitganyspunt, doelstelling en werkwijze. Daarom 1s het haast al ciiimogelijk over de organisaties in het algcinecn tc sprcken. Ik wil daarom alleen proberen een paar pi-oblemcn aiin tc duiden.
Het GPV en de kerk Ter illustratie verwijq ik naar een reactie, die ik na mijn artikel "l'ur;r;en vewereldlijkin~en verkerkelijking' krceg (van mei jl.). Iii dat hewuqte artikel had ik gesi~nnleerd,dar kerk en or?anirittic bij onï soinc wel sterk in elkaar overlopen en dar ~ e l f rbepaalde îùnctieq van de kerk haast on~ernerkt \lerschiiivcn naar de nrgariiwties. Ik signaleerde het gevaar van veikerkelijking. Fxn partij als het GPV kun je ienslottc ycen kerkelijke organisatie noemen. In 'Ons L+
JAARGANG 671 14 - I I JANUARI 1992
Burgerschap' (het orgaan van hel GPV) reageerde Dt. A.J. Verhrugh op h e l vervolg van dal artikel'. Hij l e g u i l , dat het GPV juist geen kerkelijke organisatie wil zijn. In het begin waren er wel mensen, die vonden dat het GPV er was om te laten zien "dat es een kerk i$, die door de gcnude Godï mocht terugkeren tot de ~ehoorzaaniheid aan de wet des Heren." (Mij noemt in dit verband de predikiintcn Vink, Den Boeft e n Francke). Maat latei- is hinncn hct GPV afstand gerioinen van dele visie. "Het GPV ih ccn politieke partij en dit betekent dat eet1 politieke wil er dc cleinciitaire kern van ir. Wie politiek wil bedrijven, wil een inisstaiid in de h~ti-grr-lijkrcalnenleving vervatigen door een bestendig bctcrc tcicstand." Verbiush Icgt in dir verband veel nadiuk op liet vcrscl-iil tiisscn ccn ~ e e ~ t e l i en j k een buryerlijk iimbt. Politiek is cchr ccn apart werk. Natuiirlijk ben je ook daar al\ evringelieheli,jder bezig, maar dat maak1 hei karnkler viin je werk nog riiei kerkelijk. Hij verzei zich diin ook zegen de gedachic, dat GPV-politici het yezicht van de vfigemanhte kerken 7nuden zijn. Ik ben erg btij. dat V e r b r u ~ hzo duidelijk reageert. Zo wordt verkerkeli.ikin9 de pas af~esneden.We hebben het hier nier over een kerkelijke organisatie. Toch is het rnaiir de vraag, of Verbrugh daarmee een al2emeen gevoelen onder woorden brengt. Perhoonli,jk denk ik nl.. dat Verhrughs visie vooral gedeeld ~ n worden l door de politici en de deskundigen in het GPV. Maar de achlerban van het GPV, zeg maar de kiesvereniging, beleeft het allemaal veel meer in kerkelijke sfeer. Een bevestigin9 daarvan vond ik in een artikel van Ds. C.J. Breen. Die reageerde in het kerkblad voor Midden-Nederland ( 1 2 oktober jl.) weer op Verbrugh en sprak uit, dat hij het betreurde, dat Verbrugh het niet als voornaamste taak van het GPV ziet, gestalte ie Feven aan de aanwezi~heidvan de kerk in de wereld. Samengevat: In de belevingswereld van vrijgemaakten wordt het GPV nogal een gezien als een partij inet een kerkelijk karakter. Verbrsigh maakt duidelijk: Kerk en politiek 7ijn twee. Kerk en organisatie moeten duidelijk van el kaar worden afgegrenrd. Maar daarmee is de kous naturirfijk niet af. Want kerk en politick inogen dan twee zijn, aIs je let op het GPV, loopt er wel ecn duidelijk lijntje tussen die twee. Heel npvallend vond ik in dit verhand een passage in het eerder genoemde artikel van Verhrugh. E e r ~ tlegt Rij uit, dat het GPV een clcinentair politieke kern Reeft. Maar dan 257
.
schrijft IJ daarna: "Deze wordt bij het GPV gedragen door de leden die staan op de grondslag van Schrift en bclijdenir; van de kerken van de Vrijmaking." Ecrst stiiat cr dil?: kerk e n organisatie moet je heel duideli,jk van clkaar iifgrciizcn. Maar vervolgens: zo'n politiek. diiar incict -jc vri-jge~naaktvoor zijn. Ik signaleer hier een problccin: WorcFt za niet laiigs de achterdeur het kerkelijk knrakicr binncngclaten, terwijl het aan de voordeur wordt dfgewe~cn?M. I. hangt diit prohleem ?amen met het uitgangspunl van de kerkgch(indcnhcid. Als het lidmaatschap gebonclen is aan een kerk, hetckcnt dat clan in feite niet, dat je lanrs een omwcg tcich ccn soort kerkelijk keurmerk aan een urganisatic hccht? En krijgt juist dan zo'n or2anisatie toch nict min cif meer een kerkelijk karakter'? Verbrugh wil kennelijk geen kerkelijk karakter gcvcn aan het GPV. Hij geeft daar ook heldere argumenten voor. Maar waarom dan toch spreken over de "belijdenis van de kerken van de Vijmaking"? Hel is maar de vraag of de kerken van de Vrijmaking zo'n exclusieve belijdenis hebben. Hun belijdenis is precies dezelfde als die v,m b.v. de Christelijk Gereformeerde kerken. Maar waarom naast die roprfessioiirlr binding dan noz eens een kri.kelijke hindinp? Het iqolement wnnr Groen over sprak wordt hier cipcens verdubbeld (zie het artikel van 14 december). Diit bieiigr nie tot de volgende vraag: Is de discussie oT ecn Christelijke Gerefornieerde broeder lid mag worden van het GPV niet een kn-krlijil gekleurde vraag, die in een p o l i t i ~ k eorganisatie niet thuishoort? Is het niet genticg, als een politieke partij confessionele parti.j wil zi.jn, cn daaiain uari haar leden instemming vraagt met die beli jdciiis'? Ir dat niet de manier om te voorkomen dat je aEs kerkclijkc piirtij optreedt eri ook te boek staat?
De belijdenis en de kerk I k hcscf overigeiir; heer goed, dat daarmee niet aIle vragen cipgelost zijn. Integendeel. M iwchieri moeten we wel met cl kaai ctinïtateren dat e r alt11d een bepaalde spanning blijft bestaan. Want air; je er voor kiest een confessionrle organisatie te 7ijn en geen k~i-kclijkc,ligt het gevaar voor dc hand, dat je de kerk loqmaakt van de belijdenis. Die Iioiidiiig koni je nok volop tegen. Mensen spelen verIicugd in cip confessinnele eenheid, die ze over de kerkgrcn7en heen ontmoeten. Eti ze leggen zich beru~tend iiccr hij de kerkelijke verdeeldheid. Geloofseenheid wordt dan gauw belangrijker dan kerkelijke eenheid. En iiat~iurlijkkrin je e r dan toe komen, de belijdenis los te inakcn van de kerk. Maar dat mag niet. De helijdenis is juist van de kerk. In feite is dat hct hcIc knclpunt in de discussie. Je kunt hei irooi t ovcr dc belijdcnis hebben, zonder verband te tien mct dc kcrk. Dat betckent, dat bij de diïcussie over het conicssionccl karaktcr van een organisatie altijd de kcrk wc1 crgcns op de achtergrond aanwezig is. Wie dat niet wil, zit1 uitcindclijk ook confessionele binding niet meer belangrijk vinden. Dc bclijdcnis en de kerk laten tich nier losmaken vim elkiiar.
, I
Maar je kunt ook op een heel andere manier aan de haal gaan met de verhouding van kerk en belijdenis. Dat is het tweede gevaar, dat ik hier noemen wil. Dat is te illustreren aan die uitdrukking, die ik boven citeerde: De belijdcniq van de kerken van de Vrijmaking. Ik ga er vaii uit dat Verbrugh niet zakelijk bedoelt, dat alleen de vrijgemaakte kerken die bel~jdenisecht en onverkort handhaven. Maar je komt wel mensen tegen, die dat standpunt \+rel willen verdedigen. En, ook niet onbelangrijk, in $c hclcving van niet-vrijgemaakten klinkt wat wij zeggcii heel vaak in die sfeer. Alsof die bclijdenis aIlcen bij ons in goede hnntlen is. Natuurlijk komt dat door de toegespitste aandachi voor de belijdenis aangaande de kerk. Er zijn tcnsloite genoe9 menïen die als volgt redeneren: Dc ware kerk waar de NGB ovcr sprcckt is dc vrijgemaakte kerk Wie niel vrijgemaakt is, hoort niet bij de ware kerk + Wie niet bij de warc kerk hoort, is ontrouw iian de belijdenis + Wie zich confessioneel bindt is vri jgernaakt. Zo is het ksinget.je rond. Maar het kan alleen nog maar een vrijgemaakt kringetje zi,jn. Ik heb tegen die redenering in ieder geval twee bezwaren: l . Niemand kan alleen de vrijgemaakte kerk exclusief als de ware kerk aanwijzen. Voor nIle duidelijkheid: =lf ?ie ik daar wel het spoor van Christus' kerkvergaderend werk lopen. Maar we zouden stekeblind zijn als we nergens anders kerkelijke trouw aanrroffen. Surst in plaatselijke sarnensprekin~eilkomen kerken in dat opzicht nogal eens tot blijde erkenning van Gods werk. Onze kerken hebben ook van de Christelijke Gereformeerde kerken erkend, dat zij ware kerk van Christus zijn. 2. Binding nrin de belijdenis wordt zo ernqtig versmald tot kerkelijke trouw. In zo'n redenering is er praktiscli ntig maar Ckn meetpunt: Ben je vrijgemaakt, daii zit jc 'automatisch' goed. Als we die indruk naar buiten tcic wekken, moet ons dat toch wel iets zeggen. En ulc we liet andcrs bedoelen, zijn we kennelijk toch niet erg sterk in hct overbrengen van die bedoeling. Ik stel tegenover die redenering een andere viiiiig: Zijn er buiten de vrijgemaakte kerken andere belijdende christenen, die daarom ook terecht gereforineerd hcteii? Ik beantwoord die vraag met ja en 7eg daartini, dat we ons niet van hen moeten isoleren. We hebben ze nodig oin samen iets te betekenen in on7e samenleving. En ik voeg daaraan toe: We hebben ze niet alleen nodig om samen christelijke actie te ondernemen in de7e wereld. Wc hcbben elkaar nodig, omdat Christus ons samcn wil vergaderen in 7ijn kerk.
Een echte doorbraak? Het luistert dus nauw, als we ons afvragen hoe we zuIlen omgaan met ons isolement. Ik zou daar sterk de nadruk op willen leggen. Want er gaan ook stemmen op om op een veel radicaler manier dat isolemcnt tc doorbreken. In de discussie die binnen de organisaties op gang is gekomen zoekt mcn vmjrzichtig hoe men her (ledenlbeleid bij de tijd kan brcngen. Men rekent de uirgan~spuntendoor
JAARGANG 671 14- 1 1 JANUARI 1992
en probeert viiiiui t fier gereformeerd karakter mogelijkheden naar dc toekoniit open re houdcii. Maar er mengen zich ook gesprckïpartners in de discussie, die een veel rigoureuzer aanpak hcpleiien. M.n. van de kant van enkele jongere vri,i~em:iaktc intellectuelen valt de mening te heluisteren. dat wc aan een veel radicaler 'doorbraak' toe 7ij~i.En sommigcn xcggen ook ronduit, dat wc maar eens een streep moeten duiven haler1 door al die gcrcformeerde organisaties. Voor wie op~egrcieidis hinnen de vanzelisprekcndheid kan ans gereformeerde crf zijn dat schokkende uitsprakcn. En Iiet is ook krassc taal. Maar het is wel de inoeiie waard n a te gaan wat dc achtergrorid ervan is.
gcrefomeerde organisaties is opgebouwd. Tot zover in 't kort deze visie.
,
Automatisme Om wiit helder te krijgen vanuit welke viiie men tot ~ u l k e uitspraken ktiint,
,
de.
Tegenover clie houding van collectief gestuurd handelen ïtelt Huijpen dc houding van de authentieke gcloofsheleviiig, die oribekommcrcl naar een persoonIiJke vílrmgevnig zoekt. Binnen dc gereformeerde wereld werd de m* gelijkheid daartoe wcggedmkt. Maar als je even bij andcrc kerken en groepen naar binnen kijkt. zie je dat je, mei ininder grote preienties. toch in je naaste omgeving op ecii heel directe manier chriïten kunt zijn. Komt het aan op een keui tussen de7e twee, dan is duidelijk Iioe die uitvalt. Als gcrefnnneerde organisaties in de plaiits kotnen van gereformeerd gedrag kies je beslist voor het laatqte. En inderdaad hen je es dan niet ver viindaan om inaar een streep tc halen door alles wat er aan JAARGANG671 14 - I I JANUARI 1 992
,
Waar of niet? Dat is natiiurlijk de vraag. Wat klopt hier van en wat niei? Om het meteen maar te zeggen: Tegen het totaal van d e ~ e visie Leg ik nee. Maar ik zie er wel waarheidseIementen in zitlen. Om ne beginnen Z E E ik nee. Ik heb minstens drie bezwaren, die ik kort noem. Allereerit geloof ik niet in de tegenstelling die hier gemaakt wordt. Al is het waas, dat persoonlijke geloofsbeleving niet on7e sterkste kant is, je kunt collectiei en authentiek geloven niet zo tegenover elkaar zetten. Zonder gemcenïchappelijkheid gaat het nu eenmaal niet. Dat is toch d c kcrk, dat we niet in oii? eeiitje geloven. Veel mensen die jaloers naar b.v. evangelischen kijken. die zo sterk persoonlijk geloven, zicn civcr het hoofd, dat in zulke groepen de coIlectivitcit (wcliswiiar np een andere manier, maar toch) vaak ook erg slerk aanwczig is. Het zijn geen twee wereld die tegenover elkaar stiian. Het persoonlijke kan niet zonder her gemeenschappelijke en ander.;om. Vcrder vind ik het een scheve voorstelling van aken om tc stellen, dat de gereformeerde organisaties echt in dc plaats kwamen van gereformeerd gedrag. Ik denk /elf ook, dat er regelmatig van een zeker automatisme sprake is gcwccst. Maar niemand kan zeggen, dat dat over de hele linie het geval geweest is. Ik heb dat zelf bij voorbeeld vitn huis uit heel anders beleefd. Mijn ouders hebben me. 7oals 7oveel aridere ouders, naar gereformeerde scholcn gestuurd op grond van een bewuste yelooi'skeus, die Le aItiid iii verband hebben gebracht met hun jawoord biJ rni,jn doop. En 7.e hebben er behoorlijke (financiële) offers vour gebracht. Die houding is voor mij een lichtend voorbeeld geweest, toen ik m'n eigen kinderen naar school stuurde. En ook verder heb ik zoveel gezien van gelovige motivatie en inzet bij de opboii w van veel organiaatics, dat ik weiger die karikatuur te aanvaarden. Bovendien cfcnk ik, dat liet eenzijdig is, het organisatiewezen aIleen inaar af te schilderen als een afgesloten bastion, WRilr jc Iiet benauwd van krijgt, omdat er geen ri~imte naar buiten toe is. De meeste organisaties zijn juist opgericht omditt we een taak in deze wereld zagen liggen, maatschappelijk, politiek, cociaa1. Dat er vaak een binnenwereld ontstond, zal ik niet ontkennen. Maar juist zij die zich voor de organisaties inzetten waren en zijn niet de meest introverte mensen. Ik wijs deze visie als geheel dus af, omdat ze tn.i. geen recht doet aan de werkcli~jkheid.Maar tegelijk erketi ik, dat er hier en daar ekmentcn van waarheid in zitten. Hierboven liet ik dar ook doorschemeren. inderdaad denk ik, dat we als vrijgemaakten nict echt sterk zidn geweeqt in het vormgeven van onze persoonlijke geloofqbelevinr. En inderdaad is in de priiktijk c r wel eerii van een zeker automatisme sprake g w e e s t , trien we 70 sterk gemeenschappelijk gingen opereren op allerlei gebieden. En ik denk 7elf ook wel eens, dat er via de organisaties onge-
wild een soort binnenwcrcld ontstaan is. Maar het is wel hcel belangrijk. hoe je diin omspringt met zo'n visie.
verkerkelijking). Ik ontving als reactic daarop ccn uitvnei g c brief, waarin o.a. nadrukkelijk werd beaamd, dat diit gevaar van verwereldlijking inderdaad heel reeel aanwezig is. Ik neem uit die brief het betreffende stuk over. Dar luidt als volgt: 'M.i. wurden, door het coIlectief-vrijgemaakte optreden op verschillende terreinen te beschouwen RIS de concretisering van de inhoud van de belijdenis, de accenten verlegd, vergeten velen dat het in de belijdenis in de eerste plaats om een persoonlijk en kerkelijk credo gaat en lijdt de kerk inderdaad np den duur aan confessionele bloedarmoede. Dat is m.i. vandaag de situatie. We zwaaien wel veel met de belijdenis, vooral als het om statuten en ~rondsIagcngaat, maar léven er ook uit? Er zijn binnen de gereformeerde "zuil" veel zaken die niet verenigbaar zijn mei de confessionele ernst, maar veel wordt ook met de mantel der Iicfcle bedekt, omdat het om "verbondsjeugd" gaat o.i.d. Ik merk op, dat velen op het gebied van mode, muziek, gczinsvorming, vrijetijdshecteding etc. zich nnu weliks onderscheiden van de wereldce "l ifestyle' ', maar kennelijk wordt er veel goedgevondeii 70lang het binnen de gerefonneerde ' ' m i l" plaatsvi~idt.We willeti vooral niet ouderwets cn achterlijk zijn, maar ik denk dat jonge mensen in andcrc gereformeerde kerken (chr. geref.. Ned. geref., geref. Bond) vcrcler zijn in het bewust omgaan met hun geloof dan vecl vrijgcinriaktc jonge mensen.' Tot zover de briefschijver. Verschillende punten. die hierl~ovenaaii de orde kwamen worden hier ook wcer inct elkaar i n verband yebrnchi. Uiteraard gebeult dat hier heel erg in 't kort. zodat niet veel recht gedaan kan worden iian allerlei nuances. Of het verband tussen vcrwereldlijking en het collectief-vri.jgernaakre optredcn echt altijd op deze manier nan te geven is, weei ik niet. Maar er zit wel zoveel waarheid in deze opmerkingen, dat we ze niet zomaar weg kunnen wuiven. De rcccnt oplcvcndc discussie over tv-kijken leverde tot nu toe b.v. genoeg aanwij~ingen op. dat vervlakking cn vcrwcrc!dlijking hecl gemakkelijk in gerefonneerde huizen binnendringt. En dat is dan nog maar één voorbeeld. Hei is belangrijk gcnoeg, dat we steeds opnieuw over deze dingcn doordenken en met elkaar doorspreken.
Breken of (ver)bouwen Ik kali mc voorstellen. dat mensen in het functioneren van onrc orgaiiisaties op een bepaaldc manier een onnodig isolcmcnt proeven. Maar de vraag is dan hoe doorbreek je dal? Soinntigen 7eggen. dat tij het bastion willen afbreken. dat huli persoonlijk geloof beleinmcrt. EPIeerlijk gezegd denk ik, dat je dat soort geluiden tegenwoordig wat vaker hoort. Ik ga er van uit. dat dal ecn viïie is vanuit een posiiicvc keus voor Christus. Maar het kon wel eens heeI kortzichtig zijn, om daarmee metccn aile organisaties maar overboord te zetten. Ik denk dat het anders moet en kan. (Daarover volgende week graag meer). Tn dit verhand haar ik graag een woord van J. Klapwijk aan, die zich meer dan eens Ineeft beziggehouden met het hestaansrecht en het ftinctioneren van christelijke organisaties. (En laten we zo nuchter 7ijn daar ook kennis van te ncmen. We zijn niet de ccrïten die over dit ondcrweip praten!! Er I ? buiten de vn.igemaakte kring heel wat over d e ~ dingen c gezegd. wniir wc behoorlijk wat van kunnen 1erei-i.)Als Klapwijk zich ~ e tot t het doome?en van de verlegcn heid rond chrisieli jkc organicaties waarschuwt hij eerst voor radicale atbraak: 'Want het ctaat met de samenleving cn Iiaar organisatie RPS met de binnenstad van Amsterdam. Dc vraag is nier. of groot-Mokum beantwoordt aiin dc ciicn van de hedendnagsc planologie; dat doet het rilleminst. Ile vraag is slechts nf de verouderde delen tegen dc vlakte inoeten dan wc1 gerenoveerd. Breker~is geen kunït. Bouwen weI. Een volk kan de bulldo7er halen over dc maatr;ciiappelijke instellingen en sociale structuren van ccii christeiij k verledcn, niaar hoe wordt het v;icuum opgcvuld4?" Ik denk. dat dat ccn wijr: woord is. Mct ongeduld bereiken we niet\. Bezinning is nodig. Maar laten we met elkaar daar dc tijd voor nemen. En als het dan gaat over het doorbreken vim een isolement. latcn we ons dan herinneren dar er c.liik nii de oorrog ook Iieel wat over doorbraak gesproken is. Die doorbraak had ook allei te maken met het functioneren van christelijke organisaties. In de praktijk i5 het afbraak geweest van veel werk, waar toch de naam van Christii?;aai1 verbonden was.
Doorbraak naar de wereld Plet verhaal ih trouwens 70 nog steeds niet compleet. Ik zie nl. nog een heel andere tendens om op een bepaalde manier liet isoIement tc doorbreken. A1 eerder signaleerde ik op deze plaan ondcr on< een bepaalde vatbaarheid voor verwereldlijking. Dc antithese waar we door ons geloof in Gnd in geplaatst zijn, betekent naar de wereld toe een duidclijk isolement. Zekcr als het gaat om onze levensaiijl. Het valt op, dat in kpaalde opzichten dat isolement vaak niet zo duidelijk wnrdt gezien of als nodig wordi ervaren. In die eerste artikelen. waarin ik dat punt aanroerde, zette ik dat in verband met andere ontwikkelingen in ons kerke1ij k leven. (Tusscn verwereldlijking en
,
Isolement en doorbraak Uiteindelijk is er dus geen simpel antwoord te geven up de vraag hoe je omgaat met het isolement waar je in vcrkeert. Isolement i? geboden. Groen van Rinsterer heeft goed duidelijk gemaakt waL evangelisch isolement is. Maar wanneer isolement als uitgangspunt een eigen leven gaat leiden, kan gemakkelijk een binnenwereld ontsman. Al is het alleen maar in de beleving. Ik denk. dat we als vrijgemaakten niet altijd aan dat gevaar ontkomen zijn. Maar wat is het juiït dan belangrijk niet in een reactie naar de andere kant te vervallen. Bk hoop de gevaren van zo'n doorbraak duidelijk gemaakt te hebben. Onnodig isolement moeten we doorbreken. Maar de evangelische kracht van het isolement zal blijken al? we met hel ge.
JAARGANG 6711 4 - 1 I JANUARI 1992
zicht naai- dc \;tmciileving blijven staan. Daarover volgende weck grtiag verder.
C.3. de Ruijter
I A.J. Verhrtigh. l l r c,lrnic,rrrtrrrr A-rr111.011 uIIr polirirL-. iii: Ons Rurgerscliap. iiiitirri~:i:il-geirfnrinecrdsra:itkuntlig tijdwhrift, 22 juni 1991, jnnrzali? 14 nr. h. p. 7 5 . J , Klapwijk. C / I I , ~ , T o~:co~?t.s
*** Kivive en de organisaties De discussie over de gereformeerde organisaties is ook Kivive niet voorbijgegaan Dat blad heeft in ieder geval een antenne voor wat aan de orde van de dag is. Zo kwam ook dit onderwerp in het novembernummer ter sprake. Heel kort maar. Te kort vond ik! Na een uitvoerig stuk over zwervers rn Hoog Catherijne, mijmerde de schrijver in een apart stukje nog wat na over dat anderwerp. Ik citeer: 'Tja, ik kom geregeld op Hoog Catherijne, maar heb echter nog nooit een vrijgemaakte gezien die zich ontfermde over een zwerver. Dat verwondert mij overigens niet: wij zijn niet van deze wereld, maar we leven er zo langzamerhand ook niet meer in. Wil zijn te veel aan het navelstaren. Gereformeerde organisatie hier, gereformeerde organisatie daar. Belangrijk? Tuurlijk, maar vaak alleen maar voor onszelf. Daardoor vergeten we dat er mensen in Nederland "wonen" die niet vrijgemaakt zijn, maar heiden (of ongelovige medemens als je wilt). En die lui snakken naar een vleugje zout, dat wij ze kunnen geven door Christus' liefde. Maar helaas hebben wij het te druk met vergaderen, diswssieren binnen onze verenigingen. Ik heb een voorstel: vanaf nu zetten we geen enkele gereformeerde organisatie meer op. We kappen er mee. De energie die we. overhouden gebruiken we voor andere doeleinden, die in dienst staan van de zieke waar Christus het over heeft. Samen met andere oprechte christenen kunflen we iets nieuws op poten zetten. Suggestie: werkgroep "De Dichtbije Naaste".' Tot zover het citaat. Ik kan het niet laten even de bal te kaatsen. Je zou immers haast zeggen: dat de schrijver dat vergaderen toch niet echt zat is. Hij richt vrolijk toch nog een nieuwe werkgroep op. De barmhartige Samaritaan had er geen werkgroep voor nodig1 En wat betreft die vrijgemaakten, die je nooit op Hoog Catherijne treft: Er was ooit eens een profeet, die dacht dat hij de enige was, die bezig was voor G d . Maar gelukkig heeft God die nachtrnerrfe van hem weggenomen (1 Kon. 19). Voor het overige zou ik tegen de schrijver willen zeggen: Ik herken veel in wat je schrijft. Ik hoop, dat het andersom ook zo is. En lees vooral dat stukje hierboven over die andere grote stad. Daar kun je in Utrecht nog veel aan hebben. *** Een vraag aan Kivive Naar aanleiding van het bovenstaande zou ik trouwens een wat algemenere vraag aan Kivive willen stellen. Ik doe dat ook maar rechtstreeks: Ik denk, dat jullie blad een belangrijke rol vervult. Zeker voor de leeftijdsgroep waar jullie op mikken is dat fijn. Vooral vind ik sterk, dat jullie steeds veel aandacht besteden aan de manier waarop je persoonlijk aan God verbonJAARGANG 671 14 - 1 I JANUARI 1992
den bent. Wat jullie zeggen over bijbellezen en bidden, is meestal heel raak. Maar bij sommige andere onderwerpen blijven er nogal eens vragen over. Nu past dat ook wel bij jullie leeftijd. Je kijkt kritisch naar wat je hebt meegekregen. Je vraagt je af: wil ik dat ook wel zo? enz. Maar het treft me vaak, dat bij diverse belangrijke onderwerpen de artikelen wat in de ik-sfeer blijven hangen. Een aantal rneningen wordt gevraagd en gegeven en dan hebben we het weer gehad. Argumenten komen er dan niet altljd genoeg op tafel. Het stukje, dat ik hierboven citeerde is daar een voorbeeld van. Je zou er in kunnen leren, dat we met alle gereformeerde organisaties moeten kappen. Ik kan me dat niet voorstellen. Want wie schrijft nu iets in drie zinnen weg. waarvan hij gezien heeft dat zoveel andere mensen (broeders en zusters) er met volle geloofsovertuiging hun energie in hebben gestoken? Dat kun je niet maken in de kerk! Maar wat is dan wel de bedoeling? Met die vraag blijf ik zitten. Daarom zou ik willen vragen: Als jullie een bepaald belangrijk onderwerp aansnijden, geef dan ook argumenten, waarmee je verder kunt komen. Ik vraag geen kant en klare oplossingen. Wie zou die kunnen leveren? Daar is het leven te ingewikkeld (en te boeiend?)voor. Maar jullie zouden juist vanuit jullie gezichtshoek bijdragen kunnen leveren aan de bezinning. Dat hoort toch ook bij jullie leeftijd, dat je argumenteert en voors en tegens weegt. Ik denk, dat het belangrijk is, dat jullie daar meer werk van maken. Want anders wen je er toch ook gemakkelijk aan, om alleen maar in de vragen te blijven steken. Ik las in jullie advertentie, dat jullie tegen (opbouwende) kritiek kunnen. Daarom durfde ik deze vraag wel aan. En als ik er nog een vraagje aan vast mag koppelen: Ik zou best jullie commentaar wel eens willen horen op dat stukje, dat ik hierboven citeerde over die 'lifestyle', waar vrijgemaakten vaak zo naar harîelust aan meedoen. Van harte Gods zegen toegewenst voor jullie blad. CJdR
O P MAAT
ALS GOD BESTAAT... Ik geloof niet meer
Je inoet terug naar het begin van geloven, zelfs nog daarvoor. Zoals de apo5tel Paulus in Klein-Azië spreeki vair r e p e n vruclitbaarheid, van eten en vrolijkheid en van de hrind van Gnd in deze. door je zintuigen waar te nemen dingen (Handelingen 1 4: 16- 18). Maar zelfs die woorden van Pauliis kun je niei Lomaai. herlialen. Want de heidenen van toen zagen tenminste irog een goddelijke macht werken in de schepping en instandhouding van de wereld. Er was onder alle mensen wel ecii of andere vorm van religieus besef. Maas zelfs dat blijkt i i i deze tijd als aanknopingspiint niet meer te werkcn. En dus sta je haast perplex: wat moet ik doen om iemand duidelijk te maken dat God bestaat. En dan wel zo dat h1.i op die God ook weer z'n vertrouwen stelt.
Het i s niet de ccrstc keer dat een jong gemeenlelid, in ccn persoonlbk gesprck, lcgeii nie 7egt: ik geloof niet meer. Het komt helaas rcgclinatig voor. Meestal zie jc d:it wc1 aankomen. Omdat het uiterlijk gedrag getuigt van onvcrschill igheid. In die gevallen zoek je jongeren op oin hcn aai1 te spreken op hun manier van leven. En dan blijk1 al gitiiw dat de oorzaak dieper zit. Ze zijn de band mei God kwijtgeraakt. %e hebben de wereld ei1 liaar aantrekkelîjkhedcn liefgek regen. Miiai een enkele keer konit hct als een schok. Dan gaat hct oni jongere11die best aericui zijn. Ze hebben trouw de catcchiwtieq bezocht. hun leawn geleerd. meegedaan. En ook op de kerkgang is nlcis aan te merken. Maar soms gclcideli.jk, qoms plotcelinr krimei~ze tot de conclusie: hei rcyt ine allemaal niks meer. ik kan er niets mee doen. Voor ini,j bestaat God niet meer. Mei andcrc woorderi: niet de hang naiir een goddeloos leven doei hcn hesluiten de kerk te verlaten. Ncc, hun geloof vcrki It onder een gebrek aan Godservaring. Een m»cífer 7ei mij eens: misschien moet ik wel aanvaarden dat dc HERE God dit kind wel ami mij gegeven h e e k iniiar niet alq 7ijn kind heeft uitgekozen. En zo'ii Iongcrc 7ei 7elf eens tegen mij: iils ik wist dat God bestond, zou ik ook wel in Hem geloven.
Bewijzen dat God bestaat Zo'n opmerking tiwitigt je eerst tot jerelr in te keren. lk denk dat ouders dat ook hebben. Nietwiiar, waar we het ook over Iichhen thui.;, 7elfs bij een actievc geloofsopvoeding, ~ c l d c nzullen we bij die grondvraag beginnen: besinai God cr~cnlijkwel. Het gclíiof in Gndï he~tstunzal bi,jnn altijd uitgangspunt blijken te rijii vaii niic; denken, spreken en handelcn. Zo o v e r ~ i ei k dan ook zelf rn'n preek- en catechisatiewerk. En dan vraag ik me af: heb ik wel aandacht gegeven aiiiî tic viagcn van niensen. die fundamentele twijfels koesicrcn? 0, het ?al best eens aan de ordc zijn geweest. Maar tcrccht nierkte zo'n jonrere op: u preekt voor mensen die iiî Gcid g e l h e n . En hij bedoelde dar hclcmaal niet al5 een verwijt. Zo ligt dat nu eenmaal. Ook al is het jainmer dat claam-icc rijn vrageii geen aandacht kregen. Opeenq komt diit als eeii henauwenis op je af. Want witt zijn in ~ o ' nsitiintic ;c woorden waard. Wat heb je aiin jc doop, als je daarachter niet meer een sprekende God /iet \taail. Wat 7eggen dan een jarenlange opvoeding. clie iallozc kcreii dat de bijbel openging, heel liet gereformeerde appamat dat bid de opvoeding is ingeschakeld.
1
God Iaat zich niet bewijzen Vroeger hebben incnseii wel geprobeerd oni liet beman van God te bewijzen. Daarbij zijn argumenten gebruikt die best eens het overwegen waard zijn. Om een paar voorbeelden te noemen. 1. Wij mensen kunncn hcel veel. Maar 7elf~de knapste wetenschapper moet erkennen: de wereld zit veel ingewikkelder in elkaar dan wij ooit hebben gedacht. Wanneer je een moeilijke vraag hebt beantwoord, doemen er tegelijk tien nieuwe vragen op. Hct raadwl vaii de schepping zullen wij als menscn dan ook nooit heleniaal kunnen ontrafelen. En dus moct diiar wel een hogere macht mee bezig zijn (geweest). 2. Alle dingen hebben een begin, ecn oorzaak. Uit het één komt het ander voort. Maar als je d:in tcrugrcdcnccrt moet je toch uiteindelijk bij hei eerste begin, bij dc ecrstc oorzaak uitkomen. Iemand moet heel hct raderwerk van de schepping en de geschiedenis op gang hcbbcn gcbracht. En dat moet wel iemand zijn die in macht cn kcnnis boven de schepping zelf uitgaat. Kijk, zulke redeneringen dwingen jc om vcrdcr tc kijken dan je neus lang is. Ze dwingen je ook om hescheiden te zijn. Er moet in de hemel en op dc aarde wel meer zijn dan wij kunnen zien of bedenkeii: een soort goddelijke macht. Maal- tegelijk wanneer je zo denkt of praat. zie je ook de hetrekkelijkheid van zulke conclusies. Want wat is diit voor een god, waarbij je zelf al doordenkend uitkoint. Kun je alleen van god spreken als je zelf het antwoord op je vragen niet kunt geven? Dan is god dus een soort vcrIcgenheidsoplossing: de uitvlucht voor je eigen onkunde. Die plaats wil God in het leven van mensen nier innemen. En aEï gelovig kind van God stuit het je ook tegen de
.-
262
JAARGANG67114 - I I JANUARI 1992
aan bod warineer wij niets meer kdcnken kunnen. Nee, Hij Iiceft al aan onq gedachr voordai wij ook nog maar &n gedachte aan Hem hebben gewijd. Alleen, dat ?:I je pas nierken wanneer je in Hem gelooft. En dus ~ i j nwe weer terug bij af. Want dat was nu juist her prublccm: dat het geloof ontbreekt.
Wat k geloven? En dus hiin ccn machteloos gevoel je bekruipen. Je zou best willen gelovcn. inaar je weet nret hoe. En iedere gelovige, een prcdikant iiiet in het minst. weet: geloof kun je niet iemand aanpraten. Geloof, dat moet je gegeven worden. Het is cen gcsclicnk van God zelf. Als dan blijk1 dat vele jaren ~hristclijkcopvoeding en alles wat daarbij hoort niet heeft geleid tot ccn leven in geloof, moet je duaiiiit dan niet concluderen dat dc Heilige Geest blijkhaar zo'n hart heeft overgeslagen? Misschien is dat wel zo. M:iar ik hen er vast van overtuigcl dal je dat alleen kunt Leggcn wanneer daarover geen rwijfel kan bestaan. Want als je niet kiest voor een leven met de HERE, kun je niet anders clan kie7en voor een leven o onder, of tegen Hem. Dun wil je dus ook de HERE niet meer dicnen. Met anderc woorden: als je zegt dat je bes1 zou willcn geloven, hocft je niet ver van God af te .zijn. Want als die begeerte echt is, heefi God, om zc vcrvuld te krijgen. daarvoor een we? gebaand. Allccn, dan moet je die wel gaan. Bat betekent dat je de rocpstcm van God nioet toelaten in je leven. Dus, dal je dc tijd moet nemen oin te lui~terennaar wal God tegen jou te zeggen heeft. Dan moet je niet naar de bi,jbellezing luisteren als een allang bekend verhaal, maar R I S een appcl waannee God je hart bereiken wiI. Dan moei je je ielkens weer afvragen: wat wil God mij daarmee Leggen. En kan ik daar ook iets niee. Je moet je dus opensrellen voor dic bood~chap. Want wat was het probleem ook alwcer: alï ik w i ~ dat t God bestotid, zou ik wel in Hem willen geluven. Nu, van het bestaan van God kun je niet zomaar overtuigd raken. Het zou je trouwena ook niet helpcn. De Israclicten iii de woestijn hebben heel veel van de aanwezighcid van God ervaren, terwijl er nogal wat in ringcloof gestorven zijn. En de Here Jezus heeft als Gods Zoon zich jarenlang aan de mensen vertoond, maar velen mmsten niets van Hem hebben. Dat marikt duidelijk dat zelfs zeker wctcii dat God bextuat nog niet automatisch leidt tot geloof i n God. elf^ de duivel weet heel goed dat God beaiaat, maar Iiii wordt daar alleen maar agressiever van. Heel indringend maakt de Here Jezus dat zelf duidelijk in Mattelis 12:36-45. De Jondse leiders willen een overtuigend bewijs hebhcn dat Jezus echt de Zoon van God is. Dus: dar God in de pcrsoon van Jezus bestaat! Welnu, dan gaat d c Mciland geen spektakelstuk uithalen, hoewel Hij dat bcst zou kunnen doen. Nee, Hij zegt: jullie zijn minder diin dc mciwn van Nineve. Die wachtten niet op het neken dal Jona laad aangekondigd als bewijs van zijn IAARGANG 671 14 - I E JANUARI 1992
boodschap, namelijk de veiwocsting van hiiii stad. Zij bekeerden zich haastig bij het hor'n van Jona's hoodscliap, met het gevolg dat het teken e r nooit gekomen is. En zo ervoeren ze dat een roomende God ook liefdevol en barmhartig kan zijn. Geloven is dan ook wat anders dan het bewijs willen hebben dat God bestaat. Namelijk dat je weet dat God jouw God is, dat Hij met zijn liefde en genade naar jou toekoint. En dat Hij het verhaal van de bijbel met het oog op jouw redding heeft laten optekenen. Zo moet je dat verhaal dan ook lezen. Misschien ii; het goed, wanneer je al zoveel jaren de bijbel hebt horen voorlezen, hem nu zelf ter hand te nemen. En dan bij voorkeur eens in een andere vertaling. Bijvoorbeeld via de uitgave van Het Roek.
Als God niet bestaat Tenslotte wil ik, al helpt liet niet i i i alle opzichte11verder, deze zaak ook eens andersom te benaderen. Je kunt vanuit een ongeloofshouding zcggeii: alr ik zeker wist dat God bestaat zou ik Hein wcl dicncn. Als gelovige stel ik mijzeIr wel eens dc vraag: wat is het leven me waard als God niet zou bestaan. Ik weet dat massa's mensen niet in hct bcstaan van G d geloven en toch onbekominerd voortleven. Maar dat is voor mij nu juist iets onbegrijpelijks. Vatuurlijk zijn er best aantrekkelijke kanten aan je aardse kstaan, zoiils je leeft in het hier en nu. Maar juist dat leven is zo kort eii kwetsbaar. En bovendien: wal ~ i i ner inaar weinig inensen tussen die miljarden aardbewtiiiers dic ccht [inhczorgd van het leven kunnen genieten. En zelfs van die laatsten Legt Psalm 49: de mcns, dic mct al zijn praal geen inzicht heeft, is gelijk aan dc becatcn, die vergaan. Ik geef het toe: dat is wel uitersi cru g e ~ c g d Maiir . hct klept wel. Je wordt geboren, je grocit op. Jc doet je wcrk en je hebt plezier. En je wordt oud cn jc stcrft. En dat was het dan. In de aarde verteeri je lijf, of wordt vocdscl voor plant en dier. I r dat nu alles wat er van een mens te zeggen is'? Wat is je leven waard als God niet beswat. Dan denk ik aan die ongenezelijk zieke, of die rolsioelpatiënt. Hebben die van het leven niets meer te verwachten? Hebben ze pech gehad: jammer, maar zo is her leven nu eenmaal? En Hiiler, kom't die e r zo gemakkefijk van af? Miljoenen incnsen heeft hij in een afgrijselijk lijden gestort. En als alles in puin ligt kan hij er simpelweg 'een eind aan maken'? Is er dan geen gerechtigheid voor al die slachtoffers? Roept hun bloed niet om rtrat? En die drugsbaronnen, dic in riverdadige weelde leven ten koste van de peilloae ellendc van heroïne-hoertier eu andere venlaafde jongeren. Mogen die cingcstraft aan het eind van hun Jeven hun ogen sluitcn? Niet voor nicts heb ik er Psalm 49 hij gehaald. Dat is niet een psalm voor gelovige menïen alleen. Het is onderwijs voor alle mensen. Zo begint de psalm: hoort, alle bewo-
ners van de aarde. En ons probleem doorbreekt de psalm in vers 16: God zal rni.in leveti verlosten uit de macht van het dodenrijk. want Hij zal mij opnemeri.
1
PERSBERICHI Mededeling aan De Gereformeerde Kerken inzake wijzigingen c.cl. aanvulliiigen in het gerefomcerd kerkboek.
D e dood overwonnen
Kijk. 7onder God heeft de dood het laatste woord. En wat heh je dan in vredesnaam aan het leven! Allccii niet Gnd k u n je verder kijken. over dood en graf hccn. En in de hijhel staat hoe je dat moet doen. Nict vílor niets 7ei .lom3 dan ook tegen de Israelieten: kics Inct lcven. Dat is hetzelfde als: geloof in God. Want al het andere loopt op niets uit. Als ,jc zcgt: ik zou best in God willen geloven als ik maar wist diii 1 li,! I~cstaítt,begin dan eens met je die vraag naar de zin viin hct Icvcn te stellen. Dan L U ! je hcnlcl-kcli dut het alleinaal peen zin heeft als je Gocl er niet hij bctrckt. Met andere woorden: wie z'n leven zin en inhoud wil gcvcn moet houwen op het hertaan van God. En dus ook op allei wat die levende God heeft gedaan en nog doei. Geloven is eigenlijk hct~elfdcals de z i i ~van je leven 7ien. En de vreselijke ontin van dc dood. Eli al$ je je daarin wiFr oerellen. dan mucit jc jc houvaït zoeken in de levensgang van de Here Jezus. Zonder geloof i5 zijn leven een groie dwaasheid gewcest. Maai door het geloof leer je, tegen de achiergrond van zijn
H. Folkcrs
I . Bij hct vcrscl~ijnenvan de niezo-editie van dc combinatie-iiitgave bijbel en kerkbock zijn cnkelc wijzigingen c.q. aanvullingen aangebracht in het gercrormeerd kerkboek. De G.S. Leeuwarden hecft besloten dat cnkele van die wijzigingen c.q. aanviillingcn aan de kerken ter kennis moeten woi-~lengebracht 0.n-i. vanwege de gemeente~ang. Het betreft de volgende wijzigingen c.q. aanvullingen: blz. 99: Ps. 46 : 2 en 4: Immanuël moet zijn: immnniië1; blz. 13 1: Ps. 65 : 3 r. 7: 'en' moet zijn 'de': blz. 151: Ps. 72 : 6, r. 3: 'tot' moet zijn 'van': blz. 308: Gez. 5 : l , r. 3: noot 7 is een bes: blz. 336: Gez. 22: onder aan de blz.: Kan ook worden gexongen op de wijs van Gez. 20; blz. 465: 2e alinea antw. 105 dient als volgt te worden gele7en: Ook mag ik mijzelf geen letqel toebrengen, eveninin niag ik mijzelf moedwillig in gevaar bc,ucven. 2. In vtjlgende edities van het gereformeerd kerkhock zullen teven5 onder~taandewij~igingenworden aangebracht: blz. 1 E 8: Ps. 57 : 4, r. 3: 'hen' inoet zijn: 'hun'; blz. 308: Gez. 5 : I, r. 4: noot 7 is een f: hlz. 3 1 8: Gez. 10: onder aan de hlz.: Kan ook worclen gezongen op de wijs van Ge7. 13; Fi17. 370: toevoegeti aan de lijst van overgenomen pcalmen en gezangen met toe~ternmingvan I.S.K.: Gez. 24; h17. 594: art. 18 K.O.: 'hogeschool' wijrigen in 'universiteit'; blz. 602: art. 53 K.O.: 'Hogeschool' wijzigen in 'Uiiiversiteit'; 3. Van het klein formaat (71h x 1 1 {/S cni) van de hiihel met gerefoiineerd kerkboek zal over enkele maanden (maartlapril 1992) de goedkope editie weer leverbaar zijn. Namens Deputaten. belast met de uitgave van gcncraalsynodale publikatics, benoemd door de generale synode van Leeuwarden 1990:
F.T. Oldenhuis, secretaris
264
JAARGANG671 14 - I 1 JANUARI 1992
UIT D E H I S T O R I
CHRISTELYK SOCIAAL DENKEN 189 1- 1 99 1 1' I . Vervaarlijk radicale taal Afgelopen jaar wits her honderd jaar geleden dat het E r ste Christelijk Sociaal Congres werd gehouden. De hcrdenking vim dit congres is niet alleen gebruikt voor een terughlik op ccn ceuw christelijk sociaal denken, maar is ciok aangcgrcpcn om de christelijke kzinning op sociale vraagstiikkcn ioi nieuw leven te wekken. Het onlangs gehciudcn Dcrde Christelijk Sociaal Congres is het brandpunt waarin talrijke aktiviteiten voor actualiscriirg en vernicuwing van het christelijk sociaal denken ~ i . i f l samcn~ckornen. In n r Refrir.nrutir wil ik in twee artikelen stilstuan bij hct ccuwfccsi van het Eerste Christelijk Sociaal Congres. I-lct ccrstc artikc1 gaat in op het verleden van het christelijk sociaal denken. Door welke oorzaken kwain de christelijkc sociale betinning iri 1 H9 1 in een strooinveisnclling terechi? En wat maakte het Eerqte Chrictelijk Sociaal Congres LU oprnerkeli.jk dat het een eeuw Inter nog word1 herdacht? Het verleden ral ook volgende week in het tweede artikel ier sprake komen. Inaar dan vooral met het ocig op de hernieuwde christelijke ~ o c i a l ehezii~ningvan vandaag. In het tweede artikel konit de vraag aan dc orde in hoeverre de omstandigheden van nu zijn veranderd in vergelijking met die van IX'31. In het kader van deze vraagstelling zullen de conseqiienties van die verandcringcn voor het christelijk sociaal denken van vandaag uilder oFen worden ~ e z i e n . Sociale crisis De achtergroaid voor het cliristelijk sociaal congres van 1891 was de m iserahele toestand vim de arbeidende kiasse.' In de negentiende eeuw was de industriële revolutie in NederIand langzaam op galig gekcinien. Landbouw en handel bleven de belangrijk~tepijlers van de Yederlnndse economie. In econorniwh op7icht was de negentiende eeiiw slecht begonnen. Maar het einde van deze eeuw was niet veel beter dan het heg in. De grote agrarische crisis van 1873 en de internationale depressie van de jaren tachtig: confronteerden niet alleen het industriële proletariaat, maar ook de boerenstand en de 'kleine luyden' met verpaupering, bedeling, ondervoeding, hon~erlonen,kinderarbeid en barre arheid~oinstandigheden. Temidden van deze sociale crisis vonden in 1 X88 verkiezingen plaats voor een nieiiwe Tweede Kamer. Het resultaat vali de verkiezingen was dat de langdurige politieke maclit van de liberalen eindelijk werd gebroken en voor
het eerst in de parlemciitaire yeschiedeni5 een clirislelijk coalitiekabinet kon optreden. onder leiding van de antirevolutionaire Aeneaï baron Mackay. Dit kabinct nam wettelijke maatregelen om de werktijd van vrtyuweil en kinderen te beperken. Bovendien maakte de regcring een begin met arheidsinspcctie om op de naleving van de nieuwe wetgeving toe te zien. Maar het kabinet maakte zijn belofte om met een compleet wetboek van arbeid te komen niet waar. En van de invoering van hct zogenoemde huismanqkiesrecht - een in het prograin van de AntiRevolutionaire Partid bepleite uitbreiding vaii het kiesrecht tot alle gezinshoofden - kwam al eveninin iet5 terecht.
Patrimonium
De onvrede ovcr de traagheid van het christelijke kabinet nam dan ook tric. Dere onvrede bleef nict beperkt tot de socialistische arbeiders. maar breidde zich ook u i t onder de leden van hct christelijk werkliedenvcrbond Patritnonium. De onrust binnen Patrimonium kwam naar buiten in het najaar van 1890. In Friesland, waar de lnndarkiders zwaar wcrden getroffen door de ayrarisclle c r i ~ i sor, ganiseerden dczc arbeiders 7ich om coIlectieve loonafspraken inct de boeren te kunnen inaken. Maar daar waren de boeren niet toe bereid. In rcaklie op de otiwelw illendhcid van de boeren ontstonden stakingen waaraan ook christelijke werklieden deelnamen. P. van Vliet jr., de vi>orzitter van de Leeuwarder afdeling van Patrimniiiurn, toonde zijn begrip voor de stakers in het weekblad van het christelijk werkliedenverbond. Klaas Kater, de landelijke voorzitter van Patrimonium, verweet het kabinet in het openbaar dat de wettelijke hervormingen vcel te langzaam verliepen. Op de jaarvergadering van Putrimonium vcrweet Kater de politici vaii de ARP dat 7 i j , onder het mom van de anti-revolutionaire politiek, Fteeds zo conservatief mogeIijk handelden. En op de kandidatcnlijsten van de ARP stonden wc1 mannen uit de hogcre kringen die hun werkvolk hongerlonen betaalden, maar dc kleine luiden drongen nooit tol de kandidatenlijsten door, zo hekelde Kater de ARP. De voorzitter van Patrimniiium wenste een andere verhouding met de ARP. in het uiterste geval zelfs een breuk met die partij. Uitvuering van dit dreigement zou ook een scheuring biiincn de ARP betekenen, want de leden van Patrimonium hchoorden rot de achterban van de ARP.
- -
JAARGANG671 14 - 1 I JANUARI 1 992
265
Het eir~devan het Putt-imoniurn-oproer
K u y p r r strloe Kious Kwer, dr voorzitter vun Puir/monium,het C h r n ~ - : ~ ~ - > ' ~Congres : , ~ ~ ~ !E:n het v o o r i i i ~ i c h toer: t er Lezwaur werd gemaokt tegen het nrer op vrkiesbare plaatsen zetten van werirlrederi
Sociaal program Kater hatl een driikniidde1 achier dc hand waarmee hij zijn dreipeinent kracht kon geven. Sinds 1885 had de Leeuwarder predikant 3 . van Andel dc optelling van een eigen sociiial program door Palrimrinium hepleit. En dat sociaal program zou het bodemvraagstuk een centrale plaats moeten innemen. Van Andel en andere Friesc voormannen van Patrimonium waren tot de conclusie gekomen dat dc armoede op het Friese platteland veroor7aakt werd door het gegeven dat steeds minder landgebruikers eigenaar5 waren van de grond waarop zij werkten. Om die reden stonden de spraakmakers van het Friese Pairinionium een vorm vaii landnationalisatie voor die zij hei 'Moz;iiscEi Socialisme' noemden. "Kon in de geest der Oud-Israëlitische landwetten iets gedaan wordcii oin gronden re ontneinen aan hen, die 'hziis aai1 huis en akker aan akker hebben getrokken', en ze in erfpaclit {te) geven aan de Iandbouwende familiën, dan kon 7icli wellicht een krachtig en vrij famil ieleven ontwikkelen, heel de maatschappij ten goede''. Kater had aanvnnkcl(ik niet veel behoefte aun een radicaal sociaal prograni in de trant van hct Friese Patrimonium. Maar in de loop vaii 1 890 ging hij cen dergelijk progriini als een nuttig iniddel 7ien om druk uit te oefenen op dc ARP.
Sociaal congres Abraham Kuyper, de leider van de ARP, dccd pogingen om de verdeeldheid tussen Patrimonium en de ARP in de Rand te hoiiden. In het anti-revolutionaire dagblad De Srandoard ' waarïchuwde hij de 'socialil-oniiandneiilijken' in de ARP. "die het hccl aardig vinden om over de anti-revolutionaire politick ook wat sociale suiker te stríwien, maar die er in d c verte niet aan denken om ooit incit onze sociale eisch ernst te maken'", dat zij wel eens oog mochten krijgen voor het geviiar diit de ARP bedreigde, namelijk dat de lagere klasse als zelfstandige politieke groep zou gaan optreden. Het was eeii spookbeeld voor Kuyper dat Patrimonium met een eigen program als chI.lste1i.jkc arheider~partijnaast en tegenover de ARP zou gaan optreden. Kuypess kans o m het conflict tussen Patrimonium en de ARP te bezweren kwam up de Ruislioudelijke v e r ~ a d e ring vaii Patrimonium, een vergadering die werd gehouden op 10 november 1890. In de veronderstelling dat ds. Van Andel aanwezig zou zijn om het Friese voorste! voor ecn sociaal program te verdedigen, had het bestuur van Patrimonium ook Kuyper voor de Eiuishoudelîjke v e q a dciing uitgenodigd. Kuyper verscheen, maar Van Andel kwam niet opdagen. Bij gebrek aan welsprekend tegenspel kon Kuyper de ver~aderinggemakkelijk naar zijn -
266
-
JAARGANG b71 14 - I I JANUARI 1992
hand zetten. De huishoudelijke vergadering besloot dat Patrimonium zich niet met de opstelling van een sociaal program zou gaan bezighouden, maar in plaats daarvan aan het Centraal Comité van Anti-revolutionaire Kiesverenigingen zou vragen om in overleg met Patrimonium een sociaal congres te organiseren, "teneinde aldaar middelen te bespreken, die bij den tegenwoordigen stand der Sociale quaestie ten goede onzes volks en inzonderheid der werklieden dienen te worden beproefd". Volgens de oorspronkelijke bedoeling zou het congres eind februari 1891 samenkomen. De organisatie nam echter meer tijd in beslag dan eerst was gedacht. Op voorstel van Kater werd het congres uiteindelijk in de tweede week van november gehouden. Kater had namelijk bedacht dat Patrimonium dan altijd zijn jaarvergadering hield. Als die jaarvergadering kon samenvallen met het congres, dan zou dat veel reis- en verletkosten besparen. Breed Het congres zou een manifestatie moeten worden van de hele anti-revolutionaire beweging. Kuyper betrok daarom niet alleen de linkervleugel, maar ook de conservatieven uit de ARP bij de voorbereiding van het congres. Met het oog op een zo breed mogelijke achterban nam de regelingscommissie niet het hele program van de ARP als grondslag voor het congres. Weggelaten werden die artikelen die kerkelijke en andere gevoeligheden konden opwekken. Kuyper maakte deze intentie, een christelijk sociale beweging die zo breed mogelijk zou zijn, ook duidelijk tijdens het congres. Het proces-verbaal van het congres geeft Kuypers woorden en de respons op die woorden als volgt weer: "Toen bij het eeuwfeest der Fransche Revolutie de Socialisten van alle landen bijeen waren, ging van hen de kreet uit: Proletariërs van heel Europa, vereenigt u! Welnu, bij het sluiten van het Congres zeg ik u: Leert den eisch verstaan der solidariteit; verspilt uw krachten niet in noodeloos getwist en krakeel. Protestantsche Christenen van Nederland, althans wat de sociale nooden betreft, vereenigt, zoo noodig hereenigt u! Dat geve de Heere. Enthousiastische toejuichingen; de geestdrift klimt ten top. ,,3 Defensief Kuyper zag het Christelijk Sociaal Congres ondermeer als politieke bliksemafleider voor socialistische invloeden op christelijke arbeiders. In een vertrouwelijke circulaire werd de rapporteurs op het hart gedrukt dat zij het congres moesten laten slagen, omdat men allerwege had beseft " dat de toenemende ontevredenheid onder de lagere volksklasse haar ongemerkt van het christendom vervreemdt, en tot een gemakkelijken buit voor het communistische beginsel maakt." JAARGANG 67/14-
I1 JANUARI 1992
De anti-revolutionaire
leider hield Patrimonium
voor dat
het congres zijn taak zou volbrengen, wanneer het de invloed van het socialisme keren zou. Socialistische historici hebben sterk de nadruk gelegd op deze defensieve functie van het congres. Als het Eerste Christelijk Sociaal Congres al een plaats in de geschiedenisboeken heeft gekregen, dan wordt het vaak vanuit ditnegatieve - perspectief bekeken. Vanuit socialistisch standpunt was het enige concrete resultaat van het congres de erkenning van het recht op werkstaking. Over het bodemvraagstuk deed het congres geen duidelijke uitspraak. Binnen Patrimonium en de ARP werd over dit probleem namelijk zeer verschillend gedacht, en het congres slaagde er niet in om deze verdeeldheid ongedaan te maken. Radicale taal Er bestaat echter wel algemene waardering voor de rede over Het sociale vraagstuk en de Christelijke religie waarmee Kuyper het congres op maandagavond 9 november 1891 opende. Deze toespraak is in de geschiedenisboeken een 'magistrale' rede genoemd. De socialistische historici Jan en Annie Romein typeerden Kuypers rede als 'vervaarlijk radicale taal'.4 En de moderne theoloog H.M. Kuitert sprak goedkeurend over het 'rode boekje' van voorzitter Kuyper.5 De toespraak van Kuyper loog er inderdaad niet om. De anti-revolutionaire leider vergeleek de sociale situatie van zijn dagen met Jacobus 5: 1 en 4: "Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen. Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Zebaoth.' ,6 Naderhand tekende Kuyper bij deze tekst aan: Als zoo krasse woorden niet in den Bijbel stonden, en iemand dorst ze thans eigener beweging neerschrijven, zou men hem een verkapt socialist schelden. De Heilige Schrift is voor wie zijn hope op het geld en de geldmacht wil bouwen, dan ook een wanhopig boek.' ,7 Kuyper hield staande dat niet alleen de rijken, maar ook de armen hun zonden moest worden aangezegd. Maar voor de anti-revolutionaire voorman bleef het feit dat de Schrift, waar ze de arme terechtwijst, dit 'veel teederder en zachter' doet; en daarentegen waar ze de rijke kapittelt altijd veel harder taal spreekt. 8 Oorzaak De werkelijke oorzaak van de sociale kwestie lag voor Kuyper niet in de industriële, maar in de Franse revolutie. Volgens Kuyper had de christelijke religie de mens geplaatst in het kader van de sociale samenbinding van een 'organisch samenhangend maatschappelijk leven'. Maar, zo stelde Kuyper, de Franse revolutie. , 'verbrak die sociale banden, verstoorde dat organisch leven, en hield tenslotte in haar atomistisch knutsel267
werk niets anders over dan het eenzelvig, zelfzuchtig en voor zijn zelfstandigheid opkomend individu'.9 Aangezien de Franse revolutie bovendien de horizon van een eeuwig leven afsneed, moest het individu zijn heil wel zoeken in het aardse, in de geldzucht, de wortel van alle kwaad. De gevolgen waren voor Kuyper duidelijk: "Van den Christus raakt onze maatschappij los, voor den Mamon ligt zij in het stof gebogen, en door de rusteloozen prikkel van het brutaalste egoïsme waggelen, gelijk de Psalmist klagen zou, de fundamenten der aarde! ,,10 Volgens Kuyper kon het socialisme uiteindelijk geen oplossing voor deze problematiek zijn, omdat het zijn wortels in de Franse revolutie had, evenals het liberalisme. De anti-revolutionaire leider voorzag dat de Westerse beschaving tenslotte zou bezwijken, , 'tenzij de christelijke religiue die thans een macht in
het leven is, reddend tussenbeide trede"
11.
Sociaal De Kuyper van het Christelijk Sociaal Congres was meer dan een politieke tacticus die er op uit was om de linkervleugel van de anti-revolutionaire beweging in te pakken. Kuypers radicale taal was welgemeend en paste in de maatschappij visie die hij al sinds 1871 kenbaar had gemaakt.12 Het openbare optreden van Kuyper viel samen met de opkomst van de sociale wetenschappen, een ontwikkeling waarvan de anti-revolutionaire leider goed op de hoogte was. Kuyper zag de mens niet als enkeling, maar als sociaal wezen. In Kuypers maatschappijbeeld was 'het schoone woord sociaal' geen monopolie van de sociaal-democratie, maar behoorde dit woord bij uitnemendheid het christendom toe.l3 Volgens Kuyper lag de oplossing van het sociale vraagstuk "ongetwijfeld - ik diens voor het woord niet terug op den socialistischen weg, mits ge onder socialistisch nu maar niet verstaat het programma der Sociaal-democratie, maar... een van God gewilde gemeenschap, een levend menschelijk organisme, een lichaam met ledematen,... staande onder de levenswet, dat we allen elkanders leden zijn, en dat dus het oog den voet niet, noch de voet het oog ontberen kan." 14 Het sociaal karakter van het menselijk leven zag Kuyper tot uitdrukking komen in de kerk en ook in allerlei organisaties. Dat laatste was voor Kuyper zo belangrijk, dat hij er in een aantekening bij zijn openingsrede de aandacht op vestigde "dat Jezus niet alleen denkbeelden gepredikt heeft, maar ook organiseerde" . 15 Onder invloed van Kuyper verschoof de aandacht van de christelijke-sociale beweging van de enkeling naar grotere verbanden. Kuyper verklaarde de onhoudbaarheid van de toestand van de arbeidende klasse , 'niet uit bijkomstige oorzaken maar uit een fout in den grondslag zelf van ons maatschappelijk samenleven. Voor wie dit niet erkent, en acht dat het kwaad te be268
zweren is door kweking van vromer zin, door vriendelijker bejegening of milder liefdegave, moge er een religieuse, en moge er een philanthropische quaestie bestaan, maar een Sociale quaestie bestaat er voor hem niet. Die bestaat voor u dan eerst, zoo ge architectonische critiek uitoefent op de menschelijke sociëteit zelve, en diensvolgens een andere inrichting van het maatschappelijk gebouw gewenscht én mogelijk acht." 16 Zo werd op het Christelijk Sociaal Congres van 1891 duidelijk gemaakt dat barmhartigheidsbetoon wel noodzakelijk, maar niet voldoende is voor de aanpak van sociale vraagstukken. Sinds 1891 is in het christelijk sociaal denken niet alleen plaats voor barmhartigheid maar ook voor gerechtigheid. Vanaf het Eerste Christelijk Sociaal Congres gaat dienstbetoon samen met maatschappijkritiek.17 De volgende week wil ik ingaan op de problemen die dat laatste met zich meebrengt in de situatie van vandaag. Hans van der Tholen Drs. H.J. van der Tholen (1958) studeerde geschiedenis aan de R.U. te Leiden, met als specialisaties vaderlandse geschiedenis en de geschiedenis van Rusland/Sovjet-Unie. I Deze beschrijving van de voorgeschiedenis van het congres is, tenzij anders vermeld, gebaseerd op A.I. van Dijk, 'Het Eerste Christelijk Sociaal Congres: beter laat dan nooit', in Transparant. Orgaan van de Vereniging van Christen-Historici 2 (juli 1991) 6-10, en op H.l. Langeveld, 'Protestantsche Christenen van Nederland, vereenigt u - althans wat de sociaale nooden betreft. Achtergronden, organisatie en resultaten van het Christelijk-Sociaal Congres van 1891', in: G.J. Schutte (red.) Een arbeider is zijn loon waardig. Honderd jaar na Rerum Novarum en Christelijk-Sociaal Congres 1891: De ontwikkeling van het christelijksociale denken en handelen in Nederland 1891-1914, Cs-Gravenhage 1991) 103-141. 2 De Standaard, 8 september 1890. 3 Proces-verbaal van het Sociale Congres, gehouden te Amsterdam den 9,10,11,12 November 1891 (Amsterdam 1892), 136. 4 Jan en Annie Romein, Eljlaters van onze beschaving (Amsterdam 1977/12) 766. 5 H.M. Kuitert, Sociale ethiek en geloof in Jezus Christus (Kampen 1967),19. 6 A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de christelijke religie (reprint, Kampen, 1990), 14. 7 Ibidem, 55. 8 Ibidem, 59. 9 Ibidem, 20. 10Ibidem, 26. II Ibidem. 12 Een analyse van de opvattingen van Kuyper is te vinden in H.E.S. Woldring en DTh. Kuiper, Reformatorische maatschappijkritiek. Ontwikkelingen op het gebied van sociale filosofie en sociologie in de kring van het Nederlandse protestantisme van de 1ge eeuw tot heden (Kampen 1980), 35-66, en in Jac. van Weringh, Het maatschappijbeeld van Abrahanm Kuyper, Assen 1967. 13Kuyper, Het sociale vraagstuk, 63. 14Ibidem, 26. Kuyper paste dit uitgangspunt zo strikt toe dat hij een tegenstander was van algemeen kiesrecht of van vrouwenkiesrecht en in plaats daarvan het huismanskiesrecht bepleitte. De invoering van het algemeen kiesrecht in 1917 schilderde Kuyper in zijn deputatenrede Wat nu? (1918) af als de overwinning van het individualistische beginsel van de Franse revolutie. 15Ibidem, 59. 16Ibidem, 25. 17 A. Kouwenhoven, kerk 1989),9.
De dynamiek van christelijk sociaal denken (Nij-
JAARGANG 67/14-
I1 JANUARI 1992
dat Kiiyper de Heilige Sclirift uitgebreid aan Rct woord laat. Kuyper heeft ook vandaag nog iets te 7eggcn.
BOEKBESPREKING
Openingsrede van Kuyper herdrukt Het Christeli.jk Sociaal Congres van 1891 is niet in de 1:iatsle plaats bekend geblcven door Abraham Kuypers openingsrede over E l ~ .~or.ialc t vruugsfuk epi de christelijkc, rt'ligi~.De7e toespraak werd kort na het congres in verschillende varianten iiitgegeven. In I892 werd de openingqrede 7onder toevoe~ingopgenomen in het Pi-oc~sI.'Ei-baul van het cungres. Deze versie van dc toespraak was in 1 89 1 ook als afzonderlijke brocliure verschenen. In 1 X91 kwam daiirnanst een brochure uit. waarin Kuyper 3 1 bladzijden inct itantekeningen en literatuurverwijzingen toegevoegd had aan de oor~pronkelijkctekst van zijn rede. De7e aanvullingen zijn een belangrijke verduidelijking van het xociale denken van de anti-revolutionaire voorrnan. W.F. dc Gaiiy Fortman heeft in 1956 echter de opetii ngstocsprsuk onder toevoegingen opgenomen in z i n heiuitgavc van de sociaal-politieke geschriften van Kuyper. Maai ~ c l u k k i gheeft uitgeverij Kok in 1990 gekozen voor een fr)tomecl~anischeherdruk van de variant met de lielangrijkc aanvullingen. De rede van Kuypcr leest na honderd jaar nog als een trein. Kuyper was een taalvtnuoos die in zijn polemieken een affectief gcbruik van beeldspraak maakte. Als hij bijvoorbeeld (op blz. 24) liberalen en cniiservntieven van huichelarij cn zelfmisleiding beqchuldigt. omdat zij nota bene alx aaiih:ingers van de Franïe revolutie - de socialistrsche prediking van revolutie en geweld veroordelen, dan galmt 'Iict dorft dreunen van de valbijl der guillotine' in jc wen na. In de7e heruiigave gaat een kortc inleiding van H.E.S. Woldrin~vvoraf aan de tekst van Kuyper. Woldring geeft informatie over achtereenvolgens de voorgeschiedenis van het Ecrstc Christetijk Sociaal Congres. de levendoop van Abruhiim Kuyper, en de aktualiteir van de openingsrede. Woldrings Inleiding i s in het algemeen doelmatig. In een enkel geval is de inleiding iets te kort. Zo legt Woldring niet uit wat liij bedoelt me( zijn opmerking dat Kuyper kpaalde historische lijnen te makkelijk, en conclusics te vlot trekt (V[[[). Maar dal neemt niet weg dat ik deze heruitgave, inclusief de inleiding van Woldring, íim meerdere redenen kan aanbevelen. HF! sorial~vrraagstuk eia de ~ h r i s ~ ~ l irelijkp gie is gcschikt als een korte maar krachtige kennismaking rnet Abriiham Kuyper en zijn werk. De openingsrede geeft hovendien een heldere introductie in veel denkbeclden die ilc cliristelijke politiek van Groen van Prinstercr tot cn met het GPV hebben beheerst. Een derde reden is
l
Hans van der Tholen Naar aanleiding van: Hef soricik i*rmfi.rriik rii dr chi-iiitel~krrchpir. Redtb hij dc opening vaii her sociaal rorigrps op 9 ~ i o i ~ e r n hIR91 ~ ~ i . XPhoucien door Di-. A . Kuypci., i n g ~ l ~ i clooii H.E.S. !+ oldriii
1
De arbeider is zijn
loon waardig Op 24 mei 199 1 hield de Vrije Universiteit een histnrisch symposium met als titel 'Een arbeidcr is zijn loon waardig*. Centraal cip dit symposium xtond de ontwikkeling van het christelijk-sociale denken eir handelen in Nedcrland tussen 1 89 1 en 1914. De referateit die op het qympcisiurn werden gehouden, zijn in uitgebreider vorm cipgenomen in de bundel 'De arheidci is zijn loon waardig'. Deze bundel, die op het symposium werd gepreïentcerd. staat onder redactie van dr. G.J. Schutte. Tijdens de presentatie typeerde Schutte de bundel als een 'merkwaardig boek'. Inderdaad was het in de ~akbondsgeschiedenictot nu toe ongebruikelijk om - zoalq in tien aitikelen van de biindel gebeufl - het Nederlandse protestantisme, roorns-katholicisme en liherlisme niet alleen onderling te vergelij ken. maar ook nog eens te plaatsen naast christelijk-sociale stromingen in Engeland, België en Duitsland. Toch zijn deze vergelijkingen zinvol. Bij dc organisatie van het eerste Chnsteli,jk Sociaal Congrcs had Abraham Kuyper zich nainelijk laten inspireren door buitenlandse voorteelden. Bovendien had Kuyper in zijn openingsrede opgemerkt dat de Nederlandse protestanten op sociaal gebied nog veel konden leren van de rooms-katholieken. De meningen van de autcurs over het chnstclijk-sociale denken lopen nogal uiteen. Naast christelijke auteurs als Schutte zijn er ook qchrijvers die vanuit hun posl-christelij ke vooronderstellingen geen bestaansrecht zien voor het christelijk-sociale denken. Wie met deze verscheidenheid van meningen om kan gaan, treft in deze bundel veel bruikbare informatie aan.
l /
Hans van der Tholen Nnar aanleiding van: G.3. Schutte (rcd.), Een a r h ~ i d is ~ r:gr? Innn wlunr.d i f . Honderdjani iza Rcrum Noi~arumrn Chrisrclijk Sociunl Congres
I R9E: de mitwikkelin~van Iic? chiistrl[jk-.cocioledcrrkrn rn handrlrn iri Nederland 189791-1914. Uit~everijMeinema, 's-Gravenhage 199 1. 334 b l ~ .prijs , f 35;. .-
JAARGANG 671 14 - 1 I JANUARI 1992
269
KUNST
REMBRANDT EN DE TRADITIE De laiithtc kccr dut cc11 grotc tentoonstelling aan Rembrandt wcid gcwi,jd, was eind jaren '60. O m precies te zijn 1969. In dic lijd hchoordc het tot de goede toon, hei renie van de Hollnndsc baiïik ccn plaats te geven naast een gisiini als Picasso. Mcn kun zijn bewondering voor het verledeii niei sierker laten bli,jkcn dan door te zeggen: ten diepste was Rembrandi. modem. Vandaag. in het posi-rnderne lijdperk, wordt dit gcluid niet meer gehoord. Het was trouwens een apart type waardering om Retnbrnndt modem te noemen. Het hield in, dat nien vooral aspecten van de klassieke kunst beklcintcirinde die de moderne traditie leken te bevestigen. Voor CIC ii(1tie. dat het verleden anders in elkaar steekt di111 Iict heden, waï weinig ruimte. Tnch wa\ niet iedereen zo gericht. In 1969 werd erkend dat dc xit~iatietatnelijk oti7eker was. Dertien jaar eerder, op dc Rcnibr;iiidttcntcionstelitig vaii 1956, hingen er maas liefst 101 wcrhcii. In 1969 was het aantal geqlonkeri tot 24. Dat had tc iniikcii inct ccn verccliuiving i n de vakwereid. Kuiisthistoi-ici wareli gaandeweg minder geïnteresseercl i i i stijl. De nieiiwe belangctelling ging uit naar ietq di11 rindcr iiivlocd vaii de moderne kunst een tijdlang [aboe w;is gcwccit: dc i~ooi.~trllirig En nog icis. Dc hrfrkeiris van een voorstelling. Men hesefle: we Iichbcii iiog haast nlet gekeken naar het werk mal?, het 7 1 ~ hzianhiedt. Bij íle openiiig vaii de tentoonsrelllng in 1969 zci Sir Kenneth Clark: 'De laatste dertig p r /-!in hiiiisthistorici overgegaaiwan stijlkritiek op inteipretiitic: cn 7ij 7ijii zich bewust geworden hoe weinig rundamcntclc vragen over Reinbraiidt beantwoord of zelrs maar gcsieEd rijii."
Christion Türnpel Een jaar terder, 111 1968, was op hct gebied van de interpretatie iets verrassends voorgcvallcn. ln Duitïland promoveerde een Iii~hersetheoloog op Rembrandt. Deze onb e k e n d ~kiinsthistoncus was de eerste die erin slaagde Rembrandt als hisloricscl-iildcr in zijn eigen tijd te laten staan. Dnnrtloor wis1 hij de thernat iek van CEFI aantal schilderijen overtuigend te duiden. A1 binnen twee jaiir vond hij erkenning bij de Koninkl-j ke Nederlandse Acadetnie voor Wetenscliapperi.' Sindsdien heeft men hei Iioofdstuk uit de kunstgeschiedenis waar 'Rembrfindi' boven staat. moeten herschrijven.' In 1986 verscheen onder de bekende titel Rrnihrcrnch een geheel nieuw stanclnnrdwerk op de Nederlandqe markt. Tegenwoordig kent ieder de naam van d e 7 ~boeiende verteller en deskundig-e: Christian l ' ï ~ n i ~ l . ' 270
H e t Oude Testament in de Schilderkunst van de Gouden Eeuw Inmiddels verbond Turnpel zich als hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Met een werkgroep lieeft hij een uniek onderzoek op touw ge7.et, dat in het landschap van de 17e eeuwse kunit nieuwe vergezichten opent. Men brengt een veronachtzaamd bestand van schilderijen in kaart, namelijk die hi5toriestukkcn dic ceii cpisode uit het Oude Teïtament vcrl~cldcii. Een voorzichtige schatting doet vermocdcn dat er ticndiiizenden van zulke 'historiën' moeten zijn. Op de ten~oonstelIing in hel Joods Historisch Museum te Amsterdam zijn hiervan 36 aanwezig. Dat li,jkt w e i n i ~ maar . de catalogus plaatst ze in zo'n breed kades dat er een wereld voor ons open gaat. Kunstenaars zoFen indertijd vee! minder iiit hun duim dan we geneipd zijn te denken. Ze hielden zich alfereera intensief met het gedrukte woord bezig. Hierbij moet 7.0wel aan de canonieke als aan de apocriefe boeken van het Oude Testament gedacht worden. Daarbij komt de Statenvertaling uit 1637 als laatste aan bod, alleen aF otnclai het even duurt voordat zo'n bron - hoe gezaghebbend ook in die tijd - z'n effect krijg op de traditie. De7e traditie groeit in de Republiek al kort na 1600. Ze steunt dus op aridere bijbeluitgaven. Maar ook op commentaren. Veel te weinig is volgens Tiimpel onderkend dat er iiaast de hijbel nóg een bron algerneen en intensief hetiut wordt: de Joodse Hisrorien van Flavius losephus., Keer op keer toont hij aan dat bepaalde accenten in kunstwerken op deze bron teruggaan.'
Beeldtroditie Die traditie was trouwens niet alleen eer1 zaak van woorden. Zwaarder woog voor de kunstenaars vaak iet5 dat wel zeer óninodern aandoet: de traditie van afbeeldingeli. En beelden waren er in inenigte. Al in de middelecuwen waq het Oude Testament naar vrijwel al z'n facetten gc'illu~treer(boekverluchting). V ia prentenbijbels werd dit heeldinateriaal populair.b Met de Reformatie veranderde er in stimmigc o)pzichten weinig. in andere veel. Er kwam nict al leen ineer van dil soort uitgaven op de markt, de illustraties werden ook vanuit een ander gezichtspunt g e k o ~ e nen geordend. In plaats van de typologische bcnadcriiig kwiim de heilshistorische. (De eerste benadering koos voorvallen die - ferechi of ten onrechte -gezien werden als zype van het lijden en sterven van Christus of als voorafieelding van de Mis, of van het leven van Maria. enz.). De historische belangstelling van de Reformatie bracht iets nieuws: de geJAARGANG 67/14 - I I JANUARI 1 992
wonc, chríinol(igische orde. Men graveerde uitgebreide 'vervolgverhrilen'. Ze waren te vinden in prentenbijbe!~, maar \verclen ook als lowe prentenreeksen uitgegeven. Wie bedenkt dat er ook prenten werden gemaakt naar originele schilderijen van bijv. de Italiaanse Renaissance. beseft dat de kun5tenaar van toen beschikte over ccn enorm arsenaal van motieven. Uit dit ~ r u f i s c hfonds ~ stelde hij zijn gcschiJdei.d~repertoire samen. Deze trilditie is niet alleen intereqqant, 7e inaakt nok ovcr de eeuwen heen communicatie mogelijk. Na bijna vierhondcrd jaar laten de voorTtellingen zich nog identificeren. We ' l e ~ e n 'ze geboeid. Werkplaats in gildeverband Om liet beeld van deze traditic wat te compIeteren, dient de aandacht gericht tc worden op de maatschappelijke inkadering van de kiinstcnaar. AIS knaap van twaalf of dertien jaar kwani ccn jongen die aanleg getoond had, in dienst bi,! ccii mccstcr-schilcler. Daar leerde hij verf bereiden en allcrhiindc kliisscn verrîchten die bij het ambacht hntirdcn. Wanneer hij het tot gezel bracht mocht ook hij bcginncn inci bchilderen. Niet een beetje voos zichzelf, maai. - o. schrik voor de moderne geest - in het schilderij vaii de meester. Eerht wilt bijwerk. Dan belangrijkere parti jen. Tenslotte vrijwel het hele werk, waarvoor de meecter - nieiiwe schrik ' een opúrachr had aangenomen (al werd ook voor de vrije niarkt geqchi1dei.d). Voor dit wcrk en de verkoop ervan moest meli 7ich houdeii aan dc rcgels van het gilde. Tenslotte tekende de nieestci. vuur het eindprodilct. ook als het (vrijwel) geheel door zijii Iccrl ingJge7el was ui%gevnerd.Doordat men vandaas meer begrip heeft gekregen voor deze ambachtclijkc cn maaischappelijke kader<. zi.jn tiieuwe vragen gerczen. Allereerst tiatuurli.ik de vraap of dit patroon ook geldi voor een getiie. Sinds de Roinsintiek kunneri we ons mocilijk voorstellen dat een grootmeester 31s kernbrandt zich uan zulke kaditonele procedure? onderwierp. Werkelijke grootheid beqtaat toch dui
Leermeester Last man De tentoonqtellingen die np dit nioment in ons land gehouden worden zijii elk op zich al nieuw. Maar helemaal uiiiek ir de combinatie. Door hct zcldzatim gelukkige samentreffen, kornt Renibraiidt mcer dan ooit naar voren als iemand die nct als clk aiidcr jong mens de weg van zijn eigen tijd heeft afgclcyd. Op de expositie in Lcidcn zicn we Rembrandt van Rijn samenwerken inct de cvcn bcgaaide Jan Lievens (die vrocgcr vooi. ccn Icerling gehouden werd). In de cataloJAARGANG 67114 - I I JANUARI 1992
,.'r::: .
b-".
::
r
j ;:::::,,;,,
'
:".. I;Cr
,,,C,,
j,tj,i?l;<:"~,
: !. .
;
, . .:
:,
tenioo!!sic/i!ng iri li(::.joods Hisrorisch Museum)
giis wordt breed aandacht ge~clionkcniian liei feit van de vroeye ontdekking vati het getalendecrdc duo d m r Constantijn Huygens. de secretaris van stadhciuder Frederik Hendrik. Dit feit weenpreekt o.a. de lesendc van de miskende Rembrandt. Huygens zag mctccii in, dat hij met een geniaal ctel te inaken had. Hij aarzeIde niet te erkennen dat dit tweetal a1 op jeugdige leeftijd dc fi~kkelvan de kunst had overgedragen van Italië op de Ncdcrlanden. Aan deze erkenning zit echter ook een anderc kant. Huygens romalitiseerde van meet af aan h~intaIeiit. door hen voor te tellen al4 eenvoudige jongcns: een zoon van een naaldwerkei. e n een zoon van een molenaar. Letterlijk schrijft hij: 'deze twee daiikeii iiiets ,aan hun feemeesters maar alles aan hun aanleg1.' Hij heeft er te weinir oog voor, dat deze jongens na hun Lcidse leertijd beiden in Amsterdam een vervolgopleiding kregen bij de FrontTte toenmali~ehi.;torieschilder. Pieter Lastman. Hoeveel ze aan hem te danken hebben, kan men vandaag 7elf inschatten door de Lxtstinan-tcntrionstellin~ in het Kembrandthuis te gaan zieii en dc ciitnlogus eivan door te ne-
men. "'
I
,
Leermeester Rembrandt Ln het Amïterdamsc Rijksmuseum keert dit soort prohlematiek in gecnncentrcerde vorm terug. Daar wordt niet gekeken naar Rembrandt als leerling (van Lastmail) maai. naar Nicolaes Maes, Samuel van Hoogstraten, Carel Fahritius en andere bekende schilders a l ~leerlingen (van
Af3
7 Rcmbmndt, Hct ofcr von Ahrr~cium,1 b35 (Op de ren toonstc!/,ng in hct Ryksrrirrsciirrij
A@. 3 leerling, Het offer von Abrnhom. 1ó3ó (Op de ter; toonstei'lingin het Joods H~i.;t.Mus.)
Rembrandi). Wanneer Rentbratidt op het toennialige pzitrooii $een uitzonderin9 vormde, heeft hij immerï net als iedere dildere meester leerlingefl op z'n atelier gehad. Eiz Rembrandt iniiakte geen wezen1 ijke uitzondering. Onk hij irad ioe tor het St.Lucasgilde en ook hi.1 had jonpei~s re2eii een bepaald jaargeld in de leer. Ook zij11 atelier krijgt daarmee het karakter van eeri werkplaats. of, zaals anderen willen: eet1 ucadesnie." Gezien de enorme invloed vrin deze kunst-opleiding is e r ruimte voor een uitdrukking al5 de 'school var1 Rembraiidt'. Het hete hangijzer is vandaag de vraag: welk werk is van de hand van Rembrandt en welk werk is van een Iccsling? Of sterker nog: in welke iiiate is een bepaald werk van een leerling en hoeveel of weitiig voegde de ineester daar aan toe? Speciaal het Renibratidt Research Project heeft zich, al qinds 1468, toegelegd op de prnblematick vali toeschnjviriy er1 afschrijving. Men denkt nog jaren nodig te hebben voordat een definitieve scheiding vitn echte Reinhrsindts, stukken van leerlingen, navolgers, kopieen en vervalsingen zal xijn vtiltonid. In zijn toelichting Iiij de persconferentie in het Joods Historiqch Muïeum stelde Christian Tuinpel dat we er goed aan doen ons de gang van zaken t i p een atelier voor te stellen alï bij een inodern iiistallatiebedrijr. Als we de fir-
bcllcil stuurt die een monteur. Die k1,wi.t lict karwei, tcrwijl naderhand de bedrijfsleider er garant voíir hi;iaL. Dezc Inntste neemt het werk alï het ware voor ciycn rekening. Hij schri,jfl de rekening. op zijn naain. mil
Drie maal 'Het offer van Abraham' Om d e ~ egang van zaken te illustreren hcb ik drie maal als thema HP! qfffc.1.vnn Ahrahcrm gek07.cn. (AT en toe staal er 'Het offer van Isaak'. Bedoeld zal zi-in hel ofi,i.en van Isaak)." Op de eerste afbeelding 7ien wc I-ioe Pieter Lastman, die in Italië studeerde. het thema vormgeeft in een schilderij van omstreeks 1 6 12. Daarhij heeft Lastman verschillende elementen ontleend aan dc Italiaan Cnravaggio, die zich rond 1600 met dit thema heeft beziggehouden. De tweede afbeelding laat zicn hoe véél Rembrandt nog in 1635, tot in details, aan zijn vroegere Ieermeester ontleent. Tegelijk legt hij ~ u l k enieuwe nccenten dat psychologi~clien artistick een enorme verdieping plaatsvindt. De derde illustratie lijk1 op het eerste _gezicht een kopie van de tweedc. D c ~ eweid op Rembrandts atelier geschilderd door ccn leerling. Maar er i? ook een opvallend nieuw element. Dc eiigel komt ditmaal vail de andere kant. zodat Ahraliain hem niet kan zien aankomen. Hierdoor wordt het vcrrassingselernent vetsterkt. JAARGANG 67114 - 1 I JANUARI 1992
Ri,j dit laat\tc weik\tuk d r i n ~7icli t de vraag op: veranderdc (FF leerli lig 7o'n lielan~ri~jli oiidcideel np eigen houtje? I lct aiitwtitird i.; wc1 ~ c k c r Hct . nioct selicurd 7i.in op aann i,jriiig vziii Rcnih~inrit.Dc niccstcr hccft cip hct schiEdcrij L ;in ~ ' Iccrliiig n cigciihai~digI~ctvol ycndc necrFcpcnsccld: 'Reritbrandt - ~criitidert- En ovcr~eschildert16%'.
~leiitelliggen tot het verstaan van dc cliristcli,jkc inhrcng in de klaïïieke twditic.
Bc\prtihcn vtilycirctc: Amsterdam: tciiloon\icllii~g'Hci Oude Testainent iri de Scl-iilderkui~~i v a n de Gouden Eeuw'. Jood\ Hirtori\cli Miiseuin. t/m 13 (lpril 1992.
Echt of onecht?
-
I-licr rijsi ccn ir;i:ig ivaitr cins IOC ceiiwsc hewuïtzi-jn cien tijk nici Icyeii cipyewiisseii ih. Hebben nii i.i:cl ( i r niei niei cen L'C\IIC Rcrii hraiid~ic doen? Mei1 ztiu kiinncn zegFen: liet is volkoiiicii diiidcliik tliil het ccn wci-k van een leerfin2 is. Laiii rlil liistui-icsl~rktl~ismxii- verhuizcir ilaar denMe1iri~'lc:cslili~cn'. hlet eïeiivccl recht kan echter geqteld wurtlen dar her een Keriihr;iridt i k . Altliiinr. de meester tekende er voor. Of trioereii we d i e 4griiiii!~irslechts zieri als het firmli5tempel (zie liet vtioilieeld vriii het iiistal latiebedi-ijt.)'! Toch i s duEcicli,jk dat cr tireer ;ian de I3;ind is. We Inogen aanriemen d:tt nict ~illceiidc noi.spronkelijke coriipositie maar ook Iict Iiclc idcc va11 de i n p e p aati Reinhrandts brein is oiirsprcitcii. Zcindcr iwi,jfcl is 1ii.j nok vaii de kopic ('twecdc st;iat"!) de nLir.rrir intt~llrr~tiiali.c. clc gccstelij kc vader. Dit socirt v;idcrscli:ip is iet5 dat iiict strcicikt met rins hiiidiFe ~ c v o e lViin iiiiihcniicitcit rif cclitlicií2. Wc iviklcn dat een kiinstenaiir titik lijfelijk de vader is. We vinden dat elkc pciisccls~i-cckviiii Rciiihrandt behotirt te zi-in. 'Echt' is vcirir ons 'cigcnhandig'. Tcyclijk is duicfeli,jk dai dit doek nerycnï andcrs liccft kuiincn ontstaan diin op hct iitclirr v;in Rcliihra~idtcn onder dc directe hcadeniiiig van dc niccstcr. Wiiniiccr dii werk wordt Clti~cschrcvcnals ccii Rcnihrandt, incicn wc dan iiict inct ccn 20c ccuwïc n~aat?Zockcii wc daii iiici rlc '~iiivcrc' Rcinhrandt 7nalr hij nooit liccft hc\t:iaii'? Hct artirticlc Iietiri,jf wa:, rlcsti,jdr ccn m a k van ?crneeiiïcfi:iplicl i j k u crkcii in eeii peineeiiïcliappelij ke traciitic. Mct de Vcilichtin~ komt het in-viijheid-rchep17~1rIc-inilividuop. DC Ron~ailtickvorst hier dc cultii\ vaii het cicirïl~roi~ kclij k-nioetcii-7i,jn aai1 toe. Dc/c cis vcrplicli t dc Iicitiyhcy;iafílcn tot sclieppen in eeii7a;iinlieid. (Wcc dc niiddclniiiti~bc_«ii:ifdcn.rlie cr niet in ïlagcn hiin c y c n k:idcrh te vtiriiicn).
I
Lcidcn: i c n t o u n ~ i e l l i n'Rernbrnntlr ~ & Lieven?, 'eeti jati: cn edel schildersduo', Siedelijhe Muwn Leiden, tliri I maiiri 1992.
Amsterdam: tentoonstelling 'Preter h t m a n . leermccstcr van Rembrandt'. Mu\euin Het Reni- hrandthuiï. t1111 16 febiuari 1902. Atn~teidam:tentoonïtelliny 'Kenihrandt en ~ i j nwcrkplaats'(de meeïter e n 7ijn lccrliiiycn). RijL\miisciim. schilderi-jen i j m 1 maai-t 1997. tckcnin~cnrlm 19 ,janiirrsi 1992. I TijdschriF~ TP (TrcCp~iniv a n ïiilt~iui..rccrcniic ct1 r~iw~ifïch:ipvlijli werk3 okitiher 1969. p. 3. Kcnricth Clark had kon rcvnrcii ccn hrlaiigriik c bijrlr;i_oegelevei-d ;inli her niir7enu1venv a n (Ie l e ~ e n r l e\,;in Re11ihr:iticli ; i l u iinri-kl;i+\iek kiin.;ten;iar. met l i j n hoek h't.iirhrcirrdr ciiirl rli(, I/riliciir Rcriuiisrriic-c. Loridrin 19hb. Hij krccy de 'Dc Jong vun Rcck cn Doiik Prijs'. %iedc Kciwnliltiiir_iiive. Cliriïiian Tiinipel. Hrnihi~ciiitlr.Hanihui-p 1977. p. 157. Letledijk pebeurtle dit hij rle herdriib (nulIrint 1 1.7 Kiiln 19%1 1 vuri J;in Rialocincki. Cri1 irnd ILrirrri~i~u/~lirr. 5ti~rlienriir Kuncini\ccnsctinCi.
Dresden [Yhb.
'Chnst1;in Tirrnpel. R~nihi-~iirrlr.Arrisicrdnm iBcctitl 1'IXb. r %iehet opstel v:iii 'l'iinipcl uver de i.ecclitic i.iiii Fl;ivili\ Iri.;cphu\ i n rlc c;italnpiis 'Ilet Oiide Testament i i i de Scliilrlcrk~inïiv:tn de Ciri~irlcn Ee~ru'. ZwriIlelAm\irrdain/Jcru~;ileni 1'19 l . cri dc rloorpa:inde lijn van rle itwkichiiny in rlii "handhocl,'. " Al\ 5. p. 190 (nriril X ) Iii 1968 zorfdc ooh .l..% Ctlinieii\
voor een doorhr:i:iL in her Remhraiidtoiidcrzocl;. Zijii studic Ilrmhi~rrirtlrril clr r(,xrls iwii clr kirji.tr ivertl Iicrclrukt alc deel 7 v;in de Vcr/.nmcldc ivcrkcii. i\tnstci,tlain 1979. k u n h i > c l i r i i i 91-h. p. 29/30 '' Cat. Rrinhr-uiitlr R. I.iri,riii iii Lrir/t,ii. 'ecn ion: cii cdcl ccliildcrxliio'. ZxvolleJLciden 19C)I. p. I 10. l " Car. Prtvtv Lrrsrinriii. le~m~eeqrer \,;in Renih~inrlt. Am\irrthrn/ Ziicillc 1491. l'
Vervolg gevraagd Zci\vcl ilii kief Reiiibriiiidt Rc\carcli Projcct al5 iiit studics in de trani van TUmpel blijkt. dar we op weg ~ i j nnaar een nieiiu beeld van Rembriindl en ti,jn tijd. Wat in dit artikel werd aangestipt, is maar een fractie van de oritwiklielirigeii. Allerlei onderdelen vragen om afzonder! 1 1 ke Eiesprekirig. of verder onderzoek. Zeker zal he? nodig 7ijn ons heeld vriii de Oud Tertarnenti~cheschilderiiigen aan te vulleii met in7icht in de Nieuw Teïtamenticche \tukkeri. Ilaaihij 7ai liet eer1 7ank van gewicht bIidken, te peilen hoe iii de Gniiden Eeuw de i.rk(~rirtuTTen het Oude en het Nieuwe Teïtament weid pe7ieri. Ilaar kan een belanyri-ike p p P
-
P
JAARGANG 671 t 4 - I I JANUARI 1992
Er a i x i i
r i c i ~ccri
icritoonhicllinf tc koincn ondcr de titcl Kriiiliroiiclr'.~
Aron'cnt!. ('5-Gni\:enhagel. 12 Vgl. voor her thenia 'Het ofrei-van Ahrahani' dc caial(iyi Rcnihi-iriidt. cll. nirt*srrri-E I ? :ijl7 H.PI-L~FUOI.\. sc111ldcrijrn. p. tX2J 183. PI PIP^ I~irrnrnii. Irci-nir*c,ir~i-i r i i i Rrnrhr~rrritlr.p.M-h0 cn Her Clirdr 7i~.~1r1iiiciir i i i cir
Srliildri-X-irriíri,ori d~ Goirrl~iiEririi., p. 157- 1'59 cri p. 2 I X / 71'4.
Boekhaiidel Kcizcrs~i;?nra u Holtcrdom T r i O 10-4820488 T I 01 0.1821 311 Ksriiooruakhnndel K ? I ~ P T % W O73 BT~ Kanioorinrichtinq Gebroken 7.leeldrlk 123. Barerdraen1 Tel. 01806-19734 Faxnr 0104793699 Rotterdam Faxnr. OiBGS.2ii65, ~sicndrechtJ
--
111 I l'
p
273
PE
De pil des doods De zaken van leven en dood mogen in onze samenleving niet uit de discussie verdwijnen. Nu ongeveer een maand geleden verscheen het rapport van de commissie-Remmelink over de euthanasiepraktijk in ons land. Het kabinet combineerde hierbij aansluitend in één wetsvoorstel twee tegenstrijdige beginselen. Euthanasie blijft strafbaar, èn: artsen die zich in hun euthanasiasme aan bepaalde eisen van zorgvuldigheid hebben gehouden, hoeven niet maar
kunnen wel worden vervolgd
-
daarover beslist de offi-
cier van justitie bij wie de euthanasie behoort te worden aangemeld. Roelof Janssens raadpleegt hierover de socialistische criminoloog dr. C.J.c. Rutenfrans (Koers, 22e jg., nr. 23, van 22/11/91): 'Voor mij overheerst toch duidelijk het element dat euthanasie in Nederland nu mogelijk wordt. En dan niet alleen vrijwillige euthanasie waarbij een patiënt er expliciet om vraagt, maar ook die gevallen, waarbij de patiënt er zelf niet om gevraagd heeft. Ook deze gevallen vallen volgens de kabinetsvoorstellen onder de meldingsprocedure. Hiermee wordt toch een soort goedkeuring vooraf gegeven. Dit heeft in mijn ogen eigenlijk niets met euthanasie te maken, juridisch is het gewoon moord of doodslag. Een bepaalde categorie wordt niet meer door middel van een verbod in het Wetboek van Strafrecht beschennd. In het algemeen wordt dit voorstel ook al zo geïnterpreteerd: euthanasie mag, zij het onder voorwaarden. Maar in de praktijk komt het er, denk ik, op neer dat artsen kunnen doen en laten wat ze willen.' 'Meldingsplicht zegt volgens mij bovendien weinig. Je kunt als arts toch gewoon in het formulier een natuurlijke dood invullen, een kwestie van routine. Als een arts twijfels heeft over de vraag of zijn behandeling juridisch wel door de beugel kan, is het voor hem altijd mogelijk om er zo onderuit te komen.'
Het voorstel is een politiek compromis. Toch wil Rutenfrans het niet aan de politiek wijten dat het zover gekomen is, eerder aan de rechters. Hij vindt het de moeite waard terug te keren naar de daadwerkelijke strafbaarheid volgens de wet. Daarvoor is z.i. nodig dat de rechter elk concreet geval beoordeelt. Maar is dat mogelijk, nu de praktijk zover van de wetgeving is weggegroeid? 'Ik denk dat zo veel wordt geredeneerd, maar ik betwijfel of de mensen beseffen wat op de lange tennijn hier de consequenties van zullen zijn. Ik denk dat deze discussie nooit is afgelopen, omdat er namelijk steeds weer gevallen aan het licht zullen komen die ook buiten deze regeling vallen. Omstandigheden die ook onder deze meldingsprocedure het daglicht nog niet kunnen verdragen. Het probleem is echter dat je afhankelijk bent van het feit of bijvoorbeeld familieleden bereid zijn het aan te geven. Ik ben verder benieuwd hoe - om maar wat te noemen - de reactie van de Duitse justitie zal zijn als ze er achter komt dat een Duitser in Nederland onvrijwillig is geëuthanaseerd. Ik vraag me af hoe het Europese Hof hierop zal reageren. Ze zullen
274
zich er vroeg of laat over moeten uitspreken. Het is immers een gegeven dat Nederland in Europees verband wat euthanasie betreft sterk uit de pas loopt.' 'Het argument van het hellend vlak acht ik in dit verband wel degelijk op zijn plaats. Prof. Dessaur en ik zeiden in 1986 al dat het toen nog om vrijwillige euthanasie ging, maar dat binnen afzienbare tijd er ook gevallen van onvrijwillige euthanasie zouden komen. We werden toen weggehoond. Het doden van mensen die daar niet om verzocht hebben zou nooit voorkomen. Nu blijken het 1000 gevallen per jaar te zijn! Het kan natuurlijk nog veel erger, maar er wordt nu al door sommigen voorgesteld om bejaarden maar alvast een zelfmoordpil te geven, zodat ze zelf het moment kunnen kiezen.'
Serieus? Dat is toch extreem? 'Ja, misschien nu wel. Maar het gevaar is levensgroot dat dergelijke ideeën steeds meer aanvaard worden. Het einde in die ontwikkeling is volgens mij nog niet bereikt.' 'Onze openheid heeft aan de ene kant wel zijn voordelen, er kan bij ons bijna overal over gediscussieerd worden. Maar aan de andere kant is het ook gevaarlijk. Er ontstaat zo snel een sfeer waarin alles kan en gemakzucht in de hand gewerkt wordt. Neem nu die zelfmoordpiI, als die daadwerkelijk wordt ingevoerd, krijg je bijvoorbeeld toch dat mensen die in een depressieve bui zitten, zich te gemakkelijk van het leven kunnen beroven, en eigenlijk daartoe gestimuleerd worden. Eerst abortus, daarna vrijwillige euthanasie, dan het niet meer opereren van een pasgeboren mongoloïde babytje, dan demente bejaarden een zelfmoordpil: waarom niet iedereen meteen maar zo'n pil? Het niet doden van mensen die dood willen is het kenmerk van een niet-totalitaire samenleving. Het doden van mensen die dood willen is de totalitaire samenleving. Dat is het uiterste van het proces dat we nu zien plaatsvinden. Sociaal-cultureel acht ik dit voor Nederland dan ook een uiterst trieste zaak. Totalitaire dreiging van buitenaf is weggenomen, totalitaire dreiging van binnenuit is levensgroot aanwezig. Ik weet het, ik klink als een onheilsprofeet. Ik hoop dat het meevalt, maar voor die hoop is geen reden. Er zijn geen garanties meer, geen controle. Artsen hebben feitelijk vrij spel.'
Voor Rutenfrans is de overgang van vrijwillig naar onvrijwillig dus een geleidelijke, geen principiële. 'Je weet immers toch ook niet hoe uiteindelijk een verzoek tot vrijwillige euthanasie tot stand komt? Mensen kunnen ertoe aangezet worden. De vrijwilligheid kan nooit gegarandeerd worden en ook nooit achteraf gecontroleerd worden. Veel druk wordt nu immers stilzwijgend uitgeoefend. Ik heb eerlijk gezegd in die vrijwilligheid weinig vertrouwen. Juist omdat het zo menselijk is om bewust of onbewust druk uit te oefenen, is euthanasie in het verleden strafbaar gesteld. Maar die bespreekbaarheid van onvrijwillige euthanasie is inderdaad heel onrustbarend. In 47% van die 1000 gevallen vraagt de familie er om, bij de rest doet de arts het op eigen houtje. Maar in 140 gevallen van die laatste gevallen was de patiënt nog in staat om er overleg over te voeren. Deze mensen worden dus geëuthanaseerd, terwijl ze tot communiceren in staat waren! Dat is toch gewoon moord.'
Het onderscheid tussen wat past en niet past staat onder zware druk in onze samenleving. Hoe meer het in ongerechtigheid ten onder wordt gehouden, hoe sterker de neiging uit te gaan van wat mij/ons past en wat mij/ons niet past, en dus ook: wie mij/ons past en wie mij/ons niet JAARGANG 67/14-
11 JANUARI 1992
past. Hier ruït Pict, hij paqte niet. Ruteiifrans zelf heeft als uitgangsliunt 'dar in wezen het l c v r n van elk jndividri oneindige waaide heeft'. Mieinalid kiin de kwaliteit vaii e e n mensenleven bepalen, ook dc mens zelf niet. Sc kunt er geen oordccl over vellen.
-
J.A. Knepper sr.
'Jc kuni niei zeggen dat icmand die mangoloïdc is, cen Iiìsere b~st~ianskwaliteit heeft.' 'Bovciidicn t...). iils je viiidt d:it cen mongooltje geen leven hecft. dan is Iiei p a a i . niet dcnhthccldig dat dat ook voor kinderen Faat geldcn die in ren volstrekt asnciiwl milieu opgevoed wnirlcn. En hlr,~rr.sis. een jul-istciihl:id voor vrouwcii, koint hinnciikrirt een ariikel. wniirin ici3i;incl stelt dat etkc xwuiigeie vrouw eipciili,jk van overheidswepc bcgclcid oir moeten woideti. Als hli-ikcn 7riu dat die zwangcrc vrouw in een milieu vcrkeeii dat e r op duidt dat hct kind alleen maar een clngelukkige toekoiiiït tcgcmriei gaat, nioet zc dcsnoods maar gedwoiigeii woi'dcn tot uhortils. Dat wordt scricus voorgesteld!'
PASTO, .R.AAL ,.
I
Gemsenteopbouw in de rond het jaar 2000
praktijk ,p
Hoe furict~oneertde kerk
O
a l s organisatie? Wat gaat er mis en hoe kunnen we
0
dat voorkomen? Dit boek helpt elk gemeentehd zijnlhaar steentje bij t e dragen aan het geestelijk huis waarin wij mogen wonen.
Een saiiienlevinp die vrijwillig 0VeI"gitRt lot het doden van niensen dic niet willen qterven. Wat heeft een foetus te wil leii'? Wat Iiccft een zieke hejaardc IC willen? Een abortuspil. e e n zclfmticirdpil - nog evcn cn de dood is vollcdig aai1 het volk cn her recht volledig gedemocratiseerd. Oftewel: het wildc, maar vri,;e Westen.
1
I
Een geestelijke huis van levende stenen
152 pag , paperback, f 16,75 Verkrijgbaar in de boekhandel
Leest u DE REFORMATIE van een ander?
Neem zelf een abonnement voor maar f 45,25 per halfjaar Vul onderstdande bon in cn stuur hem in een open envelop zondcr postzegel aan De Reformatie, Antwoordnummer 10,4460 VB Goes >
Of bel even: O I li 00- 1 559 1 .
I
.
-
-
"
-
.
.
-
.
-
.
-
.
-
"
-
-
-
.
-
.
-
.
-
.
-
-
-
-
-
.
-
-
-
-
-
-
.
-
m
7
-
-
-
-
-
.
.
-
-
-
.
-
-
-
-
-
.
-
Jo, i4 wil voofluun Dr Rerormarje elke wcck ,n myn brievenbus
I
I
i
Naam: .....................,..,.,..,..,
,.,..,..,".,",..m..m..
I
. . ,.,..,..,., ,.,..,. I
l
Adres: ...........,.,..,..,..,....,..,..,., ,.,.,,.,,.,..,., ,.,..,.,..,..,., ,.,.,..,..,..,.,..
l
Posrcode: ...........
i
Woonplaats: .................,.,,.,..,., . . ...,..,.,,.,.,,.,..,..,.,..,.,,.,..~..~.~..,.,,.,..,..,.,..,..,..,~,,.,..,.,,.,~.~.~~.~..~.~~.~~.~.
Ik wacht met betalen op uw acceptgirokaart.
JAARGANG 67114 - I I JANUARI 1992
,.,..,.,,.,..,.,..,..,., ,.,,.,..,.,,.,..,.,,.,,.,..,",
,.,
,.,..,.,..,..,..,
,.,
! 275